Plaats maken in het canonbos De Canon van Nederland inds De Canon van Nederland het daglicht zag in 2006, komen er elk jaar steeds meer canons bij. Daarbij moet niet alleen gedacht worden aan historische canons van streken en steden. De canon overstijgt het historische vak met onder andere de komst van de Canon van de Natuurkunde (2009) en de Canon van de Europese poëzie (2008). Hierbij rijst de vraag in hoeverre er een overvloed aan canons is ontstaan en hoe nieuwe canons een bijdrage kunnen leveren aan het historische canondebat dat draait om identiteit en onderwijs. Kan een canon een bijdrage leveren aan de Nederlandse identiteitsvorming? En zo ja, hoe dan? Ook komt in het debat rond De Canon van Nederland herhaaldelijk naar voren welke plek de Nederlandse canon moet innemen in het onderwijs. Moet De Canon van Nederland verplicht worden ingevoerd in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs of niet? Al deze vragen hebben niet alleen betrekking op De Canon van Nederland, maar zijn ook toepasbaar op lokale en regionale canons. De Canon van het Nederlandse Landschap, de Canon van het Noorden en de Canon van de Huissense geschiedenis zal ik daarom beoordelen op hun plek in het historische debat waarbij het draait om drie hoofdvragen: voegen deze canons iets nieuws toe, geven ze vorm aan de plaatselijke of landelijke identiteit en moeten ze worden ingevoerd in het onderwijs? Kortom: in hoeverre verdienen deze canons een plekje in het Nederlandse canonbos? Alle drie de canons zijn uitgekomen na De Canon van Nederland en daarom zouden de samenstellers van deze canons zichzelf deze vragen, in het kader van het historische debat, hebben moeten stellen. S Een nieuwe inbreng Een canon is een richtsnoer, een toonaangevende lijst met, in geval van historische canons, gebeurtenissen waarvan iedereen kennis zou moeten nemen. Volgens Anita Twaalfhoven, geciteerd in het tijdschrift Boekman, is canoniseren “tot norm verheffen, niet minder en ook niet meer.” 1 Over in hoeverre De Canon van Nederland toonaangevend en normverheffend 1 Anita Twaalfhoven, “De Canondiscussie”, in: Boekman, jrg. 21, nr. 79 (2009) 3. is, bestaat een hevige discussie. Ik zal mij hier beperken tot de Canon van het Nederlandse Landschap, de Canon van het Noorden en de Canon van de Huissense geschiedenis. Wat voor nieuws hebben deze canons te brengen en in hoeverre vormen zij een leidraad als het gaat om de geschiedenis die zij beschrijven. De Landschapscanon is tot stand gekomen in het kader van de Internationale Triënnale Apeldoorn in 2008 en is een samenwerkingsverband van alle provincies en specialisten op het gebied van landschap. De Canon van het Nederlandse Landschap is een promotiepraatje voor het Nederlandse landschap, ook al wordt dat in het voorwoord niet letterlijk genoemd. De samenstellers van de canon noemen als doel “(…) de variatie en rijkdom van ons landschap te tonen (…)”2 Overigens wordt in de inleiding benadrukt dat de canon een ontwikkeling is die openstaat voor discussie. Daarmee wekken de samenstellers indirect de indruk dat deze canon geen leider is op het gebied van landschapsontwikkeling en de geschiedenis van het Nederlandse landschap, omdat het openstaat voor commentaar. Met de definitie van de canon als richtsnoer in het achterhoofd en de uitspraak van Twaalfhoven dat canoniseren tot norm verheffen is, is de Canon van het Nederlandse Landschap dus geen echte canon in de letterlijke betekenis van het woord. Daarnaast wordt het gebrek aan leiderschap benadrukt, doordat de keuze van landschappen die zijn opgenomen in de canon verwarrend is. Het is niet