Download hier

N
E
R
E
S
I
V
D
‘A
R
E
V
O
E
H
C
S
I
G
O
G
A
D
E
P
’
T
I
E
T
I
L
A
KW
Een brochure over proceskwaliteit
voor ouders en oudercommissies
BOinK
Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang en Peuterspeelzalen
Inhoud
Inleiding
Wat is proceskwaliteit?
•
•
•
4
Structuurkenmerken versus proceskenmerken
Interactie met de omgeving
Vaardigheden van pedagogisch medewerksters
Medezeggenschap
•
•
•
•
3
6
Invloed van individuele ouders op pedagogische kwaliteit
Het inzetten van adviesrecht op het gebied van pedagogisch beleid
Gevraagd en ongevraagd advies
Tot slot
Tips voor individuele ouders
Tips voor oudercommissies
Meer informatie
Bronnen
8
9
10
11
Inleiding
De explosieve toename van het gebruik van kinderopvang in de
afgelopen jaren heeft geleid tot discussies over de kwaliteit van
de kinderopvang. Ook in Nederland wordt, net als in de landen
om ons heen, kinderopvang niet meer alleen beschouwd als het
zorgen voor kinderen, maar ook als een omgeving waar educatie
en pedagogiek een belangrijke rol speelt. In de kinderopvang zijn
de pedagogische medewerksters de belangrijkste ‘andere’ (dan
de ouders) opvoeders. Kinderopvang is dan ook langzamerhand
uitgegroeid tot veel meer dan een plek waar kinderen ‘opgevangen’ worden. Het gaat immers vaak om meerdere dagen per week
en om meerdere jaren lang. Kinderopvang is dus een nieuwe
opvoedingsomgeving voor kinderen, een plek náást het gezin en
eventueel de school. In die opvoedingsomgeving speelt pedagogische kwaliteit een belangrijke rol.
In het kader van deze ontwikkeling brengt BOinK deze brochure
uit, die tot doel heeft u meer inzicht te geven in ‘proceskwaliteit’,
de pedagogische kwaliteit, en u handvatten wil geven om uw
adviesrecht in te zetten om de kwaliteit van de kinderopvang te
verbeteren.
Zo besteden we in deze brochure aandacht aan de vraag wat
ouder(commissie)s kunnen doen om de professionaliteit en de
kwaliteit in de kinderopvang te verbeteren. BOinK wil graag
samen met ouders een extra kwaliteitsimpuls geven aan de kinderopvang. Met als doel optimale zorg en aandacht, die aansluit
bij de individuele ontwikkeling van ieder kind.
NB: in verband met de leesbaarheid spreken wij in de tekst over pedagogisch medewerkster maar hiervoor kan uiteraard ook pedagogisch medewerker gelezen worden.
3
‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’
BOinK 2008
Wat is proceskwaliteit?
Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van de kinderopvang
bepaalt welk effect de kinderopvang heeft op de ontwikkeling
en het welbevinden van uw kind. Opvang van hoge kwaliteit
heeft dan ook een positief effect. Bij opvang van (jonge) kinderen
is die kwaliteit van groot belang.
Het begrip proceskwaliteit kan worden
omschreven als:
‘de kwaliteit van de ervaringen die kinderen daar opdoen in hun interacties met de
sociale omgeving (bijvoorbeeld contact
met leeftijdsgenootjes) en de materiële
omgeving (bijvoorbeeld de inrichting van
de groepsruimte en hoe de groepsruimte
gebruikt wordt)’.
Bij proceskwaliteit gaat het dus om het
zorg- en opvoedingsproces en ervaringen
van kinderen in de kinderopvang. De
wetenschap probeert proceskwaliteit
meetbaar te maken. Bij kinderen wordt dit
gedaan door middel van het in kaart brengen van het welbevinden (het zich prettig
voelen) van kinderen en hun betrokkenheid bij spel. Bij pedagogisch medewerksters is proceskwaliteit af te leiden uit hun
interactievaardigheden (vaardigheden om
snel in te kunnen springen in het contact
met kinderen).
Interactie met de omgeving
Wanneer kinderen in contact komen
(interactie) met hun omgeving, doen ze
kennis op en leren ze verschillende vaardigheden. Zo bevordert bewegen en spelen de grove motoriek van kinderen. Het
gebruik van allerlei materialen en verschillende soorten spel (bijvoorbeeld constructief spel zoals knutselen, bouwen
met blokken, of fantasiespel; spelen in de
poppenhoek) kan de fijne motoriek, de
creativiteit en de verstandelijke ontwikkeling bevorderen. Bewegen en spelen
kan een kind alleen doen, maar ook samen
met andere kinderen. In dat contact met
leeftijdgenootjes kunnen kinderen naast
hun persoonlijke ook hun sociale vaardigheden en kennis ontwikkelen. Zo leren ze
bijvoorbeeld samen delen, zeggen als je
iets niet leuk vind, of vragen aan een ander
kind of je mee mag spelen.
