NATIONALE HEPATITIS DAG BEURS VAN BERLAGE, AMSTERDAM • 16 SEPTEMBER 2014 verslag sponsors We zijn onze sponsoren heel dankbaar voor hun bijdrage, die ons in staat heeft gesteld om de 1e nationale hepatitis dag te organiseren: platinum SPONSOR GOUD & ONLINE EDUCATIE SPONSOR ZILVER SPONSORS Principal supporter INHOUD NATIONALE HEPATITIS DAG BEURS VAN BERLAGE, AMSTERDAM • 16 SEPTEMBER 2014 Voor u ziet u het verslag van de Nationale Hepatitis Dag 2014. Een dag waarop meer dan 300 deelnemers uit het veld zich bezighielden met het zoeken naar oplossingen voor knelpunten in de opsporing, preventie, behandeling van, en beleidsvorming rond virale hepatitis. Virology Education wil allereerst de auteurs Maria Prins, Solko Schalm, Joost Drenth, Charles Boucher en Roel Coutinho bedanken voor hun inbreng bij het tot stand komen van dit verslag. Daarnaast wil zij van de gelegenheid gebruik maken iedereen bedanken die vanuit een rol in het wetenschappelijk- of organiserend comité, als spreker, sponsor, belangenorganisatie, maar vooral ook als deelnemer hun bijdrage aan de discussies en de conclusies van de dag bijgedragen hebben. Hiermee is de basis gelegd voor de Nationale Hepatitis Dag 2015! NATIONALE HEPATITIS DAG 2014 Een gemeenschappelijke en proactieve aanpak van virale hepatitis: dat is de centrale boodschap die weerklonk in een breed scala aan lezingen tijdens de Nationale Hepatitis Dag. Dit symposium vond plaats op 16 september 2014 in de Beurs van Berlage te Amsterdam en werd georganiseerd door Virology Education. Dagvoorzitter Roel Coutinho vatte het als volgt samen: “De behandeling van hepatitis is een lange weg geweest. Bij HBV speelde de discussie over wel of niet vaccineren. De vooruitgang op dit moment zit vooral in het beschikbaar komen van nieuwe middelen tegen HCV. We moeten de handen ineen slaan.” EPIDEMIOLOGIE EN EFFECT NIEUWE BEHANDELINGEN OP PUBLIC HEALTH Prof. dr. Maria Prins (GGD, Amsterdam) De lezing van Prins ging over de epidemiologie en de effecten van preventieprogramma’s en de behandeling op de public health, met name wat betreft hepatitis B en C. HBV en HCV kennen enkele belangrijke verschillen en overeenkomsten. HBV is gemakkelijker overdraagbaar, met name via seksueel contact en via perinatale transmissie. HCV leidt veel vaker tot een chronische infectie, namelijk bij 75% van de gevallen vergeleken met 5-10% bij HBV. Voor beide ziekten geldt dat een acute infectie meestal onopgemerkt voorbijgaat. “Dat betekent dat zo weinig mensen weten dat ze drager zijn van HBV of HCV”, laat Prins weten. De succespercentages voor de nieuwe behandeling en van HCV zijn > 90%. Helaas is er geen vaccin voor HCV, maar dat is er wel voor HBV. Net als andere landen in West-Europa is de prevalentie in Nederland van HbsAg, een marker voor een chronische HBV-infectie, < 1%. De verdeling van HCV is wereldwijd iets anders, waarbij veel infecties in Noord-Afrika, Midden Oosten en Azië optreden. In de Nederlandse situatie is de meest recente schatting gebaseerd op de Pienter II studie uit 2007, die toont dat 3,5% van de bevolking ooit HBV heeft gehad, en dat 0,2% chronisch geïnfecteerd is. ➊ De prevalentie onder eerste generatie migranten is hoger. Vooral mensen die afkomstig zijn uit Azië, hebben een veel hoger risico. Voor HCV is een aantal factoren van belang geweest voor veranderingen in de epidemiologie. HCV werd 2 in 1989 ontdekt. Kort daarna zijn de bloedbanken op HCV gaan screenen. Daardoor is de transmissie door transfusies en bloedproducten in westerse landen vrijwel nihil geworden. Daarnaast zijn er verbeteringen in de gezondheidszorg opgetreden. Ook het wereldwijde injecterend druggebruik en migratiepatronen hebben invloed gehad op de veranderende epidemie. Voor HCV is eveneens op basis van de Pienter studie een schatting gemaakt van het aantal geïnfecteerde mensen in Nederland: een overall prevalentie van 