N E R E S I V D ‘A R E V O E H C S I G O G A D E P ’ T I E T I L A KW Een brochure over proceskwaliteit voor ouders en oudercommissies BOinK Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang en Peuterspeelzalen Inhoud Inleiding Wat is proceskwaliteit? • • • 4 Structuurkenmerken versus proceskenmerken Interactie met de omgeving Vaardigheden van pedagogisch medewerksters Medezeggenschap • • • • 3 6 Invloed van individuele ouders op pedagogische kwaliteit Het inzetten van adviesrecht op het gebied van pedagogisch beleid Gevraagd en ongevraagd advies Tot slot Tips voor individuele ouders Tips voor oudercommissies Meer informatie Bronnen 8 9 10 11 Inleiding De explosieve toename van het gebruik van kinderopvang in de afgelopen jaren heeft geleid tot discussies over de kwaliteit van de kinderopvang. Ook in Nederland wordt, net als in de landen om ons heen, kinderopvang niet meer alleen beschouwd als het zorgen voor kinderen, maar ook als een omgeving waar educatie en pedagogiek een belangrijke rol speelt. In de kinderopvang zijn de pedagogische medewerksters de belangrijkste ‘andere’ (dan de ouders) opvoeders. Kinderopvang is dan ook langzamerhand uitgegroeid tot veel meer dan een plek waar kinderen ‘opgevangen’ worden. Het gaat immers vaak om meerdere dagen per week en om meerdere jaren lang. Kinderopvang is dus een nieuwe opvoedingsomgeving voor kinderen, een plek náást het gezin en eventueel de school. In die opvoedingsomgeving speelt pedagogische kwaliteit een belangrijke rol. In het kader van deze ontwikkeling brengt BOinK deze brochure uit, die tot doel heeft u meer inzicht te geven in ‘proceskwaliteit’, de pedagogische kwaliteit, en u handvatten wil geven om uw adviesrecht in te zetten om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren. Zo besteden we in deze brochure aandacht aan de vraag wat ouder(commissie)s kunnen doen om de professionaliteit en de kwaliteit in de kinderopvang te verbeteren. BOinK wil graag samen met ouders een extra kwaliteitsimpuls geven aan de kinderopvang. Met als doel optimale zorg en aandacht, die aansluit bij de individuele ontwikkeling van ieder kind. NB: in verband met de leesbaarheid spreken wij in de tekst over pedagogisch medewerkster maar hiervoor kan uiteraard ook pedagogisch medewerker gelezen worden. 3 ‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’ BOinK 2008 Wat is proceskwaliteit? Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van de kinderopvang bepaalt welk effect de kinderopvang heeft op de ontwikkeling en het welbevinden van uw kind. Opvang van hoge kwaliteit heeft dan ook een positief effect. Bij opvang van (jonge) kinderen is die kwaliteit van groot belang. Het begrip proceskwaliteit kan worden omschreven als: ‘de kwaliteit van de ervaringen die kinderen daar opdoen in hun interacties met de sociale omgeving (bijvoorbeeld contact met leeftijdsgenootjes) en de materiële omgeving (bijvoorbeeld de inrichting van de groepsruimte en hoe de groepsruimte gebruikt wordt)’. Bij proceskwaliteit gaat het dus om het zorg- en opvoedingsproces en ervaringen van kinderen in de kinderopvang. De wetenschap probeert proceskwaliteit meetbaar te maken. Bij kinderen wordt dit gedaan door middel van het in kaart brengen van het welbevinden (het zich prettig voelen) van kinderen en hun betrokkenheid bij spel. Bij pedagogisch medewerksters is proceskwaliteit af te leiden uit hun interactievaardigheden (vaardigheden om snel in te kunnen springen in het contact met kinderen). Interactie met de omgeving Wanneer kinderen in contact komen (interactie) met hun omgeving, doen ze kennis op en leren ze verschillende vaardigheden. Zo bevordert bewegen en spelen de grove motoriek van kinderen. Het gebruik van allerlei materialen en verschillende soorten spel (bijvoorbeeld constructief spel zoals knutselen, bouwen met blokken, of fantasiespel; spelen in de poppenhoek) kan de fijne motoriek, de creativiteit en de verstandelijke ontwikkeling bevorderen. Bewegen en spelen kan een kind alleen doen, maar ook samen met andere kinderen. In dat contact met leeftijdgenootjes kunnen kinderen naast hun persoonlijke ook hun sociale vaardigheden en kennis ontwikkelen. Zo leren ze bijvoorbeeld samen delen, zeggen als je iets niet leuk vind, of vragen aan een ander kind of je mee mag spelen. Structuurkenmerken versus proceskenmerken In de kinderopvang worden zogenaamde ‘structurele maten’ voor de kwaliteit van de kinderopvang gebruikt, de structuurkenmerken. