Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Discussienotitie kamerbewoning Programma / Programmanummer BW-nummer Wonen / 1021 Portefeuillehouder J. van der Meer Samenvatting Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr. In de raadskamer van 15 januari 2014 is een discussienotitie over kamerbewoning toegezegd aan de raad. In de afgelopen periode zijn diverse beleidsvarianten op het gebied van kamerverhuur nader verkend. Bij dit traject zijn naast Kamerbreed, de organisatie van bewoners die het huidige beleid aan de orde stellen, ook studentenvakbond AKKU, de SSHN en twee particuliere verhuurders betrokken. Dat heeft geleid tot de discussienotitie Kamerbewoning, die we nu aan de raad ter bespreking willen aanbieden. ML40, Bas Böhm, 3436 Datum ambtelijk voorstel 6 maart 2014 Registratienummer 14.0003358 Ter besluitvorming door het college 1. Bijgaande discussienotitie Kamerbewoning in Nijmegen vast te stellen; 2. Bijgaande brief aan de raad met als onderwerp Discussienotitie kamerbewoning vast te stellen. Paraaf akkoord Datum Paraaf akkoord Datum Leidinggevende K. Donné Programmamanager K. Donné Programmadirecteur J. Sprangers Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad Besluit B&W d.d. 25 maart 2014 nummer: 3.5 Conform advies Aanhouden Anders, nl. Bestuursagenda Gemeentesecretaris Portefeuillehouder Collegevoorstel Milieu Bureau Wonen Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax (024) 329 95 81 E-mail [email protected] Aan de gemeenteraad van Nijmegen Postbus 9105 6500 HG Nijmegen Datum Ons kenmerk Contactpersoon 25 maart 2014 ML40/14.0003360 Bas Böhm Onderwerp Datum uw brief Doorkiesnummer Discussienotitie kamerbewoning (024) 3293436 Geachte leden van de raad, Hierbij sturen wij u een discussienotitie over kamerbewoning in Nijmegen. In de kamerbespreking op 15 januari 2014 inzake “Beleid i.v.m. omzettingsvergunning t.b.v. kamerverhuur” heeft wethouder Van der Meer u toegezegd een notitie met diverse varianten rondom de omzetting van panden naar kamergewijze bewoning te sturen. Deze varianten worden in bijgaande notitie omschreven, voorafgegaan door ontwikkelingen rondom kamerbewoning. Aanleiding Het onderwerp kamerbewoning heeft afgelopen periode vaker politieke aandacht gehad. Zo heeft een raadsmeerderheid in mei 2013 ervoor gekozen geen maatregelen te treffen om een sterke verkamering in aangewezen straten tegen te gaan. Ook bij bewoners van Nijmegen leeft het onderwerp: eind 2013 is Kamerbreed Nijmegen opgericht, een platform waarin verschillende bewonersorganisaties, wijkraden en particulieren zich hebben verenigd. Zij zien dat de leefbaarheid op een aantal plekken in de stad wordt verstoord door verkamering en stellen het huidige kamerverhuur- en handhavingsbeleid aan de orde. Met dit platform hebben we afgesproken om een verkenning van verschillende beleidsvarianten op het gebied van kamerverhuur te maken. Bij dit traject zijn naast Kamerbreed Nijmegen, ook studentenvakbond AKKU, de SSHN en twee particuliere verhuurders betrokken. Bijgaande discussienotitie is het resultaat van onze afspraak met Kamerbreed Nijmegen. Doel van deze notitie is om de problematiek nader in beeld te brengen en inzicht te verkrijgen in instrumenten en mogelijke effecten. Hiermee willen we een goede basis voor discussie creëren op basis waarvan een nieuw bestuur weloverwogen een richting voor de toekomst kan bepalen. Samenvatting ontwikkelingen Nijmegen groeit. Niet alleen het aantal zelfstandige woningen, ook het aantal onzelfstandige woonruimten. In de afgelopen 10 jaar is er een flinke groei aan kamerbewoning geweest, in absolute zin met name in en om het centrum. In de wijken Altrade, Galgenveld, Bottendaal en Stadscentrum is het percentage verkamerde woningen hoog, boven de 10%. Op straat en buurtniveau ligt dit vaak nog hoger. Zowel absoluut als relatief was er een grote stijging in Hatert, www.nijmegen.nl Gemeente Nijmegen Milieu Bureau Wonen Vervolgvel 1 Biezen en Wolfskuil. Deze groei blijkt uit gegevens van de bevolkingsadministratie. De adressen met een omzettingsvergunning geven geen volledig beeld van de verkamering in Nijmegen, mede doordat niet voor alle vormen van verkamering een omzettingsvergunning is vereist. Momenteel wordt ruim twee derde van de 20.500 kamers in Nijmegen bewoond door studenten. Uit prognoses blijkt dat de vraag naar studentenhuisvesting zeker tot 2020 stijgt. Deze vraag wordt grotendeels beantwoord door (toekomstig) aanbod van de SSHN. De kamermarkt wordt ook door afgestudeerden, niet-studerende jongeren, mensen met een zorgbehoefte en tijdelijke arbeidsmigranten gebruikt. Met name in en om het centrum is de vraag van jongeren naar goedkope huurwoningen groot. Hier heeft de kamermarkt ook een belangrijke functie. Hoe de vraag naar kamers van mensen met een lichte zorgbehoefte zich ontwikkelt is nog onduidelijk. Een goed beeld van overlast bij kamerbewoning is lastig te verkrijgen. Op basis van signalen van bewoners en professionals ontstaat het beeld dat het aantal klachten over overlast bij verkamering stijgt. De meningen zijn verdeeld over de stijging van werkelijke overlastsituaties. Door toezichthouders wordt aangegeven dat er een spanningsveld is tussen het aantal klachten en de handhavingscapaciteit. Uit inventarisatie van geregistreerde klachten blijkt geen stijgende lijn, waarbij opgemerkt dat klachten veelvormig zijn en veelal (administratief) niet te herleiden naar een klacht inzake kamerbewoning. Bezwaren tegen verlening van vergunningen zijn in 2013 wel fors toegenomen. In de notitie is de trend van een terugtredende overheid en meer verantwoordelijkheid voor eigenaar/verhuurders benoemd. Ook bij sturing op kamerbewoning dient deze trend in ogenschouw genomen te worden: waar dient de overheid werkelijk op te sturen en wat pakt de (kamer)markt zelf op c.q. waar zijn verhuurders en huurders zelf verantwoordelijk voor? Deze, en andere in de notitie benoemde ontwikkelingen, zijn van belang bij eventuele inzet van instrumenten. Deze instrumenten staan in de notitie vermeld. Advies voor kamerbespreking Op basis van de geschetste ontwikkelingen achten wij inzet van een aantal instrumenten van belang. Het gaat om de volgende instrumenten: 1. 2. 3. 4. 5. Omzetting van een zelfstandige woning in drie of meer onzelfstandige woonruimten vergunningplichtig maken; Instellen van een prijsgrens voor goedkope (eengezins- én meergezins)woningen van € 175.000 (WOZ-waarde) waaronder géén omzettingsvergunningen worden verleend; Bij vergunningverlening de eigenaar verzoeken zich in de buurt kenbaar te maken; Tekst op de gemeentelijke website: wat te doen bij woonoverlast? Onderzoeken waar melding van overlast niet goed gaat. De eerste twee instrumenten vereisen aanpassing van de beleidsregels onttrekking, omzetting en samenvoeging 2013. Afhankelijk van de uitkomst van de bespreking in de raadskamer is inzet van meer beleidsaanpassingen mogelijk gewenst. Zo achten wij het instellen van een uitgebreide leefbaarheidstoets per vergunning wenselijk. De rechter heeft onlangs aangegeven dat de wijze waarop dat gebeurt een keuze van de gemeente is. Daarnaast is het wenselijk dat, indien nieuwe vergunningsvoorwaarden worden ingesteld, dat gebeurt in combinatie met een legaliseringstraject. Inzet van dergelijke instrumenten kan op meerdere manieren en vereist ook www.nijmegen.nl Gemeente Nijmegen Milieu Bureau Wonen Vervolgvel 2 een financiële afweging, omdat veelal sprake zal zijn van meer capaciteit voor implementatie en handhaving. Een afweging die wij, evenals eventuele inzet van andere instrumenten, graag met u bespreken. Voor de inzet van de instrumenten drie tot en met vijf is aanpassing van bestaande regelgeving niet vereist. Implementatie hiervan gebeurt op korte termijn. Wij gaan ervan uit u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. H.M.F. Bruls drs. B. van der Ploeg Aantal Bijlagen: Discussienotitie kamerbewoning www.nijmegen.nl Kamerbewoning in Nijmegen Discussienotitie voor de gemeenteraad maart 2014 Bureau Wonen, Gemeente Nijmegen Inhoudsopgave 1. Aanleiding ........................................................................................................................................ 2 2. Huidig beleidskader ......................................................................................................................... 4 2.1 Huisvestingswet en Regionale Huisvestingsverordening .............................................................. 4 2.2 Beleidsregels onttrekking, samenvoeging en omzetting 2013 ..................................................... 4 2.3 Overige instrumenten ................................................................................................................... 6 2.4 Trend: meer verantwoordelijkheid voor verhuurders .................................................................. 7 3. Kamerbewoning in Nijmegen: ontwikkelingen ............................................................................... 8 3.1 Cijfers kamerbewoning 2003 – 2013 ............................................................................................. 8 3.2 Doelgroepen en prognoses ......................................................................................................... 16 3.3 Meldingen, klachten en overlast ................................................................................................. 17 3.4 Bevolkingsadministratie vs. omzettingsvergunningen ................................................................ 18 4. Beleid andere steden..................................................................................................................... 20 5. Sturing, instrumenten en effecten ................................................................................................ 23 5.1 Probleemschets: feiten en percepties over kamerbewoning ..................................................... 23 5.2 Instrumenten en effecten ........................................................................................................... 23 1 1. Aanleiding Nijmegen is een studentenstad. Sinds de oprichting van de Radboud Universiteit Nijmegen in 1923 zijn studenten onlosmakelijk aan de stad verbonden. Ze zorgen voor een levendige sfeer en de diverse onderwijsinstellingen zorgen mede voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. Dit blijkt ook uit cijfers: elke student draagt € 25.000,- per jaar bij aan de regionale economie 1 en de kennissector vormt meer dan 20% van de Nijmeegse werkgelegenheid. Voor Nijmegen als kennisstad zijn studenten van groot belang. Al 90 jaar studeren én wonen studenten in Nijmegen. De verwachting is dat het aantal studenten zeker tot 2020 nog groeit en daarna stabiliseert. De gemeente zet zich in voor voldoende goede en betaalbare huisvesting. Dit gebeurt in goede samenwerking met de SSHN en door kamerbewoning op de particuliere markt mogelijk te maken. Ruim eenderde van deze studenten heeft een kamer bij de SSHN, bijna tweederde van de in Nijmegen wonende studenten maakt gebruik van de particuliere markt of huurt bij een andere woningcorporatie. Naast studenten maken verschillende andere doelgroepen gebruik van de kamermarkt: net-afgestudeerden, werkende jongeren of tijdelijke arbeidsmigranten. Daarnaast worden onzelfstandige woonruimten in Nijmegen ook door ouderen met een zorgbehoefte of mensen met een beperking gebruikt. Het aantal woningen in Nijmegen groeit flink en het aantal verkamerde panden groeit nog harder. In de laatste 10 jaar is het aantal verkamerde particuliere panden met circa 25% gegroeid. Met name in het centrum en de wijken rondom het centrum (zowel ten oosten als ten westen) is er een behoorlijke toename te zien en in sommige buurten en straten is er een hoge concentratie van kamerverhuurbedrijven. Op de meeste plekken gaat kamerbewoning goed samen met andere woonvormen in de wijk. Maar niet overal gaat het goed, op sommige plekken zorgt kamerbewoning voor (veel) overlast. Kamerbreed Nijmegen, een platform waarin verschillende bewonersorganisaties, wijkraden en particulieren zich hebben verenigd, is eind 2013 opgericht. Zij zien dat de leefbaarheid op een aantal plekken in de stad wordt verstoord door verkamering en stellen het huidige kamerverhuur- en handhavingsbeleid aan de orde. Met dit platform heeft de gemeente afgesproken om een verkenning van verschillende beleidsvarianten op het gebied van kamerverhuur te maken. Bij dit traject zijn naast Kamerbreed Nijmegen, ook studentenvakbond AKKU, de SSHN en twee particuliere verhuurders betrokken. Met deze partijen is een aantal keren overleg gevoerd, in deze notitie wordt hier onder de noemer “werkgroep kamerbewoning” naar gerefereerd. Deze discussienotitie is het resultaat van de afspraak met Kamerbreed Nijmegen. Doel van deze notitie is om de problematiek nader in beeld te brengen en instrumenten en mogelijke effecten in beeld te brengen. Hiermee willen we een goede basis voor discussie creëren op basis waarvan een nieuw bestuur een richting voor de toekomst kan bepalen. 