de mat je veegt je voeten op de mat. likken /\/\/\/\/\ het meisje likt aan een ijsje. de wieg de baby slaapt in de wieg. de paal de voetballer schiet tegen de paal. de pot mama stopt snoepjes in de pot. de zaag papa zaagt de boom om met de zaag. de put mama haalt water uit de put. varen /\/\/\/\/\ de boot vaart op zee. vegen /\/\/\/\/\ het meisje veegt de vloer. de rook de rook komt uit de schoorsteen. de broekzak papa stopt zijn telefoon in zijn broekzak. het wiel/ de wielen de fiets heeft twee wielen. het hok de hond slaapt in zijn hok. de pijp opa rookt een pijp. het hek er staat een hek om het schoolplein. oprapen /\/\/\/\/\/\/\/\ de jongen raapt de bal op. het rek het klimrek de jongen klimt in het rek. de pijl de jongen schiet met pijl en boog. de dop mama draait de dop op de fles. het venster het raam mama kijkt door het venster naar buiten.
© Copyright 2024 ExpyDoc