De Katechismus van de katholieke Kerk biedt ons een interessante inrijpoort om het begrip genade te verstaan. „De genade is een gunst, een belangeloze hulp die God ons biedt om zijn oproep te beantwoorden: kinderen van God te worden, (…) deelhebbers aan de goddelijke natuur en aan het eeuwige leven” (KKK nummer 1.996). Volgens het woordenboek is het een „onverplichte goedheid van een meerdere jegens zijn mindere”. Genade heeft dus te maken met Gods goedheid, die belangeloos en onverplicht en dus vrij is. Meer concreet gaat het om een hulp van Godswege opdat wij zijn oproep aan ons beter zouden kunnen beantwoorden, dus beter met Hem in relatie zouden kunnen treden. Zo kunnen we leven als zijn kinderen en als zodanig deel krijgen aan zijn eigen drie-ene wezen, hetgeen dan de weg is naar onze rechtvaardiging, ons heil, het volle of eeuwige leven. Laten we nu de diverse elementen afzonderlijk bekijken en aanvullen. Voor christenen krijgen al deze elementen hun volheid in de persoon van Jezus Christus. Hij is Gods grootste genade of gunst aan de mens. Wat betekent dat? Volgens de Bijbel is iedere mens een geschenk of een genade van God. De mens heeft van nature een vermogen om in relatie te treden met God. De mens ervaart echter ook een kracht die hem dat steeds verhindert. Dat noemen we de zonde, verstaan als oer- of erfzonde. De katholieke Kerk, onder invloed van Augustinus, stelt dat de erfzonde de mens en zijn mogelijkheden niet totaal heeft verdorven, maar dat de mens in zekere zin structureel verwond is in zijn vermogen om met God vriendschap te sluiten. Hij heeft hulp nodig om de relatie optimaal te kunnen beleven. Daartoe heeft God de Vader ons zijn Zoon en zijn heilige Geest geschonken, onverplicht en belangeloos. Dat is Gods genade. Door ons geloof in Jezus Christus en door Hem in de kracht van de heilige Geest na te volgen, beleven we opnieuw de vriendschap met God. Zijn beeld in ons dat verwond was, wordt geheeld en hersteld. Ook wij hebben nu het vermogen om te leven als kinderen van de Vader. Zoals kinderen altijd deel hebben aan het wezen van hun ouders, van vader en moeder, zo geldt dat ook voor ons. In en door Jezus Christus en de heilige Geest – Gods hulp en genade – hebben wij deel aan de drie-ene God. Om het met andere woorden te zeggen: we zijn op de weg van de vergoddelijking, onze gelijkenis met God is hersteld, het eeuwige leven ligt binnen ons bereik. Is dat hele gebeuren nu louter gave van God, zonder inbreng of opgave van de kant van de mens? De katholieke Kerk verleent de menselijke inbreng en vrijheid een groot gewicht, precies omdat volgens haar de menselijke natuur niet volstrekt verdorven is. De grote middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino stelde reeds dat „de genade de natuur veronderstelt en tot voltooiing brengt”. Gods genade-aanbod in Christus veronderstelt de menselijke vrijheid om die genade te beantwoorden, dat wil zeggen de menselijke vrijheid om in Christus te geloven en Hem na te volgen. En de mens die in vrijheid op Gods genade-aanbod ingaat door geloof en navolging, is op de weg van de voltooiing. Gods genade-aanbod in de persoon van Christus (God spreekt zijn Woord in Christus) gaat vooraf aan het vrije menselijke antwoord erop (de mens antwoordt erop door geloof en navolging). Zonder het vrije menselijke antwoord kan er geen sprake zijn van een liefdevolle relatie tussen God en mens. Het geloof in Christus wordt gevoed en gesterkt door de sacramenten. Het zijn ‘genademiddelen’, dat wil zeggen dat ze de genade helpen bemiddelen in en voor de mensen. Ook hier geldt echter dat sacramenten als middelen van genade slechts vruchtbaar zijn indien de mens er in vrijheid en geloof voor openstaat. Zonder vrijheid is er niet langer sprake van liefde en waar de liefde afwezig is, zijn ook God en diens genade afwezig.
© Copyright 2024 ExpyDoc