Studie Randstad 2014 studenten aan het werk Studentenstudie 2014 1 inhoud 1. intro, aanpak en meest opvallende tendensen ………………… p. 3 1.1. intro ……………………………………………………………………………... p. 3 1.2. aanpak ……………………………………………………………………………… p. 5 2. resultaten …………………………………………………………………… p. 6 2.1. Werken tijdens het schooljaar in de lift bij studenten ………….. p. 6 2.2. afname van klusjes en vrijwilligerswerk………………………………… p. 7 2.3. welke types van jobs en in welke sectoren?…………………………. p. 7 2.4. hoe zoeken ze hun job? ……………………………………………………. p. 9 2.5. arbeidscontract: zwartwerk stagneert………………………………… p. 10 2.6. wat verdienen ze?…………………………………………………………… p. 13 2.7. welke bestemming krijgen hun centen?……………………………. p. 13 2.8. wat vinden studenten belangrijk in het werk en hoe tevreden zijn ze? 2.9. ………………………………………………………………………………………. p. 15 de perceptie van de periode 'na de studies'?………………….. p. 17 2.10. het belang van het diploma…………………………………………. 3. Belangrijkste conclusies……………………………………………. Studentenstudie 2014 p. 20 p. 21 2 1. intro, aanpak en meest opvallende tendensen 1.1. intro waarom deze studie? Als dienstverlener, marktleider en trendsetter in de HR-sector is Randstad geïnteresseerd in het reilen en zeilen van de arbeidsmarkt. Randstad heeft meer dan 45 jaar ervaring met het matchen van de vraag naar en het aanbod van werk en investeert daarnaast ook in onderzoek naar arbeidsmarktgebonden thema’s. Randstad wil die opgedane kennis delen met al zijn publieksgroepen en zich op die manier profileren als arbeidsmarktspecialist. Zo gaat Randstad jaarlijks op zoek naar de meest aantrekkelijke werkgever in België, publiceert het elk jaar een studie rond een arbeidsmarktgebonden thema, geeft het tweejaarlijks de Werkpocket uit, organiseert het bedrijf HR-themamiddagen, ... de marktsituatie 1 In 2013 gingen er ongeveer 427 052 jongeren aan de slag als jobstudent. Dat is de laagste jaarlijkse stijging in vijf jaar (+ 1,6 %). Tussen 2009 en 2013 is het aantal jobstudenten gestegen met 15,4 %. 2 Van deze jongeren richtten er zich in 2013 bijna 191 015 tot een uitzendkantoor. Dat is 2 500 meer dan vorig jaar. In 2009 vonden 161 411 studenten een job via een uitzendkantoor. Sinds 2009 werkten iets meer dan vier studenten op tien op basis van een contract met een uitzendkantoor. Zoals blijkt uit figuur 1 hieronder geeft de uitzendsector blijk van een grote stabiliteit met 45 % van de jobstudenten elk jaar. 1 2 Bron: statistieken RSZ 16/06/2014 Bron: jaarverslag 2013 van Federgon Studentenstudie 2014 3 figuur 1: de markt van de studenten in 2014 Via Randstad, de marktleider, gingen in 2013 meer dan 44 400 jobstudenten aan de slag. Jongeren op zoek naar een job vinden steeds meer de weg naar een uitzendkantoor als efficiënt kanaal om snel een job te vinden en daarmee een centje bij te verdienen. We hebben er dus alle belang bij ook voor deze doelgroep onze baseline ‘good to know you’ in de praktijk te brengen. Met deze studie krijgen wij een beter beeld van wat er te weten valt over studenten en werk. We delen de resultaten graag met u. We hopen dat deze studie ook voor u verhelderend is. We wensen u alvast veel leesplezier. Studentenstudie 2014 4 1.2. de aanpak Voor dit onderzoek werden 1 000 studenten, ouder dan 15 jaar en ingeschreven in het secundair, het hoger of het universitair onderwijs, bevraagd. Voor de vierde keer gebeurde de enquête via het internet. De subgroepen zijn representatief voor de populatie (naar geslacht, taal, regio, …). Ze werden begin 2014 bevraagd rond allerlei werkgerelateerde onderwerpen: hoeveel verdienen ze? Welk soort jobs doen ze? Waaraan besteden ze hun centen? Daarnaast werd gepeild naar hun tevredenheid over hun job, hun