1 - Gemeente Voorst

Inhoudsopgave
Bijlagen
Bijlage 1
Beleidskader
Bijlage 2
Onderzoekthema's
Bijlage 3
Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4
Verkennend bodem- en asbestonderzoek
Bijlage 5
Verkennend bodemonderzoek Peco
Bijlage 6
Bedrijven en milieuzonering
Bijlage 7
Quickscan geluid
Bijlage 8
Nader onderzoek geluid wegverkeer
Bijlage 9
Nader onderzoek geluid luchthaven
Bijlage 10
Quickscan externe veiligheid
Bijlage 11
Notitie beoordeling externe veiligheid
Bijlage 12
Rapport externe veiligheid vliegverkeer
Bijlage 13
Archeologisch onderzoek
Bijlage 14
Quickscan flora en fauna
Bijlage 15
Quickscan flora en fauna incl Peco
Bijlage 16
Geohydrologisch onderzoek
Bijlage 17
Inspraaknota
Bijlage 1 Beleidskader
1
Inleiding
In deze bijlage wordt ingegaan op de belangrijkste beleidsnota's van de verschillende
overheden die relevant zijn voor het dorp Teuge.
2
Nationaal beleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.
De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn
met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda
Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de
rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven.
Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid
met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het
rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie
rijksdoelen uitgewerkt:
vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische
structuur van Nederland;
verbeteren van de bereikbaarheid;
zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische
waarden.
Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder
gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's.
Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het
terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en
gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van
bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke)
ingrepen in een gebied nodig zijn.
Nationale landschappen
Teuge maakt deel uit van het Nationaal Landschap Veluwe. In een Nationaal Landschap is
sprake van een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen die tot een
typisch Nederlands landschap hebben geleid. De unieke kernkwaliteiten van het gebied
dienen te worden behouden en versterkt. Dit wil niet zeggen dat er in deze gebieden geen
ontwikkelingen meer mogelijk zijn. Deze dienen echter de kernkwaliteiten niet aan te tasten,
beter nog, zij leveren een bijdrage aan de kernkwaliteiten.
Natuurbeschermingswet
Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die
zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide
Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te
waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het
voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig
hebben.
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van deze gebieden. Als een activiteit
mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied of
Beschermd Natuurmonument, dan is een vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor
projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de
instandhoudingdoelstellingen binnen het gebied, de externe werking.
Nota Belvedère
De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten
van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden
omgegaan. De centrale doelstelling van het beleid is dat de cultuurhistorische identiteit
sterker richtinggevend zal worden voor de inrichting van de ruimte, en dat het rijksbeleid zal
daarvoor goede voorwaarden scheppen. De Nota Belvedère richt zich op het in stand houden
en ontwikkelen van de cultuurhistorische identiteit.
3
Provinciaal beleid
Streekplan Gelderland
Het Streekplan van de provincie Gelderland dateert uit juni 2005. Het overgangsrecht van de
Wet ruimtelijke ordening regelt dat het streekplan van rechtswege een structuurvisie is
geworden.
In het Streekplan Gelderland verwoordt de provincie haar eigen algemene ruimtelijke beleid in
relatie tot de regionale ambities, zoals deze onder meer door de regio Stedendriehoek zijn
verwoord.
Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en
gekoppeld worden aan knooppunten van infrastructuur binnen het bundelingsgebied van de
Stedendriehoek. Binnen de gemeente Voorst wordt daarbij vooral gekeken naar Twello. De
verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden als uitbreiden. Bij inbreiden is
herstructurering niet alleen voorbehouden aan de steden, maar vindt evenzeer plaats in de
bestaande dorpen. Bij uitbreiding wordt gestreefd naar gedifferentieerde vormen en locaties
met in achtneming van de te bepalen zoekzones voor verstedelijking en de betreffende
gebiedskwaliteiten. Wat betreft wonen valt Teuge buiten het zogenaamde bundelingsgebied
van de Stedendriehoek. Dit betekent dat ten aanzien van wonen de opvang van eigen groei
mogelijk is in de vorm van 'bouwen in het landschap'.
Voor wat betreft de bereikbaarheid van de regio wordt ingezet op een verbetering van de
weginfrastructuur. Maatregelen worden getroffen om de capaciteit van de A1 en de A50 te
verhogen. Daarnaast hebben verkeerskundige maatregelen in het kader van de IJsselsprong
de aandacht.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december
2010 en deze geldt sinds maart 2011. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben
op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten
binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
Voor Teuge is ten oosten en zuiden van de kern een gebied aangeduid voor 'Zoekzones
wonen en werken Streekplan'. Binnen deze aanduiding is in een bestemmingsplan nieuwe
bebouwing ten behoeve van wonen en werken toegestaan. Hierbinnen past de nieuwbouw
beoogd met voorliggend bestemmingsplan.
Uitsnede Verstedelijking, Ruimtelijke Verordening Gelderland
Woonvisie Gelderland: kwalitatief woningbouwprogramma 2010-2019
Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 januari 2010 de Woonvisie Gelderland:
kwalitatief woningbouwprogramma 2010-2019 vastgesteld.
Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als
kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Het
KWP 2010-2019 (KWP3) beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de
geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid
van gemeenten in de regio. Hierin zijn afspraken gemaakt over aantallen woningen die de
gemeenten mogen bouwen middels planningslijsten.
Wat aantallen betreft betekent het KWP3 dat de Stedendriehoek (exclusief Deventer) voor de
periode 2010 tot en met 2019 behoefte heeft aan een netto toevoeging van 8.500 woningen.
De provincie geeft echter geen binnenregionale verdeling aan, dat is aan de regio zelf.
Voor Teuge - Oost zijn de volgende aspecten van belang:
het betreft een inbreidingslocatie;
het totale aantal van circa 85 woningen past binnen de binnenregionale verdeling en is
opgenomen in de planningslijst van de gemeente Voorst;
conform het provinciaal beleid wordt ingezet op hoge kwaliteit van het plan (groene opzet);
er is sprake van herontwikkeling van een bedrijventerrein naar woningbouw;
over de aantallen woningen en locatie hebben meerdere gesprekken met de provincie
plaatsgevonden.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland, ontwerp
De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke
ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische
ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de
vervanger van het Streekplan en enkele andere structuurvisies. Het ontwerp van de
Omgevingsvisie Gelderland is vastgesteld door GS op 14 mei 2013 en ter visie gelegd van 21
mei t/m 2 juli 2013.
De nieuwe omgevingsvisie bevat op hoofdlijnen de volgende uitgangspunten:
1. Nieuwe aandacht voor de steden, meer ruimte voor economie en een extra stap voor
duurzame ontwikkeling en een leefbaar platteland. Via co-creatie en
uitnodigingsplanologie komen we sneller uit de crisis. Niet de regels maar de
mogelijkheden staan voorop.
2. Structuurversterking en partnerschap als uitgangspunt. Gelderland is mooi, dynamisch en
divers.
3. Van tien jaar 'vast' naar flexibel en toekomstgericht.
4. Van vijf plannen en vijf verordeningen naar één plan en één verordening op hoofdlijnen.
5. Samen afwegen en aan de slag met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
Kwaliteiten en doelen staan centraal, niet de regels.
6. Van Ecologische Hoofdstructuur (EHS) naar het Gelderse Natuurnetwerk en een Groene
Ontwikkelingszone, met meer uitnodiging om bij te dragen aan het realiseren van
natuurdoelen.
7. Regionale afspraken voorop. Niet alleen woningbouw en bedrijventerreinen, ook kantoren
en detailhandel.
8. Minder overheid, meer samenleving. Een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan
komen. De provincie verbindt!
9. Lokaal maatwerk.
Voor nieuwbouw is met name het vijfde punt aan de orde. Een goede motivering van
locatiekeuzes wordt mogelijk met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De
Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is opgenomen in de verordening en ziet er op
hoofdlijnen als volgt uit.
1. Voorziet de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling (= initiatief) in een actuele lokale of
regionale behoefte en hoe verhoudt het initiatief zich met beleidskaders en -programma's?
2. Kan de aangetoonde behoefte in redelijkheid binnen bestaand stedelijk gebied worden
opgevangen door hergebruik dan wel transformatie van gebouwen?
3. Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door benutten van beschikbare gronden
binnen het stedelijk gebied, rekening houdend met o.a. stedenbouwkundige, ecologische
en sociaal-culturele kwaliteiten?
4. Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door hergebruik of transformatie
vangebouwen buiten het stedelijk gebied en zijn deze locaties passend ontsloten? Houd
rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten.
5. Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die aansluiten op het stedelijk
gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende
gebiedskwaliteiten.
6. Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die niet aansluiten op het stedelijk
gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende
gebiedskwaliteiten.
Voor het plan Teuge - Oost is een afweging gemaakt aan de hand van de Gelderse ladder voor
duurzaam ruimtegebruik. Hieronder worden de stappen van de Gelderse ladder puntsgewijs
toegelicht.
Ad. 1 De basis voor het bestemmingsplan Teuge-Oost is gelegen in de Woonvisie 2011.
Kwantitatief past deze ontwikkeling binnen de Woonvisie. De ontwikkeling in Teuge is een
meerjarige ontwikkeling, die de plaatselijke behoefte uit Teuge te boven gaat.
Daarnaast is deze ontwikkeling kwalitatief nader beschouwd middels een
woningbouwbehoefte onderzoek door bureau Companen (projectnummer 285.105, 1 december
2013). Het onderzoek bestaat uit een beleids-, locatie, concurrentie- en vraag- en
doelgroepenanalyse. Uit dit onderzoek is gebleken dat het aantal te bouwen woningen van
maximaal 85 ambitieus is.
De verwachte vraag naar nieuwbouw in Teuge is in de periode tot 2020 voor de lokale, eigen
behoefte 20 woningen. Voor de periode erna zijn ongeveer 2 woningen per jaar voor de
plaatselijke behoefte haalbaar. Dit betekent dat de realisatie van het totale plan ook
afhankelijk is van de invulling van de behoefte van elders uit Voorst of van buiten de gemeente.
Het aanboren van deze vraag is onzeker. Het aantal van 20 woningen voor de lokale behoefte
geldt als een minimum. Als goed wordt ingespeeld op de vraag uit omliggende kernen, waar
de woningbouw gedoseerd is, en een vraag uit de regio kan worden bediend, dan is een
uitbreiding tot maximaal 40 woningen tot en met 2020 haalbaar, maar onzeker. Het past
zeker wel binnen de gemeentelijke woningbouwprogrammering.
De afzetbaarheid van woningen is mede afhankelijk van het concurrerend aanbod in de overige
kernen van de gemeente Voorst en de ontwikkelingen in de regio. Vooralsnog staat er in de
periode tot en met 2020 in de kleine kernen beperkte nieuwbouw op het programma, waardoor
er een kans is dat mensen vanuit de overige kernen naar Teuge verhuizen.
De komende jaren richt de vraag zich met name op het toevoegen van koopwoningen in het
goedkope (tot €200.000,-) en middeldure segment (€200.000,- en €300.000,-). Het toevoegen
van nieuwbouw kan een positieve bijdrage leveren voor het aanbieden van betaalbare woningen
in de gemeente Voorst. Om de afzetbaarheid van nieuwbouw in Teuge te vergroten, gelden de
volgende aanbevelingen:
De nieuwbouw gedoseerd op de markt brengen. Belangrijk hierbij is flexibiliteit door
steeds de markt aan te voelen en op in te spelen. Dit kan betekenen dat de fasering niet
in vaste aantallen per jaar is uit te drukken. Maatwerk is het uitgangspunt bij de
daadwerkelijke fasering en het op de markt brengen van nieuwbouwwoningen. Om flexibel
te kunnen inspelen op de vraag vergt dit een ruimer bestemmingsplan. De flexibiliteit
betreft dus niet alleen de doelgroepen, maar ook de fasering.
Woningen in het goedkope en middeldure segment realiseren, zeker op de korte termijn
in de kern Teuge. Hierbij is het belangrijk dat het prijsniveau ook op kwaliteit scherp
concurrerend is met de prijsniveaus van nieuwbouwwoningen die worden aangeboden in
onder andere De Schaker (Twello) en de regio.
Particulier opdrachtgeverschap is kansrijk, gezien de ervaringen uit het verleden. Daarbij
is het belangrijk dat de aangeboden kavels voor een betaalbare prijs worden aangeboden.
Gelet op de zelfbouwcultuur in Teuge is Collectief Particulier Opdrachtgeverschap een
goede optie, waarbij bovendien gebouwd wordt op basis van behoefte en
consumentgericht wordt gebouwd.
De kwaliteiten van de kern benadrukken: rust, ruimte, groen, veiligheid en een
kindvriendelijke omgeving. Dit zijn kwaliteiten die bij niet iedereen bekend zijn. De
aantrekkelijkheid van het stedenbouwkundig ontwerp is zeker een pluspunt en speelt
goed in op de kernkwaliteiten van het dorp.