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan het aantal vierkante meters binnen- en buitenruimte, veiligheid, hygiëne, groepsgrootte, de leidster-kind ratio (het aantal kinderen in verhouding tot het aantal pedagogisch medewerksters binnen een groep), opleidingsniveau van de pedagogisch medewerksters, pedagogisch beleid, inrichting, het spelmateriaal enzovoort. Bij proceskenmerken staan niet meer de vierkante meters en de cijfers als maten voor kwaliteit centraal, maar de ervaringen van de kinderen; wat ervaren kinderen dagelijks op het kindercentrum? En is de pedagogisch medewerkster sensitief (gevoelig en attent) genoeg in de omgang met de kinderen? Worden de kinderen genoeg gestimuleerd in hun ontwikkeling? De interacties met de pedagogisch medewerksters zijn het meest bepalend voor de ontwikkeling van kinderen in een kindercentrum en het zich prettig en op hun gemak voelen. Die invloed van de pedagogisch medewerkster is om verschillende redenen heel groot. Op de eerste plaats hebben jonge kinderen in een kindercentrum veel meer contact met de pedagogisch medewerksters dan met hun leeftijdsgenootjes. Bovendien is dat contact ook anders van aard. Door hun grotere kennis en hun sociale vaardigheden, zijn pedagogisch medewerksters veel beter in staat om kinderen veiligheid te bieden en hen in hun ontwikkeling te stimuleren. Een derde reden is dat de pedagogisch medewerkster ook een grote rol speelt in het bepalen van de kwaliteit van de omgang met de materiële omgeving en die met de andere kinderen. Zo begeleidt de pedagogisch medewerkster bijvoorbeeld kinderen bij het uitkiezen van een activiteit, bijvoorbeeld buitenspelen of knutselen, of een spelletje. En begeleidt ze ook kinderen die samen spelen of helpt ze bij het oplossen van een ruzie. 4 BOinK 2008 ‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’ Vaardigheden van pedagogisch medewerksters Uit wat hiervoor is beschreven kan de conclusie worden getrokken dat de kwaliteit van kinderopvang afhangt van heel veel verschillende factoren, die elkaar ook weer onderling beïnvloeden. Maar door het contact van de pedagogisch medewerkster met de kinderen én door de invloed die zij heeft op het contact tussen de kinderen onderling bepaalt de pedagogisch medewerkster een groot deel van de ervaringen die kinderen in de kinderopvang opdoen. De vaardigheden van de pedagogisch medewerkster kunnen worden uitgesplitst in een aantal deelvaardigheden: ✦ Het bieden van emotionele steun Hiermee wordt bedoeld dat er sprake is van ‘warmte’ in contact met het kind en dat het kind de aanwezigheid van de pedagogisch medewerkster als ondersteunend voelt. Een voorbeeld hiervan is dat de pedagogisch medewerkster er oog voor heeft als een kind verdrietig is en het dan ook troost of afleidt door bijvoorbeeld samen iets leuks te doen, zodat het kind zich begrepen, geaccepteerd en veilig voelt. Want dat een kind zich veilig en vertrouwd voelt is heel belangrijk voor zijn of haar ontwikkeling. Dán gaan kinderen op ontdekkingstocht en proberen ze nieuwe dingen uit, omdat ze weten dat ze een veilige basis hebben. Als kinderen zich onveilig voelen dan zijn ze juist niet geïnteresseerd in wat er om hen heen gebeurt en kunnen ze niet ontspannen met andere kinderen omgaan, wat hun ontwikkeling in de weg staat. ✦ Respect voor autonomie Het is belangrijk dat kinderen de kans krijgen om zelf dingen te doen en uit te proberen. Dit betekent dat de pedagogisch medewerkster respect heeft voor de zelfstandigheid van een kind en een kind de kans en de tijd geeft om iets zelfstandig te doen. Als een kind zich na het middagslaapje bijvoorbeeld wel zelf kan aankleden, maar de pedagogisch medewerkster neemt dat van hem of haar over omdat ze het anders te lang vindt duren (want ze heeft het druk), dan heeft ze daarmee geen respect voor de zelfstandigheid van het kind. Of wanneer een pedagogisch medewerkster een knutselwerkje van een kind overneemt en zelf gaat afmaken omdat