0,22%. ➋ Bij bepaalde risicogroepen, zoals injecterende druggebruikers, ligt de prevalentie heel hoog: tussen 40 en 90%. Datzelfde geldt voor hemofiliepatiënten. Een nieuwe risicogroep zijn hiv-positieve mannen, bij wie de prevalentie van HCV op ongeveer 10% ligt. Omdat de omvang van de populatie eerste generatie migranten veel groter is dan van de andere risicogroepen, zij zijn numeriek de grootste groep HCV geïnfecteerden. Dat geldt overigens ook voor HBV. Sinds de jaren tachtig is er een enorme afname geweest van het aantal nieuwe HBV infecties onder mannen en onder vrouwen. Dat blijkt uit de aangiftecijfers, die geregistreerd worden door het RIVM. Sinds 2002 is er een verdere daling onder de mannen opgetreden. Het HBV vaccinatieprogramma voor gedrag gebonden risicogroepen blijkt tot een sterke daling van het aantal acute HBV-infecties onder MSM te hebben geleid. Ook de vaccinatieprogramma’s voor HBV van pasgeborenen van HbsAg-positieve moeders zijn zeer succesvol. Deze vaccinatieprogramma’s dienen daarom gecontinueerd te worden. Data van de Amsterdamse Cohort studies tonen een afname van het aantal nieuwe HCV infecties onder injecterende druggebruikers aan van maar liefst 20% in de 1e Nationale Hepatitis Dag - 16 september 2014, Beurs van Berlage, Amsterdam jaren 80 tot vrijwel 0% in recente jaren. ➌ Die afname blijkt gerelateerd te zijn aan de laagdrempelige spuit- en methadonprogramma’s die we in Nederland hebben, hoewel hierbij ook andere factoren van invloed zijn zoals de hoge sterfte onder injecterende druggebruikers. ➌ Naar schatting 21.000 mensen in de leeftijd van 15-79 jaar hebben een chronische HCVinfectie, waarvan waarschijnlijk bij ten minste meer dan 42% van de HCV-geinfecteerde personen de diagnose niet is gesteld, maar goede data ontbreken hierover. CONCLUSIE Er is een goed inzicht in de veranderde epidemiologie van virale hepatitis in Nederland. De afname van het aantal nieuwe HBV-infecties onder MSM is hoogstwaarschijnlijk te danken aan het vaccinatieprogramma. De meeste nieuwe HCV-infecties vinden plaats via seksuele verspreiding onder hiv-positieve MSM. Onder druggebruikers zijn er weinig nieuwe infecties. De grootste groep van chronisch geïnfecteerde perso nen betreffen eerste generatie migranten uit HBV/HCV endemische landen. De meeste HCV-infecties zijn in het verleden in het land van herkomst opgelopen. Er zijn weinig data over HBV en HCV beschikbaar wat betreft de omvang en karakteristieken van de gediagnosticeerde en (met succes) behandelde populatie. Goede data per risicogroep zijn nodig voor het effectief inrichten van screeningprogramma’s. Nieuwe behandelingen zullen en kunnen bijdragen aan het verminderen van de ziektelast en verdere verspreiding. Anno 2014 zijn er nog steeds meerdere public health uitdagingen, onder andere: Hoe en waar sporen we effectief nog niet gediagnosticeerde chronisch geïnfecteerde personen en groepen waar verspreiding plaatsvindt op? Hoe motiveren we hen om zich te laten testen en behandelen? Hoe verhogen we het bewustzijn bij professionals en het algemeen publiek? Hoe regelen we de toegang tot zorg het best voor recent en eerder gediagnosticeerde personen die nog niet onder behandeling zijn? Kunnen we laten zien dat screening op HBV en HCV voldoet aan de wet bevolkingsonderzoek? Welke (gecombineerde) screeningsprogramma’s zijn kosteneffectief? Om deze uitdagingen aan te pakken, is er behoefte aan een landelijke visie en een gemeenschappelijke gecoördineerde aanpak. 