Ad. 2 Het plangebied ligt in een zoekzone voor wonen en geldt als inbreidingslocatie door
transformatie van het voormalige MOB-complex tot woongebied. Een groot deel van het terrein
heeft momenteel de bestemming 'luchthavengebonden bedrijvigheid'. De omvang van het
bedrijventerrein dat in dit bestemmingsplan wordt gewijzigd naar een woonbestemming leidt
tot een hoger aantal woningen. Door deze opzet met woningbouw aan de oostkant van het
dorp is een goede stedenbouwkundige afronding van het dorp naar het buitengebied mogelijk.
Hiermee wordt ruimtelijk gezien veel kwaliteitswinst behaald ten opzichte van een invulling op
basis van de huidige bestemming. Indien gekozen wordt voor een plan met minder woningen
dan behoudt het oostelijk deel van het plangebied de huidige bestemming
'luchthavengebonden bedrijvigheid' en kan een bedrijventerrein worden gerealiseerd. Ruimtelijk
gezien ontstaat er dan een zeer onwenselijke situatie dat leidt tot een kwalitatief minder plan.
Datzelfde geldt ook indien woningbouw in het geheel niet doorgaat. Bovendien komt
ontwikkeling van bedrijventerrein in plaats van woningbouw niet ten goede aan de leefbaarheid
het dorp Teuge. Het nieuwe woongebied sluit goed aan op de huidige bebouwingsstructuur
van het dorp en zorgt voor een passende invulling van de ruimte tussen de bestaande
bebouwing, de sportvelden en het buitengebied.
4
Regionaal beleid
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en
Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de
integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens
vertaald in het streekplan. Voor de gemeente Voorst is van belang de expliciete opname van
een woningbouwprogramma voor de dorpen. Een programma dat de lokale behoefte te boven
kan gaan. Het gaat om in totaal 1.300 woningen, die ingezet worden voor een geleidelijke
groei van de dorpen. Zo wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit van deze dorpen en aan
het vergroten van het woonmilieu 'landelijk en dorps wonen'.
Belvoir en Belvoir 2
De nota's Belvoir en Belvoir2 zijn de provinciale doorvertaling van het cultuurhistorische beleid
op basis van de rijksnota Belvedere. In de nota Belvoir staan vijf hoofddoelen centraal: maak
cultuurhistorische waarden inzichtelijk, integreer cultuurhistorie in planvorming, versterk de
cultuurhistorische bijdrage aan de Gelderse economie, houd cultuurhistorische waarden
duurzaam in stand en vergroot het cultuurhistorisch besef en draagvlak. De gemeente Voorst
valt binnen het gebied IJsselvallei, waarin de samenhang tussen water, bedrijvigheid en
agrarische inrichting centraal staat.
Gebiedsvisie WeteringseBroek
Tussen De Vecht en Teuge ligt het plattelandsvernieuwingsgebied van het Weteringsebroek.
Het hoofdaccent in het Weteringsebroek ligt op het ontwikkelen van dagrecreatie voor
bewoners uit de nabije omgeving, uitsluitend op vrijwillige basis. Hiervoor worden onder andere
een netwerk van fietspaden aangelegd. Zo komt er een nieuw fietspad met een
landschappelijke aankleding door het Drostendal naar vliegveld Teuge, welke aansluit op de
bestaande overgang van de A50. Verder is er ruimte voor een combinatie van activiteiten,
zoals grondgebonden landbouw, natuurontwikkeling, nieuwe landgoederen en recreatie. Hierbij
mogen de belangen bij de ontwikkeling van het vliegveld Teuge niet conflicteren met die van de
Weteringse Broek.
5.
Lokaal beleid
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) geeft een visie op
wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. Voor het dorp Teuge
zijn de volgende ontwikkelingen van belang:
Er is een woningbouwprogramma van 95 woningen voorzien tot 2030.
Ingezet wordt op compact bouwen grenzend aan de bestaande bebouwing ten noorden
van de Rijksstraatweg.
Herinrichting van de Rijksstraatweg om de verkeersveiligheid te vergroten.
Teuge ligt in het Open Middengebied. Dit gebied wordt gezien als een belangrijke
perspectiefgebied voor de grondgebonden landbouw. Ook verbrede landbouw heeft hier
mogelijkheden. Het vliegveld Teuge zou zich verder kunnen ontwikkelen tot (intensieve)
dagrecreatie, als doorgangsgebied voor noord-zuid verbindingen. Bereikbaarheid en
leefbaarheid vragen hierbij de aandacht.
Tussen De Vecht en Teuge ligt het plattelandsvernieuwingsgebied van het
Weteringsebroek. Het hoofdaccent in het Weteringsebroek ligt op het ontwikkelen van
dagrecreatie voor bewoners uit de nabije omgeving, uitsluitend op vrijwillige basis. Verder
is er ruimte voor een combinatie van activiteiten, zoals grondgebonden landbouw,
natuurontwikkeling, nieuwe landgoederen en recreatie.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisering van het woningbouwprogramma zoals
beoogd in de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst.
Woonvisie: diversiteit in wonen 2011-2015
De Woonvisie is op 10 oktober 2011 vastgesteld. In de Woonvisie geeft de gemeente de
kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingsrichting voor het wonen aan. De woonvisie is een
thematische structuurvisie die zich richt op ruimtelijke ontwikkelingen die met het 'wonen'
samenhangen. De Structuurvisie Wonen biedt de programmatische kaders voor de uitwerking,
vaststelling en actualisering van bestemmingsplannen.
In de Woonvisie worden zes centrale keuzes voor de gewenste ontwikkeling van het wonen in
de gemeente Voorst gegeven, namelijk:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Bij nieuwbouw ruimte ontwikkelen voor gezinnen en senioren;
Voor starters en lagere inkomens mogelijkheden in bestaande voorraad benutten;
Regie nemen bij ontwikkelingen voor wonen met zorg;
Concentratie ontwikkelingen in middelgrote kernen en de hoofdkern Twello;
Uitwerking naar een KWP-programma: maatwerk in planning;
Solidariteit organiseren.
In tegenstelling tot de vorige woonvisie, wil de gemeente nu naar een meer flexibel
planningsmechanisme, passend bij de woonwensen en de ambities zoals in de woonvisie
weergegeven. De variatie in de kernen (naar schaalgrootte en (markt)vraag per
woningmarktsegment) vraagt hierom. De nieuwe aanpak van het Kwalitatief Woonprogramma
(KWP2011) is daarom gericht op meer maatwerk per woningbouwlocatie. In dit nieuwe
KWP2011 richt de gemeente zich op de volgende onderdelen:
A.
Categorieën woningbouw.
B.
Woningbouwprogramma per doelgroep.
C.
Concentratie van wonen, zorg en welzijn.
De gemeente kiest als uitgangspunt bij de realisering van nieuwbouw voor een aandeel van
30% sociale woningbouw. Bij de verdeling van de 30% sociaal, plaatst de gemeente onder
andere de volgende accenten:
In de kleine kernen is maatwerk uitgangspunt, waarbij wordt gezocht naar een
evenwichtig kwalitatief woningbouwprogramma, afgestemd op de behoefte en maat van
het bouwplan. (Collectief) particulier opdrachtgeverschap is gewenst. In de kleine kernen
zal vooral door zelfbouw in de lokale vraag voorzien worden;
In de kleine kernen geldt wel het solidariteitsbeginsel vanuit de verevening.
Geconcludeerd kan worden dat voor de kleine kernen geldt dat de verdeling sociaal segment
en marktsegment maatwerk per locatie inhoudt. Aandachtspunten voor de kleine kernen zijn
het opplussen van bestaande woningen voor senioren en kavels voor zelfbouw voor starters en
gezinnen met kinderen.
Nieuwe landgoederen in de gemeente Voorst
Landgoederen en buitenplaatsen zijn een beeldbepalend onderdeel van de gemeente Voorst.
Het uitgangspunt van de gemeente is dat bestaande landgoederen en een gezonde landbouw
de basis vormen van het groene en recreatieve karakter van de gemeente Voorst. Onder
andere nieuwe landgoederen kunnen dit versterken. Met de komst van nieuwe landgoederen
kan de bestaande landgoederengordel (het Groene Carré) worden versterkt en kan tegelijk een
grote bijdrage worden geleverd aan de ecologische en landschappelijke versterking. Een
zoekgebied bepaalt waar nieuwe landgoederen kunnen worden opgericht. Dit zoekgebied ligt
onder andere ten westen van Teuge.
Welstandsnota Voorst
In de welstandsnota wordt het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken, zoals
dakkapellen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, en grotere bouwwerken verwoord. Voor de
eerste categorie zijn zogenaamde loketcriteria opgesteld, die 'aan de balie' duidelijk maken of
het gebouwd kan worden of niet. Voor de grotere bouwactiviteiten gelden object- en
gebiedscriteria. Hier zijn verschillende criteria opgesteld voor het dorpslint, het naoorlogs
woongebied en het vliegveld en omgeving. Aangegeven wordt dat het dorpslint de
karakteristieken en samenhang om te fungeren als herkenbaar (historisch) centrum mist. De
grootste waarde van de naoorlogse woongebieden ligt in de ruime groene opzet van de
buurten en de heldere stedenbouwkundige opzet.
Cultuurhistorie in de gemeente Voorst
Deze nota bevat inventarisatie en waardering van cultuurhistorische elementen en patronen
van de gemeente Voorst. Karakteristiek voor Teuge is de middeleeuwse doorgaande landweg
'Rijksstraatweg'. Ten noorden hiervan liggen de jonge heide- en broekontginningen en aan de
zuidzijde liggen kampontginningen met oude bouwlandcomplexen. De ten westen van Teuge
gelegen waterloop is aangeduid als een oude IJsselloop, beek of wetering.
Binnen het plangebied komen geen monumenten voor.
Bijlage 2 Onderzoekthema's
1
Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de
toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de
milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid
beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe
veiligheid. Tevens wordt ingegaan op de thema's archeologie, ecologie en water.
2
Milieuthema's
2.1
Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele
bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag
pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is
voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het
plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening
houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen
niet meer dan vijf jaar oud zijn.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning voor
het bouwen onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze
onderzoeken vaak gecombineerd.
Situatie Teuge - Oost
Bureau Tauw heeft een verkennend bodemonderzoek voor de woningbouwlocatie in Teuge
uitgevoerd (zie Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek).
Uit het onderzoek blijkt dat in zowel de grond als het grondwater maximaal licht verhoogde
gehalten/concentraties worden gemeten. Bij afvoer van de grond kan het noodzakelijk zijn een
partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te laten voeren.
Uit historische informatie blijkt echter dat op de locatie een terrein van Defensie betrof.
Zodoende is 10 jaar geleden, toen de gronden overgingen naar de gemeente Voorst, een
sanering uitgevoerd, waarbij enkele restverontreinigingen in de vorm van olie, aromaten en
PAK zijn achtergebleven. Met deze informatie kan niet met voldoende zekerheid worden
gesteld dat de locatie geschikt is voor woningbouw.
Vervolgens is een verkennend bodem- en asbestonderzoek (zie Bijlage 4 Verkennend bodemen asbestonderzoek) uitgevoerd. Dit onderzoek was tweeledig, namelijk:
een verkennend bodemonderzoek voor het oostelijk deel van het plangebied dat in het
andere verkennende bodemonderzoek nog niet was meegenomen;
een nader bodemonderzoek naar de locatie waar woningbouw gaat plaatsvinden om te
bezien of deze voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Wonen'.
In dit gecombineerd bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat er geen milieuhygienische
belemmeringen voor woningbouw op de onderzoekslocatie zijn. De grond voldoet aan de
kwaliteitsklasse 'Wonen'.
Peco-locatie
Voor de huidige Peco-locatie is ook een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, gezien de
bestemmingswijziging naar Wonen (zie Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek Peco). In dit
onderzoek zijn op de locatie één of meerdere stoffen aangetoond waarvan de gehalten de
interventiewaarde overschrijden. Er kan dus mogelijk sprake zijn van een geval van ernstige
bodemverontreiniging. Dit wordt vastgesteld op basis van een nader bodemonderzoek.
2.2
Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van
het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering.
Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding
tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als
wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden
van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge
afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere
gevoelige functies;
2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder
aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Voorst de
VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor
een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden
zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de
ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier
richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een
milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat
uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen
worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten
milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen
enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en
anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van
het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het
omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte
van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het
principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen
andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de
rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan
ook dezelfde richtafstanden. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen
de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap
verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd
gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere
functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de
hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de
aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een
hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De
richtafstand van 30 m voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden
verkleind tot 10 m en de richtafstand van 100 m voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan
worden verlaagd tot 50 m. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect
gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
Richtafstanden (in meters) tot omgevingstype
Categorie
1
2
3.1
3.2
4.1
4.2
Rustige woonwijk
10
30
50
100
200
300
Gemengd gebied
0
10
30
50
100
200
Situatie Teuge - Oost
Bureau Tauw heeft de bedrijven en milieuzonering rond de beoogde woningbouwlocatie in
Teuge in beeld gebracht (zie Bijlage 6 Bedrijven en milieuzonering). Voor elk bedrijf is de
grootste contour in beeld gebracht en gerelateerd aan de beoogde woningbouwlocatie. Dit is
in onderstaande kaart weergegeven.
