GROEP 6 TAAKBRIEF 1

GROEP 6
TAAKBRIEF 1
Begrijpend lezen
Rekenen
Rekenen

Blok 1 en 2
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Oefenen telrij tot 10.000 bv: …….-5463-……..
Optellen van geldbedragen en aanvullen tot €
10,Vermenigvuldigen en delen, sommen van het
type 6 x 28 en 120 : 5
Herhalen analoge en digitale tijd.
Herhaling lengtematen: mm, cm, dm, m en km
Handig rekenen: x en : bv: 10x 18 = 180 dus 5
x 18 = 90 (de helft)
Schattend rekenen:621 + 292 is ongeveer 900
Grote getallen samenstellen: wat is de 2 waard
in het getal 3245.
Herhaling begrip oppervlakte en introductie
vierkante centimeter (cm2)
Verhoudingen: toepassingsituaties. Bv.
kind 1
2
6
10
30
40
taart 3
6
18
30
90
120
Oefenen uitspreken en noteren getallen tot
10.000
Kolomsgewijs optellen.
Bv.
679+223= 679
223
600+200= 800
70+20=
90
9+3=
12 +
902
Delen met rest: 29:5= 5 r 4
Deelsommen type: 2400:6=
 24:6=4
 240:6=40
 2400:6=400
Jaarkalender, verjaardagskalender en
jaarplanner.
Meten, wegen: kilogram en gram
Handig rekenen keersommen: 1x meer/1x
minder
Bv.
19x40=760
20x40=800
21x40=840
Schattend rekenen, optellen van geld.
Lezen plattegrond van een bouwsel
Handig optellen: 25 + 13 + 7 + 5=50
Vierkante meter (m2)
Handig rekenen: (helft/dubbele)
Positioneren getallen (waar ligt het getal het
dichtstbij?)
Bv. 7005 6000 8000
Vermenigvuldigen en delen met factor 10
Interpreteren en samenstellen van een
staafdiagram.
Getallen tot 10.000 afronden. 5331 -- 5000
Plaatsing getallen op getallenlijn (tot 10.000)
Tempo tafels oefenen
Aftrekken tot 10.000, kleine verschillen
Meten: millimeter, deciliter, liter





Voorspellen
Ophelderen van onduidelijkheden
Vragen stellen
Relaties en verwijswoorden
Samenvatten
Iedere week staat per toerbeurt één strategie
centraal.
Nieuwsbegrip rekenen

Elke week als extra taak nieuwsbegrip
rekenen. Waarbij begrijpend lezen een
belangrijke rol speelt.
Technisch lezen
Deel E6:
 Woorden met -isch (hysterisch)
 Woorden met -ance- (ambulance)
 Woorden met -ai- (/ee/ rails)
 Woorden met -oa- (/oo/ goal)
 Lezen van woorden met ‘s (‘shirt)
 Lezen van woorden met -g- (/zj/ garage)
 Lezen van woorden met een trema
 Lange woorden met leesmoeilijkheden (
auditiewedstrijd)


Lezen van woorden met de -q- (aqua)
Lezen van samenstellingen met een
klinkerreeks in het midden
(operatieassistent)








Lezen van meerlettergrepige woorden
met -th- in het midden (marathon)
Lezen van woorden met -ou- (enthousiast)
Lezen van woorden met -a- (playbacken)
Lezen van woorden met -è- (crème)
lezen van woorden met -c- (/s/ /k/ circus)
Lezen van woorden met trema (skiën)
Lezen van woorden met -ou- (/oe/ couplet)
Lezen van woorden met -ch- (douchen)
GROEP 6
TAAKBRIEF 1
Taal



Thema
o
o
o
o
o
o
o
Thema
o
o
o
o
o
Thema
o
o
o



o
Thema
o
o
o
o
o
o
Thema
o
o
o
o
o
o
Thema
o
o
o
o
1; De bezem erdoor
Informeren van elkaar in een klassengesprek
Probleemoplossend bezig zijn
Begrippen rond schoonmaken, bv spons en zeep
Samenstelling als uitvegen, aanvegen enz
Begrippen zoals gidswoord, opzoekwoord en betekeniswoord
bij woordenboeken
Woordenboekgebruik aanleren
Verhalen ontwerpen met neologismen
2; Mag ik het zout even
Luisteren naar een voorgelezen tekst
Onderwerp benoemen in een tekst
Begrippen rond smaakmakers, bv peper en paprika
Betekenis van dubbelwoorden met daarin koel
Leren aantekeningen en beschrijvingen maken van een
voorwerp
3; Wat een familie
Begrippen rond familie-relaties, bv neef en oma
Betekenis van woorden vanuit context opzoeken in
woordenboek
Verkleinwoorden en meervoudsvormen opzoeken in
woordenboek
Maak een stripverhaal met tekst en tekening
4; Ik heb een dokter nodig
Benoemen van standpunten en argumenten
Luisteren naar voorgelezen interviews
Begrippen rond ziek zijn en ongelukken
De letterlijke en figuurlijke betekenis van woorden
Aanleren van de term werkwoord en de verschillende vormen
Persoonsvorm vinden door middel van de vraagproef
5; Pak je boek
Monoloog houden met standpunten en argumenten
Begrippen rond schoolvakken, bv lesrooster
Betekenis en gebruik van samenstellingen met –rooster
Aanleren van de termen TT en VT
De Toen-proef gebruiken voor tijdsbepaling (TT of VT)
Leren dat persoonsvorm verandert als de tijdsbepaling
verandert
6: Smeren maar! Op je huid en op je haar.
Monoloog houden met het weerleggen van tegenargumenten
Begrippen rond uiterlijke verzorging. Bv opmaken, haardracht
Kennismaken met homoniemen
Verschil aanleren tussen open en gesloten vragen
Spelling:
 Lange klank aan het einde van
een klankgroep, bv je hoort
vlaa je schrijft vla.
 Ik vorm van de werkwoorden
in tegenwoordige tijd (tt).
 Korte klank aan het einde van
een klankgroep. bv pa - kken
 Werkwoorden in tt
 Woorden met 2 stomme e’s,
bv je hoort schakulun je
schrijft schakelen.
 Woorden op –erd en –aard.
(gierigaard, sufferd)
 Een korte klank en toch maar
één medeklinker, bv het
verschil tussen talen en talent.
 Woorden met een C die klinkt
als een S. (cirkel)
Toetsen:
Rekenen
Taal
Spelling
Estafette
: om de vier weken een bloktoets
: toets na elke 2 thema’s
: om de 2 lessen een woorddictee en aan het eind van een blok een einddictee
: controletaken woorden en tekst lezen op tempo.
Wereldoriëntatie: Dit jaar wordt een experimentele fase, naast de bloktoetsen voor
aardrijkskunde, geschiedenis en natuur zullen we ook aan een aantal projecten werken. Deze
projecten worden niet getoetst op papier, maar d.m.v een power-point, muurkrant, werkstuk of
i.d.
Zie voor meer info: vierkeerwijzer.nl en www.ipc-nederland.nl/