1e Nationale Hepatitis Dag - 16 september 2014, Beurs van Berlage, Amsterdam 3 NATIONALE HEPATITIS DAG 2014 BEWUSTWORDING EN IDENTIFICATIE VAN VIRALE HEPATITIS Prof. dr. Solko Schalm (LiverDoc/BIBHEP) De effectiviteit van behandeling van virale hepatitis is in het afgelopen decennium aanzienlijk verbeterd (tabel 1). Schalm is enthousiast over deze ontwikkelingen, maar ook enigszins bezorgd. In 2005 en 2007 werden ter behandeling van chronische HBV medicijnen goedgekeurd, die een vergelijkbare effectiviteit hebben als de nieuwe geneesmiddelen tegen HCV. Tabel 1. Behandeling van chronische hepatitis B en C. Type leverziekte 95% effectieve behandeling, die is goedgekeurd en vergoed in Nederland, incl. jaartal Chronische HCV 2015: sofosbuvir, daclatasvir, simeprevir Chronische HBV 2005: entecavir 2007: tenofovir Om te voorspellen welke invloed het beschikbaar komen van effectieve medicatie heeft, benoemt Schalm de behandeling van hiv als voorbeeld. De stijgende sterfte aan chronische HBV en HCV in Nederland is schrijnend, indien dit wordt vergeleken met de sterfte door hiv in de periode 1996-2011. Begin jaren negentig is een algemeen bewustzijn ontstaan om hiv te identificeren en te behandelen. Het resultaat was een spectaculaire daling van de sterfte van naar schatting 350 doden per jaar in 1996 tot minder dan 75 per jaar sinds 2006, dus een daling van > 75%. In diezelfde periode is er sprake van een stijging van 350 doden naar > 400 doden per jaar ten gevolge van chronische HBV en HCV. Het lukt dus niet om, net als bij hiv, een sterftereductie tot stand te brengen. Dit wordt nadrukkelijk niet veroorzaakt door het ontbreken van effectieve medicijnen. De goedkeuring en vergoeding van medicatie tegen HBV heeft geen enkele invloed gehad op de sterftecijfers. Sinds 2008 is sprake van een dalende lijn van het aantal HBV-behandelingen, terwijl het medicijngebruik, net als bij hiv, juist zou moeten toenemen. Sinds de start van het BIBHEP programma is deze dalende lijn omgebogen naar een lichte stijging wat betreft het gebruik van de aanbevolen derde generatie middelen tenofovir en entecavir. Drie jaar na de introductie is het gebruik van tenofovir en entecavir nog minder dan helft van het totale gebruik van antivirale middelen tegen hepatitis B. De goedkeuring en vergoeding is dus geen garantie voor een sterftereductie, voor een toenemend gebruik op landelijk niveau en voor een bewustwording die de sterftereductie mogelijk is. De gezondheidswinst in QALY’s die wordt bereikt na een succesvolle behandeling, waarbij het HBV-DNA niet meer aantoonbaar is, bij een patiënt met cirrose ten gevolge van HBV is enorm. Zo’n patiënt leeft zonder antivirale therapie gemiddeld nog 7 jaar, terwijl de overleving met antivirale therapie 17 jaar is (QALY-winst van ongeveer 10). Omdat de goedkeuring en vergoeding en het toenemend gebruik van direct-werkende antivirale middelen (DAA’s) geen garantie is voor een sterftereductie à la hiv op nationale schaal, roept Schalm de beroepsgroep en overheid op om de krachten te bundelen. IDENTIFICATIE De opsporing van virale hepatitis is in Nederland volgens Schalm in een probleemzone terecht gekomen. Er is een identificatiestrategie nodig, waarbij een lijst met HBsAg/anti-HCV positieve personen, zoals zwangere vrouwen, en een lijst met personen met een leverenzymstijging (ALT > 60 IU/L) zonder HBsAg/anti-HCV worden opgesteld. Daarom is het belangrijk dat in alle 95 Nederlandse ziekenhuizen iemand betrokken is bij de aanpak van virale hepatitis. Hetzelfde geldt voor de 28 GGD-regio’s. CONCLUSIE Het is essentieel om de problemen rondom virale hepatitis in kaart brengen en vervolgens oplossingen aan te dragen. Hierbij is de mening van de beroepsgroep onontbeerlijk. De samenvatting van de eerste Nationale Hepatitis Dag wordt gebruikt om de krachten van de beroepsgroep en de overheid te bundelen. 