Hieruit volgt dat enkele bedrijven met hun contouren over de grenzen van de
woningbouwlocatie vallen. Op de kaart zijn de 'gehanteerde afstanden' opgenomen, zoals
opgenomen in de VNG-publicatie. Dit zijn de grootste afstanden verkleind met één
afstandsstap in verband met de ligging van de planlocatie in een gemengd gebied. Dit geldt
niet voor de agrarische hindercirkel.
De bedrijfskavels (nr. 90) hebben een categorie 2 bestemming. Omdat de directe omgeving
een gemengd gebied is, is ook voor deze bedrijfskavels de contour met één afstandsstap
verkleind. Dit betekent dat een afstand van minimaal 10 m vanaf de bedrijvenbestemming tot
aan de nieuw te realiseren gevels gehanteerd moet worden.
In onderstaande tabel zijn de VNG-contouren van bedrijven die het plangebied overlappen,
opgenomen.
Nr Naam
Adres
Grootste
afstand
34
35
40
48
50
56
Rijksstraatweg 195
Rijksstraatweg 182
Parmentierstraat 3
De Zanden 96
De Zanden 94
De Zanden 55
100
30
30
50
30
200
Minimaal
te
hanteren
afstand
100
10
10
30
10
100
De Zanden 55
De Zanden 90
Nog niet gerealiseerd
De Zanden 15
200
50
30
1500
100
30
10
n.v.t.
Maatschap van Essen-Schutte
Ebbers Reclame en Belettering
Peco
Tennisclub Teuge
Teugse Klootschietvereniging
Anti Cravity ‘vliegschool met
onderhoud’
57 Star Air Service B.V.
65 Sportclub Teuge
90 Categorie 2 bedrijf
N.V. Luchthaven Teuge
De in bovenstaande tabel genoemde indicatieve contour van het vliegveld uit de VNG-gids zijn
niet opgenomen in de kaart. Hiervoor zijn namelijk specifieke contouren bekend. De
luchthaven heeft een BKL-contour. Hier wordt uitgebreider op ingegaan bij de volgende
paragraaf (2.3 Geluidhinder).
Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan is met bovengenoemde hindercontouren
rekening gehouden door binnen deze contouren geen bouwvlakken voor woningen te
projecteren.
2.3
Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de
vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer,
railverkeer- en industrielawaai.
Situatie Teuge - Oost
Ten aanzien van de ontwikkelingen in Teuge - Oost is onderzoek verricht naar wegverkeer en
railverkeer. Er liggen geen industriegebieden in de omgeving van het plangebied die gezoneerd
zijn in de zin van de Wet geluidhinder.
Naast de Wet geluidhinder is ook de Wet Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire
Luchthavens (RMBL) van toepassing als gevolg van de Luchthaven Teuge. Voor het
bestemmingsplan Teuge-Oost is onderzoek verricht naar de effecten van geluid van het
luchtvaartverkeer op het plangebied.
Bureau Tauw heeft een quickscan geluid uitgevoerd (zie Bijlage 7 Quickscan geluid) ten
behoeve van woningbouw in Teuge. Daarnaast is er voor wegverkeerslawaai nog een nader
onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 8 Nader onderzoek geluid wegverkeer) om te bepalen of er
hogere waarden aangevraagd moeten worden. Uit deze onderzoeken worden de volgende
conclusies getrokken:
Wegverkeerslawaai
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking
heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van
geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de
Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan
moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met
uitzondering van:
1. wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
2. wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.
De omvang van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in
binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek
worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De
voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de
voorkeurswaarde, maar niet hoger dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief
aftrek ex artikel 110g Wgh), dan kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde
vaststellen.
De geluidbelastingen vanwege de Rijksstraatweg is hoger dan de voorkeursgrenswaarde,
maar lager dan de maximaal toegestane grenswaarden. Dit betekent dat onder voorwaarden
gebouwd kan worden. Er zal een afweging van maatregelen plaats moeten vinden. Als deze
maatregelen niet doeltreffend, niet afdoende of om andere redenen ongewenst zijn zal voor
woningen waarvoor de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden een hogere waarde
aangevraagd moeten worden.
De maximale geluidsbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woningen als gevolg van
het wegverkeer bedraagt 49 dB. In eerste instantie moet worden onderzocht of er bron- en/of
overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om alsnog aan de voorkeurswaarde te kunnen voldoen.
Hierbij kan voor bronmaatregelen gedacht worden aan maatregelen om de verkeersintensiteit
te verlagen of het toepassen van een stil wegdek. De Rijksstraatweg is een provinciale weg
die een belangrijke verbinding vormt tussen Apeldoorn, Twello en Deventer. Maatregelen om
de verkeersintensiteit op deze weg te verlagen zijn daarom niet wenselijk. Daarnaast is de
Rijksstraatweg op dit moment al voorzien van geluidsreducerend asfalt. Voor
overdrachtsmaatregelen moet gedacht worden aan het plaatsen van geluidsschermen.
Aangezien het gaat om een overschrijding van 1 dB op één woning is het financieel niet
doelmatig om een geluidsscherm te plaatsen. Daarnaast ontmoet het plaatsen van een
scherm bezwaren van stedenbouwkundige aard.
Aangezien maatregelen om de voorkeurswaarde te verlagen niet mogelijk zijn dient een
hogere waarde te worden aangevraagd. Deze kan door het college van B&W worden verleend.
De hogere waarde moet zijn verleend voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. In de
praktijk loopt de procedure voor het verlenen van een hogere waarde gelijk met de procedure
voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Railverkeerslawaai
In de quickscan geluid zoals die door Tauw is uitgevoerd zijn de 55 dB contouren
(voorkeurswaarde) als gevolg van de spoorweg in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat deze op
meer dan 350 meter van plangebied zijn gelegen. Railverkeerslawaai vormt daarom geen
belemmering voor het plangebied.
Luchtvaartlawaai
Voor Luchthaven Teuge vigeert het Besluit burgerluchthavens, dat is opgesteld in het kader
van de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML). Dit Besluit vervangt
het oude Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart (BGKL). Per 1 januari 2011 is de
Omzettingsregeling luchthaven Teuge van kracht, die gebaseerd is op de eerst genoemde
RBML. Door deze Omzettingsregeling vervalt het aanwijzingsbesluit dat in het verleden voor
deze luchthaven gold. De provincie dient uiterlijk 1 november 2014 een luchthavenbesluit te
nemen gebaseerd op de RBML en Wet Luchtvaart.
Het oude Besluit (BGKL) gebruikt als dosismaat voor geluid de BKL-waarde. In het oude
Besluit (BGKL) zijn twee zones van belang, te weten de 47- en de 57- BKL-zone:
47-BKL is de voorkeursgrenswaarde*. Binnen de 47- BKL-zone kan alleen onder
voorwaarden worden gebouwd;
57-BKL is de uiterste grenswaarde. Binnen deze zone is geen woningbouw mogelijk
(tenzij sprake is van vervangende woningbouw).
* Bij deze waarde liggen de
hinderpercentages dicht in de buurt van de hinderpercentages die in Nederland voor railverkeer en
industrielawaai toelaatbaar worden geacht.
Ook in de recent in werking getreden Omzettingsregeling is het beperkingengebied in deze
twee zones (BKL) weergegeven.
Bureau Tauw heeft een quickscan geluid uitgevoerd (zie Bijlage 7 Quickscan geluid) ten
behoeve van woningbouw in Teuge. Uit deze quickscan voor weg-, rail- en luchtvaartlawaai
worden de volgende conclusies voor luchtvaart getrokken:
Ten aanzien van de luchtvaart is het plangebied in zijn geheel gelegen tussen de 47 en 57
BKL-contouren.
Vervolgens is op 25 oktober 2013 een aanvullende notitie opgesteld (zie Bijlage 9 Nader
onderzoek geluid luchthaven) op basis van een ingevuld plangebied met een
stedenbouwkundig plan. Uit de berekeningen blijkt dat op alle beoogde woningbouwlocaties in
het plangebied voldaan kan worden aan de grenswaarde van 45 dB(A) voor de
langtijdgemiddelde (equivalente) geluidsniveaus en aan de grenswaarde van 70 dB(A) voor de
maximale geluidsniveaus.
De nieuwe regelgeving hanteert vanuit de EU een andere (meer uniforme) dosismaat: Lden.
Hierbij wordt uitgegaan van de geluidscontouren van 48, 56 en 70 dB:
binnen de 48 dB geldt geen specifiek ruimtelijk regime;
binnen de 56 dB is alleen onder voorwaarden nieuwbouw van woningen mogelijk;
binnen de 70 dB is geen woningbouw mogelijk.
De provincie Gelderland moet uiterlijk 1 november 2014 een nieuw Luchthavenbesluit
vaststellen. Hiervoor dienen de Lden-zones bekend te zijn. Vooruitlopend op dit nieuwe
Luchthavenbesluit is door Adecs een concept 'berekeningsrapport geluid, externe veiligheid en
luchtkwaliteit Teuge' uitgevoerd om alvast een doorkijk te maken naar de toekomst. Het
rapport dient ter vastlegging van de invoergegevens voor de berekening van het geluid in Lden
en van het plaatsgebonden risico (PR). Hierin is een overzicht gegeven van de ligging van de
48, 56 en 70 dB Lden contouren. Uit de berekeningen blijkt dat het plangebied geheel is
gelegen buiten de 56 dB Lden contour en binnen de 48 dB Lden contour. Uit dit rapport blijkt
dus dat ook voor de toekomst geluid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van deze
locatie.
Gelet op de recent in werking getreden Omzettingsregeling zijn op de verbeelding nog de
BKL-zones van 47- en 57-BKL als gebiedsaanduidingen opgenomen. Met een
wijzigingsbevoegdheid wordt een wijziging van deze zones mogelijk gemaakt: indien het nog
te nemen luchthavenbesluit wordt genomen waarin nieuwe geluidscontouren worden
vastgelegd (de normstelling van BKL wordt dat vervangen door Lden) kunnen de zones in het
bestemmingsplan worden gewijzigd.
2.4
Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de
Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering
van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking
getreden.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat
wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het
programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van
infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst
aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het
NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit
hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om
te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de
AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma
een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3
NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Situatie Teuge - Oost
Bijdrage verkeer
Er wordt uitgegaan van het realiseren van circa 85 woningen. Op basis van de
CROW-publicaties nr. 256 'Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden' (oktober 2007) mag
worden uitgegaan van een ritproductie van 6,4 ritten per woning. Dit betekent een ritproductie
vanwege het bestemmingsplan van ongeveer 544 ritten per etmaal. Dit betreft alleen de
autoritten. Voor het aandeel vrachtverkeer wordt uitgegaan van 10%.
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit
heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een
eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt
aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool (versie mei 2010) is de toename van
de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van
1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als
een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Bijdrage luchtvaart
Door Adecs is een concept 'berekeningsrapport geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit
Teuge' ten behoeve van het luchthavenbesluit opgesteld. Hierin is ook aandacht besteedt
luchtkwaliteit veroorzaakt door het vliegverkeer van luchthaven Teuge.
Uit de resultaten blijkt duidelijk dat de luchtvaart op Teuge een enorm kleine bijdrage heeft
aan de lokale luchtkwaliteit. De normen voor NO2 en PM10 (beide respectievelijk 40 ìg/m3 )
worden niet overschreden door de luchtvaart.
2.5
Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van
zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op
basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen
(Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met
zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar
ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen.
Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-,
auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een
minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit
doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van
de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op
zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid
veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar
onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een
ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in
contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een
bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De
oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een
ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de
ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke
stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik en Circulaire van Houwelingen
Voor de opslag van munitievondsten uit de tweede wereldoorlog is de 'Circulaire opslag
ontplofbare stoffen voor civiel gebruik' van toepassing. Het toetsingskader voor opslag van
munitie voor defensieterreinen is beschreven in de circulaire van Houwelingen.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit
moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) te worden
gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving te weten
de aanpassing van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en Besluit transport gevaarlijke stoffen,
met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Beleidsvisie Externe Veiligheid
In 2010 is de beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Voorst vastgesteld. Een van de
uitgangspunten is dat de gemeente de focus legt op wonen, rust en recreatie. Nieuwe
risicobedrijven die onder het Bevi vallen zijn in principe niet toegestaan, maar kunnen
eventueel door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op een
bedrijventerrein. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich
niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied
voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het bedrijventerrein. Daarnaast is in de
beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn
dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Situatie Teuge - Oost
Bureau Tauw heeft een quickscan externe veiligheid uitgevoerd (zie Bijlage 10 Quickscan
externe veiligheid). Er is daarbij gekeken naar het transport van gevaarlijke stoffen en de
aanwezigheid van bedrijven. Geconcludeerd wordt dat de aanwezigheid van bedrijven, Airport
Teuge en het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, spoor, door buisleidingen geen
knelpunt vormen voor de ontwikkeling van de woningbouwlocatie. Het plangebied ligt buiten de
mogelijke invloedsafstand.
Het Projectbureau externe veiligheid van de Regio Stedendriehoek heeft beoordeeld welke
externe veiligheidsconsequenties voortvloeien uit de herziening van het bestemmingsplan Dorp
Teuge (thans Teuge-Oost geheten) (zie Bijlage 11 Notitie beoordeling externe veiligheid).