1 Kences/TNO (2009), Kennis als economische motor, onderzoek naar het ruimtelijk-economisch effect van hoger onderwijs 2 Leeswijzer Allereerst wordt in deze notitie ingegaan op het wettelijk kader en het huidig kamerverhuurbeleid. Ook worden andere instrumenten benoemd die van invloed kunnen zijn op (beperking van overlast en) verkamering. Vervolgens worden feiten en cijfers over verkamering in Nijmegen gegeven en wordt informatie over overlast in Nijmegen verstrekt om een beeld te krijgen van de problematiek. Om meer inzicht in beleidsinstrumenten en effecten te krijgen wordt het kamerverhuurbeleid in vergelijkbare steden geschetst en tot slot volgt een overzicht van instrumenten en verwachte effecten. 3 2. Huidig beleidskader 2.1 Huisvestingswet en Regionale Huisvestingsverordening Het wettelijk kader voor kamerverhuurbeleid is vastgelegd in de Huisvestingswet. In artikel 2 staat dat indien het naar het oordeel van de gemeenteraad noodzakelijk is regelen te stellen met betrekking tot wijzigingen van de woonruimtevoorraad de gemeenteraad een huisvestingsverordening vaststelt. Vervolgens wordt gemeld dat in afwijking op (o.a.) dit artikel het algemeen bestuur van een plusregio optreedt in de plaats van de gemeenteraad. In Nijmegen is dit het algemeen bestuur van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. In artikel 30 van de Huisvestingswet is bepaald dat het verboden is een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad (in Nijmegen dus: algemeen bestuur van de Stadsregio Arnhem Nijmegen) in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten. Op stadsregionaal niveau zijn regels ten aanzien van wijzigingen in de woonruimtevoorraad vastgelegd in de appendix van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Arnhem Nijmegen 2013. Hierin is bepaald dat het verboden is zonder onttrekkingsvergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten. Dit is van toepassing verklaard op alle woonruimten in Nijmegen. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad groter is dan het met het onttrekken gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften kan worden gediend. Bij deze belangenafweging kan, blijkens de wetsgeschiedenis, leefbaarheid ook een rol spelen. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders voor het omzetten als voorwaarde bij de vergunningverlening reële of financiële compensatie opleggen. Nadere eisen voor de vergunningverlening, aan de wijze van vergunningverlening en voor de wijze van compensatie zijn door burgemeester en wethouders uitgewerkt. Voor alle duidelijkheid: er is dus géén omzettingsvergunning vereist indien er bijvoorbeeld een kantoor wordt verbouwd ten behoeve van kamerbewoning. In dergelijke gevallen is er door een functieverandering en/of bouwtechnische aanpassingen doorgaans wel een omgevingsvergunning vereist en dient een ruimtelijke procedure gestart te worden. NB: de begrippen onttrekkingsvergunning en omzettingsvergunning worden in de praktijk beide gehanteerd voor hetzelfde: een vergunning voor het omzetten van een zelfstandige woning in onzelfstandige woonruimten. In deze notitie hanteren we het begrip omzettingsvergunning. 2.2 Beleidsregels onttrekking, samenvoeging en omzetting 2013 Het college van B&W heeft in de beleidsregels onttrekking, samenvoeging en omzetting 2013 het “kamerverhuurbeleid” verder uitgewerkt. Een vergunning is in principe vereist voor omzetting van zelfstandige woonruimte ten behoeve van de realisatie van vijf of meer wooneenheden 4 (onzelfstandige woonruimten), danwel ten behoeve van bewoning door vijf of meer personen. Hiermee is een link gelegd met de landelijke brandveiligheidsrichtlijnen bij kamerbewoning. Deze regels gelden ook vanaf vijf eenheden. Bij elke vergunningaanvraag wordt getoetst of de omzetting past binnen het geldende bestemmingsplan. Indien dit niet het geval is dient er een ruimtelijke procedure gestart te worden om kamerbewoning mogelijk te maken. Indien een omzettingsvergunning wordt aangevraagd voor een goedkope grondgebonden eengezinswoning gelden er strengere eisen dan hierboven genoemd. In dit geval wordt slechts vergunning verleend voor realisatie van maximaal drie wooneenheden danwel drie personen. Een goedkope woning is in dit geval een woning met een WOZ-waarde ónder de door de Stadsregio Arnhem Nijmegen vastgestelde grens van een goedkope koopwoning (2013: € 172.000). De gedachte achter deze prijsgrens is dat er op deze manier minder goedkope eengezinswoningen worden omgezet en beschikbaar blijven voor gezinnen. Naast deze volkshuisvestelijke toets kan leefbaarheid ook een reden zijn om aanvullende voorwaarden aan een vergunning te stellen of om geen vergunning te verlenen. Leefbaarheid wordt als volgt getoetst: elke vergunningaanvraag wordt doorgestuurd naar de afdeling Wijkmanagement. Indien de wijkmanager van oordeel is dat er sprake is van een kwetsbare leefbaarheidssituatie en/of vergunningverlening mogelijk kan leiden tot een kwetsbare leefbaarheidssituatie dan vindt er een uitgebreide leefbaarheidstoets plaats. In 2013 heeft deze toets drie keer plaatsgevonden. Deze toets bestaat uit de volgende onderdelen: • • • • • • • • • • Hoe is de staat van het onderhoud van het pand? Is er sprake van een bouwplan en zo ja, wat is de verwachte staat van onderhoud na de bouwwerkzaamheden? Hoe is het straatbeeld (uitstraling, verloedering) binnen een straal van 50 meter of in het betreffende woningcomplex? Hoeveel omzettingsvergunningen zijn er verleend binnen een straal van 50 meter? Hoeveel panden zijn er mogelijk zonder omzettingsvergunning verkamerd binnen een straal van 50 meter? Wat is de score van de straat/wijk in de stads- en wijkmonitor? Wat weet de politie, zijn er meldingen/processen-verbaal over woonoverlast van het betreffende pand of binnen een straal van 50 meter? Wat weten andere vergunningverleners? Wat is het klachtenpatroon uit de buurt (aantal en type klachten)? Wat zijn de reacties op de publicatie van de aanvraag van de vergunning? Op basis van de antwoorden op deze vragen wordt zoveel mogelijk geobjectiveerd of vergunningverlening al dan niet tot een ontoelaatbare inbreuk op de leefbaarheid leidt. Deze methodiek is vergelijkbaar met het beleid in Utrecht, met dat verschil dat daar bij elke vergunningaanvraag een dergelijke uitgebreide leefbaarheidstoets plaatsvindt (zie ook hoofdstuk 4). In een beroepsprocedure heeft de rechtbank onlangs aangegeven dat het een beleidsmatige keuze van de gemeente is om de leefbaarheid via een quotum of op een andere wijze te beoordelen. Tot slot: aanvraag en verlening van een omzettingsvergunning wordt sinds 18 juli 2013 gepubliceerd. 5 Omzettingsvergunningen Het aantal woningen in Nijmegen met een omzettingsvergunning is circa 1.500. De laatste jaren worden er een kleine 50 omzettingsvergunningen per jaar verleend. Sinds 2011 zijn dit (m.u.v. de woningen met een WOZ-waarde onder de € 172.000) omzettingsvergunningen voor bewoning vanaf 5 personen. Woningen met 3 of 4 kamers vallen buiten het vergunningstelsel. Oudere vergunningen kunnen wel betrekking hebben op woningen met 3 of 4 kamers. 2.3 Overige instrumenten Bij instrumenten om te sturen op kamerbewoning is onderscheid te maken tussen instrumenten “aan de voorkant” en instrumenten “aan de achterkant”. De beleidsregels zijn te kenmerken als instrument aan de voorkant; vooraf worden regels opgesteld over de mogelijkheden voor kamerbewoning. Een ander instrument dat aan de voorkant stuurt is het bestemmingsplan. Via toezicht en handhaving kan “aan de achterkant” gestuurd worden op kamerbewoning. Tot slot kunnen communicatiemiddelen worden ingezet om huurders en verhuurders bewust te maken van regelgeving en om eventuele overlast tegen te gaan. Deze middelen sturen zowel “aan de voorkant” als “aan de achterkant”. Bestemmingsplan Zoals gemeld zijn de beleidsregels onttrekking kamerverhuurbeleid alleen van toepassing indien er sprake is van omzetting van een zelfstandige woonruimte. Indien sprake is van functieverandering dan is het bestemmingsplan leidend en zijn de beleidsregels niet van toepassing. Het bestemmingsplan is dan bepalend voor de mogelijkheden voor kamerbewoning. Voor de mogelijkheden voor kamerbewoning is vooral bepalend of er een ruim woonbegrip wordt gehanteerd in een bestemmingsplan. Binnen een ruim woonbegrip is kamerbewoning mogelijk. Indien in een bestemmingsplan onderscheid wordt gemaakt in de woonvorm dan kan kamerbewoning worden beperkt. In de bestemmingsplannen van de gemeente Nijmegen wordt een ruim woonbegrip gehanteerd. Er wordt geen onderscheid gemaakt in de vorm van bewoning zoals eengezinswoningen, meergezinswoningen of kamerbewoning. Alleen voor de Kwakkenberg wordt een uitzondering gemaakt in verband met de te beschermen natuurwaarden en de ruime (nog onbenutte) bouwmogelijkheden in het gebied. In Nijmegen West heeft de Raad van State (RvSt) voor het hele plangebied bepaald dat de (ruimtelijke) gevolgen van een ruime woonbestemming onvoldoende zijn onderzocht. Als gevolg hiervan is de woonbestemming in het bestemmingsplan (door de RvSt) aangepast. In dit plangebied zijn geen (nieuwe) woningsplitsingen en kamerbewoningen mogelijk; op basis hiervan worden dan ook geen omzettingsvergunningen meer verleend. Toezicht en handhaving De invloed van toezicht en handhaving is afhankelijk van een aantal factoren: 1) Het vigerend beleid: welke regels worden gehandhaafd? 2) Is er gekozen voor actieve of passieve handhaving, met andere woorden: wordt er actief gecontroleerd of wordt er enkel op basis van klachten toezicht gehouden / gehandhaafd? 3) De beschikbare capaciteit. Het kamerverhuurbeleid in Nijmegen is al geruime tijd liberaal. Tegelijkertijd is er jarenlang een actief handhavingsbeleid geweest van met name de brandveiligheid van studentenkamers. Onder de 6 noemer “Gerust op kamers” werden kamerverhuurbedrijven actief benaderd en geïnspecteerd. Hiervoor was ook afdoende capaciteit beschikbaar. Op dit moment is de handhaving (door de ODRN) op basis van klachten en steekproefgewijs (ca. 50 panden per jaar). Er is geen sprake van grootschalige controle van kamerverhuurpanden. Om verloedering van voortuinen tegen te gaan is voorjaar 2013 het traject “Pimp je voortuin” ingezet. Sindsdien hanteert Toezicht de lijn: aanbellen, vragen en overtuigen, verleiden, handhaven. Bij verloedering van voortuinen speelt mee dat het handhavingsinstrumentarium beperkt is. Overtuiging en verleiding is daarmee nadrukkelijker aan de orde. Meer over Toezicht en handhaving is te vinden onder klachten en overlast in hoofdstuk 3. Communicatiemiddelen Communicatiemiddelen kunnen op meerdere manieren behulpzaam zijn bij het voorkomen of tegengaan van overlast. Door goed te informeren kunnen huurders en verhuurders bewust(er) worden gemaakt van de spelregels bij kamerbewoning. Nijmeegse voorbeelden van actieve communicatietraject om huurders en/of verhuurders bewust te maken en te stimuleren verloedering tegen te gaan te nemen zijn het in 2011 gestarte traject “Pimp je voortuin” of het onlangs opgestarte “Ennuweg” ten behoeve van het verbeteren van de brandveiligheid. Bij klachten over woonoverlast kan een meldpunt hiervoor helpen. In Nijmegen is dit meldpunt er in de vorm van het KCC (Klant Contact Centrum). Bij het KCC kunnen inwoners van Nijmegen melding maken van overlast. Meer hierover is te vinden onder klachten en overlast in hoofdstuk 3. 