Inhoudsopgave Bijlagen Bijlage 1 Beleidskader Bijlage 2 Onderzoekthema's Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek Bijlage 4 Verkennend bodem- en asbestonderzoek Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek Peco Bijlage 6 Bedrijven en milieuzonering Bijlage 7 Quickscan geluid Bijlage 8 Nader onderzoek geluid wegverkeer Bijlage 9 Nader onderzoek geluid luchthaven Bijlage 10 Quickscan externe veiligheid Bijlage 11 Notitie beoordeling externe veiligheid Bijlage 12 Rapport externe veiligheid vliegverkeer Bijlage 13 Archeologisch onderzoek Bijlage 14 Quickscan flora en fauna Bijlage 15 Quickscan flora en fauna incl Peco Bijlage 16 Geohydrologisch onderzoek Bijlage 17 Inspraaknota Bijlage 1 Beleidskader 1 Inleiding In deze bijlage wordt ingegaan op de belangrijkste beleidsnota's van de verschillende overheden die relevant zijn voor het dorp Teuge. 2 Nationaal beleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt: vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; verbeteren van de bereikbaarheid; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Nationale landschappen Teuge maakt deel uit van het Nationaal Landschap Veluwe. In een Nationaal Landschap is sprake van een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen die tot een typisch Nederlands landschap hebben geleid. De unieke kernkwaliteiten van het gebied dienen te worden behouden en versterkt. Dit wil niet zeggen dat er in deze gebieden geen ontwikkelingen meer mogelijk zijn. Deze dienen echter de kernkwaliteiten niet aan te tasten, beter nog, zij leveren een bijdrage aan de kernkwaliteiten. Natuurbeschermingswet Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. Dit Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van deze gebieden. Als een activiteit mogelijk van invloed is of kan zijn op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument, dan is een vergunning noodzakelijk. Dit kan ook nodig zijn voor projecten die buiten het beschermd gebied liggen, maar wel mogelijk van invloed zijn op de instandhoudingdoelstellingen binnen het gebied, de externe werking. Nota Belvedère De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De centrale doelstelling van het beleid is dat de cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend zal worden voor de inrichting van de ruimte, en dat het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen. De Nota Belvedère richt zich op het in stand houden en ontwikkelen van de cultuurhistorische identiteit. 3 Provinciaal beleid Streekplan Gelderland Het Streekplan van de provincie Gelderland dateert uit juni 2005. Het overgangsrecht van de Wet ruimtelijke ordening regelt dat het streekplan van rechtswege een structuurvisie is geworden. In het Streekplan Gelderland verwoordt de provincie haar eigen algemene ruimtelijke beleid in relatie tot de regionale ambities, zoals deze onder meer door de regio Stedendriehoek zijn verwoord. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld worden aan knooppunten van infrastructuur binnen het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. Binnen de gemeente Voorst wordt daarbij vooral gekeken naar Twello. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden als uitbreiden. Bij inbreiden is herstructurering niet alleen voorbehouden aan de steden, maar vindt evenzeer plaats in de bestaande dorpen. Bij uitbreiding wordt gestreefd naar gedifferentieerde vormen en locaties met in achtneming van de te bepalen zoekzones voor verstedelijking en de betreffende gebiedskwaliteiten. Wat betreft wonen valt Teuge buiten het zogenaamde bundelingsgebied van de Stedendriehoek. Dit betekent dat ten aanzien van wonen de opvang van eigen groei mogelijk is in de vorm van 'bouwen in het landschap'. Voor wat betreft de bereikbaarheid van de regio wordt ingezet op een verbetering van de weginfrastructuur. Maatregelen worden getroffen om de capaciteit van de A1 en de A50 te verhogen. Daarnaast hebben verkeerskundige maatregelen in het kader van de IJsselsprong de aandacht. Ruimtelijke Verordening Gelderland Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december 2010 en deze geldt sinds maart 2011. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen. Voor Teuge is ten oosten en zuiden van de kern een gebied aangeduid voor 'Zoekzones wonen en werken Streekplan'. Binnen deze aanduiding is in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken toegestaan. Hierbinnen past de nieuwbouw beoogd met voorliggend bestemmingsplan. Uitsnede Verstedelijking, Ruimtelijke Verordening Gelderland Woonvisie Gelderland: kwalitatief woningbouwprogramma 2010-2019 Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft op 12 januari 2010 de Woonvisie Gelderland: kwalitatief woningbouwprogramma 2010-2019 vastgesteld. Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Het KWP 2010-2019 (KWP3) beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio. Hierin zijn afspraken gemaakt over aantallen woningen die de gemeenten mogen bouwen middels planningslijsten. Wat aantallen betreft betekent het KWP3 dat de Stedendriehoek (exclusief Deventer) voor de periode 2010 tot en met 2019 behoefte heeft aan een netto toevoeging van 8.500 woningen. De provincie geeft echter geen binnenregionale verdeling aan, dat is aan de regio zelf. Voor Teuge - Oost zijn de volgende aspecten van belang: het betreft een inbreidingslocatie; het totale aantal van circa 85 woningen past binnen de binnenregionale verdeling en is opgenomen in de planningslijst van de gemeente Voorst; conform het provinciaal beleid wordt ingezet op hoge kwaliteit van het plan (groene opzet); er is sprake van herontwikkeling van een bedrijventerrein naar woningbouw; over de aantallen woningen en locatie hebben meerdere gesprekken met de provincie plaatsgevonden. Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland, ontwerp De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het Streekplan en enkele andere structuurvisies. Het ontwerp van de Omgevingsvisie Gelderland is vastgesteld door GS op 14 mei 2013 en ter visie gelegd van 21 mei t/m 2 juli 2013. De nieuwe omgevingsvisie bevat op hoofdlijnen de volgende uitgangspunten: 1. Nieuwe aandacht voor de steden, meer ruimte voor economie en een extra stap voor duurzame ontwikkeling en een leefbaar platteland. Via co-creatie en uitnodigingsplanologie komen we sneller uit de crisis. Niet de regels maar de mogelijkheden staan voorop. 2. Structuurversterking en partnerschap als uitgangspunt. Gelderland is mooi, dynamisch en divers. 3. Van tien jaar 'vast' naar flexibel en toekomstgericht. 4. Van vijf plannen en vijf verordeningen naar één plan en één verordening op hoofdlijnen. 5. Samen afwegen en aan de slag met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Kwaliteiten en doelen staan centraal, niet de regels. 6. Van Ecologische Hoofdstructuur (EHS) naar het Gelderse Natuurnetwerk en een Groene Ontwikkelingszone, met meer uitnodiging om bij te dragen aan het realiseren van natuurdoelen. 7. Regionale afspraken voorop. Niet alleen woningbouw en bedrijventerreinen, ook kantoren en detailhandel. 8. Minder overheid, meer samenleving. Een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan komen. De provincie verbindt! 9. Lokaal maatwerk. Voor nieuwbouw is met name het vijfde punt aan de orde. Een goede motivering van locatiekeuzes wordt mogelijk met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is opgenomen in de verordening en ziet er op hoofdlijnen als volgt uit. 1. Voorziet de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling (= initiatief) in een actuele lokale of regionale behoefte en hoe verhoudt het initiatief zich met beleidskaders en -programma's? 2. Kan de aangetoonde behoefte in redelijkheid binnen bestaand stedelijk gebied worden opgevangen door hergebruik dan wel transformatie van gebouwen? 3. Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door benutten van beschikbare gronden binnen het stedelijk gebied, rekening houdend met o.a. stedenbouwkundige, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten? 4. Zo niet, kan de behoefte dan worden opgevangen door hergebruik of transformatie vangebouwen buiten het stedelijk gebied en zijn deze locaties passend ontsloten? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten. 5. Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die aansluiten op het stedelijk gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten. 6. Zo niet, kunnen passend ontsloten nieuwbouwlocaties die niet aansluiten op het stedelijk gebied in de behoefte voorzien? Houd rekening met de ter plekke geldende gebiedskwaliteiten. Voor het plan Teuge - Oost is een afweging gemaakt aan de hand van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Hieronder worden de stappen van de Gelderse ladder puntsgewijs toegelicht. Ad. 1 De basis voor het bestemmingsplan Teuge-Oost is gelegen in de Woonvisie 2011. Kwantitatief past deze ontwikkeling binnen de Woonvisie. De ontwikkeling in Teuge is een meerjarige ontwikkeling, die de plaatselijke behoefte uit Teuge te boven gaat. Daarnaast is deze ontwikkeling kwalitatief nader beschouwd middels een woningbouwbehoefte onderzoek door bureau Companen (projectnummer 285.105, 1 december 2013). Het onderzoek bestaat uit een beleids-, locatie, concurrentie- en vraag- en doelgroepenanalyse. Uit dit onderzoek is gebleken dat het aantal te bouwen woningen van maximaal 85 ambitieus is. De verwachte vraag naar nieuwbouw in Teuge is in de periode tot 2020 voor de lokale, eigen behoefte 20 woningen. Voor de periode erna zijn ongeveer 2 woningen per jaar voor de plaatselijke behoefte haalbaar. Dit betekent dat de realisatie van het totale plan ook afhankelijk is van de invulling van de behoefte van elders uit Voorst of van buiten de gemeente. Het aanboren van deze vraag is onzeker. Het aantal van 20 woningen voor de lokale behoefte geldt als een minimum. Als goed wordt ingespeeld op de vraag uit omliggende kernen, waar de woningbouw gedoseerd is, en een vraag uit de regio kan worden bediend, dan is een uitbreiding tot maximaal 40 woningen tot en met 2020 haalbaar, maar onzeker. Het past zeker wel binnen de gemeentelijke woningbouwprogrammering. De afzetbaarheid van woningen is mede afhankelijk van het concurrerend aanbod in de overige kernen van de gemeente Voorst en de ontwikkelingen in de regio. Vooralsnog staat er in de periode tot en met 2020 in de kleine kernen beperkte nieuwbouw op het programma, waardoor er een kans is dat mensen vanuit de overige kernen naar Teuge verhuizen. De komende jaren richt de vraag zich met name op het toevoegen van koopwoningen in het goedkope (tot €200.000,-) en middeldure segment (€200.000,- en €300.000,-). Het toevoegen van nieuwbouw kan een positieve bijdrage leveren voor het aanbieden van betaalbare woningen in de gemeente Voorst. Om de afzetbaarheid van nieuwbouw in Teuge te vergroten, gelden de volgende aanbevelingen: De nieuwbouw gedoseerd op de markt brengen. Belangrijk hierbij is flexibiliteit door steeds de markt aan te voelen en op in te spelen. Dit kan betekenen dat de fasering niet in vaste aantallen per jaar is uit te drukken. Maatwerk is het uitgangspunt bij de daadwerkelijke fasering en het op de markt brengen van nieuwbouwwoningen. Om flexibel te kunnen inspelen op de vraag vergt dit een ruimer bestemmingsplan. De flexibiliteit betreft dus niet alleen de doelgroepen, maar ook de fasering. Woningen in het goedkope en middeldure segment realiseren, zeker op de korte termijn in de kern Teuge. Hierbij is het belangrijk dat het prijsniveau ook op kwaliteit scherp concurrerend is met de prijsniveaus van nieuwbouwwoningen die worden aangeboden in onder andere De Schaker (Twello) en de regio. Particulier opdrachtgeverschap is kansrijk, gezien de ervaringen uit het verleden. Daarbij is het belangrijk dat de aangeboden kavels voor een betaalbare prijs worden aangeboden. Gelet op de zelfbouwcultuur in Teuge is Collectief Particulier Opdrachtgeverschap een goede optie, waarbij bovendien gebouwd wordt op basis van behoefte en consumentgericht wordt gebouwd. De kwaliteiten van de kern benadrukken: rust, ruimte, groen, veiligheid en een kindvriendelijke omgeving. Dit zijn kwaliteiten die bij niet iedereen bekend zijn. De aantrekkelijkheid van het stedenbouwkundig ontwerp is zeker een pluspunt en speelt goed in op de kernkwaliteiten van het dorp. Ad. 2 Het plangebied ligt in een zoekzone voor wonen en geldt als inbreidingslocatie door transformatie van het voormalige MOB-complex tot woongebied. Een groot deel van het terrein heeft momenteel de bestemming 'luchthavengebonden bedrijvigheid'. De omvang van het bedrijventerrein dat in dit bestemmingsplan wordt gewijzigd naar een woonbestemming leidt tot een hoger aantal woningen. Door deze opzet met woningbouw aan de oostkant van het dorp is een goede stedenbouwkundige afronding van het dorp naar het buitengebied mogelijk. Hiermee wordt ruimtelijk gezien veel kwaliteitswinst behaald ten opzichte van een invulling op basis van de huidige bestemming. Indien gekozen wordt voor een plan met minder woningen dan behoudt het oostelijk deel van het plangebied de huidige bestemming 'luchthavengebonden bedrijvigheid' en kan een bedrijventerrein worden gerealiseerd. Ruimtelijk gezien ontstaat er dan een zeer onwenselijke situatie dat leidt tot een kwalitatief minder plan. Datzelfde geldt ook indien woningbouw in het geheel niet doorgaat. Bovendien komt ontwikkeling van bedrijventerrein in plaats van woningbouw niet ten goede aan de leefbaarheid het dorp Teuge. Het nieuwe woongebied sluit goed aan op de huidige bebouwingsstructuur van het dorp en zorgt voor een passende invulling van de ruimte tussen de bestaande bebouwing, de sportvelden en het buitengebied. 