Binnen of nabij het plangebied zijn geen risicobedrijven gelegen die vallen onder de
regelgeving van het Bevi. Wel is nabij de planlocatie het vliegveld Teuge gelegen. Daarnaast is
een transportroute voor gevaarlijke stoffen aanwezig in het plangebied die valt onder het
RNVGS, te weten N344 Rijksstraatweg.
Risicobronnen
Uit eerdere onderzoeken valt af te leiden dat er in of nabij het plangebied geen risicobronnen
zijn gelegen met een plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar die gelegen is over bestaande
of geprojecteerde kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen
belemmering voor de planontwikkeling.
Het groepsrisico ten gevolge van de risicobronnen binnen het plangebied blijft onder 0,1 maal
de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bouwtitels binnen de
invloedsgebieden van de diverse risicobronnen. Het groepsrisico neemt ten gevolge van de
vaststelling van het plan derhalve niet toe. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico
is niet noodzakelijk.
Het bestemmingsplan Teuge-Oost heeft dus geen consequenties voor de externe veiligheid in
het plangebied.
Transportroute N344 Rijksstraatweg
Toetsingskader
De N344 is een doorgaande routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de beschouwing
van de externe veiligheidsrisico is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
(RNVGS) inclusief wijziging van 15 december 2009 van toepassing. Daarnaast wordt gewerkt
aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe
veiligheid) met als uitvloeisel het basisnet. Hiervoor is inmiddels een ambtelijk concept
beschikbaar van november 2008.
Daarnaast moeten de risico's worden getoetst aan de beleidsvisie externe veiligheid van de
gemeente Voorst. Deze nota geeft voor transportroutes geen aanvullend kader ten opzichte
van hetgeen geregeld is in het RNVGS.
Risicobeschouwing
De externe veiligheid van de provinciale wegen is door de provincie Gelderland
geïnventariseerd. De provincie heeft de gemeente hierover geïnformeerd bij brief van 8 maart
2011 'Definitief rapport externe veiligheid provinciale wegen'. Hier is de rapportage van Arcadis
'Externe veiligheidsrisico's op provinciale wegen in Gelderland' (januari 2011) bijgevoegd. De
resultaten van dit onderzoek geven inzicht in de externe veiligheidssituatie van alle provinciale
wegen in de huidige situatie en de autonome ontwikkeling daarvan tot 2020.
Vervolgens heeft de provincie een aantal weggedeeltes aangewezen waarbij er een verhoogde
kans is op ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het weggedeelte van de N344 met een hoog
groepsrisico betreft de Amersfoortseweg, gelegen ten westen van Apeldoorn. Deze is buiten
het plangebied gelegen. Het groepsrisico op het weggedeelte N322 tussen Apeldoorn en
Deventer gelegen, blijft nu en in de toekomst onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Uit het bovenstaande blijkt dat de N344 geen transportroute betreft waarvoor externe veiligheid
een belangrijk item is. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.
Luchthaven Teuge
Vervolgens is door NLR onderzoek gedaan naar de Externe veiligheidsrisico rond luchthaven
Teuge door vliegverkeer (zie Bijlage 12 Rapport externe veiligheid vliegverkeer). Vervolgens
heeft het Porjectbureau Externe veiligheid van de Regio Stedendriehoek de consequenties
voor de externe veiligheid op basis van dit rapport inzichtelijk gemaakt. Deze tekst is
hieronder opgenomen.
Toetsingskader
De provincie moet voor luchthaven Teuge een besluit nemen over onder meer de externe
veiligheid. Bij het vaststellen van die besluiten is de provincie gebonden aan de wettelijke
normen voor luchthavens. Deze normen zijn vastgelegd in:
Besluit burgerluchthavens. Hierin staan onder meer de normen voor externe veiligheid.
Regeling Burgerluchthavens. Hierin staan rekenvoorschriften voor externe veiligheid.
Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen. Hierin staan regels voor de veilige
inrichting, uitrusting en gebruik van luchthavens en overige terreinen in gebruik voor
luchtvaart.
Het provinciale RBML-instrument voor Teuge wordt het Luchthavenbesluit. Een onderdeel
daarvan wordt de externe veiligheidszonering. Dit moet berekend worden met het speciaal
hiervoor ontwikkelde "Gevers-rekenmodel". Dit wordt dan onderdeel van het eerste
Luchthavenbesluit voor Teuge. Uiterlijk op 1 november 2014 wordt het Luchthavenbesluit voor
Teuge vastgesteld.
Risicobeschouwing
Nieuwbouw in de nabijheid van vliegveld Teuge moet getoetst worden aan de externe veiligheid
zoals die wordt vastgelegd in het Luchthavenbesluit, om te voorkomen dat na vaststelling van
het Luchthavenbesluit een saneringssituatie ontstaat. Daar momenteel het Luchthavenbesluit
nog niet is vastgesteld heeft gemeente Voorst het NLR gevraagd de externe veiligheidsrisico's
te berekenen conform de uitgangspunten zoals die in het Luchthavenbesluit zullen worden
vastgelegd.
De risicoberekeningen zijn uitgevoerd met het rekenprogramma TRIPAC. De rekenmodule van
dit pakket is gelijk aan die van het voorgeschreven pakket GEVERS.
De berekende externe veiligheidsrisico's worden in onderstaande verbeelding afkomstig uit het
rapport van NLR weergegeven, waarbij de ligging van de planlocatie is toegevoegd.
Plaatsgebonden risicocontouren voor risicowaarden 1.10-5 (rood) en 1.10-6 (blauw). Donkerbruine contour
is grens
luchthaventerrein
Uit bovenstaande figuur blijkt dat de planlocatie geheel buiten de risicocontouren van
luchthaven Teuge is gelegen. Externe veiligheid geeft derhalve geen belemmering voor de
ontwikkeling van de planlocatie.
Conclusie
Vliegveld Teuge levert geen belemmeringen op voor het planproces.
Kabels en leidingen
Op 900 meter afstand loopt een gasleiding. Deze afstand is groter dan de
inventarisatieafstand van 580 meter waarbinnen nog invloed zou kunnen zijn voor het
groepsrisico.
Verder liggen er in het plangebied enkele kleine leidingen, waaronder voor water, elektra en
gas. Hiermee zal rekening moeten worden gehouden met de uitvoering van het plan. Er is bij
deze leidingen geen sprake van een risico in het kader van de externe veiligheid.
2.6
Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking
getreden. Deze wet behelst de implementatie in de Nederlandse wetgeving van het Europees
Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, (ook wel het Verdrag van
Malta en het Verdrag van Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het Verdrag in
1992 door verscheidene EU-lidstaten is ondertekend). De Wamz houdt een wijziging in van de
Monumentenwet 1988, de Woningwet, de Wet milieubeheer en de Ontgrondingenwet. De
Wamz verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de
bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem
aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen
liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden
heeft de Rijksdienst voor het Cultuureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische
Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische
Monumentenkaart (AMK) opgesteld.
Wie de bodem verstoort krijgt te maken met archeologie. Getoetst moet worden of
archeologische waarden niet verstoord of beschadigd worden. Daarvoor is archeologisch
onderzoek nodig.
Situatie Teuge - Oost
Synthegra heeft een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend
booronderzoek (zie Bijlage 13 Archeologisch onderzoek).
De natuurlijke bodem is in het hoger gelegen deel van het plangebied verstoord door recente
graafwerkzaamheden. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van
fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Deze worden in de top van
de C-horizont verwacht. Aangezien de bodem tot diep in de C-horizont is verstoord, zijn
eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De hoge verwachting voor
vuursteen-vindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum ter plaatse van het hoger
gelegen deel van het plangebied kan daarom naar laag worden bijgesteld. Het onderzoek heeft
de ligging van het oostelijke deel van het plangebied in een depressie bevestigd, en ook hier
zijn bodemverstoringen aangetroffen zodat de lage verwachting voor deze periode voor dit deel
van het plangebied kan worden gehandhaafd.
Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit
fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze
sporen kunnen tot in de Chorizont reiken. Met uitzondering van boring 43, 49, 55 en 57 tot en
met 60 is de bodem tot diep in de Chorizont verstoord en is het archeologische niveau niet
meer intact. Op basis van het bureauonderzoek werden ook geen archeologische resten uit
het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen verwacht. De lage verwachting voor
nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan gehandhaafd
blijven.
Voor het oostelijke deel van het plangebied gold een hoge verwachting voor de late
middeleeuwen en de nieuwe tijd in verband met de ligging binnen een bufferzone van een
historisch erf. Uit het booronderzoek blijkt dat de bodem verstoord is. Op basis van deze
conclusie wordt de hoge verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en de
nieuwe tijd voor oostelijke deel van het plangebied naar laag bijgesteld en de lage verwachting
voor de rest van het plangebied gehandhaafd.
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen
vervolgonderzoek geadviseerd.
2.7
Ecologie
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Habitat- en
Vogelrichtlijn, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en
natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen
aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van
artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex
artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt
als volgt:
1. algemene soorten
Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor
activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het
verbod.
2. overige soorten
Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten
die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod,
mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV
goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is
voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten
getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding
van de soort'.
3. soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AMvB
Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van
de AMvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een
ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
a. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van
werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
b. er is geen alternatief; en
c. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.
Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid.
Gebiedsbescherming
Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op
grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. De Vogel- of
Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en
habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende
naam voor (combinaties van) deze gebieden is 'Natura 2000-gebied'.
Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te
voorkomen, bepaalt de wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de
habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet
mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid Natuurbeschermingswet (Nbw)).
Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen. De definitie van 'project' dient men
ruim te nemen. In ieder geval is daar sprake van bij de uitvoering van bouwwerken of de
totstandbrenging van andere installaties of werken. Verder betreft het andere ingrepen in het
natuurlijk milieu of landschap, inclusief ingrepen voor de ontginning van bodemschatten.
Vergunningen worden verleend door Gedeputeerde Staten. In bepaalde situaties, zoals
omschreven in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet, verleent de minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een vergunning.
Het dorp Teuge heeft te maken met twee Natura 2000-gebieden die op enige afstand liggen:
de 'Uiterwaarden IJssel' en de 'Veluwe'.
De uiterwaarden IJssel omvatten het merendeel van de buitendijkse delen van het
rivierengebieden van de IJssel; de hoofdstroom zelf is niet in het richtlijngebied meebegrensd.
Een beperkt deel hiervan is aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Een aantal vrijwel
onvergraven en reliëfrijke uiterwaarden zoals Cortenoever, Rammelwaard, Ravenswaard en
Scherenwelle, vormt hier een kleinschalig oud cultuurlandschap met daarin
stroomdalgraslanden, kievitsbloemhooilanden en glanshaverhooilanden. Andere reliëfrijke
delen en gebieden die aansluiten op de zandgronden zijn van belang vanwege hardhoutooibos.
De IJsselmonding is van belang voor rivierfonteinkruid. De uiterwaarden IJssel is een belangrijk
broedgebied voor soorten van natte, ruige graslanden (porseleinhoen, kwartelkoning) en
drijvende waterplantenvegetaties (zwarte stern). En is daarnaast van enig belang voor soorten
van bosrijke watergebieden met voldoende vis (aalscholver, ijsvogel). Ook is het gebied
belangrijk als rust- en foerageergebied voor aalscholver, kleine zwaan, wilde zwaan, kolgans,
smient, slobeend, tafeleend, nonnetje, grote zaagbek, meerkoet, kievit, grutto en reuzenstern
en van belang voor fuut, kleine zilverreiger, lepelaar, grauwe gans, krakeend, wintertaling,
wilde eend, pijlstaart, kuifeend, visarend, slechtvalk, scholekster en tureluur. Voor de wilde
zwaan, kolgans, kievit en de grutto is het één van de belangrijkste gebieden in Nederland.
De Veluwe bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en
stuifzanden. In de voorlaatste ijstijd, zo'n 150.000 jaar geleden, duwden de ijslobben van het
landijs enorme hoeveelheden door de rivieren aangevoerd zand en grond voor zich uit en opzij
en vormden zo de stuwwallen. Hoewel de hoogteverschillen sindsdien door wind en water zijn
afgevlakt, reiken de hoogste delen van de Veluwe tot ruim 100 m boven NAP. Tot 850 was de
Noord-Veluwe één uitgestrekt stuifzandgebied. Tegenwoordig is er in totaal nog 1400 hectare
stuifzand op de Veluwe. Bij Kootwijk is één van de grootste actieve stuifzandgebieden van
Europa. Plaatselijk komen in de heiden natte (onder andere Leemputten bij Staverden) of
droge (onder andere Harskamp) heischrale graslanden, jeneverbesstruwelen, vennen, natte
heide en hoogveenkernen (Mosterdveen) voor. In het beekdal van de Hierdense en
Staverdense Beek worden schraallanden aangetroffen. Langs de randen van de Veluwe
ontspringen de (sprengen)beken, waar beekvegetaties en zeer plaatselijk bronbossen
voorkomen.