Structuurkenmerken versus
proceskenmerken
In de kinderopvang worden zogenaamde
‘structurele maten’ voor de kwaliteit van
de kinderopvang gebruikt, de structuurkenmerken. Hierbij kun je bijvoorbeeld
denken aan het aantal vierkante meters
binnen- en buitenruimte, veiligheid,
hygiëne, groepsgrootte, de leidster-kind
ratio (het aantal kinderen in verhouding
tot het aantal pedagogisch medewerksters binnen een groep), opleidingsniveau
van de pedagogisch medewerksters,
pedagogisch beleid, inrichting, het spelmateriaal enzovoort.
Bij proceskenmerken staan niet meer de
vierkante meters en de cijfers als maten
voor kwaliteit centraal, maar de ervaringen van de kinderen; wat ervaren kinderen
dagelijks op het kindercentrum? En is de
pedagogisch medewerkster sensitief
(gevoelig en attent) genoeg in de omgang
met de kinderen? Worden de kinderen
genoeg gestimuleerd in hun ontwikkeling?
De interacties met de pedagogisch medewerksters zijn het meest bepalend voor de
ontwikkeling van kinderen in een kindercentrum en het zich prettig en op hun
gemak voelen. Die invloed van de pedagogisch medewerkster is om verschillende
redenen heel groot. Op de eerste plaats
hebben jonge kinderen in een kindercentrum veel meer contact met de pedagogisch medewerksters dan met hun leeftijdsgenootjes. Bovendien is dat contact
ook anders van aard. Door hun grotere
kennis en hun sociale vaardigheden, zijn
pedagogisch medewerksters veel beter in
staat om kinderen veiligheid te bieden en
hen in hun ontwikkeling te stimuleren.
Een derde reden is dat de pedagogisch
medewerkster ook een grote rol speelt in
het bepalen van de kwaliteit van de
omgang met de materiële omgeving en
die met de andere kinderen. Zo begeleidt
de pedagogisch medewerkster bijvoorbeeld kinderen bij het uitkiezen van een
activiteit, bijvoorbeeld buitenspelen of
knutselen, of een spelletje. En begeleidt
ze ook kinderen die samen spelen of helpt
ze bij het oplossen van een ruzie.
4
BOinK 2008
‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’
Vaardigheden van pedagogisch
medewerksters
Uit wat hiervoor is beschreven kan de conclusie worden getrokken dat de kwaliteit
van kinderopvang afhangt van heel veel
verschillende factoren, die elkaar ook
weer onderling beïnvloeden. Maar door
het contact van de pedagogisch medewerkster met de kinderen én door de
invloed die zij heeft op het contact tussen
de kinderen onderling bepaalt de pedagogisch medewerkster een groot deel van de
ervaringen die kinderen in de kinderopvang opdoen.
De vaardigheden van de pedagogisch
medewerkster kunnen worden uitgesplitst in een aantal deelvaardigheden:
✦ Het bieden van emotionele steun
Hiermee wordt bedoeld dat er sprake is
van ‘warmte’ in contact met het kind en
dat het kind de aanwezigheid van de
pedagogisch medewerkster als ondersteunend voelt. Een voorbeeld hiervan is
dat de pedagogisch medewerkster er oog
voor heeft als een kind verdrietig is en het
dan ook troost of afleidt door bijvoorbeeld samen iets leuks te doen, zodat het
kind zich begrepen, geaccepteerd en veilig voelt. Want dat een kind zich veilig en
vertrouwd voelt is heel belangrijk voor zijn
of haar ontwikkeling. Dán gaan kinderen
op ontdekkingstocht en proberen ze nieuwe dingen uit, omdat ze weten dat ze een
veilige basis hebben. Als kinderen zich
onveilig voelen dan zijn ze juist niet geïnteresseerd in wat er om hen heen gebeurt
en kunnen ze niet ontspannen met andere
kinderen omgaan, wat hun ontwikkeling
in de weg staat.
✦ Respect voor autonomie
Het is belangrijk dat kinderen de kans krijgen om zelf dingen te doen en uit te proberen. Dit betekent dat de pedagogisch
medewerkster respect heeft voor de zelfstandigheid van een kind en een kind de
kans en de tijd geeft om iets zelfstandig te
doen. Als een kind zich na het middagslaapje bijvoorbeeld wel zelf kan aankleden, maar de pedagogisch medewerkster
neemt dat van hem of haar over omdat ze
het anders te lang vindt duren (want ze
heeft het druk), dan heeft ze daarmee
geen respect voor de zelfstandigheid van
het kind. Of wanneer een pedagogisch
medewerkster een knutselwerkje van een
kind overneemt en zelf gaat afmaken
omdat ze vindt dat het anders niet mooi
genoeg is. Terwijl het zelf aankleden of
zelf iets in elkaar knutselen een hele grote
bijdrage kan leveren aan het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid van een kind.