arbeidscontract, de geldende reglementering inzake studentenjobs enz. tabel 1: de respondenten geslacht taal leeftijd studieniveau regio man 49 % vrouw 51 % Franstalig 45 % Nederlandstalig 55 % < 18 jaar 21 % 18-21 jaar 55 % 22-25 jaar 20 % > 25 jaar 4% master 16 % bachelor 32 % middelbaar of lager 52 % Vlaanderen 56 % Wallonië 34 % Brussel 10 % Studentenstudie 2014 5 2. resultaten 2.1. Werken tijdens het schooljaar in de lift bij studenten In dit onderzoek peilden we naar verschillende vormen van werk: klusjes bij een buur tot een job op regelmatige basis in een bedrijf of organisatie gedurende het schooljaar of tijdens de vakantie. Daarenboven werd ook vrijwilligerswerk meegenomen. 86 % van de jongeren blijkt op een of andere manier te werken. Mannen zijn net zo actief als vrouwen. Hoe hoger het studieniveau, hoe vaker men als jobstudent werkt. We stellen ook vast dat bijna twee jongeren op drie (63 %) werkperiodes en activiteiten cumuleren. Zo werkt 28 % van de studenten die tijdens de zomervakantie werken ook tijdens het schooljaar en doen ze ook klusjes of vrijwilligerswerk. 18 % van de respondenten werkt tijdens het schooljaar en tijdens de zomervakantie. 11 % doet klusjes of vrijwilligerswerk bovenop een vakantiejob. Tot slot cumuleert 6 % een studentenjob tijdens de schoolperiode met klusjes of vrijwilligersactiviteiten. Uitgesplitst naar de verschillende vormen van werk geeft dit het volgende resultaat. 68 % van de studenten werkt tijdens de zomervakantie. Meer dan de helft (54 %) van de respondenten werkt tijdens de rest van het jaar tegen betaling bij een bedrijf of organisatie. 44 % van de studenten doet allerhande klusjes. Het aandeel studenten die vrijwilligerswerk doen bedraagt 26 %. Zoals figuur 1 hierna toont, is het aantal studenten dat werkt tijdens de zomervakantie in tien jaar gestegen van 59 % in 2004 tot 68 % in 2014. De stijging is nog indrukwekkender bij de studenten die tijdens het schooljaar werken: van 30 % in 2004 tot 54 % in 2014. Een stijging met 24 procentpunten in tien jaar. In vergelijking met vorig jaar stellen we vast dat het aantal studenten dat tijdens het schooljaar werkt tegen betaling gestegen is (+5 %), terwijl het aantal jobstudenten tijdens de zomervakantie gedaald is (-2 %). Dat is toe te schrijven aan de impact van de wetgeving die in 2012 van kracht werd en de jongeren toelaat de 50 dagen werk in het kader van het studentenstatuut naar eigen goeddunken te spreiden over het hele jaar. Voor het overige bevestigen de geringe schommelingen van de voorbije jaren algemeen gesproken dat we de bovengrens bereiken op het vlak van het aantal jobstudenten, zeker tijdens de zomer. Deze tendens wordt nog versterkt door het effect van de economische crisis die de arbeidsmarkt heeft getroffen en die ook een invloed heeft gehad op de markt van de studenten. Studentenstudie 2014 6 figuur 2: de markt van de studenten in 2014 2.2. afname van vrijwilligerswerk Parallel met de betaalde studentenjobs doen sommige studenten ook betaalde klusjes (babysitten, werken in de tuin, doe-het-zelven, …) of vrijwilligerswerk. 44 % van de studenten wordt betaald voor klusjes en 26 % doet vrijwilligerswerk. Het aantal jongeren dat klusjes doet is stabiel gebleven ten opzichte van vorig jaar, maar het vrijwilligerswerk kent een neerwaartse tendens en daalde met 7 %. 