ze vindt dat het anders niet mooi genoeg is. Terwijl het zelf aankleden of zelf iets in elkaar knutselen een hele grote bijdrage kan leveren aan het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid van een kind. Zo leren kinderen zelfstandig problemen op te lossen en ideeën te bedenken hoe je iets kan doen. ✦ Structuur bieden en grenzen stellen Hierbij draait het erom dat de pedagogisch medewerkster aan de kinderen duidelijk kan maken wat er van hen verwacht wordt, maar ook wat er juist niet mag of kan. De pedagogisch medewerkster kan er voor zorgen dat activiteiten en bepaalde situaties, zoals bijvoorbeeld het eten, gestructureerd verlopen zodat de kinderen ook kunnen overzien wat er allemaal gebeurt. Het stellen van grenzen is niet gewoon het tegenovergestelde van respect voor autonomie voor het kind (zoals hierboven beschreven); ook zeggen dat iets niet mag kan op een respectvolle manier gebeuren. Bijvoorbeeld als een kind een ander kind slaat, of speelgoed afpakt. Op die manier weten de kinderen wél waar ze aan toe zijn, maar tast het hun zelfvertrouwen niet aan als de pedagogisch medewerkster ze bijvoorbeeld waarschuwt. Het structuur bieden kan bijvoorbeeld ook vorm krijgen in een vast dagprogramma. Op die manier weet een kind ook waar hij of zij aan toe is en wat wel en niet kan. 5 ‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’ ✦ Praten en uitleg geven ✦ Begeleiden van interacties tussen de kinderen Bij praten en uitleg geven draait het om het mondelinge contact wat de pedagogisch medewerkster heeft met de kinderen. Het gaat er dan niet alleen om hoe vaak dat contact er is, maar ook wat de inhoud en de vorm ervan is. In hun eerste levensjaren ontwikkelen kinderen immers in een hoog tempo hun taal en dat gebeurt vooral in contact met volwassenen. Daarom is het erg belangrijk dat de pedagogisch medewerksters taal bewust gebruiken in hun contact met de kinderen. En dat draagt ook weer bij aan de verstandelijke ontwikkeling van kinderen. Een voorbeeld bij deze vaardigheid is dat een pedagogisch medewerkster tijdens het verschonen van een luier niet alleen de luier verschoont, maar ondertussen ook praat met het kind en vertelt wat ze aan het doen is. Ook tijdens het samen spelen met de kinderen vertellen hoe voorwerpen heten, voorlezen en samen liedjes zingen zijn goede voorbeelden. Op die manier leren kinderen spelenderwijs steeds meer nieuwe woordjes. Dit stimuleert de taal en is een goede voorbereiding op de basisschool. ✦ Stimuleren van de ontwikkeling Het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen heeft vooral te maken met de persoonlijke ‘competenties’ van kinderen; hoe bekwaam ze zijn in bepaalde vaardigheden. Natuurlijk gebeurt dat stimuleren op heel verschillende manieren, bijvoorbeeld zoals bij de hierboven beschreven voorbeelden, maar een pedagogisch medewerkster kan ook nog ‘extra’ dingen doen om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren. Dat kan bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat er steeds verschillend spelmateriaal is op de groep en daarvoor de aandacht van de kinderen te trekken zodat ze iets nieuws leren kennen. Of samen bewegingsspelletjes doen om de ontwikkeling van de motoriek te bevorderen. Het is dan wel belangrijk dat de activiteiten goed passen bij de leeftijd en de ontwikkelingsfase van het kind. BOinK 2008 Een pedagogisch medewerkster in een groep heeft natuurlijk ook te maken met hoe de kinderen onderling met elkaar omgaan. Vriendjes en vriendinnetjes zijn belangrijk voor kinderen omdat ze veel leren en plezier beleven in het contact met andere kinderen, maar soms kunnen die ervaringen ook negatief zijn en ook dát heeft weer invloed op de ontwikkeling van kinderen. Het is namelijk belangrijk dat de pedagogisch medewerkster de kinderen daarin begeleidt en kijkt naar de behoeften van ieder individueel kind. Want sommige kinderen moeten leren om samen te spelen en samen te delen. Terwijl andere kinderen meer gestimuleerd moeten worden om voor zichzelf op te komen. Zeker voor een kind dat niet vaak met andere kinderen omgaat, kan dat wel even wennen zijn. De pedagogisch medewerkster kan helpen met oplossen wanneer er conflicten zijn tussen kinderen, maar