Daarnaast zijn de volgende algemene doelen geformuleerd voor Natura 2000-gebieden:
behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan
de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de
Europese Unie;
behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van
het Natura 2000 netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie;
behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten
behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke
habitats en soorten;
behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de
ecologische structuur en functies van het gehele gebied, voor alle habitattypen en soorten
waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd;
behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame
instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn
geformuleerd.
Bos- en natuurcompensatie
Flora wordt ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en
natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal
in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur'
die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde
compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te
tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een
compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar,
140%. Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet
herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens
de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.
Voor de locatiekeuze van gronden waar compensatie plaats zal vinden, gelden de volgende
regels:
compensatie binnen de gemeente of aangrenzende gemeente;
compensatie altijd aansluitend aan een natuur- of boskern van ten minste 5 ha;
compensatie bij voorkeur ter versterking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
In de richtlijn is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos
moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur
of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan ten gevolge
waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden
bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer
fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging
voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële
compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan
geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een
initiatiefnemer maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op
natuur- en boscompensatie.
Situatie Teuge - Oost
Bureau Tauw heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie Bijlage 14 Quickscan flora en
fauna).
De toetsing van de beoogde ingreep (woningbouw) aan de Flora- en faunawet laat zien dat er
geen soorten of soortgroepen zijn waarvoor een negatief effect wordt verwacht.
Het bouwrijp maken van de onderzoekslocatie dient gezien te worden als een voor vogels
verstorende activiteit en dient daarom buiten het broedvogelseizoen te starten of te worden
uitgevoerd. Nader (veld)onderzoek naar de aanwezigheid en gebruik van de planlocatie door
andere beschermde soorten is niet nodig.
Vanuit de Flora- en faunawet gelden de beperkingen van de zorgplicht en uitvoering van het
werk buiten het broedseizoen. De uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling is reëel mits
uitgevoerd buiten het broedseizoen.
Vervolgens is het voorgaande rapport geactualiseerd en aangevuld met ook de Peco-locatie
(zie Bijlage 15 Quickscan flora en fauna incl Peco).
Conclusies deellocatie Peco-terrein
Voor de deellocatie Peco-terrein geldt dat er geen jaarrond beschermde soorten of
verblijfplaatsen aanwezig zijn. Bij ontwikkeling van het terrein is daarom geen sprake van
overtreding van de Flora- en faunawet. Hierbij geldt echter wel de randvoorwaarde dat sloop
van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken gezien dient te worden als een voor
vogels verstorende activiteit en daarom buiten het vogelbroedseizoen plaats moet vinden of
gestart moet worden. Dit vanwege het feit dat alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de
functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd zijn tijdens het broeden en niet
verstoord mogen worden.
Conclusies deellocatie defensieterrein
Vogels: Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de
broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode. Tevens zijn rust- en verblijfplaatsen en de
functionele omgeving van een aantal vogelsoorten jaarrond beschermd. Sloop van gebouwen
en verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende
activiteit en dienen buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden.
Steenmarter: Bij omvorming van de deellocatie defensieterrein bestaat de mogelijkheid dat
een verblijfplaats van een steenmarter wordt aangetast. Door op voorhand te werken conform
de Flora- en faunawet gedragscode van Bouwend Nederland en vervolgens de houtstapels,
hoekjes met ruigtes en overige ‘rommelhoekjes’ te verwijderen buiten het voor deze soort
kwetsbare periode kunnen effecten zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Het kwetsbare
seizoen van de steenmarter betreft het voortplantingsseizoen en loopt van mei tot en met
augustus.
Rugstreeppad: De deellocatie van het voormalige defensie terrein bevat momenteel veel
zand(opslag) en heeft mede daardoor geschikt habitat voor de rugstreeppad. Nader onderzoek
naar de aanwezigheid van de rugstreeppad op de deellocatie van het defensieterrein is daarom
noodzakelijk. Dit onderzoek dient te bestaan uit twee veldbezoeken in het voorjaar. Indien de
soort aanwezig blijkt te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om effecten op de soort te
mitigeren.
Vleermuizen: De deellocatie van het voormalige defensieterrein biedt mogelijke verblijfplaatsen
voor boombewonende vleermuizen als ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en franjestaart.
De ‘bos’-delen dienen mogelijk tevens als foerageergebied en/of begeleiding bij een vliegroute.
Indien de bomen op het terrein behouden blijven, worden geen effecten op vleermuizen
verwacht en is nader onderzoek niet noodzakelijk. Bij kap van bomen of andersoortige
aantasting van de groenstructuur is echter onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. Echter,
bij concreet worden van de planinvulling wordt afstemming met een ter zake kundige op het
gebied van vleermuizen geadviseerd, bijvoorbeeld ten aanzien van verlichting. Indien nader
onderzoek nodig blijkt, dient dit in eerste instantie uit twee veldbezoeken te bestaan gericht
op de aanwezigheid van verblijfplaatsen (holtes) en vliegroutes. Indien belangrijke functies voor
vleermuizen aanwezig blijken te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om effecten te
mitigeren.
Toelichting nader onderzoek en planning: De Flora- en faunawet gaat uit van het
voorzorgsbeginsel en stelt dat effecten met zekerheid moeten kunnen worden uitgesloten.
Geconcludeerd wordt dat er sprake is van mogelijk negatieve effecten op een aantal soorten
waarvan het voorkomen niet kan worden uitgesloten (vleermuizen en rugstreeppad). Wanneer
effecten mogelijk zijn, en wanneer niet met zekerheid vast te stellen is of een soort aanwezig
is, is nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk.
Het uitvoeren van nader onderzoek, het treffen van eventuele mitigerende maatregelen en/of
het aanvragen van een eventuele ontheffing van de Flora- en faunawet zijn gekoppeld aan de
uitvoeringsfase en dienen afgerond te zijn voor de start van de fysieke uitvoering. Voor dit
project is het aannemelijk dat voldoende mitigerende maatregelen mogelijk zijn en dat een
eventueel benodigde ontheffing verleend wordt. Ruimtelijke planprocedures kunnen daarom
ongehinderd doorgang vinden.
2.8
Water
Op basis van beleid dat voortkomt uit de rijksnota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een 'watertoets'
verplicht gesteld bij ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om
ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op de mate waarin rekening is gehouden met
waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:
voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
voorkomen van wateroverlast en van afwenteling van wateroverschotten op anderen;
voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
het garanderen van de veiligheid (overstroming);
het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.
Waterplan Voorst
Het Waterplan Voorst (2009) is opgesteld in samenwerking met het Waterschap Veluwe
(thans Waterschap Vallei en Veluwe geheten). Het waterplan gaat in op al het water in de
gemeente; het water in de sloot, de regen, het rioolwater, het grondwater, enz. Het Waterplan
Voorst beschrijft het gezamenlijke beleid en visie die de gemeente en het waterschap de
komende jaren ten aanzien van water gaan voeren. Het bestaande beleid, de regionale en
gemeentelijke visies en de kansen en knelpunten vormen de basis voor de opgestelde
watervisie.
Het waterplan beschrijft voor het landelijke gebied en per kern de kansen en knelpunten die
een relatie hebben tot het water.
Voor Teuge gelden de volgende punten:
1. Ten oosten van Teuge loopt de Kromme Beek. Het is mogelijk deze beek te verbreden en
daardoor meer waterberging te creëren. Tevens wordt het project Weteringse Broek
uitgevoerd, waarbij aandacht is voor een robuustere vormgeving van de Groote Wetering,
alsmede de inrichting als belevingswater en recreatief medegebruik.
2. Bij een verdere toename aan verhard oppervlak zal nog meer waterberging gecreëerd
moeten worden.
3. De wateroverlast ter hoogte van de Bleriotstraat is opgelost.
Situatie Teuge - Oost
Ten aanzien van de geohydrologie is door Tauw een geohydrologisch onderzoek (zie Bijlage
16 Geohydrologisch onderzoek) opgesteld. Onderstaande tekst is hieraan ontleend.
Randvoorwaarden afkoppelen
Bij het afkoppelen van verhard oppervlak is de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' (Waterbeheer
21e eeuw) van toepassing. Dit betekent dat de voorkeur bij het afkoppelen uitgaat naar het
infiltreren van regenwater boven het afvoeren van regenwater naar oppervlaktewater of het riool.
Ook de trits ‘schoonhouden-scheiden-schoonmaken’ is van toepassing. Dit betekent dat de
kwaliteit van het water niet mag verslechteren.
De mogelijkheden voor het afkoppelen in het plangebied zijn afhankelijk van:
De
waterhuishoudkundige
en
bodemkundige
situatie
infiltratiemogelijkheden.
Ruimtelijke invulling van het plangebied.
Toepassing van bronmaatregelen, bijvoorbeeld duurzame
niet-uitlogende eigenschappen, beheer en onderhoud.
in
verband
bouwmaterialen
met
met
Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Voorst hanteren als uitgangspunt dat het
hemelwater van het plangebied zoveel mogelijk geborgen en geïnfiltreerd dient te worden in
het plangebied zelf. In het NBW is afgesproken dat wateroverlast slechts eens per 100 jaar
(T=100) mag voorkomen. Bij deze gebeurtenis dient wateroverlast te worden voorkomen door
een afvoer te creëren naar een in de buurt gelegen watergang. Binnen het plangebied dient
wel voldoende berging te worden gecreëerd om een T=10 neerslaggebeurtenis te kunnen
bergen (zonder de landelijke lozingsnorm van 1,33 l/s/ha te overschrijden). Concreet wordt
gesproken over een statische berging van 36mm berging per vierkante meter aangesloten
verharding.
Op het gebied van infiltreren wordt voor oppervlakkige infiltratie een minimale doorlatendheid
vereist van 0,4 m/dag. Bij ondergrondse infiltratievoorzieningen dient de K-waarde minimaal 1
m/dag te bedragen.
Infiltratiemogelijkheden
Infiltratiecapaciteit
Uit de doorlatendheidsmetingen blijkt dat de doorlatendheid van de bodem voldoende is. De
doorlatendheid in de onverzadigde zone van de bodem ligt tussen de 0,5 en 4,0 meter/dag.
Op basis van de gemeten doorlatendheden is infiltratie mogelijk.
Hoogte van de grondwaterstand
De hoogte van de grondwaterstand is van belang voor de afweging tussen bovengrondse of
ondergrondse infiltratievoorzieningen. Indien bij een ondergrondse infiltratievoorziening wordt
uitgegaan van een gronddekking van minimaal 1 m zal op basis van de huidige gegevens
periodiek een bergingsverlies optreden in de voorziening door hoge grondwaterstanden. De
aanleg van IT-riolering wordt daarom niet geadviseerd. Geadviseerd wordt om het hemelwater
af te voeren naar een bovengrondse infiltratievoorziening. Een ondiepe ondergrondse
infiltratievoorziening is echter ook mogelijk (kratten of direct onder de verharding
(waterdoorlatende bestrating)).
Landschappelijke afronding
Ten behoeve van de waterberging en als onderdeel van de landschappelijke afronding is een
rabattenbos een mogelijke oplossing. Dit is een bosvlakte met hogere rillen en sloten. Op de
rillen (die zeker niet hoger hoeven te zijn dan het huidige maaiveld) kan zich bijvoorbeeld een
Elzenbroekbos vormen. In de sloten kan het water van de wijk geborgen worden. Of het
regenwater in de wijk naar de rabatten gevoerd wordt via greppels of ondergrondse leidingen,
is afhankelijk van het stedelijk ontwerp.
Oude loop van de Kromme Beek
Zoals op de kaarten van 1811 - 1832 te zien valt, deed de Kromme beek in het verleden zijn
naam eer aan. De bestaande ruimte voor groen in het bestemmingsplan laat voldoende ruimte
om deze oude loop terug te brengen. Deze loop kan door een eventueel rabattenbos slingeren
of er kan worden gekozen voor westelijk een rabattenbos en oostelijk een vloeivlakte en/of
schraalgrasland, een en ander in overleg met het waterschap Vallei en Veluwe.
Omgang met hemelwater
Type oppervlak
De toekomstige verhouding van daken- en terreinoppervlakten is onbekend. Uitgangspunt is
dat voor de daken niet uitlogende materialen worden gebruikt. Daken worden daarom als
schoon beschouwd. Voor de terreinen en de wegen kan naar aanleiding van het gebruik
(intensiviteit) bepaald worden of het oppervlak 'schoon' of 'vuil' is. Vervuilde oppervlakken
moeten via een zuiverende voorziening het water lozen op de bodem of oppervlaktewater. De
gemeente Voorst beschouwt wegen in woonwijken als zijnde schoon oppervlak.
Ruimte(gebruik)
Om bovengronds te infiltreren is ruimte nodig. De ruimte vinden om bovengronds te infiltreren
met behulp van bijvoorbeeld wadi's of greppels is vaak moeilijk. Bij de keuze om bovengronds
te infiltreren zal niet alleen ruimte beschikbaar gemaakt moeten worden voor wadi's, maar ook
voor een goede verbindingsstructuur tussen wadi's en overstortlocaties. Ondergrondse
voorzieningen komen onder de weg of andere openbare ruimten te liggen. Vraag hierbij is of
het oppervlak van de weg zodanig is, dat hier onder voldoende ruimte is voor voorzieningen.