2.3. welke types van jobs en in welke sectoren? Wat de studenten betreft die tegen betaling werken bij een bedrijf of organisatie, is de top 3 van de sectoren niet veranderd: 1. Winkels: 35 % 2. Horeca en ontspanning: 20 % 3. Bouw / productie / transport: 19 % De belangrijkste les die we dit jaar kunnen trekken is de toename van het aantal studenten in winkels (klein- en grootdistributie). Deze sector wint 6 %, ten nadele van horeca, ontspanning, bouw / productie / transport en de diensten- en financiële sector. De evolutie van het type van functies uitgeoefend door de studenten volgt dezelfde tendens. Bijna één student op drie bekleedt een functie als winkelbediende (kassier, verkoper of aanvuller), terwijl dat vorig jaar één op vier was voor dezelfde functie. Deze tendens is meer uitgesproken bij de vrouwen, die de administratieve functies (17 % in 2013 en 13 % in 2014) en de horeca (11 % in 2013 en 8 % in 2014) lieten varen om te werken in een winkel (29 % in 2013 ten opzichte van 38 % in 2014). Studentenstudie 2014 7 De verschillen tussen vrouwen en mannen blijven dezelfde. De dames gaan voornamelijk aan de slag als winkelbediende (38 %), administratief bediende (13 %) of horecamedewerkster (8 %). Terwijl de mannen eerder fysieke arbeid verkiezen en in vergelijking met de vrouwen actiever zijn als expeditiemedewerker (17 %) of magazijnier (13 %). figuur 3: verdeling per activiteitensector en omvang van de organisatie Studentenstudie 2014 8 2.4. hoe zoeken ze hun job? Op het vlak van kanalen voor het zoeken naar een job stellen we in 2014 een ommekeer van de situatie vast ten opzichte van vorig jaar. De studenten verkiezen opnieuw de 'officieuze' zoekkanalen zoals familie, vrienden en kennissen. Terwijl in 2013 de officiële kanalen een sterke stijging kenden, bleven de andere kanalen ter plaatse trappelen. Zoals figuur 3 hieronder illustreert, kenden de informele zoekkanalen dit jaar een aanzienlijke stijging. Het beroep doen op familie steeg met 19 %. Het beroep doen op vrienden en kennissen steeg met 14 %. De spontane sollicitaties daalden met 15 %, de uitzendkantoren met 10 %, de kranten en regionale tewerkstellingskantoren met 9 % en de scholen met 8 %. Het uitzendkantoor, dat dit jaar een daling kende, blijft het meest aangezochte officiële zoekkanaal vóór de jobsites, met bijna één student op twee die solliciteert via een uitzendkantoor. Hoe deze tendens interpreteren? De markt van de studentenjobs werd eveneens getroffen door de economische crisis en stond in 2013 onder druk. Ter herinnering: Randstad liet in juli 2013 een daling met 8 % van het aantal studenten aan het werk en een daling met 14 % van het aantal gepresteerde uren optekenen. Bijgevolg lijkt het alsof de studenten dit jaar contacten in hun nabije omgeving verkozen die het verschil kunnen maken en zelfs een zekere voorrang kunnen verlenen ten opzichte van studenten zonder naasten binnen de organisatie. figuur 4: populariteit van de zoekkanalen Studentenstudie 2014 9 Nog steeds volgens de studenten blijft familie (29 %) het meest efficiënte kanaal om een job te vinden. Het enige kanaal dat vooruitgang boekt op het vlak van efficiëntie is het beroep doen op naasten (vrienden en kennissen). Dit kanaal stijgt met 3 % (16 % => 19 %). Volgens de hiervoor aangehaalde tendens bevestigen de informele rekruteringskanalen (familie, vrienden en kennissen) hun efficiëntie. Dit welslagen is voornamelijk toe te schrijven aan het voordeel een naaste te hebben binnen een organisatie die studenten rekruteert, want in bepaalde gevallen wordt een voorrangbeleid gevoerd. Hoe komt het dat de officiële cijfers van de markt van de studentenjobs verschillend zijn? Volgens de cijfers van de RSZ en van Federgon (cf. pagina 3) heeft 45 % van de jobstudenten een contract met een uitzendkantoor, terwijl volgens de studie 18 % van de respondenten een beroep deed op een uitzendkantoor voor hun laatste contract. Een eerste antwoord schuilt in de bewoordingen van de vraag 'Via welk kanaal vond u uw laatste job?'