Zo leren kinderen zelfstandig problemen
op te lossen en ideeën te bedenken hoe je
iets kan doen.
✦ Structuur bieden en grenzen stellen
Hierbij draait het erom dat de pedagogisch medewerkster aan de kinderen duidelijk kan maken wat er van hen verwacht
wordt, maar ook wat er juist niet mag of
kan. De pedagogisch medewerkster kan er
voor zorgen dat activiteiten en bepaalde
situaties, zoals bijvoorbeeld het eten,
gestructureerd verlopen zodat de kinderen ook kunnen overzien wat er allemaal
gebeurt. Het stellen van grenzen is niet
gewoon het tegenovergestelde van respect voor autonomie voor het kind (zoals
hierboven beschreven); ook zeggen dat
iets niet mag kan op een respectvolle
manier gebeuren. Bijvoorbeeld als een
kind een ander kind slaat, of speelgoed
afpakt. Op die manier weten de kinderen
wél waar ze aan toe zijn, maar tast het hun
zelfvertrouwen niet aan als de pedagogisch medewerkster ze bijvoorbeeld waarschuwt. Het structuur bieden kan bijvoorbeeld ook vorm krijgen in een vast
dagprogramma. Op die manier weet een
kind ook waar hij of zij aan toe is en wat
wel en niet kan.
5
‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’
✦ Praten en uitleg geven
✦ Begeleiden van interacties tussen de
kinderen
Bij praten en uitleg geven draait het om het
mondelinge contact wat de pedagogisch
medewerkster heeft met de kinderen. Het
gaat er dan niet alleen om hoe vaak dat
contact er is, maar ook wat de inhoud en de
vorm ervan is. In hun eerste levensjaren
ontwikkelen kinderen immers in een hoog
tempo hun taal en dat gebeurt vooral in
contact met volwassenen. Daarom is het
erg belangrijk dat de pedagogisch medewerksters taal bewust gebruiken in hun
contact met de kinderen. En dat draagt ook
weer bij aan de verstandelijke ontwikkeling van kinderen. Een voorbeeld bij deze
vaardigheid is dat een pedagogisch medewerkster tijdens het verschonen van een
luier niet alleen de luier verschoont, maar
ondertussen ook praat met het kind en vertelt wat ze aan het doen is. Ook tijdens het
samen spelen met de kinderen vertellen
hoe voorwerpen heten, voorlezen en
samen liedjes zingen zijn goede voorbeelden. Op die manier leren kinderen spelenderwijs steeds meer nieuwe woordjes. Dit
stimuleert de taal en is een goede voorbereiding op de basisschool.
✦ Stimuleren van de ontwikkeling
Het stimuleren van de ontwikkeling van
kinderen heeft vooral te maken met de
persoonlijke ‘competenties’ van kinderen;
hoe bekwaam ze zijn in bepaalde vaardigheden. Natuurlijk gebeurt dat stimuleren
op heel verschillende manieren, bijvoorbeeld zoals bij de hierboven beschreven
voorbeelden, maar een pedagogisch
medewerkster kan ook nog ‘extra’ dingen
doen om de ontwikkeling van kinderen te
stimuleren. Dat kan bijvoorbeeld door
ervoor te zorgen dat er steeds verschillend
spelmateriaal is op de groep en daarvoor
de aandacht van de kinderen te trekken
zodat ze iets nieuws leren kennen. Of
samen bewegingsspelletjes doen om de
ontwikkeling van de motoriek te bevorderen. Het is dan wel belangrijk dat de activiteiten goed passen bij de leeftijd en de
ontwikkelingsfase van het kind.
BOinK 2008
Een pedagogisch medewerkster in een
groep heeft natuurlijk ook te maken met
hoe de kinderen onderling met elkaar
omgaan. Vriendjes en vriendinnetjes zijn
belangrijk voor kinderen omdat ze veel
leren en plezier beleven in het contact met
andere kinderen, maar soms kunnen die
ervaringen ook negatief zijn en ook dát
heeft weer invloed op de ontwikkeling
van kinderen. Het is namelijk belangrijk
dat de pedagogisch medewerkster de
kinderen daarin begeleidt en kijkt naar de
behoeften van ieder individueel kind.
Want sommige kinderen moeten leren om
samen te spelen en samen te delen.
Terwijl andere kinderen meer gestimuleerd moeten worden om voor zichzelf op
te komen. Zeker voor een kind dat niet
vaak met andere kinderen omgaat, kan
dat wel even wennen zijn. De pedagogisch
medewerkster kan helpen met oplossen
wanneer er conflicten zijn tussen kinderen, maar ook kinderen een complimentje
geven wanneer ze goed samen spelen en
samen delen.