2.4 Trend: meer verantwoordelijkheid voor verhuurders Naast instrumenten die de gemeente in kan zetten ligt er ook een zorgplicht bij verhuurders. In een huurcontract worden afspraken tussen verhuurder en huurder vastgelegd o.a. over de kale huurprijs en servicekosten. Daarnaast zijn bij onzelfstandige woningen aanvullende afspraken over bijvoorbeeld privacy, coöptatierecht (kan de huurder bij vertrek een opvolger aandragen?), overlast en gebruik en schoonmaak van gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen van belang. Wetgeving dwingt verhuurders meer en meer zelf verantwoordelijkheid te nemen. Tegelijkertijd is er een (landelijke) trend van een terugtrekkende controlerende overheid. Door deze trends ontstaan initiatieven uit de markt die bijvoorbeeld brandveiligheid bij kamerverhuur op een andere manier regelen dan voorheen. Om hiervan een beeld te krijgen schetsen we een voorbeeld van een Nijmeegs marktinitiatief. Dit voorjaar is er regionaal een particulier initiatief gestart met als doel om een substantiële bijdrage te leveren aan de brandveiligheid in met name kamerverhuurpanden en woongebouwen met meerdere zelfstandige bewoners. De voorlopige werknaam is stichting ”Keurmerk Veilig Wonen” (KVW). Door deel te nemen aan deze registratie toont de verhuurder aan invulling te geven aan zijn zorgplicht. De bedoeling is dat dit keurmerk dit voorjaar wordt uitgerold in de regio NijmegenArnhem. 7 3. Kamerbewoning in Nijmegen: ontwikkelingen 3.1 Cijfers kamerbewoning 2003 – 2013 Nijmegen groeit. In de afgelopen 10 jaar zijn er ongeveer 9.000 zelfstandige nieuwe woningen gebouwd. Het totaal aantal zelfstandige woningen is ongeveer 73.000, een toename van ongeveer 14%. De zelfstandige woningvoorraad groeit flink, maar de onzelfstandige woningvoorraad (kamers) groeit nog harder. Op basis van de bevolkingsadministratie kan hier een inschatting van worden gemaakt. Het aantal woningen waar drie of meer alleenstaanden staan ingeschreven (excl. panden van de SSHN) is in de afgelopen tien jaar gegroeid van 2.400 naar 3.000. Een toename van ongeveer 25%. Hieronder vallen ook de woonverenigingen in Nijmegen. Dit zijn er bijna 150, verdeeld over zo’n 200 adressen. Het totaal aantal verkamerde woningen (excl. SSHN) schatten we op 2.800. Het aantal bewoners in deze panden is zo’n 15.000. Het aantal wooneenheden van de SSHN groeide in deze periode relatief het snelst, van ongeveer 4.000 naar 5.500 eenheden in 2013. Een toename van liefst 40%. Het merendeel van deze eenheden bevindt zich in studentencomplexen. De SSHN verhuurt ongeveer 80 stadspanden. Het totaal aantal onzelfstandige woonruimten in Nijmegen schatten we op zo’n 20.500. Uitgaande van één kamer per bewoner wordt de som 15.000 + 5.500 (eenheden SSHN) = 20.500 eenheden. Het aandeel verkamerde panden (excl. SSHN) op de totale woningvoorraad is de afgelopen tien jaar stabiel gebleven, zo’n 4%. Op wijkniveau zijn er echter grote verschillen in dit aandeel en in de ontwikkeling. In tabel 1 is per wijk te zien wat het aandeel verkamerde panden is en hoe dit zich heeft ontwikkeld in de afgelopen tien jaar. In de tabel zijn de wijken met een aandeel boven de 5% en/of met een grote absolute of relatieve stijging gemarkeerd. In vier wijken is er sprake van een aandeel van 10% of hoger: Altrade, Galgenveld, Bottendaal en Stadscentrum. De stijging van het aantal verkamerde panden is hoog in deze wijken en binnen deze wijken is op buurtniveau vaak sprake van verdere concentratie. In drie wijken (Hatert, Biezen en Wolfskuil) is zowel absoluut als relatief een grote stijging te zien. In zeven wijken scoort het kamerverhuurpercentage tussen de 5 en 10%, waarbij opgemerkt dat in het Ooyse Schependom het totaal aantal woningen zeer gering is. In figuren 1 t/m 3 is weergegeven waar de verkamerde panden zich bevinden. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen panden met 3 of meer alleenstaanden, 4 of meer alleenstaanden en 5 of meer alleenstaanden. Dit onderscheid is gemaakt om in de eerste plaats beter inzicht te krijgen in de mate van verkamering per pand en in de tweede plaats om het aandeel in beeld te krijgen waarvoor op basis van het huidig vergunningstelsel geen omzettingsvergunning vereist is. In tabel 2 is het aandeel van woningen met 3 alleenstaanden, 4 alleenstaanden óf met 5 of meer alleenstaanden terug te vinden. Hieruit blijkt dat ongeveer een derde deel van de verkamerde panden wordt bewoond door 3 alleenstaanden en dat een toename vooral te zien is bij panden met 4, 5 of meer alleenstaanden. In de wijken waar het aantal verkamerde woningen het meest is toegenomen is dit redelijk verdeeld over panden met 3, 4 of 5 of meer alleenstaanden. In de wijken Hatert en Wolfskuil gaat het vooral 8 om toename van het aantal panden met 5 of meer alleenstaanden. 9 Tabel 1: Woningen met 3 of meer alleenstaanden per wijk (excl. SSHN, incl. woonverenigingen) Bron: GBA 2013, bewerking afdeling O&S 10 Tabel 2: ontwikkeling aantal woningen met 3, 4 óf 5 of meer alleenstaanden van 2003 tot 2013 11 NB. Bovenste deel tabel: aantal woningen, onderste deel tabel: index (2003 = 100) 3 alleenst. 4 alleenst. 5+ alleenst. 2003 960 522 948 2008 978 613 1143 2013 1018 758 1290 totaal 2430 2734 3066 3 alleenst. 4 alleenst. 5+ alleenst. 100 100 100 102 117 121 106 145 136 totaal 100 113 126 Bron: GBA 2013 12 Figuur 1: Woningen met 3 of meer alleenstaanden (excl. SSHN, incl. woonverenigingen) Bron: GBA 2013 13 Figuur 2: woningen met 4 of meer alleenstaanden (excl. SSHN, incl. woonverenigingen) Bron: GBA 2013 14 Figuur 3: woningen met 5 of meer alleenstaanden (excl. SSHN, incl. woonverenigingen) Bron: GBA 2013 15 3.2 Doelgroepen en prognoses Wie maken er gebruik van de kamermarkt? Van de 20.500 onzelfstandige woonruimten in Nijmegen wordt ruim twee derde bewoond door studenten die aan de RUN of HAN studeren (14.500, waarvan ruim 4.000 HAN-studenten). Dit heeft ABF berekend 2. Bijna een derde van de kamermarkt wordt dus door andere doelgroepen bewoond: net-afgestudeerde of (werkende) jongeren, tijdelijke arbeidsmigranten uit een Midden of Oost Europees (MOE)land of mensen die beschermd of begeleid wonen. In Nijmegen wonen per 2014 ruim 900 “MOE-landers”. Deze 900 mensen staan ingeschreven in de bevolkingsadministratie en zijn geboren in een Midden of Oost Europees land. 130 tot 140 MOElanders wonen in één van de 2.800 verkamerde panden (verdeeld over een kleine 100 panden) en ruim 150 staan geregistreerd op een adres op naam van de SSHN. Bij de SSHN gaat het om studenten afkomstig uit Midden en Oost Europa. Het aantal wooneenheden voor begeleid of beschermd wonen (excl. grote zorginstellingen) is zo’n 1.000. De overige 5.000 tot 6.000 eenheden zullen vooral worden bewoond door jongeren (werkend, net-afgestudeerd en/of werkzoekend of elders studerend, bijvoorbeeld in Arnhem). Prognoses Uit recent onderzoek 3 blijkt dat het aandeel studenten in Nijmegen zeker tot 2020 groeit, maar dat deze groei over ongeveer 10 jaar stopt. Er wordt momenteel uitgegaan van een uitbreidingsbehoefte van ca. 1.100 tot 1.300 studenteneenheden. De SSHN heeft hiervan bijna 1.000 eenheden in de pijplijn. De beleidslijn die in de nota De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020 is uitgezet is dat eventuele nieuwe toevoegingen van studenteneenheden een positieve bijdrage moeten leveren aan de leefbaarheid en de kwaliteit van de wijk, dat toevoegingen in studentenhuisvesting alleen mogelijk zijn in en rond het centrum van de stad en tussen het centrum en de universiteit en dat de voorkeur uitgaat naar herbestemming van bestaande (kantoor)panden. De SSHN ondersteunt deze beleidslijn. Over de ontwikkeling van de overige doelgroepen die gebruik maken van de kamermarkt zijn geen exacte cijfers bekend. Het beeld in de werkgroep kamerbewoning is dat het aandeel niet-studenten op de kamermarkt toeneemt. Door een veranderde arbeidsmarkt met veel tijdelijke contracten en strengere hypotheekvoorwaarden in de koopsector is er veel vraag naar huurwoningen in de buurt van het station. Huren is flexibel en met het station nabij wordt de bereikbaarheid van banen vergroot. Het beeld is dat jongeren door deze ontwikkelingen langer in een kamer blijven wonen. Uit De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020 blijkt, en dit wordt bevestigd door de particuliere verhuurders in de werkgroep kamerbewoning, dat vooral de vraag naar zelfstandige goedkope huurwoningen in en om het centrum toeneemt. Aan de toevoeging van dit type woningen wordt volop gewerkt (zie de Castella- en Nimbustoren, Handelskade), maar het volledig beantwoorden van deze vraag is in een al dichtbebouwd centrum haast onmogelijk. Voor mensen die wel in (de buurt van) het centrum willen wonen, maar (nog) niet in een zelfstandige woning terecht kunnen biedt de kamermarkt uitkomst. 2 3 ABF, Min. BZK, Kences (sept. 2013), Wonen als student, Landelijke Monitor Studentenhuisvesting; Nijmegen Gemeente Nijmegen (feb. 2013), De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020 16 Ook mensen met een zorgbehoefte maken gebruik van de kamermarkt. Deze doelgroep groeit de komende jaren, zodoende is er ook een stijgende vraag naar woningen. Onduidelijk is welk effect de scheiding van wonen en zorg heeft op de vraag naar onzelfstandige woonruimte. Het is zaak deze ontwikkelingen nauwlettend te volgen, waarbij begeleiding en overlastrisico’s bij deze doelgroep aandachtspunten zijn. Bovenstaande ontwikkelingen geven het belang van de kamermarkt weer voor verschillende doelgroepen. Op korte termijn is groei van het aantal onzelfstandige woonruimten wenselijk om aan de vraag van verschillende doelgroepen te kunnen voldoen. Voor studenten wordt deze vraag voor een groot deel door de SSHN beantwoord. De functie van de kamermarkt lijkt voor jongeren (nietstudenten) aan belang toe te nemen. De functie voor mensen met een zorgbehoefte is nog niet zeker. Deze ontwikkelingen kunnen (volkshuisvestelijk) reden zijn om de beleidslijn om omzettingsvergunningen in principe overal toe te staan te heroverwegen. Hierbij spelen echter meer aandachtspunten die verder in deze notitie aan de orde komen. Het gaat dan met name over nut en noodzaak van meer regels en effecten hiervan vs. het kameraanbod door de markt laten bepalen. 