. Aangezien de studenten in eenzelfde jaar meerdere jobs uitoefenen, is het mogelijk dat het resultaat verschilt van het gemiddelde over het jaar. Anderzijds staan bepaalde werkgevers zelf in voor de selectie van de jobstudenten en maken ze gebruik van de diensten van een uitzendkantoor voor de organisatie van de planningen en het beheer van de contracten. Figuur 5: efficiëntie van de zoekkanalen 2.5. arbeidscontract: zwartwerk stagneert Hebben de studenten een arbeidscontract? En indien ja, wordt het gerespecteerd? Net zoals in 2013 bevestigt 84 % van de bevraagde studenten een contract te hebben. Op lange termijn blijft het aandeel ‘zwartwerk’ bij studenten stabiel, met over de jaren heen een minimum van iets meer dan 10 % en een maximum van 20 %. Studentenstudie 2014 10 De enige opmerkelijke evolutie dit jaar heeft betrekking op de veranderde gewoonten van de studenten jonger dan 18 jaar. Slechts 17 % van hen geeft toe te werken zonder contract, terwijl vorig jaar nog 28 % in het zwart werkte. Er is dus geen verschil meer tussen de studenten jonger dan 18 jaar en de oudere studenten op het vlak van de naleving van de wetgeving. Dit resultaat moet met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het is immers de eerste keer dat de gewoontes van -18jarigen zo sterk veranderen. Het valt te bekijken of deze tendens zich in de volgende jaren doorzet. Als we kijken naar de sectoren, stellen we vast dat zwartwerk nog steeds het meest voorkomt in de vrijetijdssector (27 % zonder contract) en in de horeca (30 % zonder contract). De situatie is zelfs verder verslechterd in de horeca, waar het zwartwerk volgens de bevraagde studenten met 5 % gestegen zou zijn. Als we rekening houden met de omvang van de bedrijven, is het nog altijd in kleine bedrijven met minder dan zeven personeelsleden dat studenten zonder contract aan de slag gaan. We stellen echter een forse verbetering van de kleine structuren vast: vandaag stelt 72 % een arbeidscontract voor aan de studenten, terwijl dat vorig jaar amper 60 % was. Figuur 6: werk met of zonder contract? Wordt het gerespecteerd? Wat de naleving van het arbeidscontract betreft, gelden de conclusies van vorig jaar nog altijd. 92 % van de studenten zegt dat de voorwaarden van het contract perfect worden nageleefd. 2 % vindt dat de voorwaarden niet volledig nageleefd worden, maar heeft daar geen problemen mee. Studentenstudie 2014 11 Ook geen verandering wat het aantal uren betreft dat de studenten presteren. In acht op de tien gevallen stemmen de gepresteerde uren overeen met het contract. 8 % van de studenten heeft meer gewerkt dan voorzien en werd hiervoor betaald, en 5 % heeft meer gepresteerd dan voorzien zonder hiervoor betaald te worden. Figuur 7: wordt het aantal arbeidsuren gerespecteerd? Studentenstudie 2014 12 2.6. Wat verdienen ze? Het financiële aspect van studentenarbeid komt ook uitgebreid aan bod in deze studie. We gaan na hoeveel uren studenten werken en hoeveel ze daarmee verdienen, naast hun maandelijkse zakgeld. Wat de betaalde jobs betreft (tijdens het jaar of tijdens de vakantiemaanden), hebben de studenten gemiddeld 2 366 euro jaarinkomsten. Dit jaar stellen we een stijging met 12 % vast van de gemiddelde jaarlijkinkomsten. Volgens de verklaringen van de studenten lijken de vrouwen (2 127 euro) aanzienlijk minder te verdienen dan de mannen (2 634 euro). Bijna zes studenten op tien verklaren tussen 500 en 2 000 euro per jaar te verdienen. Iets meer dan een kwart (27 %) verdient meer dan 2 000 euro. De meeste studenten verklaren tussen 500 en 1 500 € per jaar te verdienen. 