Ik, ondergetekende Wim Van der Beken, verklaar te

Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Viona-oproep voor een studieopdracht,
12/12/2013
Op verzoek van:
Vlaamse overheid
Departement Werk en Sociale Economie
Albert II-laan 35, bus 20
1030 Brussel
Ik, ondergetekende Wim Van der Beken, verklaar te hebben nagezien dat de hierna
vermelde gegevens volstrekt overeenstemmen met de vermeldingen van het bij het bestek
behorende formulier en de inventaris en neem daarvoor de volledige verantwoordelijkheid
op.
Brussel, woensdag 15 januari 2014
Contactpersoon:
Wim Van der Beken
Kunstlaan 1-2, bus 16
+32 2 282 17 11
B – 1210 Brussel
[email protected]
T: +32 2 282 17 10
F: +32 2 282 17 15
[email protected]
www.ideaconsult.be
INHOUDSTAFEL
1/
Context en doelstellingen van de opdracht
3
2/
Visie op de opdracht
4
2.1
Analysekader en onderzoeksvragen
4
2.2
Gehanteerde methodieken
5
3/
4/
Plan van aanpak
6
3.1
Stap 1: Voorbereidende fase
6
3.2
Stap 2: Literatuurscreening en deskanalyse
6
3.3
Stap 3: Diepte-interviews bij de beleidsactoren
6
3.4
Stap 4: Kwalitatief veldonderzoek
6
3.5
Stap 5: Workshop met aanbevelingen voor het sectoraal beleid
7
3.6
Stap 6: Rapportage en conclusies
7
Tijdsschema en financieel plan
8
4.1
Tijdschema
8
4.2
Financieel plan
Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
5/
Valorisatie
9
6/
Voorstelling team en referenties
10
6.1
Voorstelling IDEA Consult
10
6.2
Onderzoeksteam
11
6.3
Referenties
13
Bijlage 1. Uitgangspunten in de aanpak
16
Bijlage 2. Bijlagen bij het plan van aanpak
17
Bijlage 3. CV’s van het onderzoeksteam
19
2
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
1/
Context en doelstellingen van de opdracht
De sectorconvenants zijn een belangrijk instrument van de Vlaamse overheid ter versterking van het
werkgelegenheidsbeleid binnen het sectoraal beleid. Het biedt de mogelijkheid om specifieke beleidsthema’s van
de domeinen Werk en Sociale Economie, Onderwijs en Gelijke Kansen ingang en doorwerking te laten vinden
binnen de verschillende sectoren in de economie.
Het instrument van de sectorconvenants bestaat sinds 2001. Het is een protocol van samenwerking tussen de
sectorale sociale partners en de Vlaamse regering met focus op drie specifieke beleidsthema’s:

een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt;

het stimuleren van competentieontwikkeling;

het verhogen van diversiteit op de arbeidsmarkt.
De sectorconvenants worden afgesloten met een individuele sector voor een periode van twee jaar. De
sectorconvenants geven aan de sectoren de middelen om sectorconsulenten aan te stellen die de ondernemingen
binnen de sector kunnen begeleiden in de uitvoering van het convenant. Deze sectorconsulenten worden
aangesteld binnen paritaire sectororganisaties, in de praktijk vaak de sectorfondsen. De inhoud van de
convenants vertrekt vanuit een omgevingsanalyse en een analyse van de sterktes en zwaktes van de sector.
Hiermee worden een set van prioriteiten bepaald die vertaald worden naar specifieke acties. De sectoren
rapporteren over deze acties aan de hand van vooraf bepaalde voortgangsindicatoren.
Doorheen de voorbije jaren is het instrument ook voorwerp geweest van verschillende evaluaties en zijn naar
aanleiding van deze evaluaties de verschillende generaties convenants telkens bijgestuurd naar rapportering en
aanpak. De generatie convenants voor de periode 2010-2011, verlengd tot 2012, waren de eerste set van
convenants waarbij een meer individuele aanpak werd gehanteerd en de generieke artikelen werden losgelaten.
Voor de periode 2010-2012 werden 32 sectorconvenants afgesloten. De convenanten voor de huidige periode
2013-2014 werden opgemaakt in 2010 en bestrijken 34 verschillende sectoren. De belangrijkste elementen in het
inhoudelijk kader van de sectorconvenants van 2010-2012 en aanvullend deze van 2013-2014 waren de drie
bovenvermelde beleidsthema’s met als rode draad specifieke aandacht voor KMO’s, intersectorale samenwerking
en brede partnerschappen. Hoewel de krijtlijnen in grote mate hetzelfde bleven, verschoven er accenten in de
nieuwe generatie convenants naar onder andere bijkomende aandacht voor loopbaanbeleid en het inzetten op
werkbaarheid.
Een eerste analyse vanuit het Departement Werk en Sociale Economie na een jaar van werken met de nieuwe
sectorconvenants toont dat sectoren steeds meer samenwerken met VDAB en onderwijsactoren op vlak van
instroom, maar dat POP-denken en loopbaandenken slechts matig ingang vinden in de sectoren. Ook
kennisretentie bij uitstroom blijft een aandachtspunt. Bij de eerste vaststellingen bleek ook dat KMO’s moeilijk te
bereiken blijven, dat intersectorale samenwerking zeer moeizaam verloopt, maar dat op vlak van diversiteit een
verschillende dynamiek ontstaat gaande van algemene diversiteittoetsen tot meer gerichte concrete acties die
soms echter moeilijk te monitoren zijn.
Dit onderzoek zal in de eerste plaats de uitwerking van de sectorconvenants ‘nieuwe stijl’ ten gronde evalueren.
Daarbij zal aandacht worden gegeven aan drie kernonderzoeksvragen:



Wat zijn de resultaten van de convenants 2010-2012?
Wat is de perceptie van de sectoren over de vernieuwde sectorconvenants?
Wat zijn mogelijk verbeterpunten voor het instrument en het proces van de sectorconvenants?
Aansluitend zal de opdracht ook de plaats van het instrument in de ruimere context van het sectoraal beleid
analyseren. De resultaten zullen toelaten de sectorconvenants in te passen in het bredere vernieuwde sectoraal
beleid waarbij ook de nieuwe bevoegdheden van de zesde staathervorming in rekening worden genomen. De
resultaten van deze studieopdracht zullen de mogelijkheid bieden het instrument van de sectorconvenants verder
te verbeteren, de afstemming op de beleidsthema’s te verscherpen, het proces in de opmaak van de convenants
verder te optimaliseren en in te passen in het sectoraal beleid.
3
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
2/
Visie op de opdracht
Vooraleer we ingaan op de concrete aanpak voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen voor deze
opdracht, wordt het analysekader, de onderzoeksvragen en de gebruikte methodiek beschreven. In bijlage
worden ook de uitgangspunten van onze aanpak meegedeeld.
2.1
Analysekader en onderzoeksvragen
Onderstaande figuur geeft een overzicht van het analysekader dat voor deze opdracht gehanteerd zal worden.
Figuur 1: Analysekader
Sectoraal beleid
Resultaten
Publieke
partners: VDAB,
Syntra,
Onderwijs,…
Vlaamse
overheid
Proces
Beleidsakkoord
Sectorconsulenten
Sectorconvenant
Beleidsdoelstellingen
Perceptie
Sectoren
Sociaal
overleg
Bron: IDEA Consult
Centraal in de analyse staat het instrument van de sectorconvenants zelf. Het vormt een brug tussen de overheid
en sociale partners binnen de sectoren. Het vertaalt ook de beleidsdoelstellingen van de overheid en verzoent
deze met de doelstellingen van de sectoren. Zo worden resultaten bekomen op vlak van aansluiting onderwijsarbeidsmarkt, competentieontwikkeling en diversiteit die in lijn liggen van de gezamenlijke noden.
Vanuit de sectoren is het gebruik van het instrument van de sectorconvenants echter sterk verbonden aan de
perceptie van de sectoren omtrent het instrument. Naarmate sectoren menen of ondervinden dat het
instrument minder toepasbaar is op hun sector of teveel moeite kost ten opzichte van de voordelen die het
opbrengt, is er minder sprake van een wederzijds voordelig partnerschap tussen de overheid en de sector.
De Vlaamse overheid heeft rechtsreeks impact op het proces van opbouw en gebruik van het instrument
van de convenants. De opbouw van het instrument kan een factor zijn in een eventuele niet-deelname van
sectoren aan de convenants, net als de werkbaarheid van het instrument op het terrein. De ondersteuning van de
sectoren binnen de convenanten maakt eveneens een wezenlijk deel uit van het proces.
Het instrument van de sectorconvenants past in het ruimere kader van het sectoraal beleid, waarin
interactie plaatsvindt tussen de overheid en sectoren rond het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid en de
afstemming tussen het de federale en Vlaamse ondersteuning voor sectoren (CAO’s, zesde staatshervorming). De
convenanten vormen daar een belangrijke spil in, maar moeten eveneens worden beschouwd naast andere
instrumenten, nu en in de toekomst.
De onderzoeksvragen zien we geclusterd in vier thematische groepen in Tabel 1. Bij het beantwoorden van deze
onderzoeksvragen moet telkens rekening gehouden worden met de verschillen tussen sectoren en wordt ook
bijkomende aandacht besteed aan diversiteit, intersectorale samenwerking en KMO-betrokkenheid.
4
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Tabel 1 : Overzicht van de onderzoeksvragen
Thema
Onderzoeksvragen
Resultaten van de
convenants
2010-2012
Perceptie van de sectoren op
de convenants
Hoe zijn convenants ingezet binnen de decretale thema’s wat betreft aansluiting onderwijsarbeidsmarkt, competentie-ontwikkeling en diversiteit?
Wat zijn de resultaten van de convenants?
Hebben de nieuwe convenants grotere impact op beleidsthema’s dan de vorige generatie
convenants?
Hoe staan sectoren met of zonder convenant ten opzichte van het instrument door de
nieuwe aanpak gebaseerd op visieontwikkeling, prioriteitenbepaling en actiekeuze?
Is er een verandering van perceptie van sectoren door administratieve vereenvoudiging van
de onderhandelings- en opvolgingsprocedures?
Methodiek
Deskanalyse
Interviews
Focusgroepen
Interviews
Focusgroepen
Zijn er instapdrempels die sectoren verhinderen het instrument te gebruiken?
Is het instrument voldoende werkbaar op het terrein?
Procesevaluatie van de
convenants
Kunnen lichtere vormen van het instrument het bereik verruimen? Hoe zien deze lichte
vormen er dan uit?
Interviews
Focusgroepen
Realiseren de processtappen vanuit WSE de juiste dynamiek/impact op het terrein?
Hoe het proces van begeleiding en ondersteuning van sectoren met een convenant
optimaliseren?
Hoe de convenants naast andere instrumenten van sectoraal beleid inpassen?
Convenants binnen het
sectoraal beleid
Hoe de bevoegdheden uit de zesde staatshervorming inpassen in de convenants?
Welke plaats geven aan convenants in het vernieuwd sectoraal beleid?
Deskanalyse
Interviews
Focusgroepen
workshop
Bron: IDEA Consult op basis van het bestek
2.2
Gehanteerde methodieken
In het kader van dit onderzoek willen we gebruik maken van vier onderzoeksmethoden:
Deskresearch: Deskstudie zetten we in voor de screening en analyse van beschikbare documenten en
gegevens, voornamelijk de sectorconvenants zelf, de voortgangsrapporten en de eindrapporten. Daarnaast zullen
ook alle relevante documenten die mogelijk bij toekenning van de opdracht door de opdrachtgever ter
beschikking worden gesteld, geanalyseerd worden.
Diepte-interviews:

