Berichten Buitenland Voor de Nederlandse agribusiness, jaargang 40, nummer 3, maart 2014 Fytosanitair en markttoegang: OPPC Colofon Berichten Buitenland is bestemd voor het Nederlandse agrarische bedrijfsleven en is een uitgave van de directie Europees Landbouwbeleid en Voedselzekerheid van het ministerie Economische Zaken, Landbouw & Innovatie. Het doel is informatieverstrekking over relevante ontwikkelingen op agrarisch handelsgebied, buitenlandse markten, handelsbemiddeling enzovoort. De landbouwafdelingen in het buitenland dragen in sterke mate bij aan de berichtgeving in dit blad. Er wordt gedrukt op een chloorarme papiersoort, in een inktbesparend FM -raster. Er wordt verzonden in recyclebare sealbags. Uitgever Ministerie van Economische Zaken Redactieadres Redactie Berichten Buitenland T.a.v. Sabine Hoff Postbus 20401, 2500 EK Den Haag Tel. +31 (0)70 378 52 59 E-mail [email protected] www: rijksoverheid.nl/berichtenbuitenland Informatie en abonnementen Voor informatie over artikelen of een (gratis) abonnement kunt u contact opnemen met Elma Verboom. Tel.: +31 (0)70 378 41 62 Fax: +31 (0)70 378 61 23 E-mail: [email protected] Berichten Buitenland online: www.rijksoverheid.nl/berichtenbuitenland Realisatie JackieWorks/geschreven * gedrukt Aan dit nummer (en de special) werkten mee: Corné van Alphen, Tjitske Bolt, Matthias Brienen, Alexandra Feekes, Inge Hardenberg, Philip de Jong, Evert -Jan Krajenbrink, Hans van der Lee, Philip den Ouden, Jacqueline Rogers, Reinder Schaap, Sylvana Terlage, Tineke Zwitser. Opmaak Optima Forma bv, Voorburg Druk OBT bv, Den Haag ISSN 0920 - 0975 De informatie, meningen en opinies in dit blad worden naar voren gebracht buiten verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken. Het overnemen of vermenigvuldigen van artikelen uit dit blad is alleen toegestaan onder vermelding als volgt: Berichten Buitenland, [maand/jaar], [pagina’s]. Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 1 Inhoudsopgave Korte berichten Pluimveesector Indonesië Kort graag... IFC: financiering van agribusiness en duurzame ontwikkeling Uit onverwachte hoek Column Markttoegang van plantaardige producten Exportise Naoogst Grensverleggers Activiteitenkalender 2014 Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 3 8 11 13 15 16 18 21 22 24 26 2 Korte berichten AMERIKA Mexico Consortium AgriMexico is een consortium van Nederlandse voedingsmiddelenbedrijven en heeft als doel de Mexicaanse markt op lange termijn van oplossingen te kunnen voorzien op het gebied van kennis en technologie. Sinds kort heeft het consortium een nieuwe website: www.agrimexico.nl . Regelgeving Mexico heeft nieuwe importvereisten ingesteld voor een aantal producten. Dit geldt onder andere voor rundersperma, gehydrolyseerde varkenseiwitten, paarden en paardensperma. De nieuwste regelgeving is in te zien via www.vwa.nl . Of neem contact op met de landbouwafdeling in Mexico via [email protected] . Verenigde Staten Nieuw etiket First Lady Michelle Obama heeft twee versies voor een nieuw voedingswaardenetiket op verpakte voedingsmiddelen bekend gemaakt. De nieuwe zogenaamde ‘Nutrition Fact Panel’ op de verpakking van voedingsmiddelen helpt de consument om gemakkelijker gezondere keuzes voor voeding te maken. De meest opvallende wijziging is dat het aantal calorieën in het product veel groter op het etiket afgedrukt zal worden. Daarnaast zal, indien aangenomen zoals voorgesteld, het percentage van de dagelijkse voedingsrichtlijn (Daily Value) voor Vitamine D en kalium op het etiket moeten worden vermeld, ook wordt de dagelijkse ‘daily value’ voor zout gereduceerd van 2400 mg tot 2300 mg. EUROPESE UNIE België Visaanvoer Schol en tong blijven ondanks de lagere aanvoer en dalende prijs de meest aangevoerde en economisch belangrijkste vissoorten in de Belgische havens. In 2013 ging het om 4.487 ton aangevoerde schol en 2.500 ton tong, een daling van respectievelijk 2,8% en 8,9% ten opzichte van vorig jaar. Duitsland BioFach 2015 Tijdens haar bezoek aan de BioFach 2014 heeft staatssecretaris Dijksma bekendgemaakt dat Nederland in 2015 partnerland van deze beurs wordt. Daarmee onderstreept Dijksma het grote belang van de sterke biologische landen tuinbouw binnen de bredere agrarische sector en ondersteunt ze de ambities voor de sector in het buitenland. Op het gebied van de biologische landbouw en levensmiddelen is de BioFach wereldwijd de grootste vakbeurs. BioFach wordt volgend jaar van 11 tot 14 februari in Neurenberg gehouden. Biologisch In Duitsland kiezen de consumenten steeds vaker voor biologische producten. Hun behoefte kan echter niet door de eigen productie worden voorzien en dit biedt goede marktkansen voor Nederland. Rond de helft van biologisch geproduceerde groente en zelfs 85% van fruit wordt in Duitsland geïmporteerd. Daarnaast groeit de afzet in Duitsland van bio-producten Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 3 in 2013 weer met 7,2%. Vanuit Nederland wordt nu al voor € 450 miljoen aan biologische producten naar Duitsland geëxporteerd. Als partnerland op de Biofach kan de Nederlandse biologische landbouwsector zich volgend jaar nog meer in de kijker van de Duitse en internationale afnemers spelen. Hongarije Marktrapportage In opdracht van de Nederlandse Ambassade heeft AKI, het Hongaarse LEI, een marktrapportage uitgevoerd over de concurrentiekracht van pluimveebedrijven in Hongarije. De rapportage, ‘Factors affecting the funding and profitability of poultry farms in Hungary’, is gratis en elektronisch op te vragen via [email protected]. Portugal Oorsprong gekweekte vis De universiteit van Aveiro heeft ontdekt hoe de oorsprong van gekweekte vis achterhaald kan worden. Door middel van een mi crobiologische analyse op vis-slijm kan precies nagegaan worden waar de vis is gekweekt en of deze op duurzame wijze is gekweekt c.q. de kwaliteit ook daadwerkelijk is zoals wordt aangegeven. De test kan al door zoutwaterkwekerijen gebruikt worden. Een soortgelijke test maar dan voor schelpdieren, is nog in ontwikkeling. Hier geldt een andere wijze van analyse. De schelpdieren worden niet in tanks gekweekt maar in riviermonden, die een andere microbiologische waterkwaliteit hebben. Daarnaast worden bij schelpdieren ook de chemische elementen van de schelp geanalyseerd. Het is niet bekend wanneer deze test gereed is. Deze traceerbaarheidstesten zijn ontwikkeld in het kader van het project RASTREMAR dat wordt gefinancierd door PROMAR (Operationeel Programma voor de Visserij 2007-2013) en medegefinancierd wordt door het Europese Visserij Fonds. Spanje Restaurant-misère Restaurantketens hebben 2013 afgesloten met een omzet van € 19 miljard. Dit is 6% minder dan in 2012, toen er al sprake was van een daling van 6,9% en 35% minder dan in 2007, het jaar waarin de hoogste omzet werd bereikt. Volgens het rapport van marktonderzoeksbureau DBK valt er een daling tot 2% te verwachten in 2014. Het fastfoodmarktsegment had daarentegen in 2013 een omzetstijging van 2,3% tot € 2,4 miljard. Dag dieet! In 2013 is de verkoop van dieetproducten met 2% gedaald tot € 685 miljoen. Volgens marktonderzoeksbureau DBK is dit te wijte n aan de daling van de particuliere consumptie en de grote concurrentie tussen de bedrijven. De marktwaarde van de sector daalde in 2012 met 3% ten opzichte van 2011. Alleen het segment van de voedingssupplementen en caloriearme diëten vertoonde positieve verkoopresultaten met respectievelijk € 240 miljoen en € 95 miljoen. Unieke schapencoöperatie De coöperaties Ovino del Suroeste (Oviso) uit Extremadura en de Andalusische Corderos del Sur hebben hun krachten gebundeld in de EA-Groep en zijn daarmee de grootste schapencoöperatie in Europa. De EA-Groep gaat van start met een omzet van € 75 miljoen en een binnenlands marktaandeel van 20% (850.000 lammeren/jaar). Almeria exporteert In 2013 heeft de provincie Almeria tussen januari en november 13,8 miljoen kilo levende planten en snijbloemen geëxporteerd: 22% meer dan gedurende dezelfde periode in 2012. De exportomzet van sierplanten was € 17,9 miljoen, 55% meer dan in de eerste 11 maanden van 2012. Nederland was met 10,9% de 3e bestemming, na Frankrijk en Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 4 Duitsland. De buitenlandse verkoopomzet va n snijbloemen bedroeg € 968.000, 22,7% meer dan in 2012. 