Totale tekst met jeugddeel - International Modern Art

Het verzamelen
Mijn passie voor kunst is ontstaan in mijn kindertijd. Ik was een stille dromer en
begon kunst te verzamelen toen ik elf jaar was. Ik was een jonge vrijbuiter en koos, in
een tijd van traditie en gebod, voor het onafhankelijk denken. Ik bouwde aan een
eigen realiteit, en dat is vandaag nog steeds het geval.
Begin de jaren 1970 neusde ik rond op rommelmarkten en bij antiquairs, de opkopers
van ontheemd familiekapitaal. De uitgestalde kunstvoorwerpen maakten me
nieuwsgierig naar hun verhaal, en dat zou mij in mijn verdere jeugd aanzetten tot
een niet-aflatende zoektocht. Als kind al spitste ik de oren in die volwassen wereld,
ontstofte ik de kunstobjecten die er werden aangeboden en ging ik op zoek naar hun
verleden. Ik ontdekte hoe een grootmoeder het lievelingsschilderij van haar man had
verborgen achter een waardeloze gravure, zodat de bezetter er geen beslag op zou
leggen… Of hoe anderen zich op de oorlog hadden voorbereid door op een
zeventiende-eeuws doek een eigentijdse soldaat te schilderen: het aanbeden portret
van hun naar het front gestuurde geliefde. Die zou erop toezien dat het erfstuk niet
door de vijand werd meegenomen. Schilderijen ‘met kogelgaten’ en ‘verse taferelen’
behoorden tot het teloorgegane patrimonium van een door de oorlog afgebroken
familiegeschiedenis. Het portret van de gesneuvelde zomaar wegvegen na de oorlog
had gelijkgestaan met een onvergeeflijke zonde. Het geheim bleef dus verborgen en
wachtte op wie zich ooit vragen zou stellen, bijvoorbeeld waarom een twintigsteeeuwse soldaat stond afgebeeld op een zeventiende-eeuws tableau. Andere
zeventiende- en achttiende-eeuwse doeken waren dan weer bedekt met een
nicotinelaag. Eeuwenlang opgehangen in het interieur, werd het schilderij door de
rokers van toen meedogenloos van zijn kleurenpracht ontdaan. Maar zonder die
tabaksrook had ik mijn eerste kunstcollectie nooit kunnen verzamelen, dat was
onbetaalbaar geweest. Een eenvoudige schoonmaak gaf opnieuw kleur aan het
generaties lang verwaarloosde kunstwerk. De taferelen leerden mij de iconografische
analyse, en schildertechnieken stilden mijn voortdurende honger naar nog meer
kennis. Elk weekend groette ik die ‘helaasheid der dingen’ en ontleedde met passie
de ontheemde kunst. Al van in mijn jeugdjaren week ik af van de platgetreden
paden; ik was al snel individualistisch ingesteld en ademde enkel nog binnen de
mazen van de kunst. Als schooljongen was ik vooral de apostel die ongeremd de
boodschap van de kunst verkondigde. De verwoede pogingen om leeftijdsgenoten
op mijn kunstpad te krijgen leverden niets op. Er was slechts één liefde waarvoor
ikzelf alles overhad, en dat was kunst. Ik genoot enkel van die dingen waar andere
adolescenten geen oog voor hadden.
In de jaren 1970 was het verre van vanzelfsprekend om als jonge knaap in contact te
komen met de moderne kunst. Ik was een puber die al heel vroeg hunkerde naar
meer filosofische ontmoetingen en ik zocht de kunst van mijn tijd. Elk kunstgebeuren
fungeerde als mijn moderator die wees op mijn ware identiteit. Ik vervolgde mijn
tocht, en van toen af werd moderne kunst de rode draad in mijn jeugd. Het was na
de tijd van Woodstock, het Music and Art Festival op de legendarische weide in New
York. De geest van Woodstock waaide over naar Europa, en ook hier ontwikkelde
zich in de jaren 1970 een tegencultuur. Het hippietijdperk zou de wereld veranderen.
Godsdienst werd ter discussie gesteld; Beatle George Harrison praktiseerde vanuit
de Hare Krishna-beweging; John Lennon zong Give Peace a Chance en de popcultuur
zou president Nixon onder druk zetten om de Vietnamoorlog te stoppen. Als puber
hoorde ik voor het eerst de taal van de atheïsten, de visie van het protestantisme, van
de islam… Van toen af werd mijn kunstverzameling mijn eigen bijbel.