1 op 4 verklaart meer dan 2 000 € te verdienen per jaar. Markant feit dit jaar: het aantal tegen betaling in een bedrijf gewerkte dagen is aanzienlijk gestegen van 40 tot 48 dagen. Het gemiddelde aantal gewerkte dagen bereikte opnieuw het niveau van 2012. De mannen blijken meer te werken dan de vrouwen. Ze verklaren 50 dagen per jaar te werken, het toegelaten maximum dus, terwijl de vrouwen 47 dagen per jaar werken tegen betaling. figuur 8: Hoeveel verdienen ze met betaalde jobs? 2.7. welke bestemming krijgen hun centen? Het grootste stuk van het budget van de Belgische studenten belandt in het spaarvarken. Nog evenveel studenten (64 %) sparen een deel van het geld dat ze verdienen. Ze sparen echter maar 26 % van hun inkomsten meer, in plaats van 30 % vorig jaar. Door deze nieuwe tendens steekt de post 'vakantie' het sparen nipt voorbij in termen van budget. De jongeren spenderen immers 27 % van hun inkomsten om eropuit te trekken. Bovendien is het aantal studenten dat zijn inkomsten gebruikt om op vakantie te gaan, groter dan vroeger (62 % in plaats van 54 %). Het geld dat geïnvesteerd wordt in een auto, een motor of een brommer blijft aanzienlijk. Met 21 % staat dit op de 3e plaats in termen van budget, maar slechts één student op vijf (21 %) geeft geld uit aan zijn eigen vervoermiddel. Studentenstudie 2014 13 Omgekeerd spenderen veel jongeren (75 %) geld aan uitgaan, maar het budget vertegenwoordigt slechts 13 % van het verdiende geld. Veel studenten houden een deel van hun budget voor hun gsm en kleding. Het bedrag bedraagt echter 'slechts' 16 % van het verdiende geld voor kleding en 14 % voor gsm's. De bijdrage tot de gezinsuitgaven blijft stabiel. 1 student op vijf draagt bij tot het gezinsbudget ten belope van 18 % van zijn verdiensten. Tot slot blijft werken om de studies te betalen een zeer stabiel fenomeen. 19 % van de studenten zegt een deel van de verdiensten te besteden aan hun studies. Hetzij 18 % van hun budget. figuur 9: Studenten: waaraan geven ze hun loon uit? Hoewel alle studenten met hun geld voornamelijk sparen en persoonlijke zaken betalen, zijn er qua uitgavenpatroon toch enkele verschillen vast te stellen tussen mannelijke en vrouwelijke studenten. De verschillen zijn trouwens zeer stereotiep: Vrouwen geven meer geld uit aan kleding en vakantie. Mannen geven meer geld uit aan gsm, computer en andere technologische accessoires. Ook qua leeftijd zijn er verschillen. Studenten jonger dan 18 geven meer geld aan IT-accessoires en gsm's. De oudere studenten (18-25 jaar) besteden meer geld aan hun vakantie en dragen logischerwijze meer bij tot het gezinsbudget. Studentenstudie 2014 14 tabel 2: waaraan besteden studenten hun geld? 2014 Sparen Vakantie Kleding Uitgaan, bioscoop Gsm Computer, Internet, videoconsoles, ... Hobby Auto, motor, brommer, ... Studies Bijdragen tot gezinsbudget Sport Boeken Cd, dvd, download Sigaretten MP3, tv, dvd-speler, ... Andere totaal 17 % 17 % 11 % 10 % 10 % 8% man 16 % 15 % 7% 10 % 12 % 12 % vrouw 18 % 19 % 15 % 10 % 8% 5% 4 4 3 4 % % % % 4 5 3 3 % % % % 4 4 4 5 % % % % 3 2 2 2 2 0 % % % % % % 4 1 3 2 3 0 % % % % % % 3 2 2 2 1 0 % % % % % % 2.8. wat vinden studenten belangrijk in het werk en hoe tevreden zijn ze? We peilden enerzijds naar wat studenten belangrijk vinden in hun studentenjob en anderzijds naar hoe tevreden ze zijn over die verschillende factoren. Zoals gewoonlijk zijn studenten globaal heel tevreden over hun job. Hun gemiddelde tevredenheid bedraagt 8 op 10. Dezelfde score als vorig jaar. 83 % zou in 2014 opnieuw voor dezelfde werkgever werken. En 81 % zou die werkgever aanraden aan vrienden en kennissen voor een vakantiejob. Om zich goed te voelen in zijn job, hecht de student het meest belang aan factoren zoals de werksfeer, de informatie over zijn functie, het loon en de middelen waarover hij