Medezeggenschap
Ouders hebben zowel individueel als collectief, via de oudercommissie, inspraak, óók op het gebied van pedagogische kwaliteit en
proceskwaliteit. Hieronder wordt een toelichting gegeven op
welke punten die medezeggenschap vorm kan krijgen.
Invloed van individuele ouders op
pedagogische kwaliteit
Als individuele ouder kunt u ook invloed
uitoefenen op de kwaliteit van het zorgen opvoedingsproces in een kindercentrum. Zo hebben ouders invloed via de
omgang dat zij zelf met hun kind hebben.
Kinderen nemen deze omgangsvormen
maar ook normen en waarden over in hun
eigen gedrag en nemen dit dus ook mee
naar de kinderopvang, waar zij de omgang
met pedagogisch medewerksters, leeftijdsgenoten en de materiële omgeving
bepalen. Op die manier hebben ouders,
via hun kind, indirect invloed.
De kwaliteit van de opvang wordt ook
beïnvloed door twee soorten contact die
ouders met het kindercentrum hebben.
✦ Informatieuitwisseling
In het eerste soort contact – meestal met
de pedagogisch medewerkster – wordt
informatie uitgewisseld over het wel en
wee van het kind. Vaak is dit dagelijks
wanneer uw kind gehaald en gebracht
wordt. Om goed te begrijpen wat er in een
kind omgaat en daar goed op te kunnen
reageren, moet een pedagogisch medewerkster een kind goed kennen. Dat betekent niet alleen dat een pedagogisch
medewerkster in het kindercentrum
zoveel mogelijk met vaste kinderen zou
moeten werken, maar óók op de hoogte
moet zijn van ervaringen die de kinderen
op andere plekken, zoals thuis (en bij BSOkinderen; op school) opdoen. Wanneer
een pedagogisch medewerkster bijvoorbeeld weet dat een kind thuis slecht geslapen heeft of ergens van is geschrokken zal
zij de signalen van dat kind beter begrijpen en er beter op kunnen reageren.
Hierdoor voelt het kind zich begrepen en
veilig. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor
ouders; ook zij zullen hun kind beter
begrijpen en beter kunnen reageren wanneer zij op de hoogte zijn van dingen die
het kind op het kinderkindercentrum heeft
meegemaakt. Onderzoek in binnen- en
buitenland heeft inderdaad aangetoond
6
‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’
dat het regelmatig uitwisselen van informatie tussen de ouders en de pedagogisch
medewerksters een positieve invloed
heeft op het contact en op het zich prettig
voelen van kinderen in de kinderopvang.
En dat komt alle partijen ten goede.
✦ ‘Pedagogisch beleid’ van ouders
Het tweede soort contact tussen ouders
en kindercentrum dat de proceskwaliteit
van de kinderopvang kan beïnvloeden,
heeft te maken met de communicatie over
het pedagogische beleid, regels die gelden in de opvang en over andere zaken die
te maken hebben met het verzorgings- en
opvoedingsproces in het kindercentrum.
Ook ouders hebben een eigen ‘pedagogisch beleid’ met ideeën over hoe kinderen zich zouden moeten ontwikkelen, over
wat goed is voor hen en hoe er met kinderen moet worden omgegaan. Voor zowel
ouders als kinderen is het belangrijk en
prettig dat er op het kindercentrum en in
de situatie thuis enige mate van overeenkomst is over opvoedingsideeën (voor
zover praktisch mogelijk en haalbaar). Dat
zorgt namelijk voor een gelijkende aanpak
op beide plekken. Hierdoor voelen kinderen zich op beide plekken veilig en dit
komt hun ontwikkeling ten goede.
Het is daarom belangrijk dat ouders zich
bij het kiezen van een kindercentrum goed
kunnen informeren over het pedagogisch
beleid in het centrum en dat zij, wanneer
hun kind het kindercentrum eenmaal
bezoekt, ook de kans krijgen om het
beleid ter discussie te stellen en indien
nodig te beïnvloeden. Voorwaarden hiervoor zijn dat het pedagogisch beleidsplan
beschikbaar en makkelijk toegankelijk is
voor ouders (het staat bijvoorbeeld op de
website). Daarnaast moet er ook sprake
zijn van een ouderbeleid waarin recht op
inspraak van ouders is vastgelegd en waarin is aangegeven hoe die inspraak is geregeld. Dit is ook wettelijk vastgelegd; ieder
kindercentrum is verplicht om een oudercommissie te hebben. En die oudercommissie heeft adviesrecht en medezeggenBOinK 2008
schap over een aantal dingen die in het
kindercentrum gebeuren, waaronder ook
het pedagogisch beleid. Individuele
ouders kunnen hun klachten en vragen
over het bestaande pedagogische beleid
of de uitvoering daarvan, bij de betreffende pedagogisch medewerkster, leidinggevende maar ook bij de oudercommissie
neerleggen. De oudercommissie heeft
immers invloed op onder andere het pedagogische beleid (zie ook de volgende
paragraaf). De signalen van individuele
ouders kunnen voor de oudercommissie
namelijk een reden zijn om bepaalde
zaken aan te kaarten bij de ondernemer.
