Woord vooraf Beste collega’s, Met de introductie van het ‘vak’ en dus ook van de leerplannen Natuurwetenschappen in de eerste graad van het secundair onderwijs, werd de vernieuwing van het wetenschapsonderwijs ingezet. Het dichter bij elkaar brengen van levende en niet-levende natuur is hierbij kenmerkend, maar ook een grotere aandacht voor een brede wetenschappelijke vorming en het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden is nieuw. Om een goede aansluiting te vinden bij de gewijzigde leerlijn van de eerste graad, werden ook de leerplannen van de tweede graad geactualiseerd op basis van nieuwe eindtermen. BIOgenie GO! 4.1 is een nieuw leerwerkboek voor het GO!-onderwijs, dat de nieuwe leerplannen volledig volgt. Het leerwerkboek is geschreven voor leerlingen van het tweede jaar van de tweede graad aso. Het bevat alle basisinformatie voor leerlingen met 1 lestijd per week. Deze handleiding geeft je de nodige ruggensteun bij het didactische proces. Naast de heldere en overzichtelijke structuur van het leerwerkboek, vormt de handleiding een ideale houvast bij het voorbereiden van de lessen. We willen je met het leerwerkboek BIOgenie GO! 4.1 en de handleiding degelijk en mooi materiaal aanbieden om met enthousiasme biologie te onderwijzen. We wensen je daarbij veel succes! De auteurs Inhoudsopgave Deel 1 Concept, didactiek, jaarplan 1 2 3 4 5 6 7 Waarom kiezen voor het leerwerkboek BIOgenie GO! 4.1? ICT-luik Wetenschappelijke vaardigheden Mindmap Didactische wenken Eindtermen voor de basisvorming Jaarplannen Deel 2 Ingevuld leerwerkboek 4 4 5 6 10 11 26 27 31 Woord vooraf 3 Deel 1 Concept, didactiek, jaarplan 1 Waarom kiezen voor het leerwerkboek BIOgenie GO! 4.1? UÊ iÌÊiiÀÜiÀLiÊLiÛ>ÌÊ>>ÃÌÊ`iÊ`â>iiÊvÀ>ÌiÊVvÀÊ`iÊiiÀ«>`iÃÌi}iÊ heel wat randinformatie die verrijkend is voor de les en dus voor de leerling. Als leraar heb je de vrijheid om uit dat aanbod te kiezen en kan je volgens je eigen creativiteit de les opbouwen. Afhankelijk van het niveau van de groep leerlingen, de toegemeten tijd of de eigen interesse kan je je keuze maken. UÊ ÀÊ`iÊÛiÀÃV i`iÊÌ i>½ÃÊÌiiÃÊÌiÊ>ÌiÊÃÌ>ÀÌiÊiÌÊiiÊÀ>Ìi>ÀÌi]ÊiiÊiÝ«iÀiÌÊvÊ een verslag van een wetenschappelijk onderzoek, hopen we niet alleen de interesse van de leerlingen voor het nieuwe thema te prikkelen, maar proberen we ook het belang van wetenschapscommunicatie te benadrukken. UÊ iÊiÀ>>ÀÊ>ÊâÊi}iÊ``>VÌÃV iÊ>>«>ÊLi Õ`i\ÊÛiÀÌÀii`ÊÛ>Ê`iÃÌÀ>Ìi«ÀiÛiÊ en/of leerlingenproeven kan de theorie worden opgebouwd en worden nieuwe begrippen en relaties aangeleerd. De talrijke opdrachten laten ook toe leerlingen te laten werken in een beurtÃÞÃÌii\Ê>ÃÊiÀÊÊ iÌÊ>>ÊiiÊ>>Ì>ÊÕÌi`>V«ÕÌiÀÃÊÃÌ>>ÌÊ«}iÃÌi`]ÊÃÊ iÌÊ}iÊiiÊ LiÕÀÌÀÊÌiÊÀ}>ÃiÀiÊÜ>>ÀLÊiÝ«iÀiÌiiÊÜiÀ]Ê /«`À>V ÌiÊiÊ«`À>V ÌiÊÀ`ÊiiÀÃÌvÊ verwerken afwisselend worden afgewerkt. Het leerwerkboek is een steun bij zelfwerkzaamheid en maakt een activerende didactiek mogelijk. 4 2 ICT-luik 2.1 Voor de leerling Methodesite voor de leerling "«Ê iÌÊiiÀ}iÕÊÛ>Ê`iÊiÌ `iÃÌiÊ ÌÌ«\ÉÉL}ii}°`iLiV°VÊÛ`ÌÊ`iÊiiÀ}Ê}À>ÌÃ\ UÊ ÃÊ>>ÀÊLÀ>ÌiÀ>>ÊLÊ«`À>V ÌiÆ UÊ ÃÊ>>ÀÊiÝÌÀ>ÊvÀ>ÌiÊLÊ`iÊiiÀÃÌv° 2.2 Voor de leerkracht I-board Wie nog een stapje verder wil met zijn lessen, kan gebruikmaken van een digitale versie van het leerwerkboek om te projecteren op het bord. Je hebt hiervoor een internetverbinding, een projector, een laptop en een wit bord (of witte muur) nodig. Je kan er ook van genieten via een elektronisch bord (om het even welk merk), maar zo’n bord is dus geen must. iÌÊL>À`ÊÃÊiiÊ >`}ÊiÃÃÌÀÕiÌÊiÌÊiiÊÀiiÃÊÛÀ`iiÊiÊiÝÌÀ>ÊvÕVÌ>ÌiÌi\ UÊ ÃÊiÊ iÌÊLiÊ«ÀiVÌiiÀÌ]Ê>ÊiÊinzoomen op bepaalde tekeningen en foto’s, zonder kwaliteitsverlies. UÊ iÊ>ÊÊivi}iÊÕÌÛiÀ}ÀÌi°ÊiÊÕÃÊ`iÌÊ`iÊ}iÛÕ`iÊantwoorden verschijnen vÊÛiÀ`Üi°ÊiÌÊÌÃÕÌiÊÛ>Ê>ÌÜÀ`iÊ>Ê«Ê`ÀiÊÛi>ÕÃÊ}iLiÕÀi\Ê`iÊÛi`}iÊ«>gina, de oefening of stap voor stap binnen een oefening. Het klassikaal bespreken of verbeteren van oefeningen gaat nu dus heel wat makkelijker. UÊ 6iÀ`iÀÊ>ÊiÊÊ}Êi}iÊ>ÌiÀ>>ÊÌiÛi}i]Ê}>>`iÊÛ>Êi}iÊLii`>ÌiÀ>>]ÊiÃ`VÕmenten tot hyperlinks naar het internet. UÊ `iÀiÊvÕVÌ>ÌiÌi\Ê>v`iL>`]ÊÌiÃÌÊ>ÀiÀi]ÊiÊiÊ«iÊÌiii]Ê«iÀ}iÊÌivoegen, een bordscherm. UÊ iÛÕ`}iÊÌ ÕL>ÃÊ>ÌiÊiiÊÃiiÊ>Û}>ÌiÊÌi° Je kan het bordboek overal raadplegen, als je maar een internetverbinding hebt, met je eigen toegangscode. Dat maakt het voorbereiden op verplaatsing