ook kinderen een complimentje geven wanneer ze goed samen spelen en samen delen. Medezeggenschap Ouders hebben zowel individueel als collectief, via de oudercommissie, inspraak, óók op het gebied van pedagogische kwaliteit en proceskwaliteit. Hieronder wordt een toelichting gegeven op welke punten die medezeggenschap vorm kan krijgen. Invloed van individuele ouders op pedagogische kwaliteit Als individuele ouder kunt u ook invloed uitoefenen op de kwaliteit van het zorgen opvoedingsproces in een kindercentrum. Zo hebben ouders invloed via de omgang dat zij zelf met hun kind hebben. Kinderen nemen deze omgangsvormen maar ook normen en waarden over in hun eigen gedrag en nemen dit dus ook mee naar de kinderopvang, waar zij de omgang met pedagogisch medewerksters, leeftijdsgenoten en de materiële omgeving bepalen. Op die manier hebben ouders, via hun kind, indirect invloed. De kwaliteit van de opvang wordt ook beïnvloed door twee soorten contact die ouders met het kindercentrum hebben. ✦ Informatieuitwisseling In het eerste soort contact – meestal met de pedagogisch medewerkster – wordt informatie uitgewisseld over het wel en wee van het kind. Vaak is dit dagelijks wanneer uw kind gehaald en gebracht wordt. Om goed te begrijpen wat er in een kind omgaat en daar goed op te kunnen reageren, moet een pedagogisch medewerkster een kind goed kennen. Dat betekent niet alleen dat een pedagogisch medewerkster in het kindercentrum zoveel mogelijk met vaste kinderen zou moeten werken, maar óók op de hoogte moet zijn van ervaringen die de kinderen op andere plekken, zoals thuis (en bij BSOkinderen; op school) opdoen. Wanneer een pedagogisch medewerkster bijvoorbeeld weet dat een kind thuis slecht geslapen heeft of ergens van is geschrokken zal zij de signalen van dat kind beter begrijpen en er beter op kunnen reageren. Hierdoor voelt het kind zich begrepen en veilig. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor ouders; ook zij zullen hun kind beter begrijpen en beter kunnen reageren wanneer zij op de hoogte zijn van dingen die het kind op het kinderkindercentrum heeft meegemaakt. Onderzoek in binnen- en buitenland heeft inderdaad aangetoond 6 ‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’ dat het regelmatig uitwisselen van informatie tussen de ouders en de pedagogisch medewerksters een positieve invloed heeft op het contact en op het zich prettig voelen van kinderen in de kinderopvang. En dat komt alle partijen ten goede. ✦ ‘Pedagogisch beleid’ van ouders Het tweede soort contact tussen ouders en kindercentrum dat de proceskwaliteit van de kinderopvang kan beïnvloeden, heeft te maken met de communicatie over het pedagogische beleid, regels die gelden in de opvang en over andere zaken die te maken hebben met het verzorgings- en opvoedingsproces in het kindercentrum. Ook ouders hebben een eigen ‘pedagogisch beleid’ met ideeën over hoe kinderen zich zouden moeten ontwikkelen, over wat goed is voor hen en hoe er met kinderen moet worden omgegaan. Voor zowel ouders als kinderen is het belangrijk en prettig dat er op het kindercentrum en in de situatie thuis enige mate van overeenkomst is over opvoedingsideeën (voor zover praktisch mogelijk en haalbaar). Dat zorgt namelijk voor een gelijkende aanpak op beide plekken. Hierdoor voelen kinderen zich op beide plekken veilig en dit komt hun ontwikkeling ten goede. Het is daarom belangrijk dat ouders zich bij het kiezen van een kindercentrum goed kunnen informeren over het pedagogisch beleid in het centrum en dat zij, wanneer hun kind het kindercentrum eenmaal bezoekt, ook de kans krijgen om het beleid ter discussie te stellen en indien nodig te beïnvloeden. Voorwaarden hiervoor zijn dat het pedagogisch beleidsplan beschikbaar en makkelijk toegankelijk is voor ouders (het staat bijvoorbeeld op de website). Daarnaast moet er ook sprake zijn van een ouderbeleid waarin recht op inspraak van ouders is vastgelegd en waarin is aangegeven hoe die inspraak is geregeld. Dit is ook wettelijk vastgelegd; ieder kindercentrum is verplicht om een oudercommissie te hebben. En die oudercommissie heeft adviesrecht en medezeggenBOinK 2008 schap over een aantal dingen die in het kindercentrum gebeuren, waaronder