Tweede Adventszondag, 7 december 2014 in de Martinikerk Ds. Jan Willem Nieboer In deze dienst vertelde Sietske Blok over haar uitzending naar Brazilië voor kerk in Actie. Ze gaat er niet naartoe om van alles te brengen, maar omgekeerd: om daar iets te leren wat we hier weer kunnen gebruiken. Zij zal daar twee jaar onderzoek doen naar een manier van bijbellezen, waarbij bijbelverhalen direct verbonden worden met het gewone leven van alle dag: contextueel bijbellezen. We houden contact met haar en zullen in de komende tijd nu en dan van haar ervaringen daar horen en er gebruik van maken. We hebben haar de zegen meegegeven en haar alvast uitgezwaaid. Na de dienst hebben we met een kleine groep onder haar leiding alvast ‘contextueel’ bijbel gelezen. Gelezen: Jesaja 40: 1-11 en Johannes 1: 6-9 en 19-28 Gezongen: Lied 80: 1 en 3, Adventslied: Kijk eens in de verte, Lied 466: 1 en 6, Lied 315: 1 en 3, Lied 528, Lied 462 en Lied 442. KOPJE ONDER De vier evangelisten hebben van oudsher elk hun eigen symbool. Mattheüs een engel, Marcus een leeuw, Lucas een os en Johannes een adelaar. Die adelaar past prachtig bij Johannes. Het is de vogel die hoger vliegt dan alle andere vogels. Wij hebben er nu een vreselijk woord voor: een helikopterview. En dan wordt het probleem ook meteen duidelijk. Als je enthousiast wordt over een helikopterview, loop je het gevaar het contact met het grondvlak wat te verliezen. Voor jet het weet zweef je naar eenzame hoogten en begrijpt niemand meer waar je het over hebt. De God van de kosmos is erg ver weg als je ’s ochtens bij het tandenborstelen in de spiegel kijkt en denkt: “Ik voel me leeg”. Is dat bij Johannes ook zo? Wacht even. Het symbool van Johannes is een adelaar en geen helikopter. Wat is het verschil? De ogen. Willem Barnard wijst daarop. Een adelaar heeft andere ogen dan een helikopterpiloot. Een adelaar kan vanaf grote hoogte ieder detail op aarde scherp waarnemen. Daar zit de kracht van de evangelist Johannes. Hij kan vanuit de hemel één detail op aarde haarscherp zien. En – wat zo mooi is – hij kan het ook andersom: In één detail op aarde kan Johannes de hemel ontdekken. Laten we nou eens inzoomen op een detail in dat hele verhaal van Johannes wat we net gelezen hebben. Eens kijken of we daar de hemel in kunnen ontdekken. Laten we eens kijken naar de plaats. Het bungelt er wat bij in het laatste zinnetje wat we gelezen hebben, maar Johannes geeft heel precies de plek weer waar alles gebeurt: Betanië. Het gebeurde in Betanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes doopte. Je hebt zeg maar hier de woestijn, daar het beloofde land en daartussen stroomt de Jordaan. Betanië ligt dus in de woestijn. Maar dat slaat nergens op. Er is gezocht, gegraven en gespit door hordes bijbelvaste archeologen, maar Betanië is daar nergens gevonden. Wel aan de andere kant van de Jordaan: in het beloofde land. Vlak bij Jeruzalem. Daar lag Betanië. Is dat nou interessant? Jazeker. Als je bereid bent om even op te letten, zul je het zien. Betanië betekent “huis van de arme”. Je zou kunnen zeggen dat het de thuisbasis is voor mensen die beseffen dat hen iets ontbreekt. Daar begint het allemaal. Het gevoel dat je klein bent en kwetsbaar, dat je tekortschiet, dat je niet alles zelf in de hand hebt. Zeg maar: dat gevoel dat je als het gras en de bloemetjes bent waar het in Jesaja over ging. Pffft… en weg ben je. Mensen die niet onder dat gevoel uit kunnen, bevinden zich als het ware in Betanië. Kijk, nou gaat het ineens ook over ons. Want wij, zijn zulke mensen. Wij wonen in Betanië. Johannes doopt zulke mensen. Met water. Geen gewoon water. Maar Jordaanwater. De Jordaan is de rivier die naar beneden stroomt. “Nogal wiedes” hoor ik je nou denken. Dat doet iedere rivier: een rivier leeft van het verval. Klopt, en de Jordaan stroomt van alle rivieren het allermeest naar beneden: Hij komt namelijk uit bij het allerlaagste puntje van de wereld: de dode Zee. En, het woord zegt het al, in het zoute, stroperige water van die zee is geen leven mogelijk. Dooier dan dood is de zee waar de Jordaan in uit komt. Daarom heeft deze rivier in oude tijden die naam gekregen: Jordaan. Daar zit het hebreeuwse woordje JRD in en dat betekent: afdalen, afzakken, afgaan, naar beneden hangen, instorten, ondergaan, sterven en ga zo maar door. Geen vrolijke naam. Deze rivier heeft dus alles te maken met vergankelijkheid. Het gevoel dat alles wat leeft op deze aarde langzaam maar zeker wegstroomt naar de dood. Dat is een ijzeren wet; zoals het een ijzeren wet is dat water naar het laagste punt stroomt. De Jordaan is de levensweg die langzaam maar zeker eindigt in de dood. Geen ontkomen aan… Tenzij…, tenzij je van