Jaarverslag 2011 - Stichting Pensioenfonds Thales Nederland

Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Jaarverslag 2011
Inhoud
Kerncijfers................................................................................................................ 6
Verslag van het bestuur ........................................................................................ 7
Jaarrekening
22
Balans per 31 december 2011........................................................................... 22
Staat van baten en lasten over 2011 ................................................................ 23
Kasstroomoverzicht over 2011 .......................................................................... 24
Toelichting Balans per 31 december 2011 ...................................................... 25
Toelichting Staat van baten en lasten over 2011 ........................................... 46
Toelichting Kasstroomoverzicht over 2011...................................................... 51
Overige gegevens
55
Actuariële verklaring
56
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
57
Verklaring betreffende de jaarrekening ............................................................ 57
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen....... 57
Verslag verantwoordingsorgaan
58
Reactie van het Bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan 60
Jaarverslag 2011 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Karakteristieken van het pensioenfonds
Profiel
Stichting Pensioenfonds Thales Nederland, statutair gevestigd te Hengelo (Overijssel) is opgericht op 29 juli 1949. De laatste
statutenwijziging was op 21 mei 2008. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41027030. Het Fonds is
een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisaties de Pensioenfederatie (de overkoepelende organisatie van
ondernemingspensioenfondsen, bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen) en de OPF (Stichting voor
Ondernemingspensioenfondsen).
De Stichting Pensioenfonds Thales Nederland is verantwoordelijk voor het zorgdragen voor de pensioenaanspraken die in het kader van de
collectieve pensioenregeling van Thales Nederland B.V. zijn toegezegd. De collectieve pensioenregeling is bestemd voor medewerkers van
Thales Nederland B.V. en gelieerde ondernemingen.
Hiertoe wordt voor 4.556 actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, circa 914 miljoen euro vermogen belegd.
Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (hierna: “het Fonds”) heeft ten doel het uitkeren van pensioenen aan het personeel van Thales
Nederland B.V. en aan de nagelaten betrekkingen van het personeel, conform de voorwaarden zoals nader aangegeven in het
pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst.
Het streven hierbij is de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken waardevast en opgebouwde pensioenen welvaartsvast te
houden, hoewel er geen recht is op indexatie. Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre indexatie van pensioenrechten en -aanspraken
kan worden toegekend. Alleen als en voor zover de middelen van het Fonds toereikend zijn voor indexatie, wordt deze toegekend. Voor deze
voorwaardelijke indexatie wordt geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald.
Het Fonds streeft naar transparante communicatie met gepensioneerden en (ex-) deelnemers.
Organisatie
Bestuur
De samenstelling van het bestuur per 31 december 2011 is als volgt:
Naam
Dhr. R.P. van Duuren
Dhr. J.H.E. Soepenberg
Dhr. G.J. Mulders
Dhr. P.M. Dekker
Dhr. E.R. Stolp
Dhr. H.B. Prakken
Tabel 1; Bestuurssamenstelling
Functie
Voorzitter
Vice-voorzitter
Penningmeester
Secretaris
Lid
Lid
Vertegenwoordiging
Werkgever
Werkgever
Werkgever
Deelnemers
Deelnemers
Pensioengerechtigden
Lid sinds
1-mei-07
1-mrt-08
18-mrt-92
22-jun-04
13-jun-06
13-jun-06
Einde zittingsduur
16 februari 2012
juni 2016
juni 2014
juni 2016
juni 2014
juni 2012
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland heeft de eindverantwoordelijkheid voor de pensioenuitvoering en een solide
beleggingsbeleid. Dit houdt in dat het bestuur onder andere het beleid ten aanzien van de pensioenadministratie en -communicatie moet
bepalen, evenals het beleggingsbeleid. Ook is zij betrokken bij het vaststellen en eventueel wijzigen van het pensioenreglement.
Daarnaast dient zij controle te houden op een correcte en stipte uitvoering van de pensioenuitkeringen. Ook dient zij de beleggingsstrategie
af te stemmen op de korte en lange termijn pensioenverplichtingen van het Fonds.
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland bestaat uit 6 leden; 3 vertegenwoordigers van de werkgevers, 2
vertegenwoordigers van de deelnemers en 1 vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden.
De leden van werkgeverszijde worden benoemd door de directie van Thales Nederland B.V. Ten minste één lid is lid van de directie van
Thales Nederland B.V. 2 leden van deelnemerszijde worden op voordracht van de Centrale Ondernemingsraad benoemd.
Een lid van deelnemerszijde wordt op voordracht van de pensioengerechtigden van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland benoemd. De
leden zijn afkomstig uit de (gewezen) deelnemers. Ten minste een lid behoort tot de categorie hoger personeel.
De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van 6 jaar. Volgens een door het bestuur op te stellen rooster treden om de twee
jaar af een werkgeverslid als mede een werknemerslid. De aftredende leden zijn terstond herbenoembaar.
3
Pensioenbureau
De beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering worden verzorgd door het Bestuursbureau. De medewerkers van het Bestuursbureau zijn in
dienst bij Thales Nederland B.V. De besluitvorming omtrent het door de Stichting te voeren beleid inzake de dagelijkse uitvoering van haar
werkzaamheden, wordt bepaald door tenminste twee bestuursleden tezamen.
Projectgroepen en commissies
BeleggingsAdvies Commissie
G.J. Mulders, voorzitter
P.M. Dekker
S.G.B. Heemskerk
F.J. Ballendux (extern adviseur)
Communicatie Commissie
J.H.E. Soepenberg, voorzitter
E.R. Stolp
H.B. Prakken
Pension Fund Governance Commissie
J.H.E. Soepenberg, voorzitter
H.B. Prakken
S.G.B. Heemskerk
Pensioenbureau
S.G.B. Heemskerk, manager
D.A.B. Buijnsters
L. Katalanc-Bulut
M.A.A. Timmers-Bossink
Adres:
E-mailadres:
Website:
Postbus 42 7550 GD Hengelo
[email protected]
http://www.thales-nl-pensioenfonds.nl
Actuaris
Certificerend actuaris: Towers Watson B.V.
Adviserend actuaris: Towers Watson B.V.
Accountant
KPMG Accountants N.V.
4
Uitvoeringsorganen
Pensioenregeling
Aon Consulting c.v. handelend onder de naam Aon Hewitt
Beukenlaan 143
5616 VD Eindhoven
Telefoonnummer : 088-1006374
E-mailadres : [email protected]
Vermogensbeheer
BlackRock (Netherlands) B.V.
ING Investment Management B.V.
Custodian / Performance meting
Kas Bank N.V.
Vergadering van deelnemers
Ten minste éénmaal per jaar, en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, zal door het bestuur een vergadering van deelnemers
worden gehouden; een vergadering dient eveneens te worden gehouden indien ten minste 50 deelnemers daartoe een schriftelijk verzoek aan
het bestuur hebben gedaan.
Vereniging van gepensioneerden (V.V.S.P.T.N.)
Met ingang van 9 juni 2006 is de deelname van de (vroeg-) gepensioneerden aan het bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
door middel van een statutenwijziging geformaliseerd.
Verantwoordingsorgaan
A.T. Gomes-Bouwer; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werkgever
A.A. Hamelink; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werknemers/(in)actieve deelnemers
H.B. Huiskes; lid van het verantwoordingsorgaan namens de pensioengerechtigden
Visitatiecommissie
Drs. J. Groenewoud
H.J.P. Strang RA
D. Wenting AAG RBA
Compliance officer
Mw. Mr. S. Hazebroek
5
Kerncijfers
(bedragen zijn in duizenden euro’s)
Aantal deelnemers
2011
2010
2009
2008
2007
1.956 (60)
1.336
2.106 (65)
1.245
2.183 (66)
1.161
2.230 (87)
1.050
2.420 (95)
871
Gewezen deelnemers
1.264
1.222
1.179
1.263
1.131
Totaal aantal deelnemers
4.556
4.573
4.523
4.543
4.422
Indexatie actieven per (1 januari) Middelloon (in %)
0,00%
0,00%
0,00%
4,29%
0,00%
Indexatie inactieven per (1 januari) Middelloon (in %)
Indexatie inactieven per (1 april) Eindloon (in %)
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
1,29%
1,74%
1,72%
1,53%
Actieve deelnemers (incl. Arbeidsongeschikten)
Pensioentrekkenden
Reglementvariabelen
Pensioenuitvoering
Feitelijke premie
€ 35.184
€ 21.385
€ 19.805
€ 20.881
€ 19.130
Zuivere kostendekkende premie
€ 38.341
€ 21.907
€ 23.174
€ 18.701
€ 18.015
Kostendekkende / gedempte premie (ABTN)
€ 34.360
€ 20.652
€ 19.594
€ 20.251
€ 17.321
€1.432
€ 1.333
€ 1.283
€ 1.293
€ 1.416
€24.255
€ 23.209
€ 22.330
€ 21.214
€ 18.832
€ 806.314
€ 868.789
92,8%
113,1%
€ 735.787
€ 735.956
100,0%
115,6%
€ 662.148
€ 647.393
102,3%
113,4%
€ 607.697
€ 656.175
92,6%
111,0%
€ 664.062
€ 521.749
127,3%
nvt
116,1%
116,6%
116,0%
116,7%
117,2%
Pensioenuitvoeringskosten
Pensioenuitkeringen
Vermogenssituatie
Pensioenvermogen
Pensioenverplichtingen
Aanwezige dekkingsgraad
Vereiste dekkingsgraad o.b.v. werkelijke beleggingsmix
Vereiste dekkingsgraad o.b.v. strategische
beleggingsmix
Beleggingsportefeuille
Vastgoedbeleggingen
€ 38.061
€ 39.466
€ 34.816
€ 30.432
€ 42.085
Aandelen
Vastrentende waarden
€ 237.905
€ 401.200
€ 258.970
€ 402.267
€ 218.639
€ 384.502
€ 156.814
€ 369.594
€ 230.885
€ 379.401
Derivaten
Cash funds / overige beleggingen 1)
€ 107.814
€ 129.667
€ 43.011
€ 24.901
€ 20.095
€ 18.109
€ 49.672
€ 28.560
€ 5.966
-
Liquide middelen
€ 2.172
€ 4.231
€263
€ 3.738
€ 1.583
€ 916.819
€ 772.846
€ 676.424
€ 638.810
€ 659.920
Directe beleggingsopbrengsten
€ 17.249
€ 18.481
€ 18.305
€ 13.201
€ 18.419
Indirecte beleggingsopbrengsten
Totaal inclusief waardewijzigingen
€ 42.349
€ 59.598
€ 57.691
€ 76.172
€ 50.927
€ 69.232
- € 68.268
- € 55.067
- € 37.681
- € 19.262
Totaal beleggingen
Beleggingsopbrengsten
Totaal beleggingsrendement (in %) 2)
8,3%
11,6%
12,1%
-7,9%
-2,8%
Totaal beleggingsrendement (in %) (unhedged)
-0,9%
9,1%
16,9%
-15,0%
n/a
Benchmark (in %) (unhedged) 3)
Tabel 2; Kerncijfers
-0,5%
8,2%
13,9%
-15,6%
-2,2%
1)
2)
3)
De beleggingen zijn exclusief de derivaten met een negatief saldo van 17.478 duizend euro (2010; 14.636 duizend euro) en de negatieve banksaldi
van 1.616 duizend euro (2010: 905 duizend euro)
Totaal beleggingsrendement betreft het rendement inclusief het effect van valuta afdekking en swap overlay
De benchmark % 2007 is inclusief valuta afdekking
6
Verslag van het bestuur
Hoofdlijnen
In 2011 is wederom veel tijd en energie geïnvesteerd in de financiële positie van het Fonds en het volgen van het herstel. Het bestuur heeft in
2010 een ALM studie (Asset Liability Management) laten uitvoeren om zo te toetsen of de strategische beleggingsmix van het Fonds
optimaal is. Optimaal betekent in dit kader een beleggingsmix met een optimaal risico-rendement profiel gegeven de verplichtingen van het
Fonds.
In het eerste kwartaal van 2011 heeft het bestuur, na advies van de beleggingsadviescommissie, besloten om binnen het bestaande
risicoprofiel van het Fonds een aantal strategische wijzigingen in allocatie door te voeren. Het belang in Japanse aandelen is afgebouwd en
het belang in Emerging Markets schuldpapier en Emerging Markets aandelen is vergroot. Structureel kent Japan lage groeivooruitzichten en
de meest omvangrijke overheidsschuld. De beleggingsadviescommissie is positiever ten opzichte van opkomende markten (voor zowel
schuldpapier als aandelen). Voor deze markten wordt de komende jaren meer economische groei verwacht dan voor ontwikkelde markten.
Oorzaak hiervan is een betere demografische opbouw en een betere schuldpositie.
Als gevolg van toenemende stress op euro obligatiemarkten door de schuldencrisis in het Eurogebied heeft het bestuur 9 november 2011
opdracht aan de vermogensbeheerders gegeven om de exposure in de landen Italië, Spanje en Frankrijk deels af te bouwen met
respectievelijk 50%, 30% en 30% ten opzichte van het gewicht van deze landen in de benchmark. De benchmark die het Fonds hanteert kent
wegingen op basis van marktkapitalisatie. De wegingen in de portefeuille van het pensioenfonds van de Zuid-Europese landen die een
relatief grote weging hebben in de benchmark (Italië, Spanje en ook Frankrijk) zijn hiermee teruggebracht.