met de beleidsactoren: We stellen voor om diepte-interviews te organiseren bij volgende
beleidsactoren: Departement WSE, VDAB, SERV, Departement Onderwijs en Vorming, ... Deze interviews
hebben een dubbele functie. Enerzijds zullen ze bijkomend inzicht verschaffen in het proces van de
opmaak van de sectorconvenants en de beleidsdoelstellingen van de convenants. Anderzijds zullen ze ook
dienen om te peilen naar de verwachtingen omtrent de resultaten van de sectorconvenants en de visie op
de inzet van de sectorconvenants binnen het bredere sectoraal beleid.

met vertegenwoordigers van sectoren zonder sectorconvenant: Niet alle sectoren hebben een
sectorconvenant afgesloten met de Vlaamse regering. Een tweede set van diepte-interviews moet ons
toelaten te bepalen wat de kennis en perceptie is binnen deze sectoren over de nieuwe sectorconvenants
en wat de eventuele motivatie is van de sector om geen convenant af te sluiten. Deze interviews kunnen
interessante informatie opleveren ten aanzien van mogelijke instapdrempels.
Focusgroepen:

met sectorconsulenten: Een belangrijke informatiebron over de werking van de convenanten op het
terrein is de groep van 116 sectorconsulenten. Een focusgroep biedt de mogelijkheid om op een
diepgravende manier kwalitatieve informatie te verzamelen op een wijze waarin meer wisselwerking
tussen de deelnemers en de informatieverstrekker mogelijk is.

met sectorfondsen: Sectorfondsen zijn ook een belangrijke bron van informatie m.b.t. de uitvoering en
toepassing van de convenants. Sectorfondsen steunen bovendien op paritaire vertegenwoordiging en
bieden dus een bredere visie op het instrument en de sectorale inpassing. Door de vertegenwoordigers te
groeperen in een focusgroep wordt de mogelijkheid gegeven via discussie tot diepere inzichten te komen.
Workshop met beleidsmakers: Een laatste methode binnen het onderzoek is het gebruik van een workshop
om de resultaten uit het onderzoek te verwerken en om te zetten naar een visie met concrete aanbevelingen voor
de inzet van de sectorconvenants binnen het vernieuwd sectoraal beleid. Een workshop laat toe constructief en
participatief na te denken op basis van de resultaten uit eerdere fases.
5
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
3/
Plan van aanpak
Dit hoofdstuk beschrijft het plan van aanpak om boven beschreven onderzoekskader te implementeren.
3.1
Stap 1: Voorbereidende fase
Deze eerste stap heeft als doel om op een efficiënte wijze de nodige afspraken te maken met de opdrachtgever.
Onmiddellijk bij de aanvang van het project voorzien we een eerste stuurgroep eind februari met de
opdrachtgever om volgende punten te bespreken:





Kennismaking met het onderzoeksteam;
Scherp stellen van de focus, de onderzoeksvragen en de scope van het onderzoek;
Bespreking van het plan van aanpak en de tijdsplanning;
Uitwisseling van relevante documenten en informatie (voortgang en eindrapporten van de convenants,
verslag van de sectorbezoeken, interne documenten, contactgegevens sectorconsulenten);
Overlopen van de te bevragen actoren: Bepalen van de ondervragen actoren en de representatieve
verdeling van de sectoren doorheen de verschillende stappen van het onderzoek.
Het resultaat van deze voorbereidende fase is een goedgekeurd plan van aanpak en het verschaffen van het
nodige onderzoeksmateriaal zodat het onderzoek een vlotte start en uitvoering kent.
3.2
Stap 2: Literatuurscreening en deskanalyse
In deze tweede stap willen we de resultaten van de convenanten grondig analyseren en deze vergelijken met de
analyses uit vorige evaluaties. In eerste instantie zullen de verschillende beleidsdocumenten worden geanalyseerd
rond het inhoudelijke kader van de nieuwe generatie convenants, samen met de eerste vaststellingen van het
Departement WSE omtrent de uitvoering van de nieuwe convenants. Daarnaast analyseren we verschillende
documenten, te beginnen met de 32 sectorconvenants zelf. Bij elke convenant zullen we ook de voortgangs- en
de eindevaluatierapporten bestuderen. Op basis hiervan zal een clustering worden gemaakt van sectoren volgens
prioriteiten, acties en resultaten. Hierbij zullen ook de relevante gegevens uit de sectorfoto’s worden
geïntegreerd. Als laatste worden de resultaten dan geconfronteerd met de vorige evaluaties om te zien welke
verschillen er in de rapportering al merkbaar zijn tussen de oude en nieuwe generatie convenants.
3.3
Stap 3: Diepte-interviews bij de beleidsactoren
De doelstelling van deze stap is om meer achtergrond te bekomen bij het opzet van de nieuwe generatie
sectorconvenants en de verwachtingen van de overheid ten aanzien van de beleidsuitkomsten scherp te stellen.
Daarnaast moet deze stap ook meer inzicht geven in het proces van het opzetten en uitvoeren van de
sectorconvenants. Als laatste dient deze stap ook als een eerste verkenning van de mogelijkheden voor het
inzetten van de sectorconvenants in het vernieuwd sectoraal beleid. We voorzien in deze stap daarom een set
van vijf diepte-interviews (van max. 1,5u) bij volgende beleidsmakers: Kabinet Werk, Departement WSE,
Departement Onderwijs, VDAB, … We voorzien in deze interviews te focussen op volgende topics:





3.4
In welke mate stroken de resultaten van de convenants met de verwachtingen van de partners?
Welke verschillen merken de beleidsactoren op bij de uitvoering van deze generatie convenants ten
opzichte van de vorige oude generatie convenants?
Hoe worden sectoren momenteel ondersteund bij het uitvoeren van hun convenant?
Welke problemen worden ondervonden tijdens de uitvoering van de convenants?
Welke rol zien de betrokkenen voor de sectorconvenants in het vernieuwd sectoraal beleid?
Stap 4: Kwalitatief veldonderzoek
De doelstelling van deze stap is om informatie te verzamelen omtrent de werking van de sectorconvenants op het
terrein en de perceptie van de sectoren en de consulenten ten aanzien van het instrument zelf en de invloed van
het proces op de impact van de convenants. Onderstaande substappen zullen hiervoor uitgevoerd worden:
Substap 4.1.: Focusgroepen met sectorconsulenten
De eerste substap voorziet in het samenbrengen van een 6-tal sectorconsulenten in 6 focusgroepen. De 116
sectorconsulenten zijn de specialisten in de uitvoering van de convenanten op het terrein. We zullen in deze stap
alle sectorconsulenten uit de 32 betrokken sectoren aan bod laten komen. De focusgroepen zullen dienen om,
aanvullend op de deskanalyse, informatie te krijgen over de resultaten van de convenants. Daarnaast kunnen zij
ook mee verklaren wat de verschillen zijn tussen de werking van de oude en de nieuwe sectorconvenants en
aangeven wat de werkbaarheid is van de huidige generatie convenants op het terrein.
Binnen de SERV bestaan er ook drie netwerken van de sectorconsulenten, één voor elk van de hoofdthema’s van
de convenants. Omwille van de logica en bestaande contacten zullen de focusgroepen ook samengesteld worden
rond deze drie transversale thema’s: aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, competentieontwikkeling en diversiteit.
6
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Een eerste voorstel tot topiclijst kan worden teruggevonden in bijlage en zal worden opgesteld in samenspraak
met de expert, Luc Sels.
Substap 4.2.: Focusgroepen met sectorfondsen
In de tweede substap voorzien we 3 focusgroepen met een tiental deelnemers uit de sectorfondsen. Als paritaire
vertegenwoordigers van de sector kunnen zij een sectorale visie geven op de rol van de sectorconvenants binnen
het ruimere sectoraal beleid. Daarnaast hebben zij ook een andere perceptie van de convenants dan de
sectorconsulenten die ook de uitvoerders zijn van de convenanten. We zullen in deze stap zo veel mogelijk
sectoren aan bod laten komen. De clustering van de sectoren zal gebeuren op basis van de deskanalyse en de
prioriteiten en resultaten van de verschillende sectoren. Een eerste voorstel tot topiclijst kan worden
teruggevonden in bijlage en zal worden opgesteld in samenspraak met de expert, Luc Sels.
Substap 4.3.: Diepte-interviews bij sectoren zonder convenant
De derde substap betreft de sectoren waar geen convenant mee is afgesloten. Het gaat onder andere om
sectoren zoals de financiële sector, chemie & petroleum, … Door te peilen naar de reden hiervan kunnen
eventuele drempels en hinderpalen voor sectoren binnen het instrument worden gedetecteerd en kunnen nieuwe
vormen van het instrument worden bedacht. We zullen vier tot vijf open diepte-interviews houden bij
vertegenwoordigers van de sectorfondsen of andere vertegenwoordigers uit de sector, met aandacht voor het
paritaire evenwicht. De vragenlijst voor deze interviews zal onder andere volgende elementen bevatten:




Hoe vertrouwd is de sector met het instrument van de sectorconvenants?
Was de sector op de hoogte van de wijzigingen in de nieuwe generatie convenants?
Welke redenen heeft de sector om geen sectorconvenant af te sluiten?
Wat zijn eventuele hinderpalen en voorwaarden voor de sector om een sectorconvenant af te sluiten?
3.5
Stap 5: Workshop met aanbevelingen voor het sectoraal beleid
In deze stap willen we de resultaten van de vorige stappen bundelen en verbinden met de nieuwe ontwikkelingen
die zich voortdoen op vlak van sectoraal beleid. We voorzien hiervoor om beleidsmakers en sociale partners
samen te brengen om tot aanbevelingen te komen over de plaats van de sectorconvenants binnen het vernieuwd
sectoraal beleid, de elementen die deze convenanten zeker moeten bevatten en de maatregelen die
complementair kunnen werken. Om tot specifieke en gedragen aanbevelingen te komen organiseren we hier een
workshop met volgende beleidsverantwoordelijken en sociale partners: Kabinet Werk, Departement Werk en
Sociale Economie, Departement Onderwijs & Vorming, VDAB, Vakbonden en werkgeversorganisaties. Deze
workshop zal worden geleid door de expert Luc Sels.
Ter voorbereiding van deze stap worden naast de bundeling van eerdere resultaten ook een analyse gemaakt van
de verschillende instrumenten waarnaast de sectorconvenants opereren (ESF-projecten, federale CAO’s, …) en de
ontwikkelingen in het sectoraal beleid (Educatief verlof, staatshervorming). Dit wordt in een nota aan de
deelnemers bezorgd zodat de discussie zo gericht mogelijk kan gebeuren.
3.6
Stap 6: Rapportage en conclusies
In opvolging van de workshop zullen samen met de expert Luc Sels een set van concrete aanbevelingen en
conclusies worden opgesteld. Deze zullen de impact van de sectorale ontwikkelingen op het instrument van de
sectorconvenants en de rol van de verschillende actoren (Vlaamse overheid, consulenten, sectorfondsen,partners
…) duidelijk bepalen. Ze zullen aangeven hoe de doelstellingen, het procesverloop en de vorm van de convenants
aangepast moeten worden om de nieuwste generatie convenants in te passen in het vernieuwd sectoraal beleid.
Tenslotte zullen de resultaten van de verschillende stappen worden gerapporteerd. Het rapport zal volgende
element bevatten:

Een analyse van de inzet van de huidige generatie sectorconvenant en hun resultaten;

De veranderingen in de nieuwe generatie convenants ten opzichte van de oude convenants op vlak van:


Resultaten en impact;

Perceptie vanuit de sectoren met en zonder convenant;
Een analyse van de pijnpunten in de opbouw en het procesverloop van de sectorconvenants;

Een analyse van de plaats van de sectorconvenants in het vernieuwd sectoraal beleid;

Conclusies en aanbevelingen omtrent de sectorconvenants binnen het vernieuwd sectoraal beleid
Het concept eindrapport wordt in een vergadering met de stuurgroep half oktober voorgesteld en besproken. Het
rapport zal één week voor de vergadering naar alle leden van de stuurgroep bezorgd worden. De opmerkingen en
suggesties van de stuurgroep zullen in de finale versie van het rapport verwerkt worden.
7
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
4/
Tijdsschema en financieel plan
4.1
Tijdschema
In



het bestek zijn een aantal expliciete data opgenomen die leidend zijn voor de planning van het project:
In de eerste helft van februari worden de projectindieners geïnformeerd over de beslissing van de minister.
De opdracht kan bijgevolg onmiddellijk na deze beslissing (midden februari) starten;
De opdracht dient te zijn afgerond tegen eind oktober 2014;
Rekening houdend met de verwachte tijdsplanning vanwege de opdrachtgever, hebben we een werkschema
opgemaakt dat het mogelijk maakt om de tussentijdse resultaten en het eindrapport conform het bestek en met
de nodige kwaliteitsgarantie op te leveren.
Tabel 2: Tijdsplanning
Feb.
1: Voorbereiding van het
onderzoek
Ma.
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Okt.

2: Literatuurscreening en
deskanalyse
3: Interviews bij beleidsactoren


4: Kwalitatief veldwerk
4.1 Focusgroepen bij
sectorconsulenten
4.2 Focusgroepen met sectorfondsen
4.3 Interviews bij sectoren zonder
convenant


5. Workshop met aanbevelingen
sectoraal beleid



6. Rapportage en conclusies
: rapportage, : vergadering,  workshop
We vinden het zeer belangrijk om voldoende rekening te houden met de wensen en de feedback van de
opdrachtgever. Daartoe voorzien we regelmatig formeel en informeel overleg. We voorzien vier formele
overlegmomenten met de opdrachtgever. Deze worden hieronder opgelijst.
Tabel 3: Planning en inhoud van de overlegmomenten
Overleg
Overlegmoment 1
Timing
Start project – Einde februari
Overlegmoment 2
Eind april
Overlegmoment 3
Eind augustus
Overlegmoment 4
Half oktober
Inhoud

Startoverleg

Bespreking resultaten literatuuronderzoek

Bespreking resultaten interviews

Bespreking topiclijsten focusgroepen

Bespreking resultaten focusgroepen

Bespreking aanpak workshop

Bespreking concept-eindrapport
Bron: IDEA Consult
Naast deze formele overlegmomenten voorzien we ook steeds ruimte voor informeel overleg (via e-mail,
telefonisch enz.). Periodiek informeel overleg met de opdrachtgever biedt de mogelijkheid om dringende
aandachtspunten te bespreken en zo ‘kort op de bal’ te blijven spelen.
8
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
5/
Valorisatie
Het valorisatieplan voor de voorgestelde studieopdracht bevat verschillende elementen.
Publicatie onderzoeksresultaten
De resultaten van het voorgestelde onderzoek zullen gepresenteerd worden in een inhoudelijk eindrapport in het
Nederlands, met een Nederlandse en Engelstalige samenvatting. De Nederlandse samenvatting bestaat, zoals in
het bestek beschreven, uit een opzet, bevindingen, aanbevelingen en valorisatie en telt tussen 2 en 5 bladzijden.
De Engelstalige samenvatting telt ongeveer 2 bladzijden. Er wordt van zowel het eindrapport als de
samenvattingen een elektronische versie geleverd die op de VIONA website gepubliceerd kan worden. Het
eindrapport zal ook in 50 gedrukte exemplaren geleverd worden. Via een artikel in OverWerk (Steunpunt WSE)
kunnen de resultaten verder in de schijnwerpers staan voor een breed publiek.
Presentaties van de resultaten van het onderzoek
Om de resultaten rond de sectorconvenanten breed te verspreiden, kunnen diverse presentaties georganiseerd
worden bij bvb. Sectorfondsen, sectorconsulenten, sectorfederaties, vakbonden en de SERV. Deze resultaten
zouden ook gepresenteerd kunnen worden op een congres/studiedag, bvb. een lunchcauserie en/of het
arbeidsmarktcongres van WSE.
Verspreiding onderzoeksresultaten via IDEA-kanalen en sociale media
De resultaten van het voorgestelde onderzoek kunnen ook via de kanalen van IDEA Consult zelf worden verspreid
(zowel het rapport als een samenvatting ervan). Zodra de resultaten publiek beschikbaar zijn, zullen ze ook
gevaloriseerd worden via volgende IDEA-communicatiekanalen:



De website, waar afgelopen projecten in de kijker worden geplaatst
De nieuwsbrief die binnen het IDEA-netwerk wordt verspreid
De Linked-in pagina van IDEA zodat het rapport ook via de sociale media wordt verspreid
9
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
6/
Voorstelling team en referenties
6.1
Voorstelling IDEA Consult
IDEA Consult is een onafhankelijk advies- en onderzoeksbureau, gespecialiseerd in research based consultancy.
Onderzoek en beleidsadvies staan centraal. IDEA-onderzoek is zowel kwantitatief als kwalitatief onderbouwd. Ons
advies is oplossingsgericht en beoogt de creatie van meerwaarde voor de klant. De verzamelde expertise wordt
vertaald naar strategisch advies voor overheden, organisaties, instellingen en ondernemingen. Met haar team van
bijna 40 consultants brengt IDEA Consult complementaire expertise en competenties in met garantie op een
gedegen en vlotte uitvoering van de ons toevertrouwde projecten. De kern-expertisevelden van IDEA Consult
betreffen:

Arbeidsmarkt en sociaal-economisch beleid;

Innovatie en competitiviteit;

regionale en stedelijke ontwikkeling;

vastgoed en ruimtelijke ontwikkelingen.
IDEA Consult werkt in opdracht van overheden en sectororganisaties op diverse niveaus, ook Europees, en
beschikt over uitgebreide sector- en beleidskennis. We bieden eveneens advies en begeleiding aan individuele
instellingen, organisaties en bedrijven op al de genoemde terreinen. Onze cross-over expertise blijkt hiervoor
vaak een belangrijk pluspunt.
IDEA's onderzoek en advies onderscheiden zich door:

maatschappelijke relevantie. Ons onderzoek gaat over de uitdagingen van de toekomst;

het gebruik van sterke en beproefde wetenschappelijke methodologie, gaande van literatuuronderzoek,
kwantitatieve analyse, surveys over diepte-interviews, workshops en focusgroepen om aldus goed te
begrijpen wat werkt (en wat niet werkt!), hoe het werkt, waarom en onder welke voorwaarden;

interactieve aanpak. We betrekken de inzichten van een brede groep van actoren om zo de
onafhankelijkheid van het proces en de volledigheid en gedragenheid van de conclusies en aanbevelingen
te waarborgen.
Bijkomende troeven van de samenwerking van IDEA voor de wetenschappelijk verantwoorde uitvoering van dit
onderzoek voor deze opdracht, zijn:

Ervaring met de sectorconvenants

Ervaring met sectoren en sectoraal beleid

Ervaring met diepte-interviews en focusgroepen

Deskundig en ervaren onderzoeksteam
Als onderbouwing voor onze expertise hebben we in onderstaand hoofdstuk een selectie van vergelijkbare
opdrachten gemaakt. Een meer uitgebreide lijst kan op aanvraag ter beschikking worden gesteld, of kan
geconsulteerd worden op www.ideaconsult.be
10
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
6.2
Onderzoeksteam
De studieopdracht zal worden uitgevoerd door een deskundig team van medewerkers, zoals in onderstaande
tabel is aangegeven.
Teamlid
Rol
Expertise
Projectleider





Arbeidsmarktbeleid
Sectoraal beleid
Kwalitatief onderzoek
Focusgroepen
Projectleiding
Maarten
Gerard
Onderzoeker




Daphné
Valsamis
Onderzoeker/Expert
Kwaliteitscontrole
Luc Sels
Expert
Wim Van Der
Beken
Rol in de opdracht



Algemene
leiding
en
procesbewaking
Interviews
Begeleiding focusgroepen
Rapportage
Arbeidsmarktbeleid
Sectoraal beleid
Kwalitatief onderzoek
Focusgroepen





Deskanalyse
Opstellen topiclijsten
Interviews
Focusgroepen
Rapportage




Arbeidsmarktbeleid
Sectoraal beleid
Kwalitatief onderzoek
Focusgroepen



Kwaliteitsbewaking
Workshop
Rapportage


Arbeidsmarktbeleid
Sectoraal beleid



Opstellen topiclijsten
Begeleiding workshop
Rapportage

Wim Van Der Beken
Wim Van der Beken, directeur van IDEA Consult, combineert een economische achtergrond met een uitgebreide
kennis van het Vlaams sociaal-economisch beleid. Hij is licentiaat in de Economische Wetenschappen en Master
of Arts in Economics. Tot augustus 1998 was hij directeur van de VEV-studiedienst en zetelde onder meer in de
SERV en het VESOC. Sinds september 1998 is hij mede-oprichter en algemeen directeur van IDEA Consult. Wim
Van der Beken heeft een uitgebreide projectervaring met strategische planning en de begeleiding van complexe
processen. Zijn sleutelexpertise ligt op het terrein van evaluatie-onderzoek, strategische advisering van
overheden en begeleiding van complexe processen.
Wim Van Der Beken zal in het project fungeren als projectleider.
Maarten Gerard
Maarten Gerard werkt sinds 2010 als onderzoeker bij IDEA Consult in het domein Arbeidsmarkt en sociaaleconomisch beleid. Hij is Master in de Politieke en Sociale Wetenschappen en in de Beleidseconomie aan de K.U.
Leuven. Zijn specialisatie bij IDEA Consult ligt in onderzoeken omtrent activerend arbeidsmarktbeleid. Hij was
betrokken bij verschillende evaluaties waaronder de evaluaties van het stelsel van de dienstencheques voor de
Federale overheid, de evaluatie van het systeem van gesubsidieerde contractuelen in Brussel en de evaluatie van
de Strategische Investerings-en Opleidingssteun voor de Vlaamse overheid.
Hij bezit een stevig expertise in het algemeen kader van het werkgelegenheidbeleid in België, onder meer via een
studie waarbij de verschillende Vlaamse en federale tewerkstellingsmaatregelen in kaart werden gebracht. Hij is
goed vertrouwd met het uitvoeren van diepte-interviews en het begeleiden van focusgroepen, onder meer in
studies rond dienstencheques en Brusselse contractuelen.
Maarten Gerard zal optreden als onderzoeker.
Daphné Valsamis
Daphné is sinds januari 2008 tewerkgesteld bij IDEA Consult als senior onderzoeker in het kennisveld
‘Arbeidsmarkt en Sociaal-economisch beleid’. Daphné is ‘Master in Science of Economics’, optie econometrie en
arbeidseconomie (ULB). Van 2005 tot 2007 werkte ze als onderzoeker en assistente in de Departement van
Toegepaste Economie van de ULB (DULBEA) in de onderzoeksgroep ‘Arbeidsmarkt’ en ‘Sociale Zekerheid’.
Hierdoor heeft ze een brede economische kennis opgebouwd, met nadruk op arbeidseconomie.
11
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Haar specialisatie bij IDEA Consult ligt in onderzoeken omtrent activerend arbeidsmarktbeleid en
competentiebeleid. Daphné heeft ook in verschillende projecten voor sectoren gewerkt, bvb. voor Federgon, voor
de bouwsector, voor de metaalsector, voor de logistieke-sector, voor de informatica-sector, voor de sector van
diensten aan bedrijven, enz. Daphné is ook goed vertrouwd met het uitvoeren van diepte-interviews en het
begeleiden van focusgroepen, onder meer in sectorstudies en evaluaties.
Daphné Valsamis zal optreden als onderzoeker/ expert en kw aliteitsbew aker
Luc Sels
Luc Sels (1967) is Decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de KU Leuven. Hij is er
tevens als gewoon hoogleraar verbonden aan het Research Centre for Organisation Studies. Hij is ook verbonden
aan de Simon School van de University of Rochester, waar hij in het Executive MBA-programma doceert; en als
research fellow aan de Vlerick Business School. Luc Sels is promotor van het Steunpunt Werk en Sociale
Economie (zie www.steunpuntwse.be), dat zich in opdracht van de Vlaamse regering toelegt op
beleidsvoorbereidend onderzoek van de Vlaamse en Europese arbeidsmarkt. Hij is lid van de Hoge Raad voor de
Werkgelegenheid, en van de Raden van Bestuur van het Hoger Instituut voor de Arbeid (K.U. Leuven) en
Ekonomika Alumni.
Luc Sels zal optreden als expert
12
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
6.3
Referenties
Het team beschikt over volgende expertise noodzakelijk voor de wetenschappelijk verantwoorde uitvoering van
dit onderzoek:

Kennis over het arbeidsmarktbeleid en sectoraal beleid

Expertise omtrent kwalitatief onderzoek
Als onderbouwing voor onze expertise hebben we een selectie van recente IDEA-projectreferenties gemaakt in
lijn met voorliggende offertevraag. Een meer uitgebreide lijst kan op aanvraag ter beschikking worden gesteld, of
kan geconsulteerd worden op www.ideaconsult.be.

Arbeidsmarktgerichte
opleidingsincentives
voor
werkenden,
Arbeidsmarktonderzoeksprogramma van de Vlaamse regering, 2013
Viona
In het kader van een VIONA-onderzoek voor het Departement Werk van de Vlaamse overheid analyseerde IDEA
Consult het volledige instrumentarium aan maatregelen die erop gericht zijn de opleidingsdeelname van
werkenden te verhogen. Op de Vlaamse arbeidsmarkt zijn diverse maatregelen beschikbaar om de participatie
aan opleiding van werkenden te stimuleren. Daarbij gaat het zowel om rechtstreekse financiering voor de
werkende als onrechtstreekse financiering via de werkgever. Eerdere inventarisaties van opleidingsincentives
toonden dat deze maatregelen zeer versnipperd zijn.
Deze studie focust op de vraagzijde van de opleidingsmarkt door 13 maatregelen voor werkenden en werkgevers
in kaart te brengen. Het onderzoek geeft aan in welke mate verschillende groepen worden bereikt met het beleid
in zijn huidige vorm. Bovendien gaat de studie verder dan het louter inventariseren van de opleidingsincentives
en hun modaliteiten: ze brengt eerder geïdentificeerde sterktes en zwaktes van de maatregelen in kaart, net als
de hiaten & overlappingen in het Vlaamse opleidingsbeleid. Op basis van de resultaten geven de onderzoekers
aanbevelingen over de pistes waarop het toekomstig opleidingsbeleid kan inzetten.

