Prof. Dr. Ing. J. TAUB Over vliegtuigen en mensen Over vliegtuigen en mensen Afscheidscollege gehouden op 2 3 mei 1969 door Prof D r . Ing. J. T A U B Hoogleraar i n de Vliegtuigbouwkunde aan de Technische Hogeschool, Delft UITGEVERIJ WALTMAN - HIPPOLYTUSBUURT 4 - DELFT Dames en Heren, Indien i k i n staat was i n dit afscheidscollege nog veel nieuws te vertellen van het vakgebied, waarin i k acht jaar lang onderwijs heb mogen geven, dan zou dit betekenen dat i k de studenten nog niet ten volle heb laten profiteren van m i j n wijsheid en dat het voor m i j dus nog te vroeg is om heen te gaan als actief hoogleraar. I n alle bescheidenheid, maar volkomen oprecht, meen i k dat noch het ene, noch het andere het geval is. Ik k o m daarom tot de onpleizierige slotsom, dat ik U zal moeten teleurstellen. Ik ben niet bij machte belangrijke nieuwe denkbeelden betreffende m i j n vakgebied te lanceren. Natuurlijk w i l i k toch vermijden dat U , na dit gehoord te hebben, direct opstaat en deze zaal verlaat. — Overwegende op welke wijze i k U tenminste enigszins schadeloos zou kunnen stellen, liet i k i n m i j n gedachten enkele mogelijkheden de revue passeren. Ik zou kunnen proberen U een exposé te geven over de te verwachten ontwikkelingen i n m i j n vak, i n m i j n boeiend vak: de vliegtuigbouw. De verleiding dit te doen is inderdaad groot. Er is ook weinig risico aan verbonden; ten hoogste de kans op het verwijt, dat ik met m i j n voorspellingen ernaast was. Maar het is, gezien m i j n leeftijd, niet waarschijnlijk dat dit verwijt m i j nog i n dit ondermaanse bereikt. Ik zou m i j dus van dit gevaar niets hoeven aan te trekken, ware het niet, dat dit standpunt mij laf en onwaardig voorkomt. I n de loop der jaren heb ik overigens inderdaad gemerkt dat vele van m i j n voorspellingen niet uitkwamen en dat m i j n visie op de toekomst vaak verkeerd was. O m slechts één voorbeeld aan te halen: i k was van mening dat vliegtuigen met verstelbare pijlvleugels * geen toekomst hebben. Dezè opinie is niet verwonderlijk bij iemand als ik, wiens hoofdvak de statica is en die, ook wat zijn persoonlijke eigenschappen betreft, geen dynamische, maar een statische figuur is * Bedoeld is hier de verstelbaarheid v a n de pijlhoek van de vleugel, die i n elke fase v a n de vlucht aangepast w o r d t aan de vliegsnelheid, resp. aan het getal van M a c h . 3 — al hebben m i j n lotgevallen mij vaak t o t een dynamische levensloop gedwongen. Als men als „staticus" iets bij een vliegtuigvleugel prettig vindt, dan is het dat deze vast en onbeweeglijk met de romp is verbonden; dat ze, bij wijze van spreken, met twee benen op de vaste grond staat — een beeldspraak, die overigens slechts ter node van toepassing is op een vliegtuigvleugel, die immers gemaakt is om juist niet op de vaste grond te blijven staan. M i j n voorspelling kwam niet uit: diverse supersone vliegtuigen hebben wel verstelbare pijlvleugels. De nieuwe generatie statici en constructeurs zullen moeten leren leven met deze ontaarde vliegtuigen, zoals ze ook zullen moeten leren leven met vele andere voor m i j en m i j n tijdgenoten moeüijk te verwerken aspecten van een nieuwe levensstijl. Neen! voorspellingen van toekomstige ontwikkelingen lijken mij niet geschikt voor m i j n afscheidscollege. Niet alsof ik nooit gelijk had gekregen met m i j n prognose. O m m i j n reputatie te redden, w i l ik ook een positief geval uit m i j n praktijk aanhalen; een geval dat niet op toekomstige ontwikkelingen i n het algemeen, maar op een reeds uitgevoerde vleugelconstructie betrekking had. Bij de beoordeling hiervan waarschuwde ik voor het gevaar van het optreden van vermoeidheidscheuren. Ik heb gelijk gekregen. Schrikt U niet! Ik heb niet mogen genieten van de twijfelachtige t r i o m f van een fataal ongeval tengevolge van vleugelbreuk met verlies van zo en zo