Wanda Reisel Radiodromen

Wanda Reisel Radiodromen
COLUMN
Het heeft hopelijk een evolutionair belang dat ik
vertrouwde omgeving aan toe ging en ik gebruikte
geboren ben met een teveel aan verbeelding. Vanaf de
mijn fantasie als waarnemings- en vestingtoren om van
leeftijd dat ik geïllustreerde boekjes voorgelezen kreeg
daaruit die roofdierenwereld te lijf te gaan.
ervoer ik het horen en zien van verhalen als een avontuur waarin ik me helemaal kon verliezen. Het gouden
Vliegwielvaart
boekje Wim is weg staat me nog zo voor ogen omdat ik
Het schrijven voor de verschillende ‘dragers’ als romans,
op de vertrouwde stem van mijn moeder die grote stad
toneel, audiodrama of film is voor mij zoiets als het als
van het boekje ingezogen werd. Ik werd Wim. Of nee, ik
kiezen uit krenten-, volkoren- of wittebrood. Elk zijn
werd de driewieler waar Wim op weg reed, ik kon zelf de
specialiteit.
wereld in, wat een opwindend idee was.
Talent is om wat in je hoofd zit op een originele
manier naar het papier te brengen én het van daar
te teleporteren naar de hoofden van lezers of kijkers.
Dan maakt het in wezen niet uit of het een film, een
toneelstuk, een roman of een radiostuk moet worden.
‘Wat als’-situaties uitwerken, de juiste beweegredenen
vinden voor de personages en die dan een zodanige
slinger geven dat het verhaal vliegwielvaart krijgt,
wegspurt en niet meer te stuiten valt. Want schrijven
is altijd het problematiseren van het leven, vraagtekens zetten bij wat zogenaamd vanzelf spreekt. Of
zoals W.F. Hermans het over de roman zegt: De roman
exploreert een zijnsmogelijkheid, onderzoekt het
bestaan door middel van een personage dat in een
bepaalde situatie is geplaatst. Het personage is geen
nabootsing van een levend wezen. Het is een denkbeeldig wezen.
Een ingesleten alledaags verschijnsel in een
onverwachte situatie plaatsen waardoor je je
gaat afvragen wat het precíes is. Bijvoorbeeld het
misverstand dat we elkaar goed zullen begrijpen
als we maar duidelijk uitleggen wat we bedoelen.
We nemen maar aan dat onze verlangens en ideeën
over het leven heel concreet zijn en gericht zijn op
gezamenlijk geluk, maar wat is dat geluk eigenlijk? Of
zoals ik het ooit in een ingezonden brief in damesblad
wanhopig verwoord zag; de briefschrijfster vroeg
zich af wat het leven nu eigenlijk voorstelde: wakker
worden, douchen, opstaan? De krant lezen, de hond
uitlaten? Een vriendin ontmoeten, koken, kletsen en
weer gaan slapen? Op zo’n – filosofisch – moment
vangt schrijven aan.
Brief van de schrijver
Iets ouder kreeg ik Tonke Dragts Brief voor de koning
voorgelezen; de wereld van Tiuri en de andere jonge
ridders in maliënkolder zat me als gegoten en die middeleeuwse wereld stond me helder voor de geest. Weer
wat later las ik boek na boek van Tonke Dragt. En toen er
naar mijn smaak niet snel genoeg een nieuw boek van
haar hand verscheen, schreef ik haar als negenjarige een
brief. Die werd wonderwel beantwoord, voorzien van
een getekend riddertje te paard! Deze eenmalige correspondentie bracht me in aanraking met de schrijver
achter het boek, met een wereld achter de wereld.
Het feit dat ik van een schrijver antwoord kreeg was
natuurlijk helemaal da bomb! De brief heeft jarenlang
ingelijst boven mijn bed gehangen en plaveide mijn weg
naar het schrijven van verhalen, net zoals Wim de grote
stad tegemoet fietste.