3.3 Meldingen, klachten en overlast Eén van de redenen van deze notitie is dat Kamerbreed Nijmegen aangeeft dat kamerbewoning vaker overlast met zich meebrengt. Overlast bij kamerbewoning kan er in allerlei soorten en maten zijn en bovendien hoeven meldingen of klachten niet altijd betrekking te hebben op overlast. Deze gaan ook over verwachte waardedaling van de woningen of twijfel over de brandveiligheid van een pand. En overlast varieert van geluidsoverlast tot een gebrekkige visuele uitstraling door bijvoorbeeld vuilnis en fietswrakken in voortuinen. Doordat er sprake is van meervoudige problematiek waarbij diverse partijen betrokken zijn, zal een eventuele oplossingsrichting niet enkelvoudig van aard zijn. In deze paragraaf brengen we meldingen, klachten en overlast die relatie hebben met kamerbewoning zo goed mogelijk in beeld. Eventuele oplossingsrichtingen, ook in relatie tot de vraag naar kamers, volgen in hoofdstuk 5. Waar kan je een klacht en/of overlast melden? Bij het Klant Contact Centrum (KCC) kunnen bewoners via 14024 terecht met een klacht over overlast in de woonomgeving. Meldingen worden doorgezet naar bureau Toezicht en worden daar geboekt binnen de hoofdthema’s: fietsen, geluid, personen en voertuigen. Binnen de hoofdthema’s zijn overlastonderwerpen aangemaakt, waarin men de melding kan plaatsen zoals bijvoorbeeld bij “personen” de subthema’s jongeren, geluid, gebruik en spuiten, dealen, portiek/tuinen, bedelen, prostitutie en diversen. Klachten over de woning kunnen ook bij het KCC worden gemeld en worden opgepakt door de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN), eventueel in samenwerking met de brandweer. Het gaat dan om de bouwkundige staat, overbewoning of bijvoorbeeld controle van de brandveiligheid. In de werkgroep kamerbewoning is door Kamerbreed Nijmegen aangegeven dat hun ervaring is dat bij het melden van een klacht van de ene naar de andere instantie werd doorverwezen en dat het niet vanzelfsprekend is dat klachten goed worden opgepakt. 17 Klachten en overlast Doordat overlast bij kamerbewoning er in veel verschillende vormen kan zijn en er (op basis van de huidige categorisering) niet kan worden opgemaakt of er sprake is van overlast bij kamerbewoning is het moeilijk om hiervan een volledig beeld te creëren. Het beeld dat ontstaat, op basis van gesprekken met Kamerbreed Nijmegen, adviseurs, handhavers en toezichthouders, is dat het aantal klachten stijgt. Het gaat hierbij niet alleen om ervaren overlast, ook meldingen/bezwaren van verwachte overlast nemen toe. Overigens is overlast niet alleen veelvorming van karakter, het is ook een relatief begrip. Niet alle bewoners ervaren overlast op dezelfde manier en reageren er ook niet op dezelfde wijze op. Maar dat het een belangrijke “dissatisfier” kan zijn is duidelijk. Om de problematiek beter in beeld te krijgen wordt er binnen de gemeente sinds 2011 bij de afdelingen Wijkmanagement, Veiligheid, Wonen en de ODRN jaarlijks geïnventariseerd op welke adressen klachten bekend zijn die gerelateerd zijn aan kamerbewoning en waar sprake is van langdurigere en/of ernstigere vormen van overlast. De afgelopen drie jaar komt dit neer op ongeveer tien (per jaar verschillende) adressen. Klachten hebben betrekking op een gebrekkige uitstraling van het pand, geluidsoverlast, stank, slecht verhuurderschap, overbewoning, verloedering voortuin en/of waardedaling van de eigen woning. Bij deze tien adressen zijn de meldingen die via het KCC bij bureau Toezicht komen niet inbegrepen (tenzij er op basis van een melding een handhavingstraject is gestart samen met of door één van de eerder genoemde afdelingen). Door bureau Toezicht wordt aangegeven dat het aantal adressen waar melding is gedaan van verloedering van voortuinen bij kamerbewoning de afgelopen drie jaar vrij constant is; circa vijftien per jaar. Dit is slechts één type klacht in relatie tot kamerbewoning. De inschatting is dat het totaal aantal meldingen en klachten vele malen hoger ligt. Uit gesprekken met handhavers en toezichthouders ontstaat het beeld dat er een spanningsveld is tussen het aantal klachten en de capaciteit voor handhaving en toezicht. Het beeld bij de ODRN is dat de vraag om handhaving bij overlast bij kamerbewoning stijgt en dat de handhavingscapaciteit hier niet op berekend is. Ook vanuit bureau Toezicht wordt aangegeven dat zij met dit spanningsveld te maken hebben. Tot slot: genoemde aantallen hebben geen betrekking op klachten over verwachte overlast door kamerbewoning. Voorheen kwam hier slechts incidenteel een klacht (of bezwaar tegen verlening van een omzettingsvergunning) over binnen bij de gemeente. Sinds augustus 2013 worden omzettingsvergunningen gepubliceerd. Het aantal bezwaren tegen vergunningverlening is in dit jaar, waarschijnlijk niet toevallig, ook flink gestegen. In 2013 zijn er 41 bezwaren ingediend tegen de verlening van zeven omzettingsvergunningen. De bezwaren hebben tot op heden niet geleid tot intrekking van een vergunning. Het totaal aantal verleende omzettingsvergunningen was in 2013 47. 3.4 Bevolkingsadministratie vs. omzettingsvergunningen Het aantal panden met een omzettingsvergunning is circa 1.500. Het aantal verkamerde panden met drie of meer alleenstaanden is ongeveer 2.800. Een groot deel van deze panden heeft dus geen omzettingsvergunning. In veel gevallen hoeft dat op basis van het huidig vergunningstelsel ook niet, een vergunning is vereist vanaf 5 kamers (behoudens omzetting van goedkope eengezinswoningen). Ook panden die voor de omzetting geen woonfunctie hadden vallen buiten de scope van de Huisvestingswet. Precieze cijfers over dit aandeel zijn niet bekend. 18 In 2011 is, mede vanwege de aansluiting op landelijke brandveiligheidsvoorschriften, gekozen voor een vergunningvereiste (in principe) vanaf 5 bewoners. Gezien het aantal verkamerde panden met 3 of 4 bewoners is het de vraag of instandhouding hiervan wenselijk is. Volkshuisvestelijke sturing en aanpak van overlast kan beter bij een vergunningvereiste vanaf 3 kamers. 19 4. Beleid andere steden In dit hoofdstuk wordt het omzettingsbeleid in vergelijkbare studentensteden puntsgewijs weergegeven. Ook wordt kort aangegeven wat de ervaring van beleidskeuzes in deze steden is. Deze ervaring is gebaseerd op gesprekken met één of meerdere beleidsadviseurs van de betreffende gemeente. Utrecht In Utrecht geldt een regionale huisvestingsverordening. Aanvragen voor omzettingsvergunningen worden als volgt getoetst: • • • • Vergunning voor omzetting vanaf twee kamers Leefbaarheids- en woningvoorraadtoets (prijsgrens) door woningomzettingscommissie Woningen tot € 280.000 beschermd voor starters Woning onder € 280.000? Financiële compensatie t.b.v. starterswoningen Elke vergunningaanvraag wordt door een woningomzettingscommissie volkshuisvestelijk getoetst. Daarnaast bestaat de leefbaarheidstoets uit de volgende onderdelen (ook bij elke aanvraag): 1. Staat van het onderhoud? 2. Straatbeeld (uitstraling, verloedering) ? 3. Score van de straat/wijk in de wijkwijzer) ? 4. Hoeveel kamerverhuurbedrijven zijn er al in de straat ? 5. Wat weet de politie, zijn er meldingen ? 6. Wat weten andere vergunningverlenende afdelingen ? 7. Klachtenpatroon uit de buurt? 8. Reacties op de publicatie van de aanvraag? De gemeente Utrecht geeft aan dat deze leefbaarheidstoets de juridische toets doorstaat, waarbij de rechter enkel aantoonbare (geregistreerde) klachten meeweegt om tot een zo objectief oordeel te komen. De gemeente is ook positief over de financiële compensatieregeling, omdat dit de doorstroming op de woningmarkt bevorderd. Een evaluatie van dit beleid volgt later dit jaar. Maastricht Maastricht heeft geen huisvestingsverordening waarin een vergunningvereiste voor omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimten is opgenomen. Recent zijn eisen voor kamerbewoning en splitsing door de gemeenteraad in bestemmingsplannen vastgesteld. Er gelden wisselende eisen per gebied, waarbij kamerbewoning vooral in en om het centrum wordt beperkt. De gemeente geeft aan dat kamerverhuur en woningsplitsing door deze eisen in en om het centrum vrijwel onmogelijk is 20 gemaakt. In sommige wijken is in bestemmingsplannen een volkshuisvestelijke toets opgenomen, verkamering is daar mogelijk indien er voldoende eengezinswoningen zijn. In Maastricht wordt momenteel onderzoek gedaan naar de integratie tussen studenten en overige Maastrichtenaren. O.a. de sterke stijging van buitenlandse studenten zorgt voor meer (ervaren) overlast. Maastricht zet vooral in om deze integratie te verbeteren. Voor het opstellen van een huisvestingsverordening is vooralsnog niet gekozen. Tilburg In Tilburg geldt sinds vorig jaar een nieuwe huisvestingsverordening met de volgende vergunningvereisten voor een omzettingsvergunning. • • • Er is een vergunning nodig voor kamerverhuur en logies Vergunning is vereist vanaf drie personen, bij zoon/dochter van een eigenaar: + drie personen Elke vergunningaanvraag wordt getoetst op: A. Afstandscriterium van 25 meter bij eengezinswoningen (m.u.v. het centrum) B. Appartement: max. 2 woningen boven, naast of onder (m.u.v. complexen waar al meer dan 50% is verkamerd) De gemeente geeft aan dat een eerdere onderscheid tussen kwetsbare (gesloten) en niet kwetsbare gebieden (toegankelijk voor nieuwe kamerverhuur) juridisch niet houdbaar was. Nu geldt bij eengezinswoningen een afstandscriterium waarbinnen geen sprake mag zijn van verkamering. Het beleid is goed toetsbaar. Aandachtspunt is het invoerings- en legalisatietraject. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een goed beeld van verkamering in de stad. Het nieuwe beleid heeft niet geleid tot reacties van wijkraden en verhuurders. Groningen Groningen is de jongste stad van Nederland met ongeveer 55.000 jongeren op 195.000 inwoners. Van de 55.000 jongeren zijn ongeveer 35.000 student. In Groningen geldt een huisvestingsverordening met de volgende vereisten voor een onttrekkingsvergunning: • • Vergunning vanaf vier kamers of drie bewoners Max. 15% per straat in de hele stad, m.u.v. de binnenstad en wonen boven winkels Het beleid is door de jaren heen met enige regelmaat aangepast. Van 1995 tot 2003 zijn geen nieuwe onttrekkingsvergunningen verleend, van 2003 tot 2005 gold een quotum van 9% per wijk, van 2005 tot 2007 was er geen beperking maar wel flankerend beleid en in 2007-2008 gold een quotum van 25% per straat. Vanaf 2009 geldt de norm van 15% per straat. De gemeente geeft aan dat het onderwerp met enige regelmaat op de politieke agenda staat. Uit deze discussies komt naar voren dat dé oplossing niet bestaat, de 15%-norm wordt ook wel ervaren als het minst slechte instrument. Effect van de 15% norm is dat kamerbewoning zich spreidt over de stad. Met name in naoorlogse wijken met veel gezinnen zorgt dit voor botsing van leefstijlen. De gemeente geeft ook aan dat verhuurders de 15%-norm “omzeilen” door woningen te splitsen. Als gevolg hiervan heeft de gemeente zeer recent een facetbestemmingsplan over woningsplitsing vastgesteld: alleen panden 21 groter dan 140m2 mogen nog worden gesplitst en een appartement dient een minimaal oppervlak van 50 m2 te hebben. Afgelopen twee jaar liep een legaliseringtraject waar één medewerker fulltime voor controle van woningen is ingezet (náást reguliere vergunningverleners). Op basis van de bevolkingsadministratie dienden 1.800 adressen zonder onttrekkingsvergunning gecontroleerd te worden. Na administratieve controle bleek het om 1.500 adressen te gaan. De meeste woningen bleken geen onttrekkingsvergunning nodig te hebben vanwege een lager werkelijk aantal bewoners. Uiteindelijk konden 90 woningen alleen gelegaliseerd worden als het aantal bewoners werd verminderd. Flankerend beleid in Groningen om overlast tegen te gaan: twee politieagenten houden zich enkel bezig met studentenoverlast. 22 5. Sturing, instrumenten en effecten In dit hoofdstuk geven we een overzicht van mogelijke sturingsinstrumenten. We beginnen hieronder met de probleemschets: wat zijn de belangrijkste feiten over kamerbewoning, welke percepties zijn er hierover en waar willen we op sturen? 