veel mensenlevens! Door nauwkeurige inspectie kon het begin van de scheurvorming tijdig worden ontdekt en de betreffende constructiedelen werden door gemodificeerde delen vervangen. U zult wel begrijpen dat i k i n de ruim 4 6 jaren, die sinds m i j n ingenieursexamen zijn verstreken, en waarvan i k meer dan 4 0 jaar lang i n diverse betrekkingen van de lusten en lasten van de vliegtuigbouw en luchtvaart heb genoten - j a ! achteraf gezien heb ik ook van de lasten genoten; ik zou ze niet willen missen, ze behoren bij je leven — vreugde en leed ons toebedeeld, hebben ons gevormd, ons leven gestalte gegeven; ze zijn ons leven! — U zult begrijpen dat ik m i j n salaris gedurende al deze jaren niet had kunnen verdienen, indien ik m i j alleen met voorspellingen onledig had gehouden. Alhoewel goed beschouwd eigenlijk komt elke werkzaamheid van een ontwerpende ingenieur m i n of meer op een voorspelling neer, op een voorspelling, dat een door hem ontworpen constructie zal voldoen aan de gestelde eisen, dat het vliegtuig zal kunnen vliegen, zo en zo snel, zo en zo hoog, dat het stabiel en goed bestuurbaar zal zijn, dat het niet zal breken, niet ontoelaatbaar veel vervormen, niet te zwaar zijn, zo en zo veel passagiers op zo en zo grote afstand ten koste van zo en zo veel brandstof zal kunnen vervoeren, dat het niet te duur zal zijn door de kosten van de fabricage en van het onderhoud, met één woord dus - of beter gezegd — met twee woorden, dat het veilig en economisch zal zijn. Als i k terugdenk aan het aanzienlijk aantal vliegtuigtypen, bij het ontwerp waarvan ik betrokken was en mij afvraag o f zij n u allemaal veilig en economisch waren, dan l i j k t het m i j niet gemakkelijk hierop met een volmondig „ j a " te antwoorden. Wel kan ik met goed geweten beweren, dat geen van alle tekort schoot i n sterkte; geen van alle is i n de lucht of gedurende de landing - hetzij bij een noodlanding - gebroken, en ik was vooral voor de sterkte verantwoordelijk. D i t is de waarheid, maar dit is de volle waarheid niet. Immers de levensduur van vele vliegtuigen was te kort om gelegenheid te hebben te breken; er waren echte ééndagsvliegen bij, en slechts aan enkele van deze vogels was een lang leven beschoren. Kan ik m i j wat betreft veiligheid enigszins met voldoening op de borst slaan, het is mij niet mogelijk mijzelf wijs te maken, dat de vliegtuigen, waarvoor i k mede verantwoordelijk was, ook uit economisch oogpunt bekeken, voldeden - ja, ik ben er zeker van dat ze i n vele gevallen economisch gezien een fiasco waren. Maar economie is vaak een vaag begrip. Vliegtuigfabrieken, luchtvaartmaatschappijen lijden soms jarenlang verliezen en zijn dus voor de aandeelhouders niet economisch. Intussen verschaffen ze levensonderhoud aan duizenden werknemers, zodat ze voor de economie van de gemeenschap van groot belang zijn. - Ikzelf heb overigens eens 3 flessen champagne van m i j n baas gekregen, omdat een door mij geconstrueerde vliegtuigvleugel de belastingproef glansrijk en ruimschoots heeft doorstaan. Voor mij was het betreffende vliegtuig dus zonder twijfel economisch, voor de gebruiker van het vliegtuig waarschijnlijk niet: het was immers te sterk, de constructie had dus Hchter, de betalende lading groter kunnen zijn. Ik zie, i k ben aardig verdwaald. Ik begon met te zeggen, dat ik niet over de te verwachten toekomstige ontwikkelingen van de luchtvaart w i l spreken en ik ben via alle mogelijke associaties en gedachtesprongen terecht gekomen i n lang vervlogen tijden; ik vertel anekdotische verhalen, die voor mij veel betekenen, die U echter nauwelijks kunnen interesseren. Het is daarmee zo iets als met het tonen van dia's van de laatste vakantie: leuke herinnering voor jezelf, maar meestal vervelend voor hen die niet daarbij waren. Jammer! want juist dit onderwerp heb ik als tweede mogelijkheid voor m i j n