mogelijk. Meerdere leerkrachten kunnen van eenzelfde jaarabonnement gebruikmaken en kunnen ook allemaal gelijktijdig het bordboek raadplegen. Cd-rom Op de cd-rom voor de leerkracht vind je alle foto’s en tekeningen uit het leerwerkboek. Je kan ze gebruiken om in de klas te projecteren, om transparanten te maken … Methodesite voor de leerkracht "«Ê`iÊiÌ `iÃÌiÊ ÌÌ«\ÉÉL}ii}°`iLiV°VÊÃÊiÀÊÊiiÊ>«>ÀÌÊiÀ>ÀiÕÊÛÀâi°Ê/igang daartoe verkrijg je via activatie van de code in de handleiding. Op deze pagina vind je onder meer een digitale versie van de jaarplanning die je kan aanpassen aan de klassituatie, ÃÊ>>ÀÊiÝÌÀ>ÊvÀ>ÌiÊLÊ`iÊiiÀÃÌv]Ê>ÀÌiÃ]Ê>>ÌiÃÊiÊiÝÌÀ>Ê>Ê`iÊÃ>}¿Ã° Ê`iâiÊ >`i`}ÊÜÀ`ÌÊ«Ê«>>ÌÃiÊÜ>>ÀÊiÀÊiÝÌÀ>¿ÃÊÜÀ`iÊ>>}iL`iÊÃÌii`ÃÊÛiÀÜiâiÊ>>ÀÊ de methodesite. Deel 1 Concept, didactiek, jaarplan 5 3 Wetenschappelijke vaardigheden Wetenschappelijke vaardigheden zijn geformuleerd in drie gemeenschappelijke eindtermen (zie punt 6) die gelden voor alle natuurwetenschappen. In het leerwerkboek komen die wetenschappeiÊÛ>>À`} i`iÊ>>ÊL`ÊÊ`iÊiÝ«iÀiÌiÊ>Ê`iÊÃ>}®ÊÊ`iÊÛiÀÃV i`iÊÌ i>½Ã° iÌÊ ÕÌÛiÀiÊ Û>Ê iiÊ i}iÊ iÝ«iÀiÌiiÊ `iÀâiÊ }iLiÕÀÌÊ iÌÊ LiÃÌÊ Ê iiÊ >>Ì>Ê «iiÛgende stappen. Door de steeds terugkerende werkbalk, die bestaat uit de vier stappen ‘vraag’, ‘plan’, ‘uitvoering’ en ‘besluit’, worden leerlingen doorheen het leerwerkboek begeleid in dit denkstramien. De doelstelling van deze werkmethode is voornamelijk om te leren hoe een correct wetenschappelijk onderzoek kan worden uitgevoerd. Omdat dit gebeurt binnen de aangeboden leerstof, heeft dit als logisch gevolg dat de leerlingen al onderzoekend de leerstof verwerken. Dus ‘leren onderzoeken’ leidt tot ‘onderzoekend leren’. Door telkens hetzelfde stappenplan uit te voeren tijdens verschillende werkvormen (oefeningen, `iÀÜÃiiÀ}iëÀi]ÊiÝ«iÀiÌiÊo®]ÊÜÀ`iÊ`iÊiiÀ}iÊâV ÊLiÜÕÃÌÊÛ>Ê`iâiÊiiiÌ>ÀiÊ stappen en passen ze die automatisch toe bij het oplossen van problemen. Gaandeweg kan men iiÀÊ V«iÝÌiÌÊ Ê `iâiÊ Û>>À`} i`iÊ >>LÀi}iÊ iÊ ÕÌi`iÊ iÊ ÜiÊ ÌÌÊ `iÀÃÌ>>`Ê model. In deze stappen komen de algemene leerplandoelstellingen geheel of gedeeltelijk terug (AD1 – AD8 uit het leerplan biologie 2012/008 en 2012/009). Uittreksel uit het leerplan biologie – 2012/008 en 009 oriëntatie AD1 onderzoeksvraag AD2 hypothese AD2 onderzoeksplan AD3 uitvoering AD4 verwerking besluit en evaluatie AD7 rapportering AD8 6 veiligheid AD5 SI-eenheden AD6 AD1 Onder begeleiding informatie over een gegeven natuurwetenschappelijk verschijnsel verzamelen en ordenen. (oriëntatie) W1 AD2 Onder begeleiding bij een natuurwetenschappelijk verschijnsel een onderzoeksvraag opstellen en eventueel een hypothese formuleren. (onderzoeksvraag en hypothese) W1 AD3 Onder begeleiding een methode of een onderzoeksplan opstellen om de gestelde vraag te onderzoeken. (onderzoeksplan) W1 Wenken UÊ iÊ iiÀ}iÊ >ÌiÊ LÀ>ÃÌÀi]Ê `iÊ ÛiÀÃV i`iÊ v>ViÌÌiÊ Û>Ê `ÌÊ viiiÊ `Õ`iÊ >ÌiÊ beschrijven en eventueel met een schematische tekening de situatie verduidelijken. (AD1) UÊ iÌÊiiiÊÛÀ>}iÊ`iÊÛÀiÃÊÛ>Ê`iÊiiÀ}iÊÌiÌÃiÊiÊiÛiÌÕiiÊLÃÌÕÀi°Ê£® UÊ 6>ÕÌÊ`iÊVVÀiÌiÊÃÌÕ>ÌiÊ}iiÊÛÀ>}iÊvÀÕiÀiÊÊâÊÌiÊiÊÌÌÊiiÊ`Õ`iiÊderzoeksvraag. (AD2) UÊ >Ê iÌÊvÀÕiÀiÊÛ>Ê`iÊ v`ÛÀ>>}Ê>>`>V ÌÊ iLLiÊÛÀÊ`iÊv>VÌÀiÊ`iÊVÃÌ>ÌÊLÛiÊ tijdens het onderzoek en voor de gegevens bij de proef. (AD3) UÊ iÊiiÀ}iÊ«ÀLiÀiÊiiÊÌiÃÌL>ÀiÊ Þ«Ì iÃiÊÌiÊvÀÕiÀi°ÊÓ® UÊ >>ÊiÛiÌÕiiÊ}iLÀÕÊÛ>ÊiiÊ`>«ÊvÊiiÊLi}À««i>>ÀÌ° AD4 Het onderzoeksplan uitvoeren en de resultaten overzichtelijk en nauwkeurig ordenen. (uitvoering) W1 AD5 /`iÃÊ`iÊÕÌÛiÀ}ÊÛ>Ê`iÊ«`À>V ÌÉiÝ«iÀiÌÊÛi}ÊiÊÛiÀ>Ìwoord omgaan met stoffen, voorwerpen en toestellen. (uitvoering) W3 AD6 Bij het noteren van de meetwaarden of waarnemingen de correcte wetenschappelijke terminologie, symbolen en SI-eenheden gebruiken. (verwerking) W2 Wenken UÊ iiÀ}iÊiÌiÊ iÌÊ`iÀâië>ÊiiÊiÊLi}À«iÊÛÀ>iiÀÊâiÊÃÌ>ÀÌiÊiÌÊ`iÊÕÌÛiring van hun onderzoek. UÊ Ê`iÊÕÌÛiÀ}ÊÛ>Ê`iÊ«ÀivÊ«>>Ì}ÊiÊivwVlÌÊÜiÀiÊiÌÊÀiëiVÌÊÛÀÊ`iÊ}iÛ}ÊiÊ de materialen. (AD5) UÊ Ê iÌÊÀ`iiÊÛ>Ê`iÊiiÌÀiÃÕÌ>ÌiÊÊiiÊÌ>LiÊ`iÊVÀÀiVÌiÊÃÞLiÊiÊ-ii i`iÊ}iLÀÕken. (AD6) UÊ 7>>Ài}iÊ iÌiÊ LiVÌivÊ }iÀi}ÃÌÀiiÀ`Ê ÜÀ`iÊ iÊ }iÊ iÌÊ ÛiÀÜ>À`Ê ÜÀ`iÊ iÌÊ ÌiÀ«ÀiÌ>ÌiðÊÌÊ>ÊÛ>ÊLiÃV ÀÛ}i]ÊÌii}i]Ê}À>wii]ÊÌ>LiiÊo AD7 "`iÀÊLi}ii`}ÊÕÌÊ`iÊÜ>>Ài}iÉiiÌÜ>>À`iÉ}À>wiiÊ conclusies trekken en het resultaat evalueren. (besluit en evaluatie) W1 AD8 Onder begeleiding over een opdracht/onderzoek rapporteren