98,2% werd verkocht aan Nederland. In Almeria beslaat de teelt van plantgewassen en snijbloemen ongeveer 230 hectare. Roemenië Chocolade Kex Confectionery, eigenaar van de chocolademerken Kandia en Heidi, heeft in 2013 de meeste chocolade verkocht. Desondanks houdt concurrent Mondelez (Poiana en Milka) de leiding in het merkenklassement. Een recente survey van Euromonitor geeft aan dat Kex Confectionery, de entiteit waarmee de Oostenrijkse familie Meinl de twee grootste Roemeense chocoladefabrieken Kandia Dulce en Heidi Chocolat in eigendom heeft, het grootste marktaandeel ( 30 %) in de chocolademarkt heeft. Het bedrijf is daarmee Mondelez voorbijgestreefd. De twee bedrijven hadden in 2013 een totale omzet van bijna € 60 miljoen, de omzet was daarmee 16% hoger dan het jaar ervoor. Qua omzet wordt Kex gevolgd door Mars (Twix and Snickers), Nestlé (incl. Joe Wafers) en Ferrero (Kinder en Rocher). Euromonitor schat de chocoladeverkopen in de detailhandel in Roemenië op ongeveer € 240 miljoen; veel hoger dan in Bulgarije of Kroatië. Suikermarkt Het Oostenrijkse Agrana Zucker is de grootste suikerproducent in Centraal- en Oost-Europa. Enkele weken geleden heeft het bedrijf de kleinere Roemeense producent Lemarco met fabrieken in Urziceni and Liesti ingelijfd. Agrana’s intentie in Roemenië is, volgens Agrana CEO Johann Marihart, niet alleen om de suikerbietenproductie op te voeren maar ook de raffinage- activiteiten te vergroten en op die manier de positie i n de regio te consolideren. Het bedrijf levert in Roemenië ook producten op basis van zetmeel, fruitgrondstoffen voor de zuivelindustrie en vruchtensapconcentraat. Agrana heeft in Roemenië al twee suikerfabrieken/raffinaderijen en vermarkt suikerproducten onder de merken Margaritar and Coronita. Ontwikkeling van omzet en winst van de voornaamste spelers: Suikermarkt Roemenië Bedrijf Aandeelhouders Omzet (miljoen €) Winst (miljoen € ) Agrana Romania Zaharul Oradea Zaharul Ludus Agrana Zucker (91% - Oostenrijk) Diamant Sugar (99% - Frankrijk) Tereos (98% - Frankrijk) 2012 274 150 38,4 2012 0,45 4 8 2011 220 91 17 2008 163 56,2 18 2011 20 1,2 2,6 2008 4 1,4 -1,6 Bron: www.zf.ro Nidera naar China COFCO Corporation, China’s grootste agrarische grondstoffenhandelaar heeft sinds kort 51% van de aandelen (waarde tussen de $ 1-2 miljard) van het Nederlandse bedrijf Nidera in handen, dat een sterke positie heeft in Roemenië. Deze global deal heeft een waarde tussen de $ 1-2 miljard. In Roemenië behoort Nidera tot de vijf grootste handelaren met een omzet van ongeveer € 70 miljoen per jaar. In het afgelopen jaar is het bedrijf gestart met de opzet van een silonetwerk in Teleorman, Calarasi and Braila. Deze overname sluit aan op andere Chinese plannen om een strategische positie in de Roemeense landbouw te verwerven. Zo verwierf eind vorig jaar de Chinese Shuanghui Group een andere gigant: Smithfield, het grootste varkensvleesproductiebedrijf in Roemenië. In Roemenië is Nidera al 11 jaar actief maar investeerde niet in infrastructuur tot vorig jaar, toen het bedrijf een silonetwerk in Zuid -Roemenië bouwde. De belangrijkste activiteit is de export van granen en oliehoudende zaden die ze opkopen van boeren en exporteren via de haven van Constanta. Het bedrijf heeft geen eigen exportterminal maar werkt nauw samen met United Shipping Agency die in deze haven een terminal met een capaciteit van 183.000 ton heeft en daarmee de grootste is. Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 5 Slovenië Productiewaarde 2013 In 2013 bedroeg de productiewaarde van de Sloveense landbouw circa € 478 miljoen en dat is vergelijkbaar met 2012. Toch zijn duidelijke verschillen tussen de diverse sectoren. De productiewaarde bleef vooral op niveau door de fruit- en wijnsector. Deze realiseerden een hogere productiewaarde van € 49 miljoen, een stijging van 10%. Akkerbouw presteerde aanmerkelijk slechter dan in 2012 (-28%). Veehouderij, een van de belangrijkste agrarische sectoren presteerde vergelijkbaar. De lagere vleesproductie (met name varkenshouderij) werd gecompenseerd met een hogere melkprijs en betere prijzen voor pluimveevlees. Slovenië is in diverse productcategorieën niet zelfvoorzienend, met name groenten (zelfvoorzieningsgraad 34%) en aardappelen (55%) scoren laag. Slachthuizen In vergelijking met 2012, hebben Sloveense slachthuizen in 2013 minder paarden, runderen, varkens, schapen en geiten geslacht, maar meer konijnen en pluimvee. Dit blijkt uit data van het Sloveens Statistiekbureau. Totaal werden circa 19% minder paarden geslacht (1400). Het aantal geslachte runderen bedroeg 110.000, 5% minder dan doorgaans geslacht wordt. Het aantal geslachte varkens bedroeg 228.000, een afname van ongeveer 10%. De hoeveelheid geslacht pluimvee steeg met 1% tot circa 32,3 miljoen. Verenigd Koninkrijk Concurrentieslag Een groeiend aantal nieuwkomers heeft de concurrentieslag tussen online kruideniers in het VK sterk verhevigd. Een van de nieuwkomers, Morissons, is de vierde grootste supermarkt die sinds het begin van dit jaar met logistieke ondersteuning van concurrent Ocado, een thuisbezorgingsdienst uitrolt. Maar ook een groeiend aantal midden - en kleinbedrijven treedt tot de online kruideniersmarkt toe. De marktonderzoekers Key Note schatten dat de online kruideniersmarkt in het VK vorig jaar 18% is gegroeid. Het marktaandeel van de midden- en kleinbedrijven is de laatste 5 jaar gestegen. Tesco behoudt met 50% nog altijd veruit het grootste marktaandeel van de online markt. De kruidenierswereld in het VK is momenteel sterk in beweging. Voor de grote supermarktketens is online retailing een belangrijke groeimarkt (naast het convenience store format) in de slag om marktaandeel. Certificering Het British Retail Consortium (BRC) heeft onlangs een nieuwe standaard gepubliceerd voor de certificering van handelaren en agenten van voedingsmiddelen. Om in aanmerking te komen voor het BRC-certificaat moet een bedrijf voldoen aan de BRC-voorwaarden van risicobeheersing en herkomsttracering. Producten zullen op deze criteria moeten worden getest. Afhankelijk van de risico’s voor het type product spitsen de testen zich toe op kwaliteit, maar ook op detectie van fraude, zoals met betrekking tot authenticiteit. Het BRC is de belangrijkste associatie van de Britse detailhandel, en de certificering door het BRC geldt al lange tijd als een belangr ijke eerste stap voor producenten en pakhuizen die aan de grote Britse supermarkten willen leveren. De nieuwe standaard voor handelaren en brokers is weliswaar vrijwillig maar volgens het blad The Grocer zal het niet lang meer duren tot het nieuw BRC-standaard een de facto vereiste wordt voor levering aan de grote supermarktketens. http://www.brcglobalstandards.com . Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 6 Zuivelproductie x 1000 ton in de EU in 2012 Land Duitsland Frankrijk VK Polen Nederland Italië Spanje Ierland Denemarken Roemenië Oostenrijk België Zweden Tsjechië Finland Portugal Hongarije Litouwen Bulgarije Slowakije Letland Griekenland Estland Kroatië Slovenië Luxemburg Cyprus Malta EU-28 Koe 30.672,20 24.718,30 13.857,00 12.668,00 11.881,00 11.425,80 6.502,40 5.399,30 5.006,40 3.881,00 3.382,10 3.116,00 2.861,20 2.814,70 2.296,70 1.938,10 1.812,90 1.774,50 1.093,00 959,4 870,6 765,5 720,7 659 620,9 289,4 153,7 43,3* 152.183,10 Schaap 1.9* 279.3 0.0 0.0 3.0 481.0 571.3 0.0 0.0 403.0 10.6 0.0 0.0 0.0 0.0 74.2 1.7 0.0 87.0 9.9 0.0 721.0 0.0 5.0 0.5 0.0 25.2 1.7* 2.676.3 Bron: Eurostat Geit 13.0 632.1 0.0 17.0 217.3 54.5 464.0 0.0 0.0 248.0 20.3 0.0 0.0 0.0 0.0 31.5 3.9 3.6 53.0 0.1 3.2 347.4 0.5 12.0 1.2 3.4 26.6 0.9* 2.153.5 Buffalo 3.9* 0.0 0.0 0.0 1.5 218.4 0.0 0.0 0.0 19.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 8.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 250.8 * geschatte/berekende productie Onjuiste informatie Deze maand is er in de Britse media veel aandacht geweest voor de testresultaten van nieuw voedselintegriteitsonderzoek dat is uitgevoerd door een provinciaal laboratorium in Yorkshire. Uit dit onderzoek bleek dat de labels van 38% van de 900 monsters niet klopten. Het ging hierbij onder meer om vervalsingen met betrekking tot de herkomst. In het VK worden in toenemende mate DNA-testen en herkomsttesten (stabiele isotopen analyse) uitgevoerd. Deze laatste testen worden door steeds meer laboratoria in het VK aangeboden. Naast vlees hebben de autoriteiten nu ook in toenemende mate andere producten in het vizier. Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 7 Nederlands bedrijfsleven verzilvert kansen Pluimveesector Indonesië Bedrijven uit de Nederlandse pluimveeketen werken sinds 2013 samen in het publiek-private consortium FoodTechIndonesia. Doel: integrale oplossingen aanbieden voor het Indonesische bedrijfsleven en bijdragen aan voedselzekerheid -veiligheid. Met bijna 250 miljoen inwoners is Indonesië het meest bevolkingsrijke land van Zuid -OostAzië. Door de sterke economische groei van gemiddeld meer dan 6% in de afgelopen jaren, is een aanzienlijk middenklasse ontstaan die behoefte heeft aan veilig geproduceerd voedsel, waaronder pluimveeproducten. De consumptie van pluimvee is met jaarlijks 6 kg vlees en 70 eieren per persoon in Indonesië nog relatief laag, in vergelijking met andere landen in de regio (Thailand: 20 kg vlees en 160 eieren; Maleisië: 32 kg vlees en 240 eieren). Indonesië heeft een overwegend islamitische bevolking (die pluimvee consumeren mag). Pluimvee is een efficiënte en duurzame bron van eiwitten in termen van watergebruik, voerconversie en uitstoot van broeikasgassen. Daarom heeft de Indonesische overheid de ambitie uitgesproken om de komende drie jaar de productie van pluimvee(vlees) te verdubbelen. Consortium Om aan de groeiende vraag te voldoen, zal de productiviteit sterk moeten worden verhoogd. Dit onder andere door introductie van verbeterde (kennisintensieve) productiesystemen en het verhogen van het kennisniveau van (vooral middelgrote) pluimveespelers. Vooral met actuele kennis op het gebied van voedselveiligheid, diergezondheid, preventie, controle en bestrijding van dierziekten, pluimveehouderijmanagement en (her) gebruik van productiemiddelen als genetica, diervoerder, (afval)water en reststromen kunnen aanzienlijke verbeteringen worden geboekt. Nederlandse bedrijven lopen internationaal voorop als het gaat om kwaliteit, innovatie, voedselveiligheid, dierenwelzijn en –gezondheid en het creëren van toegevoegde waarde in de pluimveesector. De Nederlandse ambassade in Jakarta heeft de pluimveesector daarom ook bestempeld als één van de prioritaire sectoren in Indonesië waarin het Nederlands bedrijfsleven een belangrijke bijdragen kan leveren en haar economische positie kan versterken. Jean Rummenie, Landbouwraad te Jakarta, was dan ook actief betrokken bij de totstandkoming van het publiek-private consortium FoodTechIndonesia. Voor een periode van minimaal drie jaar zullen de betrokken partners activiteiten uitvoeren waarin kennisoverdracht en lokale waarde creatie centraal staan. Marktbehoefte(n) Om een beter beeld te krijgen van de behoeften in de markt heeft een delegatie van het consortium in oktober 2013 een bezoek gebracht aan Indonesië. Tijdens dit bezoek zijn zowel de grote verticaal geïntegreerde spelers waaronder CP Indonesia en So Good Food (JAPFA) bezocht, als een aantal middelgrote onafhankelijke en meer traditioneel opererende partijen in West-Java, de regio waar de pluimveesector het sterkst is geconcentreerd. Matthias Brienen van Larive is coördinator van FoodTechIndonesia: “Uit gesprekken met spelers in de Indonesische pluimveesector blijkt dat er vooral behoefte is aan concrete oplossingen voor verbeteringen van bestaande bedrijfsprocessen met een korte terugverdientijd”. In het kader van FoodTechIndonesia wordt nu geanalyseerd welke verbeterpunten kunnen worden geïmplementeerd, gegeven de financiële en organisatorische capaciteiten van de Indonesische ondernemers. Met demonstratieprojecten worden deze verbeteringen door de Nederlandse bedrijven doorgevoerd. Die projecten dienen tevens als voorbeeld voor andere Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 8 pluimveebedrijven in Indonesië. Training is essentieel om de effectiviteit te waarborgen. De betrokkenheid van Indonesische brancheorganisaties draagt bij aan de verspreiding van de resultaten en promotie van de BV Nederland. Voedselzekerheid De Indonesische markt is erg competitief en wordt gedomineerd door een aantal grote spelers die actief zijn in alle stappen van de bedrijfskolom, zoals broederijen, productie van diervoerders, fokken van vlees- en legkippen, slacht en verwerking, en marketing. De vier grootste spelers hebben samen circa 70% van de professionele pluimveemarkt in handen. Gemiddeld groeit de pluimveesector in Indonesië met meer dan 20% per jaar en de verwachting is dat in 2015 de sector een omzet van meer dan € 10 miljard zal behalen. GEA Food Solutions (het voormalige CFS) is toonaangevend op het gebied van machines voor de verwerking en verpakking van pluimveeproducten. Jack Koolen van GEA licht toe: “Er is een enorme druk om de productiecapaciteit te vergroten. Van oudsher kopen Indonesiërs kip op de markt, die ter plekke of thuis wordt geslacht. De groeiende middenklasse geeft echter de voorkeur aan geslachte en voorverpakte kip zoals wij die in Nederland kennen. Om te voldoen aan de toenemende vraag wordt fors geïnvesteerd in extra slachtcapaciteit. Hier liggen voor Nederlandse bedrijven grote kansen”. Voedselveiligheid Indonesië is regelmatig in het nieuws met uitbraken van dierziekten, waaronder vogelgriep die ook kippen treft en ook gevaarlijk is voor mensen. Van overheidswege wordt getracht de situatie te verbeteren. Zo heeft de gouverneur van Jakarta recentelijk aangekondigd dat alle bestaande pluimveebedrijven uit de hoofdstedelijke regio dienen te worden verplaatst. Het FoodTechIndonesia-consortium kan actief bijdragen aan het verbeteren van de voedselveiligheid, waaronder in slachterijen. Nijhuis Industries (het voormalige Nijhuis Water Solutions) is gespecialiseerd in het ontwerpen en realiseren van afvalwaterzuiveringen en biedt oplossingen die hieraan direct kunnen bijdragen. Jeroen Hehuwat van Nijhuis legt uit: “Dankzij het lokale team van Larive in Indonesië zijn wij in contact gekomen met een Indonesische onderneming waar 25.000 kippen per dag worden geslacht. Het afvalwater inclusief slachtafval stroomt op dit moment nog direct in de nabijgelegen rivier, met alle risico’s voor de gezondheid van de lokale bevolking en milieu van dien. Nijhuis biedt oplossingen die het water kunnen zuiveren en tevens bijdragen aan een veiligere situatie. Met ondersteuning van de Nederlandse ambassade gaan wij een mobiele waterzuiveringsinstallatie installeren, waarbij de lokale ondernemer zelf de positieve effecten kan ondervinden. Nijhuis verzorgt tevens lokaal de training en inspectie. Zodoende kan de ondernemer een weloverwogen keuze maken om de installatie na de testperiode aan te schaffen”. Matthias Brienen, Larive Zuid-Oost-Azië FoodTechIndonesia Het FoodTech-concept is ontwikkeld door Larive met als doel consortia van Nederlandse agro- en foodbedrijven te ondersteunen met markttoegang en groei in opkomende markten in Azië, Centraal- en Oost-Europa en Oost-Afrika. Consortia bestaan uit bedrijven die elkaar verticaal aanvullen in de waardeketen en die in samenwerking met kennisinstellingen en lokale ondernemers tastbare resultaten implementeren. Op dit moment is een drietal FoodTechprojecten operationeel in India, Kenia en Indonesië ( www.larive.com ). Het FoodTechIndonesia-consortium bestaat uit TopKip, Zwanenberg Food Group, Van Aarsen Machinefabriek, Linco Food Systems, Van Eck Bedrijfshygiëne, Nijhuis Water Technology, Pas Reform, GEA Food Solutions, Nutreco en Hendrix Genetics. De bedrijven Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 9 dragen bij in de vorm van tijdinzet en investeringen. Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken en de ambassade in Jakarta ondersteunen FoodTechIndonesia inhoudelijk en financieel via het 2g@thereprogramma ( www.foodtechindonesia.com ). Meer informatie: Matthias Brienen: [email protected]. Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 10 Kort graag... 11 vragen aan Philip de Jong, Landbouwraad in Moskou Het ministerie van EZ heeft ruim 50 afdelingen in evenzoveel landen waar landbouwraden en -attaché(e)s actief zijn. Elke maand maken we kennis met een van onze verre landbouwmedewerkers. 1. Hoe bent u in dit werk terechtgekomen? In 1986 kwam ik vers van de toenmalige Landbouw Universiteit Wageningen te werken bij het Stafbureau Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland van LNV, een klein clubje beleidsmedewerkers dat de inhoudelijke ondersteuning en aansturing van de landbouwattaché(e)s moest verzorgen. Dit was mijn eerste kennismaking met deze groep eigenwijze, maar zeer gedreven en ondernemende internationale promotors van onze landbouw- en natuurbelangen. Begin jaren 90 ging ik zelf als landbouwattaché in Londen aan de slag. Later volgden nog Sao Paulo, Pretoria en Abu Dhabi. En nu dan sinds 2012 Moskou. 