Uitwerkingen examen PC 2 vak AC2 3A leergang 8 2014-1

Uitwerking
PC 2 Accounting 2
Examen
: Professional Controller 2 leergang 8
Vak
: Accounting 2
Datum
: 25 juni 2014
Management Accounting (totaal 50 punten)
Vraag 1.1 (8 punten)
RI Houten: {75-(10% van (807 - 44 -82))} = 6,9
RI Amersfoort: {48 – (10% van (630-38 - 64)} = -4,8
(3 punten)
(3 punten)
Houten heeft voldoende gepresteerd, want de RI positief.
Amersfoort heeft onvoldoende gepresteerd want de RI is negatief.
(1 punt)
(1 punt)
Vraag 1.2 (3 punten)
Het liquiditeitsbeheer vindt meestal plaats op concernniveau. De beide vestigingsmanagers
kunnen de post liquide middelen dus in onvoldoende mate beïnvloeden.
Vraag 1.3 (2 x 3 punten)
EVA Houten: {75-(8% van (807 - 44 -82))} = 20,52
EVA Amersfoort: {48 – (8% van (630-38 - 64)} = 5,76
(3 punten)
(3 punten)
Vraag 1.4 (3 punten)
Bij de ROI wordt de winst uitgedrukt in een percentage van het geïnvesteerd vermogen. Bij
de EVA wordt berekend welk bedrag van de winst overblijft nadat de vermogensverschaffers
zijn betaald. Ook goed: de ROI is een percentage en de EVA een bedrag.
Vraag 1.5 (2 x 3 punten)
Twee bezwaren van het doorbelasten van de kosten van het hoofdkantoor op basis van de
omzet:
• Goede prestaties, dwz meer omzet, wordt bestraft met een extra doorbelasting van
kosten.
• De managers van de vestigingen worden afhankelijk van elkaars prestaties. Als bij een
van beide de omzet daalt, krijgt de ander daardoor extra kosten van het hoofdkantoor
doorbelast.
Vraag 1.6 (3 punten)
Een activity based doorbelasting betekent dat de kosten worden doorbelast op basis van de
mate waarin de vestiging gebruik maakt van de diensten van het hoofdkantoor.
Vraag 1.7 (3 x 3 punten)
a. € 7.500.000 / €2.500.000 = 3
b. €450.000 / €7.500.000 × 100% = 6%
c. 3 × 6% = 18%
(3 punten)
(3 punten)
(3 punten)
Vraag 1.8 (3 punten)
Onder zero base budgettering wordt verstaan dat het budget wordt gebaseerd op
toekomstige uitgaven en niet op uitgaven of budgetten uit het verleden.
Ook goed: Alle posten in het budget worden fundamenteel beoordeeld op de relatie met de
doelstellingen van de onderneming.
Vraag 1.9 (2 x 3 punten)
Voordeel ZBB: Er wordt nagedacht over efficiency en effectiviteit van de
bedrijfsvoering, dood hout wordt weggesneden.
Nadeel: Bewerkelijk, kost veel tijd, kan weerstanden oproepen.
(3 punten)
(3 punten)
Vraag 1.10 (3 punten)
Een belangrijk kenmerk van een discretionair kostencentrum is dat er geen relatie bestaat
tussen input en output.
Financial Accounting (totaal 50 punten)
Vraag 2.1 (8 punten)
(70% van € 18.000.000 (2 pnt) + (60% van € 21.600.000 (2 pnt)) = € 25.560.000 € 10.500.000 - € 9.000.000 (2 pnt)) = € 6.060.000 (2 punten)
Vraag 2.2 (10 punten)
Wijziging onderhanden projecten
(50% van €18.000.000) + (60% van €21.600.000)
Kosten (€8.250.000 + €12.500.000)
Bedrijfsresultaat
Betaalde interest
Resultaat voor belasting
Belasting
Resultaat na belasting
Vraag 2.3 (4 x 3 punten)
a. € 3.600.000 - € 140.000 = € 3.460.000
b. € 140.000 - € 100.000 = € 40.000
c. (€ 3.460.000 - € 2.900.000) × 75% = € 420.000
d. (€ 3.460.000 - € 2.900.000) × 25% = € 140.000
= € 21.960.000
(4 punten)
= € 20.750.000
---------------------= € 1.210.000
= € 610.000 ---------------------= € 600.000
= € 150.000 ---------------------= € 450.000
(4 punten)
(1 punt)
(1 punt)
(3 punten)
(3 punten)
(3 punten)
(3 punten)
Vraag 2.4a (6 punten)
0… Deelneming
€ 3.000.000
0… Betaalde Goodwill
€ 600.000
Aan 0… Ongeplaatst aandelenvermogen
Aan 0… Agioreserve
€ 1.000.000
€ 2.600.000
(2 punten)
(1 punt)
(1 punt)
(2 punten)
Vraag 2.4b (2 punten)
€ 600.000 × 4/5 = € 480.000
(2 punten)
Vraag 2.5a (2 punten)
75% van € 300.000 = € 225.000
(2 punten)
Vraag 2.5b (4 punten)
€ 600.000 + (25% van € 480.000)/1,2] = € 700.000
(4 punten)
Vraag 2.5c (2 x 3 punten)
Op de geconsolideerde omzet moet € 480.000 in mindering worden gebracht.
(3 punten)
Op de geconsolideerde kostprijs omzet moet € 360.000 (75% van € 480.000)
in mindering worden gebracht.
(3 punten)