Eind december 2011 bedroeg de dekkingsgraad 92,8%. Het rendement over 2011 bedraagt 8,3%, inclusief het effect van de swap-overlay en
valuta afdekking (bijdrage respectievelijk +9,4% en –0,24%). De beleggingsopbrengsten van het Fonds over 2011 bedroegen ongeveer 60,9
miljoen euro. Exclusief swap-overlay en valuta afdekking bedraagt het rendement – 0,9%.
Het pensioenvermogen van het Fonds is in het boekjaar toegenomen naar 806 miljoen euro. De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar
echter nog sterker toegenomen. De pensioenverplichtingen van het Fonds zijn met name toegenomen door de dalende marktrente. De
verplichtingen zijn in omvang toegenomen met 132,8 miljoen euro, van 736,0 miljoen euro ultimo 2010 naar 868,8 miljoen euro ultimo
2011.
Gezien de financiële positie van het Fonds heeft het bestuur in december 2011 besloten om niet te indexeren in 2012. Het niet verhogen van
de pensioenuitkeringen en opgebouwde pensioenen raakt zowel pensioengerechtigden als werknemers en gewezen deelnemers.
In februari 2012 is de evaluatie van herstelplan ingediend bij DNB op stand 31-12-2011. Het feitelijk herstel loopt achter op de stand per 1
januari 2012 op het geraamde herstelpad in het herstelplan. Een voorgenomen korting op de uitkeringen en opgebouwde pensioenrechten
van 4,1%, per april 2013, is bekendgemaakt aan deelnemers, ex deelnemers en pensioengerechtigden. De situatie per eind 2012 zal bepalend
zijn voor het daadwerkelijk doorvoeren van een korting.
Uit het bovenstaande moge duidelijk worden dat in 2011 de financiële positie van het Fonds bovenaan de agenda van het bestuur heeft
gestaan. Eind 2011 kan geconstateerd worden dat het daadwerkelijke herstel van het Fonds achterloopt op het vooruit berekende herstelpad
dat in het, door De Nederlandsche Bank (DNB) goedgekeurde, herstelplan is opgenomen.
Naast het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur na afloop van het derde kwartaal in 2008 besloten om de “automatische”
rebalancing na afloop van ieder kwartaal “on hold” te zetten. Deze maatregel is genomen vanwege de op dat moment sterk neerwaartse trend
op aandelenmarkten. Met deze maatregel is de schade ten aanzien van de financiële positie van het Fonds beperkt. In de jaren 2009, 2010 en
2011 is het nog aanwezige aandelenbelang door autonome stijging van koersen en enkele éénmalige aanpassingen in de allocatie weer naar
de strategische omvang van 36% gestegen. Daarnaast heeft het gedeeltelijk afdekken van het renterisico de neerwaartse ontwikkeling en
fluctuatie van de dekkingsgraad beperkt.
In juni 2011 zijn de jaarlijkse Uniforme Pensioenoverzichten (UPO’s) aan actieve deelnemers verstrekt door het Fonds. Alle
pensioenfondsen en verzekeraars gebruiken dit vastgestelde format zodat de vergelijkbaarheid en optelbaarheid van jaarlijkse
pensioenoverzichten gewaarborgd is. Tevens zijn in juni 2011 de UPO’s aan pensioengerechtigden verzonden.
Alle bestuursleden en mensen werkzaam bij het pensioenbureau hebben over 2011 een verklaring afgegeven over het naleven van de
gedragscode die door het Fonds is vastgesteld.
In 2011 heeft het bestuur een aantal aanbevelingen, die gedaan zijn door de visitatiecommissie, nader uitgewerkt. Deze uitwerkingen zijn
voor een belangrijk deel toegevoegd aan de ABTN van het Fonds.
Tevens is de communicatiecommissie in het boekjaar diverse keren bij elkaar geweest om het communicatiebeleid en de ambities rond
communicatie met (in)actieve deelnemers en pensioengerechtigden verder concreet vorm te geven. Met deze besluiten en acties is invulling
gegeven aan diverse principes van Pension Fund Governance die verankerd zijn in de Pensioenwet (PW).
7
Goed pensioenfondsbestuur
In 2007 heeft de Pension Fund Governance (PFG) commissie van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland geïnventariseerd hoe de
principes voor goed pensioenfondsbestuur kunnen worden geïmplementeerd binnen het Fonds. Hiertoe is de commissie een aantal keren
bijeengekomen. Een en ander heeft geresulteerd in de vaststelling van reglementen voor het verantwoordingsorgaan en voor de
visitatiecommissie. Eind 2007 hebben de verschillende betrokken partijen bij het Fonds de mensen voor het verantwoordingsorgaan
benoemd. Over de jaren 2007 tot en met 2010 heeft het verantwoordingsorgaan haar oordeel afgegeven. Deze oordelen zijn tezamen met de
reactie van het bestuur op deze oordelen aan de respectievelijke jaarverslagen gehecht.
Een visitatie dient minimaal één keer per drie jaar plaats te vinden. In het najaar van 2009 heeft het bestuur een onafhankelijke
visitatiecommissie, bestaande uit 3 externe deskundigen, benoemd. Deze commissie is in het vierde kwartaal van 2009 begonnen met haar
werkzaamheden ten behoeve van een volledige visitatie van het Fonds. De commissie heeft alle belangrijke documenten van het Fonds
bestudeerd en een aantal interviews gehouden. Onder andere met het bestuur, met delegaties van het bestuur en met de manager van het
Fonds. Aan de hand hiervan heeft de visitatiecommissie begin 2010 een rapport opgesteld met haar oordeel en een aantal aanbevelingen.
Het onderzoek van de commissie heeft zich, in lijn met de wettelijke vereisten, gericht op:
•
Het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het Fonds.
•
Het beoordelen van de wijze waarop het Fonds wordt aangestuurd.
•
Het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en langere termijn.
De visitatie heeft een breed karakter en dekt alle relevante beleidsgebieden af. Daarmee is sprake van een volledige visitatie.
Andere thema’s binnen de PFG-principes zijn deskundigheidsbevordering, communicatie met actieve deelnemers, gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden en zelfevaluatie van het bestuur.
Integere bedrijfsvoering
Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van
de PW per 1 januari 2007 zijn de STAR principes voor pension fund governance (PFG) verankerd in het wettelijke kader. Deze 32 principes
betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur; transparantie, openheid en communicatie; deskundigheid; verantwoording en intern toezicht.
De organisatie van een pensioenfonds dient zodanig ingericht te zijn, dat hiermee een beheerste en integere bedrijfsvoering wordt
gewaarborgd. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de PW. Dit houdt onder meer in:
•
Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing;
•
Analyse en beheersing van integriteitsrisico’s;
•
Voorkomen van belangenverstrengeling;
•
Duurzame beheersing van (financiële) risico’s;
•
Eenmaal per 3 jaar een continuïteitsanalyse.
In december 2009 heeft het bestuur de definitieve versie van de notitie “Risicoanalyse en risicomanagement van Stichting Pensioenfonds
Thales Nederland” vastgesteld. In deze notitie is een integrale analyse gemaakt van de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het
Fonds zich geconfronteerd ziet. De notitie gaat uit van de risico-analyse systematiek FIRM die tevens door DNB gebruikt wordt. Het bestuur
heeft continue aandacht voor risicomanagement en bespreekt het risicomanagementbeleid periodiek in haar vergaderingen. Gedurende het
jaar heeft het bestuur de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het Fonds zich geconfronteerd ziet opnieuw besproken en de
betreffende notitie is geactualiseerd. Indien er aanleiding voor is worden maatregelen genomen om de financiële en niet-financiële risico’s
verder in te perken. Zo is in november 2011 de exposure in de landen Italië, Spanje en Frankrijk deels beperkt.
Het bestuur heeft een externe accountant aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de Staten voor de DNB en
vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een verslag aan het bestuur.
Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris aangesteld. De certificerend actuaris zal de financiële positie van het pensioenfonds
beoordelen volgens de eisen van de pensioenwet en De Nederlandsche Bank N.V.
De certificerend actuaris rapporteert éénmaal per jaar aan het fondsbestuur op basis van een controle van het actuarieel rapport en een
actuariële verklaring. Rapportage door het Fonds vindt plaats uiterlijk 30 juni van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage
betrekking heeft.
Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de
gegevens van het pensioenfonds. Ter controle op de uitbestede werkzaamheden zijn met Aon Hewitt de volgende afspraken gemaakt:
Aon Hewitt levert periodiek (een keer per kwartaal in een kwartaalverslag) de resultaten op de belangrijkste performance indicatoren over
het functioneren van haar uitvoeringsorganisatie.
Jaarlijks zal de accountant van het pensioenfonds zich in het kader van de controle van de jaarrekening een oordeel vormen over de
aanwezigheid en naleving van de administratieve organisatie en de interne controle procedures.
Indien daartoe aanleiding is, zal het bestuur samen met Aon Hewitt een vergadering beleggen waarin zal worden gesproken over het
functioneren van de uitvoeringsorganisatie.
Daarnaast laat het bestuur zich ter vervulling van deze taak bijstaan door de manager Pensioenfonds. Het bestuur geeft instructies van
algemene strekking aan de manager Pensioenfonds.
Aon Hewitt verzorgt een ISAE 3402 rapportage type 2 voor de periode 1 januari tot en met 30 september 2011. Over het laatste kwartaal van
2011 heeft het management van Aon Hewitt een Comfort Letter afgegeven, waarin is aangegeven dat de werkwijze van de
pensioenadministratie inclusief de controle activiteiten in dat laatste kwartaal niet zijn gewijzigd en dat het management van Aon Hewitt
geen uitzonderingen hierop kent.
Een delegatie van het bestuur en de manager pensioenfonds heeft in de eerste helft van 2011 enkele vragen gesteld aan en opmerkingen
gecommuniceerd aan Aon Hewitt met betrekking tot de SAS 70 rapportage over 2010 en de bevindingen hierin. Deze vragen en
opmerkingen zijn naar tevredenheid van het bestuur afgehandeld door Aon Hewitt.
Het Fonds heeft het renterisico in belangrijke mate afgedekt doordat het bestuur circa 70 % van de pensioenverplichtingen heeft afgedekt.
Sinds maart 2008 wordt dit gedaan met behulp van vastrentende beleggingen in combinatie met een Swap overlay portefeuille (rente swaps).
8
Op basis van de verplichtingen zoals berekend in het jaarwerk 2011 (op deze basis wordt ook aan DNB gerapporteerd) komt per 31-12-2011
onderstaand beeld naar voren:
•
Door de daling van de rente zijn de verplichtingen in 2011 met 110,8 miljoen euro toegenomen;
•
De matching portefeuille is in 2011 met 81,1 miljoen euro toegenomen;
•
Het matchingspercentage komt derhalve uit op 73,2%.
In de 73,2% zit het effect van de door DNB voorgeschreven middeling van de RTS over alle handelsdagen van de laatste 3 maanden van
2011.
Voor een kwantitatieve beschrijving van de risico’s wordt verwezen naar de toelichting op de jaarrekening op pagina 40 en verder in dit
verslag.
Naleving wet- en regelgeving
Het bestuur is niet bekend met overtredingen op voor het Fonds relevante wet - en regelgeving.
Klachten en geschillen
Het Fonds hanteert een klachten- en geschillenprocedure. In 2011 zijn geen klachten of geschillen ontvangen.
Gedragscode en compliance officer
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is verantwoordelijk voor het effectentypisch gedragstoezicht. Fondsen moeten beschikken over een
adequate AO/IC, moeten maatregelen hebben die nodig zijn voor een onafhankelijk marktoptreden en zich onthouden van handelen met
voorwetenschap (koersgevoelige informatie).
Tevens vereist de wetgever een “algemene” gedragscode, die op andere terreinen gedragsregels oplegt, zoals de relatiegeschenken en
nevenfuncties. DNB is verantwoordelijk voor dit bedrijfseconomisch gedragstoezicht.
De Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB) en Stichting voor
Ondernemingspensioenfondsen (OPF) hebben een nieuwe modelgedragscode ontwikkeld waarin beide vormen van gedragstoezicht zijn
verwerkt.
Het bestuur heeft een gedragscode vastgesteld voor het Fonds aan de hand van de modelgedragscode van de koepelorganisaties.
Tevens is door het bestuur een compliance officer benoemd. Jaarlijks wordt toegezien op de naleving van de code en jaarlijks wordt door de
bestuursleden en de overige verbonden personen een verklaring omtrent het naleven van de gedragscode van het Fonds getekend. In april
2012 heeft het bestuur de rapportage van de compliance officer over 2011 ontvangen.
Deskundigheidsbevordering
Het deskundigheidsplan van het bestuur is opgesteld op basis van het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de pensioenkoepels.