2. Wat zou iedereen moeten weten over uw werkgebied? Rusland (en Kazachstan) biedt veel kansen, zowel voor leveranciers van consumentenproducten als die van kennis en technologie. Niet voor niets is het land een prioriteit voor de topsectoren Agro & Food en Tuinbouw en Uitgangsmateriaal. Er is grote behoefte aan modernisering van de landbouw. Het is wel goed te weten dat je tegen veel bureaucratie aan zult lopen en doorlopend uitdagingen op het vlak van markttoegang tegenkomt. Ook het vinden van een goede zakenpartner is een uitdaging. Het imago van Nederland als voorloper op landbouwgebied is uitstekend, maar we zijn niet de enige speler. De concurrentie is enorm. De Russen willen vooruit. Er komt een hele generatie jonge goed opgeleide en ambitieuze Russen aan, die in toenemende mate de internationale aansluiting zoekt. Daar spelen we vanuit Nederland al op in met bedrijvenclusters als Plus for Progress, Foundation Dutch Russian Livestock, Metropolitan Food Security en kennisinstellingen. 3. Wanneer denkt u ‘dit is een mooie dag’? Het doet me altijd goed als ik merk dat mijn inzet en die van ons agroteam (Erik Smidt, Nastya Golovanova, Natalha Nakhaeva, Anastasia Kondrashova) gewaardeerd wordt en tot resultaten leidt. Het leuke van deze functie is dat je vrij snel effecten van je inzet kunt zien. Als dat dan ook nog gebeurt met een beetje humor, des te beter. 4 Wat is uw grootste bron van ergernis? Ik erger me niet zo snel, maar voor het verkeer in Moskou maak ik een uitzondering. 5. Voor wie heeft u bewondering? Voor mijn echtgenote Godelieve, die iedere verandering van standplaats weer vol enthousiasme invult als een ontdekkingsreis. 6. Welke sector laat hier absoluut kansen liggen? Vooral Rusland zelf laat kansen liggen. Het land is gezegend met een enorm areaal landbouwgrond, waarmee het eenvoudig zelfvoorzienend voor de meeste voedselproducten zou kunnen zijn. Toch is Rusland de afgelopen jaren uitgegroeid tot één van de grootste voedselimporterende landen. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie raakte de agrarische infrastructuur sterk in verval, ook het landbouwonderwijs en -onderzoek. Pogingen de landbouw sindsdien te moderniseren, zijn maar gedeeltelijk gelukt. Het ontbreekt niet aan plannen, maar de realisatie ervan is moeizaam. Investeerders zijn terughoudend of geven de voorkeur aan sneller renderende sectoren. De uitdagingen zijn het grootst in de zuivelen vleesproductie, maar ook in de tuinbouw en akkerbouw (aardappelsector) zijn nog enorme stappen te zetten. Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 11 7. Hoe staat het met duurzaam ondernemen? Dit staat nog in de kinderschoenen. Het milieubesef is over het algemeen laag en de overheid doet ook niet veel om het te stimuleren. Interessant genoeg zijn het vooral de buitenlandse ondernemingen die een voorbeeldfunctie vervullen. Zoals Unilever, dat in Rusland een duurzame productie van oliehoudende zaden aan het opzetten is. Het kan dus wel. En het zal uiteindelijk moeten. 8. Wat kan er op uw werkterrein beslist beter? Het Russische investeringsklimaat laat no g veel te wensen over. 9. Welk lokaal gerecht is uw favoriet? De Russische keuken is nogal recht toe recht aan, maar levert toch een aantal heerlijke gerechten op. Wie kent niet de borsjt-soep? Zelf vind ik blini’s met zalmeitjes en zure room niet te versmaden. Als wij carnaval vieren, hebben de Russen Maslenitsa, in mijn woorden een pannenkoekenfestival voorafgaand aan de vastenperiode die ook het einde van de winter inluidt. Een aanrader voor wie wat van de Russische cultuur en keuken wil ervaren. 10. Met wie zou u een avond op stap willen? Iemand als Sir Richard Branson, die ogenschijnlijk probleemloos kans ziet om inspiratie en visie om te zetten in daden. Of anders zou ik wel eens een biertje willen drinken met schrijver Redmond O’Hanlon en een boom opzetten over zijn vaak hilarische reisverslagen. 11. Wat is uw sleutelwoord voor de toekomst? Bepaal je reisdoel, maar geniet vooral van de reis. Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 12 Nederlandse agro-mkb uitgenodigd om plannen in te dienen IFC: financiering van agribusiness en duurzame ontwikkeling De International Finance Corporation of IFC, is een relatief onbekende organisatie voor de Nederlandse agro- en foodsector. Onterecht, want de doelen van IFC en onze agribusiness vallen goed samen: werken aan duurzame (landbouw)ontwikkeling, bijdragen aan voedselzekerheid en gedeeltelijke projectfinanciering voor de Nederlandse agribusiness. German Vegarra, Global Head Agribusiness & Forestry van IFC: “Wij verwelkomen projectvoorstellen van het Nederlandse agro-mkb”. IFC (International Finance Corporation) is een lidorganisatie van de WereldBank Groep. Het is één van de grootste internationale ontwikkelingsorganisaties die ontwikkeling steunt door het stimuleren van groei in de private sector. Hoofddoelstelling is het elimineren van armoede en ongelijkheid in opkomende markten, dat wil zeggen ontwikkelingslanden. Om dit te realiseren, investeert IFC in de private sector en verschaft zij ook advies. German Vegarra leidt de divisie voor onder andere agribusiness. “Wij investeren in bedrijven in gehele (landbouw)productieketens – of ‘van grond tot mond’ zoals wij graag zeggen. Van de grondstof en productie via verwerking en opslag tot en met distributie. De waardeketenbenadering.” Hij vervolgt met te benadrukken dat IFC een organisatie is die ‘in het veld’ werkt: 3000 van de in totaal 5000 medewerkers bevinden zich in de landen waar IFC actief is. Prioriteiten Vegarra vertelt over de prioriteiten van IFC: “Met ons werk hopen we bij te dragen aan drie fundamentele doelen. Het belangrijkste is dat wij het inkomen en de bestaanszekerheid van kleine boeren willen vergroten. Dat is de beste manier om voedselzekerheid te bevorderen. Ten tweede moet er inclusiviteit zijn, dat wil zeggen doelen op het gebied van gender , klimaat en andere moeten óók worden gediend. Drie: wij promoten onze milieu- en sociale standaarden als brengers van toegevoegde waarde, niet als eisen.” Volgens hem profiteren bedrijven met IFC cofinanciering ook van talloze innovaties, bijvoorbeeld in energieefficiëntie of irrigatie. Twee jaar geleden lanceerde IFC een nieuwe strategie, het zogenoemde Global Agri and Food Security Programme. Vegarra beschouwt dit als “een uniek instrument, dat een andere weg bewandelt dan IFC’s traditionele activiteit in commerciële investeringen (lenen en aandeelhouderschap), namelijk impactinvesteringen die minder commerciële, maar erg ontwikkelingsgerichte projecten ondersteunen”. Nieuw agribusiness-programma Het Programma staat onder leiding van Vegarra’s collega Laura Mecagni, die ook deelnam aan de IFC-missie naar ons land en die uitlegt: “Dit nieuwe programma biedt ons de gelegenheid om projecten serieus te bezien voor financiering, die kleiner zijn en wellicht meer risico’s met zich mee brengen, maar die een groter ontwikkelingseffect hebben. Wij concentreren ons daarbij op de laagste -inkomenslanden. Prioritaire regio’s daarbinnen zijn sub-Sahara Afrika en Zuid-Azië. We kwamen tot de conclusie dat de voorwaarden voor projectfinanciering onder dit programma iets zachter moesten zijn dan voor onze ‘traditionele’ projecten, teneinde innovatieve en impactvolle business models in agribusiness aan te moedigen. Het bedrijf in kwestie zal in de aanloopfase meer risico aanvaarden, maar is zo verzekerd van financiering voor de opstartfase.” Vegarra vult aan: “Enkele concrete voorbeelden. Stel dat een Nederlandse agribusinessonderneming geïnteresseerd is in het opzetten van een complex tuinbouwkassen in Mexico. Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 13 Wij kunnen dan 20% van het benodigde kapitaal verschaffen, van werkkapitaal tot langetermijnfinanciering. Wij spelen geen rol in het management van zo’n bedrijf, maar verstrekken adviezen over de bouw, over wet- en regelgeving enzovoort. Onze projecteisen vertonen gelijkenis met die van de Rabobank. 