De wachtkamer
Verbeelding was een kracht die ik altijd bij me had,
het was een van mijn liefste zekerheden als kind. Mijn
fantasiewereld was de plek waarbinnen ik me kon
terugtrekken. Mijn verbeelding werd vaak losgetrild
door woorden of zinsneden die ik hoorde van de vele,
in mijn kinderogen vaak merkwaardige volwassenen,
familie, kennissen of mijn vaders patiënten: ik moest ze
goed bestuderen om te weten wat ik van zulke types uit
de buitenwereld kon verwachten. Zo zag ik eens een patiënt uit de spreekkamer komen met bloederige watten
in zijn neus die mijn vader er volgens mijn inschatting
nogal slordig in had gepropt. De man was ongeschoren
en had goedkope kleren aan; werd hij daarom soms
Sprookjesplaatjes
zo, met die grove pluk watten in zijn neus, naar huis
Vanzelfsprekend vereist radiodrama een ander type mes
gestuurd? Geen stijl van mijn eigen vader. Of de schok
of maatbeker dan een roman of een toneelstuk, dat
van de ontmoeting met een patiënte die in plaats van
weer net andere kooktijden en iets andere bereidings-
een stem een metalig geluid voortbracht: ik begreep
wijzen vergt. Maar hoe vang je aan met het schrijven
niet hoe zij zulke robottaal kon uitstoten, tot ik ineens
van een radiostuk in een tijd van ‘nieuwe media’? vroeg
tot mijn ontzetting zag dat zij door een vlezig gat
ik mij af, terwijl ik in mijn schrijfkeuken stond. Ik spitste
onder in haar hals sprak: een gat bedekt met een stukje
m’n geheugen-oren en dacht terug aan radiopro-
kippengaas tegen de vliegen. Zij hield een soort kleine
gramma’s van mijn jeugd als Het klokje van zeven uur en
vibrator tegen de zijkant van haar hals en stiet metalig
dus..., Paulus de Boskabouter en Eucalypta, Klatergoud
tekenfilmgeluid uit. Als dokterskind word je geacht je te
en afleveringen van speurder Paul Vlaanderen en zijn
allen tijde in te houden, dus zonder iets te laten merken
‘Ina-kindje’. Ik probeerde mijn eerste fascinaties met het
maar inwendig gierend van angst blies ik de aftocht.
gesproken woord te achterhalen.
Wat was dit? Was deze vrouw wel echt? Stel je voor dat
Ik had diepe en dreigende herinneringen aan
sprookjesplaatjes. Dat waren grammofoonplaatjes
waar ik naar luisterde toen ik een kleuter was. Ik had
ik zelf zo’n spreekgat zou moeten? Je zou nog liever
dood zijn. Ik had geen idee hoe het er buiten mijn eigen
42 609 – cultuur en media oktober 2014 Mediafonds
een eigen grammofoontje: het was een driehoekig
goudkleurig wondertje waarvan je uit zijn buik drie
pootjes tevoorschijn kon klappen, in de deksel zat
het geluid, je drukte een elpeetje op het voorbestemde nokje, je trok aan het plastic armpje en daar
begon het plaatje te draaien en startte de dreigende
intromuziek. Ik luisterde naar het angstwekkende
sprookje waarin het enge mannetje Repelsteeltje heel
realistisch een vitusdans danste en snerpend zong:
Niemand niemand niemand weet dat ik Repelsteeltje
heet! Ook de dreigende stemmen op de plaatjes van
Sneeuwwitje en Assepoester en haar gemene zussen
drongen kronkelend mijn kleuterbewustzijn binnen
om zich daar te nestelen. Dit was heel wat anders dan
de vertrouwde stem van mijn moeder die mij voorlas.
Dit waren stemmen van lieden die niet veel goeds in
de zin hadden.
Fluiten in het donker
Sinds die tijd is er niet zoveel in mij veranderd. Nog
steeds houd ik me bezig met het afluisteren van mensen, met het nagaan van hun motieven om dit of dat
te doen of uit te kramen, beluister ik hun woorden om
erachter te komen of ze boeven of bandieten zijn, en
ben ik niet opgehouden met het speuren naar hoe ze
mij of anderen bejegenen, charmeren, of chicaneren
met woorden. Want wie de gave van het woord heeft,
heeft de macht in deze wereld. We hebben allemaal
bedoelingen en verlangens, we zijn sociale maar ook
zelfzuchtige dieren die hun wensen ingelost willen
zien. We fluiten in het donker maar laden achter onze
rug een pistool. Uit die spanning, uit die onzekerheid,
uit die sport zonder regels, in die jungle van alledag
begeef ik me het liefst onder de mensen...