en reflecteren. (rapportering) W1 Wenken UÊ iiÀ}iÊ«ÀLiÀiÊ«ÊL>ÃÃÊÛ>Ê ÕÊÜ>>Ài}iÊiiÊLiÃÕÌÊÌiÊvÀÕiÀi°ÊÇ® UÊ iÌÊLiÃÕÌÊ>ÊiiÊ>ÌÜÀ`ÊâÊ«Ê`iÊ}iÃÌi`iÊ`iÀâiÃÛÀ>>}ÊiÊ>Ê`iÊ}ivÀÕiiÀ`iÊ hypothese bevestigen of weerleggen. (AD7 en 8) UÊ Ê`iÊiÛ>Õ>ÌiÊ iÌÊ`iÀâië>ÊÀÌÃV ÊLiÀ`iiÊiÊiÛiÌÕiiÊÌiÀÌiÊ>>}iÛiÊvÊiiÊ verbeterde versie van het plan opnieuw uitvoeren. (AD7 en 8) UÊ ¼"`iÀÊLi}ii`}ÊoÊiÛ>ÕiÀi½Ê>Ê}iLiÕÀiÊÛ>ÊiiÊ>>Ì>Ê}iÀV ÌiÊÛÀ>}iÊiÊ«`À>V Ìi°Ê (AD7) UÊ iiÀ}iÊiÀiÊÀ>««ÀÌiÀiÊiÊVÕViÀiÊÛiÀÊ`iÊÀiÃÕÌ>ÌiÊÛ>Ê`iÊ«ÀivÊ`ÀÊ iÌÊ>iÊ van een verslag, een poster, korte mondelinge presentatie. (AD8) UÊ iÊiiÀ}iÊiÀiÊâivÃÌ>`}ÊiiÊÛiÀÃ>}Ê>iÊiÊ}iLÀÕiÊ iÀLÊâÛiiÊ}iÊ /° Deel 1 Concept, didactiek, jaarplan 7 UÊ iÌÊÛiÀÃ>}ÊLiÛ>ÌÊ>>ÊÛ}i`iÊ«ÕÌiÊn®\ qÊ `iÊÛ>Ê`iÊ«ÀivÊÊ`iÊÛiÀÜÀ`}ÊÛ>ÊiiÊ`iÀâiÃÛÀ>>}Æ qÊ Þ«Ì iÃiÊiÛiÌÕii®Æ qÊ LiÃV ÀÛ}ÊvÊÌii}ÊÛ>Ê`iÊ«ÃÌi}Æ qÊ «>ÊvÊÜiÀÜâiÊiÌÊÌ>ÌiÊÛ>Ê`iÊÜ>>Ài}iÊiÉvÊiiÌÜ>>À`iÆ qÊ iÌÊLiÃÕÌÆ – reflectie. UÊ iÌÊÃÊLi>}ÀÊ`>ÌÊ`iÊÛiÀÃ>}}iÛ}Êpersoonlijk of in kleine groepjes gebeurt en dat leerlingen het verslag nauwkeurig en met de nodige discipline leren maken. Bij het aanleren van de opmaak van een verslag kan als start een voorgedrukt werkblad ter ondersteuning worden }iLÀÕÌ°Ê iiÀ}iÊ iÀiÊ âÊ Ê }ii`iÊ >>Ê âivÃÌ>`}Ê iiÊ ÛiÀÃ>}Ê ÌiÊ >iÊ Ìi}iÊ iÌÊ einde van de tweede graad). (AD8) UÊ Ê`iÊiÛ>Õ>ÌiÊÛ>Ê`iÊiiÀ}i«ÀivÊ>>`>V ÌÊ iLLiÊÛÀÊÛiÀÃV i`iÊÛ>>À`} i`iÊiÊ >ÌÌÌÕ`iÃÊ`iÊLÊÕÌÛiÀ}ÊÛ>Ê`iÊ«ÀivÊiÊ iÌÊ>iÊÛ>Ê iÌÊÛiÀÃ>}Ê>>ÊL`Êi\Ê>ÕÜkeurigheid, respect voor het materiaal, samenwerking, uitvoeren van instructies, aandacht voor veiligheid. VRAAG PLAN UITVOERING BESLUIT oriëntatie achtergrondinformatie onderzoeksvraag hypothese 6À>iiÀÊÜiÊ>>ÊiiÊ`iÀâiÊLi}i]ÊiÌiÊÜiÊÃÊÀlÌiÀi°ÊiÌÊÃÊiÀÃÊÛ>ÊLi>}Ê dat we duidelijk afbakenen wat we precies willen weten. Deze afbakening gebeurt door een onderzoeksvraag op te stellen, de achtergrondinformatie te bepalen en een hypothese te formuleren. Een onderzoeksvraag is helder en duidelijk opgesteld. Ze geeft aan wat je precies wil weten. iÊ}i`iÊ`iÀâiÃÛÀ>>}ÊÛ`iÌÊ>>ÊiiÊ>>Ì>ÊÛÀÜ>>À`i\ Kan je zelf een antwoord bedenken op deze vraag? Bestaat de technologie om de nodige metingen uit te voeren? Zijn het nodige materiaal, de tijd en de locatie voorhanden? Is het nuttig om een antwoord te kennen op deze vraag? Kan je een methode bedenken om de nodige gegevens te verzamelen? Meestal hebben de leerlingen op voorhand al een vermoeden over de uitkomst van de onderzoeksÛÀ>>}°Ê>ÌÊ`iiÊÃÊ}iL>ÃiiÀ`Ê«ÊÛÀiÃÆÊÜiÊëÀiiÊÛ>Ê>V ÌiÀ}À`vÀ>Ìi° -ÃÊÃÊ iÌÊ`}ÊÊiÝÌÀ>Êachtergrondinformatie op te zoeken. >>Ê`iÊiiÀ}iÊÊ`Õ`iÊ`>ÌÊiÊiiÊiÝ«iÀiÌÊÕÌÛiÀÌÊiÌÊiiÊ`i\ÊiÊ iLÌÊiiÊÛiÀÜ>V ting, je maakt een veronderstelling over het resultaat van een onderzoek. Een leerling leert dus niet alleen een onderzoeksvraag formuleren, maar eventueel ook een hypothese. Die hypothese wordt opgesteld op basis van de voorkennis en geeft aan welk resultaat er van het onderzoek wordt verwacht. 8 VRAAG PLAN UITVOERING BESLUIT oriëntatie achtergrondinformatie hypothese onderzoeksvraag onderzoeksplan Je begeleidt de leerlingen in het opmaken van een onderzoeksplan, waarin ze aangeven hoe ze te werk zullen gaan. Dat plan bestaat uit enerzijds een opsomming van de nodige materialen en anderzijds de uitleg van de manier waarop je te werk zal gaan, de methode. Ook opstellingen, concentraties, formules … kunnen hierin voorkomen. Door de leerlingen te betrekken in het overleg hoe ze het onderzoek zullen aanpakken, kan je tot een meer ‘open’ onderzoek komen. Je kan ze daarbij helpen door gerichte vragen te stellen. VRAAG PLAN UITVOERING BESLUIT onderzoeksplan uitvoering verwerking resultaten waarneming De uitvoering start met het verzamelen van gegevens. Dat kan gebeuren door waarnemingen of metingen te doen. Die gegevens worden verwerkt, dat wil zeggen er worden tekeningen of berei}iÊ}i>>ÌÊiÊiÀÊÕiÊÌ>LiiÊvÊ}À>wiiÊÜÀ`iÊ«}iÃÌi`ÊÊ`iÊÀiÃÕÌ>ÌiÊÛiÀâV telijk weer te geven. VRAAG PLAN UITVOERING BESLUIT verwerking resultaten waarneming verklaring onderzoeksvraag hypothese terugkoppeling conclusie reflectie In het besluit formuleer je een antwoord op de onderzoeksvraag. Hierna kan je terugkoppelen naar de hypothese. Tot slot is het aangewezen dat de leerlingen het onderzoek analyseren en evalueren. Dit is de reflectie. De leerling controleert (met behulp van de leerkracht) of de resultaten correct zijn. Dat kan door ze bijvoorbeeld