4 1e Nationale Hepatitis Dag - 16 september 2014, Beurs van Berlage, Amsterdam GROTE WINST MET NIEUWE ANTIVIRALE MIDDELEN – WAAR GAAN WE NAAR TOE? Prof. dr. Joost Drenth (Radboudumc, Nijmegen) “Er is een grote winst te verwachten. De grote vraag is: voor wie? ”, steekt Drenth van wal over de veranderende aanpak van hepatitis C. “Om te weten waar je naartoe gaat, moet je ook weten waar je vandaan komt.” Hij bespreekt waar we nu staan, waar we naartoe gaan en wat dat allemaal gaat kosten. De behandeling van HCV is in de jaren negentig begonnen met interferon toediening, waarbij succespercentages met een aanhoudende virale respons (SVR) van zo’n 6% werd gehaald. De toevoeging van ribavirine zorgde voor een beter resultaat en de toevoeging van gepegyleerd interferon maakte het mogelijk om afhankelijk van het genotype tussen 40 en 70% van de patienten te genezen. In 2008 is de stand van zaken rondom de hepatitis C behandeling in een Nederlandse richtlijn vastgelegd en gepubliceerd in het Netherlands Journal of Medicine. ➍ Op basis van die richtlijn werden HCV-patiënten behandeld met een combinatie van ribavirine en peginterferon. In de periode 2009-‘11 werden jaarlijks zo’n 1.500 patiënten in Nederland behandeld met de combinatie peginterferon en ribavirine. WAAR STAAN WE NU? “We zitten in een tussenfase”, reageert Drenth op bovenstaande vraag. Na 2008 kwamen de proteaseremmers zoals boceprevir en telaprevir op de markt. De komst van deze nieuwe middelen werd toen in grootse woorden aangekondigd in de New York Times. Bij patiënten die waren besmet met HCV genotype 1, gingen de succespercentages omhoog van 40% naar zo’n 75%. In 2012 kwamen telaprevir en boceprevir daadwerkelijk op de markt. In 2013, dus vijf jaar na de eerste richtlijn verscheen de herziende richtlijn.➎ Uit gegevens van de GIP databank blijkt dat zo’n 800 patiënten in de jaren 2012 en 2013 een behandeling met deze nieuwe middelen hebben gekregen.➏ Per jaar betekent dat naar schatting 400 patiënten die behandeld werden met telaprevir en boceprevir, waar totaal circa 14 miljoen euro (17.000 euro per patiënt) aan werd uitgegeven. Deze gegevens over de kosten zijn relevant met het oog op de berekening van de kosten van de nieuwere middelen (zie verderop). We hebben volgens Drenth een aantal lessen geleerd van de voorschrijving van telaprevir en boceprevir. Telaprevir moet met de juiste hoeveelheid vet en exact 8 uur verspreid over de dag ingenomen worden. Daarnaast mocht de dosis niet gereduceerd en een herbehandeling was niet toegestaan. Bovendien waren ribavirine en interferon nog steeds nodig. “Patiënten vonden de behandeling een nachtmerrie”, vertelt Drenth over telaprevir en boceprevir. “Patiënten die ook een chemokuur achter de rug hadden, vonden de chemokuur te prefereren boven een zware behandeling met deze antivirale middelen.” De bijwerkingen, zoals anemie, huidafwijkingen, nierfunctieverlies en soms zelfs overlijden, waren aanzienlijk. Daarom gaf de FDA in 2010 een waarschuwing af, met name over het risico van huidafwijkingen bij telaprevir. Hierna kelderde het aantal behandelingen met deze middelen. WAAR GAAT WE NAAR TOE? De epidemiologie van HCV-infecties en complicaties zijn in de afgelopen decennia veranderd. In figuur 1 staat de verdeling van de patiënten over de verschillende stadia van fibrosevorming weergegeven. In dit model zal het aandeel patienten met gevorderde leverziekte toenemen in de tijd. ➐ Figuur 1. Verdeling van fibrosevorming bij HCV-patiënten in België. ➐ 1e Nationale Hepatitis Dag - 16 september 2014, Beurs van Berlage, Amsterdam 5 NATIONALE HEPATITIS DAG 2014 F0 betekent relatief weinig of geen littekenweefsel in de lever aanwezig is; F4 representeert de meest gevorderde stadium van chronische HCV waarbij veel littekens (cirrose) zijn ontstaan. In het jaar 2000 had het merendeel van de patiënten die zich bij de MDL-arts melden F0 of F1. In 2015 zal naar verwachting het merendeel van de nieuwe patiënten een voortgezette leverziekte hebben (F3 of F4). Dat zijn dus wezenlijk andere patiënten dan vijftien jaar geleden. Er komen drie middelen in Nederland op de markt: daclatasvir, sofosbuvir en simeprevir. Hiermee kunnen naar verwachting 95-100% van deze patiënten genezen worden (figuur 2). “Of dat in de