5.1 Probleemschets: feiten en percepties over kamerbewoning Er is in de afgelopen 10 jaar een flinke groei aan kamerbewoning geweest, in absolute zin met name in en om centrum. In de wijken Altrade, Galgenveld, Bottendaal en Stadscentrum is het percentage verkamerde woningen hoog, boven de 10%. Op straat en buurtniveau ligt dit vaak nog hoger. Zowel absoluut als relatief was er een grote stijging in Hatert, Biezen en Wolfskuil. Deze groei blijkt uit gegevens van de bevolkingsadministratie. De adressen met een omzettingsvergunning geven geen volledig beeld van de verkamering in Nijmegen. Momenteel wordt ruim twee derde van de 20.500 kamers in Nijmegen bewoond door studenten. Uit prognoses blijkt dat de vraag naar studentenhuisvesting zeker tot 2020 stijgt. Deze vraag wordt grotendeels beantwoord door (toekomstig) aanbod van de SSHN. De kamermarkt wordt ook door afgestudeerden, niet-studerende jongeren, mensen met een zorgbehoefte en tijdelijke arbeidsmigranten gebruikt. Met name in en om het centrum is de vraag van jongeren naar goedkope huurwoningen groot. Hier heeft de kamermarkt ook een belangrijke functie. Op korte termijn is groei van het aantal onzelfstandige woonruimten wenselijk om aan de vraag van verschillende doelgroepen te kunnen voldoen. Kamerbreed Nijmegen vindt dat een evenwichtige opbouw van de wijk van belang is voor de mate van sociale cohesie. Een te hoge concentratie van kamerbewoning kan hier afbreuk aan doen, aldus dit platform. Een goed beeld van overlast bij kamerbewoning is lastig te verkrijgen. Op basis van signalen van bewoners en professionals ontstaat het beeld dat het aantal klachten over overlast bij verkamering stijgt. De meningen zijn verdeeld over de stijging van werkelijke overlastsituaties. Door toezichthouders wordt aangegeven dat er een spanningsveld is tussen het aantal klachten en de handhavingscapaciteit. Uit inventarisatie van geregistreerde klachten blijkt geen stijgende lijn, waarbij opgemerkt dat klachten veelvormig zijn en veelal (administratief) niet te herleiden naar een klacht inzake kamerbewoning. Bezwaren tegen verlening van vergunningen zijn in 2013 wel fors toegenomen. Kamerbreed Nijmegen geeft aan dat overlastsituaties zich veel vaker (dan de cijfers) voordoen en dat melding en afhandeling van klachten voor verbetering vatbaar zijn. In deze notitie is de trend van een terugtredende overheid en meer verantwoordelijkheid voor eigenaar/verhuurders benoemd. Ook bij sturing op kamerbewoning dient deze trend in ogenschouw genomen te worden: waar dient de overheid werkelijk op te sturen en wat pakt de (kamer)markt zelf op? Deze, en andere benoemde ontwikkelingen, zijn van belang bij inzet van instrumenten. 5.2 Instrumenten en effecten Hieronder volgen mogelijke instrumenten en worden verwachte effecten hiervan benoemd. We verdelen de instrumenten onder in de volgende categorieën: 23 1) 2) 3) 4) Instrumenten ten behoeve van verbetering van de leefbaarheid c.q. van aanpak van overlast Instrumenten ten behoeve van meer spreiding van kamerbewoning over de stad Overige volkshuisvestelijke instrumenten Flankerend ruimtelijk beleid De meeste instrumenten zijn eerder aan de orde gekomen, een aantal instrumenten zijn toegevoegd op basis van de overleggen in de werkgroep kamerbewoning. Als er in de werkgroep kamerbewoning draagvlak is voor inzet van een instrument dan wordt dit vermeld. Instrumenten t.b.v. verbetering leefbaarheid /of aanpak overlast Inzet van onderstaande instrumenten heeft tot doel de leefbaarheid te verbeteren en/of om aanpak van overlast te verbeteren. We verwachten dat inzet van elk instrument een positief effect heeft op aanpak van overlast. Per instrument wordt (indien nodig) aangegeven wat het inhoudt en wat nodig is voor invoering (financieel, organisatorisch of verandering van regelgeving). 1. Klachtafhandeling en communicatie verbeteren De ervaring van Kamerbreed Nijmegen is dat klachtafhandeling voor verbetering vatbaar is. Ook geven zij aan dat dit meldpunt ’s avonds en ’s nachts niet bereikbaar is. In geval van overlast wordt, door zowel Kamerbreed Nijmegen als verhuurders, aangegeven dat veel klachten onderling tussen huurder en verhuurder kunnen worden opgelost. Bewoners weten de verhuurder echter niet altijd te vinden. Instrumenten die voor deze punten ingezet kunnen worden zijn: a. Tekst op de gemeentelijke website / folder over: Wat te doen bij woonoverlast? Door beter te informeren weten mensen beter welke stappen ze kunnen nemen in geval van woonoverlast. Een eerste stap is het gesprek aangaan met bewoners en/of verhuurder. Ook kan via bijvoorbeeld buurtbemiddeling veel (ervaren) overlast worden voorkomen. Als dergelijke stappen niet tot verbetering leiden kan een folder uitleg geven over vervolgstappen en welke instanties daarvoor ingeschakeld kunnen worden. We verwachten dat de klachtafhandeling hiermee ook verbeterd. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): Dit instrument vereist geen aanpassing van regelgeving. Financieel/organisatorische consequenties zijn beperkt. b. Onderzoeken waar de afhandeling van klachten niet goed gaat en hierin verbetering aanbrengen. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): Nog niet bekend. c. Bij vergunningverlening de verhuurder verzoeken zich kenbaar te maken in de buurt. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): 24 Dit heeft geen financiële of organisatorische consequenties. Regelgeving hoeft niet te worden aangepast, kan direct worden geïmplementeerd door de ODRN. d. Keurmerk met communicatieplatform tussen huurder en verhuurder. Zie omschrijving onder 2.4. Verwacht wordt dat dit instrument, naast een positief effect op communicatie en leefbaarheid, ook een positief effect heeft op de brandveiligheid. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): Voor de gemeente heeft dit geen directe consequenties, dit is een marktinitiatief. Wel kan de gemeente hier een ondersteunende rol in spelen, bijvoorbeeld door publicatie van verhuurders met keurmerk, en is de ontwikkeling van een dergelijk keurmerk van invloed op keuzes aangaande een controlerende rol van de gemeente. Door de werkgroep kamerbewoning worden alle bovenstaande punten als kans gezien. e. Bij vijf gegronde klachten overgaan tot beperking van een vergunning Om overlast tegen te gaan is een optie om bij vijf gegronde klachten binnen een bepaalde tijdsperiode over te gaan tot beperking van een vergunning. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): Dit is in principe een bruikbare optie. Maar aan de concrete uitwerking zitten nog wel wat haken en ogen. Er moet bepaald worden wat een gegronde klacht is en wie dat vaststelt. Bepaald moet worden hoe klachten, die naar hun aard verschillend zijn (geluidsoverlast, fietsen aan het hek, verloederde voortuin), gewogen worden. En een belangrijk punt is dat er ook bij bijvoorbeeld 3 gegronde klachten al sprake kan zijn van ernstige aantasting van de leefbaarheid. Dat zijn allemaal zaken die juridisch/technisch goed moeten worden geregeld om een instrument te maken dat ook juridisch houdbaar is. 2. Gerichte aanpassingen in beleidsregels onttrekking, omzetting en samenvoeging Onderstaande instrumenten vereisen alle actie door de gemeente en/of ODRN en aanpassing van het huidig beleid. a. Vergunningvereiste naar 3 kamers Er is in 2011 gekozen voor een vergunningvereiste vanaf 5 bewoners, mede omdat dit goed aansluit op landelijke brandveiligheidsvoorschriften. Een vergunningstelsel waarbij omzetting vanaf 3 kamers vergunningplichtig is, is voor volkshuisvestelijke sturing en aanpak van overlast wenselijk. Volkshuisvestelijk omdat er nu zelfstandige woningen onttrokken worden zonder dat er een afweging wordt gemaakt of dit op basis van de samenstelling van de woningvoorraad gewenst is. Ook verbetert deze aanpassing de handhavingsmogelijkheden bij eventuele overlast. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): De beleidsregels onttrekking, samenvoeging en omzetting 2013 dienen door het college van B&W te worden aangepast. Voor de ODRN betekent het dat er naar verwachting meer vergunningen worden 25 aangevraagd, waarvoor uitbreiding in de capaciteit voor vergunningverlening en handhaving nodig is. Zie hiervoor meer onder “nulsituatie creëren”. b. Fietsparkeernorm bij omzettingsvergunning Dit instrument is aangedragen door Kamerbreed Nijmegen. Doel hiervan is het voorkomen van het hinderlijk parkeren van fietsen op de stoep, danwel het voorkomen van het (ongeordend) plaatsen van fietsen in de voortuin. Met name in en om het centrum is er vaak geen (voor- of achter)tuin waar fietsen gestald kunnen worden. In veel gevallen betekent hantering van een fietsparkeernorm dat in de woning een fietsenberging gerealiseerd dient te worden. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning is, bij het omzetten van een bestaand gebouw, een fietsparkeernorm geen vereiste. Een wettelijke grondslag ontbreekt. Een optie zou zijn om bij een omzettingsvergunning een fietsparkeernorm op te nemen, met eventuele financiële compensatiemogelijkheid. Hiervoor ontbreekt echter een basis in het parkeerbeleid. In de huidige nota parkeernormen zijn geen fietsparkeernormen opgenomen. Bovendien is op dit punt een bredere (ruimtelijke) afweging wenselijk, aangezien dit o.a. ook raakt aan (tijdelijk) anders bestemmen van leegstaande winkel- of kantoorpanden, fietsparkeernormen bij andere (woon)functies en een afweging over het plaatsen van fietsenstallingen in de openbare ruimte. c. Uitgebreide leefbaarheidstoets bij elke vergunningaanvraag De uitgebreide leefbaarheidstoets zou bij elke vergunningaanvraag kunnen worden uitgevoerd (zoals in Utrecht). Om de toets verder te objectiveren is aan te bevelen om een weging aan de verschillende criteria te koppelen. Hiermee wordt duidelijk op welke manier de leefbaarheid wordt getoetst. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): De huidige beleidsregels schrijven niet voor op welke manier de leefbaarheid wordt getoetst. Aanpassing van de beleidsregels onttrekking, samenvoeging en omzetting 2013 is derhalve gewenst, maar niet noodzakelijk. Voor zowel de gemeente als ODRN vereist dit meer capaciteitsinzet. 3. Nulsituatie creëren (legaliseringstraject inzetten) Indien gekozen wordt voor aanpassing van de vereisten voor een omzettingsvergunning dan is het creëren van een “nulsituatie” gewenst. Een overgangssituatie kan nodig zijn om al verkamerde woningen met 3 of 4 kamers, zónder omzettingsvergunning, in de mogelijkheid te stellen alsnog een vergunning aan te vragen. Bovendien is het wenselijk om ook op oude vergunde adressen te controleren of er nog steeds sprake is van een verkamering. Voor het “omzetten” van onzelfstandige woonruimten naar een zelfstandige woning is namelijk geen vergunning o.b.v. huisvestingsbeleid vereist. Een nieuw vergunningstelsel is een goed moment om reeds vergunde adressen te controleren. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): 26 Deze maatregel vereist vooral bij de ODRN uitbreiding van de capaciteit. Afhankelijk van nieuwe regelgeving zal het ook voor de gemeente inzet van meer capaciteit betekenen. Hierbij wordt opgemerkt dat een dergelijke klus erg tijdrovend kan zijn. Dit leert de ervaring in Tilburg en Groningen en wordt ook beschreven in een Utrechtse nota (zie verder onder quotum). Een eerste inschatting is dat voor legalisatie, bij voortzetting van huidig beleid, een jaar lang inzet van ca. 5 fte (ODRN en gemeente) nodig is. Hierin zijn voorlichting, administratieve afhandeling van aanvragen, huisbezoeken en juridische procedures inbegrepen. Niet inbegrepen is handhavend optreden indien bij een huisbezoek geconstateerd wordt dat niet voldaan wordt aan bouwkundige of brandveiligheidsvoorschriften. Dit vereist extra capaciteitsinzet. In de werkgroep kamerbewoning is er tussen de partijen overeenstemming dat een legaliseringstraject zinvol is ten behoeve van 1) verbetering van de (brand)veiligheid en 2) om eventuele overlast beter tegen te kunnen gaan. Door de verhuurders is hierbij opgemerkt dat meer regels ook grotere kans op illegale situaties tot gevolg heeft. 4. Handhavingscapaciteit vergroten Een algemeen punt dat is benoemd in de werkgroep kamerbewoning is om de handhavingscapaciteit te vergroten. Dit kan bij zowel Bureau Toezicht als bij de ODRN. Het spanningsveld dat er is bij de aanpak van klachten kan hiermee worden opgelost. Bij de ODRN is de mate van vergroting van de capaciteit ook afhankelijk van een eventuele keuze voor een aanpassing van het vergunningstelsel. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): In een tijd van bezuinigingen zal meer capaciteit voor dit onderwerp in principe een prioriteringskeuze zijn. Meer capaciteit is mogelijk, maar vereist een bredere handhavingsafweging. Door verhoging van de leges voor omzettingsvergunningen kan (deels) voorkomen worden dat meer handhaving bij kamerbewoning ten koste gaat van iets anders. Instrumenten t.b.v. meer spreiding kamerbewoning Een quotum of een afstandscriterium zorgt voor meer spreiding van kamerbewoning. Op plekken waar nu hoge concentraties kamerbewoning zijn wordt de huidige situatie bevroren. Hiermee wordt beoogd de sociale cohesie in buurten door vergaande concentratie van kamerbewoning te beschermen en leefbaarheidsproblemen vooraf tegen te gaan. Voor alle duidelijkheid: reeds bestaande verkamering wordt hierdoor niet tegengegaan. Bij een quotum is het een keuze om met straat-, buurt- of wijkniveau te werken. Bij elke keuze kan er nog steeds sprake zijn van een hoge concentratie kamerbedrijven, maar niet meer in de hele straat, buurt of wijk. Volkshuisvestelijk heeft straat-, of buurtniveau de voorkeur, omdat op wijkniveau (afhankelijk van de hoogte van het percentage) een hele wijk “op slot” wordt gezet. Hiermee kan de vraag naar kamers in en om het centrum niet meer worden beantwoord. Het bevriezen van de mogelijkheden voor kamerbewoning in de wijken met een hoog percentage kamerbewoning kan tot meer verkamering in andere, met name direct aangrenzende, wijken leiden. Dit is afhankelijk van de vraag naar kamers en eventuele inzet van andere volkshuisvestelijke instrumenten (zie hieronder). Aangezien er buiten het centrum en de stadsbuurten veel traditionele gezinswijken zijn verwachten we in deze wijken bij toenemende verkamering eerder botsing van leefstijlen. De woonmilieus in het centrum en de omliggende stadsbuurten zijn dynamischer en 27 veelzijdiger dan de veelal gezinswijken in de overige delen van Nijmegen. Bovendien hebben studenten en jongeren vooral in en om het centrum een huisvestingsvraag. 1. Quotum Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): De beleidsregels onttrekking, samenvoeging en omzetting 2013 dienen door het college van B&W te worden aangepast. Daarnaast vereist deze optie ook het creëren van een nulsituatie en zodoende hoe dan ook meer capaciteit bij de ODRN. Voor vergunningverlening is het cruciaal om continu een goed beeld te hebben van de verkamering in de stad. Uitbreiding van de capaciteit bij de ODRN is bij deze optie structureel nodig. Anders dan bij een uitgebreide leefbaarheidstoets is uitbreiding van gemeentelijke diensten niet structureel aan de orde. Er wordt getoetst aan “harde” getallen. Maatwerk per vergunning is in die zin niet mogelijk, tenzij zeer goed gemotiveerd. De gemeente Utrecht heeft eind 2011 onderzoek gedaan naar de eventuele invoering van een quotum. Onderstaande passage komt uit de Utrechtse nota “Splitsen reguleren?”. Dit geeft goed weer wat er komt kijken bij het invoeren van een quotum: De gemeente Groningen werkt wel met een quotum; per straat wordt een maximum gehanteerd van15% kamerverhuur, m.u.v. de Binnenstad (daar is het vrijgelaten). Bij de toets worden alleen geregistreerde kamerverhuurpanden meegenomen en wordt dus geen rekening gehouden met illegale situaties van kamerbewoning. Deze methode, waarbij illegale situaties niet worden meegeteld, roept wel vragen op. Het kan er immers ertoe leiden dat bepaalde straten (en daarmee haar bewoners) worden geconfronteerd met meer kamerverhuur dan op basis van het quotum is toegestaan. In dat kader moet de gemeente Groningen nu de illegale situaties in beeld brengen. Dat is een grote administratieve opgave en heeft gevolgen voor handhaving (die op dit moment nog niet in tijd en bedragen kunnen worden uitgedrukt). Het vraagstuk over hoe om te gaan met illegale situaties van kamerbewoning, is een belangrijke belemmering voor het invoeren van quota in Utrecht. In een grote stad als Utrecht zal daarvoor een systeem moeten worden gemaakt waarin per straat de legale kamerverhuursituatie is vastgelegd. Een dergelijk systeem moet worden ontwikkeld en beheerd. Voor zeer oude situaties (>35 jaar) is het vaak niet meer goed na te gaan of er in het verleden toestemming is verleend voor kamerverhuur (via een bouwvergunning of logeervergunning). Het opzetten van een enigszins juridisch betrouwbaar systeem is dus zeer complex. Aangezien de gemeente op basis van dit systeem aanvragen gaat weigeren en illegale situaties ongedaan worden gemaakt, is zorgvuldigheid daarbij zeer belangrijk en zal dit een tijdrovende klus zijn. Het kan immers stevige financiële en persoonlijke consequenties voor betrokkenen hebben en kan bij achteraf geconstateerde onjuistheden, tot een stroom van schadeclaims leiden. Ook kunnen derden op basis van dit systeem de gemeente dwingen om bestaande kamerverhuursituaties, waarvan niet kan worden aangetoond dat ze legaal zijn, te beëindigen. Dit legt een groter beslag op de beschikbare handhavingscapaciteit. 2. Afstandscriterium Dit instrument lijkt op een quotum met dat verschil dat deze optie concentratie werkelijk tegengaat. In Tilburg hanteert men, met uitzondering van het centrum, 25 meter afstand bij eengezinswoningen 28 en bij meergezinswoningen (appartementen) maximaal twee verkamerde woningen boven, naast of onder een woning. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): De beleidsregels onttrekking, samenvoeging en omzetting 2013 dienen door het college van B&W te worden aangepast. Consequenties zijn vergelijkbaar met het vorige instrument. De toetsing is eenvoudiger dan bij een quotum, omdat alleen de verkamering in de directe omgeving meeweegt bij beoordeling van een vergunningaanvraag. Voor aanvragers en omwonenden is het ook duidelijker of een vergunning eventueel wordt verleend. Overige volkshuisvestelijke instrumenten 1. Verbod op omzetting goedkope woningen Een gehele stop op omzettingsvergunningen is strikt genomen een optie, maar vanwege de vraag naar kamers, zeker tot 2020, volkshuisvestelijk niet gewenst. Bescherming van goedkope woningen daarentegen is volkshuisvestelijk wel gewenst. Woningmarktonderzoek geeft aan dat hier meer vraag naar dan aanbod voor is. Een optie is dan ook om woningomzetting bij dit type woningen te verbieden. Bij dit instrument zijn een paar variabelen: 1) het type woning, 2) de hoogte van WOZ-waarde, 3) omzetting mogelijk maken indien financieel wordt gecompenseerd t.b.v. de realisatie van goedkope woningen. Er is volkshuisvestelijk reden om omzetting van zowel goedkope eengezins- als meergezinswoningen te verbieden. Bij beide woningtypen is de vraag groter dan het (toekomstig) aanbod. In de Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020 is goedkoop onder de € 175.000. Aansluiting bij deze grens, d.m.v. een WOZ-waarde van € 175.000, is logisch. Een keuze hierbij is om een financiële compensatieregeling in te stellen. Omzetting is bij dit type woningen dan alleen mogelijk indien financieel wordt gecompenseerd t.b.v. de realisatie van goedkope woningen. Een dergelijke regeling vereist ook nieuwe regels voor de inzet van deze middelen. Doordat lagere WOZ-waarden vaker verder buiten het centrum te vinden zijn, is een verwacht effect van een prijsgrens meer druk op kamers in en om het centrum. Een eventuele combinatie met een quotum, afstandscriterium of leefbaarheidstoets ligt voor de hand om een grotere groei van kamers in en om het centrum te voorkomen. Consequenties (financieel, organisatorisch, regelgeving): De beleidsregels onttrekking, samenvoeging en omzetting 2013 dienen door het college van B&W te worden aangepast. Implementatie van dit instrument is relatief eenvoudig. WOZ-waardes zijn goed te toetsen. Uitbreiding van de capaciteit is bij inzet van (alleen) dit instrument niet nodig. Flankerend ruimtelijk beleid Omzetting van een niet-woonfunctie in onzelfstandige woonruimten valt niet onder de scope van de Huisvestingswet. Dit type “omzetting” heeft echter ook ruimtelijke effecten. In Nijmeegse bestemmingsplannen wordt dit in principe mogelijk gemaakt door een ruime woonbestemming. Een dergelijke omzetting kan gewenst zijn om bijvoorbeeld leegstand tegen te gaan. Er kunnen echter 29 ook ruimtelijk redenen zijn om niet mee te werken aan een dergelijke omzetting. Bijvoorbeeld bij de bebouwing van binnenterreinen. Bij een eventuele inzet een quotum of afstandscriterium is aansluiting hiervan in bestemmingsplannen gewenst. Afhankelijk van deze keuze is een discussie over eventuele andere (ongewenste) ruimtelijke effecten van een ruime woonbestemming ook nog mogelijk. 30 Studentenvakbond AKKU Heyendaalseweg 141 N -1.380 6525 AJ Nijmegen Tel. 024-3615477 E-mail [email protected] Gemeente Nijmegen T.a.v. College van Burgemeester en Wethouders Postbus 9105 6500 HG Nijmegen Nijmegen, 12 maart 2014 Betreft: reactie op discussienotitie ‘kamerbewoning in Nijmegen’ Geacht College, Met interesse namen wij kennis van de discussienotitie ‘kamerbewoning in Nijmegen’. Middels dit schrijven wil Studentenvakbond AKKU reageren op de mogelijke beleidsinstrumenten die ingezet zouden kunnen worden op dit beleidsterrein. Essentie Allereerst zijn wij van mening dat het van belang is te onderstrepen dat er de afgelopen drie jaar geen stijging te zien is geweest in het aantal geregistreerde klachten, gerelateerd aan verkamering. Zoals in de beleidsnotitie te lezen valt, wordt geschat dat het daadwerkelijke aantal vele malen hoger ligt. Al zou men er desondanks vanuit gaan dat het hier jaarlijks niet 15, maar 150 klachten betreft, dan nog zijn wij van mening dat dit op 20.500 wooneenheden nog behoorlijk meevalt, zeker wanneer men er rekening mee houdt dat niet duidelijk is in hoeveel van de gevallen het om verschillende wooneenheden gaat waarover geklaagd wordt. Daarnaast zouden wij als Studentenvakbond AKKU willen benadrukken dat wij ervan overtuigd zijn dat buurtbewoners – of dit nu studenten zijn of niet – over het algemeen redelijke mensen zullen zijn die problemen in eerste instantie in samenwerking met elkaar dienen te lossen. Zoals men zijn buren aan zou spreken op bijvoorbeeld de voortuin of het niet-tijdig van de straat halen van een vuilcontainer, is Studentenvakbond AKKU evenwel van mening dat men bij ervaren overlast eerst de veroorzakers zelf op hun gedrag aan dient te spreken om zo gezamenlijk tot een oplossing te komen; studenten vormen hier geen uitzondering op. Zeker wanneer het een studentenwoning betreft, kan indien dit contact niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, contact op worden genomen met de verhuurder in een poging de studenten alsnog ertoe te bewegen hun gedrag aan te passen op de wensen uit de buurt. Indien ook dit niet het gewenste effect heeft, kan altijd alsnog worden overgegaan tot het inschakelen van de autoriteiten, zoals de gemeente bij vervuiling, de politie (en de wijkagent in het bijzonder) bij geluidsoverlast of de rechter om te vorderen dat de veroorzaakte overlast wordt beëindigd en eventueel gesanctioneerd. Hoe dan ook, Studentenvakbond AKKU is ervan overtuigd dat de verantwoordelijkheid tot het beëindigen van ervaren overlast primair bij buurtbewoners zelf ligt; zowel bij de veroorzakende partij als de partij die de overlast ervaart. Wanneer het op het voorkomen van overlast aankomt, is Studentenvakbond AKKU ervan overtuigd dat het inperken van de zogenaamde verkamering nooit het geschikte middel kan zijn. Een dergelijke inperking zou weliswaar de ervaren overlast niet verder toe doen laten nemen, maar dit zou te vergelijken zijn met het verbieden van al het verkeer in straten waar doorgaans te hard gereden wordt; geen verkeer, geen hardrijders; geen verkamering, geen verkameringsoverlast. Studentenvakbond AKKU is dan ook van mening dat eventuele door