duidelijk waarom de landschappen een plek in de canon verdienen, behalve dan om hun schoonheid. In de proloog wordt zeker een poging gedaan om de motivatie van de landschapskeuze te verwoorden, maar dit neemt de verwarring niet weg. Ook de vernieuwing van een landschapscanon valt te betwisten. Weliswaar is de Canon van het Nederlandse Landschap zo te zien de eerste die volledig aandacht besteedt aan het Nederlandse landschap, toch kan men ervoor pleiten dat de canon over de waterstaatsgeschiedenis van Noord-Holland ook aandacht heeft voor een aspect van het Nederlandse landschap.3 De Canon van het Noorden is echter een stuk duidelijker dan haar landschapsvariant als het gaat om inhoud, omdat het een canon van Nederland in miniformaat is. Brandsma & Duijvendak hebben erg hun best gedaan om de canon te laten aansluiten bij de Canon van Nederland, zowel op het gebied van vormgeving als op het gebied van inhoud. Of dit de bedoeling was wordt niet duidelijk, omdat de inleiding bestaat uit één kolom tekst waarin De Canon van Nederland niet wordt genoemd. Zowel de Canon van het Noorden als De Canon van Nederland zijn opgebouwd uit thema’s en hoofdlijnen en maken gebruik van een tijdsbalk. Met behulp van de teksten over historische gebeurtenissen in de noordelijke provincies, proberen Brandsma & Duijvendak weer te geven “(…) hoe de geschiedenis van deze provincies is beïnvloed door de ontwikkelingen in Nederland en Europa, en wat de bijdrage van het Noorden is geweest aan het grotere geheel.”4 Let wel: de Canon van het Noorden wil Noord-Nederland dus niet plaatsen in context met de rest van Nederland, hoewel de canon daar in praktijk niet onderuit komt. Zo wordt bijvoorbeeld in het venster “Onze tijd” eerst de situatie van heel Nederland na de Tweede Wereldoorlog geschetst, voordat er wordt ingegaan op de situatie in het Noorden van Nederland. Net zoals de landschapscanon het bijzondere van het Nederlandse landschap wil benadrukken, wil de Canon van het Noorden de lezer wijzen op het bijzondere en eigene van het Noorden van ons land, een doelstelling die niet altijd even succesvol wordt behaald. Origineel is de Canon van het Noorden tot op zekere hoogte. De canon is weliswaar de enige die verhaalt over de geschiedenis van de noordelijke provincies in zijn geheel, maar de noordelijke steden Assen en Zwolle hebben ieder hun eigen canon, waarin ongetwijfeld deels dezelfde personen en gebeurtenissen in voorkomen. 2 Henk van Blerck en Harry Harsema (red.), Canon van het Nederlandse Landschap (2008) 3. D. Aten, Stormenderland : canon waterstaatsgeschiedenis Holland boven het IJ, 700-2008 (Wormer 2009) Michel Brandsma en Maarten Duijvendak, Canon van het Noorden. Het historisch belang van Noord-Nederland (Zwolle 2007) 5. 3 4 1 © 2009 Eva Schoobaar De Huissense Canon is bedoeld om de kennis van de gemiddelde Huissenaar over de eigen woonplaats te vergroten. De voorzitter van de Historische Kring Huessen zegt daarover in het voorwoord: “(…) het zou mij deugd doen als bewoners van Huissen (meer) kennis hebben van het verleden van Huissen.”5 Het vergroten van kennis over de regio of het gebied waarover de canons gaan, is de doelstelling van elke van de drie besproken canons, dus de Huissense canon is daarmee geen uitzondering. Ook op het gebied van de Huissense geschiedenis neemt de canon van Huissen geen uitzonderlijke plek in. Een deel van de geschiedenis van Huissen werd eerder beschreven in een canon over de gemeente Lingewaard, de gemeente waarvan Huissen deel uitmaakt. Toch moest er volgens de Historische Kring Huessen een eigen canon komen omdat: “de geschiedenis