In het plan wordt onderscheid gemaakt naar de 2 verschillende deskundigheidsniveaus. Verder zijn in het plan de verschillende
deskundigheidsgebieden gekoppeld aan bestuursleden. In 2011 is het bestaande deskundigheidsplan door het bestuur geactualiseerd. In juni
2011 heeft de Pensioenfederatie een advies “Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur” uitgebracht. Deskundigheid,
vaardigheden en gedrag (competenties) van de bestuursleden krijgen steeds meer aandacht. Dit is verwerkt in het aangepaste
deskundigheidsplan. De belangrijkste wijziging is dat er nu ook wordt gekeken naar de gedragskenmerken (competenties) van de
bestuursleden. In 2011 heeft elk bestuurslid één of meerdere cursussen of seminars gevolgd over actuele onderwerpen en thema’s uit de
pensioenwereld. Tevens heeft er in 2009 externe toetsing van de bestuursdeskundigheid plaatsgevonden, waaruit geen bijzonderheden naar
voren kwamen.
Communicatie
In 2009 is een communicatiecommissie ingesteld om de communicatieambities nader vorm te geven. De commissie bestaat uit drie
bestuursleden en een medewerker van het pensioenbureau.
In 2010 heeft de commissie het communicatiebeleidsplan herzien en uitgewerkt met een actieplan voor de korte en langere termijn. De
herziening heeft betrekking op het meer pensioenbewust maken van deelnemers. De wettelijk vereiste communicatie was al opgenomen in
de eerste versie van het communicatiebeleidsplan.
De Uniforme Pensioen Overzichten (UPO) voor deelnemers zijn in juni 2011 verstuurd. In het personeelsblad Reflector is in juni aandacht
besteed aan de deelnemersvergadering.
Iedere maand wordt de actuele dekkingsgraad, zo nodig met korte toelichtingen op de wijzigingen, op de site geplaatst. In januari 2011 is op
de website een mededeling geplaatst over de premieverhoging 2011. De communicatiecommissie heeft een voorstel gedaan voor de
ondertekening van de correspondentie van het pensioenfonds. De meeste correspondentie werd ondertekend door de uitvoeringsorganisatie.
De commissie heeft voorgesteld om een deel van de correspondentie door het bestuur te laten tekenen. Dit voorstel is door het bestuur
overgenomen, en daarna uitgevoerd in de administratie in januari 2012. Verder is de populaire versie van het reglement geupdatet naar onder
andere de kengetallen van 2011.
De communicatiecommissie heeft naar aanleiding van de score op de AFM selfassesment de punten waarop niet optimaal gescoord werd
beoordeeld op mogelijk wenselijke aanpassingen.
Ook is de bestaande pensioenplanner geactualiseerd in 2011, waardoor op basis van actuele gegevens verschillende pensioenscenario’s
kunnen worden doorgerekend.
Maatschappelijk Verantwoord Beleggen
Stichting Pensioenfonds Thales Nederland geeft via de door haar ingeschakelde vermogensbeheerders, ING Investment Management en
Blackrock, invulling aan principes voor Maatschappelijk Verantwoord Beleggen.
9
Beide vermogensbeheerders zijn van mening dat goed ondernemingsbestuur, waarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en
milieufactoren, op de lange termijn de aandeelhouderswaarde in stand kan houden en verhogen. De beheerders zien het als een fiduciaire
plicht om de economische waarde van de ondernemingen waarin namens klanten wordt belegd, in stand te houden en te verhogen. Daarom
hebben deze beheerders gespecialiseerde teams die zich bezighouden met verantwoord ondernemen en verantwoord beleggen. Ze zetten zich
in voor goede corporate governance-praktijken door engagement met ondernemingen en het uitoefenen van het stemrecht in
aandeelhoudersvergaderingen. Door de schaalgrootte behoort BlackRock bijvoorbeeld tot de tien grootste aandeelhouders van een
aanzienlijk aantal ondernemingen. De meeste aandelenbeleggingen zijn gebaseerd op traditionele long-only strategieën wat een impuls geeft
aan verantwoord aandeelhouderschap.
Bestuursvergaderingen
Het bestuur van het Fonds heeft het afgelopen jaar achtmaal regulier vergaderd. Er is een additionele vergadering ingepland in verband met
een review ten aanzien van het renteafdekkingsbeleid. Daarnaast zijn de financiële positie van het Fonds, de ontwikkelingen op de financiële
markten, de ontwikkeling en allocatie van de beleggingsportefeuille en het herstelplan een belangrijk onderwerp in de vergaderingen
geweest. Andere onderwerpen waren de uitvoering en inkoop van de voorwaardelijke rechten regeling, het deskundigheidsplan, compliance,
pension fund governance en het uitwerken van de aanbevelingen van de visitatiecommissie. De premie en indexatie voor 2012 zijn in
december vastgesteld. Tevens is in december het reglement aangepast in navolging van het besluit van de werkgever om het
opbouwpercentage voor het jaar 2012 terug te brengen naar 2 procent, in navolging van het besluit in de Metalektro. Verder is de Actuariële
en bedrijfstechnische nota (ABTN) van het Fonds geactualiseerd en naar De Nederlandsche Bank (DNB) verzonden.
Deelnemersvergadering
Op 23 juni 2011 is de deelnemersvergadering gehouden. Deze deelnemersvergadering mocht zich verheugen op een grote belangstelling
vanuit de (in)actieve deelnemers en gepensioneerden. In deze vergadering is gesproken over het indexatiebesluit, de financiële positie en het
herstelplan van het Fonds. Deze zaken zijn uitgebreid toegelicht en de notulen van de vorige deelnemersvergadering zijn vastgesteld. Naast
bovengenoemde onderwerpen is gesproken over het communicatiebeleidsplan, en het jaarverslag 2010. Het bestuur van het Fonds besteedt
conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de
organisatie, inclusief de interne beheersing. Onder andere in de statuten is bepaald hoe het bestuur invulling geeft aan begrippen als
verantwoording en intern toezicht.
Verantwoordingsorgaan
Vanaf eind 2007 is het verantwoordingsorgaan (VO) actief. Het VO bestaat uit een vertegenwoordiging namens (in)actieve deelnemers,
pensioengerechtigden en de werkgever. De verantwoording die het bestuur aflegt is onderdeel van de jaarverslagcyclus en in dat kader wordt
ook het formele overleg gevoerd tussen bestuur en VO.
Volgens de Pensioenwet dient het VO een oordeel te geven over:
Het handelen van het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland.
Het door het Bestuur uitgevoerde beleid in het het verslagjaar.
Beleidskeuzes van het Bestuur die op de toekomst betrekking hebben.
Om tot een oordeel te kunnen komen heeft het VO in de maand mei 2011 gesprekken gevoerd met de externe accountant, de certificerend
actuaris en met het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Het Bestuur heeft het VO inzicht verschaft in het jaarverslag
2010, de ABTN en andere relevante documenten.
In mei 2011 heeft het VO een verklaring afgelegd over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het
kalenderjaar 2010 en de beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben. De betreffende verklaring van het VO en de
reactie van het bestuur zijn opgenomen in het jaarverslag 2010.
Intern Toezicht
Voor het Intern Toezicht is gekozen voor de variant van een visitatiecommissie, die eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures en
processen beoordeelt. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt
bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het
pensioenfonds.
De visitatiecommissie is in het najaar van 2009 benoemd en heeft haar werkzaamheden op 29 januari 2010 afgerond. Een samenvattend
verslag van de bevindingen van de visitatiecommissie is integraal opgenomen in het jaarverslag over 2009. In 2010 en 2011 heeft het bestuur
de uitwerking van diverse aanbevelingen van de visitatiecommissie ter hand genomen. Eind 2012 zal er weer een visitatie opgestart worden.
10
Financiële paragraaf
Samenvatting van de financiële positie van het Fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar:
(In duizenden euro’s)
Pensioenvermogen
EUR
662.148
21.385
76.172
Stand per 31 december 2009
Premiebijdragen / koopsomopbouw
Beleggingsresultaten / rentetoevoeging
Wijziging marktrente gedurende 2010
Uitkeringen
Indexatie
Waardeoverdrachten
Toeslag langleven
Overige
Stand per 31 december 2010
Premiebijdragen / koopsomopbouw
Beleggingsresultaten / rentetoevoeging
Wijziging marktrente gedurende 2011
Uitkeringen
Indexatie
Waardeoverdrachten
Aanpassing kostenopslag
Overige
-23.209
Technische voorzieningen
EUR
647.393
19.071
8.483
62.294
-23.652
644
886
20.866
615
735.956
33.100
9.613
110.833
-24.274
-1.353
735.787
35.184
59.586
-24.255
1.445
Stand per 31 december 2011
Tabel 3; Stand financiële positie
Dekkingsgraad
%
102,3%
-1.433
1.605
2.974
-1.018
806.314
868.789
100,0%
92,8%
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd:
(In duizenden euro’s)
2011
EUR
2.100
-60.860
-3.546
-62.306
Premieresultaat incl. kosten
Interestresultaat
Overig resultaat
Totaal resultaat
Tabel 4; Resultaat
2010
EUR
2.329
5.396
-22.628
-14.903
2009
EUR
-239
76.049
-12.576
63.234
2008
EUR
4.724
-194.545
-971
-190.792
Het interestresultaat (-60,9 miljoen euro) bestaat uit het saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur (-110,8 miljoen euro) en uit
hoofde van beleggingsopbrengsten (49,9 miljoen euro).
Het overige resultaat (-3,6 miljoen euro) bestaat hoofdzakelijk uit kosten gerelateerd aan de wijziging van de kostenopslag van 0,8% naar
1,2% (-3,0 miljoen euro), een negatief resultaat op mutaties, onder andere toevoeging WIA-last, resultaat op flexibilisering en pensionering
(-0,7 miljoen euro), een negatief saldo uit hoofde van waardeoverdrachten (-0,2 miljoen euro), een positief saldo op sterfte (0,4 miljoen
euro), een negatief saldo op arbeidsongeschiktheid (-0,1 miljoen euro) en een negatief saldo uit overige (-0,1 miljoen euro).
Ultimo 2011 bedraagt de gehanteerde gemiddelde rekenrente voor de technische voorziening circa 2,74% (2010; 3,47%).
De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad vlgs FTK ultimo
2011
92,8%
2010
100,0%
2009
102,3%
2008
92,6%
2007
127,3%
Tabel 5; Dekkingsgraad
Het Fonds heeft in haar toeslagbeleid vastgelegd dat jaarlijks pensioenaanspraken worden verhoogd, indien de financiële middelen van het
Fonds dit toelaten. Hiermee wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en de loonontwikkeling binnen de CAOMetalektro. Voor het toeslagbeleid wordt verwezen naar pagina 37 van dit verslag.
Herstelplan
Dekkingsgraad
Eind 2011 bedraagt de dekkingsgraad van het pensioenfonds 92,8% (2010; 100,0%).
Solvabiliteitseisen
Ultimo 2011 bedraagt het vermogen 806,3 miljoen euro en de dekkingsgraad 92,8%. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 36,6
miljoen euro, hetgeen overeenkomt met de minimaal vereiste dekkingsgraad voor het Fonds van 104,2%. Het vereist eigen vermogen
bedraagt eind 2011 140,2 miljoen euro en de vereiste dekkingsgraad 116,1% op basis van de strategische beleggingsmix (op basis van de
werkelijke mix is de vereiste dekkingsgraad 113,1%).
11
Ultimo 2011 is het eigen vermogen van het Fonds lager dan het vereist eigen vermogen en het minimaal vereist eigen vermogen en er is
daarom sprake van een reservetekort en een dekkingstekort.
Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan
Het Fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk
31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten
ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is
opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven.
Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit
betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad,
waardoor de financiële positie van het Fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien.
De belangrijkste uitkomsten van het in maart 2009 ingediende herstelplan zijn:
In de vijfjaarsperiode 2008-2013 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening. Dit geldt naar verwachting ook nog voor het jaar 2014.
Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast.
Herstelkracht op korte termijn
Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Bij het totstandkomen van het herstelplan is voldoen aan de wettelijke eisen en evenwichtige
belangenbehartiging het uitgangspunt. Uit het herstelplan blijkt dat het Fonds binnen 5 jaar voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van
minimaal vereist eigen vermogen. De bijbehorende dekkingsgraad voor het Fonds zoals opgenomen in het herstelplan bedraagt 104,3%.
Herstelkracht op lange termijn
Uit het herstelplan blijkt dat het Fonds binnen 15 jaar voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen (VEV). Bij
het herstelplan is uitgegaan van een gemiddeld lange termijn rendement; dit verwachte rendement moet in belangrijke mate bijdragen aan het
herstel.
De dekkingsgraad ultimo 2011 is lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (dekkingstekort).
De einddatum van het kortetermijn herstelplan is volgens plan eind 2013, op basis van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2011 is de
verwachte einddatum van het kortetermijn herstelplan ook eind 2013. Met in achtneming van de voorgenomen korting.
De einddatum van het langetermijn herstelplan is volgens plan eind 2017, op basis van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2011 is de
verwachte einddatum van het langetermijn herstelplan eind 2018.
Toelichting op realisatie verslagjaar
Onderstaande tabel is een specificatie van de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2011 ten opzichte van de verwachte
ontwikkeling in de dekkingsgraad in 2011 volgens het herstelplan.