Het inzetten van adviesrecht op het
gebied van pedagogisch beleid
De Wet Kinderopvang schrijft voor dat
ieder kindercentrum een oudercommissie
moet hebben. De oudercommissie bestaat
uit ouders of verzorgers van kinderen die
in het kindercentrum worden opgevangen. De Wet Kinderopvang bepaalt dat de
oudercommissie adviesrecht heeft op
belangrijke kwaliteitsaspecten, deze zijn
in de Wet vastgelegd.
Een oudercommissie heeft adviesrecht op
de volgende onderwerpen, waarbij de dikgedrukte onderwerpen een duidelijke link
hebben met proceskwaliteit;
1. Uitvoering van het kwaliteitsbeleid
(leidsterkind-ratio, groepsgrootte,
opleiding)
2. Beleid op gebied van voeding,
opvoeding, veiligheid, gezondheid of
hygiëne
3. Openingstijden
4. Beleid m.b.t. spel- en ontwikkelingsactiviteiten
5. Klachtenregeling en aanwijzen leden
klachtencommissie
6. Wijziging van de prijs van kinderopvang
7. Uitvoering risico inventarisatie veiligheid
8. Informatieverstrekking ondernemers
aan ouders over het kwaliteitsbeleid
De dikgedrukte onderwerpen zijn zaken
die in het pedagogisch beleid beschreven
dienen te zijn. Elke kinderopvanginstelling moet, volgens de Wet Kinderopvang,
een pedagogisch beleidsplan hebben.
Het beleidsplan moet antwoord geven op
drie vragen; Wat doen we met de kinderen? Hoe doen we dat? Waarom doen we
dat zo? Pedagogisch beleid omvat onder
meer de pedagogische visie die in de
instelling het uitgangspunt vormt bij de
verzorging en opvoeding van de kinderen.
Zo’n beleidsplan kan richting en houvast
geven aan de pedagogisch medewerksters bij hun omgang met de kinderen; het
kan de onderlinge afstemming van het
gedrag tussen de verschillende pedagogisch medewerksters ten opzichte van de
kinderen bevorderen; het kan bijdragen
aan de communicatie tussen kindercentrum en ouders en zo bijdragen aan de
opvoeding en ontwikkeling van de kinderen, waarbij afstemming tussen thuis en
de opvang van groot belang is.
praktische aanknopingspunten over hoe
met kinderen wordt omgegaan. Staat er
bijvoorbeeld in het algemene pedagogisch beleid dat de kinderopvangorganisatie waarde hecht aan een duidelijke
structuur op een dag, dan kan in het pedagogisch werkplan beschreven staan welke
dagindeling wordt gehanteerd en hoe kinderen en ouders daarvan op de hoogte
worden gebracht. In ieder geval moet het
beleidsplan uitgewerkt worden voor de
verschillende soorten kinderopvang die
de ondernemer aanbiedt. De pedagogisch
medewerksters die bij het kindercentrum
werken moeten op de hoogte zijn van de
inhoud van het vastgestelde pedagogisch
beleidsplan en moeten hier in de praktijk
ook naar handelen.
Het ligt voor de hand dat het pedagogische beleid een ‘vertaling’ krijgt per vestiging. Vaak wordt er per vestiging een
pedagogisch werkplan gemaakt waarin de
praktische invulling wordt gegeven van
het meer algemene beleidsplan. Een goed
pedagogisch werkplan biedt voor zowel
pedagogisch medewerksters als ouders
Gevraagd en ongevraagd advies
De Wet Kinderopvang schrijft voor dat de
ondernemer de oudercommissie vraagt
om advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot het
pedagogisch beleid. Zodra een ondernemer dus bijvoorbeeld de leeftijdsopbouw
van de groepen van horizontaal naar verticaal wil veranderen, moet de ondernemer
eerst advies vragen aan de betreffende
oudercommissie. De oudercommissie kan
bij het geven van advies eerst informatie
inwinnen (bij BOinK, een pedagogische
instelling etc.) en desgewenst de mening
van de andere ouders peilen. Een ondernemer mag niet zomaar van een advies van
de oudercommissie afwijken; dat moet
schriftelijk en gemotiveerd gebeuren. De
ondernemer dient aan te tonen dat het
advies van de oudercommissie zich tegen
het belang van de kinderopvang verzet.