van Huissen (…) bijzonder en afwijkend [is] van de omliggende plaatsen.”6 Alle drie genoemde canons willen met het overbrengen van kennis over de specifieke geschiedenis van hun regio of het landschap een plekje veroveren op de historische markt en in die zin dragen ze allemaal bij aan de canonvorming die momenteel een actueel onderwerp is in het historische debat. Naar mijn mening is de Canon van de Huissense geschiedenis het meest geslaagd in zijn rol als leidraad. De canon heeft een uitstraling van kennis en expertise, doordat de plaatselijke Historische Kring ook professionele historici als leden heeft. De landschapscanon slaagt er niet in om de indruk van zich af te schudden een professioneel opgezette VVV-gids te zijn voor een mooie wandeling in het Nederlandse landschap. De Canon van het Noorden wekt de indruk een kopie te zijn van De Canon van Nederland, waarin gebeurtenissen die zich toevallig in het Noorden van Nederland afspelen en personen die toevallig afkomstig zijn uit Noord-Nederland zijn opgenomen. Dat laatste neemt niet weg dat men wel veel te weten komt over historische gebeurtenissen in het noorden van ons land. De onbedoelde identiteit De identiteitsvorming van een land of regio met behulp van een geschiedeniscanon is een gevoelig punt in de canondiscussie. Frits van Oostrom, voorzitter van de commissie die De Canon van Nederland samenstelde, zegt over de nationale canon: “Van canons, en meer speciaal de onze, als vehikel voor vermeende identiteit (…) hebben wij ons verre gehouden.”7 Van Oostrom is dus van mening dat een canon zich niet zou bezig moeten houden met identiteit. Het streven van Van Oostrom om identiteit buiten de canon te houden is een zinloze opgave, omdat canon en identiteit volgens Erik Spinoy in het tijdschrift Boekman onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: “Traditioneel worden identiteiten gezien als a priori aanwezige, onveranderlijke essenties – en canons zijn dan verzamelingen van feiten, verhalen, figuren en werken waarin die identiteit emblematisch tot uitdrukking wordt gebracht.”8 Identiteit lijkt dus een onontkoombare rol te spelen bij canonvorming, ook al is dat door de samenstellers van de desbetreffende canon onbedoeld. Als het gaat om identiteitsvorming komt de Huissens canon als winnaar uit de bus. De Huissense canon is met recht een lokale canon, bedoeld voor de inwoners van dit Gelderse plaatsje. Het doel is kennis over Huissen overbrengen op de inwoners van Huissen. In dat opzicht is de Canon van de Huissense geschiedenis geslaagd. Maar het overbrengen is niet het enige doel dat Smit voor ogen had met de canon. De Canon van de Huissense geschiedenis moet ook laten zien dat de “geschiedenis van Huissen (…) een heel bijzondere [is].”9 Hiermee geeft Smit indirect aan dat identiteit een rol speelt bij het samenstellen van 5 Dr. E. J. Th. A. M. A. Smit, Canon van de Huissense geschiedenis (Huissen 2009) 3. Ibidem. Frits van Oostrom, “Canon un kein Ende”, in: Boekman, nr. 79, jrg. 21 (2009) 93. 8 Erik Spinoy, “Grensconflicten. Strijd over de canon van de Vlaamse poëzie” in: Boekman, nr. 79, jrg. 21 (2009) 22. 9 Smit, Canon van de Huissense geschiedenis, 3. 