verkamering ontstane overlast voorkomen dient te worden door bewoners goed te informeren en wanneer bewoners er samen niet uitkomen, over dient te worden gegaan tot het sanctioneren van de individuele bewoners die deze overlast veroorzaken. Om voor de afzonderlijke voorgestelde instrumenten duidelijk naar voren te brengen wat het standpunt van Studentenvakbond AKKU hieromtrent is, hebben wij per instrument uiteen gezet wat onze opvatting van dat voorgestelde instrument is. Bij voorbaat zouden wij aan willen geven dat de volgende vijf punten voor ons het zwaarst wegen: - Instrumenten t.b.v. meer spreiding kamerbewoning (p. 5); - Vergunningsvereiste naar 3 kamers (p. 3); - Bij vijf gegronde klachten overgaan tot beperking van een vergunning (p. 3); - Keurmerk communicatieplatform tussen huurder en verhuurder (p. 3); - Nulsituatie creëren (p. 4); Instrumenten t.b.v. verbetering leefbaarheid en / of aanpak overlast 1. Klachtafhandeling en communicatie verbeteren a. Tekst op de gemeentelijke website / folder over: Wat te doen bij woonoverlast? Studentenvakbond AKKU ziet dit als een prettig middel; indien er duidelijkheid bestaat welke middelen er tot ieders beschikking staan om eventuele overlast te beperken, zal dit naar verwachting frustraties beperken, omdat buurtbewoners niet het gevoel zullen hebben met lege handen te staan als gevolg van een gebrek aan informatie. b. Onderzoeken waar de afhandeling van klachten niet goed gaat en hierin verbetering aanbrengen. Wanneer er klachten zijn, dienen deze vanzelfsprekend op de juiste manier in behandeling, afgehandeld, doorverwezen en/of geregistreerd te worden. Hoewel Studentenvakbond AKKU hier als studentenbelangenorganisatie geen direct belang heeft, zijn we er in principe voor dat het klachtentraject duidelijk is en gestroomlijnd verloopt. c. Bij vergunningverlening de verhuurder verzoeken zich kenbaar te maken in de buurt. Dit punt sluit aan op het eerder besproken standpunt van Studentenvakbond AKKU dat buurtbewoners bij ervaren overlast vanuit verkamerde panden na de bewoners van het pand ook aan kunnen kloppen bij de verhuurder van het pand. Uiteindelijk zal het uiteraard aan de verhuurder zelf blijven of hij daadwerkelijk bereid is zich kenbaar te maken in de buurt, maar het is een kleine moeite voor de gemeente het punt mee te geven bij een vergunningverlening, zeker gezien de toegevoegde waarde die het binnen een buurt kan hebben indien overlast zich inderdaad voor mocht doen. d. Keurmerk communicatieplatform tussen huurder en verhuurder. Studentenvakbond AKKU ziet zowel de (brand)veiligheid van studentenwoningen als een goede communicatie tussen huurder en verhuurder als een groot goed. Huurders hebben met de onder punt 2.4 van de beleidsnotitie besproken applicatie een extra middel in handen om verhuurders aan te spreken op hun verantwoordelijkheden en bevorderen door het gebruikmaken van de applicatie hun eigen veiligheid; daarnaast is de kans groot dat het contact tussen huurder en verhuurder soepeler verloopt. Hierdoor wordt ook de veiligheid van naburige panden (vooral met het oog op brandveiligheid) verhoogd en wordt de drempel voor verhuurders verlaagd huurders aan te spreken op overlastveroorzakend gedrag wanneer zij door buurtbewoners hierop zijn aangesproken. e. Bij vijf gegronde klachten overgaan tot beperking van een vergunning. Hoewel Studentenvakbond AKKU voor een betere communicatie tussen huurder en verhuurder is en de verhuurder aanspreken op het gedrag van zijn huurders positief kan bijdragen aan het beëindigen van gevallen waarin overlast wordt ervaren, blijft het toch echt de individuele overlastveroorzaker die de consequenties zou moeten ervaren indien hij voor overlast zorgt. Door vergunningverlening na klachten te beperken, worden partijen getroffen wiens verantwoordelijkheid het niet primair is een einde te maken aan de overlast. Uiteindelijk is er maar zoveel wat een verhuurder kan doen om zijn huurders ertoe te bewegen overlastveroorzakend gedrag te stoppen; mocht een huurder overlast veroorzaken en dit ondanks aanmanend toegesproken te zijn door buurtbewoners of de verhuurder - blijven veroorzaken, dient hij daarvoor gesanctioneerd te worden, bijvoorbeeld door middel van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom. In het uiterste geval kan een verhuurder wellicht zelfs de huurovereenkomst met de overlast veroorzakende huurder beëindigen. Wanneer een verhuurder geen vergunning meer krijgt omdat één van zijn vele huurders voor de zoveelste keer overlast heeft veroorzaakt, worden daarmee slechts de verhuurder en potentiële nieuwe verhuurders afgestraft. 2. Gerichte aanpassingen in beleidsregels onttrekking, omzetting en samenvoeging a. Vergunningsvereiste naar 3 kamers Studentenvakbond AKKU bepleit met klem het aanhouden van de huidige normen omtrent het vergunningsvereiste. Om te beginnen, daar het huidige stelsel aansluit op de normen omtrent brandveiligheid en er ingeval het vergunningsvereiste zou worden bijgeschroefd naar een lager aantal wooneenheden per pand een gat zou vallen tussen het punt waarop vergunningen worden verleend en brandveiligheidsnormen dienen te worden nageleefd. Daarnaast werpt de plicht ook bij lagere aantallen wooneenheden in een pand een vergunning aan te vragen een hogere drempel op voor verhuurders hun pand ter beschikking te stellen voor particuliere verhuur. Als studentenvakbond is AKKU vanzelfsprekend voor een zo laagdrempelig en liberaal mogelijk systeem, waarbij het voor zowel huurder als verhuurder zo eenvoudig mogelijk wordt gehouden. Ten slotte blijkt dat in steden waar een vergunningsvereiste bij een lager aantal wooneenheden ligt, zoals in Utrecht en Amsterdam, sprake is van een grote mate van illegale verhuur; huurders wordt in veel van deze gevallen verboden zich in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA), waardoor de student in zulke gevallen niet de uitwonende beurs aan kan vragen waar hij eigenlijk wel recht op heeft. b. Fietsparkeernorm bij omzettingsvergunning Studentenvakbond AKKU ziet fietsen in de buurt van studentenwoningen in beginsel niet als een probleem, zeker niet wanneer deze in de voortuin voor de woning staan. Voor het voorkomen van hinderlijk parkeren van fietsen op de stoep zijn ook andere oplossingen denkbaar, die onze voorkeur eerder verdienen. Zo kan worden gedacht aan het plaatsen van extra fietsenrekken in de buurt van plekken waar de meeste echte overlast zich voordoet, of het opleggen van een last onder dwangsom wanneer er daadwerkelijk sprake is van het hinderlijk plaatsen van fietsen op de stoep. Voor Studentenvakbond AKKU biedt dit voldoende soelaas voor iets wat eigenlijk toch al niet echt als een wereldschokkend probleem kan worden ervaren. c. Uitgebreide leefbaarheidstoets bij elke vergunningaanvraag Zoals te lezen valt onder punt 2.2 van de beleidsnotitie, wordt momenteel bij elke vergunningverlening reeds getoetst aan een aantal criteria om te voorkomen dat de leefbaarheid van de woonomgeving verslechterd. Daarbij wordt ook de wijkagent gehoord en eventuele meldingen en/of klachten. Studentenvakbond AKKU ziet de huidige leefbaarheidstoets als afdoende middel om de leefbaarheid van de woonomgeving te garanderen en ziet geen aanleiding deze leefbaarheidstoets verder uit te breiden. Wanneer er een poging zou worden gedaan de leefbaarheidstoets in zoverre uit te breiden dat er een criterium wordt opgenomen om in elke mogelijke voorzienbare situatie te voorzien, maakt dit de toets alleen maar onnodig ingewikkeld en wordt er te weinig ruimte geboden om het totaalbeeld te worden laten getoetst. 3. Nulsituatie creëren (legaliseringstraject inzetten) Zoals te lezen viel bij onze toelichting op het idee van een vergunningsvereiste voor drie of vier kamers (onder 2.a), is Studentenvakbond AKKU tegen een verlaging. Desondanks ziet Studentenvakbond AKKU wel heil in het creëren van een nulsituatie voor de panden waar momenteel vijf of meer wooneenheden worden verhuurd, maar tot nog toe geen vergunning is aangevraagd. Met het oog op brandveiligheid is het dan voor bijvoorbeeld de brandweer eenvoudiger om brandveiligheidsvoorschriften worden nageleefd. te controleren of de geldende 4. Handhavingscapaciteit vergroten Aansluitend op hetgeen al meerdere malen is genoemd, is Studentenvakbond AKKU voor het vergroten van de handhavingscapaciteit wanneer het op toezicht van de daadwerkelijke naleving van de geldende regels en voorschriften aankomt. In onze ogen kan hiermee worden volstaan met “passief toezicht”; wanneer een situatie als overlastveroorzakend wordt ervaren, kan een toezichthouder controleren of hier daadwerkelijk sprake is van overlast. Wel is hiervoor van belang dat het duidelijk is voor omwonenden waar ze hiervoor terecht kunnen en dat hun klacht ook daadwerkelijk in behandeling wordt genomen en geregistreerd. Het uitgangspunt blijft voor Studentenvakbond AKKU dat buurtbewoners eerst onderling tot een oplossing proberen te komen, maar indien dit niet mocht lukken slechts de veroorzakers van daadwerkelijke overlast de nadelige gevolgen ondervinden van hun gedrag. Instrumenten t.b.v. meer spreiding kamerbewoning Studentenvakbond AKKU verzet zich met klem tegen de invoering van instrumenten die een kunstmatige spreiding van kamerbewoning door Nijmegen zouden moeten bewerkstelligen. Weliswaar zouden deze instrumenten eventuele ervaren overlast voorkomen, maar zoals eerder aangegeven is dit enkel het geval omdat niet de overlast ten gevolge van verkamering wordt voorkomen, maar de verkamering zelf. Studentenvakbond AKKU ziet de eventuele toepassing van dergelijke instrumenten dan ook niet als een oplossingsgerichte handelswijze. Daarbij komt, dat zoals in de beleidsnotitie te lezen valt, het eventueel beperken van verdere verkamering binnen de ene woonomgeving naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een toename van verkamering binnen de andere (het zogenaamde “waterbedeffect”). We denken dan ook dat we het er allemaal over eens kunnen zijn dat dit tot negatieve effecten zal leiden; huurders zullen zich niet langer in de meer dynamische woonomgevingen rondom het centrum kunnen vestigen en zullen zich noodgedwongen verplaatsen naar de rustigere gezinswijken. De verkamering zal binnen deze woonomgevingen waarschijnlijk veel ingrijpender zijn, daar wat binnen het centrum als normaal wordt gezien in een rustige gezinswijk eerder als overlast zal worden ervaren – ook al wordt er geen inbreuk gemaakt op geldende regels en voorschriften. De toepassing van dergelijke spreidingsinstrumenten zal dan ook naar alle waarschijnlijkheid meer schade aanrichten dan deze voorkomt. Verder zal de toepassing van spreidingsinstrumenten naar verwachting illegaliteit in de hand werken; verhuurders zullen slechts zoveel studenten toestaan zich voor een bepaald adres in te laten schrijven bij de gemeentelijke basisadministratie om zo te voorkomen dat duidelijk wordt dat er voor de woning eigenlijk een omzettingsvergunning dient te worden aangevraagd. AKKU Studentenvakbond AKKU komt op voor de belangen van studerend Nijmegen Overiee volkshuisvesteliike instrumenten 1. Verbod op omzetting goedkope woningen Met het oog op de voorraad beschlkbare wooneenheden die door studenten zouden kunnen warden bewoond, is Studentenvakbond AKKU in beginsel uiteraard tegen enige vorm van begrenzmg van het aantal omzettmgsvergunningen dat wordt verleend. Desondanks zal een doorsh-oom van personen die klaar zijn met hun studie naar starterswonmgen er op zijn beurt voor zorgen dat de studentenwoningen die zij bewoonden weer vrijkomen voor nieuwe shidenten. Mede gelet op het feit dat een woning met een waarde van mmder dan 175.000 doorgaans niet rendabel zijn voor verhuurders om te verkameren, ziet Studentenvakbond AKKU een verbod op omzetting naar goedkopere woningen dan ook niet als bezwaarlijk. Tot slot