Afvoer buiten plangebied
Het hemelwater mag in de toekomstige situatie afgevoerd worden uit het plangebied, waarbij
de huidige afvoer niet overschreden mag worden. Het waterschap hanteert hiervoor de
landelijke afvoernorm (bij buiten onder de T=10) van 1,33 l/s/ha. Het overtollige hemelwater
kan vanuit het plangebied worden afgevoerd naar de Kromme Beek, die direct ten oosten van
het plangebied ligt.
Voor de weg- en vloerpeilen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De minimale ontwateringsdiepte voor wegen bedraagt 0,7 meter boven de GHG ten
opzichte van wegpeil (hoogte mv-wegen NAP +4,85 m tot NAP +5,05 m);
De minimale ontwateringsdiepte voor bebouwing bedraagt 1,0 meter boven de GHG ten
opzichte van bovenkant vloerpeil (hoogte vloerpeil NAP +5.15 m tot NAP +5,35 m).
De GHG is binnen het plangebied gedeeltelijk te hoog om te voldoen aan de ontwateringseisen. Ophoging van delen van het plangebied is dus noodzakelijk om voldoende
ontwateringsdiepte te realiseren. In het kader van grondwaterneutraal bouwen kan de
benodigde ontwatering worden bereikt door (selectief) op te hogen en/of kruipruimteloos te
bouwen.
Verkennend bodemonderzoek
woningbouw Teuge
30 januari 2012
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
Verantwoording
Titel
Opdrachtgever
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
Gemeente Voorst
Erik Vonkeman
Teun Nijenkamp
Uitvoering veldwerk Henk Onstenk, Patrick van der Sluis en Jos Marsman
Projectleider
Auteur(s)
Aantal pagina's
(certificaatnummer K54913/01)
4713147
22 (exclusief bijlagen)
Datum
30 januari 2012
Handtekening
Ontbreekt in verband met digitale versie.
Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.
Projectnummer
Colofon
Tauw bv
afdeling Bodem & Milieu
Handelskade 11
Postbus 133
7400 AC Deventer
Telefoon (0570) 69 99 11
Fax (0570) 69 96 66
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd
met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom.
De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw
hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens:
-
NEN-EN-ISO 9001
VCA**-certificering voor veilig werken bij meet- en inspectieactiviteiten en bodemsaneringen, ook in risicogebieden railinfra
-
Er zijn analyses uitgevoerd door het NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West
Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek conform de VKB-protocollen 2001, 2002,
2003 en 2018
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
3\22
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
4\22
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
Inhoud
Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 3
1
Inleiding.......................................................................................................................... 7
2
Vooronderzoek en onderzoeksstrategie ..................................................................... 9
2.1
Algemeen ........................................................................................................................ 9
2.2
2.3
2.4
Huidige situatie................................................................................................................ 9
Uitgevoerde bodemonderzoeken .................................................................................. 10
Historie tot op heden ..................................................................................................... 10
2.5
2.6
2.7
Toekomstige situatie ..................................................................................................... 10
Geohydrologie ............................................................................................................... 10
Hypothese voor het onderzoek ..................................................................................... 11
3
Uitgevoerde werkzaamheden..................................................................................... 13
3.1
Veiligheid en Kwaliteit ................................................................................................... 13
3.2
Veld- en analysewerkzaamheden bodemonderzoek .................................................... 13
4
Resultaten .................................................................................................................... 15
4.1
4.2
4.3
Toetsingskader.............................................................................................................. 15
Veldwaarnemingen en metingen ................................................................................... 15
Kwaliteit van de grond ................................................................................................... 16
4.4
4.5
Kwaliteit van het grondwater ......................................................................................... 18
Toetsing van de hypothese ........................................................................................... 19
5
Conclusies en aanvullende opmerkingen................................................................. 21
5.1
Conclusies..................................................................................................................... 21
Bijlage(n)
1. Regionale ligging van de onderzoekslocatie
2.
3.
4.
5.
6.
Onderzoekslocatie met monsterpunten
Boorprofielen
Locatiespecifieke toetsingswaarden
Analysecertificaten
Onderzoeksrapport bovengrond in opdracht van provincie Gelderland
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
5\22
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
6\22
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
1 Inleiding
Tauw heeft in opdracht van de gemeente Voorst een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter
plaatse van de potentiële nieuwbouwlocatie in Teuge. De locatie wordt globaal omsloten door de
Rijksstraatweg (N344) in het zuiden, de Fokkerstraat in het oosten en de Hessenlaan in het
westen.
De aanleiding voor dit bodemonderzoek is de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. De
gemeente Voorst heeft plannen om binnen de bebouwde kom van het dorp Teuge tot 2030 circa
85 woningen te bouwen. Deze plannen maken onderdeel uit van de Ruimtelijke Toekomstvisie
Voorst uit 2005. Hierin is een verdeling van de woningbouwambitie over de verschillende kernen
weergegeven. Voor de kern Teuge wil de gemeente Voorst een nieuw bestemmingsplan voor de
bebouwde kom ter inzage leggen.
Het doel van het onderzoek is het vastleggen van de huidige bodemkwaliteit.
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
7\22
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
8\22
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
2 Vooronderzoek en onderzoeksstrategie
2.1
Algemeen
Tauw heeft het vooronderzoek uitgevoerd volgens de Nederlandse norm NEN 57251. Gezien de
aanleiding van dit onderzoek is een standaard vooronderzoek uitgevoerd. In dit vooronderzoek
hebben wij informatie verzameld over het historisch, huidig en toekomstig gebruik van de locatie.
Daarnaast hebben wij informatie verzameld over financieel-juridische zaken, de bodemopbouw
en geohydrologie. Ook hebben wij de omvang van de onderzoekslocatie afgebakend en een
onderzoekshypothese opgesteld.
Ten behoeve van dit vooronderzoek hebben wij de volgende bronnen geraadpleegd:
• Informatie verstrekt door de opdrachtgever
• Informatie verkregen bij de gemeente Voorst, contactpersoon de heer Tomassen
•
•
•
Kadaster
NAGROM. NAtionaal GROndwater Model
VEWIN. Provinciale overzichten win- en productiemiddelen
•
Topografische Dienst. Diverse topografische kaarten
2.2
Huidige situatie
Locatiegegevens
Adres:
De locatie wordt globaal omsloten door de Rijksstraatweg
Plaats:
(N344) in het zuiden, de Fokkerstraat in het oosten en de
Hessenlaan in het westen
Teuge
Oppervlakte:
Kadastrale registratie:
Terreinverharding:
48.000 m²
Gemeente Twello, sectie D, nummer1257
Onverhard
Huidige bestemming:
Braakliggend
De regionale ligging van de onderzoekslocatie vindt u in bijlage 1 (schaal 1:25.000). In bijlage 2
vindt u een situatieschets van de onderzoekslocatie. Hierop zijn de grenzen van de
onderzoekslocatie aangegeven.
1
NEN 5725: Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NEN, januari
2009
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
9\22
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
2.3
Uitgevoerde bodemonderzoeken
Op de locatie is in 2010 door Tauw een eerder verkennend (nulsituatie) bodemonderzoek
uitgevoerd (R001-4709714DMK-cmn-V01-NL, d.d. 16 maart 2010, zie bijlage 6). Het onderzoek is
uitgevoerd in opdracht van de provincie Gelderland en beperkt zich uitsluitend tot het oostelijk
terreindeel. De aanleiding voor dit bodemonderzoek is de tijdelijke in gebruik name van de locatie
als opslagterrein voor de reconstructie van de N334. Om deze reden is dan ook alleen de
bovengrond onderzocht.
Zintuiglijk worden in de bovengrond op enkele plekken lichte bijmengingen met puin
waargenomen. Analytisch worden in de bovengrond (0 - 0,5 m -mv) maximaal licht verhoogde
gehalten aan kobalt, lood, PAK en minerale olie gemeten.
2.4
Historie tot op heden
De locatie is momenteel braakliggend. Het westelijk terreindeel wordt gebruikt als opslag voor de
reconstructie van de N344. Het overig deel is in gebruik als speelveld. Verspreid over de
onderzoekslocatie bevinden zich diverse groenstroken. In het verleden is de locatie in gebruik
geweest als MOB-locatie van Defensie.
2.5
Toekomstige situatie
Voor de gemeente Voorst is deze locatie een potentiële woonwijk.
2.6
Geohydrologie
In tabel 2.1 vindt u een overzicht van de regionale geohydrologische situatie ter plaatse van de
onderzoekslocatie.
Tabel 2.1 Regionale geohydrologische gegevens
Onderdeel
10\22
Grondwaterstromingsrichting
Noord Noord Oost
Stijghoogte van het grondwater
4,72 m +NAP
Ligging ten opzichte van grondwaterbeschermingsgebied
2.720 m
Maaiveldhoogte
5,4 m +NAP
Diepte freatisch grondwater
< 1,2 m -mv
Geologie
Grof zand
Dikte van de deklaag
2-5m
Zout of brak grondwater
Nee
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
Lokale factoren zoals waterlopen, drainagesystemen, (lekke) rioleringen en dergelijke, kunnen de
stromingsrichting van het oppervlakkig (freatisch) grondwater beïnvloeden.
2.7
Hypothese voor het onderzoek
Op basis van de informatie verkregen uit het vooronderzoek wordt als hypothese gesteld dat er
geen reden is om een bodemverontreiniging op de locatie te verwachten.
Tauw heeft het onderzoek uitgevoerd op basis van de onderzoeksstrategie voor het verkennend
onderzoek zoals is weergegeven in de norm NEN 5740 2. Op basis van de verkregen informatie
uit het vooronderzoek is de onderzoeksintensiteit en -strategie voor een onverdachte locatie (onv)
gehanteerd. Opgemerkt wordt dat de bovengrond van het oostelijk terreindeel niet wordt
onderzocht omdat deze recentelijk door Tauw is onderzocht (zie paragraaf 2.3). In overleg met de
provincie Gelderland en de gemeente Voorst worden de resultaten van dit onderzoek gebruikt in
de voorliggende rapportage.
2
NEN 5740: Bodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek, NEN, januari 2009
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
11\22
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
12\22
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
3 Uitgevoerde werkzaamheden
3.1
Veiligheid en Kwaliteit
Het keurmerk ‘kwaliteitswaarborg Bodembeheer’ geeft aan dat de activiteiten in het kader bodembeheer, waaronder
veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek goed en betrouwbaar volgens door de overheid opgestelde
protocollen en programma’s zijn / worden uitgevoerd. Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij
milieuhygiënisch bodemonderzoek conform de VKB-protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018. Tauw bv verklaart dat
het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is/wordt uitgevoerd conform de eisen van BRL SIKB 2000. Bij
interne opdrachtverlening is / wordt gebruik gemaakt van interne functiescheiding onder de voorwaarden die het
Besluit bodemkwaliteit hieraan stelt.
In bijlage 2 vindt u een situatieschets van de onderzoekslocatie met de punten waar wij de
monsters hebben genomen. De chemische analyses zijn conform AS3000 uitgevoerd door het
NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West.
3.2
Veld- en analysewerkzaamheden bodemonderzoek
Het veldwerk is uitgevoerd op 16 april 2010. Tabel 3.1 biedt u een overzicht van de
werkzaamheden.
Tabel 3.1 Uitgevoerde veld- en analysewerkzaamheden
Omschrijving
Aantal
Oppervlakte onderzoekslocatie in m2
48.000
Veldwerk
Aantal (monsterpunten)
Boring tot 0,5 m -mv
26 (19 t/m 44)
Boring tot 2,0 m -mv
12 (7 t/m 18)
Boring met peilbuis (circa 3,0 m -mv)
6 (1 t/m 6)
Chemische analyses*
Standaardpakket grond 1)
Standaardpakket grondwater
1)
10
2)
6
Metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), Som-PCB’s, Som-PAK’s en
minerale olie
2)
Metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), minerale olie, vluchtige
aromatische koolwaterstoffen, vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen
* De samenstelling van de mengmonsters is weergegeven in tabel 3.2
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
13\22
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
Tabel 3.2 Samenstelling mengmonsters
Omschrijving Deelmonsters opgenomen in mengmonster
Diepte (m -mv)
mengmonster*
Samenstelling en
bijzonderheden
Bovengrond
1
13-1, 14-1, 24-1, 31-1, 33-1, 34-1, 40-1, 42-1
(0 - 0,5)
Puin
2
15-1, 19-1, 20-1, 21-1
(0 - 0,5)
Puin
3
5-1, 6-1, 12-1, 29-1, 35-1, 36-1, 37-1, 38-1
(0 - 0,5)
Geen
4
4-1, 16-1, 22-1, 23-1, 25-1, 26-1, 27-1, 28-1
(0 - 0,5)
Geen
5
1-2, 1-3, 1-4, 7-2, 7-3, 7-4, 8-3, 8-4
(0,5 - 2,0)
Geen
6
2-3, 2-4, 9-2, 9-3, 9-4, 11-2, 11-3, 11-4
(0,5 - 2,0)
Geen
7
3-3, 3-4, 10-2, 10-3, 10-4, 17-2, 17-3, 18-3, 18-4
(0,5 - 2,0)
Geen
8
6-2, 6-3, 6-4, 13-2, 13-3, 13-4, 14-2, 14-3, 14-4
(0,5 - 2,0)
Geen
9
5-2, 5-3, 5-4, 12-2, 12-3, 12-4
(0,5 - 2,0)
Geen
10
15-2, 15-3, 15-4, 16-2, 16-3, 16-4
(0,5 - 2,0)
Geen
Ondergrond
* De samenstelling van de mengmonsters heeft plaatsgevonden in het laboratorium
De lutumfractie en het gehalte aan organische stof zijn bepaald in het laboratorium.