afscheidscollege — of beter afscheidscauserie — overwogen: het teruggaan naar het grijze verleden van de vliegtuigbouw en de luchtvaart; hoe ik dat heb beleefd en ondergaan; of meer i n het algemeen, hoe het was en hoe het geworden is. Hoe het geworden is, is welbekend — de ontwikkeling is om met één woord te zeggen; spectaculair. Een modern vliegtuig is een uitermate ingewilckeld iets — een ruimtevaartuig nog veel meer. Zelfs de meer ingewijden staan versteld als zij vernemen, dat aan een ruimtevaartuig, dat Venus moet bespieden, op een afstand van miljoenen kilometers van onze aarde een succesvolle koerscorrectie vanaf de aarde kan worden gegeven, of als zij geconfronteerd worden met de door dit vaartuig uitgezonden televisiebeelden. En wie van ons was niet diep onder de indruk van de maanreis van de ApoUo 8 ? Maar ook het meest ingewikkelde technische produkt is uit elementen — eenvoudige elementen — opgebouwd. Het ontwerpen, of de fabricage van deze elementen vereist niet principieel, maar slechts gradueel meer kennis en inspanning van de betreffende specialist dan het ontwerp of de fabricage van een onderdeel van welk ander technisch produkt ook; van een televisietoestel of van een goede stofzuiger. De specialist zoekt binnen de grenzen van een aantal eisen van technische en economische aard naar de bestmogelijke oplossing. Bij alle respect voor zijn constructies, meen ik dat de coördinator van het werk van de diverse specialisten de man is, die onze bijzondere waardering verdient, een grotere waardering naarmate het om een meer ingewikkeld project gaat. ide lat de ies :n; iie sts eriet jk— ;g.n; is. )m en an lUS an an lor ras 8? uit rtcide en le;kt en ïct ;rk 3-^" :en ' ' De elementen van de vliegtuigen i n het verleden, i n 1923, toen ik als jong ingenieur i n een vliegtuigfabriek ging werken, waren wel minder verfijnd dan nu. Maar denkt U niet, dat ze voor m i j geen problemen opleverden! Als eerste opdracht moest i k het op buiging en torsie belaste liggertje van een rolmoer — een aluminium buis — dimensioneren, d.w.z. de diameter en de wanddikte ervan bepalen. De buis moest uiteraard zo licht mogelijk zijn, maar tegelijk sterk genoeg om de belasting te kunnen dragen. Z i j steunde op de achterkant van vier vleugelribben. Kersvers van de banken der Technische Hogeschool gekomen, ging i k met enthousiasme aan het werk: een balk op 4 elastische steunpunten, wiens zakking niet alleen van de stijfheid van de betreffende ribben afhangt, maar ook van de vervorming van de vleugel als geheel. En deze hangt af van de op de vleugel werkende luchtkrachten welke aan h u n kant weer afhankelijk zijn van de door hun zelf veroorzaakte vervormingen; een aëro-elastisch vraagstuk dus — al was toen het woord ,,aëro-elasticiteit" nog niet uitgevonden *. I n die t i j d was men gewend de nodige afmetingen, zonder op het zakken van de steunpunten te letten, bij wijze van spreken met een soort meerderheidsbesluit der technici globaal te bepalen; een bezigheid, die misschien een half uur of zo i n beslag nam. Ik echter rekende dagen eraan en dan nog zonder op het aëro-elastische aspect diep i n te gaan! * U kunt zich voorstellen dat m i j n baas en de technici van de tekenkamer m i j n verwoede pogingen met bewondering, gemengd met groeiende twijfel aan m i j n geschiktheid voor het beroep van een vliegtuigconstructeur, hebben gadegeslagen en i k geloof, dat zij achter m i j n rug weddenschappen afsloten of het resultaat van m i j n intensief werken een buis van 3 0 m m diameter met een wanddikte van 1,2 m m , of één van 3 5 m m met 1,0 m m dikte zou worden. M i j n prestige werd hersteld, toen gedurende de eerste vlucht van het vliegtuig het rolroer als geheel afbrak, maar de door m i j berekende buis heel bleef De oorzaak was een grove fout i n de lagerconstructie en daarvoor was ik niet verantwoordelijk! * K o r t daarna, i n 1924, was i k met een ander aëroelastisch probleem bezig. Samen met W. H O F F , de Direkteur van de Deutsche Versuchsanstalt f ü r L u f t f a h r t trachtte i k die vliegsnelheid v a n de Albatros L 5 9 / 6 0 te berekenen, waarbij divergentie van de vleugelverdraaiing optreedt. 