ook het pedagogisch beleid. Individuele ouders kunnen hun klachten en vragen over het bestaande pedagogische beleid of de uitvoering daarvan, bij de betreffende pedagogisch medewerkster, leidinggevende maar ook bij de oudercommissie neerleggen. De oudercommissie heeft immers invloed op onder andere het pedagogische beleid (zie ook de volgende paragraaf). De signalen van individuele ouders kunnen voor de oudercommissie namelijk een reden zijn om bepaalde zaken aan te kaarten bij de ondernemer. Het inzetten van adviesrecht op het gebied van pedagogisch beleid De Wet Kinderopvang schrijft voor dat ieder kindercentrum een oudercommissie moet hebben. De oudercommissie bestaat uit ouders of verzorgers van kinderen die in het kindercentrum worden opgevangen. De Wet Kinderopvang bepaalt dat de oudercommissie adviesrecht heeft op belangrijke kwaliteitsaspecten, deze zijn in de Wet vastgelegd. Een oudercommissie heeft adviesrecht op de volgende onderwerpen, waarbij de dikgedrukte onderwerpen een duidelijke link hebben met proceskwaliteit; 1. Uitvoering van het kwaliteitsbeleid (leidsterkind-ratio, groepsgrootte, opleiding) 2. Beleid op gebied van voeding, opvoeding, veiligheid, gezondheid of hygiëne 3. Openingstijden 4. Beleid m.b.t. spel- en ontwikkelingsactiviteiten 5. Klachtenregeling en aanwijzen leden klachtencommissie 6. Wijziging van de prijs van kinderopvang 7. Uitvoering risico inventarisatie veiligheid 8. Informatieverstrekking ondernemers aan ouders over het kwaliteitsbeleid De dikgedrukte onderwerpen zijn zaken die in het pedagogisch beleid beschreven dienen te zijn. Elke kinderopvanginstelling moet, volgens de Wet Kinderopvang, een pedagogisch beleidsplan hebben. Het beleidsplan moet antwoord geven op drie vragen; Wat doen we met de kinderen? Hoe doen we dat? Waarom doen we dat zo? Pedagogisch beleid omvat onder meer de pedagogische visie die in de instelling het uitgangspunt vormt bij de verzorging en opvoeding van de kinderen. Zo’n beleidsplan kan richting en houvast geven aan de pedagogisch medewerksters bij hun omgang met de kinderen; het kan de onderlinge afstemming van het gedrag tussen de verschillende pedagogisch medewerksters ten opzichte van de kinderen bevorderen; het kan bijdragen aan de communicatie tussen kindercentrum en ouders en zo bijdragen aan de opvoeding en ontwikkeling van de kinderen, waarbij afstemming tussen thuis en de opvang van groot belang is. praktische aanknopingspunten over hoe met kinderen wordt omgegaan. Staat er bijvoorbeeld in het algemene pedagogisch beleid dat de kinderopvangorganisatie waarde hecht aan een duidelijke structuur op een dag, dan kan in het pedagogisch werkplan beschreven staan welke dagindeling wordt gehanteerd en hoe kinderen en ouders daarvan op de hoogte worden gebracht. In ieder geval moet het beleidsplan uitgewerkt worden voor de verschillende soorten kinderopvang die de ondernemer aanbiedt. De pedagogisch medewerksters die bij het kindercentrum werken moeten op de hoogte zijn van de inhoud van het vastgestelde pedagogisch beleidsplan en moeten hier in de praktijk ook naar handelen. Het ligt voor de hand dat het pedagogische beleid een ‘vertaling’ krijgt per vestiging. Vaak wordt er per vestiging een pedagogisch werkplan gemaakt waarin de praktische invulling wordt gegeven van het meer algemene beleidsplan. Een goed pedagogisch werkplan biedt voor zowel pedagogisch medewerksters als ouders Gevraagd en ongevraagd advies De Wet Kinderopvang schrijft voor dat de ondernemer de oudercommissie vraagt om advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot het pedagogisch beleid. Zodra een ondernemer dus bijvoorbeeld de leeftijdsopbouw van de groepen van horizontaal naar verticaal wil veranderen, moet de ondernemer eerst advies vragen aan de betreffende oudercommissie. De oudercommissie kan bij het geven van advies eerst informatie inwinnen (bij BOinK, een pedagogische instelling etc.) en desgewenst de mening van de andere ouders peilen. Een ondernemer mag niet zomaar van een advies van de oudercommissie afwijken; dat moet schriftelijk en gemotiveerd gebeuren. De ondernemer dient aan te tonen dat het advies van de oudercommissie zich tegen het belang van de kinderopvang