Inventarisatie en effectiviteitsscan van Vlaamse en federale tewerkstellingsinitiatieven,
VOKA - Vlaams Netwerk Van Ondernemingen, 2013
IDEA Consult inventariseert op vraag van VOKA, de Vlaamse werkgeversfederatie, de verschillende Vlaamse
tewerkstellingsmaatregelen en federale tewerkstellingsmaatregelen die in Vlaanderen worden toegepast. Door
middel van een scan van de verschillende maatregelen wordt aangegeven welk type maatregel het is, wat de
doelstellingen, de doelgroepen en de sectoren waarin de maatregelen van toepassing zijn. Daarnaast worden
basisgegevens verzameld over de kost van elke maatregel, de begunstigde organisatie en het aantal personen
dat wordt bereikt en het profiel van deze personen. Tenslotte wordt in de scan impact weergegeven volgens de
uitstroom en doorstroom naar werk.
In een tweede fase wordt het geheel van maatregelen afgewogen naar zijn effectiviteit in middelen en bereik ten
opzichte van de beoogde doelgroepen en hun aanwezigheid in de Vlaamse arbeidsmarkt.

EVC vanuit bedrijfsperspectief, Viona Arbeidsmarktonderzoeksprogramma van de Vlaamse
regering, 2013
Mensen stoppen niet met leren zodra ze de schoolbank hebben verlaten. Zowel binnen als buiten het onderwijs
vinden daarna nog allerlei vormen van ‘leren’ plaats. Voor deze opdracht in het kader van een VIONA-onderzoek
voor het Departement Werk van de Vlaamse overheid bestudeerde IDEA Consult de ervaringen en behoeften van
Vlaamse ondernemingen m.b.t. het erkennen van verworven competenties (EVC). Door de thematiek vanuit
bedrijfsperspectief te benaderen, genereerde de studie inzicht in de wenselijkheid en haalbaarheid van het
(h)erkennen van competenties op de Vlaamse arbeidsmarkt. Meer bepaald werd onderzocht of ondernemingen in
het kader van hun HR-beleid vragende en/of betrokken partij zijn voor diensten en acties m.b.t. het identificeren,
documenteren en/of formeel erkennen van competenties. Naast hun huidige aanpak komt ook de vraag naar
bijkomende ondersteuning aan bod in het rapport. Bovendien wordt specifiek op het ervaringsbewijs gefocust,
een officieel document van de Vlaamse overheid waarin formeel erkend wordt dat de houder over de nodige
competenties beschikt om het bepaalde beroep uit te oefenen. De studie onderzoekt het feitelijke (niet-)gebruik
en het gepercipieerde potentieel van het instrument. Het actuele debat rond het geïntegreerd EVC-beleid biedt
het geschikte moment om de discussie aan te gaan over het ervaringsbewijs, en – breder – het beleid rond EVC
bij ondernemingen.
13
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Onderzoek naar de economische mutaties in de sector van informatica activiteiten in Brussel,
Economisch en sociale raad van Brussel, 2013

Dit onderzoek heeft als doelstelling de belangrijke economische veranderingen in de industrie van IT-activiteiten
binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in kaart te brengen. Deze sector kent momenteel ingrijpende
economische veranderingen, opgevat als herstructureringen, veranderingen in de productieprocessen,
veranderingen in de relaties tussen bedrijven en binnen bedrijven, of nieuwe verhoudingen in termen van
personeelsmanagement. Deze mutaties genereren nieuwe vormen van tewerkstelling en arbeidsvoorwaarden
binnen de sector. Het is dus cruciaal om deze mutaties op bedrijfsniveau te identificeren met het oog op de
gevolgen voor de werkgelegenheid (aantal, aard en vormen). Het doel van dit project is dus om een typologie op
te maken van economische veranderingen in de sector en de gevolgen hiervan op de tewerkstelling en
arbeidsvoorwaarden van de sector.
Hoe werven bedrijven?, Federgon, 2011-2012

De arbeidsmarkt is voortdurend in beweging en staat voor grote uitdagingen. De uitdagingen waarmee de
arbeidsmarkt te kampen heeft wijst op de nood aan een gepast instroom-, doorstroom- en uitstroombeleid van
bedrijven. Dit wordt onderzocht aan de hand van een grootschalige enquête bij Belgische ondernemingen. Meer
specifiek worden volgende aspecten nader onderzocht:
-

Instroombeleid van bedrijven: Hoe rekruteren bedrijven hun werknemers? Welke rekruteringskanalen
gebruiken ze? Hoe lang duurt het gemiddeld om een vacature in te vullen? Wat zijn de belangrijke
selectiecriteria bij de aanwerving van een werknemer? Welke selectiemethodes worden er gebruikt? Wat
zijn de knelpunten bij het vinden van de geschikte kandidaat?
Doorstoombeleid van bedrijven: Wat zijn de arbeidsvoorwaarden binnen het bedrijf? Wat is het
competentie- en opleidingsbeleid van het bedrijf? Hoe verloopt de arbeidorganisaties in het bedrijf?
Wordt er gebruik gemaakt van uitzendarbeid?
Uitstroombeleid: Hebben werknemers het bedrijf verlaten in 2010? Waarom? Wordt er gebruik gemaakt
van outplacement-begeleiding?
Toekomstige opportuniteiten en bedreigingen: Wat zijn de huidige en toekomstige uitdagingen in termen
van instroom, doorstroom en uitstroom van werknemers?
Succesfactoren en hinderpalen om langer aan de slag te blijven: de mening van werknemers
en werkgevers, Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), 2011
Verscheidene factoren zoals de babyboom generatie, lage geboortecijfers en langere levensverwachtingen zorgen
ervoor dat de Belgische populatie ouder aan het worden is. Wanneer we de situatie van deze ouderen op de
arbeidsmarkt in beschouwing nemen, stellen we vast dat in 2009 de Belgische participatiegraad van 55-plussers
slechts 37,2% bedroeg, tegenover 66,9% voor de totale bevolking. Een gevolg hiervan is dat momenteel -in
verhouding- 138 mensen afhankelijk zijn van 100 werkenden. Door deze wanverhouding en door de krapte op de
arbeidsmarkt is het in de toekomst voor werkgevers van groot belang om werknemers langer aan de slag te
houden. Eén van de sleutels voor de oplossing is het dichten van de kloof tussen de wettelijke en de feitelijke
pensioenleeftijd. Om dit te bereiken is het echter noodzakelijk inzicht te verwerven in de maatschappelijke,
organisatorische en individuele factoren die de uittrede beïnvloeden van oudere werknemers en hun intrede
beperken. Deze factoren worden in dit onderzoek geïdentificeerd aan de hand van een grootschalige enquête bij
oudere werknemers en werkgevers. Op basis van deze resultaten is het mogelijk om de huidige succesfactoren
en hinderpalen om langer aan de slag te blijven in kaart te brengen en hiervoor krachtige maatregelen te
identificeren.

Ontwikkelen van een instrument voor arbeidsmarkt- en competentieprognoses, Viona
Arbeidsmarktonderzoeksprogramma van de Vlaamse regering, 2009-2010
De Lissabon-agenda heeft Europese landen gewezen op de noodzaak om toekomstige veranderingen in de
vereiste competenties beter te anticiperen. Vlaanderen beschikt op dit ogenblik niet over een methode of
instrument dat (middel-)lange termijn arbeidsmarkt- en competentieprognoses oplevert. Het doel van dit
onderzoek is op basis van relevante, Europese studies een methode voor Vlaanderen voor te stellen. Deze
informatie is cruciaal om de aanbodzijde beter af te stemmen op de behoeften van de vraagzijde en de
discrepanties tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te verminderen. In een tweede fase zal het
voorgestelde instrument uitgevoerd worden voor de case van de logistieke sector in Antwerpen.
14
Naar een vernieuwd sectoraal beleid

Toekomst en talentontwikkeling in de metaalverwerkende sector in Brussel, IRIS TECH+,
2010-2011
In opdracht van IRIS TECH+ voert IDEA Consult een analyse van de toekomstige evolutie in de
metaalverwerkende sector en technologische industrie in Brussel. Hierna worden de effecten van deze
sectorevoluties op de competentieprofielen en opleidingsbehoeften voor de sector in kaart gebracht. Deze
analyse dient als basis voor de strategische keuzes voor de toekomstige oriëntatie van IRIS TECH+. Volgende
vragen moeten in het bijzonder beantwoord worden: Hoe zal de metaalverwerkende sector en technologische
industrie in Brussel verder evolueren? Wat zullen de benodigde competenties zijn voor de Brusselse werknemers
tewerkgesteld in de metaalverwerkende sector en technologische industrie? Wat zijn de opleidingsbehoeften om
deze nichemarkten te kunnen ontwikkelen rekening houdend met het algemene profiel van de Brusselse
werkzoekende populatie? Hiervoor bevraagde IDEA Consult via een online enquête alle bedrijven uit de
metaalverwerkende sector in Brussel.