Primo stand dekkingsgraad (%)
Mutatie dekkingsgraad (%-punt)
Ultimo dekkingsgraad (%)
Geraamde technische voorzieningen
Vereist eigen vermogen
Vereiste dekkingsgraad (%)
Oorzaken mutatie dekkingsgraad:
Premieverschil op dekkingsgraad (%-punt)
Solvabiliteitsvrijval op dekkingsgraad (%-punt)
Rentetermijnstructuur op dekkingsgraad (%-punt)
Rendementsverschil op dekkingsgraad (%-punt)
Overige oorzaken en kruiseffecten op dekkingsgraad (%-punt)
Som van alle mutaties van de dekkingsgraad
Realisatie 2011
100,0%
-7,2%
92,8%
868.207
140.153
116,1%
Plan 2011
98,4%
2,5%
100,9%
687.410
109.986
116,0%
0,2%
0,0%
-13,7%
6,4%
-0,1%
-7,2%
0,2%
-0,1%
0,0%
2,3%
0,1%
2,5%
Tabel 6; Specificatie ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van herstelplan
De belangrijkste reden voor het negatieve resultaat is de daling van de nominale rente. In de post overige oorzaken is de verhoging van de
kostenvoorziening van 0,8% naar 1,2% van de voorziening opgenomen. De geheven premie over 2011 draagt bij aan herstel.
Het Fonds loopt achter op het originele herstelplan. Op basis van de evaluatie herstelplan per eind 2011 beschikt het Fonds ultimo 2013 niet
over voldoende eigen vermogen om te voldoen aan de eis van het minimaal vereist eigen vermogen. Om de financiele positie ultimo 2013
wel op dit niveau te brengen, is een voorgenomen korting aangekondigd. De verwachte omvang van deze voorgenomen korting bedraagt
4,1%.
De bijdrage aan het herstel vanuit het rendement is over de jaren 2012 en 2013 sterker dan in het oorspronkelijk herstelplan doordat de
rentetermijnstructuur op korte termijn lager is dan op basis van de rentetermijnstructuur, die ultimo 2008 werd verwacht. Dit zorgt voor een
hogere verwachting van het overrendement.
12
Pensioenparagraaf
Pensioenregelingen
De pensioenregeling binnen het Fonds heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
Eindloonregeling
Tot 1 januari 2004 heeft het Fonds een eindloonregeling gekend met een pensioenleeftijd van 65 jaar en een nabestaandenpensioen op
opbouwbasis. In deze regeling zijn nog steeds deelnemers opgenomen (deelnemers aan de vervroegde uittredingsregeling SUM).
Middelloonregeling 2004
Vanaf 1 januari 2004 kent Thales een middelloonregeling met na-indexatie. Daarnaast wordt het nabestaandenpensioen niet langer
opgebouwd, maar verzekerd op risicobasis. De pensioenleeftijd is vanaf dat moment 62 jaar geworden.
Voor de degenen die op dat moment gepensioneerd waren en voor diegenen die gedeeltelijk of volledig zijn toegetreden tot de ‘oude’ SUMregeling, hebben de wijzigingen geen invloed gehad. Zij zijn in de eindloonregeling gebleven.
Voor alle deelnemers die zijn overgegaan naar de middelloonregeling, zijn de reeds opgebouwde pensioenrechten omgezet in rechten in de
middelloonregeling. Tevens is voor hen een garantieregeling van kracht.
Middelloonregeling 2006
Per 1 januari 2006 is de pensioenregeling opnieuw aangepast. De aanleiding hiervoor was vooral de nieuwe fiscale wetgeving die op dat
moment ging gelden.
Voor iedereen geboren óp of ná 1 januari 1950 is de pensioenrichtleeftijd weer 65 jaar geworden. De regeling blijft een middelloonregeling
met na-indexatie. Het nabestaandenpensioen vindt plaats op opbouwbasis en de franchise is verlaagd.
Daarnaast wordt voor iedereen die geboren is vanaf 1950 tot en met 1972, en die voldoet aan de voorwaarden, een voorwaardelijk extra
ouderdomspensioen ter compensatie van het vervallen van de TOP/SUM(O)-uitkering bepaald.
Het garantiepensioen dat bij de overgang van de eindloonregeling naar de middelloonregeling is toegezegd, is op 31 december 2005
definitief vastgesteld.
Voor iedereen geboren vóór 1950 blijft de middelloonregeling 2004 grotendeels gehandhaafd. Het nabestaandenpensioen blijft voor deze
groep op risicobasis verzekerd.
Per 1 januari 2008 zijn alle pensioenregelingen aangepast aan de nieuwe Pensioenwet. Zo zijn in het reglement bepalingen opgenomen, die
bewerkstelligen dat er een bijzonder partnerpensioen ontstaat als ongehuwd samenwonenden uit elkaar gaan. Een ander belangrijk punt is
dat het Fonds heeft besloten wettelijke vormen van afkoop te hanteren.
In de Middelloonregeling 2004 is opgenomen dat, in geval van ontslag, de partner- en arbeidsongeschiktheidsdekking wordt voortgezet,
zolang een uitkering vanuit de Werkloosheidswet wordt ontvangen.
De voorwaardelijk extra aanspraken waarop recht bestaat in de Middelloonregeling 2006 vervallen bij einde deelneming in het Fonds. Ook
bij overgangen binnen de bedrijfstak na 1 januari 2006 van bijvoorbeeld een gedispenseerde onderneming naar een onderneming die bij het
bedrijfstakpensioenfonds is aangesloten of omgekeerd, bestaat er dus geen uitzicht op voorwaardelijke extra aanspraken meer. Dat was niet
de bedoeling van cao-partijen. Bedoeld was, dat de 15-jaarsregeling bedrijfstakbreed zou werken. Om te bewerkstelligen dat een overgang
binnen de bedrijfstak geen gevolgen voor de overgangsregeling zou hebben is een wederkerigheidsbepaling in de Middelloonregeling 2006
opgenomen. Dit betekent dat de voorwaardelijke rechten, onder bepaalde voorwaarden, overgenomen worden door de uitvoerder van de
nieuwe pensioenregeling van een deelnemer.
Binnen de bedrijfstak is besloten het voorwaardelijk pensioen per jaarlaag toe te kennen. Ten aanzien van het voorwaardelijk pensioen geldt
dat Thales Nederland B.V. zorgdraagt voor de financiering van deze afspraken, waarbij de CAO en de ontwikkelingen in de bedrijfstak
worden gevolgd. Stichting pensioenfonds Thales Nederland voert de regeling van voorwaardelijk pensioen uit. In 2011 zijn de
voorwaardelijke pensioenrechten voor jaarlaag 1950 ingekocht. Tevens is in december 2011 besloten om jaargang 1951 in te kopen per
1 januari 2012.
Dispensatie van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro
Thales Nederland B.V. is onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van deelname aan de regeling van het Bedrijfstakpensioenfonds
Metalektro (PME). Eén van deze voorwaarden is dat de Thales-regeling minstens gelijkwaardig moet zijn aan de PME-regeling. Dit geldt
tevens voor het indexatiebeleid dat bij PME en bij het Fonds mede afhankelijk is van de dekkingsgraad. Toetsing van de dispensatie door
PME heeft eind 2011 plaatsgevonden met positief resultaat.
De TOP-regeling is wel bij de bedrijfstak ondergebracht en geldt sinds 1 januari 2006 nog voor iedereen die geboren is voor 1950. Deze
regeling is in 2003 in de plaats gekomen van de SUM, de VUT-regeling van de bedrijfstak. De TOP biedt werknemers die aan de
voorwaarden voldoen, de mogelijkheid om uit te treden op circa 61-jarige leeftijd (de exacte richtleeftijd hangt af van het geboortejaar van
de werknemer) tegen een uitkering van ongeveer 80% van het netto loon. Eerder stoppen kan echter ook, tegen een lagere uitkering.
13
Reglementaire bedragen / percentages
Middelloon
Eindloon
0,00%
0,00%
nvt
0,00%
0,00%
nvt
nvt
0,00%
nvt
nvt
€ 19.618
€ 15.275
nvt
nvt
nvt
€ 20.364
Overbruggingspensioen
Gehuwd
nvt
€ 15.273
Pensioengrondslaggrens
nvt
€ 69.092
Maximum pensioengevend salaris
€ 174.292
nvt
Pensioenbijdrage deelnemers 2011
Gebaseerd op pensioengrondslag
11,32%
11,32%
Pensioenbijdrage werkgever 2011
Gebaseerd op pensioengrondslag
16,98%
16,98%
Indexatie
Actieven Middelloon per 1-1-2011
Inactieven Middelloon per 1-1-2011
Inactieven Eindloon per 1-4-2011
Actieven Middelloon per 1-1-2012
Inactieven Middelloon per 1-1-2012
Franchise
Geboren vóór 1950
Geboren vanaf 1950
Gehuwd
Tabel 7; Kenmerken regeling
Mutatieoverzicht deelnemers
Aantal deelnemers ultimo 2009
Bij
Af
Actieven
Slapers
Gepensioneerden
Totaal
2.183
1.179
1.161
4.523
82
67
109
258
-159
-24
-25
-208
2.106
1.222
1.245
4.573
Bij
52
115
119
286
Af
-202
-73
-28
-303
1.956
1.264
1.336
4.556
Aantal deelnemers ultimo 2010
Aantal deelnemers ultimo 2011
Tabel 8; Mutatie-overzicht deelnemers
14
Beleggingen paragraaf
Beleggingen
Stichting Pensioenfonds Thales Nederland behaalde in 2011 op de obligatieportefeuille een rendement van 2,9%. Het rendement op de
benchmark bedroeg 2,8%. De aandelenportefeuille scoorde - 6,5% terwijl het rendement op de benchmark -5,2% bedroeg. Het rendement op
de onroerend goed portefeuille was -4,3% tegen -3,4% voor de benchmark. Het totaal rendement exclusief valuta afdekking en swap overlay
bedroeg -0,9% terwijl het rendement op de benchmark -0,5% bedroeg.
Op de totale beleggingen realiseerde het Fonds een rendement van +8,3% , dit is inclusief de effecten van valuta afdekking en swap overlay .
Het Fonds dekt strategisch 50% van het valutarisico van het Britse Pond, de Amerikaanse Dollar en de Japanse Yen af. In 2011 leverde deze
afdekking een bijdrage van -0,24 % (2010 -0,86%). Daarnaast dekt het Fonds 70% van het renterisico van de verplichtingen af. In 2011
bedroeg de bijdrage van de swap overlay aan het totaal rendement + 9,41% (2010; + 3,39%) .
Het totale beleggingsrendement, inclusief het effect van derivaten, bedroeg voor het Fonds over 2011 8,3% (2010; 11,6%).
Totaal Rendement belegd vermogen naar categorie
De (totale directe en indirecte) beleggingsresultaten van 59.587 duizend euro die zijn gerealiseerd in 2011 zijn in onderstaande tabel
gespecificeerd en naast de vergelijkende cijfers 2010 gezet:
(In duizenden euro’s)
Ultimo 2011
Ultimo 2010
Absoluut
Als %
gemiddeld
belegd
vermogen
euro
%
-3,4%
4.563
13,21%
14,18%
-6,5%
-5,2%
39.010
17,76%
17,78%
2,9%
2,8%
14.620
3,81%
2,18%
9,09%
8,19%
Absoluut
Als %
gemiddeld
belegd
vermogen
euro
%
-1.656
-4,3%
-16.049
Vastrentende waarden
14.301
Derivaten
64.051
19.651
230
-478
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Overige beleggingen
-0,9%
Benchmark
Totaal rendement
60.877
-0,5%
77.366
Kosten vermogensbeheer
-1.290
-1.194
Totaal rendement
59.587
76.172
Benchmark
Tabel 9; Totaal rendement belegd vermogen naar categorie
In het eerste kwartaal van 2011 is een wijziging in de allocatie doorgevoerd. Japanse aandelen zijn afgebouwd en de vrijkomende middelen
zijn gealloceerd naar Emerging Market aandelen en Emerging Market schuldpapier. Binnen de vastrentende portefeuille is een 5%
strategische allocatie naar Emerging Market schuldpapier opgenomen. Begin november is de vastrentende waarden exposure in de landen
Italië, Spanje en Frankrijk gereduceerd.
15
Terugblik: Ontwikkelingen op de financiële markten in 2011
Aanhoudende onzekerheid en volatiliteit
2011 was vanuit macro-economisch, financieel en beleggingsoogpunt een moeilijk jaar met een overvloed aan ontwikkelingen en
aanhoudende onzekerheid. Net als in 2010 was de Europese schuldencrisis en het gebrek aan daadkracht van Europese leiders in 2011
wederom het overheersende thema. Daarnaast werd de onzekerheid op de financiële markten in 2011 gevoed door verschillende
(geo)politieke ontwikkelingen zoals de Arabische lente en de politieke strijd tussen Democraten en Republikeinen in de VS. De Japanse
tsunami en nucleaire ramp drukten de wereldwijde economische groei. Wijzigingen in economische groei- en inflatieverwachtingen volgden
zich over het gehele jaar snel op en ook de verschillen in economische groeivooruitzichten tussen landen en regio’s namen toe. Bij centrale
banken leidde dit soms tot snelle omschakelingen in het gevoerde monetaire beleid. Meer fundamenteel stond de economische groei in 2011
onder druk door het streven van Westerse overheden om hun begroting op orde te brengen en terughoudende Europese consumenten. Een
lichtpunt boden de in veel sectoren robuuste bedrijfsresultaten. Door onzekerheid over de economie vertaalde dit zich niet in de
bedrijfsinvesteringen. Al deze ontwikkelingen resulteerden in een verhoogde maar ook sterk toegenomen volatiliteit op de financiële
markten.