6 7 2 © 2009 Eva Schoobaar deze canon, omdat de canon bedoeld is om het bijzondere van de Huissense geschiedenis aan te geven. Oftewel: met de specifieke geschiedenis van Huissen laat de canon zien dat het plaatsje anders is dan andere plaatsen in Nederland en daardoor ook een eigen identiteit heeft. Niet alleen het benadrukken van de bijzondere ontwikkeling van de Huissense geschiedenis maakt de Canon van de Huissense geschiedenis een koploper op het gebied van identiteitsvorming. De canon zal bij de inwoner van Huissen zeker een gevoel van herkenning en verbintenis oproepen, doordat er herkenbare straten en gebouwen worden besproken. In die zin kan de canon een bijdrage leveren aan een gemeenschappelijke Huissense identiteit. Het vormgeven van de plaatselijke identiteit is trouwens geen expliciet door de samenstellers verwoord doel. De canon is in eerste instantie voornamelijk bedoeld om kennis over Huissen over te dragen, maar ik denk dat de samenstellers het stiekem geen onvolkomenheid vinden als de canon zou bijdragen aan een Huissenaar-gevoel. Dat blijkt uit het feit dat Huissen, op een deels te begrijpen manier, centraal staat en er bijna geen oog is voor gebeurtenissen die plaatsvinden buiten deze plaats. Daardoor straalt de canon een gevoel uit dat er buiten Huissen niet veel anders bestaat dan wat plaatsjes in de zeer directe omgeving. Het mist daarom de aansluiting bij de rest van Nederland, bij Europa en bij de wereld. De canon sluit daarmee grote groepen in de Nederlandse samenleving uit, omdat alleen de Huissenaar wordt aangesproken. Dat de buiten-Huissense context ontbreekt is merkwaardig, omdat invloeden van buitenaf, zoals de Franse bezetting van Nederland aan het einde van de 18 e eeuw en de Tweede Wereldoorlog, bepalend zijn geweest bij gebeurtenissen en ontwikkelingen in Huissen. Waar de Huissense canon hoog scoort wat betreft identiteitsvorming, ook al is dat onbedoeld, dragen de Canon van het Nederlandse Landschap en de Canon van het Noorden daar het slechtste aan bij. De landschapscanon is niet duidelijk over wat de landschappen die opgenomen zijn in de canon typisch Nederlands maakt. Oftewel: welke landschappen treft men alleen in Nederland aan en niet in de rest van de wereld? Wat maakt ons Nederlandse landschap bijzonder? Deze vragen blijven in het midden hangen bij het lezen van deze canon. Bovendien is de verhouding tussen de landschappen niet helemaal duidelijk. Er zit geen chronologische structuur in en zelfs de geografische structuur is moeilijk te doorgronden. Zo ligt landschap nummer 36, Herenweg bij Bakkum, in Noord-Holland en ligt nummer 35, De Blauwe Kamer in Rhenen, in de provincie Utrecht. Daarbij komt dat voor een leek de verschillen tussen sommige landschappen moeilijk te onderscheiden zijn. De herkenning ontbreekt, zodat het gevoel van verbondenheid met het landschap ver te zoeken is. Het gevoel met enige trots naar het vaderlandse landschap te kijken wordt absoluut niet opgewekt door de prachtige, levensgrote foto’s die op elke pagina fier prijken. Dat is misschien ook totaal niet de bedoeling van de auteurs, maar het zorgt er wel voor dat er geen ‘klik’ is met deze landschapscanon. Doordat de ‘klik’ en de herkenning ontbreken, draagt de Canon van het Nederlandse Landschap niet bij aan het vormen van een landelijke identiteit. Ook bij de Canon van het Noorden ontbreekt de duidelijkheid over wat nu typisch is voor het Noorden van Nederland. Als lezer bekruipt mij soms het gevoel dat gebeurtenissen toevallig in het Noorden van Nederland plaatsvinden en personen toevallig uit NoordNederland afkomstig zijn. Het speciale van Noord-Nederland wordt nog wel eens vergeten en duikt slechts af en toe op. De vraag of en waardoor het Noorden van Nederland anders is ontwikkeld dan de rest van Nederland, wordt nauwelijks beantwoord waardoor deze canon geen gevoel van saamhorigheid oproept onder de Nederlanders in het noorden. Dat is dan ook niet het expliciete doel van de Canon van het Noorden, die uitsluitend kennis wil overbrengen, maar toch