verzet. Een oudercommissie kan de ondernemer ook ongevraagd adviseren. In het geval de oudercommissie bijvoorbeeld (al dan niet op signaal van andere ouders) merkt dat pedagogisch medewerksters helemaal niet volgens het pedagogisch beleidsplan werken, kan de oudercommissie daarover bijvoorbeeld een ongevraagd advies geven. Dat advies kan zijn om het beleidsplan (verder) uit te werken naar een pedagogisch werkplan. Dit pedagogische werk- 7 BOinK 2008 Een pedagogisch beleidsplan beschrijft ten minste (de visie op) (Beleidsregels Kwaliteit, Artikel 2): a. de manier waarop emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd; b. de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke en sociale competentie; c. de manier waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt; d. de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de stamgroepen; e. de (spel)activiteiten die kinderen buiten de stamgroep kunnen verrichten; f. de manier waarop beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen. ‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’ plan dient daarna (of tijdens het schrijven) onder de aandacht van alle pedagogisch medewerksters te komen. Ook invalkrachten moeten weten met welke pedagogische visie er gewerkt wordt. Via haar adviesrecht heeft de oudercommissie dus ook invloed op het pedagogisch beleid en daarmee op de pedagogische kwaliteit in het kindercentrum. Tot slot Het doel van deze brochure is om inzicht en ideeën te geven aan oudercommissies om bij hun kindercentrum meer gericht te letten op pedagogische kwaliteit. ‘Proceskwaliteit in de dagelijkse praktijk’ is erg moeilijk te observeren en in te schatten, het adviseren erover is ook niet altijd even makkelijk. Het adviesrecht van oudercommissies betreft namelijk vooral beleidsaangelegenheden. Vaak is er een vertaalslag nodig vanuit situaties uit de praktijk naar het beleid om daar via het adviesrecht toch invloed op uit te kunnen oefenen. Een voorbeeld: een kindercentrum maakt veel gebruik van invalkrachten. Als oudercommissie heb je echter geen adviesrecht op het personeelsbeleid. De vele wisselingen van pedagogisch medewerksters op de groepen heeft echter voor de kinderen het effect dat zij niet in staat worden gesteld een goede hechting met hun verzorgers aan te gaan. De continuïteit die nodig is voor de kinderen om in een emotioneel veilige omgeving te verkeren, is in het geding. Een oudercommissie kan in een dergelijk geval het pedagogisch beleidsplan er eens op naslaan om te lezen hoe de organisatie de emotionele veiligheid waarborgt. Grote kans dat daar vermeld staat dat er met vaste, sensitieve pedagogisch medewerksters wordt gewerkt. Over de juiste uitvoering van het pedagogisch beleid kan de oudercommissie dan een advies geven. Indien het niet beschreven staat, kan de oudercommissie een advies geven om dit punt in het pedagogisch beleid aan te passen. Tot slot vindt u in deze brochure enkele praktische tips en handvatten voor ouders en oudercommissies. Tips voor individuele ouders Waarop kunnen ouders letten als het om proceskwaliteit gaat en hoe kan dit onderwerp worden aangekaart bij de pedagogisch medewerksters en /of bij leidinggevenden? Hieronder vindt u een aantal tips en aanknopingspunten waar u op kunt letten als het om pedagogische kwaliteit gaat. Handig als u een (nieuw) kindercentrum zoekt of indien u de pedagogische kwaliteit van uw huidige kindercentrum wilt beoordelen. We willen zeker niet de volledigheid van deze aanknopingspunten suggereren, maar wellicht kunnen deze vragen en aandachtspunten u wel op weg helpen. Aandachtspunten waar u op kunt letten: ✦ Heeft het kindercentrum een pedagogisch beleid? En een pedagogisch werkplan? Kan een willekeurige pedagogisch medewerkster duidelijk maken hoe er over verzorging en opvoeding wordt gedacht en hoe zij dat in de praktijk uitvoert? ✦ Is er voldoende afwisselend spelmateriaal in de groep? Zijn er boekjes en puzzels voor de verschillende leeftijdsgroepen? Zijn er karretjes, loopwagens, glijbaantjes, keukenhoek, een poppenhoek? ✦ Uw pluis/ niet-pluis gevoel over de ✦ ✦ ✦ ✦ 8 kwaliteit van een kindercentrum zegt vaak al heel veel, luister naar dat gevoel en onderzoek of dit ook daadwerkelijk