Jaaren
evaluatierapport
sectorconvenants
2005-2006,
Arbeidsmarktonderzoeksprogramma van de Vlaamse regering, 2007
Viona
IDEA Consult maakte in deze studie een jaar- en evaluatierapport sectorconvenants op dat analyseert in welke
mate en op welke wijze de doelstellingen uit de sectorconvenants gerealiseerd werden binnen de verschillende
betrokken sectoren in de loop van 2005 en 2006. Voor de evaluatie van de sectorconvenants werd een
evaluatietemplate opgemaakt die zowel kwantitatieve als kwalitatieve topics bevat. Deze uniforme aanpak maakte
het ook mogelijk om naast de individuele evaluaties van de convenants ook enkele horizontale conclusies en
lessen voor de toekomst te trekken. Zo kon vanuit een sectoroverschrijdend perspectief nagegaan worden in
welke mate en op welke wijze de doelstellingen van het beleidsinstrument sectorconvenants gerealiseerd werden.
15
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Bijlage 1. Uitgangspunten in de aanpak
Op basis van de verwachtingen van de opdrachtgever en doelstellingen van de studie, stellen we in onze aanpak
drie uitgangspunten voorop:

Specifiek, gericht op de toepassing van het instrument vroeger, nu en in de toekomst

Participatief, met inbreng van de verschillende actoren

Resultaatgericht, op het verbeteren en inpassen van de sectorconvenants binnen het sectoraal beleid
SPECIFIEKE AANPAK
De opdracht vraagt een analyse van de sectorconvenants die zowel backwards, current als forwards-looking is.
We willen in onze aanpak dit onderscheid specificeren door:

Terug te kijken naar de toepassing van de vorige generatie convenants en grondig te vergelijken;

De actuele context goed in kaart te brengen met aandacht voor verbeteringen;

De toekomstmogelijkheden van de convenants duidelijk te schetsen binnen het vernieuwde sectoraal
beleid.
PARTICIPATIEVE AANPAK
De sectorconvenants hebben betrekking op een brede set van actoren: beleidsmakers, sociale partners,
sectorfondsen en sectorconsulenten. Een participatieve aanpak garandeert gedragen resultaten.
We willen dit bereiken door:

Alle sectoren de mogelijkheid geven aan bod te komen;

Alle actoren aan bod laten komen in het proces;


Beleidmakers in interviews;

Sectorconsulenten en sectorfondsen in focusgroepen;

Sociale partners in een workshop.
Voldoende terugkoppeling te voorzien over het verloop van het onderzoek.
RESULTAATGERICHTE AANPAK
De opdracht moet in de eerste plaats resultaatsgericht zijn en antwoord beiden die kunnen dienen het instrument
van de sectorconvenants te verbeteren binnen het nieuwe sectoraal beleid. Dit zullen we bekomen door:

Via de interviews en workshop op zoek te gaan naar beleidsgerichte oplossingen voor problemen en
uitdagingen binnen het huidige opzet van het instrument;

Binnen de analyse van de resultaten en de bevraging van de stakeholders de verschillen tussen de
sectoren duidelijk te belichten;

Voorstellen te definiëren voor lichtere vormen van convenant en deze ook bij de stakeholders af te
toetsen;

Zowel bij de analyse van de resultaten als bij de kadering van de convenanten in het nieuw sectoraal
beleid de impact op diversiteit, intersectorale samenwerking en KMO-betrokkenheid te benadrukken.
16
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Bijlage 2. Bijlagen bij het plan van aanpak
Tabel 4 : Eerste voorstel voor topiclijst sectorconsulenten
Thema
Topics
Resultaten
Wat is jullie appreciatie van de resultaten van de convenants, zeker op vlak van:
-
Diversiteit?
KMO-betrokkenheid?
Intersectorale samenwerking?
Hebben de nieuwe convenants toegelaten beter in te spelen op de noden in de sector?
Is de impact van de convenants volgens jullie vergroot ten opzichte van de vorige generatie
convenants?
Perceptie
Zijn ondernemingen ontvankelijk voor de actiepunten van het sectorconvenant? Ook KMO’s?
Welke kritiek of misvattingen leven er binnen de sector/ondernemingen? Welke positieve
elementen?
Proces
Biedt het instrument de nodige flexibiliteit en genoeg concrete tools om werkbaar te zijn op het
terrein? Zijn er aandachtspunten?
In welke mate is de procesbegeleiding vanuit WSE een ondersteuning of hindernis in de realisatie
van impact op het terrein?
Wat zijn voorstellen tot optimalisatie van het proces?
Valt een lichtere vorm van het instrument (convenants) te overwegen? Onder welke voorwaarden
en wat zijn hiervan de voordelen?
Sectoraal beleid
Is het instrument van de convenants voldoende afgestemd met andere ondersteuning aan
sectoren? Welke lacunes zijn er? Welke verbeteringen kunnen worden aangebracht?
Bron: IDEA Consult
17
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Tabel 5 : Eerste voorstel voor topiclijst sectorfondsen
Thema
Topics
Resultaten
Zijn jullie tevreden met de dynamiek van de sectorconvenants in jullie sector? En met de
resultaten?
Perceptie
Hoe staan jullie sectoren ten opzichte van het instrument van de convenants? Wat zijn de vooren de nadelen?
Hoe staan jullie ten opzichte van de vereenvoudiging van de onderhandelings- en
opvolgingsprocedure? Is dit een verbetering?
Proces
Wat zijn de redenen om een convenant af te sluiten? Welke factoren zouden een toetreding
bemoeilijken?
Valt een lichtere vorm van het instrument (convenants) te overwegen? Onder welke voorwaarden
en wat zijn hiervan de voordelen?
Sectoraal beleid
Hoe ervaren jullie de afstemming tussen de sectorconvenants en andere instrumenten van
sectoraal beleid?
Welke elementen komen momenteel te weinig aan bod binnen de convenants die ook niet in
andere instrumenten worden opgevangen?
Welke mogelijkheden en noden zijn er om de sectorconvenants in het nieuwe sectoraal beleid te
gebruiken?
Bron: IDEA Consult
18
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Bijlage 3. CV’s van het onderzoeksteam
Wim Van der Beken
Personalia
Naam
Werkadres
Geboortedatum en -plaats
Nationaliteit
Opleiding
Onderwijsinstelling
Datum: van (jaar) – tot (jaar)
Diploma
Wim Van der Beken
IDEA Consult NV
Kunstlaan 1-2, bus 16
1210 Brussel
t: +32 2 282 17 11
f: +32 2 282 17 15
[email protected]
www.ideaconsult.be
28 februari 1964, Waregem
Belg
Universiteit van Leuven
1986-1987
Master of Arts in Economics, cum laude
Onderwijsinstelling
Datum: van (jaar) – tot (jaar)
Diploma
Beroepservaring
Datum
Plaats
Positie
Beschrijving
Universiteit van Gent
1982-1986
Licentiaat in Economie, cum laude
Datum
Plaats
Positie
Beschrijving
1 augustus 1989 – 31 augustus 1998
Vlaams Economisch Verbond
Directeur van de Studiedienst
 1 augustus 1989 – 30 september 1994 : economist met
specialisatie op vlak van macro-economie, arbeidsmarkt, transport
en infrastructuur. Auteur van tal van VEV-studies
 1 oktober 1994 – 31 december 1995 : projectleider en coordinator
van het ‘Strategisch Plan voor Vlaanderen’. Auteur van de
publicaties: Op zoek naar groei, Op weg naar groei,
Groeiprioriteiten voor Vlaanderen
 1 januari 1996 – 31 augustus 1998: directeur
Datum
Plaats
Positie
Beschrijving
1 augustus 1987 – 31 juli 1989
Planbureau
Onderzoeker
HERMES - project : macro-sectorieel economisch model voor België
Van 1 september 1998 – nu
IDEA Consult
Directeur en mede-oprichter
 management van studieprojecten
 specialisatie op vlak van economische analyse en
evaluatiemethodiek van beleidsprogramma’s
 begeleiding bij de opmaak van strategische plannen
 vanaf 2009 lid van managementteam ECORYS International, met
verantwoordelijkheid over 10 vestigingen in Midden- en OostEuropa
 Lid van de Commissie voor een Efficiënte en Effectieve Overheid (CEEO)’
 Ex-lid van de Raad van Bestuur van ‘De Vlaamse Vervoermaatschappij’
 ex-lid van de ‘Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen (SERV)’ en de SERV-werkgroepen ‘regionale
ontwikkeling’, ‘begroting’, ‘vervoer’, ‘ruimtelijke ordening’, ‘huisvesting’
19
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
 Ex-lid van het ‘Vlaams Sociaal-Economisch Overlegcomité (VESOC)’ en de VESOC-werkgroepen ikv. het
Vlaams Werkgelegenheidsoverleg
 Ex-lid van de SERV-Wegencommissie
 Ex-voorzitter van de SERV-Commissie Goederenvervoer
 Ex-lid van de Vlaamse Havencommissie.
Talenkennis
Spreken
Lezen
Schrijven
Nederlands
5
5
5
Engels
4
5
4
Frans
4
4
3
Duits
2
3
2
5=moedertaal
4=vloeiend
3=werk
2=basis
1=noties
Algemene Referenties
 Auteur van verschillende VEV-studies zoals de VEV-Septemberverklaringen, VEV-studies op vlak van
bijvoorbeeld arbeidsmarkt, begroting, infrastructuur, ruimtelijke ordening
 Auteur van verschillende publicaties ihkv. ‘Het Strategisch Plan voor Vlaanderen’, namelijk:
 Vlaams Economisch Verbond, Op zoek naar groei. Het Strategisch Plan voor Vlaanderen, Uitgeverij Pelckmans,
1994, 115p.
 Vlaams Economisch Verbond, Op weg naar groei. Het Strategisch Plan voor Vlaanderen, Uitgeverij Pelckmans,
1995, 159p.
 Vlaams Economisch Verbond, Groeiprioriteiten voor Vlaanderen, 1995, 60p.
 Projectmanager van verschillende VEV-Congressen
 auteur van ‘Brussel kan beter’, bekroond met de prijs ‘Van de Gucht-stichting’
Lopende projectreferenties
 Operationalisering van het instrument van Strategische Transformatiesteun, Vlaamse overheid, Agentschap
Ondernemen, 2013 – lopend.
5 pertinente projectreferenties
 Inventarisatie en effectiviteitsscan van de Vlaamse tewerkstellingsinitiatieven, VOKA, 2013
 Evaluatie van de Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek, Departement Economie, Wetenschap en
Innovatie (2011)
 Loopbaanagenda 2020, ESF-Agentschap Vlaanderen, 2011
 Evaluatie van de trajecttendering in Vlaanderen, VDAB, 2009
 Begeleiding bij de opmaak van de bijdrage aan het Regeerakkoord, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,
Administratie Werkgelegenheid, oktober 2008-maart 2009
20
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Maarten Gerard
Personalia
Naam
Maarten Gerard
IDEA Consult
Kunstlaan 1-2, bus 16
1210 Brussel
t: +32-2 282 17 72
f: +32-2 282 17 15
[email protected]
www.ideaconsult.be
17 september, 1985; Leuven (België)
Belg
Geboortedatum en -plaats
Nationaliteit
Opleiding
Instelling
Datum:
Diploma
Graad
Thesis
Katholieke Universiteit Leuven, België
2008-2010
Master in de Beleidseconomie
Onderscheiding
De macro-economische gevoeligheid van verkiezingsprogramma’s
in de na-oorlogse periode
Instelling
Datum:
Diploma
Graad
Thesis
Katholieke Universiteit Leuven, België
2007-2008
Master in de Vergelijkende en Internationale Politiek
Grote onderscheiding
Een studie naar het gebruik van medidas provisórias door de
Braziliaanse president in de periode 1988-2007
Beroepservaring
Datum
Plaats
Functie
Omschrijving
Mei 2010 – …
Idea Consult
Onderzoeker
Onderzoek en evaluatie in het domein van de arbeidsmarkt en
sociaal-economisch beleid
Talenkennis
Nederlands
Engels
Portugees
Frans
Duits
5=moedertaal
Spreken
5
4
4
3
1
4=vloeiend
Lezen
5
4
4
3
2
3=werktaal
Schrijven
5
4
3
3
1
2=conversatie
1=noties
Computerkennis
 Microsoft Office toepassingen
Opleidingen
 Opleiding Beleidsevaluatie, Instituut voor de overheid, oktober 2011.
 Intensieve training Frans, Lerian-Nti Languages, april 2011-mei 2011.
 Cursus presentatietechnieken ‘Deliver presentations with impact’, Inter-ActiveMinds, juni 2011.
Lopende projectreferenties
 ‘An evaluation of the social and employment aspects and challenges in Ireland' European Parliament, DG for
Internal Policies, lopend.
21
Naar een vernieuwd sectoraal beleid