Het opgeboorde materiaal is in het veld beoordeeld op textuur, kleur en bijzonderheden. De
bemonstering van de grond heeft plaatsgevonden per zintuiglijk afwijkende bodemlaag met een
maximumtraject van 50 cm. Tijdens de veldwerkzaamheden is visueel aandacht besteed aan de
aanwezigheid van asbest.
Het grondwater is bemonsterd op 23 april 2010. De zuurgraad (pH), de elektrische geleidbaarheid
(EC) en de grondwaterstand van het grondwater zijn gemeten tijdens de monsterneming in het
veld.
14\22
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
4 Resultaten
4.1
Toetsingskader
Bodem
De analyseresultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden uit de Circulaire bodemsanering
2009 en het Besluit bodemkwaliteit ingegaan per 1 juli 2008. Dit toetsingskader bestaat uit
Achtergrondwaarden (AW) voor grond, Streefwaarden voor grondwater en Interventiewaarden
voor grond en grondwater.
De Tussenwaarden zijn gedefinieerd als T = ½(AW + I) voor grond en T = ½(S + I) voor
grondwater.
De wijze van weergave in de navolgende tabellen staat vermeld in het onderstaande overzicht.
Tabel 4.1 Overzicht toetsingskader
Concentratieniveau voor een stof
AW/S-waarde (of < rapportagegrens)
> AW/S-waarde
> T-waarde
T-waarde
I-waarde
> I-waarde
Weergave in tabellen
+
++
+++
Bij de beoordeling van de kwaliteit van de bodem worden de toetsingswaarden voor
standaardbodem omgerekend naar de toetsingswaarden voor het locatiespecifieke bodemtype.
Hierbij is gebruik gemaakt van de gemeten gehalten aan organische stof (humus) en lutum
(kleifractie). De berekende locatiespecifieke toetsingswaarden en verdere bijzonderheden zijn
weergegeven in een locatiespecifieke toetsingstabel. Deze tabel vindt u in bijlage 4. De
analyseresultaten zijn opgenomen in bijlage 5.
4.2
Veldwaarnemingen en metingen
Verspreid over de locatie worden in de bovengrond zintuiglijk bijmengingen met puin- en
kooldeeltjes waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel
geen asbestverdacht materiaal waargenomen.
Wij hebben tijdens de bemonstering van het grondwater de pH, geleidbaarheid (EC) en de
grondwaterstand gemeten. Tabel 4.2 geeft een overzicht van deze gegevens.
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
15\22
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
Tabel 4.2 Grondwaterbemonsteringsgegevens
Peilbuis
Filterdiepte (m -mv)
GWS (m -bp)
pH (-)
EC (µS/cm)
1
2
3
4
5
6
1,90
1,70
1,80
2,00
1,90
1,90
2,40
2,35
2,16
1,67
1,26
1,38
6,19
6,67
6,71
6,40
5,96
6,44
286
420
591
297
153
362
-
2,90
2,70
2,80
3,00
2,90
2,90
De gemeten waarden voor de zuurgraad (pH) en geleidbaarheid (EC) zijn normaal voor deze
regio.
U vindt in bijlage 3 in de boorprofielen een overzicht van alle zintuiglijke waarnemingen.
4.3
Kwaliteit van de grond
De tabellen 4.3 en 4.4 bieden een overzicht van de analyseresultaten en de toetsing van de
grond.
Tabel 4.3 Analyseresultaten grond (mg/kg d.s.) en interpretatie
Monsteromschrijving 13, 14, 24, 31, 33,
34, 40, 42
Diepte (m -mv)
(0 - 0,5)
Lutum (%)
2,6
Humus (%)
5,8
15, 19, 20, 21
(0 - 0,5)
4,4
2,7
5, 6, 12, 29, 35, 36,
37, 38
(0 - 0,5)
1,0
1,0
4, 16, 22, 23, 25, 26,
27, 28
(0 - 0,5)
2,8
1,8
1, 7, 8
19
<0,17
4,6
<5,0
<0,05
<13
<1,5
3,3
26
+
-
29
<0,17
4,5
<5,0
0,13
<13
<1,5
3,6
59
+
-
<15
<0,17
3,8
<5,0
<0,05
<13
<1,5
<3,0
<17
-
(0,5 - 2,0)
1,0
1,0
METALEN
barium (Ba) *
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg) ##
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
28
<0,17
5,7
6,5
<0,05
30
<1,5
4,0
38
+
-
39
<0,17
8,5
8,9
0,06
34
<1,5
4,4
62
+
+
-
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PAK (som 10)
2,1
+
2,0
+
0,56
-
1,5
-
0,11
-
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
PCB's (som 7)
n.a.
-
n.a.
-
n.a.
-
n.a.
-
n.a.
-
<20
-
<20
-
<20
-
110
+
<20
-
MINERALE OLIE
fracties (C10-C40)
## getoetst aan de I-waarde voor anorganisch kwik
n.a. niet aantoonbaar
* Uit de nieuwsbrief van SenterNovem van 2 april 2009 blijkt dat de normen voor barium in grond vanaf 1 april 2009 tijdelijk buiten
werking zijn gesteld. Als verhoogde bariumgehalten het gevolg zijn van menselijk handelen, kan het bevoegd gezag dit gehalte
beoordelen op basis van de voormalige interventiewaarden
16\22
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
Tabel 4.4 Analyseresultaten grond (mg/kg d.s.) en interpretatie
Monsteromschrijving
Diepte (m -mv)
Lutum (%)
Humus (%)
2, 9, 11
(0,5 - 2,0)
1,5
0,9
3, 10, 17, 18
(0,5 - 2,0)
2,0
0,9
6, 13, 14
(0,5 - 2,0)
3,1
0,8
5, 12
(0,5 - 2,0)
4,7
0,7
15, 16
(0,5 - 2,0)
3,3
0,8
16
<0,17
5,6
<5,0
<0,05
<13
<1,5
<3,0
<17
16
<0,17
29
<5,0
<0,05
<13
<1,5
<3,0
<17
+
-
15
<0,17
3,9
<5,0
<0,05
<13
<1,5
3,6
<17
-
21
<0,17
9,1
<5,0
<0,05
<13
<1,5
3,8
<17
+
-
METALEN
barium (Ba) *
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg) ##
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
19
<0,17
14
<5,0
<0,05
<13
<1,5
3,9
<17
+
-
+
-
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PAK (som 10)
1,0
-
0,60
-
0,42
-
0,086
-
n.a.
-
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
PCB's (som 7)
n.a.
-
n.a.
-
n.a.
-
n.a.
-
n.a.
-
84
+
<20
-
<20
-
<20
-
<20
-
MINERALE OLIE
fracties (C10-C40)
## getoetst aan de I-waarde voor anorganisch kwik
n.a. niet aantoonbaar
* Uit de nieuwsbrief van SenterNovem van 2 april 2009 blijkt dat de normen voor barium in grond vanaf 1 april 2009 tijdelijk buiten
werking zijn gesteld. Als verhoogde bariumgehalten het gevolg zijn van menselijk handelen, kan het bevoegd gezag dit gehalte
beoordelen op basis van de voormalige interventiewaarden
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
17\22
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
4.4
Kwaliteit van het grondwater
De tabellen 4.5 en 4.6 bieden een overzicht van de analyseresultaten en de toetsing van het
grondwater.
Tabel 4.5 Analyseresultaten grondwater (µg/l) en interpretatie
Peilbuis
Filterdiepte (m -mv)
1
(1,9 - 2,9)
2
(1,7 - 2,7)
3
(1,8 - 2,8)
4
(2,0 - 3,0)
5
(1,9 - 2,9)
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
53
<0,80
<5,0
<5,0
<0,05
<10
<3,0
<10
<20
+
-
83
<0,80
<5,0
<5,0
<0,05
<10
<3,0
<10
<20
+
-
190
<0,80
5,1
<5,0
<0,05
<10
<3,0
<10
<20
+
-
29
<0,80
<5,0
<5,0
<0,05
<10
<3,0
16
<20
+
-
86
<0,80
11
<5,0
<0,05
<10
13
26
24
+
+
+
-
-
<0,20
<0,30
<0,30
n.a.
<0,30
<0,20
-
<0,20
<0,30
<0,30
n.a.
<0,30
0,061
+
<0,20
<0,30
<0,30
n.a.
<0,30
<0,050
-
<0,20
<0,30
<0,30
n.a.
<0,30
<0,050
-
AROMATISCHE VERBINDINGEN
benzeen
ethylbenzeen
tolueen
xylenen (som)
styreen
naftaleen
<0,20
<0,30
<0,30
n.a.
<0,30
<0,050
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
vinylchloride
dichloormethaan
1,1-dichloorethaan
1,2-dichloorethaan
1,1-dichlooretheen
1,2-dichl.etheen
(cis+trans)
dichloorpropaan
trichloormethaan
1,1,1-trichloorethaan
1,1,2-trichloorethaan
tri(chlooretheen)
tetra(chloormethaan)
tetrachl.etheen (per)
<0,10
<0,20
<0,60
<0,60
<0,10
n.a.
-
<0,10
<0,20
<0,60
<0,60
<0,10
n.a.
-
<0,10
<0,20
<0,60
<0,60
<0,10
n.a.
-
<0,10
<0,20
<0,60
<0,60
<0,10
n.a.
-
<0,10
<0,20
<0,60
<0,60
<0,10
n.a.
-
n.a.
<0,60
<0,10
<0,10
<0,60
<0,10
<0,10
-
n.a.
<0,60
<0,10
<0,10
<0,60
<0,10
<0,10
-
n.a.
<0,60
<0,10
<0,10
<0,60
<0,10
<0,10
-
n.a.
<0,60
<0,10
<0,10
<0,60
<0,10
<0,10
-
n.a.
<0,60
<0,10
<0,10
<0,60
<0,10
<0,10
-
<100
-
<100
-
<100
-
<100
-
<100
-
MINERALE OLIE
fracties (C10-C40)
n.a. niet aantoonbaar
18\22
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
Tabel 4.6 Analyseresultaten grondwater (µg/l) en interpretatie
Peilbuis
Filterdiepte (m -mv)
6
(1,9 - 2,9)
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
89
<0,80
<5,0
11
<0,05
<10
<3,0
<10
<20
+
-
AROMATISCHE VERBINDINGEN
benzeen
ethylbenzeen
tolueen
xylenen (som)
styreen
naftaleen
<0,20
<0,30
<0,30
n.a.
<0,30
0,056
+
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
vinylchloride
dichloormethaan
1,1-dichloorethaan
1,2-dichloorethaan
1,1-dichlooretheen
1,2-dichl.etheen
(cis+trans)
dichloorpropaan
trichloormethaan
1,1,1-trichloorethaan
1,1,2-trichloorethaan
tri(chlooretheen)
tetra(chloormethaan)
tetrachl.etheen (per)
<0,10
<0,20
<0,60
<0,60
<0,10
n.a.
-
n.a.
<0,60
<0,10
<0,10
<0,60
<0,10
<0,10
-
<100
-
MINERALE OLIE
fracties (C10-C40)
n.a. niet aantoonbaar
4.5
Toetsing van de hypothese
Op basis van de onderzoeksresultaten dient de hypothese dat er geen bodemverontreiniging op
het terrein is te verwachten formeel gezien te worden verworpen.
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
19\22
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
20\22
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
5 Conclusies en aanvullende opmerkingen
5.1
Conclusies
Tauw heeft in opdracht van de gemeente Voorst een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter
plaatse van een potentiële nieuwbouwlocatie in Teuge. De locatie wordt globaal omsloten door de
Rijksstraatweg (N344) in het zuiden, de Fokkerstraat in het oosten en de Hessenlaan in het
westen.
De aanleiding voor dit bodemonderzoek is de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. De
gemeente Voorst heeft plannen om binnen de bebouwde kom van het dorp Teuge tot 2030 circa
85 woningen te bouwen. Deze plannen maken onderdeel uit van de Ruimtelijke Toekomstvisie
Voorst uit 2005. Hierin is een verdeling van de woningbouwambitie over de verschillende kernen
weergegeven. Voor de kern Teuge wil de gemeente Voorst een nieuw bestemmingsplan voor de
bebouwde kom ter inzage leggen.
Het doel van het onderzoek is het vastleggen van de huidige bodemkwaliteit.
Zintuiglijke waarnemingen
Verspreid over de locatie worden in de bovengrond zintuiglijk bijmengingen met puin- en
kooldeeltjes waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel
geen asbestverdacht materiaal waargenomen.