beschikt om zijn job uit te voeren. Ook op het vlak van tevredenheid stellen we geen schommelingen vast. De studenten geven de beste score aan en zijn dus het meest tevreden over de informatie over de jobinhoud (7,9), net zoals de middelen (7,9). Na sfeer op het werk (7,8) zijn de jobstudenten het meest tevreden over het loon en de relatie met de baas (7,7). Zoals blijkt uit onderstaande figuur zijn de studenten het minst enthousiast over de jobinhoud (6,9). Studentenstudie 2014 15 figuur 10: belang en tevredenheid van de studentenjobs 27 % van de studenten vindt dat werken tijdens het jaar de studieprestaties nadelig beïnvloedt. 77 % vindt werken als student een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt. 71 % van de studenten vindt dat dit hen een voorsprong geeft op studenten die niet werken. De conclusies zijn identiek dezelfde als vorig jaar, ook al is het percentage studenten dat het eens is met deze uitspraken enigszins gedaald dit jaar. figuur 11: is het voordelig om een studentenjob te hebben? Studentenstudie 2014 16 2.9. de perceptie van de periode 'na de studies'? De problematiek van de integratie van de jongeren behoort tot de belangrijkste uitdagingen van de arbeidsmarkt. We hebben deze enquête 2014 aangegrepen om te peilen naar de perceptie van de jongeren omtrent hun toekomst. We hebben eerst gepeild naar de mening van de jongeren over de moeilijkheden die ze ondervinden om een eerste job te vinden. Bijna 2 studenten op 3 (64 %) schrijven dit toe aan een gebrek aan ervaring. De helft (53 %) wijst de economische crisis met de vinger. Vier studenten op tien denken dat er een kloof is tussen de opleiding en de gezochte profielen. Tot slot wijst 19 % op een ontoereikende beheersing van de talen. Figuur 13: hinderpalen voor een eerste job Om een eerste vaste job in de wacht te slepen, zijn de studenten bereid een specifieke opleiding te volgen (72 %) en zijn zes studenten op tien (61 %) bereid om te investeren in de beheersing van de talen. 56 % van de jongeren zou zijn mobiliteit versterken en overwegen om te werken in een andere regio. Tot slot zou 1 student op 2 (49 %) ermee instemmen een job uit te oefenen die niet overeenstemt met zijn opleiding. Er is echter geen sprake van dat ze laten raken aan het loon, want slechts 10 % zou ermee instemmen minder te worden betaald dan de marktprijzen. Studentenstudie 2014 17 Figuur 14: tegemoetkoming om een eerste job in de wacht te slepen In afwachting van een eerste vaste job zou 75 % van de jongeren instemmen met betaalde stages en uitzendopdrachten. De jongeren lijken daarentegen minder geneigd om zich vrijwillig in te zetten. Amper meer dan vijf op de tien overweegt te werken voor een ngo of liefdadigheidsinstelling. Nog minder jongeren (16 %) zijn bereid om onbetaalde stages of vrijwilligerswerk te doen. Figuur 15: wat doen in afwachting van een eerste job? Er bestaan tal van maatregelen om de toegang tot een job te vereenvoudigen voor de jongeren. Maar de jongeren lijken onvoldoende op de hoogte in dat opzicht. Amper één student op drie (28 %) meent immers goed op de hoogte te zijn van de tewerkstellingsmaatregelen die voor hen werden getroffen. Waarschijnlijk zorgen de vele maatregelen ervoor dat de jongeren door de bomen het bos niet meer zien. In de zoektocht naar een eerste job stellen we vast dat de jongeren hun kansen willen vergroten door meerdere kanalen te gebruiken. Deze tendens is nog sterker bij Studentenstudie 2014 18 vrouwen dan bij mannen. Met 71 % zijn de jobsites het populairste kanaal. Gevolgd door spontane sollicitaties (65 %), uitzendkantoor (63 %), familie (55 %), regionale tewerkstellingskantoren (55 %), vrienden (50 %), kranten (40 %) en - op de laatste plaats - school (27 %). Figuur 16: de kanalen om te zoeken naar een eerste job Mochten ze slechts één zoekkanaal gebruiken, dan zou een kwart van de jongeren (26 %) de jobsites verkiezen. Eén student op vijf (19 %) zou zijn tijd steken in spontane sollicitaties. Een beroep doen op een uitzendkantoor staat op dezelfde hoogte als de regionale tewerkstellingskantoren (16 %). Tot slot zou slechts één jongere op tien een beroep doen op familie. Studentenstudie 2014 19 Figuur 17: welk zoekkanaal is prioritair? 