7 Overigens ten onrechte: bij een juiste organisatie dient de man van de sterkteberekening de constructieve uitvoering van de door hem berekende delen goed te keuren. Ik steeg nog meer i n aanzien, toen bleek, dat i k i n staat was de sterkte van een vrij dragende vleugel te berekenen. Men vertrouwde i n die t i j d niet veel op de vrij dragende vleugel. Deze heeft een kleine dikte, d.w.z. er staat slechts een kleine hoogte ter beschikking ten behoeve van de dragende constructie en zij leek daarom minder geschikt voor het dragen van de buigende en wringende belasting der luchtkrachten dan de vertrouwde verspannen tweedekker, waarin de constructiehoogte gelijk is met de (grote) afstand tussen de twee boven elkaar geplaatste vleugels. Terecht meende men, dat het ontwerpen van een constructie meer kennis en vakmanschap vereist, naarmate de principiële opbouw ervan minder geschikt is voor de op te nemen belasting. M e n besefte echter niet, dat de i n die t i j d toegepaste berekeningsmethode van de vrij dragende vleugel — de eenvoudige methode, die men heden met gepaste minachting ,,ingenieursmethode" of balkentheorie noemt* — veel minder inspanning vergde dan de berekening van de verspannen tweedekker. De liggers van de laatste zijn immers balken op een aantal steunpunten. Z i j worden door luchtkrachten en door de van de voorspanningen i n de verspanningskabels afhankelijke, vaak excentrische normaalkrachten op knikbuiging belast, waarbij de kniklengte i n het verticale vlak veel groter is dan i n het horizontale vlak. Nadat i n de loop der jaren de constructieve opbouw van de vrijdragende vleugel tot een vorm evolueerde, waarbij de taak van de liggers grotendeels overgenomen werd door de i n spanwijdterichting lopende verstijvers en de vleugelhuid — en i n deze fase der ontwikkeling bevinden wij ons nog steeds — en nog meer nadat door toeneming van de vliegsnelheid de pijlvormige vleugels actueel werden, bleek inderdaad, dat de berekening van de vrijdragende vleugel, qua kwaliteit en kwantiteit, een respectabele opgave is. Door inschakeling van de elektronische rekenmachine is de kwantiteit geen probleem meer — de kwaliteit gelukkig nog wel — wat zouden anders onze jonge ingenieurs * Wel werd de invloed van de vleugelribben niet helemaal buiten beschouwing gelaten, doch slechts r u w geschat. 8 moeten doen, die zich i n de sterkteberekening specialiseren? Ja, juist de sterkteberekening van vliegtuigen heeft i n de laatste jaren een spectaculaire ontwikkeling doorgemaakt. Bij gegeven uitwendige belasting kunnen de spanningen i n de hoogvoudig statisch onbepaalde constructie, die t.b.v. de berekening natuurlijk nog steeds sterk geïdealiseerd moet worden, met grote nauwkeurigheid worden berekend. Ja! bij gegeven belastingen — en bij geïdealiseerde constructievormen! Het k o m t mij voor dat een discrepantie is ontstaan tussen de nogal nauwkeurige resultaten van de sterkteberekening van de geïdealiseerde constructie en de onnauwkeurigheid van, of beter gezegd, de onzekerheid over het uitgangspunt, n l . over de uitwendige belasting. De keuze van de maximale uitwendige belasting, die de constructie zonder te breken moet kunnen dragen, k o m t neer op de keuze van het gewenste veiligheidsniveau. Willekeur is bij deze keuze niet te vermijden. Absolute veiligheid bestaat immers niet en pogingen om de economische waarde van een mensenleven te bepalen en deze te vergelijken met de kosten of met het economisch nadeel van constructieverbeteringen, die nodig zouden zijn om de kans op een fataal ongeluk