2011 kan ruwweg worden onderscheiden in drie perioden die van elkaar afwijken wat betreft economische klimaat, sentiment en
koersontwikkelingen op de financiële markten. Het belangrijkste gemeenschappelijke thema was de Europese schuldencrisis die als rode
draad door deze drie perioden heenliep.
De eerste periode besloeg ongeveer de eerste helft van 2011. In deze periode hadden financiële markten wereldwijd door verschillende
ontwikkelingen tijdelijk minder oog voor de dreiging van de Europese schuldencrisis. De eerste helft van het jaar werd gekenmerkt door een
doorzettend wereldwijd economisch herstel en toenemende inflatiedruk. Uitgezonderd van dit herstel waren de landen in de Europese
periferie die onder druk van ingrijpende overheidsbezuinigingen, lage bedrijfsinvesteringen en inzakkende consumentenbestedingen over het
gehele jaar een sterke groeivertraging doormaakten. Het in 2010 opgerichte tijdelijke Europees Financieel Stabiliteitsfonds (EFSF) had
succes bij het aantrekken van kapitaal tegen gunstige voorwaarden. Aangevuld met leningen van het IMF was er hierdoor voldoende kapitaal
beschikbaar om Ierland en Portugal voorlopig te voorzien in hun financieringsbehoefte. De toenemende inflatiedruk en hogere
groeiverwachtingen waren voor de ECB zelfs aanleiding om de refi rente voor het eerst sinds 2008 met 0,25% te verhogen tot 1,25%. De
Arabische lente beleefde in deze periode een voorlopige climax met de omwenteling in Egypte en de luchtaanvallen van de NAVO in Libië.
Omdat de Arabische lente weinig invloed had op de politieke status quo tussen de Arabische en westerse wereld, bleven de wereldwijde
gevolgen beperkt tot een hogere olieprijs. Japan werd aan het eind van het eerste kwartaal getroffen door een tsunami en een daaropvolgende
nucleaire ramp. De gevolgen hiervan waren vooral voelbaar voor de Japanse economie en aandelenmarkt. Afgezien van verstoringen in de
internationale goederenpijplijn viel de impact voor de wereldwijde economie mee. Eind tweede kwartaal kwam de Europese schuldencrisis
weer terug op de agenda na de verlaging tot ‘junk status’ van de rating op Griekse staatsleningen, een sterk oplopen van de Griekse
kapitaalmarktrente en politieke omwentelingen in Portugal en Ierland. De twijfel over de houdbaarheid van het economische herstel nam
hierdoor snel toe.
De tweede periode viel ongeveer samen met het derde kwartaal en werd gekenmerkt door een wereldwijde verslechtering van de
economische groeiverwachtingen en een algemene toename van de risicoaversie. Deze omslag in sentiment was zoals gezegd aan het einde
van het tweede kwartaal ingezet met het sterk oplopen van de Griekse kapitaalmarktrente. Hierdoor was er hernieuwde aandacht voor de
gevolgen van een Grieks faillissement voor het Europese bankwezen en de mogelijkheden van besmetting van landen als Spanje en Italië.
Het uitblijven van een duidelijk plan en voldoende middelen om de Europese schuldencrisis vlot te trekken, leidde nu ook in Italië en Spanje
tot een scherp oplopen van de kapitaalmarktrentes. Het wereldwijde sentiment stond daarnaast onder druk door de impasse rond de
aanpassing van het Amerikaanse schuldenplafond en de verlaging van de rating van Amerikaanse overheidsobligaties door ratingbureau
Standard & Poors. De Europese schuldencrisis bleef echter veruit de dominante factor, zoals bevestigd door de forse daling van de euro ten
opzichte van de Amerikaanse dollar.
De interne Europese verdeeldheid bleek onder andere uit de felle discussies op zowel nationaal als Europees niveau over de omvang van de
steun aan zwakke eurolanden en de hieraan gekoppelde voorwaarden. Hierbij tekende zich een duidelijk onderscheid af tussen het ‘rijke’
noorden, vertegenwoordigd door bondspresident Angela Merkel en het hulpbehoevende zuiden, onder leiding van de Franse president
Sarkozi. Met name de discussies over budgettaire integratie, het opgeven van nationale soevereiniteit en het instellen van automatische
sancties zorgden voor de nodige onenigheid. Meer specifiek waren ook de financiering en voorwaarden gekoppeld aan het EFSF en de rol
van de ECB bij het aanpakken van de crisis onderwerp van onenigheid. Vooral Duitsland had grote bezwaren tegen verdere steun aan de
zuidelijke landen zonder dat hier harde garanties en automatische sancties tegenover stonden. De rol van de ECB moest volgens
bondspresident Merkel beperkt blijven tot het bewaken van de prijsstabiliteit en de liquiditeit van het bankwezen. Een rol als ‘lender of last
resort’ via het opkopen van staatsleningen van zwakke eurolanden was daarom uit den boze. Hetzelfde gold voor het idee van centrale
uitgifte van zogenoemde eurobonds ter financiering van zwakke eurolanden. Ook hier was de angst dat dit de noodzakelijke
begrotingsdiscipline van de zuidelijke eurolanden zou aantasten.
De teleurstellende uitvoering door Griekenland van de door een ‘trojka’ van IMF, ECB en Europese Commissie opgelegde strenge
bezuinigingen en herstructureringsmaatregelen droeg verder bij aan het pessimisme. Ook werd een substantiële vrijwillige afschrijving door
de particuliere sector op de leningen aan Griekenland steeds onwaarschijnlijker en werd duidelijk dat een gedwongen afschrijving veel
risico’s met zich mee zou brengen. Inmiddels zorgde een sterk toegenomen onderling wantrouwen tussen banken via het opdrogen van
liquiditeit voor steeds meer terughoudendheid bij de kredietverstrekking aan de particuliere sector. De druk op Europese leiders vanuit de
financiële markten en de economische omstandigheden om met een effectief plan van aanpak te komen, nam gedurende het derde kwartaal
daardoor steeds meer toe. In deze omgeving speelde de ECB een cruciale rol bij het voorkomen van verdere escalatie van de crisis door tot
en met het derde kwartaal voor minimaal € 150 miljard aan leningen van zwakke eurolanden op te kopen.
De derde periode liep min of meer synchroon met het vierde kwartaal waarin op de financiële markten een onevenwichtig herstel inzette.
Verschillende ontwikkelingen gaven hiertoe aanleiding. Begin oktober stemde een overgrote meerderheid van het Duitse parlement in met
het vergroten van de leencapaciteit van het EFSF van € 250 miljard tot € 440 miljard. Dit gaf hoop dat de Europese politiek onder hoge druk
toch in staat zou zijn om de Europese schuldencrisis aan te pakken. Het vertrouwen kreeg ook een duw in de rug door betere Amerikaanse
macro-economische cijfers en afnemende inflatiedruk in de opkomende markten. De angst voor een wereldwijde recessie nam hierdoor af.
De aanhoudend zwakke economische cijfers van Europese landen en het verzwakkende economische beeld in Duitsland stonden hiermee in
schril contrast. Met het vertrek van de Italiaanse premier Berlusconi en de instelling van een technocratische regering onder Mario Monti
16
werd opnieuw een stap gezet naar herstel van vertrouwen en stond in Italië de weg vrij voor hervormingen en een serieuze aanpak van het
begrotingstekort. Andere factoren die bijdroegen aan het betere sentiment waren twee renteverlagingen door de ECB en tekenen van
monetaire verruiming in onder andere China en Brazilië. Tot slot kregen de markten aan het einde van het jaar een onverwachte impuls door
een verregaande maatregel van de ECB. De maatregel bood banken de mogelijkheid om tegen een rente van 1% en een onderpand van
staatsleningen van zwakke eurolanden voor een periode van drie jaar geld te lenen van de ECB. Europese banken maakten massaal van deze
kredietfaciliteit gebruik waarmee de liquiditeit van de private sector voor onbepaalde tijd werd hersteld, banken met het renteverschil hun
eigen vermogen versterkten en er nieuwe ruimte ontstond voor het aankopen van staatsleningen van zuidelijke Europese landen.
Impact op financiële markten
De Europese schuldencrisis en het gebrek aan daadkracht van Europese leiders was in 2011 net als in 2010 het belangrijkste thema voor het
verloop van de financiële markten. Het grote verschil met 2010 was dat dit vooral vanaf de tweede helft van 2011 niet werd gecompenseerd
door economische groei en stimuleringsmaatregelen van overheden en centrale banken. Ook verschillende exogene schokken en de sterk
gestegen olieprijs hadden een negatief effect op het vertrouwen van financiële markten. Lichtpunt was de Amerikaanse economie waar zich
gedurende 2011 geleidelijk aan een herstel begon af te tekenen. Ook nam aan het einde van het jaar het vertrouwen in een goed einde van de
Europese schuldencrisis voorzichtig toe.
Aandelenmarkten begonnen het jaar goed gestemd onder invloed van een redelijk macro economisch klimaat en robuuste bedrijfsresultaten.
De tsunami in Japan zette de Aziatische aandelenmarkten vanaf maart onder druk. Opvallend was dat de opkomende markten ook de eerste
helft van het jaar slecht presteerden vanwege de angst voor oplopende inflatie en de directe gevolgen van de tsunami in Japan en de
overstromingen in Thailand. Door de escalatie van de Europese schuldencrisis en angst voor een wereldwijde economische recessie nam de
risico-aversie vanaf de zomer wereldwijd sterk toe. De aandelenmarkten in Europa en de opkomende landen hadden hiervan het meest te
lijden terwijl traditionele ‘safe havens’ als Japan en de Verenigde Staten zich relatief goed hielden. Vanaf september hervonden beleggers
enig vertrouwen in een goede oplossing van de Europese schuldencrisis en waren er vooral in de Verenigde Staten toenemende tekenen van
economisch herstel. Gesteund door aantrekkelijke waarderingen vond er wereldwijd een sterke rally plaats op de aandelenmarkten. De
Amerikaanse aandelenmarkt uitgezonderd, was dit herstel echter onvoldoende om de verliezen voor het hele jaar goed te maken. Over 2011
daalde de MSCI world aandelen index met -2,38%, de MSCI opkomende markten index met -15,70% en steeg de Amerikaanse Russell 1000
index met 4,89% (alle rendementen in euro’s).
Aanwijzingen voor een economisch herstel en oplopende inflatiedruk leidden ertoe dat de kapitaalmarktrentes van de belangrijkste
kernlanden van de Europese Unie (Duitsland, Frankrijk en Nederland) begin 2011 vanaf een laag niveau verder opliepen. Deze trend werd
gekeerd toen vanaf het einde van het tweede kwartaal de risicoaversie bij obligatiebeleggers toenam en het wereldwijde economische beeld
verslechterde. Dit leidde tot een daling van vooral het korter lopende eind van de Nederlandse en Duitse kapitaalmarktcurve. Het
renteverschil met staatsleningen van zwakke landen uit de periferie van Europa nam door het uitblijven van een oplossing voor de Europese
schuldencrisis intussen steeds verder op. De downgrade in de zomer door rating bureau Moody’s van Griekse staatsleningen tot ‘ junk status’
vormde de aanleiding voor een sterke toename van de risicoaversie bij obligatiehouders. Angst voor besmetting zette een vlucht van Spaanse
en Italiaanse staatsleningen naar veilig geachte Duitse en Amerikaanse staatsleningen op gang. In dit klimaat daalde de twintigjaars rente op
Duitse staatsleningen tot 2% en liep de Italiaanse tienjaars rente op tot boven de 7%. Het laatste kwartaal zag een beperkte afname van de
risicoaversie en een bescheiden stap richting normalisatie van de renteniveaus. Een lichte verbetering van de vooruitzichten voor de
wereldwijde economische groei, het aantreden van de regering Monti in Italië en de zeer ruime kredietfaciliteit voor banken ter beschikking
gesteld door de ECB waren hiervoor de belangrijkste aanwijsbare oorzaken.
Bedrijfsobligaties waren in 2011 vergeleken met aandelen en staatsobligaties een relatief stabiele beleggingscategorie. Binnen de categorie
bedrijfsobligaties liepen de rendementen weliswaar sterk uiteen maar de diversificatie tussen sectoren beperkte de volatiliteit. De yields op
Europese credits namen in het eerste kwartaal van 2011 licht toe in lijn met de rente op staatsleningen. Europese financiële waarden lieten in
deze omgeving van relatieve economische voorspoed via afnemende spreads juist een outperformance zien ten opzichte van de andere
sectoren. Covered bonds presteerden in deze omgeving relatief zwak maar herstelden daarna sterk onder invloed van toenemende
risicoaversie. Vanwege de exposure in staatsobligaties van landen in de periferie presteerden de financiële waarden vanaf de zomer slecht
maar lieten aan het eind van het jaar een scherp herstel zien. Obligaties van nutsbedrijven en industriële ondernemingen profiteerden over
het gehele jaar van stabiele winstvooruitzichten. Door de relatief sterke fundamentele eigenschappen en het hogere rendement boden
bedrijfsobligaties in toenemende mate een alternatief voor staatsobligaties. Per saldo sloten Europese bedrijfsobligaties 2011 af met een
bescheiden winst.