klopt. Als er iets inderdaad niet in orde blijkt te zijn, onderneem dan actie. Hoe wordt u ontvangen? Belangrijker nog als het gaat om proceskwaliteit: hoe stelt de pedagogisch medewerkster zich op in contact met uw kind? Heet de pedagogisch medewerkster uw kind welkom? Buigt zij door haar knieën om zo op dezelfde hoogte als uw kind te komen? Stelt hij of zij uw kind gerust indien nodig? Is er voldoende leiding op de groep? Hoeveel gediplomeerde pedagogisch medewerksters zijn er? Hoe vaak wordt gebruik gemaakt van invalleidsters? Deze zaken kunnen van invloed zijn op het gevoel van veiligheid en vertrouwen voor u en uw kind. Hoe wordt het contact tussen ouders en leiding vormgegeven? Houden ze een schriftje of logboek bij voor uw kind, knopen ze dagelijks een gesprekje aan? Is er niet alleen aandacht voor het aantal gegeten boterhammen maar bijvoorbeeld ook voor nieuwe dingen die uw kind geleerd heeft of voor dingen die nog moeilijk zijn? Hoe verloopt het halen en brengen van het kind ‘s ochtends en ‘s middags? Wordt daar aandacht aan besteed? Is er op die momenten ook voldoende gelegenheid om informatie over uw kind uit te wisselen? Wordt u door de pedagogisch medewerkster hiertoe uitgenodigd? U kunt ook zelf vragen stellen over zaken die gerelateerd zijn aan proceskwaliteit: ‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’ BOinK 2008 ✦ Hoe gaat de pedagogisch medewerkster om met de zelfstandigheid van de kinderen? (respect voor de autonomie van kinderen) ✦ Hoe gaat de pedagogisch medewerkster om met een kind dat grenzen aan het ontdekken is? Op welke manier verbieden pedagogisch medewerksters bepaalde dingen aan kinderen of hoe grijpen zij in wanneer een kind iets doet wat niet mag? (Structuur bieden en grenzen stellen) ✦ Welke activiteiten worden er met uw kind ondernomen? Zijn deze passend bij de leeftijd van uw kind? (stimuleren van ontwikkeling) ✦ Hoe gaat de pedagogisch medewerkster om met uw kind als het verdriet heeft, bijvoorbeeld bij het weggaan van de ouders. (sensitieve responsiviteit) Deze vragen kunt u stellen aan de pedagogisch medewerkster die op de groep van uw kind werkt. Het is belangrijk om over dergelijke zaken te praten met als doel dat ouder en medewerkster hun opvoeding op elkaar kunnen afstemmen. Maak dit doel ook van te voren kenbaar aan de pedagogisch medewerkster, anders voelt zij zich misschien gecontroleerd. Ook een pedagogisch medewerkster zal ongetwijfeld het belang ervan inzien dat jullie partners in de opvoeding zijn en dat het uitwisselen van informatie over een kind van wederzijds belang is. Tips voor oudercommissies Hoe maken oudercommissies op een goede manier gebruik van hun adviesrechten op het gebied van pedagogische kwaliteit? Oudercommissies hebben adviesrecht op het pedagogisch beleid van een organisatie. BOinK adviseert oudercommissies om in eerste instantie te letten op de structurele kenmerken van pedagogische kwaliteit omdat deze kenmerken de voorwaarden vormen voor proceskwaliteit. Daartoe kan de oudercommissie eerst de invullingen van deze structurele kenmerken (zoals maximale groepsgrootte, leidsterkind-ratio etc.) zoals die in het pedagogisch beleid staan, vergelijken met de kwaliteitseisen die vastliggen in de Wet Kinderopvang en de Beleidsregels Kwaliteit. Kort gezegd: voldoet de organisatie op papier aan de minimale landelijke eisen? Voor een oudercommissie is dit makkelijk na te gaan door het meest recente GGD-inspectierapport op te vragen. oudercommissie kan de manager van het kindercentrum vragen hoe pedagogisch medewerksters de kans krijgen deze interactievaardigheden te verbeteren. Een zeer goede manier is pedagogisch medewerksters een Video Interactie Begeleiding (VIB) training te laten volgen. Pedagogisch medewerksters krijgen zo de kans om vanuit een ander perspectief (de camera) hun pedagogisch handelen te volgen, dat levert altijd nieuwe inzichten op! Bijscholingsbeleid van een organisatie is geen adviesrechtonderwerp dus een oudercommissie kan een ondernemer op dit gebied tot niets ‘dwingen’ maar ze is natuurlijk vrij in het geven van tips en ongevraagde adviezen. ✦ Komt het beleid overeen met de praktijk? De oudercommissieleden kunnen hiertoe allemaal eens