2.10. het belang van het diploma Sommige media hebben zich in de loop van het jaar 2014 afgevraagd of een diploma nog altijd borg stond voor werk en welke waarde een diploma had. Wat de studenten betreft, is het antwoord duidelijk. Acht jongeren op tien vinden dat een diploma noodzakelijk is om een job te vinden die hen bevalt. Onder de verschillende diploma's hechten de jongeren het meest geloof aan een doctoraat. Dat is een studieniveau dat volgens 44 % van de jongeren de kans zou bieden om het snelst een eerste job te vinden. Daarna volgen master, bachelor, diploma technisch onderwijs, diploma beroepsonderwijs en - helemaal achteraan diploma secundair onderwijs. Studentenstudie 2014 20 3. Belangrijkste conclusies In 2013 kende het aantal jobstudenten de kleinste stijging in vijf jaar (+ 1,6 %). Het uitzendkantoor geeft blijk van een grote stabiliteit als kanaal om een studentenjob in de wacht te slepen. Sinds vijf jaar doet 45 % van de studenten die werken tegen betaling elk jaar een beroep op een uitzendkantoor. De verhouding studenten met al dan niet betaalde tewerkstelling (betaald werk in een bedrijf, klusjes of vrijwilligerswerk) blijft stabiel met 86 % in 2014. Twee jongeren op drie cumuleren werkperiodes en activiteiten. 28 % van de studenten die tijdens de zomervakantie werken, werkt ook tijdens het schooljaar en doet klusjes en vrijwilligerswerk. De zomer blijft de periode waarin het meest studenten tewerkgesteld worden (68 %). Het aantal zomerjobstudenten stagneert echter, in tegenstelling tot de jobstudenten die werken tijdens het schooljaar (54 %). In tien jaar tijd heeft de opmerkelijkste stijging betrekking op het aantal studenten dat werkt tijdens het schooljaar. Dat aantal steeg van 30 % in 2004 tot 54 % in 2014. Dit vertegenwoordigt een stijging met procentpunten. Terwijl de verhouding jobstudenten tijdens de zomervakantie met slechts 9 % steeg. De top 3 van de sectoren bleef onveranderd. De belangrijkste les die we dit jaar kunnen trekken is de toename van het aantal studenten in winkels (klein- en grootdistributie). Deze sector wint 6 %, ten nadele van horeca, ontspanning, bouw / productie / transport en de diensten- en financiële sector. Bijna één student op drie bekleedt een functie als winkelbediende (kassier, verkoper of aanvuller), terwijl dat vorig jaar één op vier was voor dezelfde functie. Deze tendens is meer uitgesproken bij de vrouwen, die de administratieve functies (17 % in 2013 en 13 % in 2014) en de horeca (11 % in 2013 en 8 % in 2014) lieten varen om te werken in een winkel (29 % in 2013 ten opzichte van 38 % in 2014). De informele zoekkanalen hebben een aanzienlijke stijging gekend. Het beroep doen op familie steeg met 19 %. Het beroep doen op vrienden en kennissen steeg met 14 %. Op het vlak van efficiëntie blijft familie (29 %) het meest efficiënte middel om een job te vinden. Het enige kanaal dat vooruitgang boekt op het vlak van efficiëntie is het beroep doen op naasten (vrienden en kennissen). Dit kanaal stijgt met 3 % (16 % => 19 %). Het zwartwerk stabiliseert zich. Zoals vorig jaar werkt 16 % van de jongeren zonder contract. De situatie verbetert duidelijk bij de