te verminderen, zijn om ethische redenen onaanvaardbaar. Daarbij komt nog dat de statistische gegevens over de kans op zeer grote belastingen — en juist deze interesseren ons i n dit verband — erg onbetrouwbaar z i j n : deze belastingen zijn immers zo schaars, dat de kans op h u n voorkomen alleen door extrapolaties te benaderen is *. Het l i j k t mij belangrijk, dat de ingenieur deze onevenwichtigheid tussen twee kanten van hetzelfde probleem, n l . tussen het arbitraire karakter van de v e r e i s t e sterkte en de toepassing van de a a n w e z i g e sterkte, steeds blijft beseffen. Om nogeens op de aanwezige sterkte terug te komen: de * M e n tracht i n de laatste t i j d voor de uitwendige belasting, waarbij de constructie mag breken, een belasting te kiezen, welke niet vaker overschreden wordt dan één keer i n 1 0 0 . 0 0 0 . 0 0 0 vlieguren. Vaak w o r d t daarbij over het hoofd gezien, dat de kans, dat deze belasting inderdaad een breuk veroorzaakt belangrijk kleiner is dan 1 : 100.000.000 per vlieguur. Immers k o m t het slechts b i j hoge uitzondering voor dat het vliegtuig juist zo beladen is, en juist met die snelheid vliegt, waarbij de betreffende belasting i n tenminste één onderdeel inderdaad de breukspanning opwekt. Overigens dient te worden opgemerkt, dat het streefgetal van 1 ; 10" i n werkelijkheid nog lang niet bereikt is: er verongelukken ten gevolge van gebrek aan sterkte veel meer vliegtuigen dan één per 1 0 ' vlieguren! constructeur kan naar m i j n mening, ondanks de t o t grote volmaaktheid ontwikkelde sterkteberekening, pas dan gerust zijn als zijn berekening door belastingsproeven geconfirmeerd is. De ervaring leert, dat de verschillen tussen de ten behoeve van de berekening geïdealiseerde constructie en de details van de uitgevoerde constructie vaak over het hoofd worden gezien en zich pas bij een belastingsproef manifesteren en wel meestal op ongunstige wijze! Ik steeg dus i n aanzien en, zoals dit zo vaak geschiedt, ten onrechte. Overwaardering of onderwaardering van je werk is meer regel dan uitzondering. A l te vaak wordt, bij voorbeeld het werk van de constructeur te laag aangeslagen. Een goede constructie is i n menig opzicht vergelijkbaar met een kunstwerk. Hetzelfde denkbeeld, dezelfde stemming wordt soms door diverse kunstenaars op verschillende wijze t o t uitdrukking gebracht en het is niet mogelijk objectieve maatstaven te vinden als men h u n werk w i l beoordelen. Z o zullen twee constructeurs, die dezelfde kennis, ja! hetzelfde talent hebben, voor dezelfde opgave twee totaal verschillende constructies ontwerpen, constructies, die niet noodzakelijk verschillend zijn qua kwaliteit en doelmatigheid. Construeren is dan ook een sterk individueel getinte bezigheid, waarin naast kennis, ook intuïtie en vindingrijkheid een grote rol spelen. Het is verbazend en zorgwekkend dat slechts zo weinig studenten zich t o t de constructieve studierichtingen aangetrokken voelen. * Ze weten niet wat ze missen! Ze zullen het opwindende avontuur niet beleven, dat iets, dat i n het begin alleen als een schim i n je hersenen aanwezig was, letterlijk vaste vormen krijgt, t o t leven komt, groeit en volwassen wordt. Het was i n 1932 dat ik gelegenheid kreeg mij i n het reeds genoemde probleem van de vereiste sterkte, d.w.z. van de kans op het optreden van bepaalde belastingen, te verdiepen. Ik werkte bij de Deutsche Versuchsanstalt für Luftfahrt en kreeg opdracht voor een onderzoek, dat ook nog heden een grote actualiteit bezit, n l . het meten van de invloed van windstoten op de belastingen van het vliegtuig. * De problematiek v a n dit vraagstuk is i n de diesrede van K O O L E N i n 1 9 6 7 uitvoerig behandeld. 