4 Regionaal beleid Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in het streekplan. Voor de gemeente Voorst is van belang de expliciete opname van een woningbouwprogramma voor de dorpen. Een programma dat de lokale behoefte te boven kan gaan. Het gaat om in totaal 1.300 woningen, die ingezet worden voor een geleidelijke groei van de dorpen. Zo wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit van deze dorpen en aan het vergroten van het woonmilieu 'landelijk en dorps wonen'. Belvoir en Belvoir 2 De nota's Belvoir en Belvoir2 zijn de provinciale doorvertaling van het cultuurhistorische beleid op basis van de rijksnota Belvedere. In de nota Belvoir staan vijf hoofddoelen centraal: maak cultuurhistorische waarden inzichtelijk, integreer cultuurhistorie in planvorming, versterk de cultuurhistorische bijdrage aan de Gelderse economie, houd cultuurhistorische waarden duurzaam in stand en vergroot het cultuurhistorisch besef en draagvlak. De gemeente Voorst valt binnen het gebied IJsselvallei, waarin de samenhang tussen water, bedrijvigheid en agrarische inrichting centraal staat. Gebiedsvisie WeteringseBroek Tussen De Vecht en Teuge ligt het plattelandsvernieuwingsgebied van het Weteringsebroek. Het hoofdaccent in het Weteringsebroek ligt op het ontwikkelen van dagrecreatie voor bewoners uit de nabije omgeving, uitsluitend op vrijwillige basis. Hiervoor worden onder andere een netwerk van fietspaden aangelegd. Zo komt er een nieuw fietspad met een landschappelijke aankleding door het Drostendal naar vliegveld Teuge, welke aansluit op de bestaande overgang van de A50. Verder is er ruimte voor een combinatie van activiteiten, zoals grondgebonden landbouw, natuurontwikkeling, nieuwe landgoederen en recreatie. Hierbij mogen de belangen bij de ontwikkeling van het vliegveld Teuge niet conflicteren met die van de Weteringse Broek. 5. Lokaal beleid Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (vastgesteld op 31 januari 2005) geeft een visie op wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. Voor het dorp Teuge zijn de volgende ontwikkelingen van belang: Er is een woningbouwprogramma van 95 woningen voorzien tot 2030. Ingezet wordt op compact bouwen grenzend aan de bestaande bebouwing ten noorden van de Rijksstraatweg. Herinrichting van de Rijksstraatweg om de verkeersveiligheid te vergroten. Teuge ligt in het Open Middengebied. Dit gebied wordt gezien als een belangrijke perspectiefgebied voor de grondgebonden landbouw. Ook verbrede landbouw heeft hier mogelijkheden. Het vliegveld Teuge zou zich verder kunnen ontwikkelen tot (intensieve) dagrecreatie, als doorgangsgebied voor noord-zuid verbindingen. Bereikbaarheid en leefbaarheid vragen hierbij de aandacht. Tussen De Vecht en Teuge ligt het plattelandsvernieuwingsgebied van het Weteringsebroek. Het hoofdaccent in het Weteringsebroek ligt op het ontwikkelen van dagrecreatie voor bewoners uit de nabije omgeving, uitsluitend op vrijwillige basis. Verder is er ruimte voor een combinatie van activiteiten, zoals grondgebonden landbouw, natuurontwikkeling, nieuwe landgoederen en recreatie. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisering van het woningbouwprogramma zoals beoogd in de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst. Woonvisie: diversiteit in wonen 2011-2015 De Woonvisie is op 10 oktober 2011 vastgesteld. In de Woonvisie geeft de gemeente de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingsrichting voor het wonen aan. De woonvisie is een thematische structuurvisie die zich richt op ruimtelijke ontwikkelingen die met het 'wonen' samenhangen. De Structuurvisie Wonen biedt de programmatische kaders voor de uitwerking, vaststelling en actualisering van bestemmingsplannen. In de Woonvisie worden zes centrale keuzes voor de gewenste ontwikkeling van het wonen in de gemeente Voorst gegeven, namelijk: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Bij nieuwbouw ruimte ontwikkelen voor gezinnen en senioren; Voor starters en lagere inkomens mogelijkheden in bestaande voorraad benutten; Regie nemen bij ontwikkelingen voor wonen met zorg; Concentratie ontwikkelingen in middelgrote kernen en de hoofdkern Twello; Uitwerking naar een KWP-programma: maatwerk in planning; Solidariteit organiseren. In tegenstelling tot de vorige woonvisie, wil de gemeente nu naar een meer flexibel planningsmechanisme, passend bij de woonwensen en de ambities zoals in de woonvisie weergegeven. De variatie in de kernen (naar schaalgrootte en (markt)vraag per woningmarktsegment) vraagt hierom. De nieuwe aanpak van het Kwalitatief Woonprogramma (KWP2011) is daarom gericht op meer maatwerk per woningbouwlocatie. In dit nieuwe KWP2011 richt de gemeente zich op de volgende onderdelen: A. Categorieën woningbouw. B. Woningbouwprogramma per doelgroep. C. Concentratie van wonen, zorg en welzijn. De gemeente kiest als uitgangspunt bij de realisering van nieuwbouw voor een aandeel van 30% sociale woningbouw. Bij de verdeling van de 30% sociaal, plaatst de gemeente onder andere de volgende accenten: In de kleine kernen is maatwerk uitgangspunt, waarbij wordt gezocht naar een evenwichtig kwalitatief woningbouwprogramma, afgestemd op de behoefte en maat van het bouwplan. (Collectief) particulier opdrachtgeverschap is gewenst. In de kleine kernen zal vooral door zelfbouw in de lokale vraag voorzien worden; In de kleine kernen geldt wel het solidariteitsbeginsel vanuit de verevening. Geconcludeerd kan worden dat voor de kleine kernen geldt dat de verdeling sociaal segment en marktsegment maatwerk per locatie inhoudt. Aandachtspunten voor de kleine kernen zijn het opplussen van bestaande woningen voor senioren en kavels voor zelfbouw voor starters en gezinnen met kinderen. Nieuwe landgoederen in de gemeente Voorst Landgoederen en buitenplaatsen zijn een beeldbepalend onderdeel van de gemeente Voorst. Het uitgangspunt van de gemeente is dat bestaande landgoederen en een gezonde landbouw de basis vormen van het groene en recreatieve karakter van de gemeente Voorst. Onder andere nieuwe landgoederen kunnen dit versterken. Met de komst van nieuwe landgoederen kan de bestaande landgoederengordel (het Groene Carré) worden versterkt en kan tegelijk een grote bijdrage worden geleverd aan de ecologische en landschappelijke versterking. Een zoekgebied bepaalt waar nieuwe landgoederen kunnen worden opgericht. Dit zoekgebied ligt onder andere ten westen van Teuge. Welstandsnota Voorst In de welstandsnota wordt het welstandsbeleid ten aanzien van kleine bouwwerken, zoals dakkapellen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, en grotere bouwwerken verwoord. Voor de eerste categorie zijn zogenaamde loketcriteria opgesteld, die 'aan de balie' duidelijk maken of het gebouwd kan worden of niet. Voor de grotere bouwactiviteiten gelden object- en gebiedscriteria. Hier zijn verschillende criteria opgesteld voor het dorpslint, het naoorlogs woongebied en het vliegveld en omgeving. Aangegeven wordt dat het dorpslint de karakteristieken en samenhang om te fungeren als herkenbaar (historisch) centrum mist. De grootste waarde van de naoorlogse woongebieden ligt in de ruime groene opzet van de buurten en de heldere stedenbouwkundige opzet. Cultuurhistorie in de gemeente Voorst Deze nota bevat inventarisatie en waardering van cultuurhistorische elementen en patronen van de gemeente Voorst. Karakteristiek voor Teuge is de middeleeuwse doorgaande landweg 'Rijksstraatweg'. Ten noorden hiervan liggen de jonge heide- en broekontginningen en aan de zuidzijde liggen kampontginningen met oude bouwlandcomplexen. De ten westen van Teuge gelegen waterloop is aangeduid als een oude IJsselloop, beek of wetering. Binnen het plangebied komen geen monumenten voor. Bijlage 2 Onderzoekthema's 1 Inleiding Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Tevens wordt ingegaan op de thema's archeologie, ecologie en water. 2 Milieuthema's 2.1 Bodem Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. Situatie Teuge - Oost Bureau Tauw heeft een verkennend bodemonderzoek voor de woningbouwlocatie in Teuge uitgevoerd (zie Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek). Uit het onderzoek blijkt dat in zowel de grond als het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten/concentraties worden gemeten. Bij afvoer van de grond kan het noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te laten voeren. Uit historische informatie blijkt echter dat op de locatie een terrein van Defensie betrof. Zodoende is 10 jaar geleden, toen de gronden overgingen naar de gemeente Voorst, een sanering uitgevoerd, waarbij enkele restverontreinigingen in de vorm van olie, aromaten en PAK zijn achtergebleven. Met deze informatie kan niet met voldoende zekerheid worden gesteld dat de locatie geschikt is voor woningbouw. Vervolgens is een verkennend bodem- en asbestonderzoek (zie Bijlage 4 Verkennend bodemen asbestonderzoek) uitgevoerd. Dit onderzoek was tweeledig, namelijk: een verkennend bodemonderzoek voor het oostelijk deel van het plangebied dat in het andere verkennende bodemonderzoek nog niet was meegenomen; een nader bodemonderzoek naar de locatie waar woningbouw gaat plaatsvinden om te bezien of deze voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Wonen'. In dit gecombineerd bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat er geen milieuhygienische belemmeringen voor woningbouw op de onderzoekslocatie zijn. De grond voldoet aan de kwaliteitsklasse 'Wonen'. Peco-locatie Voor de huidige Peco-locatie is ook een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, gezien de bestemmingswijziging naar Wonen (zie Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek Peco). In dit onderzoek zijn op de locatie één of meerdere stoffen aangetoond waarvan de gehalten de interventiewaarde overschrijden. Er kan dus mogelijk sprake zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Dit wordt vastgesteld op basis van een nader bodemonderzoek. 2.2 Milieuzonering Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen: 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies; 2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Voorst de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende functies en richtafstanden met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 m voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 m en de richtafstand van 100 m voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan worden verlaagd tot 50 m. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd. De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer. Richtafstanden (in meters) tot omgevingstype Categorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 Rustige woonwijk 10 30 50 100 200 300 Gemengd gebied 0 10 30 50 100 200 Situatie Teuge - Oost Bureau Tauw heeft de bedrijven en milieuzonering rond de beoogde woningbouwlocatie in Teuge in beeld gebracht (zie Bijlage 6 Bedrijven en milieuzonering). Voor elk bedrijf is de grootste contour in beeld gebracht en gerelateerd aan de beoogde woningbouwlocatie. Dit is in onderstaande kaart weergegeven. Hieruit volgt dat enkele bedrijven met hun contouren over de grenzen van de woningbouwlocatie vallen. Op de kaart zijn de 'gehanteerde afstanden' opgenomen, zoals opgenomen in de VNG-publicatie. Dit zijn de grootste afstanden verkleind met één afstandsstap in verband met de ligging van de planlocatie in een gemengd gebied. Dit geldt niet voor de agrarische hindercirkel. De bedrijfskavels (nr. 90) hebben een categorie 2 bestemming. Omdat de directe omgeving een gemengd gebied is, is ook voor deze bedrijfskavels de contour met één afstandsstap verkleind. Dit betekent dat een afstand van minimaal 10 m vanaf de bedrijvenbestemming tot aan de nieuw te realiseren gevels gehanteerd moet worden. In onderstaande tabel zijn de VNG-contouren van bedrijven die het plangebied overlappen, opgenomen. Nr Naam Adres Grootste afstand 34 35 40 48 50 56 Rijksstraatweg 195 Rijksstraatweg 182 Parmentierstraat 3 De Zanden 96 De Zanden 94 De Zanden 55 100 30 30 50 30 200 Minimaal te hanteren afstand 100 10 10 30 10 100 De Zanden 55 De Zanden 90 Nog niet gerealiseerd De Zanden 15 200 50 30 1500 100 30 10 n.v.t. Maatschap van Essen-Schutte Ebbers Reclame en Belettering Peco Tennisclub Teuge Teugse Klootschietvereniging Anti Cravity ‘vliegschool met onderhoud’ 57 Star Air Service B.V. 65 Sportclub Teuge 90 Categorie 2 bedrijf N.V. Luchthaven Teuge De in bovenstaande tabel genoemde indicatieve contour van het vliegveld uit de VNG-gids zijn niet opgenomen in de kaart. Hiervoor zijn namelijk specifieke contouren bekend. De luchthaven heeft een BKL-contour. Hier wordt uitgebreider op ingegaan bij de volgende paragraaf (2.3 Geluidhinder). Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan is met bovengenoemde hindercontouren rekening gehouden door binnen deze contouren geen bouwvlakken voor woningen te projecteren. 2.3 Geluidhinder Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer, railverkeer- en industrielawaai. Situatie Teuge - Oost Ten aanzien van de ontwikkelingen in Teuge - Oost is onderzoek verricht naar wegverkeer en railverkeer. Er liggen geen industriegebieden in de omgeving van het plangebied die gezoneerd zijn in de zin van de Wet geluidhinder. Naast de Wet geluidhinder is ook de Wet Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RMBL) van toepassing als gevolg van de Luchthaven Teuge. Voor het bestemmingsplan Teuge-Oost is onderzoek verricht naar de effecten van geluid van het luchtvaartverkeer op het plangebied. Bureau Tauw heeft een quickscan geluid uitgevoerd (zie Bijlage 7 Quickscan geluid) ten behoeve van woningbouw in Teuge. Daarnaast is er voor wegverkeerslawaai nog een nader onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 8 Nader onderzoek geluid wegverkeer) om te bepalen of er hogere waarden aangevraagd moeten worden. Uit deze onderzoeken worden de volgende conclusies getrokken: Wegverkeerslawaai Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van: 1. wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied; 2. wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur. De omvang van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied. Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde, maar niet hoger dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh), dan kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De geluidbelastingen vanwege de Rijksstraatweg is hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar lager dan de maximaal toegestane grenswaarden. Dit betekent dat onder voorwaarden gebouwd kan worden. Er zal een afweging van maatregelen plaats moeten vinden. Als deze maatregelen niet doeltreffend, niet afdoende of om andere redenen ongewenst zijn zal voor woningen waarvoor de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden een hogere waarde aangevraagd moeten worden. De maximale geluidsbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woningen als gevolg van het wegverkeer bedraagt 49 dB. In eerste instantie moet worden onderzocht of er bron- en/of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om alsnog aan de voorkeurswaarde te kunnen voldoen. Hierbij kan voor bronmaatregelen gedacht worden aan maatregelen om de verkeersintensiteit te verlagen of het toepassen van een stil wegdek. De Rijksstraatweg is een provinciale weg die een belangrijke verbinding vormt tussen Apeldoorn, Twello en Deventer. Maatregelen om de verkeersintensiteit op deze weg te verlagen zijn daarom niet wenselijk. Daarnaast is de Rijksstraatweg op dit moment al voorzien van geluidsreducerend asfalt. Voor overdrachtsmaatregelen moet gedacht worden aan het plaatsen van geluidsschermen. Aangezien het gaat om een overschrijding van 1 dB op één woning is het financieel niet doelmatig om een geluidsscherm te plaatsen. Daarnaast ontmoet het plaatsen van een scherm bezwaren van stedenbouwkundige aard. Aangezien maatregelen om de voorkeurswaarde te verlagen niet mogelijk zijn dient een hogere waarde te worden aangevraagd. Deze kan door het college van B&W worden verleend. De hogere waarde moet zijn verleend voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. In de praktijk loopt de procedure voor het verlenen van een hogere waarde gelijk met de procedure voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Railverkeerslawaai In de quickscan geluid zoals die door Tauw is uitgevoerd zijn de 55 dB contouren (voorkeurswaarde) als gevolg van de spoorweg in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat deze op meer dan 350 meter van plangebied zijn gelegen. Railverkeerslawaai vormt daarom geen belemmering voor het plangebied. Luchtvaartlawaai Voor Luchthaven Teuge vigeert het Besluit burgerluchthavens, dat is opgesteld in het kader van de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML). Dit Besluit vervangt het oude Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart (BGKL). Per 1 januari 2011 is de Omzettingsregeling luchthaven Teuge van kracht, die gebaseerd is op de eerst genoemde RBML. Door deze Omzettingsregeling vervalt het aanwijzingsbesluit dat in het verleden voor deze luchthaven gold. De provincie dient uiterlijk 1 november 2014 een luchthavenbesluit te nemen gebaseerd op de RBML en Wet Luchtvaart. Het oude Besluit (BGKL) gebruikt als dosismaat voor geluid de BKL-waarde. In het oude Besluit (BGKL) zijn twee zones van belang, te weten de 47- en de 57- BKL-zone: 47-BKL is de voorkeursgrenswaarde*. Binnen de 47- BKL-zone kan alleen onder voorwaarden worden gebouwd; 57-BKL is de uiterste grenswaarde. Binnen deze zone is geen woningbouw mogelijk (tenzij sprake is van vervangende woningbouw). * Bij deze waarde liggen de hinderpercentages dicht in de buurt van de hinderpercentages die in Nederland voor railverkeer en industrielawaai toelaatbaar worden geacht. Ook in de recent in werking getreden Omzettingsregeling is het beperkingengebied in deze twee zones (BKL) weergegeven. Bureau Tauw heeft een quickscan geluid uitgevoerd (zie Bijlage 7 Quickscan geluid) ten behoeve van woningbouw in Teuge. Uit deze quickscan voor weg-, rail- en luchtvaartlawaai worden de volgende conclusies voor luchtvaart getrokken: Ten aanzien van de luchtvaart is het plangebied in zijn geheel gelegen tussen de 47 en 57 BKL-contouren. Vervolgens is op 25 oktober 2013 een aanvullende notitie opgesteld (zie Bijlage 9 Nader onderzoek geluid luchthaven) op basis van een ingevuld plangebied met een stedenbouwkundig plan. Uit de berekeningen blijkt dat op alle beoogde woningbouwlocaties in het plangebied voldaan kan worden aan de grenswaarde van 45 dB(A) voor de langtijdgemiddelde (equivalente) geluidsniveaus en aan de grenswaarde van 70 dB(A) voor de maximale geluidsniveaus. De nieuwe regelgeving hanteert vanuit de EU een andere (meer uniforme) dosismaat: Lden. Hierbij wordt uitgegaan van de geluidscontouren van 48, 56 en 70 dB: binnen de 48 dB geldt geen specifiek ruimtelijk regime; binnen de 56 dB is alleen onder voorwaarden nieuwbouw van woningen mogelijk; binnen de 70 dB is geen woningbouw mogelijk. De provincie Gelderland moet uiterlijk 1 november 2014 een nieuw Luchthavenbesluit vaststellen. Hiervoor dienen de Lden-zones bekend te zijn. Vooruitlopend op dit nieuwe Luchthavenbesluit is door Adecs een concept 'berekeningsrapport geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit Teuge' uitgevoerd om alvast een doorkijk te maken naar de toekomst. Het rapport dient ter vastlegging van de invoergegevens voor de berekening van het geluid in Lden en van het plaatsgebonden risico (PR). Hierin is een overzicht gegeven van de ligging van de 48, 56 en 70 dB Lden contouren. Uit de berekeningen blijkt dat het plangebied geheel is gelegen buiten de 56 dB Lden contour en binnen de 48 dB Lden contour. Uit dit rapport blijkt dus dat ook voor de toekomst geluid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van deze locatie. Gelet op de recent in werking getreden Omzettingsregeling zijn op de verbeelding nog de BKL-zones van 47- en 57-BKL als gebiedsaanduidingen opgenomen. Met een wijzigingsbevoegdheid wordt een wijziging van deze zones mogelijk gemaakt: indien het nog te nemen luchthavenbesluit wordt genomen waarin nieuwe geluidscontouren worden vastgelegd (de normstelling van BKL wordt dat vervangen door Lden) kunnen de zones in het bestemmingsplan worden gewijzigd. 2.4 Luchtkwaliteit Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. Situatie Teuge - Oost Bijdrage verkeer Er wordt uitgegaan van het realiseren van circa 85 woningen. Op basis van de CROW-publicaties nr. 256 'Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden' (oktober 2007) mag worden uitgegaan van een ritproductie van 6,4 ritten per woning. Dit betekent een ritproductie vanwege het bestemmingsplan van ongeveer 544 ritten per etmaal. Dit betreft alleen de autoritten. Voor het aandeel vrachtverkeer wordt uitgegaan van 10%. Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool (versie mei 2010) is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald. Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven. Bijdrage luchtvaart Door Adecs is een concept 'berekeningsrapport geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit Teuge' ten behoeve van het luchthavenbesluit opgesteld. Hierin is ook aandacht besteedt luchtkwaliteit veroorzaakt door het vliegverkeer van luchthaven Teuge. Uit de resultaten blijkt duidelijk dat de luchtvaart op Teuge een enorm kleine bijdrage heeft aan de lokale luchtkwaliteit. De normen voor NO2 en PM10 (beide respectievelijk 40 ìg/m3 ) worden niet overschreden door de luchtvaart. 2.5 Externe veiligheid Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt. Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt. Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik en Circulaire van Houwelingen Voor de opslag van munitievondsten uit de tweede wereldoorlog is de 'Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik' van toepassing. Het toetsingskader voor opslag van munitie voor defensieterreinen is beschreven in de circulaire van Houwelingen. Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg) Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving te weten de aanpassing van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en Besluit transport gevaarlijke stoffen, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet. Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Beleidsvisie Externe Veiligheid In 2010 is de beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Voorst vastgesteld. Een van de uitgangspunten is dat de gemeente de focus legt op wonen, rust en recreatie. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen zijn in principe niet toegestaan, maar kunnen eventueel door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op een bedrijventerrein. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het bedrijventerrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde. Situatie Teuge - Oost Bureau Tauw heeft een quickscan externe veiligheid uitgevoerd (zie Bijlage 10 Quickscan externe veiligheid). Er is daarbij gekeken naar het transport van gevaarlijke stoffen en de aanwezigheid van bedrijven. Geconcludeerd wordt dat de aanwezigheid van bedrijven, Airport Teuge en het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, spoor, door buisleidingen geen knelpunt vormen voor de ontwikkeling van de woningbouwlocatie. Het plangebied ligt buiten de mogelijke invloedsafstand. Het Projectbureau externe veiligheid van de Regio Stedendriehoek heeft beoordeeld welke externe veiligheidsconsequenties voortvloeien uit de herziening van het bestemmingsplan Dorp Teuge (thans Teuge-Oost geheten) (zie Bijlage 11 Notitie beoordeling externe veiligheid). Binnen of nabij het plangebied zijn geen risicobedrijven gelegen die vallen onder de regelgeving van het Bevi. Wel is nabij de planlocatie het vliegveld Teuge gelegen. Daarnaast is een transportroute voor gevaarlijke stoffen aanwezig in het plangebied die valt onder het RNVGS, te weten N344 Rijksstraatweg. Risicobronnen Uit eerdere onderzoeken valt af te leiden dat er in of nabij het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen met een plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar die gelegen is over bestaande of geprojecteerde kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen belemmering voor de planontwikkeling. Het groepsrisico ten gevolge van de risicobronnen binnen het plangebied blijft onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bouwtitels binnen de invloedsgebieden van de diverse risicobronnen. Het groepsrisico neemt ten gevolge van de vaststelling van het plan derhalve niet toe. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan Teuge-Oost heeft dus geen consequenties voor de externe veiligheid in het plangebied. Transportroute N344 Rijksstraatweg Toetsingskader De N344 is een doorgaande routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de beschouwing van de externe veiligheidsrisico is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) inclusief wijziging van 15 december 2009 van toepassing. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) met als uitvloeisel het basisnet. Hiervoor is inmiddels een ambtelijk concept beschikbaar van november 2008. Daarnaast moeten de risico's worden getoetst aan de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Voorst. Deze nota geeft voor transportroutes geen aanvullend kader ten opzichte van hetgeen geregeld is in het RNVGS. Risicobeschouwing De externe veiligheid van de provinciale wegen is door de provincie Gelderland geïnventariseerd. De provincie heeft de gemeente hierover geïnformeerd bij brief van 8 maart 2011 'Definitief rapport externe veiligheid provinciale wegen'. Hier is de rapportage van Arcadis 'Externe veiligheidsrisico's op provinciale wegen in Gelderland' (januari 2011) bijgevoegd. De resultaten van dit onderzoek geven inzicht in de externe veiligheidssituatie van alle provinciale wegen in de huidige situatie en de autonome ontwikkeling daarvan tot 2020. Vervolgens heeft de provincie een aantal weggedeeltes aangewezen waarbij er een verhoogde kans is op ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het weggedeelte van de N344 met een hoog groepsrisico betreft de Amersfoortseweg, gelegen ten westen van Apeldoorn. Deze is buiten het plangebied gelegen. Het groepsrisico op het weggedeelte N322 tussen Apeldoorn en Deventer gelegen, blijft nu en in de toekomst onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit het bovenstaande blijkt dat de N344 geen transportroute betreft waarvoor externe veiligheid een belangrijk item is. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Luchthaven Teuge Vervolgens is door NLR onderzoek gedaan naar de Externe veiligheidsrisico rond luchthaven Teuge door vliegverkeer (zie Bijlage 12 Rapport externe veiligheid vliegverkeer). Vervolgens heeft het Porjectbureau Externe veiligheid van de Regio Stedendriehoek de consequenties voor de externe veiligheid op basis van dit rapport inzichtelijk gemaakt. Deze tekst is hieronder opgenomen. Toetsingskader De provincie moet voor luchthaven Teuge een besluit nemen over onder meer de externe veiligheid. Bij het vaststellen van die besluiten is de provincie gebonden aan de wettelijke normen voor luchthavens. Deze normen zijn vastgelegd in: Besluit burgerluchthavens. Hierin staan onder meer de normen voor externe veiligheid. Regeling Burgerluchthavens. Hierin staan rekenvoorschriften voor externe veiligheid. Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen. Hierin staan regels voor de veilige inrichting, uitrusting en gebruik van luchthavens en overige terreinen in gebruik voor luchtvaart. Het provinciale RBML-instrument voor Teuge wordt het Luchthavenbesluit. Een onderdeel daarvan wordt de externe veiligheidszonering. Dit moet berekend worden met het speciaal hiervoor ontwikkelde "Gevers-rekenmodel". Dit wordt dan onderdeel van het eerste Luchthavenbesluit voor Teuge. Uiterlijk op 1 november 2014 wordt het Luchthavenbesluit voor Teuge vastgesteld. Risicobeschouwing Nieuwbouw in de nabijheid van vliegveld Teuge moet getoetst worden aan de externe veiligheid zoals die wordt vastgelegd in het Luchthavenbesluit, om te voorkomen dat na vaststelling van het Luchthavenbesluit een saneringssituatie ontstaat. Daar momenteel het Luchthavenbesluit nog niet is vastgesteld heeft gemeente Voorst het NLR gevraagd de externe veiligheidsrisico's te berekenen conform de uitgangspunten zoals die in het Luchthavenbesluit zullen worden vastgelegd. De risicoberekeningen zijn uitgevoerd met het rekenprogramma TRIPAC. De rekenmodule van dit pakket is gelijk aan die van het voorgeschreven pakket GEVERS. De berekende externe veiligheidsrisico's worden in onderstaande verbeelding afkomstig uit het rapport van NLR weergegeven, waarbij de ligging van de planlocatie is toegevoegd. Plaatsgebonden risicocontouren voor risicowaarden 1.10-5 (rood) en 1.10-6 (blauw). Donkerbruine contour is grens luchthaventerrein Uit bovenstaande figuur blijkt dat de planlocatie geheel buiten de risicocontouren van luchthaven Teuge is gelegen. Externe veiligheid geeft derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling van de planlocatie. Conclusie Vliegveld Teuge levert geen belemmeringen op voor het planproces. Kabels en leidingen Op 900 meter afstand loopt een gasleiding. Deze afstand is groter dan de inventarisatieafstand van 580 meter waarbinnen nog invloed zou kunnen zijn voor het groepsrisico. Verder liggen er in het plangebied enkele kleine leidingen, waaronder voor water, elektra en gas. Hiermee zal rekening moeten worden gehouden met de uitvoering van het plan. Er is bij deze leidingen geen sprake van een risico in het kader van de externe veiligheid. 2.6 Archeologie Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet behelst de implementatie in de Nederlandse wetgeving van het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, (ook wel het Verdrag van Malta en het Verdrag van Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het Verdrag in 1992 door verscheidene EU-lidstaten is ondertekend). De Wamz houdt een wijziging in van de Monumentenwet 1988, de Woningwet, de Wet milieubeheer en de Ontgrondingenwet. De Wamz verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultuureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld. Wie de bodem verstoort krijgt te maken met archeologie. Getoetst moet worden of archeologische waarden niet verstoord of beschadigd worden. Daarvoor is archeologisch onderzoek nodig. Situatie Teuge - Oost Synthegra heeft een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek (zie Bijlage 13 Archeologisch onderzoek). De natuurlijke bodem is in het hoger gelegen deel van het plangebied verstoord door recente graafwerkzaamheden. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Deze worden in de top van de C-horizont verwacht. Aangezien de bodem tot diep in de C-horizont is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De hoge verwachting voor vuursteen-vindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum ter plaatse van het hoger gelegen deel van het plangebied kan daarom naar laag worden bijgesteld. Het onderzoek heeft de ligging van het oostelijke deel van het plangebied in een depressie bevestigd, en ook hier zijn bodemverstoringen aangetroffen zodat de lage verwachting voor deze periode voor dit deel van het plangebied kan worden gehandhaafd. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de Chorizont reiken. Met uitzondering van boring 43, 49, 55 en 57 tot en met 60 is de bodem tot diep in de Chorizont verstoord en is het archeologische niveau niet meer intact. Op basis van het bureauonderzoek werden ook geen archeologische resten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen verwacht. De lage verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan gehandhaafd blijven. Voor het oostelijke deel van het plangebied gold een hoge verwachting voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd in verband met de ligging binnen een bufferzone van een historisch erf. Uit het booronderzoek blijkt dat de bodem verstoord is. Op basis van deze conclusie wordt de hoge verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd voor oostelijke deel van het plangebied naar laag bijgesteld en de lage verwachting voor de rest van het plangebied gehandhaafd. Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. 2.7 Ecologie Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Habitat- en Vogelrichtlijn, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie. Soortbescherming Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt: 1. algemene soorten Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod. 2. overige soorten Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'. 3. soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AMvB Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria: a. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en b. er is geen alternatief; en c. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid. Gebiedsbescherming Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. De Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor (combinaties van) deze gebieden is 'Natura 2000-gebied'. Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt de wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid Natuurbeschermingswet (Nbw)). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen. De definitie van 'project' dient men ruim te nemen. In ieder geval is daar sprake van bij de uitvoering van bouwwerken of de totstandbrenging van andere installaties of werken. Verder betreft het andere ingrepen in het natuurlijk milieu of landschap, inclusief ingrepen voor de ontginning van bodemschatten. Vergunningen worden verleend door Gedeputeerde Staten. In bepaalde situaties, zoals omschreven in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet, verleent de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een vergunning. Het dorp Teuge heeft te maken met twee Natura 2000-gebieden die op enige afstand liggen: de 'Uiterwaarden IJssel' en de 'Veluwe'. De uiterwaarden IJssel omvatten het merendeel van de buitendijkse delen van het rivierengebieden van de IJssel; de hoofdstroom zelf is niet in het richtlijngebied meebegrensd. Een beperkt deel hiervan is aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Een aantal vrijwel onvergraven en reliëfrijke uiterwaarden zoals Cortenoever, Rammelwaard, Ravenswaard en Scherenwelle, vormt hier een kleinschalig oud cultuurlandschap met daarin stroomdalgraslanden, kievitsbloemhooilanden en glanshaverhooilanden. Andere reliëfrijke delen en gebieden die aansluiten op de zandgronden zijn van belang vanwege hardhoutooibos. De IJsselmonding is van belang voor rivierfonteinkruid. De uiterwaarden IJssel is een belangrijk broedgebied voor soorten van natte, ruige graslanden (porseleinhoen, kwartelkoning) en drijvende waterplantenvegetaties (zwarte stern). En is daarnaast van enig belang voor soorten van bosrijke watergebieden met voldoende vis (aalscholver, ijsvogel). Ook is het gebied belangrijk als rust- en foerageergebied voor aalscholver, kleine zwaan, wilde zwaan, kolgans, smient, slobeend, tafeleend, nonnetje, grote zaagbek, meerkoet, kievit, grutto en reuzenstern en van belang voor fuut, kleine zilverreiger, lepelaar, grauwe gans, krakeend, wintertaling, wilde eend, pijlstaart, kuifeend, visarend, slechtvalk, scholekster en tureluur. Voor de wilde zwaan, kolgans, kievit en de grutto is het één van de belangrijkste gebieden in Nederland. De Veluwe bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden. In de voorlaatste ijstijd, zo'n 150.000 jaar geleden, duwden de ijslobben van het landijs enorme hoeveelheden door de rivieren aangevoerd zand en grond voor zich uit en opzij en vormden zo de stuwwallen. Hoewel de hoogteverschillen sindsdien door wind en water zijn afgevlakt, reiken de hoogste delen van de Veluwe tot ruim 100 m boven NAP. Tot 850 was de Noord-Veluwe één uitgestrekt stuifzandgebied. Tegenwoordig is er in totaal nog 1400 hectare stuifzand op de Veluwe. Bij Kootwijk is één van de grootste actieve stuifzandgebieden van Europa. Plaatselijk komen in de heiden natte (onder andere Leemputten bij Staverden) of droge (onder andere Harskamp) heischrale graslanden, jeneverbesstruwelen, vennen, natte heide en hoogveenkernen (Mosterdveen) voor. In het beekdal van de Hierdense en Staverdense Beek worden schraallanden aangetroffen. Langs de randen van de Veluwe ontspringen de (sprengen)beken, waar beekvegetaties en zeer plaatselijk bronbossen voorkomen. Daarnaast zijn de volgende algemene doelen geformuleerd voor Natura 2000-gebieden: behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie; behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura 2000 netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie; behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitats en soorten; behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied, voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd; behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd. Bos- en natuurcompensatie Flora wordt ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn. Voor de locatiekeuze van gronden waar compensatie plaats zal vinden, gelden de volgende regels: compensatie binnen de gemeente of aangrenzende gemeente; compensatie altijd aansluitend aan een natuur- of boskern van ten minste 5 ha; compensatie bij voorkeur ter versterking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de richtlijn is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan ten gevolge waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op natuur- en boscompensatie. Situatie Teuge - Oost Bureau Tauw heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie Bijlage 14 Quickscan flora en fauna). De toetsing van de beoogde ingreep (woningbouw) aan de Flora- en faunawet laat zien dat er geen soorten of soortgroepen zijn waarvoor een negatief effect wordt verwacht. Het bouwrijp maken van de onderzoekslocatie dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient daarom buiten het broedvogelseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Nader (veld)onderzoek naar de aanwezigheid en gebruik van de planlocatie door andere beschermde soorten is niet nodig. Vanuit de Flora- en faunawet gelden de beperkingen van de zorgplicht en uitvoering van het werk buiten het broedseizoen. De uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling is reëel mits uitgevoerd buiten het broedseizoen. Vervolgens is het voorgaande rapport geactualiseerd en aangevuld met ook de Peco-locatie (zie Bijlage 15 Quickscan flora en fauna incl Peco). Conclusies deellocatie Peco-terrein Voor de deellocatie Peco-terrein geldt dat er geen jaarrond beschermde soorten of verblijfplaatsen aanwezig zijn. Bij ontwikkeling van het terrein is daarom geen sprake van overtreding van de Flora- en faunawet. Hierbij geldt echter wel de randvoorwaarde dat sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken gezien dient te worden als een voor vogels verstorende activiteit en daarom buiten het vogelbroedseizoen plaats moet vinden of gestart moet worden. Dit vanwege het feit dat alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd zijn tijdens het broeden en niet verstoord mogen worden. Conclusies deellocatie defensieterrein Vogels: Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode. Tevens zijn rust- en verblijfplaatsen en de functionele omgeving van een aantal vogelsoorten jaarrond beschermd. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden. Steenmarter: Bij omvorming van de deellocatie defensieterrein bestaat de mogelijkheid dat een verblijfplaats van een steenmarter wordt aangetast. Door op voorhand te werken conform de Flora- en faunawet gedragscode van Bouwend Nederland en vervolgens de houtstapels, hoekjes met ruigtes en overige ‘rommelhoekjes’ te verwijderen buiten het voor deze soort kwetsbare periode kunnen effecten zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Het kwetsbare seizoen van de steenmarter betreft het voortplantingsseizoen en loopt van mei tot en met augustus. Rugstreeppad: De deellocatie van het voormalige defensie terrein bevat momenteel veel zand(opslag) en heeft mede daardoor geschikt habitat voor de rugstreeppad. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van de rugstreeppad op de deellocatie van het defensieterrein is daarom noodzakelijk. Dit onderzoek dient te bestaan uit twee veldbezoeken in het voorjaar. Indien de soort aanwezig blijkt te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om effecten op de soort te mitigeren. Vleermuizen: De deellocatie van het voormalige defensieterrein biedt mogelijke verblijfplaatsen voor boombewonende vleermuizen als ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en franjestaart. De ‘bos’-delen dienen mogelijk tevens als foerageergebied en/of begeleiding bij een vliegroute. Indien de bomen op het terrein behouden blijven, worden geen effecten op vleermuizen verwacht en is nader onderzoek niet noodzakelijk. Bij kap van bomen of andersoortige aantasting van de groenstructuur is echter onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. Echter, bij concreet worden van de planinvulling wordt afstemming met een ter zake kundige op het gebied van vleermuizen geadviseerd, bijvoorbeeld ten aanzien van verlichting. Indien nader onderzoek nodig blijkt, dient dit in eerste instantie uit twee veldbezoeken te bestaan gericht op de aanwezigheid van verblijfplaatsen (holtes) en vliegroutes. Indien belangrijke functies voor vleermuizen aanwezig blijken te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om effecten te mitigeren. Toelichting nader onderzoek en planning: De Flora- en faunawet gaat uit van het voorzorgsbeginsel en stelt dat effecten met zekerheid moeten kunnen worden uitgesloten. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van mogelijk negatieve effecten op een aantal soorten waarvan het voorkomen niet kan worden uitgesloten (vleermuizen en rugstreeppad). Wanneer effecten mogelijk zijn, en wanneer niet met zekerheid vast te stellen is of een soort aanwezig is, is nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Het uitvoeren van nader onderzoek, het treffen van eventuele mitigerende maatregelen en/of het aanvragen van een eventuele ontheffing van de Flora- en faunawet zijn gekoppeld aan de uitvoeringsfase en dienen afgerond te zijn voor de start van de fysieke uitvoering. Voor dit project is het aannemelijk dat voldoende mitigerende maatregelen mogelijk zijn en dat een eventueel benodigde ontheffing verleend wordt. Ruimtelijke planprocedures kunnen daarom ongehinderd doorgang vinden. 2.8 Water Op basis van beleid dat voortkomt uit de rijksnota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een 'watertoets' verplicht gesteld bij ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als: voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer); voorkomen van wateroverlast en van afwenteling van wateroverschotten op anderen; voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond); het garanderen van de veiligheid (overstroming); het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden. Waterplan Voorst Het Waterplan Voorst (2009) is opgesteld in samenwerking met het Waterschap Veluwe (thans Waterschap Vallei en Veluwe geheten). Het waterplan gaat in op al het water in de gemeente; het water in de sloot, de regen, het rioolwater, het grondwater, enz. Het Waterplan Voorst beschrijft het gezamenlijke beleid en visie die de gemeente en het waterschap de komende jaren ten aanzien van water gaan voeren. Het bestaande beleid, de regionale en gemeentelijke visies en de kansen en knelpunten vormen de basis voor de opgestelde watervisie. Het waterplan beschrijft voor het landelijke gebied en per kern de kansen en knelpunten die een relatie hebben tot het water. Voor Teuge gelden de volgende punten: 1. Ten oosten van Teuge loopt de Kromme Beek. Het is mogelijk deze beek te verbreden en daardoor meer waterberging te creëren. Tevens wordt het project Weteringse Broek uitgevoerd, waarbij aandacht is voor een robuustere vormgeving van de Groote Wetering, alsmede de inrichting als belevingswater en recreatief medegebruik. 2. Bij een verdere toename aan verhard oppervlak zal nog meer waterberging gecreëerd moeten worden. 3. De wateroverlast ter hoogte van de Bleriotstraat is opgelost. Situatie Teuge - Oost Ten aanzien van de geohydrologie is door Tauw een geohydrologisch onderzoek (zie Bijlage 16 Geohydrologisch onderzoek) opgesteld. Onderstaande tekst is hieraan ontleend. Randvoorwaarden afkoppelen Bij het afkoppelen van verhard oppervlak is de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' (Waterbeheer 21e eeuw) van toepassing. Dit betekent dat de voorkeur bij het afkoppelen uitgaat naar het infiltreren van regenwater boven het afvoeren van regenwater naar oppervlaktewater of het riool. Ook de trits ‘schoonhouden-scheiden-schoonmaken’ is van toepassing. Dit betekent dat de kwaliteit van het water niet mag verslechteren. De mogelijkheden voor het afkoppelen in het plangebied zijn afhankelijk van: De waterhuishoudkundige en bodemkundige situatie infiltratiemogelijkheden. Ruimtelijke invulling van het plangebied. Toepassing van bronmaatregelen, bijvoorbeeld duurzame niet-uitlogende eigenschappen, beheer en onderhoud. in verband bouwmaterialen met met Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Voorst hanteren als uitgangspunt dat het hemelwater van het plangebied zoveel mogelijk geborgen en geïnfiltreerd dient te worden in het plangebied zelf. In het NBW is afgesproken dat wateroverlast slechts eens per 100 jaar (T=100) mag voorkomen. Bij deze gebeurtenis dient wateroverlast te worden voorkomen door een afvoer te creëren naar een in de buurt gelegen watergang. Binnen het plangebied dient wel voldoende berging te worden gecreëerd om een T=10 neerslaggebeurtenis te kunnen bergen (zonder de landelijke lozingsnorm van 1,33 l/s/ha te overschrijden). Concreet wordt gesproken over een statische berging van 36mm berging per vierkante meter aangesloten verharding. Op het gebied van infiltreren wordt voor oppervlakkige infiltratie een minimale doorlatendheid vereist van 0,4 m/dag. Bij ondergrondse infiltratievoorzieningen dient de K-waarde minimaal 1 m/dag te bedragen. Infiltratiemogelijkheden Infiltratiecapaciteit Uit de doorlatendheidsmetingen blijkt dat de doorlatendheid van de bodem voldoende is. De doorlatendheid in de onverzadigde zone van de bodem ligt tussen de 0,5 en 4,0 meter/dag. Op basis van de gemeten doorlatendheden is infiltratie mogelijk. Hoogte van de grondwaterstand De hoogte van de grondwaterstand is van belang voor de afweging tussen bovengrondse of ondergrondse infiltratievoorzieningen. Indien bij een ondergrondse infiltratievoorziening wordt uitgegaan van een gronddekking van minimaal 1 m zal op basis van de huidige gegevens periodiek een bergingsverlies optreden in de voorziening door hoge grondwaterstanden. De aanleg van IT-riolering wordt daarom niet geadviseerd. Geadviseerd wordt om het hemelwater af