die goddelijke dwarsliggers hebt. Zoals Johannes de Doper. En in zijn spoor: Jezus; Joshua heet hij. Hij is genoemd naar Jozua. Net zo’n dwarskop: Jozua die eens een heel volk dwars door de Jordaan loodste het beloofde land in. Daar bij de Jordaan, in de woestijn, in Betanië komen de mensen bij Johannes. Mensen zoals wij, die hun onmacht en hun tekort voelen. Johannes zegt niet: “Kom op het valt allemaal best mee, leef je leven als de allerlaatste dag, geniet en haal eruit wat er in zit!” Johannes doet iets anders. Iets vreemds: hij doopt ze. Hij dompelt die mensen onder in de doodsrivier en hij trekt ze er weer uit. Alsof hij zeggen wil: “Hier, voel maar eens goed hoe het verval aan je trekt. Het water ontneemt je de adem. Alsof je doodgaat”. Maar dan, voel je een hand in je nek die je eruit trekt. Kijk, dat is nog eens een doop: Zo voel je met heel je lijf, dat je niet voor het verval geschapen bent. Er is een andere weg. Dwars door afgang en lijden, ja zelfs dwars door de dood heen. Je zult het zien. Of nee, veel sterker nog dan dat. Je zult het ervaren! Johannes geeft daar bij de Jordaan aanschouwelijk onderwijs. Belevingsgericht, zullen we maar zeggen. Hij geeft zeg maar een ‘contextuele bijbellezing’ van dat stukje uit Jesaja. Maar hoe zit dat nou met die twee Betaniës? Eén in de woestijn dat nooit bestaan heeft. En één aan de andere kant van de Jordaan dat wel bestaan heeft. Waar is dat nou goed voor? Even goed opletten. Het is best ingewikkeld, maar ik doe mijn best. In het Johannesevangelie maken we voor het eerst kennis met Jezus in Betanië in de woestijn. Daar wordt hij gedoopt. En later komt Jezus daar nog een keer. Aart Veldhuizen wees me erop. Aan het slot van hoofdstuk 10 om precies te zijn. Daar gaat Jezus terug naar Betanië in de woestijn. Ik zal het even lezen. Moet je opletten: (Joh 10: 40 en 11: 1) 40 Hij ging terug naar de overkant van de Jordaan, naar de plaats waar Johannes eerder gedoopt had. Daar bleef hij. En op die plek hoort Jezus het volgende: 1 Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zuster Marta woonden – Dus in het Betanië in de woestijn hoort Jezus dat zijn vriend Lazarus ernstig ziek is. Waar woont die Lazarus? Precies: in Betanië aan de andere kant van de Jordaan. In het land van belofte. Maar ook daar is het leven niet volmaakt. Daar gaat Lazarus dood. Waarom? Omdat het zo lang duurt dat Jezus komt. Hoe lang precies? Drie dagen. Het kost Jezus drie dagen om van het Betanië in de woestijn de Jordaan over te steken en Betanië aan de andere kant te bereiken. Dan – op de derde dag – gebeurt dat Godsonmogelijke wonder: Lazarus wordt uit zijn graf gehaald. Voel je dat dit verhaal bijna knettert van de symboliek? Dat Jezus zijn dood en opstanding hier letterlijk verbonden wordt met die van ons mensen. Jezus moet de rivier van de dood en het verval over om bij Lazarus te komen. Terwijl Jezus onderweg is, gaat Lazarus dood. Op de derde dag wekt Jezus hem tot leven. Lazarus is de mens die sterft. Wij zijn Lazarus. De naam Lazarus betekent God helpt. Met hem wonen wij in Betanië. Tussen ons en die ervaring van opstanding, stroomt de Jordaan; de doodsrivier. Jezus is onderweg. Ik voel me net een soort Dan Brown… Ik heb er eigenlijk nog maar één laag uitgehaald en er zijn nog veel meer lagen. Snappen jullie het allemaal nog? Ik eerlijk gezegd niet meer. Maar wees gerust. Daar gaat het ook niet om. Het gaat bij Johannes niet om snappen. Snappen doe je hier, met je hoofd. Het Johannesevangelie is niet voor je hoofd geschreven, maar voor je buik: Voor je gevoel. Sietske, je moet het maar zeggen als ik het mis heb, maar misschien is dat wel een mooie omschrijving van dat ingewikkelde woord: ‘contextueel bijbellezen” Dat een bijbelverhaal niet ergens hier bij je hersens blijft hangen, maar dat het zich verbindt met je hele wezen. Aan het gesnap daarboven heb je bijzonder weinig als je in Betanië woont. Op momenten dat je echt voelt dat je klein bent. Als je op je kwetsbaarst bent; als de dood dichtbij is; als je machteloos staat toe te kijken hoe iets gebeurt dat jij niet kunt voorkomen; Op zo’n moment verhuis je min of meer gedwongen naar Betanië. En daar héb je zo weinig aan je hoofd; aan al dat gesnap. Daar moet je verder op je gevoel. Daarvoor vertelt Johannes zijn verhalen. Zodat ze zich gaan nestelen in de basislaag van je bestaan. Waar je met je verstand niet bij kunt. Daar waar je vertrouwen zit; je geloof; je gevoelszekerheid. Waar je op terug valt, als je het met je hoofd alleen niet meer redt. Dat je als het er op aankomt weet, met heel je lijf: Geen mens is geschapen voor de vergankelijkheid. Dood is niet dood. Het onmogelijke is mogelijk.
© Copyright 2024 ExpyDoc