10 Twee fatale vliegtuigongelukken — beide als gevolg van het afbreken van het kielvlak — gaven directe aanleiding t o t dit onderzoek *. Ik vloog met m i j n groep i n een enigszins gemodificeerd type van het betreffende vliegtuig boven het Rhónedal en de Pyreneeën rond. W i j vlogen alleen bij slecht weer, bijvoorbeeld als de Mistral woei, en wel zo laag mogelijk over de bergen om zoveel mogelijk zware windstoten te ,,pakken". M e t behulp van een uitgebreid instrumentarium werden de versnellingen van het zwaartepunt, voorts de spanningen i n en de doorbuiging van de vleugelconstructie gemeten. M e t behulp van deze gegevens trachtten wij de turbulentie van de atmosfeer te ontleden i n individuele, discrete windstoten en de intensiteit en frequentie van deze te bepalen. M i j n rapport kwam i n 1933, na de ,,Machtsübernahme" gereed. Het mocht niet gepubliceerd worden. T o t op heden is het m i j niet duidelijk waarom niet: windstoten zijn soms wel gevaarlijk, maar niet staatsgevaarlijk! I n onze t i j d w ü men het ware karakter der turbiüentie meer recht doen wedervaren; men tracht deze als een continu stochastisch verschijnsel te behandelen. D i t is een stap i n de goede richting om de zonet gesignaleerde discrepantie enigszins te verminderen. Eén en ander heeft echter geen invloed op het arbitraire karakter van de keuze van het veiligheidsniveau: deze keuze blijft ook bij het nieuwe concept arbitrair. Weer ben ik verdwaald. Ik ben nog steeds bezig, tegen beter weten in, dia's, enkele van de vergeelde dia's van m i j n vakantiereis? — n u ja! vakantiereis? — te bekijken en de explicaties bij m i j n dia's ,,ter leeringhe ende vermaeck" met wijze opmerkingen te kruiden. Ik gebruik - of misbruik? - de gelegenheid nog eens te mogen spreken zonder onderbroken te worden. Niet alsof de student zijn docent gedurende het college niet met één of andere spitse opmerking of vraag zou mogen onderbreken. Maar dat gebeurt niet vaak. Grote vliegtuigen hebben de fantasie van de constructeurs * H e t vliegtuigtype was de Messerschmitt M 20 b2 — een metalen hoogdekker. 11 steeds geïntrigeerd. U hebt van de nieuwe projecten van Boeing, Douglas, Lockheed en van de europese plannen op dit gebied zonder twijfel reeds gehoord — vliegtuigontwerpen voor 3 0 0 a 5 0 0 passagiers — en al heb i k mij voorgenomen geen voorspellingen te doen, l i j k t het m i j niet onwaarschijnlijk dat er i n de toekomst nog grotere vliegtuigen zullen komen. Het is immers t o t nu toe steeds gebleken, dat vliegtuigen meer economisch worden naarmate ze groter worden en ik zie weinig reden, dat dit i n de eerstkomende t i j d anders zou worden. Het is echter duidelijk, dat door de toename van het aantal passagiers per vliegtuig de kans op een dodelijk ongeluk per passagier toeneemt. Een fataal vliegtuigongeluk kost n u misschien 100 mensenlevens, maar het zal 1000 levens kosten indien het vliegtuig 1000 passagiers vervoert. M e n zal zich daarom i n de toekomst nog meer dan t o t n u toe moeten inspannen om te bereiken dat de kans op een fataal ongeluk kleiner wordt. Gelukkig is een gunstige omstandigheid dat door toename van het aantal passagiers per vliegtuig, het aantal vliegtuigen, dus ook de kans op botsing i n de lucht, minder snel zal toenemen dan het luchtverkeer. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor de kans op mislukte landingen. Overigens w i l i k hier te Uwer geruststelling niet onvermeld laten, dat i n de laatste jaren van elke 1 0 miljoen luchtreizigers 9 . 9 9 9 . 9 8 3 h u n bestemming gezond en wel bereikt hebben. Ook i n vroegere tijden heeft men vaak grote, zeer grote vliegtuigen ontworpen en gebouwd. Denkt U b.v. aan de 12-motorige vliegboot Dornier DO—X aan het eind van de jaren t w i n t i g . Maar hebt U ooit van het Transoceaan-vliegtuigproject van Rumpler gehoord? Ik werkte daaraan mee i n de jaren tussen 1926 en 1930. De vleugeldikte was twee meter, zodat een volwassen mens het binnenste van de vleugelligger als wandelgang kon gebruiken. De vleugelkoorde was v i j f meter, de spanwijdte 100 meter, het vleugeloppervlak dus 1000 m^ en het totaalgewicht 1 0 0 . 