18 jul 2014 - Hervormd Gouda

Meditatie: Ds.Udo Doedens, predikant wijkgemeente Westerkerk
Uit: Protestants Kerknieuws 18 juli 2014
De criticus als afgod
Door het vuur van Mijn woede vergaat heel de aarde. (Zefanja 3:8)
Zefanja stelt een bekend probleem aan de orde: er wordt geen recht gedaan.
Machthebbers spelen voor God en maken slachtoffers. Zo bekend als Zefanja’s
probleem is, zo ongewoon is zijn oplossing: je moet je onderwerpen aan het oordeel
en afzien van verzet.
Dat de machthebbers niet deugen, willen we graag van Zefanja aannemen.
De vorsten, profeten en priesters hadden enkel voorgangers moeten zijn, dienaars
van God, maar die hogere opdracht hebben ze afgeschud en nu zijn het inderdaad
machthebbers geworden. Ze runnen hun eigen toko. Dat zien we ook tegenwoordig
van hoog tot laag gebeuren: mensen hebben hun levensbeschouwingen, de grote
verhalen over hun verantwoordelijkheden en hun grenzen, laten vallen. Die verhalen
kunnen ze niet meer hard maken en bovendien ervaren zij ze als te beperkend. Nu
opereren ze enkel nog als zichzelf, met alle vaardigheden die ze als individu in huis
hebben: hun expertise, hun talenten, hun professionaliteit. Je zou daarmee
toekunnen als de samenleving een machine was, waarin jij alleen maar een radertje
hoefde te zijn. Maar dat is niet zo. Er wordt jou als mens voortdurend gevraagd om
stelling te nemen tegenover het geheel, om meer te zijn dan je professionaliteit. Wie
op moment één afstand neemt van God, moet op moment twee zelf God zijn. Terwijl
zelfs de grootste professionaliteit je daar geen tools voor geeft. Het gevolg is dat
individuen over steeds meer toverkracht moeten beschikken – ze moeten
topprestaties leveren in eminente bedrijven die excellent presteren – en dat ze een
publiek ontmoeten dat hen zeer kritisch beoordeelt, want iedereen weet dat
toverkracht niet bestaat. Als het gaat over de agressie in onze samenleving –
misschien is dit een van de oorzaken. We verwachten God van individuen. Mensen
moeten handelen alsof ze god zijn en worden door andere goden beoordeeld. Allebei
zijn dat daden van agressie.
Dat voor God spelen een agressieve daad is, klinkt logisch, maar is het ook
een daad van agressie als je daarop kritiek levert? Is dat niet juist wat de profeten
deden en wat de kerk zou moeten doen? Trekken christenen daarin niet gelijk op met
de opiniemakers in onze samenleving? Ik betwijfel het. Volgens mij is het geweld en
het gepest in onze samenleving niet alleen een zaak van mensen die het geweld
daadwerkelijk gebruiken, maar ook van ‘het verzet’, van de mensen die kritiek
leveren en oordelen vellen, van de talentenjury’s die ophemelen en de cabaretiers
die afkraken, van ouders en opvoeders met hun geloof in therapeutisch bevestigen
en van alle stuurlui aan wal met hun eindeloze gemopper. Kritiek leveren, protesteren
en in verzet komen lijken onschuldig, want ‘het tuig zit hogerop’, zoals Joop Visser de
communis opinio verwoordt. Maar ondertussen neemt niet alleen de machthebber
maar ook zijn criticus goddelijke proporties aan. Lees bijvoorbeeld de column van
cabaretier Youp van ’t Hek in NRC-Handelsblad. Daarin maakt Van ‘t Hek wekelijks
gehakt van een actuele snoever of blaaskaak. Laatst was dat een voormalige
directeur van een woningcoöperatie. Ik geef Van ’t Hek gelijk dat hij snoeverij afwijst,
maar de brutaliteit waarmee zijn slachtoffer miskleunde, wordt meestal ruimschoots
geëvenaard door de brutaliteit waarmee van ’t Hek zijn gelijk haalt. Wie is de grootste
geweldenaar, denk ik dan. De ex-directeur staat tegenover Van ’t Hek als een
derderangs acteur die voor God speelt tegenover iemand die gelooft dat hij God zelf
is.
Zefanja gaat het om de terugkeer van God in het hart van de macht en
daartoe is het nodig dat de machthebbers samen met heel Israël en alle volken het
oordeel ondergaan. Want uiteindelijk staat God voor niemand centraal, niet voor de
machthebbers maar evenmin voor de oppositie. Aan ons de vraag wat het zou
betekenen als we niet alleen het idool van de machthebber zouden omverhalen,
maar ook het idool van de criticus, niet alleen het afgodsbeeld van de directeur, maar
ook dat van de ondernemingsraad. Er is in onze samenleving al vrijwel niemand
meer die zich nog met de figuur van de koning identificeert. De koning heeft het
immers altijd gedaan. Hij functioneert enkel nog als de blinde muur waarop iedereen
zijn wantrouwen en verontwaardiging kan projecteren. Daartegenover vertonen
talloze mensen zich in de mantel van de profeet. Ze zijn toneelregisseur of
voetbaldeskundige of advocaat of journalist en zoeken een koning om hem onder de
guillotine van het vrije woord te brengen. Al doende bestijgen zij zelf de troon.
Hierdoor ontstaat de merkwaardige situatie dat onze werkelijke koningen zich
voordoen als oppositieleiders, als mensen die niet zetelen op de macht, maar op
inzicht en kritiek.
Mijn vraag is: zou de kerk maatschappelijk actief kunnen zijn zonder te treden
in de rol van de opposant, van het verzet, van de veller van het tegenoordeel?
Zouden wij kritisch kunnen zijn door alleen maar te zegenen, bijvoorbeeld? En
geloven wij voldoende in de kracht van vredelievendheid?