Een oudercommissie kan de ondernemer
ook ongevraagd adviseren. In het geval de
oudercommissie bijvoorbeeld (al dan niet
op signaal van andere ouders) merkt dat
pedagogisch medewerksters helemaal
niet volgens het pedagogisch beleidsplan
werken, kan de oudercommissie daarover
bijvoorbeeld een ongevraagd advies
geven. Dat advies kan zijn om het beleidsplan (verder) uit te werken naar een pedagogisch werkplan. Dit pedagogische werk-
7
BOinK 2008
Een pedagogisch beleidsplan beschrijft
ten minste (de visie op) (Beleidsregels
Kwaliteit, Artikel 2):
a. de manier waarop emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd;
b. de mogelijkheden voor kinderen tot de
ontwikkeling van hun persoonlijke en
sociale competentie;
c. de manier waarop de overdracht van
normen en waarden aan kinderen
plaatsvindt;
d. de werkwijze, maximale omvang en
leeftijdsopbouw van de stamgroepen;
e. de (spel)activiteiten die kinderen buiten de stamgroep kunnen verrichten;
f. de manier waarop beroepskrachten bij
hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen.
‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’
plan dient daarna (of tijdens het schrijven)
onder de aandacht van alle pedagogisch
medewerksters te komen. Ook invalkrachten moeten weten met welke pedagogische visie er gewerkt wordt. Via haar
adviesrecht heeft de oudercommissie dus
ook invloed op het pedagogisch beleid en
daarmee op de pedagogische kwaliteit in
het kindercentrum.
Tot slot
Het doel van deze brochure is om inzicht
en ideeën te geven aan oudercommissies
om bij hun kindercentrum meer gericht te
letten op pedagogische kwaliteit.
‘Proceskwaliteit in de dagelijkse praktijk’
is erg moeilijk te observeren en in te schatten, het adviseren erover is ook niet altijd
even makkelijk. Het adviesrecht van
oudercommissies betreft namelijk vooral
beleidsaangelegenheden. Vaak is er een
vertaalslag nodig vanuit situaties uit de
praktijk naar het beleid om daar via het
adviesrecht toch invloed op uit te kunnen
oefenen. Een voorbeeld: een kindercentrum maakt veel gebruik van invalkrachten. Als oudercommissie heb je echter
geen adviesrecht op het personeelsbeleid. De vele wisselingen van pedagogisch
medewerksters op de groepen heeft echter voor de kinderen het effect dat zij niet
in staat worden gesteld een goede hechting met hun verzorgers aan te gaan. De
continuïteit die nodig is voor de kinderen
om in een emotioneel veilige omgeving te
verkeren, is in het geding. Een oudercommissie kan in een dergelijk geval het pedagogisch beleidsplan er eens op naslaan om
te lezen hoe de organisatie de emotionele
veiligheid waarborgt. Grote kans dat daar
vermeld staat dat er met vaste, sensitieve
pedagogisch medewerksters wordt
gewerkt. Over de juiste uitvoering van het
pedagogisch beleid kan de oudercommissie dan een advies geven. Indien het niet
beschreven staat, kan de oudercommissie
een advies geven om dit punt in het pedagogisch beleid aan te passen.
Tot slot vindt u in deze brochure enkele
praktische tips en handvatten voor ouders
en oudercommissies.
Tips voor individuele ouders
Waarop kunnen ouders letten als het om proceskwaliteit gaat en
hoe kan dit onderwerp worden aangekaart bij de pedagogisch
medewerksters en /of bij leidinggevenden?
Hieronder vindt u een aantal tips en aanknopingspunten waar u op kunt letten als
het om pedagogische kwaliteit gaat.
Handig als u een (nieuw) kindercentrum
zoekt of indien u de pedagogische kwaliteit van uw huidige kindercentrum wilt
beoordelen. We willen zeker niet de volledigheid van deze aanknopingspunten suggereren, maar wellicht kunnen deze vragen
en aandachtspunten u wel op weg helpen.
Aandachtspunten waar u op kunt letten:
✦ Heeft het kindercentrum een pedagogisch beleid? En een pedagogisch
werkplan? Kan een willekeurige pedagogisch medewerkster duidelijk maken
hoe er over verzorging en opvoeding
wordt gedacht en hoe zij dat in de praktijk uitvoert?
✦ Is er voldoende afwisselend spelmateriaal in de groep? Zijn er boekjes en
puzzels voor de verschillende leeftijdsgroepen? Zijn er karretjes, loopwagens, glijbaantjes, keukenhoek, een
poppenhoek?
✦ Uw pluis/ niet-pluis gevoel over de
✦
✦
✦
✦
8
kwaliteit van een kindercentrum zegt
vaak al heel veel, luister naar dat gevoel
en onderzoek of dit ook daadwerkelijk
klopt. Als er iets inderdaad niet in orde
blijkt te zijn, onderneem dan actie.