praktijk ook gehaald zal worden, laat zich bezien”, voegt Drenth op relativerende wijze toe. “In ieder geval, en dat is positief, zal interferon van de kaart verdwijnen. ➑ Daarbij zullen de bijwerkingen die we kennen van interferon ook tot het verleden behoren.” van de goedkeuringsprocedure van nieuwe geneesmiddelen. Na de Europese goedkeuring door de EMA gaan in Nederland de dossiers naar het Zorginstituut, dat beoordeelt of de nieuwe middelen iets toevoegen aan het bestaande behandelpallet. Vervolgens gaat het dossier naar het ministerie van VWS die oordeelt over de toelating en financiering van deze middelen. Dat is het stadium waar de nieuwe HCV-middelen zich in bevinden. Het is de verwachting van Drenth dat in de eerste fase na toelating voornamelijk patiënten met een gevorderde leverziekte de nieuwe middelen zullen krijgen. Juist bij deze groep zullen dan ook mogelijk nieuwe bijwerkingen aan het licht komen. In de fase die daarop volgt zullen patiënten sneller na het stellen van de diagnose deze behandeling krijgen. WAT GAAT DAT ALLEMAAL KOSTEN? In de Verenigde Staten (VS) is een berekening gemaakt voor de behandelkosten van HCV-patiënten. De prevalentie van deze leverziekte is in de afgelopen decennia aanzienlijk toegenomen (figuur 3, blauwe grafiek). In de rode grafiek staan de kosten die dat met zich meegebracht heeft en een schatting over de toekomstige kosten weergegeven. De kosten van de HCV-behandeling zullen dus naar verwachting stijgen. Drenth concludeert dan ook: “Als we niets doen, zal HCV ons geld gaan kosten.” Figuur 2. Evolutie of revolutie in de behandeling van HCV. Wat zijn de resultaten van deze middelen? Bij de behandeling van patiënten met HCV genotype 2 of 3 met sofosbuvir al dan niet met ribavirine zijn de uitkomsten goed (genezingspercentages van resp. 90-95% en 85%). De nieuwere middelen, daclatasvir en simeprevir, kunnen in een bepaalde mix gegeven worden en geven eveneens bij vrijwel alle patiënten (89-99%) genezen.➒;➓ Hierbij moet wel aangemerkt worden dat het aantal onderzoeken waarin de combinatie daclatasvir-sofosbuvir of simeprevir-sofosbuvir zijn onderzocht, zeer beperkt is in aantal en grootte van studies. Waarom worden deze middelen in de Nederlandse praktijk nog niet gebruikt? Om deze vraag te beantwoorden, geeft Drenth een kort overzicht 6 Figuur 3. Totale prevalentie (blauw) en gezondheidszorgkosten (rood) van HCV in de VS.11 De nieuwe middelen zijn echter niet goedkoop. Als voorbeeld noemt hij de kosten van sofosbuvir, dat grof geschat 4.000 euro per week kost. Bij een behandelduur van 12-24 weken, afhankelijk 1e Nationale Hepatitis Dag - 16 september 2014, Beurs van Berlage, Amsterdam van de ernst van de leverziekte, komt dat neer op 48.000-96.000 euro. Dat is vele malen duurder dan de behandeling zoals die tot nu toe werd gegeven en leidt tot een sterke verhoging van de kosten. De vraag is waarom die middelen zo duur zijn. Vroeger werden de geneesmiddelenkosten berekend op een cost-based wijze, waarbij de ontwikkel- en distributiekosten in combinatie met een kleine marge de prijs bepaalden. Bij een uniek geneesmiddel werd gekozen voor een competitor -based prijs stelling, waarbij er vanwege het unieke karakter van het middel een bonus boven op de prijs wordt gezet. Het nieuwe concept dat verzonnen is voor de nieuwe HCV middelen, en met name sofosbuvir, is een value-based werkwijze. Bij dit principe worden de toekomstige kosten die een patient in de gezondheidszorg zou maken door zijn ziekte berekend. Dit bedrag wordt dan in de kosten van de pil verwerkt. De gedachte is dat behandeling met zo’n middel de toekomstige kosten zou voorkomen. Dat is natuurlijk een aanname en het is onzeker of dat middel daadwerkelijk de toekomstige kosten voorkomt. De productiekosten van sofosbuvir is naar schatting 1 euro per pil. Als in de VS alle HCV-patiënten met sofosbuvir behandeld