Grond
In de bovengrond (0 - 0,5 m -mv) worden gehalten aan kobalt, lood, kwik en PAK in lichte mate
boven de achtergrondwaarde gemeten. In de ondergrond worden gehalten aan kobalt en
molybdeen in lichte mate boven de achtergrondwaarde gemeten. Dit komt overeen met de
resultaten van het verkennende bodemonderzoek van Tauw uit 2010 wat is uitgevoerd op het
oostelijk terreindeel. De overige onderzochte parameters zijn gemeten in gehalten beneden de
achtergrondwaarde en/of rapportagegrens.
Grondwater
In het grondwater worden concentraties aan barium, molybdeen, nikkel en naftaleen in lichte
mate boven de streefwaarde gemeten. De overige onderzochte parameters zijn gemeten in
concentraties beneden de streefwaarde en/of rapportagegrens.
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
21\22
Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL
Conclusies
Door middel van dit bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de
locatie vastgelegd. In zowel grond als grondwater worden maximaal licht verhoogde gehalten /
concentraties gemeten.
Zodra in grond toetsingswaarden worden overschreden is eventueel vrijkomende grond niet meer
onbeperkt voor hergebruik geschikt. Bij afvoer van grond van de locatie kan het daarom
noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te
voeren.
De gemeente laat, voorafgaand aan de verdere ontwikkeling, een nader onderzoek uitvoeren. De
reden hiervan is tweeledig. Het ontwikkelingsgebied is vergroot en na afronding van voorliggend
onderzoek is door de gemeente Voorst aanvullende informatie omtrent een in het verleden
uitgevoerde sanering ten behoeve van de realisatie van een bedrijventerrein op deze locatie
verstrekt. Na afloop van deze sanering zijn enkele restverontreinigingen achtergebleven,
waarnaar zekerheidshalve nader onderzoek wordt uitgevoerd, in verband met de voorgenomen
woningbouw.
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig
voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
22\22
Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge
Bijlage
1
Regionale ligging van de onderzoekslocatie
Figuur b1.1 Regionale ligging onderzoekslocatie (schaal 1: 25.000)
Bijlage
2
Onderzoekslocatie met monsterpunten
! "# $
0 + $
0 + $
+
,
, '
3 '
%"#
)(
& "
+
' +
/
%
$ . +"* "
/
+ $
/
& "
- *
!
%+
+ $'
5
(
! '
! 2
*
,
, "
'
''
0
! !
4 " +
1+ + + 1
'
*
!
)
*
+ $
''
Bijlage
3
Boorprofielen
Legenda boorprofielen
1
monsterpunt nummer
0.00 t.o.v. MV
klei
kleiig
Indicatieve
geurzone
klei
zwak fijnzandig
1 = zeer licht
2 = licht
3 = matig
4 = sterk
5 = zeer sterk
leem
siltig
leem
matig zandig
G:
1
monstercodering
-1.00
steekbusmonster
grondwaterstand
fijn zand
zandig
fijn zand
sterk humeus
-2.00
Bijzonderheid
matig grof zand
1 = zeer licht
2 = licht
3 = matig
4 = sterk
5 = zeer sterk
matig grof zand
sterk humeus
zwak kleiig
peilbuis
bodemluchtmonster
-3.00
casing
zeer grof zand
bentoniet
grind
grindig
-4.00
filter
veen
humeus
-5.00
arcering conform NEN 5104
grind
1
2
3
4
5
0.00 t.o.v. MV
roest(4/fijn)
puin(2/m.grof)
roest(2)
1
roest(2/fijn)
-0.50
1
puin(1/fijn)
1
1
1
2
kooldeeltjes(1/fijn)
2
roest(2/fijn)
2
-1.00
2
3
roest(1/fijn)
2
3
3
4
4
5
4
3
-1.50
3
5
roest(2/fijn)
leembrokken(1/m.grof)
-2.00
4
4
6
-2.50
-3.00
Profielen conform NEN 5104
4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP
6
7
8
9
10
0.00 t.o.v. MV
stenen(1)
roest(2)
-0.50
puin(1/m.grof)
1
roest(2/fijn)
1
puin(1/m.grof)
1
roest(1)
1
1
2
2
roest(1)
2
-1.00
2
2
roest(1)
-1.50
3
3
3
3
3
-2.00
4
4
4
4
4
-2.50
-3.00
Profielen conform NEN 5104
4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP
11
12
13
14
15
0.00 t.o.v. MV
kooldeeltjes(1/fijn)
puin(3/fijn)
-0.50
kooldeeltjes(1/fijn)
1
1
1
1
2
2
2
2
puin(2/fijn)
stenen(2/m.grof)
1
roest(2)
-1.00
2
roest(2)
leembrokken(2/fijn)
-1.50
3
3
3
3
3
-2.00
4
4
4
4
4
-2.50
-3.00
Profielen conform NEN 5104
4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP
16
17
18
19
20
0.00 t.o.v. MV
puin(1/fijn)
-0.50
1
1
1
puin(1/fijn)
1
1
roest(2)
2
-1.00
2
2
roest(2)
-1.50
3
3
3
-2.00
4
4
4
-2.50
-3.00
Profielen conform NEN 5104
4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP
21
22
23
24
25
0.00 t.o.v. MV
puin(1/fijn)
-0.50
puin(1/fijn)
1
1
1
roest(1/fijn)
1
1
-1.00
-1.50
-2.00
-2.50
-3.00
Profielen conform NEN 5104
4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP
26
27
28
29
30
0.00 t.o.v. MV
puin(1/fijn)
-0.50
1
1
1
1
1
-1.00
-1.50
-2.00
-2.50
-3.00
Profielen conform NEN 5104
4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP
31
32
33
34
35
0.00 t.o.v. MV
puin(1/fijn)
-0.50
puin(1/fijn)
1
puin(1/fijn)
1
puin(1/fijn)
1
1
1
-1.00
-1.50
-2.00
-2.50
-3.00
Profielen conform NEN 5104
4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP
36
37
38
39
40
0.00 t.o.v. MV
puin(1/fijn)
-0.50
1
1
1
1
1
-1.00
-1.50
-2.00
-2.50
-3.00
Profielen conform NEN 5104
4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP
41
42
43
44
0.00 t.o.v. MV
kooldeeltjes(1/fijn)
puin(2/fijn)
puin(2/fijn)
-0.50
1
puin(1/fijn)
1
puin(1/fijn)
1
1
-1.00
-1.50
-2.00
-2.50
-3.00
Profielen conform NEN 5104
4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP
Bijlage
4
Locatiespecifieke toetsingswaarden
Grond
Lutum
Humus
Labmonster:
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
2,6%
5,8%
13, 14, 24, 31, 33, 34, 40, 42 (0 - 0,5)
gAW
T
I
0,41
4,5
22
0,11
34
1,5
13
67
255
8,9
58
106
26
364
190
36
342
4,7
31
64
13
199
96
24
204
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PAK (10)
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
PCB (som 7)
0,012
0,30
0,58
minerale olie
(C10-C40)
110
1505
2900
Lutum
Humus
Labmonster:
4,4%
2,7%
15, 19, 20, 21 (0 - 0,5)
gAW
T
I
0,37
5,4
21
0,11
34
1,5
14
67
4,2
37
62
13
195
96
28
207
309
8,1
68
102
26
356
190
41
346
OVERIGE STOFFEN
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PAK (10)
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
PCB (som 7)
0,0054
0,14
0,27
701
1350
OVERIGE STOFFEN
minerale olie
(C10-C40)
51
Lutum
Humus
Labmonster(s):
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
1%
1%
5, 6, 12, 29, 35, 36, 37, 38 (0 - 0,5)
1, 7, 8 (0,5 - 2,0)
gAW
T
I
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
237
7,6
54
92
25
337
190
34
303
4,0
29
56
13
184
96
23
181
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PAK (10)
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
PCB (som 7)
0,0040
0,10
0,20
minerale olie
(C10-C40)
38
519
1000
Lutum
Humus
Labmonster:
2,8%
1,8%
4, 16, 22, 23, 25, 26, 27, 28 (0 - 0,5)
gAW
T
I
0,35
4,6
20
0,11
32
1,5
13
61
261
7,6
59
94
25
342
190
37
316
OVERIGE STOFFEN
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
4,0
32
57
13
187
96
25
189
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PAK (10)
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
PCB (som 7)
0,0040
0,10
0,20
519
1000
OVERIGE STOFFEN
minerale olie
(C10-C40)
38
Lutum
Humus
Labmonster:
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
1,5%
0,9%
2, 9, 11 (0,5 - 2,0)
gAW
T
I
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
4,0
29
56
13
184
96
23
181
237
7,6
54
92
25
337
190
34
303
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PAK (10)
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
PCB (som 7)
0,0040
0,10
0,20
38
519
1000
2%
0,9%
3, 10, 17, 18 (0,5 - 2,0)
gAW
T
I
0,35
4,3
19
0,10
32
1,5
12
59
4,0
29
56
13
184
96
23
181
237
7,6
54
92
25
337
190
34
303
OVERIGE STOFFEN
minerale olie
(C10-C40)
Lutum
Humus
Labmonster:
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PAK (10)
1,5
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
PCB (som 7)
0,0040
OVERIGE STOFFEN
minerale olie
(C10-C40)
38
21
40
0,10
0,20
519
1000
Lutum
Humus
Labmonster:
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
3,1%
0,8%
6, 13, 14 (0,5 - 2,0)
gAW
T
I
0,35
4,8
20
0,11
32
1,5
13
62
4,0
33
58
13
188
96
25
191
270
7,7
61
95
26
344
190
37
320
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PAK (10)
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
PCB (som 7)
0,0040
0,10
0,20
38
519
1000
4,7%
0,7%
5, 12 (0,5 - 2,0)
gAW
T
I
0,36
5,5
21
0,11
33
1,5
15
67
4,1
38
61
13
193
96
28
206
318
7,9
70
100
26
354
190
42
345
OVERIGE STOFFEN
minerale olie
(C10-C40)
Lutum
Humus
Labmonster:
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PAK (10)
1,5
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
PCB (som 7)
0,0040
OVERIGE STOFFEN
minerale olie
(C10-C40)
38
21
40
0,10
0,20
519
1000
Lutum
Humus
Labmonster:
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
3,3%
0,8%
15, 16 (0,5 - 2,0)
gAW
T
I
0,36
4,9
20
0,11
33
1,5
13
63
4,0
33
58
13
189
96
26
193
276
7,7
62
96
26
345
190
38
323
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
PAK (10)
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
PCB (som 7)
0,0040
0,10
0,20
519
1000
OVERIGE STOFFEN
minerale olie
(C10-C40)
38
gAW:
Achtergrondwaarden [mg/kg ds]
T:
Tussenwaarden grond [mg/kg ds]
I:
Interventiewaarden grond [mg/kg ds]
Streefwaarden grondwater en Interventiewaarden bodemsanering uit de Circulaire Bodemsanering 2009
(Staatscourant 17 april 2009, 67)
Achtergrondwaarden uit Toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater conform Staatscourant 2007,
247
Grondwater
Labmonster:
Pb 1 F(1.9-2.9)
So
To
Io
50
0,40
20
15
0,050
15
5,0
15
65
338
3,2
60
45
0,18
45
153
45
433
625
6,0
100
75
0,30
75
300
75
800
15
77
504
35
153
30
150
1000
70
300
METALEN
barium (Ba)
cadmium (Cd)
kobalt (Co)
koper (Cu)
kwik (Hg)
lood (Pb)
molybdeen (Mo)
nikkel (Ni)
zink (Zn)
AROMATISCHE VERBINDINGEN
benzeen
ethylbenzeen
tolueen
xylenen (som)
styreen
0,20
4,0
7,0
0,20
6,0
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN
naftaleen
0,010
35
70
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN
vinylchloride
0,010
dichloormethaan
0,010
1,1-dichloorethaan
7,0
1,2-dichloorethaan
7,0
1,1-dichlooretheen
0,010
1,2-dichlooretheen (cis + trans) 0,010
Dichloorpropaan
0,80
trichloormethaan (chloroform)
6,0
1,1,1-trichloorethaan
0,010
1,1,2-trichloorethaan
0,010
trichlooretheen (tri)
24
tetrachloormethaan (tetra)
0,010
tetrachl.etheen (per)
0,010
2,5
500
454
204
5,0
10
40
203
150
65
262
5,0
20
5,0
1000
900
400
10
20
80
400
300
130
500
10
40
325
315
600
630
OVERIGE STOFFEN
minerale olie (C10-C40)
tribroommethaan (bromoform)
50
-
So:
Streefwaardenwaarden grondwater [ug/l]
To:
Tussenwaarden grondwater [ug/l]
Io:
Interventie grondwater [ug/l]
Streefwaarden grondwater en Interventiewaarden bodemsanering uit de Circulaire Bodemsanering 2009
(Staatscourant 17 april 2009, 67)
Achtergrondwaarden uit Toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater conform Staatscourant 2007,
247
Bijlage
5
Analysecertificaten
Bijlage
6
Onderzoeksrapport bovengrond in opdracht van
provincie Gelderland