te voeren naar een bovengrondse infiltratievoorziening. Een ondiepe ondergrondse infiltratievoorziening is echter ook mogelijk (kratten of direct onder de verharding (waterdoorlatende bestrating)). Landschappelijke afronding Ten behoeve van de waterberging en als onderdeel van de landschappelijke afronding is een rabattenbos een mogelijke oplossing. Dit is een bosvlakte met hogere rillen en sloten. Op de rillen (die zeker niet hoger hoeven te zijn dan het huidige maaiveld) kan zich bijvoorbeeld een Elzenbroekbos vormen. In de sloten kan het water van de wijk geborgen worden. Of het regenwater in de wijk naar de rabatten gevoerd wordt via greppels of ondergrondse leidingen, is afhankelijk van het stedelijk ontwerp. Oude loop van de Kromme Beek Zoals op de kaarten van 1811 - 1832 te zien valt, deed de Kromme beek in het verleden zijn naam eer aan. De bestaande ruimte voor groen in het bestemmingsplan laat voldoende ruimte om deze oude loop terug te brengen. Deze loop kan door een eventueel rabattenbos slingeren of er kan worden gekozen voor westelijk een rabattenbos en oostelijk een vloeivlakte en/of schraalgrasland, een en ander in overleg met het waterschap Vallei en Veluwe. Omgang met hemelwater Type oppervlak De toekomstige verhouding van daken- en terreinoppervlakten is onbekend. Uitgangspunt is dat voor de daken niet uitlogende materialen worden gebruikt. Daken worden daarom als schoon beschouwd. Voor de terreinen en de wegen kan naar aanleiding van het gebruik (intensiviteit) bepaald worden of het oppervlak 'schoon' of 'vuil' is. Vervuilde oppervlakken moeten via een zuiverende voorziening het water lozen op de bodem of oppervlaktewater. De gemeente Voorst beschouwt wegen in woonwijken als zijnde schoon oppervlak. Ruimte(gebruik) Om bovengronds te infiltreren is ruimte nodig. De ruimte vinden om bovengronds te infiltreren met behulp van bijvoorbeeld wadi's of greppels is vaak moeilijk. Bij de keuze om bovengronds te infiltreren zal niet alleen ruimte beschikbaar gemaakt moeten worden voor wadi's, maar ook voor een goede verbindingsstructuur tussen wadi's en overstortlocaties. Ondergrondse voorzieningen komen onder de weg of andere openbare ruimten te liggen. Vraag hierbij is of het oppervlak van de weg zodanig is, dat hier onder voldoende ruimte is voor voorzieningen. Afvoer buiten plangebied Het hemelwater mag in de toekomstige situatie afgevoerd worden uit het plangebied, waarbij de huidige afvoer niet overschreden mag worden. Het waterschap hanteert hiervoor de landelijke afvoernorm (bij buiten onder de T=10) van 1,33 l/s/ha. Het overtollige hemelwater kan vanuit het plangebied worden afgevoerd naar de Kromme Beek, die direct ten oosten van het plangebied ligt. Voor de weg- en vloerpeilen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: De minimale ontwateringsdiepte voor wegen bedraagt 0,7 meter boven de GHG ten opzichte van wegpeil (hoogte mv-wegen NAP +4,85 m tot NAP +5,05 m); De minimale ontwateringsdiepte voor bebouwing bedraagt 1,0 meter boven de GHG ten opzichte van bovenkant vloerpeil (hoogte vloerpeil NAP +5.15 m tot NAP +5,35 m). De GHG is binnen het plangebied gedeeltelijk te hoog om te voldoen aan de ontwateringseisen. Ophoging van delen van het plangebied is dus noodzakelijk om voldoende ontwateringsdiepte te realiseren. In het kader van grondwaterneutraal bouwen kan de benodigde ontwatering worden bereikt door (selectief) op te hogen en/of kruipruimteloos te bouwen. Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge 30 januari 2012 Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL Verantwoording Titel Opdrachtgever Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge Gemeente Voorst Erik Vonkeman Teun Nijenkamp Uitvoering veldwerk Henk Onstenk, Patrick van der Sluis en Jos Marsman Projectleider Auteur(s) Aantal pagina's (certificaatnummer K54913/01) 4713147 22 (exclusief bijlagen) Datum 30 januari 2012 Handtekening Ontbreekt in verband met digitale versie. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven. Projectnummer Colofon Tauw bv afdeling Bodem & Milieu Handelskade 11 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon (0570) 69 99 11 Fax (0570) 69 96 66 Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: - NEN-EN-ISO 9001 VCA**-certificering voor veilig werken bij meet- en inspectieactiviteiten en bodemsaneringen, ook in risicogebieden railinfra - Er zijn analyses uitgevoerd door het NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek conform de VKB-protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge 3\22 Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 4\22 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL Inhoud Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 3 1 Inleiding.......................................................................................................................... 7 2 Vooronderzoek en onderzoeksstrategie ..................................................................... 9 2.1 Algemeen ........................................................................................................................ 9 2.2 2.3 2.4 Huidige situatie................................................................................................................ 9 Uitgevoerde bodemonderzoeken .................................................................................. 10 Historie tot op heden ..................................................................................................... 10 2.5 2.6 2.7 Toekomstige situatie ..................................................................................................... 10 Geohydrologie ............................................................................................................... 10 Hypothese voor het onderzoek ..................................................................................... 11 3 Uitgevoerde werkzaamheden..................................................................................... 13 3.1 Veiligheid en Kwaliteit ................................................................................................... 13 3.2 Veld- en analysewerkzaamheden bodemonderzoek .................................................... 13 4 Resultaten .................................................................................................................... 15 4.1 4.2 4.3 Toetsingskader.............................................................................................................. 15 Veldwaarnemingen en metingen ................................................................................... 15 Kwaliteit van de grond ................................................................................................... 16 4.4 4.5 Kwaliteit van het grondwater ......................................................................................... 18 Toetsing van de hypothese ........................................................................................... 19 5 Conclusies en aanvullende opmerkingen................................................................. 21 5.1 Conclusies..................................................................................................................... 21 Bijlage(n) 1. Regionale ligging van de onderzoekslocatie 2. 3. 4. 5. 6. Onderzoekslocatie met monsterpunten Boorprofielen Locatiespecifieke toetsingswaarden Analysecertificaten Onderzoeksrapport bovengrond in opdracht van provincie Gelderland Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge 5\22 Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 6\22 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 1 Inleiding Tauw heeft in opdracht van de gemeente Voorst een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de potentiële nieuwbouwlocatie in Teuge. De locatie wordt globaal omsloten door de Rijksstraatweg (N344) in het zuiden, de Fokkerstraat in het oosten en de Hessenlaan in het westen. De aanleiding voor dit bodemonderzoek is de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. De gemeente Voorst heeft plannen om binnen de bebouwde kom van het dorp Teuge tot 2030 circa 85 woningen te bouwen. Deze plannen maken onderdeel uit van de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst uit 2005. Hierin is een verdeling van de woningbouwambitie over de verschillende kernen weergegeven. Voor de kern Teuge wil de gemeente Voorst een nieuw bestemmingsplan voor de bebouwde kom ter inzage leggen. Het doel van het onderzoek is het vastleggen van de huidige bodemkwaliteit. Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge 7\22 Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 8\22 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 2 Vooronderzoek en onderzoeksstrategie 2.1 Algemeen Tauw heeft het vooronderzoek uitgevoerd volgens de Nederlandse norm NEN 57251. Gezien de aanleiding van dit onderzoek is een standaard vooronderzoek uitgevoerd. In dit vooronderzoek hebben wij informatie verzameld over het historisch, huidig en toekomstig gebruik van de locatie. Daarnaast hebben wij informatie verzameld over financieel-juridische zaken, de bodemopbouw en geohydrologie. Ook hebben wij de omvang van de onderzoekslocatie afgebakend en een onderzoekshypothese opgesteld. Ten behoeve van dit vooronderzoek hebben wij de volgende bronnen geraadpleegd: • Informatie verstrekt door de opdrachtgever • Informatie verkregen bij de gemeente Voorst, contactpersoon de heer Tomassen • • • Kadaster NAGROM. NAtionaal GROndwater Model VEWIN. Provinciale overzichten win- en productiemiddelen • Topografische Dienst. Diverse topografische kaarten 2.2 Huidige situatie Locatiegegevens Adres: De locatie wordt globaal omsloten door de Rijksstraatweg Plaats: (N344) in het zuiden, de Fokkerstraat in het oosten en de Hessenlaan in het westen Teuge Oppervlakte: Kadastrale registratie: Terreinverharding: 48.000 m² Gemeente Twello, sectie D, nummer1257 Onverhard Huidige bestemming: Braakliggend De regionale ligging van de onderzoekslocatie vindt u in bijlage 1 (schaal 1:25.000). In bijlage 2 vindt u een situatieschets van de onderzoekslocatie. Hierop zijn de grenzen van de onderzoekslocatie aangegeven. 1 NEN 5725: Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NEN, januari 2009 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge 9\22 Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 2.3 Uitgevoerde bodemonderzoeken Op de locatie is in 2010 door Tauw een eerder verkennend (nulsituatie) bodemonderzoek uitgevoerd (R001-4709714DMK-cmn-V01-NL, d.d. 16 maart 2010, zie bijlage 6). Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de provincie Gelderland en beperkt zich uitsluitend tot het oostelijk terreindeel. De aanleiding voor dit bodemonderzoek is de tijdelijke in gebruik name van de locatie als opslagterrein voor de reconstructie van de N334. Om deze reden is dan ook alleen de bovengrond onderzocht. Zintuiglijk worden in de bovengrond op enkele plekken lichte bijmengingen met puin waargenomen. Analytisch worden in de bovengrond (0 - 0,5 m -mv) maximaal licht verhoogde gehalten aan kobalt, lood, PAK en minerale olie gemeten. 2.4 Historie tot op heden De locatie is momenteel braakliggend. Het westelijk terreindeel wordt gebruikt als opslag voor de reconstructie van de N344. Het overig deel is in gebruik als speelveld. Verspreid over de onderzoekslocatie bevinden zich diverse groenstroken. In het verleden is de locatie in gebruik geweest als MOB-locatie van Defensie. 2.5 Toekomstige situatie Voor de gemeente Voorst is deze locatie een potentiële woonwijk. 2.6 Geohydrologie In tabel 2.1 vindt u een overzicht van de regionale geohydrologische situatie ter plaatse van de onderzoekslocatie. Tabel 2.1 Regionale geohydrologische gegevens Onderdeel 10\22 Grondwaterstromingsrichting Noord Noord Oost Stijghoogte van het grondwater 4,72 m +NAP Ligging ten opzichte van grondwaterbeschermingsgebied 2.720 m Maaiveldhoogte 5,4 m +NAP Diepte freatisch grondwater < 1,2 m -mv Geologie Grof zand Dikte van de deklaag 2-5m Zout of brak grondwater Nee Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL Lokale factoren zoals waterlopen, drainagesystemen, (lekke) rioleringen en dergelijke, kunnen de stromingsrichting van het oppervlakkig (freatisch) grondwater beïnvloeden. 