te vergelijken met gegevens uit de literatuur. Bij het vaststellen van afwijkingen probeÀiÊ`iÊiiÀ}iÊiÌÊLi Õ«ÊÛ>Ê`iÊiÀ>>À®ÊÌiÊ>V ÌiÀ >iÊÜ>>À>>Ê`ÌÊ>Ê}}i\Ê>ÕÜiÕÀ}Ê gewerkt, geen rekening gehouden met bepaalde omstandigheden, foute interpretatie van de metingen, de hypothese werd niet correct opgesteld … De leerling kan dan eventuele aanpassingen aan het onderzoek suggereren. Deel 1 Concept, didactiek, jaarplan 9 oriëntatie achtergrondinformatie hypothese onderzoeksvraag onderzoeksplan uitvoering verwerking resultaten waarneming verklaring terugkoppeling conclusie reflectie 4 Mindmap Een Mindmap is een kaart (map) van gedachten (mind). Het is een diagram opgebouwd uit begrippen, teksten, relaties en/of afbeeldingen, die zijn geordend in de vorm van een boomstructuur rond een centraal thema. `>««}Ê>>ÌÊÌiÊ«ÊiiÊivwVlÌiÊiÊiÕiÊ>iÀÊvÊÌiÊÛiÀÜiÀiÊiÊÌiÊÌ Õ`i° Bij het opstellen van een Mindmap bedenk en noteer je eerst het centrale thema in het midden van het diagram. Daarrond plaats je dan de onderwerpen die een relatie hebben met dat thema. Breng verdere structuur aan door die hoofdtakken op te splitsen in verschillende deeltakken, die zich op hun beurt ook weer kunnen vertakken. Geef verbanden aan (bv. met een pijltje) en maak gebruik van kleuren en pictogrammen om de structuur te verduidelijken en alles makkelijker te onthouden. Als je kiest voor de klassieke Mindmap op papier, neem dan een blad zonder lijntjes of ruitjes en leg het in de lengte (landschapsformaat) voor je. Gebruik alleen kernwoorden of pictogrammen en geen volledige teksten om het overzicht te behouden. Een elektronische Mindmap biedt echter meer mogelijkheden. Je kan namelijk volledige teksten «ii]Ê`iÊ>iiÊÜÀ`iÊ}iÌ`Ê>ÃÊÊ`>ÌÊÜÌ°Ê>ÌÊÛiÀ`iÀÌÊ`iÊâV ÌL>ÀiÊV«iÝÌiÌ° >>ÃÌÊÌiÃÌiÊ>ÊiÊÊLii`>ÌiÀ>>]Êw«iÃÊoÊÌiÛi}i]Ê`iÊ>ÕÌ>ÌÃV ÊÜÀ`iÊ}iÌ`Ê als de hyperlinks worden geopend. Op het internet is er gratis software te vinden om met Mindmaps aan de slag te gaan. Bij meerdere thema’s kan je Mindmaps vinden van de nieuwe aangebrachte begrippen. De Mindmap kan individueel of klassikaal gemaakt worden en brengt de leerlingen hierbij de nodige inzichten bij. 10 5 Didactische wenken Ê`ÌÊLiÊÜÀ`ÌÊ`iÊiiÀÃÌvÊ«ÊiiÊ`iÀâii`iÊ>iÀÊ>>}iLÀ>V Ì°Ê6>ÊiÝ«iÀiÌi]Ê«zoekwerk en vraagstelling prikkelen we de nieuwsgierigheid van de leerling. Door te zoeken naar antwoorden verkrijgen de leerlingen inzicht in de aangeboden leerstof en leren ze die in een samenhangend geheel te plaatsen. De doelstelling is om de leerstof niet enkel uit het hoofd te studeren, maar om het onderlinge verband tussen de onderdelen in het oog te houden, zodat de leerlingen de verworven kennis kunnen gebruiken en toepassen. Het hele opzet van dit boek is dus om zo weinig mogelijk te doceren, maar om de leerlingen zélf te laten ontdekken hoe een levend wezen in elkaar zit en hoe het werkt. Het boek is doorspekt met iÝ«iÀiÌi]ÊÌiÃÌiÊiÊÛÀ>}i]Ê`iÊiiÀÀ>V ÌÊ>Ê`>>ÀÊ>>ÀÊLi ivÌiÊiÊ`â>>ÊÕÌÊiâi° /ÕÃÃi`ÀÊÜÀ`iÊiÀÊÀi}i>Ì}Ê¿ÜiiÌiÿÊ>>}iL`i°ÊiâiÊÌiÃÌi]ÊÌiÊ iÀiiÊ>>Ê iÌʼâimannetje’, zijn enkel ter informatie. Ze bevatten geen leerstof die de leerlingen moeten kennen. Thema 1: Samenhang tussen stelsels De bedoeling van deze introductie is om aan te tonen dat cellen enkel kunnen overleven als ze stoffen kunnen uitwisselen met de omgeving. Zo komen de leerlingen vanzelf tot het inzicht dat ook de cellen van het menselijk lichaam contact met de omgeving nodig hebben. "«Ê`iÊiÌ `iÃÌiÊ ÌÌ«\ÉÉL}ii}°`iLiV°VÊÃÊiiÊiÕÊiÊiiÀÀÊw«iÊÌiÊâiÊÛiÀÊ`iÊ bouw en de werking van sponzen. 1 Relaties tussen stelsels p. 10-12: Aan de slag 1 Deze activiteiten tonen telkens aan dat een stelsel niet op zichzelf kan werken. Na het uitvoeren van een activiteit, kan de leerling zelf zoeken welke stelsels hierbij werkzaam zijn. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Als een antwoord anders is dan aangegeven in de handleiding, is het niet noodzakelijk fout. Ê Je kan hier een keuze maken naargelang het aantal leerlingen. iÊ >ÌiÀ>ÌivÊ iÝ«iÀiÌÊ Û`Ê iÊ Ê ->ÀÊ £Ê qÊ ÜiÌiÃV >««iÊ ÜiÀ]Ê >Ê `iÊ Ã>}Ê £ÈÊ iÊ iV®]ÊvÊLÊ>Ê`iÊÃ>}Ê£LÃÊ«Ê ÌÌ«\ÉÉL}ii}°`iLiV°V° Opmerking bij activiteit 4: Benadruk dat deze meting over de hartfrequentie gaat. De leerlingen moeten verklaren waarom het hart sneller klopt. Waarschijnlijk zullen ze alleen aan de zuurstofverdeling denken, maar dat ÃÊiiÊÃÌ>«Ê`iÊâiÊiÌiÊiÀiÊ>i\ÊÛiÀ`iÀÊ`iiÊ`>ÊjjÊ«ÃÃ}° p. 13 Bij deze uitleg is het belangrijk dat leerlingen beseffen dat de samenwerking van stelsels mogelijk is door een bepaalde vorm van onderling contact. Een aantal contactmogelijkheden kunnen ze zelf afleiden uit de voorgaande activiteiten. Het kan een rechtstreeks contact zijn, zoals spieren die op het skelet vastzitten, maar dat kan ook een contact zijn via stoffen (voeding, zuurstof, hormonen …) of signalen (impulsen). 