« Kunst is een leugen die de waarheid vertelt. »
Wie hedendaagse kunst bekijkt, leeft met zijn tijd. Een geestelijke dialoog met kunst
doet beseffen dat je fungeert als een onderdeel van een tijdsspanne. Elke eeuw kent
‘zijn eigen taal’, en wie de taal der kunsten begrijpt, leeft met een wereldomvattend
geschenk. Een goed kunstwerk geeft het denkpatroon weer van de komende
generatie en zal dankzij deze wijsheid overleven. ‘Kunst is een leugen die de
waarheid spreekt’, zei Pablo Picasso. Een kunstenaar bestempelen als een anarchist is
veeleer het ware oordeel van een hogepriester niet willen erkennen. Een goede
kunstenaar ontmaskert zijn tijdsbeeld en schept vandaag de schreeuw die pas
morgen zal worden gehoord. Autoriteiten die wetten schrijven binnen de grenzen
van hun opgelegde dogma’s begrijpen nauwelijks het waardeoordeel van hun ware
kunstenaars. Parijs eerde in de vorige eeuwwisseling zelden zijn culturele wijzen
voor ze waren gestorven. De nieuwe, onorthodoxe penseelvoering die grote schilders
toen hebben laten zien op de Parijse Salon d’Automne werd door het selectiecomité
niet naar waarde geschat. Zo’n vijftig jaar later gebeurde hetzelfde in Amerika, waar
popkunstenaars het verlies van elitaire codes werd verweten. Andy Warhol kreeg
veel kritiek binnen de heilige tempel der kunsten, maar toch is deze popartpaus de
kunstwereld blijven domineren. De visie van Warhol is onsterfelijk!
Als verzamelaar maak ik duidelijk een onderscheid tussen creativiteit die eigen is
aan de mens en kunst. Het is niet omdat je naar een schilderij kijkt dat je kunst ziet.
Ook beeldhouwwerk, film, fotografie of andere creatieve expressies kun je niet
zomaar
kunst
noemen.
De
Kunst
met
een
hoofdletter
staat
voor
de
hoogstpersoonlijke uiting van het creërende individu. Kunst stroomt bonzend door
de slagader van een tijd en tikt als een bom. Kunst is niet lief, maar dreigt en
schreeuwt om aandacht. Kunst is niet datgene wat af is, maar het roept om de
dialoog waarmee het zichzelf voor eeuwig in stand houdt. Een groot kunstenaar is
een denker die lijdt, om te leiden. Hij werkt binnen een territorium en voert zijn
onderzoek. Hij kneedt zijn doel in nobele eenvoud en onderschrijft met kracht zijn
maagdelijke vondst. Een groot kunstenaar is niet geboren om te sterven in de armen
van het grote publiek.
Als ik beslis om kunst te kopen is een mezelf opgelegde afzijdigheid van zeer groot
belang. Ik verzamel niet onder impuls van het opgelegde populisme, maar beslis
mijn aankoop vanuit de stilte. De laatste decennia kleeft het populisme als een
misplaatste symbiose aan de kunst. Een met succes gehypete tentoonstelling is mede
schuldig aan het aankoopgedrag van wie werd verleid. Een verzamelaar die koopt
omwille van de smaak van zijn gelijken begrijpt niet wat hij verzamelt. Niks
verplicht de echte kunstliefhebber om in een collectivistisch kader kunst te kopen!
Warhol voorspelde al met zijn multipeltechniek dat kunst zich zou ontwikkelen tot
een product voor iedereen. Hij kreeg gelijk. Vandaag wordt amper nog kunst
gevormd door de dwingende hand van één enkele kunstenaar. Overdaad aan
multipelwerk is een smet op de kunst en wellicht verantwoordelijk voor het
uitsterven van de verzamelaar die nog gevoel heeft voor het unieke werk.