60% van onze klanten zijn ondernemingen in private eigendom, vaak mkb. Wij hebben dus ervaring met zaken als governance , vertrouwelijkheid en andere factoren die spelen bij familiebedrijven. Bovendien kunnen wij assisteren op veel meer manieren; indien noodzakelijk, mobiliseren wij andere financiële partners. Momenteel werken wij samen met een Nederlands bedrijf dat in Rwanda een fabriek aan het opzetten is voor pap als kindervoeding. Zij brengen partnerondernemingen binnen voor de gehele productieketen. IFC staat garant voor de financiering, die niet gemakkelijk te vinden is in dit land, en verstrekt advies over ketenmanagement. Hoe creëer je een stabiele aanvoer van maïs en soja, de grondstoffen voor dit product?” Business plan “Voor ons is een projectplan essentieel”, zegt Mecagni. “Daarmee kunnen wij de financiële behoefte van het project analyseren en ook bezien of wij zullen meedoen. De volgende ronde voor het indienen van plannen komt in juni, maar wij beoordelen het gehele jaar door projectvoorstellen. Als investeringsbank kijken we of een project een of meer sterke ondersteunende partners heeft, voor financiering maar ook anderszins.” Vegarra wil een eventueel misverstand over de term business plan bij voorbaat uit de weg ruimen. “Dat hoeft echt geen plan te zijn dat is geschreven door een grote consultancy. Wij beoordelen op basis van andere criteria. Zoals gezegd, financiering naast die vanuit IFC is van kritiek belang. Het bedrijf zelf of een financiële partner zal geld op tafel moeten leggen. Daarnaast: is er een markt voor de dienst of het product? Verder ondersteunen wij projecten die plaatsvinden in een concurrerende (markt)omgeving.” Toegevoegde waarde Mecagni voegt hieraan toe dat de meest succesvolle projecten IFC-financiering en de milieu- en sociale standaarden op een natuurlijke manier combineren. “Het is geen tradeoff , maar het zien van de toegevoegde waarde ervan.” Geslaagde agribusinessprojecten zijn onder meer de Uruguyaanse zuivelcoöperatie Conaprole, dat een exporteur is geworden en concurreert met Arla en FrieslandCampina. Een andere is Ecom Trading, één van de grootste koffiehandelaren, met klanten als Starbucks, Nespresso en Mondelez. Vegarra: “Zij hebben enorme groei verwezenlijkt in Midden-Amerika. Een belangrijk aandachtspunt van hun klanten is certificering en traceerbaarheid, hetgeen toegevoegde waarde creëert voor koffieboeren. In de afgelopen vijf jaar hebben twintigduizend boeren in Nicaragua hierdoor in totaal USD 7 miljoen aan extra inkomen voor zichzelf gegenereerd.” Vegarra benadrukt tot slot dat Nederlandse agribusiness-ondernemingen die geïnteresseerd zijn in cofinanciering door IFC hun voorstellen voor projecten in sub-Sahara Afrika of ZuidAzië gewoon moeten indienen bij hem en zijn collega’s. “Op de IFC-website staat een volledige lijst namen, functies en e-mailadressen.” Jacqueline Rogers (interview) en Hans van der Lee (redactie en vertaling), met hulp van Gijs Zeestraten. Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 14 Uit onverwachte hoek Koning Fruit Fruity King verkoopt verschillende sappen, zowel concentraat als vers geperst sap. Op dit moment richt Fruity King zich op verse sappen die ze onder de merknaam the fruit lab produceren. Het bedrijf perst alle sappen ‘in huis’. Naast het gewone sinaasappelsap combineren ze smaken met aardbei, mango, kiwi en ananas. Deze gemengde fruitsappen zijn het paradepaardje van the fruit lab. “Fruity King bestaat ruim twintig jaar en is ooit begonnen als een klein bedrijf dat met handgeperst sinaasappelsap direct aan de lokale horeca leverde. Na diverse investeringen is het bedrijf twintig jaar later uitgegroeid tot wat het nu is”, aldus commercieel manager Tom Poels. “De stap naar de combinatie van diverse verssappen is de laatste acht jaar gezet. Want het bleek al snel dat iedereen zijn eigen sinaasappelsap thuis aan het persen was. Iedereen kan dat natuurlijk. Wij hebben toen ingezet op verrassende smaakcombinaties. De basis blijft wel het sinaasappelsap, maar de varianten zijn inmiddels onmisbaar,” vertelt Poels. De term ‘vers geperst sap’ is volgens Poels ook breed definieerbaar en wordt soms onterecht gebruikt door anderen. “Wij persen zelf ons fruit en we mogen daarom met recht het etiket ‘vers geperst’ gebruiken, maar meerdere merken doen dat terwijl het niet altijd zo is. Voor de consument blijft dat lastig. Wij zetten daarom in op onze onderscheidende factor; de intense en pure smaak.” Smaakbeleving gaat bij the fruit lab boven alles, dus kijkt het bedrijf constant om zich heen om de beste producten te kunnen verzamelen. Het fruit wordt ingekocht en ingevlogen vanuit diverse landen. “Wij zouden bijvoorbeeld graa g Nederlandse aardbeien willen gebruiken, maar die zijn op het moment nog te waterig waardoor je niet de perfecte smaak kan garanderen. In het seizoen zijn de Nederlandse aardbeien prima en lekker, maar tot die tijd importeren we onze aardbeien uit Polen.” Ook de verpakking van the fruit lab springt in het oog en heeft een aantal prijzen in de wacht gesleept. “Iedere fles heeft een eigen nummering die de smaakbeleving weergeeft met een smaakcode tussen 1 en 9 qua intensiteit van zoet, zuur en bitter. Een smaakcode van 367 staat voor de Ruby Red Grapefruit, waarbij de cijfers niet zo zoet, redelijk zuur en lekker bitter vertegenwoordigen.” The fruit lab wil in de toekomst graag blijven experimenteren met diverse smaken en bestaande en nieuwe fruitsoorten om de ultieme sapcombinaties te kunnen blijven ontwikkelen. “Op dit moment produceren we ruim twintig verse smaaksoorten per dag. De smaakcombinaties worden deels door de inkopers bedacht, maar ook de medewerkers hebben een inbreng in de keuze. Ook tijdens de lunch staat er bij ons altijd wel een vers sapje op tafel.” Naast Nederland ziet het bedrijf ook veel mogelijkheden voor groei in de omringende landen zoals Duitsland, België, Oostenrijk en Zwitserland. “Daar worden vooral nog lang houdbare producten ver kocht dus onze exportplannen staan nog in de kinderschoenen.” www.thefruitlab.com Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 15 Column Philip den Ouden Directeur FNLI Loopt het in de soep? Voedselfabrikanten staan anno 2014 bij het maken van hun producten voor een scala aan maatschappelijke uitdagingen. Produceren van voedsel behelst allang niet meer alleen maar ingrediënten inkopen, mengen, verwarmen, koelen en verpakken. Nee, een modern bedrijf is ook toezichthouder, wetenschapper, administrateur, keurmeester, buurtbewoner en maakt idealiter duurzaam en verantwoord geproduceerde, veilige, smakelijke, gemakkelijk te bereiden en goedkope producten. Een hele opgave. Ik neem u in gedachten mee naar een middelgrote onderneming die erwtensoep produceert. Voor welke uitdagingen staat hij? Voedselveiligheid is een absolute must voor elke producent: onze ondernemer neemt alle nodige maatregelen om voedselveiligheidsrisico’s uit te bannen en voldoet aan de strikte eisen voor voedselveiligheid zoals opgesteld in de Europese Algemene Levensmiddelen verordening en de Nederlandse Warenwet. Ook voldoet hij aan de eisen van het BRCkwaliteitscertificaat, dat nog eens 300 bovenwettelijke eisen stelt. Volgend jaar worden de bestaande kwaliteitssystemen uitgebreid om, naast voedselveiligheid, ook productintegriteit te borgen. Het bedrijfsleven neemt deze maatregelen om fraude uit te bannen, zodat consumenten er zeker van kunnen zijn wat ze eten en drinken. De ondernemer werkt ook aan verduurzaming. Om zijn impact op het milieu gering te houden, maar ook om kosten te besparen en zo zijn omzet te vergroten, verbetert de ondernemer zijn milieuprestaties binnen de fabriek. Hij hergebruikt bijvoorbeeld zijn reststromen voor 90% en hij werkt jaar op jaar aan het verminderen van energiegebruik. Ook overweegt hij de overstap op goed herbruikbaar verpakkingsmateriaal. Sommige maatregelen schrijft de wet voor, veel is via brancheafspraken geregeld. Ook in zijn grondstofketens neemt hij – waar hij kan zijn – zijn verantwoordelijkheid. Bij de import van peper en andere specerijen uit India en Zuid-Oost-Azië stelt hij de voorwaarde dat zijn toeleverancier zich houdt aan internationale OESO -richtlijnen. Bij de productie van worst en spek wegen zowel de milieu -impact van de veeteelt als dierenwelzijnaspecten mee. Met zijn leveranci ers werkt hij aan duurzame teelt: verantwoorde bemesting en gewasbescherming, goede arbeidsomstandigheden, zo min mogelijk oogstverlies. Soep moet in een gezond voedingspatroon passen. De soepenproducent heeft het zout gereduceerd tot de IkKiesBewust-norm. Deze zoutreductie ging niet over één nacht ijs: de veiligheid, kwaliteit en houdbaarheid van het product moesten immers op peil blijven. Het bedrijfsleven en het ministerie van Volksgezondheid werken samen om in 2014 het zoutgehalte in een groot aantal productcategorieën verder te reduceren. Ook voor soep komen er maximumnormen. Voor de ondernemer is het belangrijk dat dit sectorgewijs gebeurt, zodat hij geen concurrentienadeel heeft. De inspanningen die deze ondernemer levert zijn niet uitzonderlijk. Op allerlei vlakken staan voedselproducenten anno 2014 voor complexe dilemma’s, van verduurzaming van de voedselketen, tot de impact van voeding op gezondheid en voedselveiligheid. Simpele oplossingen bestaan niet als het gaat om voedsel: zo is het mogelijk om een maaltijd samen te stellen met weinig zout en calorieën, maar met een hogere milieu-impact en vice versa. Samen met onze fictieve ondernemer zijn honderden andere bedrijven dag in dag uit bezig deze maatschappelijke uitdagingen te lijf te gaan en tegelijkertijd een goedlopend bedrijf te runnen. Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 16 Eén ding weet ik daarom zeker: hoogwaardige voedselproductie anno 2014 loopt niet in de soep! Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 17 Onderhandelen in het kader van de International Plant Protection Convention (IPPC) Markttoegang van plantaardige producten Voor ons land is de wereldwijde handel in plantaardige producten van groot belang voor de eigen economie, maar deze is ook lucratief voor de internationaal opererende Nederlandse bedrijven. Eén van de kerntaken van het ministerie van Economische Zaken op dit gebied is het openen en open houden van markten voor die producten in derde landen (niet-EU). Het team Markttoegang fytosanitair derde landen van het ministerie van EZ werkt actief samen met de NVWA om over de gehele wereld fytosanitaire problemen op te lossen, contacten te onderhouden met overheden en gunstige randvoorwaarden te creëren voor marktkansen in zogenoemde derde landen (niet-EU). Daarnaast is het ministerie ook verantwoordelijk voor het minimaliseren van de fytosanitaire risico’s die gepaard gaan met de handel in en het transport van plantaardige producten. Deze fytosanitaire risico’s bestaan uit de verspreiding van ziekten en plagen, kunnen grote economische schade toebrengen aan de productie van voedsel en sierteeltgewassen, maar kunnen ook een bedreiging vormen voor de biodiversiteit. Vaak spelen de onderhandelingen met derde landen zich af binnen kaders die op grond van de International Plant Protection Convention (IPPC) zijn vastgesteld. Naast de bilaterale contacten (van land tot land), is Nederland daarom ook actief binnen de IPPC. Maar wat doet de Nederlandse overheid daar nu precies en hoe helpt dat de Nederlandse agribusiness? DE IPPC: wat is het? De International Plant Protection Convention (IPPC) uit 1952 biedt het mondiale raamwerk voor fytosanitaire aangelegenheden. Het verdrag is tot stand gekomen als reactie op de toenemende handel in plantaardige producten en een aantal concrete problemen die dat met zich meebracht. Wat aanvankelijk klein begon, is uitgegroeid tot een verdrag waarbinnen momenteel 181 landen samenwerken. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) is gastheer van de IPPC en financiert en huisvest het IPPC Secretariaat. Het doel van de IPPC is het bevorderen van internationale samenwerking om de verspreiding van voor planten schadelijke ziekten en plagen tegen te gaan, en tegelijkertijd om randvoorwaarden te scheppen voor veilige handel. Het was en is zaak om daarin telkens een goede balans te vinden tussen enerzijds de noodzaak om planten en plantaardige producten te beschermen, en anderzijds het belang van vrije wereldhandel in plantaardige producten te bevorderen. Door mondiale afspraken kan worden voorkomen dat iedereen in bilateraal overleg opnieuw het wiel moet uitvinden. Va nwege de rol die de IPPC speelt op het terrein van plantgezondheid heeft de IPPC in het kader van de World Trade Organisation dezelfde status als de Codex Alimentarius (voor volksgezondheid) en de OIE (voor diergezondheid). Nederlands lidmaatschap: wat betekent dat? Een belangrijk principe van de IPPC is dat landen het soevereine recht hebben eisen te stellen aan de import van plantaardig materiaal, zolang deze eisen transparant zijn en technisch gerechtvaardigd. Die eisen leggen vaak beperkingen op aan de Nederlandse handel naar het desbetreffende land, maar zijn erop gericht om de insleep van schadelijke ziekten en plagen voor planten te voorkomen. Op grond van de IPPC is ieder aangesloten land verplicht om een National Plant Protection Organization (NPPO) op te richten, die taken heeft op het terrein van fytosanitair. In Nederland is dat de NVWA. Eén van die taken is het afgeven van een fytosanitair Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 18 exportcertificaat, waarin de Nederlandse autoriteiten verklaren dat de producten voldoen aan de eisen die worden gesteld door het importerende land. Een belangrijke uitkomst van de afspraken in IPPC-kader zijn de internationale fytosanitaire standaarden: de ISPMs (International Standards on Phytosanitary Measures). Deze standaarden geven richtsnoeren voor de toepassing van fytosanitaire maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van het uitvoeren van risicoanalyses, de wijze van exportcertificering, diagnostiek en behandelingsmethoden. Door deze standaarden wordt wereldwijd een gemeenschappelijke basis gecreëerd, op grond waarvan nationale plantenziektekundige diensten kunnen werken. Momenteel heeft de IPPC bijna 40 standaarden vastgesteld. Een bekend voorbeeld is ISPM15, die het wereldwijde gebruik van houten verpakkingsmateriaal mogelijk maakt. Het is een goed voorbeeld van een concrete toepasbare standaard, die de fytosanitaire risico’s van houten verpakkingsmateriaal vermindert en tegelijkertijd de wereldwijde handel en transport van dit materiaal mogelijk maakt. Een ander voorbeeld betreft de standaarden die betrekking hebben op de afgifte van fytosanitaire certificaten. Door middel van het afgeven van zo’n certificaat verklaart het land van export dat een geëxporteerde zending voldoet aan de eisen die een land van import stelt. Binnenkort valt besluitvorming te verwachten over een nieuwe standaard voor elektronische fytosanitaire certificering. Deze standaard zal richtsnoeren bevatten om de afgifte van elektronische certificaten te harmoniseren, een voor Nederland belangrijke ontwikkeling. Naast het vaststellen van standaarden is de IPPC ook actief in het versterken van de capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden, de verbetering van transparantie over fytosanitaire eisen tussen landen en een mechanisme om geschillen tussen landen te beslechten. Op alle onderdelen van de IPPC is Nederland actief. Door het leveren van kennis en experts in verschillende vormen draagt Nederland bij aan de besluitvorming van de IPPC en het tot stand komen van standaarden. Vertegenwoordigers van het ministerie en de NVWA maken vaak deel uit van verschillende werkgroepen en comités van de IPPC. Hierdoor kan al in een vroegtijdig stadium van de besluitvorming het Nederlandse belang worden ingebracht. Vanaf 2014 zal die inbreng worden versterkt doordat Nederlandse vertegenwoordigers in het zogeheten Standards Committee (verantwoordelijk voor de standaarden) en het Bureau (het dagelijks bestuur) van de IPPC plaats zullen nemen. Nederland doet dit niet op eigen houtje, maar werkt nauw samen met collega's van Europese landen en treedt in v eel gevallen ook namens de Europese regio op. Praktijkvoorbeeld Een concreet voorbeeld van de Nederlandse inzet is het organiseren van een expertgroep voor het ontwikkelen van een standaard op het gebied van zaaizaden (juli 2013, Den Haag). De internationale handel in zaaizaden is van groot belang en het Nederlandse bedrijfsleven neemt hierin een grote plaats. De handel wordt gekenmerkt door het sterk internationale karakter ervan. Het komt vaak voor dat zaadbedrijven in verschillende landen locaties hebben opgezet voor onderzoek, productie en verwerking. Vaak gebeurt dit in verschillende werelddelen om maximaal gebruik te kunnen maken van de verschillende klimatologische en geografische omstandigheden. Een belangrijk probleem daarbij is dan wel dat dergelijke bedrijven te maken hebben met veel, vaak onbekende en veranderende, fytosanitaire eisen van de landen waarin ze actief zijn. Al enkele jaren geleden heeft het bedrijfsleven dit probleem aangekaart bij de IPPC, met het verzoek te komen tot een standaard voor zaaizaden die handreikingen kan geven voor de harmonisatie van eisen en maatregelen. Nadat de IPPC dit onderwerp op het werkprogramma voor de ontwikkeling van standaarden had geplaatst, werd gezocht naar experts die een ontwerp voor een standaard zouden kunnen maken. Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 19 Het ministerie van EZ ontving in 2013 een groep experts in Nederland. Tijdens de vergadering van deze groep is een bezoek gebracht aan een Nederlands zaadbedrijf, zodat de experts konden kennismaken met de praktijk van zo’n bedrijf. Men kon overeenstemming bereiken over een ontwerp-standaard voor zaden, die in de komende periode verder in de IPPC zal worden besproken en vastgesteld. Op deze en ook andere manieren draagt Nederland bij aan de harmonisatie van fytosanitaire maatregelen wereldwijd. Corné van Alphen en Tjitske Bolt, team Markttoegang fytosanitair derde landen Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 20 Exportise Mueller zorgt voor koele melk in warm Afrika Het bedrijf Mueller staat bekend om zijn hoogwaardige RVS-producten van met name tanks voor de opslag en koeling voor de voedingsmiddelenindustrie. Mueller is in Nederland, met een marktaandeel van ruim 60%, marktleider op gebied van tanks voor melkkoeling. Paul Mueller startte in 1940 in Amerika met het bouwen van kachels en midden jaren 50 werd begonnen met het produceren van melkkoeltanks. Tot 2008 werden de Muellerproducten onder licentie van Paul Mueller Company in Nederland geproduceerd door SSP Lichtenvoorde. Meko Holland uit Assen was de grootste dealer van Muellermelkkoelsystemen in Europa. In 2008 zijn Meko en SSP Lichtenvoorde overgenomen door Paul Mueller Company en zijn de drie ondernemingen samengegaan in één bedrijf met in Nederland ruim 260 man personeel. De melkkoelsystemen zijn binnen Mueller een belangrijke focus. Ze hebben er wereldwijd een groot succes mee. “In zowel Afrika als Azië levert Mueller verzamelcentra, waar de melk verzameld wordt van een aantal kleinere boeren uit een bepaald gebied”, zegt Peter Fopma, new business manager. “Wij noemen dat household farms; boeren met ieder twee of drie koeien aan huis. De boeren komen met jerrycans de melk langsbrengen bij het verzamelcentrum en worden meteen uitbetaald. Als de melkkwaliteit verbetert door goede koeling, kun je daar uiteindelijk betere producten van maken.” Via maatschappelijk verantwoord ondernemen probeert het bedrijf een steentje bij te dragen aan een betere wereld. In Ethiopië heeft Mueller onlangs een bijzonder project afgerond in samenwerking met LEI / Wageningen Universiteit en het BoP Innovation Centre. “Voor lokale boeren die de avondmelk niet op tijd kunnen leveren, hebben we een nieuwe melkkoeltank van 300 liter ontworpen die werkt op zonne -energie. Met de opgewekte zonne-energie van overdag kun je ‘s avonds perfect koelen, zodat de melk vers blijft. Het klinkt heel simpel, maar er ging uiteraard wel wat innovatief voorwerk aan vooraf. Omdat het product in the middle of nowhere geplaatst zou worden, moest het aan twee voorwaarden voldoen: geschikt zijn voor kleinschalig gebruik en werken zonder stroom. Een halfjaar geleden, toen de meeste technische hobbels waren overwonnen, ging er een prototype van deze Solar Cooler naar Ethiopië. En met succes, binnenkort kijken we naar de mogelijkheden van commerciële productie van deze tank.” De kracht van Mueller ligt volgens Fopma in het constant innoveren en ook het slimme hergebruik van materialen. “Een tank van ruim veertig jaar oud weten wij nog steeds up-todate te houden door het een en ander aan te passen qua reiniging en nieuwe onderdelen. Ik kan vervolgens nog steeds 100% garantie geven dat die tank het perfect doet. Wij geloven heel sterk in duurzaamheid. Het feit dat wij vele Mueller-tanks meerdere keren hebben ingeruild, gereviseerd en weer hebben verkocht, is in onze ogen de beste manier van recycling.” Maar Mueller kijkt ook vooruit. Met energiebesparende ontwikkelingsconcepten hoopt het bedrijf de slag naar de toekomst te maken. En de crisis lijkt ook aan hen voorbij te gaan. “Wij hebben eerder een crisis om te zorgen hoe we het allemaal op tijd gebouwd krijgen,” lacht Fopma. www.paulmueller.nl Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 21 Naoogst Siñal Exhibition 20 en 21 mei 2014 - biobased matchmaking- en congresevenement De Nederlandse ambassade Parijs zal met een Nederlandse delegatie van bedrijven en kennisinstellingen deelnemen aan het matchmaking- en congresevenement SIÑAL Exhibition 2014, dat op 20 en 21 mei 2014 in Châlons-en-Champagne plaatsvindt. Ook wordt bij die gelegenheid een bezoek gebracht aan het bioraffinagecluster in Pomacle-Bazancourt. Châlons ligt midden in het grote akkerbouwgebied van Champagne-Ardenne, waar eveneens het innovatiecluster IAR (Industries & Agro-Ressources) is gevestigd, met focus op valorisatie van landbouwgrondstoffen, met als toepassingsgebieden agromaterialen, biomoleculen, bio-energie en bio-ingrediënten. Nederlandse delegatie Omdat de Nederlandse delegatie een belangrijke internationale toevoeging is voor SIÑAL, heeft de organisatie voorgesteld Nederland een prominente plek toe te wijzen tijdens de beurs in de vorm van een ‘Holland-Eiland’. De SIÑAL-organisatie zal, op basis van het opgegeven interesseprofiel, afspraken maken met relevante Franse partijen. Parallel vinden er conferenties plaats, met onderwerpen op het vlak van biochemie, biomaterialen, bioenergie en bouw. De delegatie wordt geleid door Roel Bol, special envoy green growth Nederland. Kosten Gezien het belang dat SIÑAL hecht aan de komst van een Nederlandse delegatie geldt een speciaal tarief van € 890,- per bedrijf. Daarbij inbegrepen zijn twee hotelovernachtingen, deelname aan de matchmaking, het congres, eventuele technische seminars , lunch op 20 en 21 mei, de netwerkcocktail op 20 mei en vervoer tussen het hotel en de beurs. Daarbij biedt het ministerie van Economische Zaken de deelnemers op maandagmiddag 19 mei een bezoek aan het bioraffinagecluster te Pomacle-Bazancourt aan, dat met een gezamenlijk diner op maandagavond 19 mei in Reims wordt afgesloten. Mocht u met meerdere personen uit uw bedrijf deelnemen, dan betaalt u per extra persoon € 200 bij voor de twee hotelovernachtingen. Het vervoer van Nederland naar Châlons en terug is voor eigen rekening. De afstand Utrecht-Châlons-en-Champagne is 490 km. Er gaat een trein van Parijs naar Châlons. Inschrijven Inschrijven kan via de website van SIÑAL: www.sinal-exhibition.eu. De plaatsen voor het Holland-Eiland zijn beperkt. Deelnemers worden geaccepteerd in volgorde van inschrijving. Innovatieprijzen Wij moedigen Nederlandse bedrijven van harte aan om zich (gratis) in te schrijven voor het meedingen naar de innovatieprijzen die tijdens de beurs uitgereikt worden. Daarbij kan het gaan om een product, een opstelling, een systeem of een dienst. Dit kan tegelijkertijd met het inschrijven voor de beurs. Mocht uw bedrijf in de prijzen vallen, dan levert u dat extra aandacht op in de Franse vakbladen. Mocht u vragen hebben over deze activiteit, dan kunt u e-mailen naar [email protected] . Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 22 Toeleveranciers glastuinbouw VS: 22-25 oktober matchmakingevenement Van 22-25 oktober 2014 zal de 8e GreenhouseConnect (GHC) plaatsvinden. Dit jaar wordt het evenement in Saddlebrook Resort in Wesley Chapel, Florida gehouden (nabij Tampa). GreenhouseConnect wordt georganiseerd door het Amerikaanse vakblad Greenhouse Grower. Voor dit evenement worden de top 20-25 kassentelers in de Verenigde Staten uitgenodigd. Inmiddels hebben zich tien telers opgegeven, waaronder Metrolina, Tagawa, Battlefield, Mid-American, Rainbow, Sedan Floral, evenals Color Spot Nurseries, Green Circle Growers, Bob’s Market en Northwest Horticulture. Deze Amerikaanse telers, die tijdens het evenement worden vertegenwoordigd door een team van 2-3 personen, worden tijdens GreenhouseConnect geïntroduceerd aan toeleveranciers van producten, technologieën en diensten voor de glastuinbouw. In totaal worden 20 tot 30 toeleveranciers uitgenodigd. Maximaal drie leveranciers per categorie: constructie, potten, tanks, klimaatcontrole, bewateringssystemen enzovoort. Per teler wordt door de organisatoren van GreenhouseConnect een inventarisatie gemaakt van de wensen van het bedrijf (voor producten, diensten, technologieën) voor nu en in de toekomst. Op basis daarvan worden gesprekken vastgelegd van 50 minuten met verschillende toeleveranciers. Tijdens dit gesprek krijgt de toeleverancier de gelegenheid om één op één met de Amerikaanse teler contact te leggen en een uiteenzetting te geven van de beschikbare expertise. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een PowerPoint, video of productdemonstratie. Per dag kunnen voor een toeleverancier maximaal 8 gesprekken worden georganiseerd. Voor prijs- en aanvullende informatie kan contact worden opgenomen met Jack Lyttle, Senior Accountmanager, Greenhouse Grower / Today’s Garden Center, +1 440 602 91 36 of +1 216 272 97 81, [email protected] , of met de Landbouwafdeling Washington, DC, [email protected]. Informatiesessie in Brussel Nederlandse startende ondernemers in België Denkt u eraan om uw activiteiten uit te breiden naar België? Op 20 mei 2014 organiseert de Nederlandse ambassade in samenwerking met de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) een informatiesessie, vooral gericht op startende ondernemers. Deze sessie biedt inzicht in een functioneel ondernemingsplan en leidt u door het gehele opstartparcours van Belgische startvoorwaarden, juridische vormen, subsidies en btw-regelingen. Tijdens de aansluitende borrel is er gelegenheid vragen te stellen aan de sprekers en kennis uit te wisselen met andere deelnemers. Deelname is gratis. Aanmelden kan via een e-mail naar [email protected] . Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 23 Grensverleggers De bodemexpertise van BLGG AgroXpertus Waar een klein land wel niet goed in kan zijn. Nederland loopt met kennis op agrarisch vlak voor op andere landen. Zo zijn er wereldwijd specifieke technieken ontwikkeld om de bodem voor onder andere telers te onderzoeken, maar er is een grote drang naar uniformiteit ontstaan en de belangstelling naar de kennis vanuit Nederland blijkt groot. En dat is goed nieuws voor BLGG AgroXpertus in Wageningen, een laboratorium dat informatie levert voor boeren en tuinders die streven naar productiezekerheid en rendementsverbetering. “We zijn een bedrijf met uitstekende kennis in huis op dat vlak,” aldus Erikjan Van Huet Lindeman, hoofd Communicatie en Marketing bij BLGG AgroXpertus. “We leveren agrarische ondernemers informatie waarmee ze hun bedrijf- en productieproces kunnen sturen van bijvoorbeeld melk, bloemen, tomaten of komkommers om maar wat te noemen. Boeren hebben informatie nodig om onder andere de juiste mate van bemesting toe te kunnen passen of de voeding van de koeien beter uit te voeren zodat ze hun teelt of werkwijze kunnen bijsturen. Wij nemen monsters op het agrarische bedrijf, die analyseren we en vervolgens verwerken we deze analyses tot praktische adviezen voor de ondernemer. Door effectiever te bemesten of de koeien te voeren kan dat voor veel boeren kostenbesparend werken maar het is ook van belang om de kwaliteit van een product te kunnen bepalen en in de gaten te houden.” Het idee is ooit gestart in 1928 op een proefstation in Groningen waar semiwetenschappelijk onderzoek werd verricht. “De boeren kwamen zelf met hun monsters aanzetten om hun stukje grond te laten onderzoeken, meestal vanuit pure nieuwsgierigheid. Als een ware ‘spin-off’ werd vanuit de overheid dit bodemonderzoek gedaan. Sindsdien werkt de agrarische sector met cijfers.” Later werd de onderneming een serieuzer onderdeel van een landbouworganisatie en nu is het bedrijf sinds 2002 een particuliere onderneming en heeft het een grote marktpositie in Nederland; variërend van 80% in de melkveehouderij tot 50% in de glastuinbouw. “Qua werkgebied opereren we erg breed. We zijn aanwezig in alle sectoren van akkertuinbouw, glastuinbouw tot de veehouderij, van zuid Limburg tot in noord Groningen. Er zijn wel concurrenten maar die opereren voornamelijk op regionaal vlak of op een deelterrein van ons assortiment.” In juli 2013 is BLGG AgroXpertus onderdeel geworden van Eurofins, een internationale speler op het gebied van laboratoriumonderzoek. Internationaal is het bedrijf al ruim 10 jaar actief in met name Noord-West Europa, met name met voederwaarde-onderzoek. Op dit moment is er ook veel belangstelling van internationale partijen voor bemestingsonderzoek in de grond. Deze internationale groei werd mede mogelijk door de nieuw ontwikkelde innovatie NIRtechniek “De NIR techniek is een bijzondere meettechniek die we al een paar jaar in huis hebben. De voederwaarde- en bemestingonderzoeken doen we niet meer op de klassieke chemische manier met potjes, glazen en chemische metingen maar dat gebeurt tegenwoordig met infrarood licht. Daar zit veel innovatie bij om dat voor elkaar te krijgen. Maar het opent vooral de weg om verder het buitenland in te trekken bijvoorbeeld richting Hongarije en Rusland. Het is logistiek onhandig om vanuit daar alle monsters terug te brengen naar Nederland. Met een speciaal infrarood apparaat dat in onze vestiging in Moskou in Rusland staat kunnen we wel monsters scannen en de uitslagen digitaal opsturen naar Nederland waar het vervolgens geanalyseerd wordt. De analyses worden dan weer teruggestuurd en het verslag wordt gemaakt en naar de klant gestuurd.” Of de boeren nu meteen veel groter groeien door de informatiekennis en analyses die BLGG AgroXpertus aanbiedt, wil van Huet Lindeman niet hardop stellen “maar ze kunnen wel enorme kosten besparen op de bemesting of bijvoorbeeld op de kilogram melk die er geproduceerd wordt. De winstgevendheid wordt dus vergroot, dat kan soms om forse bedragen gaan. We zitten niet zelf met de boer aan tafel om te bespreken welke kant het Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 24 nou op moet voor een hoger rendement, onze rol blijft beperkt tot het leveren van informatie en adviezen. Onze rapportages worden wel gebruikt door diverse adviseurs van deze ondernemers zodat in elke specifieke situatie kunnen uitrekenen en bekijken wat de gezette koers zou moeten zijn in hun onderneming.” Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 25 Activiteitenkalender 2014 Onderstaande activiteiten zijn op alfabetische volgorde gerangschikt per regio en per land AFRIKA AZIË Djibouti 5-8 april Handelsmissie agrologistiek en ontwikkeling ‘ports’ China 18-20 mei Chinese Animal Husbandry Exhibition Te Qingdao (Nederlandse inzending) Inlichtingen uitvoering: NABC, [email protected] of [email protected] of 070 304 3618 Inlichtingen Markt: [email protected] Ghana 15 - 18 mei Accra Agro, Food & Technologie missie ten tijde van de FATEC Inlichtingen uitvoering: [email protected] Zuid-Afrika 5-7 november Holland Paviljoen op Food and Drink Event te Johannesburg Inlichtingen uitvoering: Inlichtingen uitvoering en markt: [email protected] China 21-25 mei Qingdao International Horticultural Exhibition (Nederlandse inzending) Inlichtingen uitvoering en markt: [email protected] India 14-16 november International FoodTec India & PackEx India (Hollandpaviljoen) Inlichtingen uitvoering: [email protected] FME – CWM: [email protected] 079 353 13 90 [email protected] [email protected] Inlichtingen markt: Inlichtingen markt: AMERIKA Brazilië 19-23 mei Missie high-tech agrofood en biotech Inlichtingen uitvoering: www.oostnv.nl Inlichtingen martk: [email protected] Verenigde Staten 29 juni- 1 juli New York Summer Fancy Food Show EUROPESE UNIE Roemenië 22-25 april Handelsmissie o.l.v. minister Ploumen Inlichtingen uitvoering: RVO: Fred van der Meer 088 042 42 42 Inlichtingen markt: [email protected] [email protected] Frankrijk 20-21 mei Biobased bedrijvendelegatie ten tijde van Siñal [email protected] [email protected] Inlichtingen uitvoering: Inlichtingen markt: Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 Inlichtingen uitvoering en markt: 26 MIDDEN-OOSTEN Saoedi-Arabië 3-7 mei Handelsmissie Inlichtingen uitvoering: NCH: [email protected] Inlichtingen markt: [email protected] 9-11 november Gulfood Manufacturing/ Seafex Holland Paviljoen Inlichtingen uitvoering: [email protected] Inlichtingen markt: [email protected] OVERIG EUROPA Azerbaijan 19-23 mei Baku Agrotrade missie Inlichtingen uitvoering: [email protected] Inlichtingen markt: [email protected] Servië 20-26 mei Novi Sad Landbouwbeurs met Hollandpaviljoen Inlichtingen uitvoering en markt: [email protected] Turkije 8-12 juni Handelsmissie agro, food en technologie Inlichtingen uitvoering: [email protected] of 079 353 1135 Inlichtingen markt: [email protected] Minister Timmermans Servië Tijdens de Novi Sad landbouwbeurs zal Minister Timmermans een bezoek brengen aan Servië. U kunt ook aanwezig zijn op deze beurs. Nederland is dit jaar partnerland en is aanwezig met een Hollandpaviljoen. Voor meer informatie over deze beurs of de mogelijkheden op de Servische markt kunt u contact opnemen met de Landbouwafdeling Belgrado: [email protected] Berichten Buitenland, nummer 3, maart 2014 27
© Copyright 2024 ExpyDoc