zouden worden, dan neemt dat maar liefst 25% van het gehele overheidsbudget in beslag. In Nederland worden tot nu toe jaarlijks zo’n 1.500 HCV-patiënten behandeld. Als al deze patiënten sofosbuvir krijgen komt dat neer op 150 miljoen euro extra per jaar. Ter vergelijking: de totale kosten van de farmaceutische zorg in Nederland zijn 5.224 miljoen euro. Dat zou betekenen dat sofosbuvir 3% van totale kosten per jaar zou innemen. CONCLUSIES Aan de hand van bovenstaande prangende vragen besluit Drenth zijn verhaal met enkele kernachtige conclusies: • Waar komen we vandaan? Peg interferon en ribavirine, die de nodige bijwerkingen gaven. • Waar staan we nu? De toevoeging van proteaseremmers telaprevir en boveprevir gaf extra bijwerkingen. • Waar gaan we naar toe? We wachten op de behandelingen, waarbij we alle genotypes kunnen gaan behandelen (pangenotypisch) met hogere succeskansen en minder bijwerkingen. “De vraag is wat dat moet gaan kosten. Of dat veel of teveel is, laat ik aan u over.” 1e Nationale Hepatitis Dag - 16 september 2014, Beurs van Berlage, Amsterdam 7 EVALUATIE VAN DE PARALLELSESSIES ‘s Middags vond een viertal sessies plaats over screening & opsporing, behandeling & monitoring, preventie en beleid. De vier voorzitters benoemden de belangrijkste uitkomsten en discussiepunten van de parallelsessies. SCREENING & OPSPORING “Er zijn veel te veel patiënten het een chronische hepatitis B”, vat Jim van Steenbergen (RIVM) in één zin de sessie over screening & opsporing samen. Het grote probleem is de opsporing van deze patiënten. Dat moet proactief gaan plaatsvinden, vooral bij niet-westerse migranten. Dagvoorzitter Coutinho voegt direct toe dat er veel discussie is over screeningsprogramma’s, die ook hun schaduwzijde hebben. “Niet alleen de opsporing, maar ook de hele keten daarna moet helder zijn. Anders scheep je mensen op met een probleem, terwijl ze vervolgens in een gat kunnen vallen.” Tijdens de sessie zelf werd geopperd dat aan het screening naar voorstadia van maligniteiten allerlei plichten zijn verbonden. Om dergelijke programma’s structureel te kunnen opzetten, is eerst een advies van de Gezondheidsraad nodig. Dat volgt naar verwachting in 2015. Ook kwam het onderscheid tussen screening en vroegtijdige opsporing aan bod. Door middel van screening is het mogelijk om veel chronische HBV- en HCV-infecties te traceren. Wellicht is het mogelijk om in een huisartsenpraktijk risicogroepen op te sporen, hoewel virale hepatitis voor de meeste huisartsen een zeldzame ziekte is. Daarnaast is onduidelijk of mensen die in detentie zijn, in aanmerking zouden moeten komen voor screening. Een ander discussiepunt was de noodzaak van het opstellen van richtlijnen, wat in de meeste gevallen binnen de ziekenhuizen of instelling wordt voorgesteld. De vraag is welke patiënten gescreend zouden moeten worden. Volgens Van Steenbergen is het beter om een landelijke richtlijn hierover op te stellen, in plaats van het maken van locoregionale afspraken. BEHANDELING & MONITORING De informatie in de Huisarts Informatie Systemen (HIS) zou volgens Andy Hoepelman (UMC Utrecht) de huisarts alert moeten maken op de mogelijkheid of een patiënt een risico heeft op virale hepatitis. Die systemen zijn echter nog niet beschikbaar. Of de patiënt een eerste generatie migrant is, een veelvoorkomende risicofactor voor een hepatitisinfectie, zou naar verwachting bekend moeten zijn bij de huisarts. Monitoring is ontzettend belangrijk, niet alleen voor wetenschappelijk onderzoek, maar ook om de kwaliteit van zorg te garanderen. Bijvoorbeeld in de VS is een monitoringssysteem naar de behandeling van HCV opgezet. In Nederland de stichting HIV Monitoring het aantal en de klinische en demografische gegevens van hiv geïnfesteerden en de behandeling die zijn krijgen. Hoepelman doet een oproep tot samenwerking tussen onder andere MDL-artsen, infectiologen