Resumerend is Studentenvakbond AKKU overhiigd dat buurtbewoners uitstekend in staat zijn in onderling overleg te treden om zo samen tot een prettige oplossing te komen. Mocht dit desondanks alsnog niet tot het gewenste resultaat leiden, zijn er genoeg instrumenten om ervoor te zorgen dat daadwerkelijke overlast wordt beeindigd. Het voorkomen van (verdere) verkamering is daarentegen geen oplossing voor het tegengaan van de overlast die verkamering slechts in enkele gevallen met zich brengt. Shidentenvakbond AKKU hoopt u middels deze reactie afdoende inzicht te hebben verschaft m wat onze standpunten zijn omtrent eventuele overlast bij verkamermg. Mocht u desondanks alsnog verdere toelichting wensen, dan kunt u gerust mailen naar [email protected]. Hoogachtend, ^gy^ M.R. Fokkmk Bestuurslid ]uridische zaken J.C. Bakker Coordinator Studentenhuisvesting ILSVbi RechtSWinkel Ijuridiadi adviesl AKKUraatd/LiJStAKKUlmedezeggenscIiapl TrainingsbureaU llniningni) DuS'AKKU Iduurzaamheidl OVlvcrvoerl [wjwww.shidentenvakbondakku.nl [a] Heyendaalseweg 141 6525 AJ Nijmcgen [e] infoestudenlenvakbondakku.nl [t] 024 3615477 KAMkiKBKEED NIJMEGEN 5«"Jjsl icIuHIl Beste Bas en koos, Allereerst willen wij jullie danken voor het feit dat wij als Kamerbreed Nijmegen hebben mee mogen werken aan de totstandkoming van het document. Door het feit dat wij als Kamerbreed Nijmegen vanaf het begin gekozen hebben voor een brede afvaardiging van partijen die te maken hebben met, of betrokken zijn bij het, kamer gewijs verhuren van panden binnen Nijmegen is het uiteindelijke resultaat zoals door jullie verwoord tot stqnd gekomen. Kamerbreed Nijmegen voegt onderstaande toe; Aanbevelingen: 1. Vigerend beleid: Constatering; Het huidig beleid is te subjectief, te onduidelijk en biedt veel ruimte voor eigen interpretatie. Het vigerende beleid is hierdoor niet te handhaven en te persoonsafhankelijk. Ten tweede: het beleid dat beschreven wordt, wordt onvoldoende gehandhaafd ( bv. Pimp je voortuin/voortuinen, afval). Begrippen als 'kan' i.p.v. 'moet' dragen hiertoe bij. Aanbeveling: Neem een conclusie op in de discussienota waarin het huidig beleid wordt geevalueerd. 2. Instrumenten/Leefbaarheidstoets: In Nijmegen wordt niet elke omgevingsvergunning getoetst, in tegenstelling tot andere steden, zoals Utrecht. Aanbeveling: Elke omgevingsvergunning toetsen a.d.h.v. leefbaarheidscriteria (zie ook Houten, checklist). Wij adviseren de uitspraak van de Raad van State over het begrip leefbaarheid te hanteren als leidraad. Zo heeft de Raad van State in een zaak in Leeuwarden in 2006 al de hier onder conclusie laten meewegen. "Bestuursrechtspraak november van de Raad van State (gemeente 2006) wordt geconcludeerd ten behoeve van kamerverhuur geordend dat verlening Leeuwarden van een kan leiden tot een ontoelaatbare woon- en leef milieu. Een dergelijke vs. appellant, omzettingsvergunning inbreuk op een inbreuk op een geordend leef milieu wordt volgens de Raad van State in ieder geval aanwezig meer dan 10% van de tot bewoning bestemde gebouwen dezelfde postcode worden gebruikt voor kamers gewijze 22 woon- en geacht in de betreffende indien straat met verhuur." 1 www.facebook.com/kamerbreednijmegen KAMEKbKEED NIJMEGEN a-m^. *sum W Deze conclusie heeft de Raad van State en Rechtbanken in verschillende recente uitspraken wel laten meewegen in haar beoordelingen in zaken en is ook terug te vinden in de recente uitspraak van de Raad van State in zake het bestemmingsplan Nijmegen - West. 3. Publicatie: Nijmegen voert pas sinds augustus 2013 publicatie in. In de periode november januari functioneerde het systeem niet. Vergunningen waren in deze periode voor de burger niet /moeilijk traceerbaar. Aanbeveling: Elke aanvraag voor een omzettingsvergunning moet gepubliceerd worden. De publicatie moet transparant zijn en eenvoudig te vinden. Publicatie in krant en op website Gemeente onder. Voorkomen moet worden dat de burger door 'de bomen het bos niet ziet' en verstrikt raakt in het computernetwerk. 4. Het begrip leefbaarheid: Aanbeveling: Kamerbreed pleit voor een leefbaarheidstoets bij elke vergunningaanvraag. De leefbaarheidscriteria moeten gespecificeerd en transparant zijn. Om de leefbaarheid zo objectief mogelijk te kunnen toetsen is een eenduidige en concrete omschrijving en definiering van het begrip leefbaarheid noodzakelijk. Wij adviseren de gemeente Nijmegen zich uit de spreken over wat zij onder leefbaarheid verstaat in concrete en zo objectief mogelijke woorden. Het begrip sociale cohesie moet hierin een extreem belangrijke plaats krijgen. 5. Visie op het begrip 'wonen' Nijmegen kent geen differentiatie in de uitleg van het begrip wonen. Aanbeveling: Kamerbreed pleit voor een bredere visie op het begrip wonen zoals andere grote steden dit doen. In de definitie moet differentiatie plaatsvinden naar woonvormen. Er is verschil in kamerbewoning, eens- of meergezinsbewoning, ouderenbewoning etc. Door een bredere en genuanceerdere visie op het begrip wonen kan de leefbaarheid in wijken beter getoetst en bewaakt worden op leefbaarheid en diversiteit. Door zicht te krijgen op de diverse woonvormen in wijken en straten In de leefbaarheidstoets kan in percentages aangegeven worden of er voldoende diversiteit ( woonvormen) in wijken/straten is en de sociale cohesie gewaarborgd is. 6. Legalisering: Kamerbreed kan zich vinden in legalisering van de huidige illegale kamerverhuurpanden mits voldaan wordt aan de leefbaarheidscriteria die gesteld worden voor het toekomstig beleid. Een kamerverhuurpand moet dus voldoen aan de eisen van veiligheid, bouwkundig in orde zijn, onderhoud plegen, afdoende opiossingen aantonen voor parkeren van fietsen (inpandig), het aanbieden en verzamelen van afval/vuilnis, geluidsoverlast etc. Indien deze garanties er niet zijn, intrekken van vergunning. De mogelijkheid van een overgangssituatie onderzoeken. 2 www.facebook.com/kamerbreednijmegen KAMERBREED NIJMEGEN 7. Sociale cohesie: Aanbeveling: het begrip sociale cohesie definieren en meenemen in de criteria leefbaarheidstoets. Als gemeente uitspreken dat sociale cohesie prioriteit heeft ( visie) en uitgangspunt bij afgifte vergunningen. Kamerbreed pleit voor nadruk op en veel meer aandacht voor sociale cohesie oftewel 'samenhang' in wijken en straten. Kamerbreed verstaat onder sociale cohesie wijken en straten die divers zijn in bevolkingsopbouw (leeftijd, achtergrond, jong/oud, gezinnen, allengaanden, studenten, gehandicapten etc.) en woonvormen. Met het oog op de toekomst waarin de vergrijzing een belangrijke rol speelt, de samenleving sterk gei'ndividualiseerd is, de behoefte aan zelfstandige wooneenheden groter wordt, ouderen- en gehandicapten zorg steeds meer buiten de zorginstellingen plaats vindt en naar wijken verplaatst, burenhulp en mantelzorg een steeds grotere plaats gaat innemen is diversiteit in wonen (woonvormen) en bevolkingsopbouw in de wijken en straten noodzaak om leefbare wijken en straten te houden. Sociale cohesie is onmogelijk waar wijken en straten eenzijdig door kamerbewoners bewoond worden. Kamerbewoners blijken immers per definitie minder verbonden/betrokken te zijn met een straat, wijk door de relatief korte bewoning, leefwijze, de doorstroom. 8. Meldpunt klachten, overleg en aanbevelingen: Kamerbreed constateert dat 'handhaving' t.a.v. klachten onvoldoende effectief is. Kamerbreed constateert dat klachten moeilijk bespreekbaar zijn met bewoners van kamerbewonings-panden. Kamerverhuurders zijn veeial anoniem en onbereikbaar. Kamerbreed denkt dat dit beter kan. Kamerbreed is voor gezamenlijk overleg en het aanspreken van bewoners en verhuurders op eigen verantwoordelijkheid. Hiertoe zijn afspraken over bereikbaarheid en heldere communicatielijnen noodzakelijk. Aanbeveling: Kamerbreed pleit voor korte en directere communicatielijnen tussen kamerverhuurders en buurtbewoners/omwonenden. Dit kan door een tweesporenbeleid: - elk verkamerd pand dient als zodanig geregistreerd te zijn bij de gemeente. Via gemeente moet een functionaris/loket zijn waar diverse soorten klachten of behoefte aan overleg gemeld kunnen worden. Tevens dient er de mogelijkheid te zijn om de eigenaar (telefonisch, mail) te bereiken en te benaderen. De gemeente kan als bemiddelaar optreden bij klachten en ondersteunen bij het vinden van een opiossing (instrumenten!) Voorkomen moet worden dat klachten, zoals nu het geval is, in veel verschillende categorieen verdwijnen en daardoor onzichtbaaren onwerkbaar worden. De burger ( omwonende ) voelt zich hierdoor niet gehoord en in de kou staan. Klachten blijven langdurig bestaan of worden niet meer gemeld ('heeft geen zin...'). Meldpunt dient helder gecommuniceerd te worden op de website en krant/wijkblad. 3 www.facebook.com/kamerbreednijmegen s-ir-Jwd KhiMH r - Elk verkamerd pand dient 'een bordje' op de gevel/naast de voordeur te bevestigen waarop contactgegevens staan van de eigenaar dan wel het meldpunt kamerverhuurders. Eigenaar/verhuurder dient bekend te zijn met contactgegevens via meldpunt kamerverhuurders. Meldpunt dient dag en nacht bereikbaar te zijn (onderiinge ondernemersafspraken bereikbaarheid). Verhuurders zijn vertegenwoordigd in het meldpunt. Klachten of verzoek om overleg moeten maandelijks gemonitord worden bij het meldpunt. Hieruit volgen acties. Bijvoorbeeld overleg met bewoners etc. om gezamenlijk opiossingen te zoeken. Aanvullend is meer controle nodig door klachten onder 1 meldpunt te brengen. De betreffende meldfunctionaris is verantwoordelijk voor het adequaat afwerken van de klacht/melding inclusief terugkoppeling burger, binnen een gestelde termijn. 9. Keurmerk: 'Verantwoordelijke betrokken verhuurders beloneni' Aanbeveling: Kamerbreed pleit voor een zichtbaar, visueel keurmerk waaraan kamerbewoningspanden moeten voldoen. Een verhuurder maakt zich middels een keurmerk ( plaatje naast de voordeur) kenbaar als een deugdelijk en verantwoordelijk verhuurbedrijf. Het keurmerk ontvangt de verhuurder als deze voldoet aan de criteria die gekoppeld zijn aan de leefbaarheidstoets. Het keurmerk geeft aan dat het pand brand- en milieuveilig is, afdoende opiossingen heeft voor huisvuil en parkeermogelijkheden, voldoet aan onderhoudseisen ( deugdelijke bouw en onderhoud). Voor omwonenden en potentiele huurders zijn de criteria inzichtelijk en het keurmerk zichtbaar. Het wederzijds vertrouwen vergroot. De aanvraag en uitreiking van keurmerken ( evt. met 1-2-3 sterren) heeft een stimulerende werking op andere verhuurders en werkt als beloningssysteem. Verhuurders krijgen b.v. een bonus als ze het keurmerk hebben en betalen b.v. minder ( korting) Via publiciteit op website, kranten, wijkorganisaties, studentebladen keurmerk onder de aandacht brengen en promoten ('verhuurder van het jaar'...etc.) Kortom positief gedrag belonen en stimulerenlll 4 www.facebook.com/kamerbreednijmegen 10. Spelregels in kamerverhuurpanden: Aanbeveling: Kamerbreed adviseert kamerverhuurders in hun panden bij de voordeur spelregels te hangen ( Bord A3). De gemeente kan een voorzet nemen en unanieme spelregels ontwerpen en verstrekken bij aanvraag vergunningen keurmerk. Kamerbewoners worden hierdoor op positieve wijze gestimuleerd zich verantwoordelijk op te stellen. Spelregels geven duidelijkheid over wat er van de bewoner verwacht wordt. Hierdoor maakt het de bewoners mogelijk elkaar aan te spreken en te overleggen over opiossingen. Dit stimuleert betrokkenheid en communicatie. Uiteindelijk streven: Elke wijk/straat een keurmerk: 'Leefbare betrokken straat' (zichtbaar bordje!) Wijkbewoners oproepen tot positief en verantwoordelijk gedrag. Belonen met bloembakken, verfraaiing straatbeeld ( stimuleringsprijs jaarlijks door gemeente) en straatfeest bewoners, huiseigenaren en verhuurders! Met vriendelijke groeten. Namens Ralf Nieuwenhuijsen Voorzitter 5 www.facebook.com/kamerbreednijmegen I
© Copyright 2024 ExpyDoc