Hoe wordt u ontvangen? Belangrijker
nog als het gaat om proceskwaliteit:
hoe stelt de pedagogisch medewerkster zich op in contact met uw kind?
Heet de pedagogisch medewerkster
uw kind welkom? Buigt zij door haar
knieën om zo op dezelfde hoogte als
uw kind te komen? Stelt hij of zij uw
kind gerust indien nodig?
Is er voldoende leiding op de groep?
Hoeveel gediplomeerde pedagogisch
medewerksters zijn er? Hoe vaak
wordt gebruik gemaakt van invalleidsters? Deze zaken kunnen van invloed
zijn op het gevoel van veiligheid en vertrouwen voor u en uw kind.
Hoe wordt het contact tussen ouders
en leiding vormgegeven? Houden ze
een schriftje of logboek bij voor uw
kind, knopen ze dagelijks een gesprekje aan? Is er niet alleen aandacht voor
het aantal gegeten boterhammen maar
bijvoorbeeld ook voor nieuwe dingen
die uw kind geleerd heeft of voor dingen die nog moeilijk zijn?
Hoe verloopt het halen en brengen van
het kind ‘s ochtends en ‘s middags?
Wordt daar aandacht aan besteed? Is er
op die momenten ook voldoende gelegenheid om informatie over uw kind uit
te wisselen? Wordt u door de pedagogisch medewerkster hiertoe uitgenodigd?
U kunt ook zelf vragen stellen over zaken
die gerelateerd zijn aan proceskwaliteit:
‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’
BOinK 2008
✦ Hoe gaat de pedagogisch medewerkster om met de zelfstandigheid van de
kinderen? (respect voor de autonomie
van kinderen)
✦ Hoe gaat de pedagogisch medewerkster om met een kind dat grenzen aan
het ontdekken is? Op welke manier verbieden pedagogisch medewerksters
bepaalde dingen aan kinderen of hoe
grijpen zij in wanneer een kind iets doet
wat niet mag? (Structuur bieden en
grenzen stellen)
✦ Welke activiteiten worden er met uw
kind ondernomen? Zijn deze passend
bij de leeftijd van uw kind? (stimuleren
van ontwikkeling)
✦ Hoe gaat de pedagogisch medewerkster om met uw kind als het verdriet
heeft, bijvoorbeeld bij het weggaan van
de ouders. (sensitieve responsiviteit)
Deze vragen kunt u stellen aan de pedagogisch medewerkster die op de groep van uw
kind werkt. Het is belangrijk om over dergelijke zaken te praten met als doel dat ouder
en medewerkster hun opvoeding op elkaar
kunnen afstemmen. Maak dit doel ook van
te voren kenbaar aan de pedagogisch medewerkster, anders voelt zij zich misschien
gecontroleerd. Ook een pedagogisch
medewerkster zal ongetwijfeld het belang
ervan inzien dat jullie partners in de opvoeding zijn en dat het uitwisselen van informatie over een kind van wederzijds belang is.
Tips voor oudercommissies
Hoe maken oudercommissies op een goede manier gebruik van
hun adviesrechten op het gebied van pedagogische kwaliteit?
Oudercommissies hebben adviesrecht op
het pedagogisch beleid van een organisatie. BOinK adviseert oudercommissies om
in eerste instantie te letten op de structurele kenmerken van pedagogische kwaliteit omdat deze kenmerken de voorwaarden vormen voor proceskwaliteit.
Daartoe kan de oudercommissie eerst de
invullingen van deze structurele kenmerken (zoals maximale groepsgrootte, leidsterkind-ratio etc.) zoals die in het pedagogisch beleid staan, vergelijken met de
kwaliteitseisen die vastliggen in de Wet
Kinderopvang en de Beleidsregels
Kwaliteit. Kort gezegd: voldoet de organisatie op papier aan de minimale landelijke
eisen? Voor een oudercommissie is dit
makkelijk na te gaan door het meest recente GGD-inspectierapport op te vragen.
oudercommissie kan de manager van
het kindercentrum vragen hoe pedagogisch medewerksters de kans krijgen
deze interactievaardigheden te verbeteren. Een zeer goede manier is pedagogisch medewerksters een Video
Interactie Begeleiding (VIB) training te
laten volgen. Pedagogisch medewerksters krijgen zo de kans om vanuit een
ander perspectief (de camera) hun
pedagogisch handelen te volgen, dat
levert altijd nieuwe inzichten op!
Bijscholingsbeleid van een organisatie
is geen adviesrechtonderwerp dus een
oudercommissie kan een ondernemer
op dit gebied tot niets ‘dwingen’ maar
ze is natuurlijk vrij in het geven van tips
en ongevraagde adviezen.