is dit een gemiste kans voor de canon omdat “de bewoners [van de 3 © 2009 Eva Schoobaar noordelijke provincies] (...) nog altijd een sterke noordelijke identiteit [voelen], ook al noemen zij zich tegenwoordig in de eerste plaats Nederlander.”10 Invoering in het onderwijs De Canon van Nederland is tot stand gekomen met de bedoeling gebruikt te worden in het onderwijs. Van Oostrom zegt daarover: “Ook hebben wij (…) ons gericht op een canon voor het basisonderwijs. Niets minder, maar vooral ook niet meer. (…) De canon van Nederland is niet zozeer een ideologie als wel methodologie.”11 Eén van de redenen om de nationale canon niet in te voeren in het onderwijs is dat de canon groepen in de samenleving zou buitensluiten, omdat de nationale canon een afbakening is van de nationale geschiedenis en daarmee ook van de nationale cultuur. P.W. Klein, die wordt geciteerd in de bijdrage van Elsbeth Etty in Boekman, is van mening dat “een nationale canon geen integratie maar discriminatie in de hand werkt.” 12 Zover gaat Etty zelf niet, maar een Nederlandse canon heeft volgens haar wel te weinig aandacht voor buitenlandse invloeden. Ook Lucas Catherine pleit in Boekman voor een canon “(…) die ook minderheden binnen de multiculturele samenleving aan hun trekken laat komen” 13 Met andere woorden: De Canon van Nederland zou dus teveel gericht zijn op Nederland en daardoor een wij-zij gevoel creëren. Of dat wij-zij gevoel inderdaad voor De Canon van Nederland opgaat, is een andere discussie, die ik hier buiten beschouwing wil laten. Het wij-zij gevoel gaat wel op voor de Canon van de Huissense geschiedenis. Dat blijkt uit het feit dat de afbakening van wat Huissens is en wat niet erg scherp wordt gemaakt. Daarentegen probeert de Canon van het Noorden een wij-zij gevoel te creëren dat er niet is. Het zij-aspect wordt wel verwoordt, het wij-aspect blijft onderbelicht. Dat houdt dus in dat er in de Canon van het Noorden wel duidelijk wordt gesteld wat Nederland is en wat bij Nederland hoort, terwijl de identiteit van de Noordelijke provincies niet goed uit de verf komt. De Canon van het Nederlandse Landschap heeft dat wij-zij gevoel helemaal niet, omdat noch het wij-aspect noch het zij-aspect wordt verwoord in deze canon. Het typisch Nederlandse is in sommige gevallen moeilijk te herkennen en daarbij komt dat de landschappen totaal niet in een Europese of Nederlandse context worden geplaatst. De Canon van het Nederlandse Landschap sluit daardoor niet een bepaalde minderheid uit, maar de canon betrekt ook geen meerderheid bij het landschap. Dat is jammer, omdat de Canon van het Nederlandse Landschap daarmee verder verwijderd is van haar doel dan de bedoeling was, namelijk: de waardering voor het vaderlandse landschap. Bovendien betekent het ontbreken van het wij-zij gevoel niet dat een canon automatisch geschikt is voor gebruik in het onderwijs. De Canon van het Nederlandse Landschap is juist door het ontbreken van herkenning van de eigen omgeving niet geschikt als onderwijsmethode. Daarbij komt dat het taalgebruik van dusdanige aard is dat het niet zal aansluiten bij de woordenschat van een gemiddelde basisschoolleerling. Wat betreft taalgebruik en vormgeving zou de Canon van het Noorden het meest geschikt zijn voor gebruik in het onderwijs, omdat de canon een populair wetenschappelijke inslag heeft en in “korte, heldere teksten” de ontwikkeling van de geschiedenis van NoordNederland weergeeft.14 Bovendien is de lay-out van het boek ook bijzonder geschikt voor gebruik in het onderwijs, omdat de canon is opgebouwd uit vensters, een tijdbalk heeft en in thema’s nog extra uitleg geeft over de sociaal-economische ontwikkeling van de noordelijke provincies. 