en GGD-artsen. De verdeeldheid en versnippering van de zorg voor hepatitispatiënten moet worden tegengegaan. Het is nodig om tot actie te komen, waarbij de beroepsgroep en overheid niet op elkaar gaan wachten wie het initiatief neemt. “Het is tijd voor een gezamenlijke aanpak”, reageert Schalm vanuit de zaal. “We moeten hoogwaardige kwaliteit leveren, nu de mogelijkheden er zijn. Met lede ogen heb ik gezien dat we de mogelijkheden die er waren voor de aanpak van hepatitis B, niet hebben gepakt. Nu zijn er de mogelijkheden om hepatitis C aan te pakken. We moeten in elk ziekenhuis aan de slag met de aanpak van hepatitis B en C, eventueel in combinatie met hiv.” 8 1e Nationale Hepatitis Dag - 16 september 2014, Beurs van Berlage, Amsterdam PREVENTIE In de sessie over preventie waren zes lezingen, waarbij de focus lag op de preventie van hepatitis B. Naar aanleiding van een advies van de Gezondheidsraad is HBV-vaccinatie opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma voor alle kinderen. Het advies van de Gezondheidsraad was destijds om de vaccinatie ook aan te bieden aan adolescenten. Dat advies is niet opgevolgd vanwege de hoog oplopende discussie over vaccinatie tegen humaan papillomavirus (HPV) binnen de samenleving. De vraag is of dat een gemiste kans is geweest en of inmiddels het tij gekeerd is. Een mogelijkheid is om het HBV-vaccin facultatief aan te bieden. Een drempel kan de kosten van de vaccinatie zijn, waarbij het eigen risico een drempel kan vormen. Een andere lezing ging over een onderzoek naar non-responders op HBV-vaccinatie (RESPONS-studie). Probleem hierbij is dat veel mensen niet weten wanneer ze gevaccineerd zijn, het vaccinatieboekje kwijt zijn, de titelbepaling onbekend is, etc. Hier is geen goede oplossing voor gevonden. Oorzaak hiervan is waarschijnlijk het gedifferentieerde beleid binnen de HBV-vaccinatie, dat is gebaseerd op risicogroepen, en het feit dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun vaccinatiegegevens. Een aanverwant punt is de vaccinatie van mensen uit risicogroepen. Hierbij is sprake van een lage compliantie voor de hervaccinaties onder commerciële sekswerkers. Een mogelijke oplossing is het opzetten van een inloopspreekuur. Kanttekening is dat een dergelijk initiatief in het verleden niet succesvol is gebleken. De vaccinatiegraad onder MSM blijkt hoog te zijn in Amsterdam, waar een actief vaccinatiebeleid bestaat. De epidemiologie van HBV-infectie onder MSM toont een verschuiving richting het noorden en oosten van het land. Bij de HBV-vaccinatie van HbsAg-positieve zwangere vrouwen speelt het probleem dat hierbij veel verschillende disciplines betrokken zijn. Het is belangrijk om te zorgen dat de pasgeborene beschermd wordt door het onmiddellijk toedienen van immunoglobulines en later een titelbepaling. Deze organisatie loopt bijzonder goed en is er een grote dekkingsgraad. Gezien de complexiteit van de organisatie wordt voorgesteld om de consultatiebureauarts een centralere rol te geven. BELEID Een belangrijk discussiepunt die speelt binnen de betrokken specialismen, betrof de kosten van de nieuwe medicatie tegen hepatitis C. Tijdens de sessie over beleid is dit topic niet als probleem aangemerkt, aldus Solko Schalm (LiverDoc BIBHEP). “Daarom hebben we ons op de echte problemen gericht.” Om te beginnen is het onduidelijk wat de precieze sterfterisico’s zijn bij hepatitispatiënten. Die risico’s zijn namelijk geschat door een fractie van de patiënten met cirrose of een hepatocellulair carcinoom toe te wijzen aan HBV en HCV. Nederland is een laag-endemisch land, waarbij gegevens uit andere landen zijn geëxtrapoleerd. Het is dus belangrijk om Nederlandse gegevens te verkrijgen. Coutinho voegt toe dat door de UN AIDS op basis van mathematische modellen schattingen zijn gedaan over het aantal hiv-patiënten wereldwijd en over de mortaliteit daaraan. Later zijn die schattingen naar beneden bijgesteld, omdat er verkeerde aannames zijn gebruikt. Als gevolg daarvan is er een uitgebreide discussie ontstaan, waarbij werd geopperd dat de problematiek overdreven zou zijn. Daarom is het bij het geven van schattingen belangrijk om aan te geven wat de marges zijn en om ontzettend voorzichtig te zijn, om het als waarheid te presenteren. 