studenten jonger dan 18 jaar. Slechts 17 % van hen geeft toe te werken zonder contract, terwijl vorig jaar nog 28 % in het zwart werkte. Er is dus geen verschil meer tussen de studenten jonger dan 18 jaar en de oudere studenten op het vlak van de naleving van de wetgeving. Dit resultaat moet met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het is immers de eerste Studentenstudie 2014 21 keer dat de gewoontes van -18-jarigen zo sterk veranderen. Het valt te bekijken of deze tendens zich in de volgende jaren doorzet.. Gemiddeld verdienden studenten 2 366 €. Volgens de verklaringen van de jongeren verdienen de vrouwen (2 217 euro) minder dan de mannen (2 634 euro). Het aantal betaalde werkdagen stijgt, van 40 tot 48 dagen gemiddeld. De studenten spenderen hun geld vooral aan hun hobby's en persoonlijke zaken: vakantie (17 %), kleding (11 %), uitgaan (10 %), gsm (10 %), … Daarnaast spaart 2/3 van de studenten een kwart van de verdiensten. De bijdrage tot de gezinsuitgaven blijft stabiel. 1 student op vijf draagt bij tot het gezinsbudget ten belope van 18 % van zijn verdiensten. Werken om de studies te betalen blijft een zeer stabiel fenomeen. 19 % van de studenten zegt een deel van de verdiensten te besteden aan hun studies. Hetzij 18 % van hun budget. De studenten zijn opnieuw heel tevreden over hun job. Hun gemiddelde tevredenheid bedraagt 8 op 10. Dezelfde score als vorig jaar. 83 % zou in 2014 opnieuw voor dezelfde werkgever werken. En 81 % zou die werkgever aanraden aan vrienden en kennissen voor een vakantiejob. 77 % vindt werken als student een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt. 71 % van de studenten vindt dat dit hen een voorsprong geeft op studenten die niet werken. De verhouding studenten die hun job kiezen op basis van hun studies blijft beperkt tot vier op tien (39 %). Bijna 2/3 (64 %) van de studenten schrijft de moeilijkheid om een eerste job te vinden toe aan een gebrek aan ervaring. De helft (53 %) wijst de economische crisis met de vinger. Vier studenten op tien denken dat er een kloof is tussen de opleiding en de gezochte profielen. Tot slot wijst 19 % op een ontoereikende beheersing van de talen. Om een eerste vaste job in de wacht te slepen, zijn de studenten bereid een specifieke opleiding te volgen (72 %) en zijn zes studenten op tien (61 %) bereid om te investeren in de beheersing van de talen. 56 % van de jongeren zou zijn mobiliteit versterken en overwegen om te werken in een andere regio. Tot slot zou 1 student op 2 (49 %) ermee instemmen een job uit te oefenen die niet overeenstemt met zijn opleiding. In afwachting van een eerste vaste job zou 75 % van de jongeren instemmen met betaalde stages en uitzendopdrachten. De jongeren lijken daarentegen minder geneigd om zich vrijwillig in te zetten. Mochten ze slechts één zoekkanaal gebruiken om een eerste job te vinden, dan zou een kwart van de jongeren (26 %) de jobsites verkiezen. Eén student op vijf (19 %) zou zijn tijd steken in spontane sollicitaties. Een beroep doen op een uitzendkantoor Studentenstudie 2014 22 staat op dezelfde hoogte als de regionale tewerkstellingskantoren (16 %). Tot slot zou slechts één jongere op tien een beroep doen op familie. Acht jongeren op tien vinden dat een diploma noodzakelijk is om een job te vinden die hen bevalt. Onder de verschillende diploma's hechten de jongeren het meest geloof aan een doctoraat. Dat is een studieniveau dat volgens 44 % van de jongeren de kans zou bieden om het snelst een eerste job te vinden. Daarna volgen master, bachelor, diploma technisch onderwijs, diploma beroepsonderwijs en - helemaal achteraan diploma secundair onderwijs. Studentenstudie 2014 23
© Copyright 2024 ExpyDoc