2 Samenstellende stoffen van levende wezens In plaats van het verschil tussen organische en anorganische stoffen uit te leggen en daarna de Ûi`}ÃÃÌvviÊÊ`iÊÕÃÌiÊ}Ài«ÊÌiÊ«>>ÌÃi]Ê>ÊiÊ>`iÀÃÊÜiÀi°Ê>>ÌÊ`iÊiiÀ}iÊiiÊ aantal stoffen benoemen en plaats die in twee groepen (kolommen). Dan kunnen ze zoeken naar het verschil tussen beide groepen. Zo komen ze zelf tot het inzicht van wat het verschil is tussen organische en anorganische stoffen. De organische stoffen noemt men tegenwoordig eerder koolwaterstoffen, naar analogie met de lessen scheikunde. Deel 1 Concept, didactiek, jaarplan 11 p. 18: Water In een aflevering van het Nederlandse consumentenprogramma TROS Radar werden drie mythes over water doorgeprikt. Het vloeibare goedje heeft géén zuiverend effect op het lichaam, âÊLii\ÊiÀiÊâÕÛiÀiÊiÊ}iLÀÕiÊ`>>ÀÛÀÊ iÌÊÛV ÌÊ`>ÌÊÜiÊLiÀ}iÊÛ>ÊiÌiÊiÊ drinken. Daarnaast werd de stelling dat water doet afvallen onderuit gehaald. Afvalstoffen die in vet zijn opgeslagen, zijn helemaal niet oplosbaar in water en dus kunnen de afvalstoffen niet Û>ÊÕÀiÊ iÌÊV >>ÊÛiÀ>Ìi°Ê/iÊÃÌÌiÊÜiÀ`ÊÊ`iÊÃÌi}Ê`>ÌÊÜiÊiÝÌÀ>ÊÛV ÌÊ`}Ê iLLiÊ ontkracht. We verliezen per dag gemiddeld 2,5 liter vocht. Uit vast voedsel halen we ongeveer een liter water. De overige anderhalve liter vocht dient het lichaam te halen uit vloeistof. Welke vloeistof doet er niet toe. Hoeveel per dag? Daar bestaat geen standaard voor. Dat hangt bijÛÀLii`ÊÃÌiÀÊ>vÊÛ>Ê iÊ>VÌivÊiÊLiÌ°Ê`ÛiÃ\Ê`ÀÊiÌÊÜ>ÌÊiiÀÊ`>ÊiÊ>ÌÕÕÀiÊLi ivÌiÊ aangeeft. p. 18 Bij elke ‘Aan de slag’ proberen we om de leerlingen meer zelfstandigheid te geven. Daarom âÕiÊ âiÊ ÃÃÊ iiÊ Ã«iVwiÊ `iÀ`iiÊ Û>Ê iiÊ `iÀâiÊ âivÊ iÌiÊ vÀÕiÀiÊ `iÀzoeksvraag, hypothese …). Het is de bedoeling dat ze tegen het einde van het schooljaar elk onderdeel zelf kunnen opstellen, zodat ze competent zijn om zelf een onderzoekje op poten te zetten. Ê Ê Ê iÊiiÀÀ>V ÌÊÃÊiÌÊÛiÀ«V ÌÊÊiÊÛ>Ê`iâiÊiÝ«iÀiÌiÊ>ÃÃ>>ÊÕÌÊÌiÊÛiÀi°ÊiÊ«ÀivÊ kan ook besproken worden of als demoproef worden uitgevoerd. p. 18-19: Aan de slag 2 "«Ê`iÊiÌ `iÃÌiÊ ÌÌ«\ÉÉL}ii}°`iLiV°VÊ>ÊiÊiiÊw«iÊLiiÊiÌÊÀV ÌiÊ voor het opstellen van een hypothese. 6ÀÊ iÌÊ`iÀâiÃ>ÌiÀ>>Ê>ÊiÊiiÊiÕâiÊ>iÊÕÌÊ iÌÊÛiÀÃÊ«>Ì>>À`}ÊiÊ`iÀÊ>Ìiriaal naargelang het aantal leerlingen. p. 20 Uit de resultaten van dit onderzoek kunnen de leerlingen besluiten dat een organisme in hoofdzaak uit water bestaat. Met die kennis kan je dan aangeven welke functies water heeft in een levend organisme. Ê p. 21-24: Aan de slag 3 "ÊÛÀÊ iÌÊ«ÃÌiiÊÛ>ÊiiÊ`iÀâiÃÛÀ>>}ÊÛ`ÊiÊÛ>Ê`iÊiÌ `iÃÌiÊiiÊw«iÊiÌÊ ÀV Ìi°Ê-ÕÀvÊ>>ÀÊ ÌÌ«\ÉÉL}ii}°`iLiV°V°Ê Je kan een keuze maken uit het materiaal naargelang het aantal leerlingen. Indicatoren De indicatoren kunnen kant-en-klaar worden aangekocht of zelf bereid. (Teststrookjes voor suiker iÊiÜÌÌiÊâÊÛiÀÀ}L>>ÀÊLÊiiÊ>«Ì iiÀÊvÊLÊwÀ>¿ÃÊ`iÊ``>VÌÃV iÊ``iiÊiÛiÀi°® Ê 12 iÀi`}ÊÛ>Ê`iÊ`V>ÌÀi\ 1 Joodkaliumjodide (lugol)\ÊÃÊ£Ê}Ê2Êw>iÊiÌÊiiÊÀÌiÀ®ÊiÊÓÊ}ÊÊ«ÊÊiiÊ Üi}Ê}i`iÃÌiiÀ`ÊÜ>ÌiÀ]ÊLÀi}Ê iÌÊÊiiÊ>>ÌvÊÛ>ÊxääÊÊiÊÛÕÊ>>ÊiÌÊÜ>ÌiÀ°Ê>>ÌÊ best enkele dagen staan voor gebruik en schud dan. Bewaar het in een donkere fles met geslepen stop (geen rubberen stop). Ê `V>Ìi\ÊiÕÀÌÊL>ÕÜÊÊ>>Üiâ} i`ÊÛ>Êzetmeel. Ê Õ}ÊÜiÀÌÊiÌÊLÊÊÈäÊc ÊiÊ«ÊÊ£ä° 2 Benedict proefreagens\ >Ê ÃÊ£ÇÎÊ}ÊÜ>ÌiÀÛÀÊ>ÌÀÕVÌÀ>>ÌÊ >3C3H5O(COO)3) + 100 natriumcarbonaat (NaCO3) op in 800 ml gedestilleerd water. Breng deze oplossing even aan de kook en laat opnieuw afkoelen. Filtreer en voeg vervolgens nog 50 ml gedestilleerd water toe. (Benedictreagens is beter houdbaar dan Fehlingsreagens.) LÊ ÃÊ£Ç]ÎÊ}Ê«iÀÃÕv>>ÌÊ Õ-"4) op in 10 ml gedestilleerd water en voeg deze oplossing >}â>>ÊÌiÊ>>Ê`iÊiiÀÃÌi°Ê6i}Ê}i`iÃÌiiÀ`ÊÜ>ÌiÀÊÌiÊÌÌÊiÊiiÊÛÕiÊÛ>Ê£ÊÌiÀÊ verkrijgt. Bewaar in een donkere fles. Ê `V>Ìi\Ê − Bij aanwezigheid van glucose kleurt het rood na verhitting (warmwaterbad of bunsenbrander). − Bij aanwezigheid van maltose kleurt het geel of groen na verhitting (warmwaterbad of bunsenbrander). − Sacharose moet eerst behandeld worden met een zuur en kan pas daarna met deze indicator worden aangetoond. 