1e Nationale Hepatitis Dag - 16 september 2014, Beurs van Berlage, Amsterdam 9 EVALUATIE VAN DE PARALLELSESSIES VERVOLG BELEID Een andere probleem binnen het beleid is de complexe logistiek op de werkvloer. Dat heeft te maken met de aanwezigheid van verschillende richtlijnen van onder andere infectiologen, hiv-behandelaren en huisartsen, die onvoldoende op elkaar zijn afgestemd. Momenteel is de rol van de patiëntenvereniging nog onderbelicht. Een laatste hiaat dat tijdens deze sessie werd geopperd, was het ontbreken van een nationaal hepatitisplan. Het voorstel is dat Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM de coördinatie op zich nemen, om de partijen bij elkaar te brengen. Bij monde van Van Steenbergen en Hoepelman zijn respectievelijk het CIb en de sectie Infectieziekten van de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) bereid om hieraan te participeren. REFERENTIES BIJEENKOMST INFORMATIE www.InfectiousDiseasesOnline.com/event/workshop/nationale-hepatitis-dag PRESENTATIES www.InfectiousDiseasesOnline.com/presentations VIDEO’S www.InfectiousDiseasesOnline.com/webcast VERSLAG www.InfectiousDiseasesOnline.com/meeting-reports COLOFON 10 VIROLOGY EDUCATION B.V. TEKSTEN Biltstraat 106 3572 BJ Utrecht Nederland [email protected] www.virology-education.nl Geschreven door Daniël Dresden arts/wetenschapsjournalist Vox Medica 1e Nationale Hepatitis Dag - 16 september 2014, Beurs van Berlage, Amsterdam LITERATUUR 1. Hahné SJ, De Melker HE, Kretzschmar M, et al. Prevalence of hepatitis B virus infection in The Netherlands in 1996 and 2007. Epidemiol Infect. 2012;140:1469-80. 2. Vriend HJ, Van Veen MG, Prins M, et al. Hepatitis C virus prevalence in The Netherlands: migrants account for most infections. Epidemiol Infect. 2013;141:1310-7. 3. van den Berg CH, Smit C, Bakker M, et al. Major decline of hepatitis C virus incidence rate over two decades in a cohort of drug users. Eur J Epidemiol. 2007;22:183-93. 4. Buster EH, van Erpecum KJ, Schalm SW, et al. Treatment of chronic hepatitis B virus infection - Dutch national guidelines. Neth J Med. 2008;66:292-306. 5. de Bruijne J, Buster EH, Gelderblom HC, et al. Treatment of chronic hepatitis C virus infection - Dutch national guidelines. Neth J Med. 2008;66:311-22. 6. http://www.gipdatabank.nl/databank.asp 7. Deuffic–Burban S, Deltenre P, Buti M, et al. Predicted effects of treatment for HCV infection vary among European countries. Gastroenterology; 143(4); 974-985 8. Drenth JP. HCV treatment--no more room for interferonologists? N Engl J Med. 2013;368:1931-2. 9. Lawitz E, Sulkowski MS, Ghalib R, et al. Simeprevir plus sofosbuvir, with or without ribavirin, to treat chronic infection with hepatitis C virus genotype 1 in non-responders to pegylated interferon and ribavirin and treatment-naive patients: the COSMOS randomised study. Lancet. 2014 Jul 26. 10. Sulkowski MS, Gardiner DF, Rodriguez-Torres M, et al. Daclatasvir plus sofosbuvir for previously treated or untreated chronic HCV infection. N Engl J Med. 2014;370:211-21. 11. Razavi H, Elkhoury AC, Elbasha E, et al. Chronic hepatitis C virus (HCV) disease burden and cost in the United States. Hepatology. 2013;57:2164-70. 1e Nationale Hepatitis Dag - 16 september 2014, Beurs van Berlage, Amsterdam 11 PARTNERS De Nationale Hepatitis Dag werd ondersteund door: 12 1e Nationale Hepatitis Dag - 16 september 2014, Beurs van Berlage, Amsterdam Virology Education B.V. Biltstraat 106 • 3572 BJ Utrecht
© Copyright 2024 ExpyDoc