17
De strategische beleggingsmix, realisatie en benchmarks kunnen als volgt worden samengevat:
(In duizenden euro’s)
Vastgoed
Aandelen
Derivaten
Vastrentende waarden
Cashfunds
Totaal beleggingen per hoofdcategorie
Swap overlay
Totaal beleggingen per hoofdcategorie
Opgelopen rente op vastrentende waarden
Liquide middelen ivm beleggingstransacties
Totaal beleggingsmix
Tabel 10; Assetmix
Strategische
allocatie /
benchmark
8,0%
35,55%
56,45%
100,0%
Feitelijke allocatie per 31
december 2011
EUR
%
37.232
232.721
-2.245
383.583
126.842
778.133
107.710
885.843
9.073
19.731
4,8%
29,9%
-0,3%
49,3%
16,3%
100,0%
914.647
Feitelijke allocatie per 31
december 2010
EUR
%
39.111
256.640
-1.890
392.256
24.677
710.794
44.382
755.176
6.392
7.047
5,5%
36,1%
-0,3%
55,2%
3,5%
100,0%
768.615
In bovenstaande tabel zijn de derivatenposities inclusief de contracten met een negatieve actuele waarde. In de balans en toelichtingen zijn
deze negatieve waarden onder overige schulden gerubriceerd. Ultimo 2011 is de negatieve positie 17.478 duizend euro.
Bandbreedtes
De bandbreedtes, die binnen het beleggingsbeleid worden gehanteerd zijn in onderstaande tabel weergegeven:
2011
Minimum %
Vastgoed
Aandelen
Derivaten
Vastrentende waarden
26%
Maximum %
18%
41%
46%
66%
Tabel 11; Bandbreedtes beleggingen
18
Actuariële paragraaf
Actuariële analyse
De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven:
(In duizenden euro’s)
Premieresultaat
Premiebijdragen (na aftrek kostenopslag)
Pensioenopbouw
Totaal premieresultaat
Resultaat op kosten
Totaal premieresultaat incl. kosten
Interestresultaat
Beleggingsresultaten
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
Indexering en overige toeslagen
Wijziging marktrente
Totaal interestresultaat
Overig resultaat
Resultaat op waardeoverdrachten
Opslag langleven risico
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
Overige resultaten
Totaal overige resultaat
Totaal saldo van baten en lasten
Tabel 12; Actuariële analyse resultaat
2011
EUR
2010
EUR
2009
EUR
35.184
-33.100
2.084
16
2.100
21.385
-19.071
2.314
15
2.329
19.805
-19.943
-138
-101
-239
59.587
-9.614
0
-110.833
-60.860
76.173
-8.483
0
-62.294
5.396
69.232
-23.039
0
29.856
76.049
-160
285
-3.671
-3.546
-242
-20.866
-1.004
-516
-22.628
1.312
-12.641
112
-1.359
-12.576
-62.306
-14.903
63.234
De overige resultaten worden gevormd door het saldo uit hoofde van overige (incidentele) mutaties van de technische voorziening
(- 3.688), het saldo uit hoofde van uitkeringen (18) en het saldo uit hoofde van andere oorzaken (-1).
De dekkingsgraad is in 2011 gedaald van 100,0% naar 92,8%. Het positieve resultaat op de beleggingen gesaldeerd met de rentetoevoeging
resulteert in een positief effect op de dekkingsgraad van circa 6,4%. De dalende marktrente heeft een negatief effect op de dekkingsgraad
van 13,7%.
Er was een premieverhoging doorgevoerd per 1 januari 2010 naar 26,4% van de som van de pensioengrondslagen. Per 1 januari 2011 is deze
verhoging verder doorgezet. De premie in 2011 is 28,3% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. Vóór 2010 was het
25% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers.
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
Het Fonds verkeert in een situatie van dekkingstekort. Dit tekort is door het pensioenfonds gemeld aan DNB. Naar aanleiding van de
tekortsituatie is vervolgens op 31 maart 2009 conform de wettelijke vereisten door het Fonds een herstelplan ingediend bij DNB.
19
Oordeel van de certificerend actuaris over de financiële positie
De certificerend actuaris verklaart in zijn actuariële verklaring dat per 31 december 2011 is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van
de PW, met uitzondering van artikelen 131, 132 en 133 en dat de vermogenspositie naar zijn mening slecht is vanwege een dekkingstekort.
Hiermee verklaart de waarmerkend actuaris:
•
dat de Technische Voorzieningen naar zijn mening toereikend zijn (artikel 126);
•
het ouderdomspensioen wordt gefinancierd op kapitaalbasis (artikel 127);
•
dat de ontvangen premie over boekjaar 2011 kostendekkend is (artikel 128);
•
er geen sprake is van premiekorting of premieterugstorting (artikel 129);
•
de kostendekkende premie, de gedempte premie en de feitelijke premie in het jaarverslag en in de jaarrekening zijn vermeld
(artikel 130);
•
het vermogen van het pensioenfonds niet voldoet aan de eisen die gesteld worden volgens de wet en regelgeving, dat dit is gemeld
aan DNB en dat tijdig een herstelplan is opgesteld (artikel 131 en 132);
•
het pensioenfonds voldoet niet aan de norm dat alle aanspraken volledig door waarden moeten zijn gedekt (artikel 133);
•
het beleggingsbeleid voldoet aan de prudent-person regel (artikel 135);
•
dat het pensioenfonds geen leningen is aangegaan anders dan voor liquiditeitsdoeleinden en niet namens derde partijen optreedt als
garant (artikel 136);
•
de voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd in overeenstemming met de vereisten in de Pensioenwet (artikel 137);
•
de dekkingsgraad van het pensioenfonds lager is dan de verwachte dekkingsgraad in de door het pensioenfonds opgestelde en door
DNB goedgekeurde herstelplan (artikel 138. 139 en 140);
20
Vooruitblik 2012
In februari 2012 is de evaluatie van herstelplan ingediend bij DNB op stand 31-12-2011. Het feitelijk herstel loopt achter op de stand per 1
januari 2012 op het geraamde herstelpad in het herstelplan. Een voorgenomen korting op de uitkeringen en opgebouwde pensioenrechten
van 4,1%, per april 2013, is bekendgemaakt aan deelnemers, ex deelnemers en pensioengerechtigden. De situatie per eind 2012 zal bepalend
zijn voor het daadwerkelijk doorvoeren van een korting.
In februari 2012 is de heer Van Duuren teruggetreden als voorzitter van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Hij zal worden
opgevolgd door de heer De Bruijn. De heer Prakken zal per 1 juli 2012 aftreden als bestuurslid. Hij zal worden opgevolgd door de heer
Visser.
Per 10 december 2011 is de beleidsregel financieel crisisplan in werking getreden. Het bestuur zal er voor zorgdragen dat een dergelijk plan
uiterlijk 1 mei 2012 is vastgesteld. Het plan zal onderdeel uit gaan maken van de ABTN van het Fonds.
Het bestuur is voornemens om de aanbevelingen ten aanzien van uitvoeringskosten zoals benoemd door de Pensioenfederatie in november
2011 conform de aanbeveling stapsgewijs op te pakken.
Het Pensioenakkoord zal naar verwachting in 2012 op belangrijke onderdelen nadere uitwerking krijgen. Het bestuur volgt de landelijke
ontwikkelingen in wet- en regelgeving op dit vlak en de implicaties hiervan nauwkeurig.
Hengelo, 21 mei 2012
Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Het Bestuur
Dhr. J.H.E. Soepenberg
Vice-voorzitter
Dhr. P.M. Dekker
Secretaris
Dhr. G.J. Mulders
Penningmeester
Dhr. E.R. Stolp
Lid
Dhr. H.B. Prakken
Lid
21
Jaarrekening
Balans per 31 december 2011
(na verwerking voorgestelde bestemming saldo baten en lasten)
(In duizenden euro’s)
Toelichting
2011
2010
4a
4b
4c
4d
4e
4f
38.061
237.905
401.200
125.292
129.667
39.466
258.970
402.267
57.647
24.901
Vorderingen en overlopende activa
5
5.226
1.529
Liquide middelen
6
2.172
4.231
939.523
789.011
Activa
Beleggingen voor risico pensioenfonds
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Cashfunds
Totaal Activa
Passiva
Stichtingskapitaal en reserves
7
-62.475
-169
Technische voorzieningen
8
868.207
735.510
Overige technische voorzieningen:
Invaliditeitsvoorziening
8
582
446
Overige schulden en overlopende passiva
9
133.209
53.224
939.523
789.011
92,8%
100,0%
Totaal Passiva
Dekkingsgraad (in %)
22
Staat van baten en lasten over 2011
(In duizenden euro’s)
Toelichting
2011
EUR
2010
EUR
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
10
35.184
21.385
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
11
17.238
42.348
18.481
57.691
Overige baten
12
-1
1
94.769
97.558
Baten
Totaal baten
Lasten
Pensioenuitkeringen
13
24.255
23.209
Pensioenuitvoeringskosten
14
1.432
1.333
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het
pensioenfonds
Pensioenopbouw
Indexering en overige toeslagen
Rentetoevoeging
Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen
Wijzigingen marktrente
Wijzigingen uit hoofde van overdracht rechten
Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
15
16
17
18
19
20
21
31.652
0
9.613
-24.274
110.833
1.605
3.404
17.723
0
8.483
-23.652
62.294
886
22.829
Saldo overdrachten van rechten
22
-1.445
-644
Totaal lasten
157.075
112.461
Saldo van baten en lasten
-62.306
-14.903
Bestemming van het saldo van baten en lasten
Mutatie op algemene reserve
-62.306
-14.903
23
Kasstroomoverzicht over 2011
(In duizenden euro’s)
Toelichting
2011
EUR
2010
EUR
27.593
1.653
-693
-24.231
-1.401
14
25.175
1.071
-40
-23.231
-1.317
13
2.935
1.671
710.503
-798.829
80.739
-14.717
18.528
-1.290
72
645.727
-669.318
15.764
-8.491
19.675
-1.194
134
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-4.994
2.297
Netto-kasstroom
-2.059
3.968
4.231
263
-2.059
3.968
2.172
4.231
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Ontvangen premies
Ontvangen waardeoverdrachten
Betaalde waardeoverdrachten
Betaalde pensioenuitkeringen
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
Overige baten en lasten
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Verkopen en aflossingen van beleggingen
Aankopen en verstrekkingen van beleggingen
Overige mutaties collaterals
Overige mutaties beleggingen
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
Betaalde kosten van vermogensbeheer
Overige baten
Saldo liquide middelen begin boekjaar
Mutatie liquide middelen
Saldo liquide middelen ultimo jaar
23
24
Toelichting behorende tot de jaarrekening
Toelichting Balans per 31 december 2011
1
Inleiding
Het doel van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland, statutair gevestigd te Hengelo (hierna “het Fonds”) is het nu en in de toekomst
verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het Fonds
uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers.
2
Overeenstemmingsverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met
inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 21 mei 2012 de jaarrekening opgemaakt. Waar nodig zijn
cijfers aangepast om vergelijking te verbeteren.
3
Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling
(a)
Algemeen
Alle bedragen zijn vermeld in euro’s.
Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen
nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.
(b)
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en
veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen,
en van baten en lasten.
De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die
gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde
van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van
deze schattingen.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in
de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en
toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
25
(c)
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds
zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het
waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan
betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend
met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan
worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economische potentieel, samenhangend met een
vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden
vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met
betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans
opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan
aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een
post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
(d)
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een
wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie
bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen
samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
(e)
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle
waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en
lasten opgenomen.
(f)
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel
van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers
per transactiedatum.
De koers per balansdatum staat per vreemde valuta in onderstaande tabel weergegeven:
USD
GBP
JPN
31 december 2011
€ 0,770356
€ 1,197174
€ 0,010012
31 december 2010
€ 0,745378
€ 1,167065
€ 0,009190
31 december 2009
€ 0,69696
€ 1,12556
€ 0,00749
Tabel 13; Vreemde valutakoers ultimo jaar
26
(g)
(g.1)
Beleggingen
Algemeen
Beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde, in lijn met de Pensioenwet. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd
zijn in een bepaalde soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen.
(g.2)
Vastgoedbeleggingen
De vastgoedbeleggingen worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; de waardering is afgeleid van de per
balansdatum geldende koersen van de onderliggende aandelen.
(g.3)
Aandelen
De aandelen worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; de waardering is afgeleid van de per balansdatum geldende
koersen van de onderliggende aandelen.
(g.4)
Vastrentende waarden
Vastrentende waarden en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de beursnotering per
balansdatum.
De vastrentende waarden worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; de waardering is afgeleid van de per
balansdatum geldende koersen van de onderliggende vastrentende waarden.
De lopende intrest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden.
(g.5)
Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met
behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden
verantwoord.
(g.6)
Cashfunds
Het ILF waarin de collateral van de swap overlay portefeuille wordt belegd is een zogeheten stable nav fonds met een vaste koers van 1 euro
of 1 USD. De rente wordt dagelijks geaccumuleerd en in nieuwe participaties uitgekeerd.
(h)
Vorderingen en overlopende activa
Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
(i)
Technische voorzieningen
(i.1)
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op
basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum
onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de
onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente.
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van
de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde
pensioenaanspraken worden geïndexeerd.
Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voorzover sprake is van ex ante condities)
zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit door middel
van reservering van de toekomstige opbouw.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening
wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële
grondslagen en veronderstellingen:
Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. In de technische analyse is rekening gehouden
met een vaste rekenrente van 1,296%. Einde 2011 is de Technische Voorziening berekend met de termijnstructuur van de marktrente per 31
December 2011 (RTS), die overeenkomt met een gemiddelde rekenrente van ongeveer 2,74%;
Overlevingstafels: AG Prognosetafel 2010-2060 met Towers Watson 2010 ervaringssterfte;
Niet-ingegaan wezenpensioen 5% van de voorziening van niet-ingegaan partnerpensioen voor nog niet gepensioneerde deelnemers;
Verondersteld wordt dat alle deelnemers een partner hebben;
27
Voor latente pensioenverplichtingen jegens partners van (gewezen) deelnemers wordt het leeftijdsverschil tussen man en vrouw op drie jaar
gesteld;
Kostenopslag van de voorziening voor pensioenverplichtingen is 1,2%;
(i.2)
Overige technische voorzieningen
Onder het hoofd Overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende
risico’s voorzover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening. Bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheiduitkeringen of overige
uitkeringen.
(j)
Algemene grondslagen resultaatbepaling
Voor zover niet anders vermeld worden baten en lasten verwerkt in het resultaat van het jaar, waarop zij betrekking hebben.
(k)
Premies
Premies worden toegerekend aan het jaar waarin zij zijn vastgesteld respectievelijk bekend geworden.
(l)
Beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan alle aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen, zijnde dividend van
aandelen en de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen van obligaties, leningen op schuldbekentenis en liquide middelen. Onder
indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de verandering in de waarde van beleggingen.
Met de directe beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde vermogensbeheerkosten.
(m)
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden
gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
28
4
Beleggingen
(a)
Actuele waarde
Algemeen
In de volgende tabel wordt het mutatieoverzicht van beleggingen in 2010 en 2011 weergegeven:
Stand per 31 december 2009 exclusief allocaties
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende
waarde
Derivaten
Cash
funds
Totaal
beleggingen
34.548
216.955
376.749
20.095
17.970
666.317
Aankopen
101
34.763
423.214
129
211.111
669.318
Verkopen
0
-29.363
-409.704
4.758
-204.639
-638.948
Verkoopresultaten
0
-414
4.682
-5.006
634
-104
Waardewijzigingen
Stand per 31 december 2010 exclusief allocaties
4.462
34.699
-2.685
22.516
-399
58.593
39.111
256.640
392.256
42.492
24.677
755.176
Lopende interest
Allocatie liquide middelen
6.392
355
2.330
3.619
Herrubricering negatieve derivaten
6.392
519
224
14.636
7.047
14.636
Stand per 31 december 2010 inclusief allocaties
39.466
258.970
402.267
57.647
24.901
783.251
Stand per 31 december 2010 exclusief allocaties
39.111
256.640
392.256
42.492
24.677
755.176
Aankopen
9.770
17.599
431.983
459
339.018
798.829
Verkopen
-9.560
-23.235
-442.250
2.670
-238.128
-710.503
Verkoopresultaten
-3.939
-3.610
-6.600
-3.203
909
-16.443
Waardewijzigingen
1.850
-14.673
8.194
63.047
366
58.784
37.232
232.721
383.583
105.465
126.842
885.843
Stand per 31 december 2011 exclusief allocaties
Lopende interest
Allocatie liquide middelen
9.073
829
5.184
8.544
Herrubricering derivaten naar overige schulden
Stand per 31 december 2011 inclusief allocaties
Tabel 14; Totaal mutatieoverzicht beleggingen
9.073
2.349
2.825
17.478
38.061
237.905
401.200
125.292
19.732
17.478
129.667
932.126
De tijdelijke banksaldi en liquide middelen onderweg, die door beleggingsinstellingen worden aangehouden ten behoeve van
beleggingstransacties en die niet direct zijn te relateren aan een categorie van beleggingen, zijn naar rato van de beleggingen gealloceerd aan
de diverse categorieën van beleggingen.
29
Schattingen en oordelen
Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het Fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en
is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen.
Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en – schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde
benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële
verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
(In duizenden euro’s)
Markt
Directe Marktnoteringen
EUR
Per 31 december 2010
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Cash funds
Opgelopen interest
Liquide middelen
Per 31 december 2011
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Cash funds
Opgelopen interest
Liquide middelen
Modellen
Waarderingsmodellen en
-technieken niet
gebaseerd op
marktdata
EUR
Afgeleide Marktnoteringen
EUR
234.608
24.677
6.392
7.047
272.724
253.072
29.145
256.640
157.648
42.492
9.966
485.925
9.966
29.294
232.721
130.511
105.465
7.938
37.232
232.721
383.583
105.465
126.842
9.073
19.732
497.991
7.938
914.648
126.842
9.073
19.732
408.719
Tabel 15; Totaal beleggingen (incl. negatieve derivaten)
Totaal
EUR
39.111
256.640
392.256
42.492
24.677
6.392
7.047
768.615
De beleggingen die in tabel 18 opgenomen zijn onder afgeleide marktnotering, onder vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende
waarden, hebben betrekking op beleggingsfondsen die rechtstreeks in beursgenoteerde waarden beleggen.
Op basis van de valuation-rapporten per eind december, kan de verdeling naar regio worden gemaakt, deze is weergegeven in onderstaande
tabel:
(In duizenden euro’s)
EU
Rest van Europa
Noord-Amerika
Japan
Zuidoost-Azie
Andere
Totaal beleggingen naar regio
Tabel 16; Totaal beleggingen naar regio
Ultimo 2011
587.544
3.738
115.302
34.053
55.781
796.418
73,8%
0,5%
14,5%
0,0%
4,3%
7,0%
100,0%
EUR
455.943
68.246
116.783
17.601
29.814
24.298
712.685
Ultimo 2010
%
64,0%
9,6%
16,4%
2,4%
4,2%
3,4%
100,0%
In de beleggingen naar regio, zoals aangegeven in bovenstaande tabel, zijn de gealloceerde liquide middelen (19.732 duizend euro), de
derivaten (125.292 duizend euro exclusief 17.478 duizend euro aan negatieve waarde van derivaten ) en de opgelopen interest (9.073
duizend euro) niet opgenomen.
(b)
Vastgoedbeleggingen
(In duizenden euro’s)
Indirect vastgoed (participaties in beleggingsfondsen)
Liquide middelen tbv vastgoed beleggingen
Totaal vastgoedbeleggingen
Tabel 17; Vastgoedbeleggingen
2011
EUR
37.232
829
38.061
2010
EUR
39.111
355
39.466
30
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt:
(in duizenden euro’s)
EU
Overig Europa
Verenigde Staten
Japan
Azië
Overige
Totaal vastgoedbeleggingen
Gealloceerd liquide middelen
Totaal vastgoedbeleggingen incl. liquide middelen
Tabel 18; Beleggingen in vastgoed naar regio
EUR
22.442
0
7.982
2.930
3.878
37.232
829
38.061
Ultimo 2011
%
60,3%
0,0%
21,4%
0,0%
7,9%
10,4%
100,0%
EUR
25.875
5.895
3.055
1.068
2.421
797
39.111
355
39.466
Ultimo 2010
%
66,2%
15,1%
7,8%
2,7%
6,2%
2,0%
100,0%
Pensioenfonds Thales belegt in 4 verschillende vastgoedfondsen (o.a. fondsen voor gemene rekening ), 2 fondsen beleggen in wereldwijd
vastgoed en 2 fondsen in Europees vastgoed.
(c)
Aandelen
(in duizenden euro’s)
2011
EUR
195.939
36.782
5.184
237.905
Aandelen mature markets
Aandelen emerging markets
Liquide middelen tbv aandelen
Totaal Aandelen gesplitst naar markten
Tabel 19; Aandelen gesplitst naar markten
2010
EUR
221.739
34.901
2.330
258.970
De segmentatie van aandelen naar regio is als volgt:
(in duizenden euro’s)
EU
Overige Europa
Noord Amerika
Japan
Azië
Overige
Totaal beleggingen in aandelen
Gealloceerde liquide middelen
Totaal beleggingen aandelen incl. liquide middelen
Tabel 20; Segmentatie beleggingen in aandelen naar regio
EUR
107.444
852
93.288
28.422
2.715
232.721
5.184
237.905
Ultimo 2011
%
46,2%
0,4%
40,1%
0,0%
12,2%
1,1%
100,0%
EUR
82.191
38.480
78.331
16.478
26.801
14.359
256.640
2.330
258.970
Ultimo 2010
%
32,0%
15,0%
30,6%
6,4%
10,4%
5,6%
100,0%
31
(d)
Vastrentende waarden
(in duizenden euro’s)
2011
EUR
144.741
238.842
9.073
8.544
401.200
Obligatie beleggingsfondsen
Obligaties
Lopende interest
Liquide middelen tbv vastrentende waarden
Totaal beleggingen vastrentende waarden
Tabel 21; Beleggingen in vastrentende waarden
2010
EUR
185.543
206.713
6.392
3.619
402.267
De segmentatie van de vastrentende waarde naar regio is als volgt:
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2011
EU
Overige Europa
Noord-amerika
Japan
Azië
Overige
457.657
2.887
14.031
2.701
33.149
89,7%
0,6%
2,7%
0,0%
0,5%
6,5%
EUR
340.840
22.772
19.362
55
592
8.635
Ultimo 2010
%
86,9%
5,8%
4,9%
0,0%
0,2%
2,2%
Totaal beleggingen in vastrentende waarden
510.425
100,0%
392.256
100,0%
Tabel 22; Segmentatie beleggingen in vastrentende waarden naar regio (exclusief allocatie liquide middelen en opgelopen interest) inclusief
cashfunds.
(e)
Derivaten
In de derivaten zijn alleen de contracten opgenomen, die een positieve actuele waarde hebben. De negatieve actuele waarde van de
contracten op aandelen derivaten en vastrentende derivaten per 31 december 2011 was 17.478 duizend euro. Ultimo 2010 was de
totaalwaarde van de contracten met een negatieve actuele waarde 14.636 duizend euro. De derivaten met een negatieve waarde zijn
opgenomen onder overige schulden (zie paragraaf 9 Overige schulden en overlopende passiva).
In de volgende tabel worden zowel de positieve als de negatieve actuele waarden van de derivaten weergegeven.
(in duizenden euro’s)
Valutaderivaten
Aandelenderivaten
Vastrentende derivaten
Liquide middelen tbv derivaten
Lopende interest derivaten
Totaal derivaten
Tabel 23; Derivaten
(f)
2011
EUR
Saldo
-2.245
EUR
positief
100
EUR
negatief
-1.990
-15.151
107.710
2.349
57.028
519
-12.646
44.382
519
-17.478
107.814
57.647
-14.636
43.011
EUR
positief
82
EUR
negatief
-2.327
122.861
2.349
125.292
2010
EUR
Saldo
-1.890
Cashfunds
(in duizenden euro’s)
Cashfunds
Liquide middelen tbv cashfunds
Totaal beleggingen cashfunds
Tabel 24; Cashfunds
2011
EUR
126.842
2.825
129.667
2010
EUR
24.677
224
24.901
Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen, welke wordt herbelegd in ILF cash funds.
32
5
Vorderingen en overlopende activa
(in duizenden euro’s)
Vordering op sponsor(s)
Nog te factureren premies affinanciering
Totaal vordering op sponsor
Overige vorderingen
Stand per 31 december
Tabel 25; Vorderingen en overlopende activa
2011
EUR
1.479
3.747
5.226
2010
EUR
1.526
0
1.526
0
5.226
3
1.529
2011
EUR
1.518
654
2.172
2010
EUR
3.375
856
4.231
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
6
Liquide middelen
(in duizenden euro’s)
Spaarrekening ABN-AMRO 47.94.19.434
Banksaldo
Stand per 31 december
Tabel 26; Overige activa
De spaarrekening ABN-AMRO bevat het saldo van de vooruitontvangen premies affinanciering. De middelen zijn bedoeld voor
affinanciering van de voorwaardelijke 15-jaars pensioenrechten (bijlage C van het reglement).
Onder liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn
opeisbaar zijn.
7
Stichtingskapitaal en reserves
(in duizenden euro’s)
Stand per 31 december 2009
Uit bestemming saldo van baten en lasten 2010
Stand per 31 december 2010
Uit bestemming saldo van baten en lasten 2011
Stand per 31 december 2011
Tabel 27; Stichtingskapitaal en reserves
Stichtingskapitaal en
Algemene reserve
EUR
14.734
-14.903
-169
-62.306
-62.475
Totaal
EUR
14.734
-14.903
-169
-62.306
-62.475
Solvabiliteit
(in duizenden euro’s)
Minimaal vereist eigen vermogen
Vereist eigen vermogen (strategische mix)
Aanwezig eigen vermogen
Tabel 28; Solvabiliteit
2011
EUR
36.635
140.153
-62.475
2010
EUR
31.211
122.012
-169
Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel. Het vereist eigen vermogen is in
bovenstaande tabel weergegeven op basis van de strategische beleggingsmix. Op basis van de werkelijke beleggingsmix is het vereist eigen
vermogen 114.106 duizend euro (2010; 115.019 duizend euro).