Massaproductie ‘onder de naam kunst’ heeft nog nooit zo fel de grens van het
betamelijke overschreden. Vooral in de jaren 2000 worden massaal nieuwe
verzamelaars voorgedragen aan het altaar van de kunstwereld; velen onder hen
spreken nu hersenloos eenzelfde taal. Door marketing dreigt de kunst ‘louter een
happening’ te worden en komt ze gelijk te staan aan consumptie. Kunst die wordt
geshowd als in een voorbijtrekkende stoet mist de angel die prikt, mist scherpte, is
karakterloos en weinig kritisch. Het is voer voor de verzamelaar met verlies van
kritische geest. Wie kiest voor de ‘voorgekauwde opties’ laat zich verleiden door een
inhoudsloze story. Als het intellect van de verzamelaar niet meer aan zelftraining
doet, betekent dit het einde van de geestelijke dialoog die de kunst altijd heeft
onderhouden. Als de verzamelaar telkens een marketinginjectie moet worden
toegediend voor hij tot de aankoop kan overgaan, dan raakt hij zijn kritisch
leiderschap kwijt.
Een goede verzamelaar is immuun voor marketing en verkiest te groeien vanuit zijn
eigen visie. Hij is geen lid van een konvooi, noch wil hij deelgenoot zijn van
‘generatiekunst’, kunst die wordt voorgedragen als een handelsmerk binnen de
provinciaal gemiddelde smaak. Voor de wellustige verzamelaar zonder kennis van
kunst, die volgzaam verzamelt ‘omdat ook de ander verzamelt’ is het een tijdelijk ‘amuseaal’ gebeuren. Deze verzamelaar heeft aandacht voor kunst die slechts overleeft
zolang hijzelf leeft. Met het verdwijnen van zijn generatie verdwijnt ook de interesse
voor het werk van zijn idool. Als zijn generatie ‘het woord’ verliest, zal zijn kunst
verstommen. Generatiekunst behoort doorgaans tot het provinciaal populistisch
genot en zal wegkwijnen in de stilte van de decoratieve resten. Dit fenomeen
herhaalt zich onophoudelijk, telkens in een nieuwe verpakking. Het leeft als een
herboren feit, elke generatie opnieuw, en ieder land kroont het zijne. Het is een
‘onderonsje van cultureel genot’, waarbij kunstenaars, zodra ze van het podium zijn
verdwenen, zonder meer worden vervangen. De echte grote kunstenaar lust het
podium niet, en de mensen lusten deze kunstenaar niet. Ze bewonderen blindelings
hun uitverkoren kunst. Maar als hun generatie uitgestorven zal zijn, zal de ware
kunst wel nog bestaan, en ver weg van hun kerktoren. Haar taal is minder
toegankelijk maar wel wereldwijd communicatief.
Met stille trom verliest de generatiekunst haar fans en likt ze haar wonden. De
kunstenaar die het kaf van het eigen koren weet te onderscheiden, beschouwt kunst
als een onderzoek. Hij vernietigt, wijst op het werkelijke oeuvre en toont daarmee
zijn grootheid. Deze kunstenaar opent nauwelijks het atelier omdat zijn moeizame
dialoog geen vluchtige gesprekspartner duldt. Het is niet uitzonderlijk dat kunst
bekijken een inspanning vraagt – kunstgeschiedenis ontleedt tenslotte al eeuwen ons
denkvermogen.
Heeft
ons
aankoopgedrag
vandaag
dan
niet
een
grote
verantwoordelijkheid naar morgen?
Net als de patiënt die vandaag zijn dokter de internetdiagnose van zijn ziekte
voorlegt, zo vergooien vele nieuwe verzamelaars kritiekloos hun kansen. Records
worden op internet slim onderbouwd en zonder schroom wereldkundig gemaakt.
Wie zijn mening via het internet zoekt, kan het slachtoffer worden van een dreigende
tijdsevolutie. Als een verkoop resulteert in een hoge prijs, dan zijn er twee
onderliggende redenen. Ofwel belandt het werk bij een door een expert begeleide
investeerder. Kunst geldt in dat geval als internationaal mobiel kapitaal in onzekere
tijden. Een belangrijke schakel in de kunstgeschiedenis zal nooit verdwijnen en
fungeert hier als een onsterfelijk internationaal aandeel. Ofwel is er een handige
speler die binnen het virtuele showspel zijn pionnen strategisch heeft uitgezet. Zo
iemand jaagt dan ‘zijn’ kunstenaar hoog op de prijsladder van een virtuele
kunstmarkt en bevestigt die hoge waarde uit persoonlijk winstbejag. Wereldwijd en
zichtbaar voor ieders oog noteren kunstcomputers de vooropgezette score. De
goedgelovige verzamelaar neemt dat voor waarheid aan. Kunstaankoop beoordelen
via het internet is zich op glad ijs begeven. De virtuele tijd biedt een vreemdsoortige
communicatieve mogelijkheid en bespeelt de verzamelaar om zijn ‘heilige vondst’.