op hun eigen groep de kinderen aan het begin en einde van de dag tellen, de beste resultaten zijn te behalen als u uw kind wat vroeger dan normaal op gaat halen (of later brengen). Ook kunt u de pedagogisch medewerkster vragen naar het aantal kinderen en medewerksters van die dag. En hoe lang staan zij alleen op de groep? Hoe wordt er omgegaan met de zogenaamde ‘3-uren regeling’ en met opendeurenbeleid? ✦ Stapje verder: is het pedagogisch beleid vertaald in een pedagogisch werkplan? Zijn de pedagogisch medewerksters hiervan goed op de hoogte en handelen zij naar dit plan? ✦ Hoe denken andere ouders over de proceskwaliteit (hoe wordt er met hun kinderen omgegaan)? Hiertoe kan de oudercommissie bijvoorbeeld een vragenlijst aan alle ouders sturen. ✦ Zodra de oudercommissie dingen opmerkt die zij anders zou willen zien, kan de oudercommissie een ongevraagd advies uitbrengen. Een groot deel van de proceskwaliteit hangt af van de interactievaardigheden van de pedagogisch medewerksters. De 9 ‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’ BOinK 2008 Meer informatie Voor meer informatie over medezeggenschap en adviesrecht van oudercommissies: OUDERS EN MEDEZEGGENSCHAP; HOE ZIT DAT? Een basisreader voor (startende) oudercommissies die invulling willen geven aan hun adviesrechten uit de Wet kinderopvang. In deze reader vindt u alle informatie en de documenten die een oudercommissie nodig heeft om haar taak uit te voeren. Theorie over wet en regelgeving, het budget en de adviesrechten van een oudercommissie en over het communiceren met de achterban. Instrumenten als het modelreglement oudercommissie, model werkplan en een model jaarverslag. De belangrijkst kwaliteitseisen uit de Wet Kinderopvang, Beleidsregels & het Convenant Kwaliteit Kinderopvang: CHECKLIST KWALITEIT De belangrijkste onderwerpen uit de Wet en de Beleidsregels komen in de Checklist Kwaliteit aan de orde. Bij elk onderwerp worden een aantal vragen gesteld die door ouders en oudercommissies gebruikt kunnen worden als richtlijn om te ‘checken’ hoe het met dit kinderopvangaspect binnen een kindercentrum is gesteld. Over groepsindeling en opendeurenbeleid in kinderdagverblijven & buitenschoolse opvang WELKOM IN DE GROEP; HANDVATTEN VOOR OUDERS EN OUDERCOMMISSIES Ouders moeten vaak beslissen en meepraten over allerlei zaken, waarmee ze weinig ervaring hebben. Zij moeten bijvoorbeeld aangeven in welke groep zij hun kind willen plaatsen, maar zij weten niet wat de voor- en nadelen van zo’n beslissing zijn. Ook gebeurt het wel dat hun kindercentrum aankondigt dat zij de indeling van de groepen wil veranderen. De oudercommissie wil hierover een advies geven. Voor dergelijke situaties is deze brochure als handvat te gebruiken. Ook voor kindercentra is het prettig dat ouders deze basiskennis hebben, zodat zij beter overleg kunnen voeren met de ouders. De brochure geeft ook informatie over het spelen buiten de eigen groepsruimte; het zogenaamde opendeurenbeleid. De wijze waarop het opendeurenbeleid wordt uitgevoerd, is afhankelijk van de soort groepen. In grote groepen zullen kinderen minder behoefte hebben aan open deuren dan in kleine groepen. Daarom wordt in deze brochure zowel aan de groepsindeling als het opendeurenbeleid aandacht besteed. Beslissingen over opendeurenbeleid behoren tot het pedagogisch beleid en de oudercommissie moet bij deze beslissingen betrokken zijn. Deze brochure is door BOinK en het Nederlands Jeugdinstituut/NJi ontwikkeld. Deze brochures zijn te bestellen via www.boink.info 10 ‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’ BOinK 2008 Bronnen Van IJzendoorn, R., Tavecchio, L., & Riksen-Walraven, M. (2004) De Kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Dees, A. (2007) BOinK over proceskwaliteit & medezeggenschap; een cursusmodule voor oudercommissies. Utrecht; BOinK. Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang Tekst: Renske Groener en Nienke Willering Vormgeving: Joseph Plateau Grafisch ontwerpers, Amsterdam BOinK Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang & Peuterspeelzalen Maliebaan 80, 3581 CW Utrecht, t 030 - 2317 914 , f 030 - 240 0827 , [email protected] , www.boink.info © BOinK 2008
© Copyright 2024 ExpyDoc