Identificatie van trend op de arbeidsmarkt tot 2025, Federgon, lopend.
Evaluatie van de EURES activiteiten, Actiris, 2013-lopend
Evaluatie van de EURES activiteiten, Forem, 2013-lopend
Evaluatie van de EURES activiteiten, VDAB, 2013 – lopend
5 pertinente projectreferenties
 Evaluatie van het stelsel van de dienstencheques voor buurtdiensten en -banen, Federale Overheidsdienst
Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, 2013.
 Inventarisatie en effectiviteitsscan van de Vlaamse tewerkstellingsinitiatieven, VOKA, 2013.
 Competentieversterking
met
aanmoedigingspremies
–
opleidingskrediet,
Viona
Arbeidsmarktonderzoeksprogramma van de Vlaamse regering, 2013.
 'How to combine the urgent need for the entry of young people in the labour market with the retention of
older workers into employment’, under an EC Framework Contract with the Institute for the Study of Labour
(IZA), European Parliament, DG for Internal Policies, 2012-2013.
 Toekomst en talentontwikkeling in de metaalverwerkende nijverheid in Brussel, vzw RTMBrussel- Regionaal
tewerstellingsfonds voor de arbeiders van de metaalverwerkende nijverheid in Brussel, 2010-2011.
Publicaties
 Gerard, M & Valsamis, D. (2013), ‘Waarom investeren in werkgelegenheid?’. Over.Werk 1/203.
 Gerard, M & Valsamis, D. (2012), ‘De dienstencheques: een succesvol maar kostelijk verhaal?’. Over.Werk
1/2012.
 Gerard, M & Valsamis, D. (2011), ‘Bijkomende tewerkstelling door extralegale voordelen zoals maaltijdcheques
en ecocheques’- Over.Werk 2-2011.
 Gerard, M. (2010), ‘De groene economie: aanpassingen voor de arbeidsmarkt’ - Over.Werk 4/2010.
Bijdragen aan studiedagen
 ‘Hoger Onderwijs als voorbereiding op de Arbeidsmarkt: een visie op de toekomst’, VVS-congres Antwerpen,
26 maart 2011
 Gerard, M. & Vanhoren, I., ‘Gevolgen van het klimaatbeleid voor de arbeidsmarkt’, Arbeidsmarktcongres WSE,
Leuven, 16 december 2010.
22
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Daphné Valsamis
Personalia
Naam
Daphné Valsamis
IDEA Consult
Kunstlaan 1-2, bus 16
1210 Brussel
t: ++32 2 282 17 81
f: ++32 2 282 17 15
[email protected]
www.ideaconsult.be
30 Oktober, 1983; Brussel (België)
Grieks
Geboortedatum en -plaats
Nationaliteit
Opleiding
Instelling
Datum:
Diploma
Graad
Thesis
Université Libre de Bruxelles, België
2005-2007
Master of Science in Economics
Onderscheiding
Inter-industry wage differentials in Belgium, the Czech Republic,
Norway and Spain
Instelling
Datum:
Diploma
Graad
Thesis
Université Libre de Bruxelles, België
2001-2005
Licenciaat in Economische Wetenschappen
Grote onderscheiding
De relatie tussen collectieve onderhandelingen en macroeconomische resultaten in geïndustrialiseerde landen
Beroepservaring
Datum
Plaats
Functie
Omschrijving
Januari 2008 – …
IDEA Consult
Senior Researcher
Onderzoek en evaluatie in het domein van de arbeidsmarkt en
sociaal-economisch beleid
Datum
Plaats
Oktober 2005 – December 2007
Université Libre de Bruxelles (ULB)
F.D. Rooseveltlaan 50, 1050 Brussel
Onderzoeker en assistente in de Departement van Toegepaste
Economie, ULB (DULBEA)
Onderzoeker bij Professor R. Plasman and Professor F. Rycx rond
de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid
Functie
Omschrijving
Talenkennis
Frans
Nederlands
Engels
Grieks
Duits
5=moedertaal
Spreken
5
4
4
3
1
4=vloeiend
Lezen
5
4
4
3
2
3=werktaal
Schrijven
5
4
4
3
1
2=conversatie
1=noties
Computerkennis
 Statistische software: STATA, SAS, E-views, Limdep, Matlab
 Microsoft Office toepassingen
 Online surveytools
23
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Opleidingen