0 0 0 kg. Het kon 100 passagiers, b.v. van Ierland naar New Foundland, vervoeren, die i n de vleugelneus en wel i n cabines voor 6 personen zaten. Ze hadden een prachtig uitzicht; de vleugelneus was immers van ramen voorzien. Jammer genoeg — of wie weet? misschien gelukkig — was niemand bereid dit project te financieren. 12 Zoals reeds aangeduid, zijn wij bij dit project uitgegaan van de hoogte van een rechtop staand mens; daarom is een twee meter dikke vleugel gekozen. Alle overige hoofdafmetingen van het vliegtuig en het vereiste motorvermogen volgden hieruit bijna automatisch. Ik beschouw daarom dit project als een ideaal voorbeeld ter demonstratie van het feit dat de maatstaf, het uitgangspunt van alle technische produkten van de mens, de mens zelf is. Indien de mens kleiner en zwakker was, zouden onze huizen, meubelen, vervoermiddelen, wegen, gereedschappen eveneens kleiner en anders zijn. Onze vliegtuigen bijvoorbeeld zouden i n een ander gebied van het getal van REYNOLDS, d.i. de verhouding van traagheidskrachten en wrijvingskrachten i n de stromende lucht, terecht komen, met alle gevolgen van dien. Onze onvolprezen modelvliegtuigbouwers kunnen hierover meer vertellen! Is het overigens niet merkwaardig, dat traagheid en wrijving dikwijls ook i n maatschappelijke stromingen een grote rol spelen ? Ja! als de mens kleiner was, had h i j minder ruimte nodig en ook minder voedsel. Daarmede zou het dreigende vraagstuk van de bevolkingsexplosie, van de overbevolking zijn oplossing v i n den en wel zonder gebruik van contraceptieve middelen! Als veranderde levensomstandigheden een plant- of diersoort bedreigen, worden door de natuurlijke selectie de vereiste nieuwe eigenschappen aangekweekt. Vindt geen aanpassing plaats, dan sterft de soort uit. De mens zou dus kleiner moeten worden! Als ik de tegenwoordige jeugd bekijk, dan zie i k dat de nieuwe generatie juist groter wordt. Z o u m i j n theorie niet opgaan? Weer ben i k verdwaald: i k speel — en dan nog zonder eerbied! — met een zo eerbiedwaardige wetenschap als de evolutieleer. O f zou i k eindelijk juist n u een geschikt onderwerp voor m i j n afscheidscollege gevonden hebben ? Het mag immers van ons docenten worden verwacht, dat w i j ons trachten te bevrijden van het keurslijf van ons vakgebied. W i j mogen niet vergeten dat ons speciaalvak slechts een keine rol speelt i n het geheel van het leven, i n het wereldgebeuren en dienen te beseffen dat wij verantwoordelijk zijn voor de maatschappelijke gevolgen van onze werkzaamheden. I n het bijzonder w i j technici moeten ons hierop bezinnen. 13 Wij namelijk zijn verantwoordelijk voor de gevolgen van de blijkbaar niet te stuiten technische ontwikkeling. Deze gaat gepaard met een steeds intensievere ingreep van de mens i n de natuur. M e n vreest dat deze ontwikkeling een verstoring van het evenwicht i n de natuur en het ontstaan van onnatuurlijke toestanden t o t gevolg zal hebben. Het k o m t m i j voor dat men daarbij over het hoofd ziet, dat ook de mens zelf een produkt is van de natuur en dat hij een integraal deel ervan is. De ingreep van de mens i n de natuur is dus een ,,natuurlijk" proces, niet minder natuurlijk dan welk natuurgebeuren ook. D i t betekent echter geenszins, dat wij de zaken op hun beloop kunnen laten. Het zal wel alles — de gevolgen van de bevolkingsexplosie, de gronderosie, de luchtvervuiling, de waterverontreiniging, het gevaar van de insecticiden, van de sociale onrechtvaardigheid, het oorlogsgevaar - vanzelf terechtkomen. Neen! W i j mensen zijn verantwoordelijk! W i j dienen ons intellect te gebruiken; ons intellect stelt ons i n staat doelbewust de gang van zaken te beïnvloeden. Ook ons intellect is één van de natuurverschijnselen; en ook ons