3 Diastix\ dit zijn indicatorstrookjes. Op de kleurenkaart kan je aflezen hoeveel glucose er in de geteste stof aanwezig is. 4 Biureetreagens\ los 1,59 CuSO4.5H20 + 69 g KNa-Tartraat op in 500 ml gedestilleerd Ü>ÌiÀ°Ê 6i}Ê ÎääÊ Ê £äÊ ¯Ê }ÉÛ®Ê >"Ê ÌiÊ iÊ i}Ê >>Ê iÌÊ }i`iÃÌiiÀ`Ê Ü>ÌiÀÊ ÌÌÊ £Ê °Ê Bewaar dat in een plastic fles. Ê `V>Ìi\ÊLÊ>>Üiâ} i`ÊÛ>ÊeiwittenÊÜÀ`iÊÛiÌ}iiÕÀ`iÊV«iÝiÊ}iÛÀ`° Ê `iÀiÊiÌ `i\Ê}iLÀÕÊ£ÊÊ Õ-"4«ÃÃ}ʣʯ®ÊiÊÓÊÌÌÊÎÊ`ÀÕ««iÃÊ >"Ê«ÃÃ}Ê {äʯ®° Ê 6iÀ>À}\Ê Ê iiÊ >>ÃV iÊ L>ÃÃV i®Ê «ÃÃ}Ê Ài>}iÀiÊ «i«Ì`iL`}iÊ iÌÊ `iÊ Cu2+-ionen met een paarse verkleuring als gevolg. De kleur van de oplossing geeft een indiV>ÌiÊÛ>Ê`iÊVViÌÀ>ÌiÊ«i«Ì`iL`}i\ − een lichtroze kleuring betekent dat er weinig peptidebindingen aanwezig zijn. − verbindingen die op zijn minst twee groepen -CO-NH- (peptidebindingen) bevatten, geven met kopersulfaat (CuSO4®ÊÊL>ÃÃV iÊ«ÃÃ}ÊL>ÕÜi]ÊÛiÌÌiÊvÊÀ`iÊV«iÝiÊ zouten. − in een sterk alkalisch milieu hebben de koperionen een paars-rode kleur. Hoe donkerder de paarse kleur, hoe meer peptidebindingen aanwezig zijn. De intensiteit van de kleur is een maat voor de eiwitconcentratie, zodat de reactie colorometrisch voor kwantitatieve bepalingen (dus op kleurintensiteit) kan worden gebruikt.1 5 geconcentreerd HNO3-oplossing (salpeterzuur) = xanthoproteïnetest\ÊÛi}Êikele druppels toe. Ê `V>Ìi\ÊeiwittenÊiÕÀiÊ}iiÊÊ>>Üiâ} i`ÊÛ>ÊâÕÀi°ÊiÌÊ«\Ê}iLÀÕÊ >`ÃV ii]Ê want de eiwitten in de huidcellen zullen ook geel kleuren. 6 Albustix-test\ dit zijn indicatorstrookjes. Op de kleurenkaart kan je aflezen hoeveel eiwit er in de geteste stof aanwezig is. Op basis van het aantal leerlingen, de interesse en het beschikbaar materiaal kan je zelf een iÕâiÊ>iÊÜ>ÌÊLiÌÀivÌ\ − het aantal groepen − het te testen materiaal − de gebruikte indicator − … Ê 1 "«Ê`iÊiÌ `iÃÌiÊ«Ê ÌÌ«\ÉÉL}ii}°`iLiV°VÊÛ`ÊiÊiiÛÕ`}iÊiÝ«iÀiÌiÊÌiÀÕ}Ê voor de indicatie van organische stoffen. http://biologiepagina.nl/5/15Voeding/Eiwitbepalingen.pdf Deel 1 Concept, didactiek, jaarplan 13 Ê iÀi`}ÊÛ>ÊÛi`}ëÃÃ}i\ 1 1% zetmeeloplossing\Ê>>ÌÊ`ÌÊ«>«iÊi]ÊÛÀ>iiÀÊ iÌÊÌiÊ}iLÀÕi° Een zetmeeloplossing maken kan wel eens tijdrovend worden, aangezien de oplossing meestal moet gekookt worden. Bovendien zijn zetmeeloplossingen slechts beperkt houdbaar. Daarom is het interessant te weten dat er zetmeel in de handel is, dat heel gemakkelijk, zonder de minste troebeling en in vrij hoge concentraties, in koud water oplost. Het product ÜÀ`ÌÊ°>°Ê`ÀÊ`iÊwÀ>ÊiÀVÊÛiÀV ÌÊ`iÀÊ`iÊ>>ʼ-ÌBÀiÊÃV Ê>V Ê-ÕÜý° Ê 7ii}Ê£Ê}ÊâiÌiiÊ>vÊiÊÃÊ«ÊÊi`}ÃÜ>ÌiÀ°Êi}Ê`ÌÊ>>ÊÌÌÊiÊiiÊ iÛii i`ÊÛ>Ê 100 ml hebt. Je verkrijgt onmiddellijk een heldere oplossing. Een vijftal ml hiervan in een reageerbuis, blauw gekleurd door toevoeging van een druppel joodkaliumjodide (KI/I2)oplossing, worden door toevoeging van ± 1 ml speeksel binnen de minuut ontkleurd. 2 1% glucoseoplossing\Ê}iLÀÕÊ}ÕVÃiÊvÊvÀÕVÌÃi° 3 1% sacharoseoplossing\Ê`ÌÊ>ÊiÌÊ Õà Õ`ÃÕiÀ° 4 1% eiwitoplossing\ÊÌiÊLiÀi`iÊiÌÊ}i`À}`Ê««iiÜÌÊvÊÛiÀÃÊiÜÌÊÛ>ÊiiÊ««ii°Ê i}ÊiÌÊÜ>ÌiÀÊiÊÃV Õ`Ê}i`°ÊÊLi`iÊ}iÛ>iÊiÌÊiÊwÌÀiÀi° 5 vethoudende oplossingen\Ê>ÊiÊÛÀiÊ`ÀÊiiÊiÝÌÀ>VÌÊÌiÊ>iÊiÌÊLi Õ«ÊÛ>Ê aceton. Door een elementaire analyse te doen van as, kunnen we ook anorganische elementen in voedingsstoffen aantonen. Surf hiervoor naar de methodesite voor Aan de slag 4bis. Ê "ÊiÝÌÀ>ÊvÀ>ÌiÊÛiÀÊÛÌ>iÊÛ`ÊiÊÛ>ÊiiÊÊ«Ê`iÊiÌ `iÃÌi°Ê Na het uitvoeren van de proeven weten de leerlingen welke de belangrijkste chemische eleiÌiÊâÊÊiÛi`iÊÜiivÃiÃÊiÊ`>ÌÊiiÊ}ÀÌÊ>>Ì>ÊÛiÀL`}iÊÀ}>ÃV ÊðÊiiÀ}iÊ moeten beseffen dat anorganische stoffen in de weefsels niet onbelangrijk zijn, ondanks het feit dat er relatief weinig aanwezig zijn. 3 Organische stoffen Bij de bespreking van de organische stoffen wordt hun chemische structuur enkel uitgelegd voor zover die belangrijk is voor de reacties in het lichaam. Dat wil zeggen dat we de chemische opbouw van glucose of van een aminozuur niet gedetailleerd behandelen. Om hun belang voor de werking van de verschillende stelsels te duiden, geven we wél het verband aan tussen glucose en glycogeen of zetmeel, en het feit dat een eiwit is opgebouwd uit veel verschillende aminozuren. De verschillende soorten vetten komen ook aan bod. Bij het bestuderen van de weg