✦ Komt het beleid overeen met de praktijk? De oudercommissieleden kunnen
hiertoe allemaal eens op hun eigen
groep de kinderen aan het begin en einde van de dag tellen, de beste resultaten zijn te behalen als u uw kind wat
vroeger dan normaal op gaat halen (of
later brengen). Ook kunt u de pedagogisch medewerkster vragen naar het
aantal kinderen en medewerksters van
die dag. En hoe lang staan zij alleen op
de groep? Hoe wordt er omgegaan met
de zogenaamde ‘3-uren regeling’ en
met opendeurenbeleid?
✦ Stapje verder: is het pedagogisch
beleid vertaald in een pedagogisch
werkplan? Zijn de pedagogisch medewerksters hiervan goed op de hoogte
en handelen zij naar dit plan?
✦ Hoe denken andere ouders over de proceskwaliteit (hoe wordt er met hun kinderen omgegaan)? Hiertoe kan de
oudercommissie bijvoorbeeld een vragenlijst aan alle ouders sturen.
✦ Zodra de oudercommissie dingen
opmerkt die zij anders zou willen zien,
kan de oudercommissie een ongevraagd advies uitbrengen. Een groot
deel van de proceskwaliteit hangt af
van de interactievaardigheden van de
pedagogisch medewerksters. De
9
‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’
BOinK 2008
Meer informatie
Voor meer informatie over medezeggenschap en adviesrecht van oudercommissies:
OUDERS EN MEDEZEGGENSCHAP; HOE ZIT DAT?
Een basisreader voor (startende) oudercommissies die invulling willen geven aan hun
adviesrechten uit de Wet kinderopvang. In deze reader vindt u alle informatie en de
documenten die een oudercommissie nodig heeft om haar taak uit te voeren. Theorie
over wet en regelgeving, het budget en de adviesrechten van een oudercommissie en
over het communiceren met de achterban. Instrumenten als het modelreglement
oudercommissie, model werkplan en een model jaarverslag.
De belangrijkst kwaliteitseisen uit de Wet Kinderopvang, Beleidsregels & het Convenant
Kwaliteit Kinderopvang:
CHECKLIST KWALITEIT
De belangrijkste onderwerpen uit de Wet en de Beleidsregels komen in de Checklist
Kwaliteit aan de orde. Bij elk onderwerp worden een aantal vragen gesteld die door
ouders en oudercommissies gebruikt kunnen worden als richtlijn om te ‘checken’ hoe
het met dit kinderopvangaspect binnen een kindercentrum is gesteld.
Over groepsindeling en opendeurenbeleid in kinderdagverblijven & buitenschoolse opvang
WELKOM IN DE GROEP; HANDVATTEN VOOR OUDERS EN OUDERCOMMISSIES
Ouders moeten vaak beslissen en meepraten over allerlei zaken, waarmee ze weinig
ervaring hebben. Zij moeten bijvoorbeeld aangeven in welke groep zij hun kind willen
plaatsen, maar zij weten niet wat de voor- en nadelen van zo’n beslissing zijn. Ook
gebeurt het wel dat hun kindercentrum aankondigt dat zij de indeling van de groepen
wil veranderen. De oudercommissie wil hierover een advies geven. Voor dergelijke situaties is deze brochure als handvat te gebruiken. Ook voor kindercentra is het prettig dat
ouders deze basiskennis hebben, zodat zij beter overleg kunnen voeren met de ouders.
De brochure geeft ook informatie over het spelen buiten de eigen groepsruimte; het
zogenaamde opendeurenbeleid. De wijze waarop het opendeurenbeleid wordt uitgevoerd, is afhankelijk van de soort groepen. In grote groepen zullen kinderen minder
behoefte hebben aan open deuren dan in kleine groepen. Daarom wordt in deze brochure zowel aan de groepsindeling als het opendeurenbeleid aandacht besteed.
Beslissingen over opendeurenbeleid behoren tot het pedagogisch beleid en de oudercommissie moet bij deze beslissingen betrokken zijn.
Deze brochure is door BOinK en het Nederlands Jeugdinstituut/NJi ontwikkeld.
Deze brochures zijn te bestellen via www.boink.info
10 ‘Adviseren over pedagogische kwaliteit’
BOinK 2008
Bronnen
Van IJzendoorn, R., Tavecchio, L., & Riksen-Walraven, M. (2004)
De Kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
Dees, A. (2007) BOinK over proceskwaliteit & medezeggenschap; een cursusmodule
voor oudercommissies. Utrecht; BOinK.
Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang
Tekst: Renske Groener en Nienke Willering
Vormgeving: Joseph Plateau Grafisch ontwerpers, Amsterdam
BOinK
Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang & Peuterspeelzalen
Maliebaan 80, 3581 CW Utrecht, t 030 - 2317 914 , f 030 - 240 0827 ,
[email protected] , www.boink.info
© BOinK 2008