Het verzamelen van kunst leer je niet in een virtuele wereld. Blindelings ingaan op
elke informatie die op het net werd voorgekauwd, leidt sowieso tot een dwaze zet.
Verzamelaars die op deze manier te werk gaan, worden het slachtoffer van hun eigen
naïviteit. Nooit zullen zij de kunst begrijpen, of zonder grote schade het geloof in
deze wereld nog verder kunnen opbouwen. Virtuele informatie biedt niet de juiste
voeling met een kunstwerk en leert niet hoe je de liefde voor kunst kunt ervaren. Wat
je niet begrijpt, moet je eerst leren te begrijpen. Voeling met kunst krijg je pas door
‘het bestaan’ van wat je niet begrijpt te willen erkennen als een tekort bij jezelf. Als je
eenmaal de brug naar overgave hebt bewandeld en je de confrontatie durft aan te
gaan, analyseer je de werkelijkheid achter deze ontmoeting. De kunst om kunst te
beoordelen begint bij de beoordeling van jezelf. Met niet-conventionele kunst een
strijdig communicatief proces aanleren staat voor een kritische omgang met jezelf.
Vandaag wordt de ‘kunstwereld’ helaas getransformeerd tot een ‘kunstmarkt’,
waardoor de verkeerde verzamelaar enkel nog aan ‘kapitaliseren’ denkt. De
intrinsieke waarde van de kunstwereld staat vandaag for sale; kunst dreigt een louter
financieel gebeuren te worden. Het kennersoog verliest zijn ware pupil en ‘liefde om
kunst’ zal nimmer nog worden genoten. ‘Kunst = Kapital’, zei Joseph Beuys, en alweer
heeft een groot kunstenaar onverbiddelijk de waarheid voorspeld. Ook Marcel
Broodthaers bewees zijn visionaire leiderschap. In de tweede helft van de jaren 1960
bracht hij de kunstliefhebber in vervoering voor lege transportkisten van een museum.
Lege eierschalen, mosselschelpen en schildersdoeken met enkel de signatuur van de
kunstenaar erop, zijn pakkende voorbeelden van een artistieke taal die eeuwig zal
ontroeren.
Wie leeft met een kunstverzameling, ademt de zuurstof van degenen die onsterfelijk
zijn. Een goed kunstwerk predikt de dialoog om de geldigheid van de kunst en
houdt de honger naar kunst in stand. Het overleeft als voorbode van een nieuwe
maatschappij en zal ook worden gekoesterd door de volgende generaties. Een
belangrijk kunstwerk is het fundament van een cultuur in constante evolutie. Het
overleeft omdat zijn schepper een weg heeft geplaveid waarover wij vandaag onze
vrije mening kunnen uitdragen. De directe schoonheid zoek ik niet. Ik kijk, vloek,
groet en kom tot een dialoog. Ik geniet van elk geestelijk onderhoud waarbij ik een
kunstwerk bevraag. Kunst die zich niet houdt aan de opgelegde grenzen van haar
tijd, verandert de overtuiging van datgene wat moest zijn. Het is precies deze
inbreuk die de gulden snede en gulden rede brengen als evenwicht tussen vorm en
geest.
Kunst verlicht de geest, herenigt ons denkvermogen en begroet een onbetwistbare,
verborgen schoonheid. Schoonheid is geen exacte wetenschap. Genieten van kunst is
een psychische relatie opbouwen tot het spirituele genot. Goede kunst verbergt het
visueel niet-waarneembare, communiceert om die onthullende kwetsbaarheid, en
beschermt. De energie van een kunstwerk die wordt gevonden in de emotie van de
kunstliefhebber zelf is daarmee de geldende kracht die het kunstwerk vervolmaakt.
Een goed kunstwerk biedt de conceptuele aanleiding tot een affectie die vooruit is op
zijn tijd, en staat hiermee voor kwaliteit.
De perceptie HOMO ARTE staat voor de ontmoeting van kunst die nooit af is. Leven
met kunst is kracht putten uit de stilte van een verborgen schoonheid. HOMO ARTE
verrijkt de gedachte over kunst en predikt het woord uit eigen bijbel.
Adrian David