die deze voedingsstoffen in het lichaam afleggen, komen de leerlingen tot de vaststelling dat de omzettingen van deze stoffen eigenlijk een samenwerking zijn tussen anabole en katabole processen. Zo leren ze om elk onderdeel van dit proces te kaderen in een groter geheel, het metabolisme. Het onderlinge verband tussen al de leerstofonderdelen wordt hier duidelijk. Meer lesmateriaal en informatie over chemie en voeding vind je op de methodesite. Ê p. 34: Spijsvertering "«Ê`iÊiÌ `iÃÌiÊÃÌ>>ÌÊiiÊiÝÌÀ>ÊiiÃÌiÃÌÊiÊiiÊÊiÌÊiiÀÊvÀ>ÌiÊÛiÀʼÜ`iÀ} i`Ê of flatulentie’. p. 35: Aan de slag 4: Enzymen Deze proef is leuk, maar met een grote klas soms moeilijk te organiseren. Als je hem toch wil uitvoeren, kan het gemakkelijker als demoproef. p. 38: Denaturatie Je kan denaturatie verduidelijken door het te vergelijken met het eiwit van een rauw kippenei (een ‘flubberige’ vloeistof) en een hardgekookt ei waar het eiwit een stevige massa is en dus een andere ruimtelijke structuur/vorm/uitzicht heeft. 14 4 Transport van stoffen Ê Ê p. 43-44: Aan de slag 5: Diffusie en osmose ÃÊiÊ}iiÊÌ`Ê iLÌÊÊ iÌÊiÝ«iÀiÌÊÊ`iÊ>ÃÊÕÌÊÌiÊÛiÀi]Ê>ÊiÊiiÊw«iÊÛiÀÊ`vvÕÃiÊ iÊÃÃiÊLiiÊÛ>ÊiiÊÜiLÊ«Ê`iÊiÌ `iÃÌiÊ ÌÌ«\ÉÉL}ii}°`iLiV°V° p. 45: Aan de slag 6: Opname van stoffen in de cel ÌÊ iÝ«iÀiÌÊ >Ê iÊ LiÃÌÊ Ê iÌÊ Li}Ê Û>Ê `iÊ iÃÊ ÕÌÛiÀi°Ê iÌÊ `ÕÕÀÌÊ }iÛiiÀÊ iiÊ ÕÕÀÌiÊ vooraleer het resultaat goed zichtbaar is. Als het te lang duurt, kan je de concentratie van de suikerstroop verhogen. Belangrijk is hier dat de leerlingen het verschil tussen osmose en diffusie kennen. Het is dus niet Û`i`iÊÊiiÊLi`iÊ`iwÌiÃÊÌiÊÕiÊvÀÕiÀi]ÊâiÊiÌiÊ`Õ`iÊ`iÊÛiÀÃV «ÕÌiÊÕiÊ«Ãi°Ê<ÊiÀiÊâiÊ\Ê qÊ âV Ê>ÕÜiÕÀ}ÊÕÌÊÌiÊ`ÀÕiÆ qÊ âivÊÊÛiÀÃV iÊiÊ}iiÃÃiÊÌiÊ iÀiiÆ – meer dan enkel uit het hoofd te leren. Bibliografie Kenneth S. Saladin, Anatomy & Physiology. The Unity of Form en Function (Sixth Edition), Mc Graw-Hill International edition Frederic H. Martini & Edwin F. Bartholomew, Anatomie en fysiologie. Een inleiding (vijfde editie), Pearson Thema 2: Spieren en skelet Na het lezen van de inleidende tekst beseffen de leerlingen dat de vorm van het skelet niet vastligt van bij de geboorte, maar dat voeding en zon ook een invloed kunnen hebben. 1 Het skelet Ê p. 53-54: Artikels "«Ê ÌÌ«\ÉÉL}ii}°`iLiV°VÊÛ`ÊiÊiiÊw«iÊÛiÀʼÌiÊÌiÃivÊÛiÌL>i½° Een andere insteek voor het aanbrengen van dit inzicht, is de problematiek in de ruimtevaart van afname van botmassa bij astronauten, door de verminderde zwaartekracht. Je kan oude w«iÃÊ}iLÀÕiÊÛiÀÊ°>°Ê`iÊ>`}ÊÛ>Ê>«V>«ÃÕiÃ]ÊÜ>>ÀLÊiÊâiÌÊ`>ÌÊ`iÊ>ÃÌÀ>ÕÌiÊ in het verleden bij het uitstappen vaak moesten zitten of gedragen worden, omdat ze bot- en spiermassa verloren hadden. Nu wordt dit minstens gedeeltelijk opgevangen doordat astronauten in de ruimte oefeningen doen. Bij het lezen van de artikels en het beantwoorden van de vragen komen de leerlingen tot het besef dat niet enkel de voeding, maar ook andere levensomstandigheden een rol kunnen hebben in de vorming van het skelet. Onze levenswijze is dus belangrijk voor een goede lichamelijke ontwikkeling. Ê p. 55-61 6>Ê iÌÊ>iÊÛ>ÊÌi«>ÃÃ}iÊÌ`iiÊ`iÊiiÀ}iÊ`iÊ}}}ÊiÊ`iÊ>iÊÛ>Ê`iÊLilangrijkste skeletonderdelen. Ze leren zo meteen ook om de stukjes tekst aandachtig en nauwkeurig te lezen. Op de methodesite staan meerdere links met uitleg en oefeningen over bouw en functie van het skelet. Deel 1 Concept, didactiek, jaarplan 15 p. 59: Heiligbeen Waarom is het heiligbeen ‘heilig’? Er doen meerdere theorieën de ronde, maar zekerheid daarover hebben we niet. Antwoord 1: In de tijd van de riddertornooien en ruiterijregimenten vielen de strijders regelmatig van hun «>>À`]ÊÜ>>ÀLÊ iiÊÛ>>Ê`iÊ iÕ«ÊÌÜÀV ÌÊÜiÀ`°ÊÊ`iÊLiÀiÊÌ>>ÊÛ>ÊÌiÊ iiÌÌiÊ`ÌÊ¿`iÊ VÌiÊÕÕÌÊ>>ÀiÊ} iÛ>i¿° De oplossing was om de spieren ter hoogte van het bekken door te snijden, zodat de chirurgijn bij de gewrichtskom kon geraken. Helaas raakten ze daarbij een belangrijke zenuwbundel, met als gevolg de verlamming van de onderste ledematen. Zo leerden de chirurgijnen dat ze beter met hun messen in deze zone konden wegblijven, dit }iLi`ÊÜ>ÃÊ¿ i}¿°ÊiÌÊ`iiÊÛ>Ê`iÊÜiÀÛiÊ«Ê`iÊ«>>ÌÃÊÜiÀ`Ê iÌÊ¿ i}Lii¿° Om de slachtoffers op een andere manier te helpen, hing men hen aan de enkels op. Een sterke, zware man ging aan hen hangen en zwaaide heen en weer in een wijde slingerbeweging, tot de kop van het dijbeen opnieuw in