Een sprong in die stoffige radiogereedschapskist was
dus verfrissend en maakte me bewust van de vele
mogelijkheden van het medium. Mijn vooroordeel veranderde in een heerlijke Meccanodoos vol schroeven,
moeren, soorten en maten latjes, waarmee je welke
constructie dan ook uit je verbeelding kan opbouwen.
De verrassendste eyeopener was dat er met de dynamiek van het audiodrama veel meer mogelijk is dan je
denkt. De kern van radiodrama is dat het een intieme
kunstvorm is. For your ears only. En de spanning van
wat je te horen krijgt zit in de onverwachte montage,
snelle wisselingen van perspectief en het rap volgen
van ongelijksoortige verhaallijnen, waardoor de
verbeelding van de luisteraar flink aan het werk wordt
gezet: je wordt meegesleept en al luisterend moet
je puzzelen wie er waar aan het woord is. Muziek en
geluidseffecten sturen en balanceren de dynamiek.
Die dramaturgische prikkels máken het luisterplezier.
Daarbij komt dat het 21ste-eeuwse publiek door
tv, film, video en andere digitale media heel goed
getraind is geraakt om veel informatie tegelijk te
verwerken.
Het Nederlandse audiodrama verdient als
vernieuwde stroming het beste talent, jonge en oude
schrijvers, acteurs en regisseurs, om het oor van
een nieuw en groot publiek aan zich te kluisteren.
Noodzakelijk omdat het een herontdekte dimensie
aan onze verbeelding toevoegt. Verrassend naast de
vloed van het digitale beeldgeweld, dat ons verlokt
maar ons ook monopolistisch teistert.
Dus: de verbeelding hoorbaar aan de macht, een
eiland in de stroom, een radiodroom.
De flitsende radiofilm
Bij een radiodrama moet de verbeelding geprikkeld
worden door het gesproken woord. En puur door die
auditieve informatie die ons voorgeschoteld wordt gaan
we actief aan het werk om de puzzel op onze hersenwand te projecteren en die op te lossen.
Nederland heeft altijd een wat lacherig verleden
met het hoorspel gehad (met de bijbehorende
belegen seksistische grapjes als: ‘Actrices komen
naaiend aan Het Toneel en verlaten het breiend bij
de Hoorspelkern’). De vette toneelmatigheid van het
vroegere hoorspel heeft misschien een gehoor in de
jaren ’50 kunnen boeien, in de volgende decennia kon
je alleen nog maar je wenkbrauw optrekken bij zoveel
belegen acteurslol. In de digitale era een kunstvorm
als het radiospel uit de mottenballen halen en het
weer leven inblazen, lijkt net zo campy als sjoelbakken
of kerstballen breien. Maar het bleek een groot genoegen om een 21ste-eeuwse vorm van audiodrama te
mogen bedenken. Een flitsende radiofilm, iets tussen
theater en film in. En er is inmiddels een nieuwe
generatie acteurs opgegroeid voor wie het naturel
vanzelfsprekend is, wat een zegen is.
Pilotproject audiodrama van
Letterenfonds en Mediafonds
Wanda Reisel neemt deel aan een pilotproject van het Mediafonds, het Nederlands
Letterenfonds en de omroepen VPRO,
AVTROTROS en NTR. In het kader van
dit project is aan zes literaire auteurs
gevraagd een radiodrama van 30 minuten
te schrijven. De hoorspelen worden dit
najaar opgenomen door gerenommeerde
radiomakers. In 2015 worden ze uitgezonden via Radio 1, waarna ze op Woord.nl te
beluisteren zullen zijn. Naast Wanda Reisel
werken Esther Gerritsen, Kaweh Modiri,
Ilja Leonard Pfeijffer, Christiaan Weijts en
Maartje Wortel aan een radiodrama.
Mediafonds oktober 2014 609 – cultuur en media 43