2.7 Hypothese voor het onderzoek Op basis van de informatie verkregen uit het vooronderzoek wordt als hypothese gesteld dat er geen reden is om een bodemverontreiniging op de locatie te verwachten. Tauw heeft het onderzoek uitgevoerd op basis van de onderzoeksstrategie voor het verkennend onderzoek zoals is weergegeven in de norm NEN 5740 2. Op basis van de verkregen informatie uit het vooronderzoek is de onderzoeksintensiteit en -strategie voor een onverdachte locatie (onv) gehanteerd. Opgemerkt wordt dat de bovengrond van het oostelijk terreindeel niet wordt onderzocht omdat deze recentelijk door Tauw is onderzocht (zie paragraaf 2.3). In overleg met de provincie Gelderland en de gemeente Voorst worden de resultaten van dit onderzoek gebruikt in de voorliggende rapportage. 2 NEN 5740: Bodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek, NEN, januari 2009 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge 11\22 Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 12\22 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 3 Uitgevoerde werkzaamheden 3.1 Veiligheid en Kwaliteit Het keurmerk ‘kwaliteitswaarborg Bodembeheer’ geeft aan dat de activiteiten in het kader bodembeheer, waaronder veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek goed en betrouwbaar volgens door de overheid opgestelde protocollen en programma’s zijn / worden uitgevoerd. Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek conform de VKB-protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018. Tauw bv verklaart dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is/wordt uitgevoerd conform de eisen van BRL SIKB 2000. Bij interne opdrachtverlening is / wordt gebruik gemaakt van interne functiescheiding onder de voorwaarden die het Besluit bodemkwaliteit hieraan stelt. In bijlage 2 vindt u een situatieschets van de onderzoekslocatie met de punten waar wij de monsters hebben genomen. De chemische analyses zijn conform AS3000 uitgevoerd door het NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West. 3.2 Veld- en analysewerkzaamheden bodemonderzoek Het veldwerk is uitgevoerd op 16 april 2010. Tabel 3.1 biedt u een overzicht van de werkzaamheden. Tabel 3.1 Uitgevoerde veld- en analysewerkzaamheden Omschrijving Aantal Oppervlakte onderzoekslocatie in m2 48.000 Veldwerk Aantal (monsterpunten) Boring tot 0,5 m -mv 26 (19 t/m 44) Boring tot 2,0 m -mv 12 (7 t/m 18) Boring met peilbuis (circa 3,0 m -mv) 6 (1 t/m 6) Chemische analyses* Standaardpakket grond 1) Standaardpakket grondwater 1) 10 2) 6 Metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), Som-PCB’s, Som-PAK’s en minerale olie 2) Metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), minerale olie, vluchtige aromatische koolwaterstoffen, vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen * De samenstelling van de mengmonsters is weergegeven in tabel 3.2 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge 13\22 Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL Tabel 3.2 Samenstelling mengmonsters Omschrijving Deelmonsters opgenomen in mengmonster Diepte (m -mv) mengmonster* Samenstelling en bijzonderheden Bovengrond 1 13-1, 14-1, 24-1, 31-1, 33-1, 34-1, 40-1, 42-1 (0 - 0,5) Puin 2 15-1, 19-1, 20-1, 21-1 (0 - 0,5) Puin 3 5-1, 6-1, 12-1, 29-1, 35-1, 36-1, 37-1, 38-1 (0 - 0,5) Geen 4 4-1, 16-1, 22-1, 23-1, 25-1, 26-1, 27-1, 28-1 (0 - 0,5) Geen 5 1-2, 1-3, 1-4, 7-2, 7-3, 7-4, 8-3, 8-4 (0,5 - 2,0) Geen 6 2-3, 2-4, 9-2, 9-3, 9-4, 11-2, 11-3, 11-4 (0,5 - 2,0) Geen 7 3-3, 3-4, 10-2, 10-3, 10-4, 17-2, 17-3, 18-3, 18-4 (0,5 - 2,0) Geen 8 6-2, 6-3, 6-4, 13-2, 13-3, 13-4, 14-2, 14-3, 14-4 (0,5 - 2,0) Geen 9 5-2, 5-3, 5-4, 12-2, 12-3, 12-4 (0,5 - 2,0) Geen 10 15-2, 15-3, 15-4, 16-2, 16-3, 16-4 (0,5 - 2,0) Geen Ondergrond * De samenstelling van de mengmonsters heeft plaatsgevonden in het laboratorium De lutumfractie en het gehalte aan organische stof zijn bepaald in het laboratorium. Het opgeboorde materiaal is in het veld beoordeeld op textuur, kleur en bijzonderheden. De bemonstering van de grond heeft plaatsgevonden per zintuiglijk afwijkende bodemlaag met een maximumtraject van 50 cm. Tijdens de veldwerkzaamheden is visueel aandacht besteed aan de aanwezigheid van asbest. Het grondwater is bemonsterd op 23 april 2010. De zuurgraad (pH), de elektrische geleidbaarheid (EC) en de grondwaterstand van het grondwater zijn gemeten tijdens de monsterneming in het veld. 14\22 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 4 Resultaten 4.1 Toetsingskader Bodem De analyseresultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden uit de Circulaire bodemsanering 2009 en het Besluit bodemkwaliteit ingegaan per 1 juli 2008. Dit toetsingskader bestaat uit Achtergrondwaarden (AW) voor grond, Streefwaarden voor grondwater en Interventiewaarden voor grond en grondwater. De Tussenwaarden zijn gedefinieerd als T = ½(AW + I) voor grond en T = ½(S + I) voor grondwater. De wijze van weergave in de navolgende tabellen staat vermeld in het onderstaande overzicht. Tabel 4.1 Overzicht toetsingskader Concentratieniveau voor een stof AW/S-waarde (of < rapportagegrens) > AW/S-waarde > T-waarde T-waarde I-waarde > I-waarde Weergave in tabellen + ++ +++ Bij de beoordeling van de kwaliteit van de bodem worden de toetsingswaarden voor standaardbodem omgerekend naar de toetsingswaarden voor het locatiespecifieke bodemtype. Hierbij is gebruik gemaakt van de gemeten gehalten aan organische stof (humus) en lutum (kleifractie). De berekende locatiespecifieke toetsingswaarden en verdere bijzonderheden zijn weergegeven in een locatiespecifieke toetsingstabel. Deze tabel vindt u in bijlage 4. De analyseresultaten zijn opgenomen in bijlage 5. 4.2 Veldwaarnemingen en metingen Verspreid over de locatie worden in de bovengrond zintuiglijk bijmengingen met puin- en kooldeeltjes waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Wij hebben tijdens de bemonstering van het grondwater de pH, geleidbaarheid (EC) en de grondwaterstand gemeten. Tabel 4.2 geeft een overzicht van deze gegevens. Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge 15\22 Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL Tabel 4.2 Grondwaterbemonsteringsgegevens Peilbuis Filterdiepte (m -mv) GWS (m -bp) pH (-) EC (µS/cm) 1 2 3 4 5 6 1,90 1,70 1,80 2,00 1,90 1,90 2,40 2,35 2,16 1,67 1,26 1,38 6,19 6,67 6,71 6,40 5,96 6,44 286 420 591 297 153 362 - 2,90 2,70 2,80 3,00 2,90 2,90 De gemeten waarden voor de zuurgraad (pH) en geleidbaarheid (EC) zijn normaal voor deze regio. U vindt in bijlage 3 in de boorprofielen een overzicht van alle zintuiglijke waarnemingen. 4.3 Kwaliteit van de grond De tabellen 4.3 en 4.4 bieden een overzicht van de analyseresultaten en de toetsing van de grond. Tabel 4.3 Analyseresultaten grond (mg/kg d.s.) en interpretatie Monsteromschrijving 13, 14, 24, 31, 33, 34, 40, 42 Diepte (m -mv) (0 - 0,5) Lutum (%) 2,6 Humus (%) 5,8 15, 19, 20, 21 (0 - 0,5) 4,4 2,7 5, 6, 12, 29, 35, 36, 37, 38 (0 - 0,5) 1,0 1,0 4, 16, 22, 23, 25, 26, 27, 28 (0 - 0,5) 2,8 1,8 1, 7, 8 19 <0,17 4,6 <5,0 <0,05 <13 <1,5 3,3 26 + - 29 <0,17 4,5 <5,0 0,13 <13 <1,5 3,6 59 + - <15 <0,17 3,8 <5,0 <0,05 <13 <1,5 <3,0 <17 - (0,5 - 2,0) 1,0 1,0 METALEN barium (Ba) * cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) ## lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) 28 <0,17 5,7 6,5 <0,05 30 <1,5 4,0 38 + - 39 <0,17 8,5 8,9 0,06 34 <1,5 4,4 62 + + - POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (som 10) 2,1 + 2,0 + 0,56 - 1,5 - 0,11 - GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB's (som 7) n.a. - n.a. - n.a. - n.a. - n.a. - <20 - <20 - <20 - 110 + <20 - MINERALE OLIE fracties (C10-C40) ## getoetst aan de I-waarde voor anorganisch kwik n.a. niet aantoonbaar * Uit de nieuwsbrief van SenterNovem van 2 april 2009 blijkt dat de normen voor barium in grond vanaf 1 april 2009 tijdelijk buiten werking zijn gesteld. Als verhoogde bariumgehalten het gevolg zijn van menselijk handelen, kan het bevoegd gezag dit gehalte beoordelen op basis van de voormalige interventiewaarden 16\22 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL Tabel 4.4 Analyseresultaten grond (mg/kg d.s.) en interpretatie Monsteromschrijving Diepte (m -mv) Lutum (%) Humus (%) 2, 9, 11 (0,5 - 2,0) 1,5 0,9 3, 10, 17, 18 (0,5 - 2,0) 2,0 0,9 6, 13, 14 (0,5 - 2,0) 3,1 0,8 5, 12 (0,5 - 2,0) 4,7 0,7 15, 16 (0,5 - 2,0) 3,3 0,8 16 <0,17 5,6 <5,0 <0,05 <13 <1,5 <3,0 <17 16 <0,17 29 <5,0 <0,05 <13 <1,5 <3,0 <17 + - 15 <0,17 3,9 <5,0 <0,05 <13 <1,5 3,6 <17 - 21 <0,17 9,1 <5,0 <0,05 <13 <1,5 3,8 <17 + - METALEN barium (Ba) * cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) ## lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) 19 <0,17 14 <5,0 <0,05 <13 <1,5 3,9 <17 + - + - POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (som 10) 1,0 - 0,60 - 0,42 - 0,086 - n.a. - GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB's (som 7) n.a. - n.a. - n.a. - n.a. - n.a. - 84 + <20 - <20 - <20 - <20 - MINERALE OLIE fracties (C10-C40) ## getoetst aan de I-waarde voor anorganisch kwik n.a. niet aantoonbaar * Uit de nieuwsbrief van SenterNovem van 2 april 2009 blijkt dat de normen voor barium in grond vanaf 1 april 2009 tijdelijk buiten werking zijn gesteld. Als verhoogde bariumgehalten het gevolg zijn van menselijk handelen, kan het bevoegd gezag dit gehalte beoordelen op basis van de voormalige interventiewaarden Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge 17\22 Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 4.4 Kwaliteit van het grondwater De tabellen 4.5 en 4.6 bieden een overzicht van de analyseresultaten en de toetsing van het grondwater. Tabel 4.5 Analyseresultaten grondwater (µg/l) en interpretatie Peilbuis Filterdiepte (m -mv) 1 (1,9 - 2,9) 2 (1,7 - 2,7) 3 (1,8 - 2,8) 4 (2,0 - 3,0) 5 (1,9 - 2,9) METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) 53 <0,80 <5,0 <5,0 <0,05 <10 <3,0 <10 <20 + - 83 <0,80 <5,0 <5,0 <0,05 <10 <3,0 <10 <20 + - 190 <0,80 5,1 <5,0 <0,05 <10 <3,0 <10 <20 + - 29 <0,80 <5,0 <5,0 <0,05 <10 <3,0 16 <20 + - 86 <0,80 11 <5,0 <0,05 <10 13 26 24 + + + - - <0,20 <0,30 <0,30 n.a. <0,30 <0,20 - <0,20 <0,30 <0,30 n.a. <0,30 0,061 + <0,20 <0,30 <0,30 n.a. <0,30 <0,050 - <0,20 <0,30 <0,30 n.a. <0,30 <0,050 - AROMATISCHE VERBINDINGEN benzeen ethylbenzeen tolueen xylenen (som) styreen naftaleen <0,20 <0,30 <0,30 n.a. <0,30 <0,050 GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN vinylchloride dichloormethaan 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen 1,2-dichl.etheen (cis+trans) dichloorpropaan trichloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan tri(chlooretheen) tetra(chloormethaan) tetrachl.etheen (per) <0,10 <0,20 <0,60 <0,60 <0,10 n.a. - <0,10 <0,20 <0,60 <0,60 <0,10 n.a. - <0,10 <0,20 <0,60 <0,60 <0,10 n.a. - <0,10 <0,20 <0,60 <0,60 <0,10 n.a. - <0,10 <0,20 <0,60 <0,60 <0,10 n.a. - n.a. <0,60 <0,10 <0,10 <0,60 <0,10 <0,10 - n.a. <0,60 <0,10 <0,10 <0,60 <0,10 <0,10 - n.a. <0,60 <0,10 <0,10 <0,60 <0,10 <0,10 - n.a. <0,60 <0,10 <0,10 <0,60 <0,10 <0,10 - n.a. <0,60 <0,10 <0,10 <0,60 <0,10 <0,10 - <100 - <100 - <100 - <100 - <100 - MINERALE OLIE fracties (C10-C40) n.a. niet aantoonbaar 18\22 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL Tabel 4.6 Analyseresultaten grondwater (µg/l) en interpretatie Peilbuis Filterdiepte (m -mv) 6 (1,9 - 2,9) METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) 89 <0,80 <5,0 11 <0,05 <10 <3,0 <10 <20 + - AROMATISCHE VERBINDINGEN benzeen ethylbenzeen tolueen xylenen (som) styreen naftaleen <0,20 <0,30 <0,30 n.a. <0,30 0,056 + GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN vinylchloride dichloormethaan 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen 1,2-dichl.etheen (cis+trans) dichloorpropaan trichloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan tri(chlooretheen) tetra(chloormethaan) tetrachl.etheen (per) <0,10 <0,20 <0,60 <0,60 <0,10 n.a. - n.a. <0,60 <0,10 <0,10 <0,60 <0,10 <0,10 - <100 - MINERALE OLIE fracties (C10-C40) n.a. niet aantoonbaar 4.5 Toetsing van de hypothese Op basis van de onderzoeksresultaten dient de hypothese dat er geen bodemverontreiniging op het terrein is te verwachten formeel gezien te worden verworpen. Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge 19\22 Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 20\22 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL 5 Conclusies en aanvullende opmerkingen 5.1 Conclusies Tauw heeft in opdracht van de gemeente Voorst een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een potentiële nieuwbouwlocatie in Teuge. De locatie wordt globaal omsloten door de Rijksstraatweg (N344) in het zuiden, de Fokkerstraat in het oosten en de Hessenlaan in het westen. De aanleiding voor dit bodemonderzoek is de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. De gemeente Voorst heeft plannen om binnen de bebouwde kom van het dorp Teuge tot 2030 circa 85 woningen te bouwen. Deze plannen maken onderdeel uit van de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst uit 2005. Hierin is een verdeling van de woningbouwambitie over de verschillende kernen weergegeven. Voor de kern Teuge wil de gemeente Voorst een nieuw bestemmingsplan voor de bebouwde kom ter inzage leggen. Het doel van het onderzoek is het vastleggen van de huidige bodemkwaliteit. Zintuiglijke waarnemingen Verspreid over de locatie worden in de bovengrond zintuiglijk bijmengingen met puin- en kooldeeltjes waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Grond In de bovengrond (0 - 0,5 m -mv) worden gehalten aan kobalt, lood, kwik en PAK in lichte mate boven de achtergrondwaarde gemeten. In de ondergrond worden gehalten aan kobalt en molybdeen in lichte mate boven de achtergrondwaarde gemeten. Dit komt overeen met de resultaten van het verkennende bodemonderzoek van Tauw uit 2010 wat is uitgevoerd op het oostelijk terreindeel. De overige onderzochte parameters zijn gemeten in gehalten beneden de achtergrondwaarde en/of rapportagegrens. Grondwater In het grondwater worden concentraties aan barium, molybdeen, nikkel en naftaleen in lichte mate boven de streefwaarde gemeten. De overige onderzochte parameters zijn gemeten in concentraties beneden de streefwaarde en/of rapportagegrens. Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge 21\22 Kenmerk R001-4713147TNY-iap-V03-NL Conclusies Door middel van dit bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie vastgelegd. In zowel grond als grondwater worden maximaal licht verhoogde gehalten / concentraties gemeten. Zodra in grond toetsingswaarden worden overschreden is eventueel vrijkomende grond niet meer onbeperkt voor hergebruik geschikt. Bij afvoer van grond van de locatie kan het daarom noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te voeren. De gemeente laat, voorafgaand aan de verdere ontwikkeling, een nader onderzoek uitvoeren. De reden hiervan is tweeledig. Het ontwikkelingsgebied is vergroot en na afronding van voorliggend onderzoek is door de gemeente Voorst aanvullende informatie omtrent een in het verleden uitgevoerde sanering ten behoeve van de realisatie van een bedrijventerrein op deze locatie verstrekt. Na afloop van deze sanering zijn enkele restverontreinigingen achtergebleven, waarnaar zekerheidshalve nader onderzoek wordt uitgevoerd, in verband met de voorgenomen woningbouw. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. 22\22 Verkennend bodemonderzoek woningbouw Teuge Bijlage 1 Regionale ligging van de onderzoekslocatie Figuur b1.1 Regionale ligging onderzoekslocatie (schaal 1: 25.000) Bijlage 2 Onderzoekslocatie met monsterpunten ! "# $ 0 + $ 0 + $ + , , ' 3 ' %"# )( & " + ' + / % $ . +"* " / + $ / & " - * ! %+ + $' 5 ( ! ' ! 2 * , , " ' '' 0 ! ! 4 " + 1+ + + 1 ' * ! ) * + $ '' Bijlage 3 Boorprofielen Legenda boorprofielen 1 monsterpunt nummer 0.00 t.o.v. MV klei kleiig Indicatieve geurzone klei zwak fijnzandig 1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk leem siltig leem matig zandig G: 1 monstercodering -1.00 steekbusmonster grondwaterstand fijn zand zandig fijn zand sterk humeus -2.00 Bijzonderheid matig grof zand 1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk matig grof zand sterk humeus zwak kleiig peilbuis bodemluchtmonster -3.00 casing zeer grof zand bentoniet grind grindig -4.00 filter veen humeus -5.00 arcering conform NEN 5104 grind 1 2 3 4 5 0.00 t.o.v. MV roest(4/fijn) puin(2/m.grof) roest(2) 1 roest(2/fijn) -0.50 1 puin(1/fijn) 1 1 1 2 kooldeeltjes(1/fijn) 2 roest(2/fijn) 2 -1.00 2 3 roest(1/fijn) 2 3 3 4 4 5 4 3 -1.50 3 5 roest(2/fijn) leembrokken(1/m.grof) -2.00 4 4 6 -2.50 -3.00 Profielen conform NEN 5104 4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP 6 7 8 9 10 0.00 t.o.v. MV stenen(1) roest(2) -0.50 puin(1/m.grof) 1 roest(2/fijn) 1 puin(1/m.grof) 1 roest(1) 1 1 2 2 roest(1) 2 -1.00 2 2 roest(1) -1.50 3 3 3 3 3 -2.00 4 4 4 4 4 -2.50 -3.00 Profielen conform NEN 5104 4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP 11 12 13 14 15 0.00 t.o.v. MV kooldeeltjes(1/fijn) puin(3/fijn) -0.50 kooldeeltjes(1/fijn) 1 1 1 1 2 2 2 2 puin(2/fijn) stenen(2/m.grof) 1 roest(2) -1.00 2 roest(2) leembrokken(2/fijn) -1.50 3 3 3 3 3 -2.00 4 4 4 4 4 -2.50 -3.00 Profielen conform NEN 5104 4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP 16 17 18 19 20 0.00 t.o.v. MV puin(1/fijn) -0.50 1 1 1 puin(1/fijn) 1 1 roest(2) 2 -1.00 2 2 roest(2) -1.50 3 3 3 -2.00 4 4 4 -2.50 -3.00 Profielen conform NEN 5104 4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP 21 22 23 24 25 0.00 t.o.v. MV puin(1/fijn) -0.50 puin(1/fijn) 1 1 1 roest(1/fijn) 1 1 -1.00 -1.50 -2.00 -2.50 -3.00 Profielen conform NEN 5104 4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP 26 27 28 29 30 0.00 t.o.v. MV puin(1/fijn) -0.50 1 1 1 1 1 -1.00 -1.50 -2.00 -2.50 -3.00 Profielen conform NEN 5104 4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP 31 32 33 34 35 0.00 t.o.v. MV puin(1/fijn) -0.50 puin(1/fijn) 1 puin(1/fijn) 1 puin(1/fijn) 1 1 1 -1.00 -1.50 -2.00 -2.50 -3.00 Profielen conform NEN 5104 4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP 36 37 38 39 40 0.00 t.o.v. MV puin(1/fijn) -0.50 1 1 1 1 1 -1.00 -1.50 -2.00 -2.50 -3.00 Profielen conform NEN 5104 4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP 41 42 43 44 0.00 t.o.v. MV kooldeeltjes(1/fijn) puin(2/fijn) puin(2/fijn) -0.50 1 puin(1/fijn) 1 puin(1/fijn) 1 1 -1.00 -1.50 -2.00 -2.50 -3.00 Profielen conform NEN 5104 4713147 : Combi Teuge quickscan woningbouw tbv BP Bijlage 4 Locatiespecifieke toetsingswaarden Grond Lutum Humus Labmonster: METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) 2,6% 5,8% 13, 14, 24, 31, 33, 34, 40, 42 (0 - 0,5) gAW T I 0,41 4,5 22 0,11 34 1,5 13 67 255 8,9 58 106 26 364 190 36 342 4,7 31 64 13 199 96 24 204 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (10) 1,5 21 40 GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB (som 7) 0,012 0,30 0,58 minerale olie (C10-C40) 110 1505 2900 Lutum Humus Labmonster: 4,4% 2,7% 15, 19, 20, 21 (0 - 0,5) gAW T I 0,37 5,4 21 0,11 34 1,5 14 67 4,2 37 62 13 195 96 28 207 309 8,1 68 102 26 356 190 41 346 OVERIGE STOFFEN METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (10) 1,5 21 40 GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB (som 7) 0,0054 0,14 0,27 701 1350 OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) 51 Lutum Humus Labmonster(s): METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) 1% 1% 5, 6, 12, 29, 35, 36, 37, 38 (0 - 0,5) 1, 7, 8 (0,5 - 2,0) gAW T I 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 237 7,6 54 92 25 337 190 34 303 4,0 29 56 13 184 96 23 181 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (10) 1,5 21 40 GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB (som 7) 0,0040 0,10 0,20 minerale olie (C10-C40) 38 519 1000 Lutum Humus Labmonster: 2,8% 1,8% 4, 16, 22, 23, 25, 26, 27, 28 (0 - 0,5) gAW T I 0,35 4,6 20 0,11 32 1,5 13 61 261 7,6 59 94 25 342 190 37 316 OVERIGE STOFFEN METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) 4,0 32 57 13 187 96 25 189 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (10) 1,5 21 40 GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB (som 7) 0,0040 0,10 0,20 519 1000 OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) 38 Lutum Humus Labmonster: METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) 1,5% 0,9% 2, 9, 11 (0,5 - 2,0) gAW T I 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 4,0 29 56 13 184 96 23 181 237 7,6 54 92 25 337 190 34 303 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (10) 1,5 21 40 GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB (som 7) 0,0040 0,10 0,20 38 519 1000 2% 0,9% 3, 10, 17, 18 (0,5 - 2,0) gAW T I 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59 4,0 29 56 13 184 96 23 181 237 7,6 54 92 25 337 190 34 303 OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) Lutum Humus Labmonster: METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (10) 1,5 GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB (som 7) 0,0040 OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) 38 21 40 0,10 0,20 519 1000 Lutum Humus Labmonster: METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) 3,1% 0,8% 6, 13, 14 (0,5 - 2,0) gAW T I 0,35 4,8 20 0,11 32 1,5 13 62 4,0 33 58 13 188 96 25 191 270 7,7 61 95 26 344 190 37 320 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (10) 1,5 21 40 GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB (som 7) 0,0040 0,10 0,20 38 519 1000 4,7% 0,7% 5, 12 (0,5 - 2,0) gAW T I 0,36 5,5 21 0,11 33 1,5 15 67 4,1 38 61 13 193 96 28 206 318 7,9 70 100 26 354 190 42 345 OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) Lutum Humus Labmonster: METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (10) 1,5 GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB (som 7) 0,0040 OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) 38 21 40 0,10 0,20 519 1000 Lutum Humus Labmonster: METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) 3,3% 0,8% 15, 16 (0,5 - 2,0) gAW T I 0,36 4,9 20 0,11 33 1,5 13 63 4,0 33 58 13 189 96 26 193 276 7,7 62 96 26 345 190 38 323 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (10) 1,5 21 40 GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB (som 7) 0,0040 0,10 0,20 519 1000 OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) 38 gAW: Achtergrondwaarden [mg/kg ds] T: Tussenwaarden grond [mg/kg ds] I: Interventiewaarden grond [mg/kg ds] Streefwaarden grondwater en Interventiewaarden bodemsanering uit de Circulaire Bodemsanering 2009 (Staatscourant 17 april 2009, 67) Achtergrondwaarden uit Toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater conform Staatscourant 2007, 247 Grondwater Labmonster: Pb 1 F(1.9-2.9) So To Io 50 0,40 20 15 0,050 15 5,0 15 65 338 3,2 60 45 0,18 45 153 45 433 625 6,0 100 75 0,30 75 300 75 800 15 77 504 35 153 30 150 1000 70 300 METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) kobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn) AROMATISCHE VERBINDINGEN benzeen ethylbenzeen tolueen xylenen (som) styreen 0,20 4,0 7,0 0,20 6,0 POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen 0,010 35 70 GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN vinylchloride 0,010 dichloormethaan 0,010 1,1-dichloorethaan 7,0 1,2-dichloorethaan 7,0 1,1-dichlooretheen 0,010 1,2-dichlooretheen (cis + trans) 0,010 Dichloorpropaan 0,80 trichloormethaan (chloroform) 6,0 1,1,1-trichloorethaan 0,010 1,1,2-trichloorethaan 0,010 trichlooretheen (tri) 24 tetrachloormethaan (tetra) 0,010 tetrachl.etheen (per) 0,010 2,5 500 454 204 5,0 10 40 203 150 65 262 5,0 20 5,0 1000 900 400 10 20 80 400 300 130 500 10 40 325 315 600 630 OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) tribroommethaan (bromoform) 50 - So: Streefwaardenwaarden grondwater [ug/l] To: Tussenwaarden grondwater [ug/l] Io: Interventie grondwater [ug/l] Streefwaarden grondwater en Interventiewaarden bodemsanering uit de Circulaire Bodemsanering 2009 (Staatscourant 17 april 2009, 67) Achtergrondwaarden uit Toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater conform Staatscourant 2007, 247 Bijlage 5 Analysecertificaten Bijlage 6 Onderzoeksrapport bovengrond in opdracht van provincie Gelderland
© Copyright 2024 ExpyDoc