ethisch en sociaal gevoel. Wel blijken deze nu nog weinig effectief te zijn. Aggressie, corruptie, discriminatie en vervolging wegens ras of politieke overtuiging zijn ook i n hoogontwikkelde en welvarende gemeenschappen geen vreemde verschijnselen. Volgens sommigen is het zelfs twijfelachtig o f sinds het begin van de geschiedenis van een echte vooruitgang op deze gebieden kan worden gesproken. Ik geef er de voorkeur aan te geloven van wel. Maar i k meen dat ons intellect en nog veel meer ons ethisch en sociaal gevoel zich pas i n hun prille jeugd bevinden. Volgens onze hedendaagse inzichten is het vele miljoenen o f m ü j a r d e n jaren geleden, dat de besHssende stap genomen moet z i j n : het ontstaan van de eerste levende cel uit niet-levende organische stoffen. Ten opzichte van dit enorme tijdbestek zijn de 1 0 . 0 0 0 - 1 2 . 0 0 0 jaren, gedurende welke de mens zich van een primitief, asociaal wezen tot zijn tegenwoordig peü heeft geëvoueerd, te verwaarlozen. 1 2 . 0 0 0 jaren zijn zowat 5 0 0 generaties. Elkeen van ons heeft direct contact met 5 generaties - met die van onze grootouders, ouders, kinderen, kleinkinderen en met onze eigen generatie. Aan deze schaal gemeten zijn 1 2 . 0 0 0 jaren slechts honderd eenheden. Is het verwonderlijk dat de mens als 14 ras misschien nog niet eens de puberteitsleeftijd heeft bereikt? De mens staat pas aan het begin van zijn ontwikkeling. Soms denk ik zelfs, fantaseer ik zelfs — is bij U nooit deze gedachte opgekomen ? — dat uit het leven, zoals wij het heden kennen, i n een verre, astronomisch verre, toekomst iets principieel nieuws zal ontstaan, een ,,superleven", een leven i n een nieuwe dimensie; uit de mens van n u een ,,superwezen" met eigenschappen, die wij ons evenmin kunnen voorstellen als de dode stof, waaruit miljarden jaren geleden de levende cel ontstond, zich ons leven heeft kunnen ,,voorstellen". Maar op dit moment moeten wij het niet zover zoeken. Door de evolutie is de mens geworden wat hij is. H i j heeft i n het algemeen wel goede bedoelingen. H i j w i l het sociaal onrecht, de honger uitbannen, de vrede organiseren. H i j treft maatregelen, maar zijn maatregelen zijn stuntelig, ze sorteren geen effect, of erger nog, het effect is vaak averechts! Niettegenstaande dit alles is er wel enige hoop op meer succes, ook op korte termijn, d.w.z. binnen enkele generaties. Hoe langer hoe meer mensen beseffen immers dat eigen welzijn niet duurzaam is zonder het welzijn van anderen. U i t eigenbelang, maar ook uit sociale bewogenheid zal de mens meer en meer trachten de bestaande grote verschillen i n ontwikkelingspeil en welstand i n het eigen land en tussen volkeren onderling te verminderen. Door scholing, opvoeding en vorming van en door dienstverlening aan de minderontwikkelden zullen deze een hoger ontwikkelingspeil bereiken en meer en meer kunnen bijdragen t o t de verbetering van h u n eigen l o t en t o t het welzijn van het geheel. Als wij bovendien zonder zelfgenoegzaamheid blijven trachten ook ons eigen beschavingspeil te verhogen, dan wordt de kans groter dat op den duur honger en oorlog uitgebannen worden; dan zal ook de stormachtige ontwikkeling van de techniek en de ingreep van de mens i n de natuur wereldomvattend georganiseerd en gekanaliseerd kunnen worden, zodat ze geen bedreiging, maar meer dan t o t n u toe een zegen voor de mensheid zullen zijn. Het is mij duidelijk dat het gemakkelijker is te filosoferen dan praktische resultaten te bereiken. Maar ik heb vertrouwen i n de 15 tegenwoordige jeugd. Z i j n intensief geëngageerd-zijn is veelbelovend ! En wat mij betreft: ik ben dankbaar dat ik gedurende een aantal jaren gelegenheid kreeg een bijdrage te leveren aan de scholing en vorming van de „minderontwikkelden" op het gebied van de vliegtuigbouw en luchtvaart. Ik dank U voor U w aandacht! 16
© Copyright 2024 ExpyDoc