de gewrichtskom schoof. Ja, die goede oude tijd ... Antwoord 2: Als je het heiligbeen van de mens bekijkt, zie je op de rugzijde een aantal verhevenheden. Die `iÊ`iiÊ>>ÊiiÊÌÜii>À}ÊÀÕðÊÊ iÌÊÕÌÃÊi`iÊiÊ`>ÌÊLÌÊ`>>ÀÊ¿ÀiÕâLi¿° Ê >>À\Ê ÌÌ«\ÉÉÜÜÜ°ÛL`°LiÉi`iÀÕLÀiÉ/«ÃÉiÃÉ® Ê "«Ê`iÊiÌ `iÃÌiÊÛ`ÊiÊiÝÌÀ>ÊvÀ>ÌiÊÛiÀÊ iÌÊ i}LiiÊLi`i`ÊÛÀÊL>ÃÃ`iÀÜî° Ê p. 67-68: Aan de slag 7 ÌÊiÝ«iÀiÌÊ>ÊiÌÊÊ£ÊiÃÕÕÀÊÕÌ}iÛiÀ`ÊÜÀ`i°ÊiÊ>ÊLiÃÌÊ`iÊÛÀLiÀi`}ÊÃ>iÊiÌÊ `iÊiiÀ}iÊ`iÆÊ iÌÊÜiiÊiÊiÊÛ>Ê`iÊLii`iÀiÊÕiÊ`>Ê}iÃÌ>ÀÌÊÜÀ`i°ÊÊiiÊ oplossing van 1M HCl duurt het ongeveer een week vooraleer het effect duidelijk zichtbaar is. 6ÀÊiiÊÃiiÀÊÀiÃÕÌ>>ÌÊiÌÊ`iÊVViÌÀ>ÌiÊÛiÀ }`ÊÜÀ`i° Andere voorbeelden om aan te tonen dat sterkte en buigzaamheid twee eigenschappen zijn die Ã>iÊiÌiÊ>>Üiâ}ÊâÊÊiiÊ}i`iÊ`iÀÃÌiÕ}ÊÌiÊLi`i\ – een dode boomstam is nog wel hard, maar niet buigzaam. Daardoor wordt hij broos en kan makkelijker breken. qÊ iiÊÌâiÕÜ`iÊÌ>`\Ê`iÊÃÊ >À`]Ê>>ÀÊiivÌÊiÌÊiiÀÊiÊLÌÊiÊ>iÊÃÌÕ° Op de methodesite vind je meerdere links met informatie over de samenstelling van botweefsel. p. 68: Aanmaak en afbraak Benadruk hier dat het botweefsel ‘leeft’ en dus voortdurend vervangen wordt. De samenstelling en de vorm van onze botten veranderen dus tijdens ons leven. Daardoor kunnen onze beenderen zich voortdurend aanpassen aan hun functie. Ê Ê p. 69: Aan de slag 8 "«iÀ}ÊLÊÛ>ÃÌÊ«Ài«>À>>ÌÊÛ>ÊLiiÜiivÃi\Ê 6ÀÊiiÊ}i`iÊ iÀi}ÊÛ>Ê`iÊ`iÀ`iiÊ>ÊiÊLiÃÌÊiiÊ«Ài«>À>>ÌÊÛ>ÊiiÊ`ÀÃi`iÊ van de diafyse gebruiken. In deze proef is het onderscheid tussen waarneming en interpretatie belangrijk. – Eerst tekenen de leerlingen wat ze zien. Als je geen microscopisch preparaat ter beschikking hebt, kan je ook een afbeelding via een beamer laten zien. – Daarna pas krijgen de leerlingen een verklaring van de afbeelding. De ligging en de functie van de verschillende onderdelen worden besproken. – Als de leerlingen daarna op hun eigen tekening deze onderdelen aanduiden, zullen ze die beter herkennen en onthouden. 16 2 Beweging p. 73-74: De wonderjaren van Jonathan Jacob De antwoorden op de vragen bij dit artikel zijn gedeeltelijk in de tekst terug te vinden, maar ook in de geziene leerstof. p. 74: Zoekopdracht Op de methodesite vind je mogelijke artikels bij de zoekopdracht (p. 74). Ê "«iÀ}ÊLÊ«`À>V ÌÊ£]ÊÜ>>Ài}\Ê`ÌÊÌÊ`>ÌÊ`iÊëiiÃiiÀiÊÃ>iÌÀii° p. 76: Opdracht ‘Het centrum dat de spieren aanstuurt’, dat is het autonoom en het willekeurig zenuwstelsel. Probeer eerst of de leerlingen dit zelf kunnen vinden. Als dat niet lukt, kan je samen met hen de nummers van de spieren in twee kolommen zetten en daarna de titel (autonoom/willekeurig) proberen te bepalen. Zo leren de leerlingen om zelf te zoeken naar verschillen en gelijkenissen. Ê p. 76-77: Aan de slag 9 "«iÀ}ÊLʼ>ÌiÀ>>½\ÊÛÀâiÊ«iÀÊÌÜiiÊiiÀ}iÊiiÊ}iÌÊ >ÀÌ]Ê>>}ÊiÊiiÊÃÌÕiÊ vlees van een kip. p. 78: Antagonisten Surf naar de methodesite voor een animatie over dit onderwerp. Ê Ê Ê p. 80: Voornaamste skeletspieren In plaats van alles aan te duiden en op te sommen, laten we de leerlingen zelf zoeken. Ze voeren een beweging uit en lezen de naam van de verantwoordelijke spier. Met behulp van een afbeelding situeren ze de spier en noteren die in de tabel. iÊ>Ê`>ÌÊÊ>`iÀÃÊ`i\Ê >>ÌÊ`iÊiiÀ}iÊiiÊLi«>>`iÊLiÜi}}ÊÕÌÛiÀi°ÊiivÊ iÊiiÊ}iÛÕ`iÊ>vLii`}ÊiÊ laat hen de naam van de spier zoeken. iÊ>Ê iÊÊ«iÀÊÌÜiiÊ>ÌiÊÜiÀi]ÊÜ>>ÀLÊ`iÊiiÊ`iÊ>`iÀiÊ>vÛÀ>>}Ì\Ê qÊ iÌÊLi Õ«ÊÛ>ÊiiÊ>>ÊiiÊëiÀÊÃÌÕiÀiÆ qÊ iÌÊLi Õ«ÊÛ>ÊiiÊLiÜi}}ÊiiÊëiÀ>>ÊiiÆ – met behulp van een spiernaam een beweging noemen. De bedoeling is vooral om de leerlingen actief bezig te houden en de leerstof al doende te verwerken, zodat de leerlingen niet enkel uit het hoofd leren. p. 82: Test jezelf: opdracht 4 Met behulp van dergelijke vragen leren de leerlingen om verbanden binnen de leerstof te leggen. Soms zijn er meerdere mogelijkheden. Na het invullen kunnen de leerlingen hun antwoorden uitwisselen, vaak komen ze tot verrassende resultaten. Als de leerlingen dit systeem onder de knie hebben, kan je ook vragen om zelf een dergelijke vraag op te stellen. Bibliografie Kenneth S. Saladin, Anatomy & Physiology. The Unity of Form en Function (Sixth Edition), Mc Graw-Hill International edition Frederic H. Martini & Edwin F. Bartholomew, Anatomie en fysiologie. Een inleiding (vijfde editie), Pearson Deel 1 Concept, didactiek, jaarplan 17
© Copyright 2024 ExpyDoc