Opstellen van vragenlijsten voor enquêtes, Inge Pasteels (UA), Mei 2012.
Intensieve training Engels, Lerian-Nti Languages, december 2010-januari 2011.
Cursus presentatietechnieken ‘Deliver presentations with impact’, Inter-ActiveMinds, Oktober 2010.
Cursus timemanagement ‘Meer dingen gedaan krijgen met minder tijd en stress’, Leuven.Inc, Juli 2010.
Cursus Project Management – Coaching vaardigheden, UAMS, Juni 2010.
Cursus business writing ‘Schrijf effectieve en krachtige (Engelse) documenten’, Leuven.Inc, September 2009.
Lopende projectreferenties
 Identificatie van trends op de arbeidsmarkt met horizon 2025: Rol en meerwaarde van HR-dienstverleners op
de arbeidsmarkt van de toekomst, Federgon, 2014.
 Redactie van de operationele ESF programma voor Brussel, Actiris, 2013-2014.
 Profiel- en imago-onderzoek uitzendarbeid 2013, Federgon, 2013-2015.
5 pertinente projectreferenties
 Economische veranderingen en impact op tewerkstelling in de sector van diensten voor ondernemingen,
Brusselse economische en sociale raad, 2013.
 Economische veranderingen en impact op tewerkstelling in de informatica sector, Brusselse economische en
sociale raad, 2013.
 Toekomst en talentontwikkeling in de metaalverwerkende sector in Brussel, vzw RTMBrussel- Regionaal
tewerstellingsfonds voor de arbeiders van de metaalverwerkende nijverheid van Brussel, 2010-2011.
 Ontwikkelen
van
een
instrument
voor
arbeidsmarkten
competentieprognoses,
Viona
Arbeidsmarktonderzoeksprogramma van de Vlaamse regering, 2009-2010.
 Enquête Sociaal overleg 2009-2010, PDOK vzw, 2008.
Publicaties
 Valsamis, D. en Vandeweghe B. (2013), ‘De praktijk van outplacement in kaart gebracht’. Over.Werk 1/2013.
 Valsamis, D. en Vandeweghe B. (2012), ‘Wachten tot de witte raaf aan de deur komt kloppen? Een analyse
van het instroom- en retentiebeleid bij bedrijven’. Over.Werk 3/2012.
 Valsamis, D., Vandeweghe B. en Van der Beken, W. (2012), ‘Succesfactoren en hinderpalen om langer aan de
slag te blijven’. Over.Werk 1/2012.
 Valsamis, D., en Gerard M. (2012), ‘De dienstencheques: een succesvol maar kostelijk verhaal?’. Over.Werk
1/2012.
 Valsamis, D., Knotter S., Van Hoed M & Vanhoren, I. (2011), ‘Toenemende regionale verschillen op de
Vlaamse arbeidsmarkt’. Over.Werk 4/2011.
 Valsamis, D., Valentijn, B., Gerard, M. & Van der Beken, W. (2011), ‘Bijkomende tewerkstelling door exrtalegale voordelen zoals maaltijdcheques en ecocheques’. Over.Werk 2/2011.
 Valsamis, D. & Vanhoren, I. (2010), ‘Arbeidsmarkt- en competentieprognoses in Vlaanderen. Methoden en
instrumenten in ontwikkeling’. Over.Werk 1/2010.
 Valsamis, D. & Van Pelt, A. (2010), ‘Uitzendarbeid: opstap naar duurzaam werk, ook voor kansengroepen?’ Over.Werk 2/2010.
 Valsamis, D. & Van den Broeck, K (2010), ‘De perceptie van jongeren op de arbeidsmarkt en de rol van
uitzendarbeid’ - Over.Werk 2/2010.
 Valsamis D. en Peeters A. (2009), ‘Dienstencheque-systeem: grens van honderdduizend jobs overschreden’,
Over.Werk, Nieuwsbrief van het Steunpunt WSE, nr 3-4, December 2009.
 Devisscher S. en Valsamis D. (2008), ‘Is meer ook beter? Een overzicht van de gevolgen van het nieuwe
systeem voor de begeleiding en controle van werklozen’, Over.Werk, Nieuwsbrief van het Steunpunt WSE, nr
3-4, December 2008.
 Rycx, F., Tojerow, I. and Valsamis, D. (2008), ‘Wage differentials across sectors in Europe: an east-west
comparison’, ETUI-REHS RESEARCH Department, WP 2008.05.
 Magda, M., Rycx, F., Tojerow, I. and Valsamis, D. (2008), ‘Wage Differentials across Sectors in Europe: An
East-West Comparison’, IZA DP No. 3830.
Actieve deelname aan conferenties
24
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
 Presentatie van ‘Waarom investeren in jobs? De kost van werkloosheid’ op conferentie van de Europese
commissie omtrent ‘personal and household services’ op 30 & 31 Januari 2013.
 Presentatie van de dienstencheque-evaluatie 2012 op studiedag van 25 oktober 2012 van de Federale
Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg ‘Dienstencheques: kwaliteit of kwantiteit?’.
 Presentatie ‘onderzoekstechnieken voor de evaluatie van de dienstencheques’ in het kader van het
evaluatiecertificaat, Universiteit Luik.
 Lunchseminarie, ‘Wacht u nog steeds op de witte raaf?, presentatie onderzoek ‘werving- en retentiebeleid van
bedrijven’, 5 juni 2012.
 Presentatie ‘onderzoekstechnieken voor de evaluatie van de dienstencheques’ in het kader van een les
omtrent ‘evaluatie van beleid’ voor 3de jaarstudenten Politieke Wetenschappen, Universiteit Luik.
 Studievoormiddag 'Regionale verschillen in arbeidsvraag en - aanbod', Stadhuis Gent, december 2011.
 Lunchcauserie, ‘De Vlaamse arbeidsmarkt in subregionaal/lokaal perspectief’, WSE, 6 december 2011.
 WSE Arbeidsmarktcongres 2010, 'Ontwikkeling van een instrument voor arbeidsmarkt- en
competentieprognoses'.
 Zomeracademie ACV 2010, ‘Evaluatie van het stelsel van de dienstencheques 2009’.
 SERR Gent en Rondom Gent, info- en ervaringsuitwisselingssessie voor dienstencheque-ondernemingen, ‘Je
medewerkers motiveren? Geef ze goesting!’.
 Matinée d'études du 9 mars 2010 du Comité provincial de liège de promotion du travail, ‘Les titres-services
ont le vent en poupe : quelles conséquences?, quel avenir?’.
25
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Luc Sels
Personalia
Naam
Prof. Dr. Luc Sels
KU Leuven
Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen
Naamsestraat 69
3000 Leuven
Tel. +32 16 32 66 09
E-Mail [email protected]
Beroepservaring
Luc Sels (1967) is Decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de KU Leuven. Hij is er als
gewoon hoogleraar verbonden aan het Onderzoekscentrum Personeel & Organisatie. Hij is tevens als professor
verbonden aan de Simon School van de University of Rochester, waar hij in het Executive MBA-programma
doceert; en als research fellow aan de Vlerick Business School. Luc Sels is sedert 2006 hoofdpromotor van het
Steunpunt Werk en Sociale Economie. In deze hoedanigheid is hij sedert vele jaren actief betrokken bij de
beleidsvoorbereiding en –ondersteuning van het arbeidsmarktbeleid, en dit zowel op federaal niveau via de
Hoge Raad voor de Werkgelegenheid als op Vlaams niveau via de advisering van VDAB, SERV, VLOR,
departement WSE en het kabinet van de minister van Werk. Hij was onder meer ook voorzitter van de task force
loopbaanbegeleiding en auteur van de Competentieagenda, die de krijtlijnen heeft bepaald voor het Vlaamse
beleid inzake competentieontwikkeling en –benutting.
Coördinatie van lopende onderzoeksprojecten (als promotor)

Steunpunt Werk en Sociale Economie. Vlaamse Overheid. Periode: 2012-2015.

Leerstoel Talent Management and Employability. Acerta Chair LUF KU Leuven. Periode 2012-2015.

Personeelsverloop, veranderingen in organisatiedemografie en kennisretentie als voorspellers van
organisatieprestaties. FWO. Periode 2010-2014.

Lessen voor het Vlaams arbeidsmarktbeleid uit de Adult Skill Survey (PIAAC). Viona Arbeidsmarktonderzoeksprogramma van de Vlaamse regering, 2013-2014.

Breaking stereotypical perceptions of job seekers: Increasing attractiveness through person-organization
fit. Bijzonder Ondezroeksfonds KUB. Periode 2013-2017.
5 relevante referenties

Werkt leeftijdsbewust personeelsbeleid? Een multilevel studie naar de impact van ontzie- en
ontwikkelingsgerichte praktijken. Nationale Bank België. Periode: 2012-2013.

De Winne, S., Delmotte, J., Gilbert, C., Sels, L. (2013). Comparing and explaining HR department
effectiveness assessments: Evidence from line managers and trade union representatives. International
Journal of Human Resource Management, 24 (8), 1708-1735.

Forrier, A., Sels, L., Stynen, D. (2009). Career mobility at the intersection between agent and structure: A
conceptual model. Journal of Occupational and Organizational Psychology, 82 (4), 739-759.

Nijs S, Gallardo-Gallardo E, Dries N, Sels L, (2013), A multidisciplinary review into the definition,
operationalization, and measurement of talent, Journal of World Business, vol. accepted

Van Puyenbroeck T, De Bruyne K, Sels L (2012), More than 'mutual information': educational and sectoral
gender segregation and their interaction on the Flemish labour market, Labour Economics, vol. 19, no. 1,
pp. 1 - 8.
26
Naar een vernieuwd sectoraal beleid
Promotor van afgelegde doctoraten

Marescaux, Elise. The impact of HR differentiation on employees. Faculty of Economics and Business, KU
Leuven. Public Defence: 25 november 2013.

Dave Stynen, The retention of an aging workforce: Essays on work-related barriers and affordances. Faculty
of Economics and Business, KU Leuven. Public Defence: 6 June 2013.

An De Coen, Working and ageing. The role of age and employability regarding job search and retirement
intention. Faculty of Economics and Business, KU Leuven. Public Defence: 7 November 2012.

Christine Vanhoutte, Exploring the Relationship between Initial Resources and Performance Outcomes in
Start-ups. Faculty of Economics and Business, KU Leuven. Public Defence: 27 April 2012.

Caroline Gilbert, HRM on the line: Empirical studies on the prerequisites and importance of effective HRM
implementation. Faculty of Economics and Business, KU Leuven. Public Defence: 13 April 2012.

Jonas Debrulle, Exploring the entrepreneur's pivotal role: how creater capital affects organizational outcomes
and underpins self-employment persistence. Faculty of Economics and Business, KU Leuven. Public Defence:
11 April 2012.

Hannes Leroy, On being true to oneself at work: the positive role of authentic functioning in organizations.
Faculty of Business and Economics, KU Leuven. Public Defence: 11 January 2012.

Marijke Verbruggen, The role of career counseling in the new career era. Faculty of Business and Economics,
K.U.Leuven. Public defence: 16 December 2008.

Jeroen Delmotte, Evaluating the HR function: Empirical studies on HRM architecture and HRM system
strength. Faculty of Business and Economics, K.U.Leuven. Public defence: 30 April 2008. </li>

Johan Maes, Corporate entrepreneurship: an integrative analysis of a resource-based model. Evidence from
Flemish enterprises. Faculty of Economics and Applied Economics, K.U.Leuven. Public defence: 20 December
2006.

Sophie De Winne, Exploring terra incognita: Human resource management and firm performance in small
and medium-sized businesses. Faculty of Economics and Applied Economics, K.U.Leuven. Public defence: 30
October 2006.

Anneleen Forrier, Temporary employment, employability and training. Faculty of Economics and Applied
Economics, K.U.Leuven. Public defence: 25 April 2003
27
Naar een vernieuwd sectoraal beleid