10 Brandsma en Duijvendak, Canon van het Noorden, 47. Van Oostrom, “Canon un kein Ende”, 93. Elsbeth Etty, “Geef voorrang aan de Bijbel”, in: Boekman, nr. 79, jrg. 21 (2009), 30. 13 Lucas Catherine, “Marokkaans gekruide hutspot”, in: Boekman, nr. 79, jrg. 21 (2009), 37. 14 Brandsma en Duijvendak, Canon van het Noorden, 5. 11 12 4 © 2009 Eva Schoobaar De Huissense canon is niet zo helder vormgegeven als de Canon van het Noorden. De thema’s en de tijdsbalk ontbreken en ook het taalgebruik is weinig toegankelijk. Dat de vensters geschreven zijn door verschillende auteurs is soms duidelijk te lezen. Kortom: de vormgeving is niet gericht op het onderwijs. Het expliciete wij-zij gevoel van de Huissense canon, maakt de canon erg ontoegankelijk voor niet-Huissenaren. Toch moet de Canon van de Huissense geschiedenis niet afgeschreven worden voor gebruik in de geschiedenislessen op de lokale basisschool, omdat de canon zeer informatief is en een gevoel van herkenning en wellicht ook saamhorigheid oproept bij basisschoolkinderen. Een voorwaarde is wel dat het taalgebruik wordt aangepast tot een niveau dat beter aansluit bij schoolgaande kinderen. Een plek in het canonbos Hiermee zijn we aangekomen bij het beantwoorden van de vraag in hoeverre de besproken canons een plekje verdienen in het Nederlandse canonbos. Ik denk dat de besproken canons alle drie iets nieuws toevoegen. De Canon van het Nederlandse Landschap legt de nadruk op onze omgeving en laat op een geografische manier zien hoe Nederland eruit ziet op een manier die andere canons over het algemeen niet doen. Daarmee voegt de landschapscanon zeker iets nieuws toe. De Canon van het Noorden en de Canon van de Huissense geschiedenis zijn qua invalshoek niet zo origineel als de landschapcanon, omdat regionale en stedelijke gebieden al vaker hun eigen canon hebben gepubliceerd. Toch verdienen ook deze canons een plek in het canonbos omdat ze beide een specifiek gebied bespreken dat door andere canons wel wordt besproken (De Canon van het Noorden kan overlap bevatten met de canons van Assen en Zwolle en de Huissense canon kan overlap bevatten met de canon van Lingewaard), maar niet van zo’n uitvoerige aard als in de genoemde canons. Dit laatste geldt met name voor de Canon van de Huissense geschiedenis. Dat is natuurlijk niet zo verwonderlijk, aangezien Huissen een kleine Gelderse plaats is. Wat identiteit betreft kan vooral de Canon van de Huissense geschiedenis een bijdrage leveren aan de plaatselijke identiteit. Dit gaat in mindere mate op voor de Canon van het Noorden, dat geforceerd probeert een trots-op-Noord-Nederland-gevoel te creëren. De landschapscanon doet al helemaal geen moeite om een bijdrage te leveren aan een landelijke identiteit. Voor gebruik in het onderwijs is de Canon van het Noorden qua vormgeving het meest geschikt. Inhoudelijk is de Canon van de Huissense geschiedenis het meest geschikt om in te voeren in het lokale onderwijs, omdat deze het meeste het gevoel van herkenning oproept. De landschapscanon is misschien meer geschikt als mooie wandelgids. Kortom: de Canon van het Nederlandse landschap, de Canon van het Noorden en de Canon van de Huissense geschiedenis verdienen alle drie een plekje in het Nederlandse canonbos. Verrassend is dat de relatief onbekende en kleinschalige Huissense canon met zijn wortels steviger in de grond van het canonbos staat en de landschapscanon zijn plek nog moet bewijzen. Bron afbeelding: http://www.ublad.uu.nl/canon/ 5 © 2009 Eva Schoobaar
© Copyright 2024 ExpyDoc