De aanwezige solvabiliteit is lager dan het minimaal vereist eigen vermogen. Het Pensioenfonds bevindt zich in een situatie van
dekkingstekort. Een dekkingstekort dient binnen de wettelijke termijn te worden opgelost.
Het uiteindelijke oordeel over de financiële situatie en over het vereist eigen vermogen is aan de certificerend actuaris. Hij kan bij zijn
oordeel ook andere feiten en omstandigheden betrekken.
33
Herstelplan
Gezien het aanwezige dekkingstekort ultimo 2008 heeft het Fonds een herstelplan opgesteld. Het plan is op 31 maart 2009 ingediend bij
DNB. Op 28 september 2009 heeft DNB middels een goedkeurende beschikking het herstelplan goedgekeurd.
Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan
Het Fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk
31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten
ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is
opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven.
Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit
betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad,
waardoor de financiële positie van het Fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien.
De belangrijkste uitkomsten van het in maart 2009 ingediende herstelplan zijn:
•
In de vijfjaarsperiode 2008-2013 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening. Dit geldt naar verwachting ook nog voor het jaar
2014.
•
Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast.
Toelichting op realisatie verslagjaar
Onderstaande tabel is een specificatie van de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2011 ten opzichte van de verwachte
ontwikkeling in de dekkingsgraad in 2011 volgens het herstelplan. Daarnaast wordt ook de aangepaste verwachting van de dekkingsgraad in
2010 weergegeven ten opzichte van de verwachte ontwikkeling in het herstelplan.
Primo stand dekkingsgraad (%)
Mutatie dekkingsgraad (%-punt)
Ultimo dekkingsgraad (%)
Geraamde technische voorzieningen
Vereist eigen vermogen
Vereiste dekkingsgraad (%)
Realisatie 2011
100,0%
-7,2%
92,8%
868.207
140.153
116,1%
Oorzaken mutatie dekkingsgraad:
Premieverschil op dekkingsgraad (%-punt)
0,2%
Solvabiliteitsvrijval op dekkingsgraad (%-punt)
0,0%
Rentetermijnstructuur op dekkingsgraad (%-punt)
-13,7%
Rendementsverschil op dekkingsgraad (%-punt)
6,4%
Overige oorzaken en kruiseffecten op dekkingsgraad (%-punt)
-0,1%
Som van alle mutaties van de dekkingsgraad
-7,2%
Tabel 29; Specificatie ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van herstelplan
Plan 2011
98,4%
2,5%
100,9%
687.410
109.986
116,0%
Realisatie 2010
102,3%
-2,3%
100,0%
735.956
122.012
116,6%
Plan 2010
95,6%
2,8%
98,4%
669.088
111.738
116,7%
0,2%
-0,1%
0,0%
2,3%
0,1%
2,5%
0,2%
0,1%
-9,9%
10,0%
-2,7%
-2,3%
0,2%
-0,2%
0,0%
2,9%
-0,1%
2,8%
De belangrijkste reden voor het negatieve resultaat is de daling van de nominale rente. In de post overige oorzaken is de verhoging van de
kostenvoorziening van 0,8% naar 1,2% van de voorziening opgenomen.
Het Fonds loopt achter op het originele herstelplan. Op basis van de evaluatie herstelplan per eind 2011 beschikt het Fonds ultimo 2013 niet
over voldoende eigen vermogen om te voldoen aan de eis van het minimaal vereist eigen vermogen. Om de financiele positie ultimo 2013
wel op dit niveau te brengen, is een voorgenomen korting aangekondigd. De verwachte omvang van deze voorgenomen korting bedraagt
4,1%.
De bijdrage aan het herstel vanuit het rendement is over de jaren 2012 en 2013 sterker dan in het oorspronkelijk herstelplan doordat de
rentetermijnstructuur op korte termijn lager is dan op basis van de rentetermijnstructuur, die ultimo 2008 werd verwacht. Dit zorgt voor een
hogere verwachting van het overrendement.
34
8
Technische voorzieningen
(in duizenden euro’s)
Voorziening voor pensioenverplichtingen
Overige technische voorzieningen (arbeidsongeschiktheid)
Totaal technische voorzieningen
Tabel 30; Technische voorzieningen
2011
EUR
868.207
582
868.789
2010
EUR
735.510
446
735.956
2011
EUR
735.510
31.652
0
9.613
-24.274
110.833
1.605
3.404
-136
868.207
2010
EUR
646.988
17.723
0
8.483
-23.652
62.294
886
22.857
-69
735.510
Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt:
(in duizenden euro’s)
Stand 1 januari
Pensioenopbouw
Indexering en overige toeslagen
Rentetoevoeging
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
Wijziging marktrente
Saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten
Wijziging actuariële uitgangspunten
Overige wijzigingen
Stand 31 december
Tabel 31; Mutatieoverzicht voorziening voor pensioenverplichtingen
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,74% (2010; 3,47%). De analyse van het boekjaar is gebaseerd op een
rekenrente van 1,296%. De interesttoevoeging is voor de voorziening risico fonds tevens gelijk aan 1,296 %.
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten.
Het mutatieoverzicht voor de overige technische voorzieningen is als volgt:
(in duizenden euro’s)
Stand 1 januari
Stortingen / Onttrekkingen
Stand 31 december
Tabel 32; Mutatieoverzicht overige technische voorzieningen
2011
EUR
446
136
582
2010
EUR
405
41
446
Momenteel is de (overige technische) voorziening Invalidering, ter grootte van 582 duizend euro (ultimo 2010; 446 duizend euro), in de
Technische Voorziening opgenomen. Deze voorziening dient ter dekking van de lasten uit hoofde van de actieve deelnemers, die op
balansdatum ziek zijn en naar verwachting arbeidsongeschikt verklaard zullen worden.
De technische voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën deelnemers als volgt samengesteld:
(in duizenden euro’s)
2011
EUR
Actieven en arbeidsongeschikten
394.570
Pensioengerechtigden
375.499
Gewezen deelnemers
88.295
Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling
10.425
Technische voorziening pensioenverplichtingen
868.789
Tabel 33; Categorie deelnemers in technische voorziening pensioenverplichtingen
2010
EUR
334.948
325.785
69.382
5.841
735.956
In de technische voorziening pensioenverplichting is een opslag voor toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling opgenomen. De
pensioenverplichtingen zonder deze opslag is 858.364 duizend euro (2010; 730.115 duizend euro). De benodigde technische voorziening
zoals deze gepresenteerd is, gaat uit van voortzetting van de uitvoeringsovereenkomst. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in
het algemeen een langlopend karakter.
35
Korte beschrijving van de pensioenregeling
De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar.
Voor mensen geboren vóór 1950 is de pensioenleeftijd 62 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2.20%
van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Voor het jaar 2012 is de opbouw vastgesteld op 2,0%. De pensioengrondslag is gelijk aan het
bruto jaarsalaris inclusief vakantie-uitkering onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht
op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het Fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden
geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst.
Toeslagverlening
De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds.
De premie bevat geen opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om
in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. Er bestaat geen recht op toeslagen.
Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt
slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische
vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt:
•
Bij een dekkingsgraad van meer dan 135% kan tot het inhalen van niet verleende toeslagen uit het verleden worden overgegaan.
•
Bij een dekkingsgraad van meer dan 125% wordt een volledige toeslag verleend.
•
Bij een dekkingsgraad van meer dan 105% maar minder dan 125% wordt een toeslag van pro rata parte verleend.
•
Bij een dekkingsgraad van 105% of minder wordt geen toeslag verleend.
Solvabiliteitsvrijval wordt beschouwd als premiekorting. Premiekorting uitsluitend verbandhoudend met die solvabiliteitsvrijval is mogelijk
bij een dekkingsgraad van meer dan 135% nadat alle niet verleende toeslagen over de afgelopen 10 jaar zijn ingelopen. Verdere
premiekorting is mogelijk als de dekkingsgraad zich boven de 150% bevindt. In dat geval kan het bestuur ook besluiten tot het toekennen
van extra toeslagen.
Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit.
In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst.
De toeslagverlening op basis van het toeslagbeleid bij het pensioenfonds wordt hiermee geclassificeerd als categorie D1 (financiering uit
overrendement).
Bij de communicatie over de toekenning van toeslagen, zullen de voorgeschreven teksten uit de “toeslagenmatrix” worden gehanteerd
(conform de beleidsregel van DNB van 26 februari 2007). Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen.
Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Het pensioenfonds streeft er naar om:
•
de tijdens het deelnemerschap opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari (maximaal) te verhogen
op basis van algemene loonontwikkeling binnen de CAO-Metalektro;
•
de premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks (maximaal) te verhogen met de relatieve stijging van het prijsindexcijfer.
Het pensioenfonds streeft naar een toeslagverlening die gemiddeld minimaal gelijkwaardig is aan de toeslagverlening van
Bedrijfstakpensioenfonds PME.
De pensioenrechten en pensioenaanspraken van de actieve deelnemers in de middelloonregeling zijn dit jaar verhoogd met 0,0% (2010;
0,0%).
Voor degenen die geen deelnemer meer zijn, is het opgebouwde pensioen in de middelloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0% (2010;
0,0%).
Voor degenen die geen deelnemer meer zijn, is het opgebouwde pensioen in de eindloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0% (2010; 0,0%).
36
Inhaalindexaties
Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaalindexaties worden toegekend. Inhaalindexaties zijn indexaties die worden toegezegd,
voorzover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaalindexaties te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Het
bestuur van het Fonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende
indexatie. Voor de premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen.
Indexatie ambitie %
Toegekende indexatie %
2007 Verslagjaar
1,72%
1,72%
2008 Verslagjaar
1,29%
1,29%
2009 Verslagjaar
2,96%
0,00%
2010 Verslagjaar
0,00%
0,00%
2011 Verslagjaar
2,42%
0,00%
Tabel 34; Indexatie %’s premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden
Verschil
0,00%
0,00%
2,96%
0,00%
2,42%
Voor de actieve deelnemers is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen.
2007 Verslagjaar
2008 Verslagjaar
2009 Verslagjaar
2010 Verslagjaar
2011 Verslagjaar
Tabel 35; Indexatie %’s actieve deelnemers
9
Indexatie ambitie %
0,00%
4,29%
3,01%
1,76%
2,16%
Toegekende indexatie %
0,00%
4,29%
0,00%
0,00%
0,00%
Verschil
0,00%
0,00%
3,01%
1,76%
2,16%
Overige schulden en overlopende passiva
(in duizenden euro’s)
Saldi bij banken in rekening courant
Vooruitontvangen premies affinanciering
Derivaten
Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering
Belastingen en premies sociale verzekeringen
Waardeoverdrachten
Overige schulden
Collateral
Nog te betalen pensioenen
Stand per 31 december
Tabel 36; Overige schulden en overlopende passiva
2011
EUR
1.616
0
17.478
17
587
0
925
112.564
22
133.209
2010
EUR
905
3.375
14.636
531
571
486
896
31.825
0
53.224
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen,
welke wordt herbelegd in ILF cash funds.
In de saldi bij banken in rekening courant zijn twee beleggingsrekeningen opgenomen met een negatief saldo. Deze zijn niet gesaldeerd met
de beleggingsrekeningen met een positief saldo.
37
Beleid en risicobeheer
Beleggingsbeleid
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen
beleggingsbeleid, premiebeleid en indexatiebeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de
verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van
de structuur van de pensioenverplichtingen, van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische
scenario’s.
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit
te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet
plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings-) risico’s. Bij de uitvoering van het
beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Premiebeleid
De financiering van de krachtens het pensioenreglement vast te stellen pensioenaanspraken geschiedt door betaling van een doorsneepremie
zoals omschreven in de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgever. De totale bijdrage is bepaald door het bestuur
en is – gehoord de actuaris van het pensioenfonds – getoetst op adequaatheid. De doorsneepremie is nimmer lager dan de gedempte
kostendekkende premie conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als een percentage van de som van pensioengrondslagen
van alle deelnemers. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende elementen:
De actuariële benodigde (nominale) premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende
elementen:
Comingservice koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraak op ouderdoms- en nabestaandenpensioen (inclusief
ploegentoeslag) ten behoeve van de deelnemers.
Risicokoopsommen voor het (tijdelijk) nabestaandenpensioen.
Een – aan het risicoprofiel van het Fonds gerelateerde – solvabiliteitsopslag op basis van de voorschriften omtrent het vereist eigen
vermogen.
Een opslag voor uitvoeringskosten. Er wordt rekening gehouden met een inschatting van de werkelijke pensioenuitvoeringskosten over het
jaar (niveau 2011: 1.250 duizend euro).
Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke
toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen. De kostendekkende premie wordt
bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de kostendekkende premie (in enig jaar) is de gemiddelde
nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld
per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen wordt uitsluitend rekening gehouden indien en
voor zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan.
Indexatiebeleid
Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de
ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging
voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de
indexatieruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd
tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen eenduidige markt voor financiële
instrumenten aanwezig is, waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt in dit verslag geen benaderingswijze
opgenomen.
38
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN en in de notitie Risicoanalyse en risicomanagement die een bijlage is van de ABTN.
Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico´s die het
bestuur met prioriteit heeft aangepakt:
•
Actuariële risico’s
•
Beleggingsrisico’s
•
Renterisico
Actuariële risico’s
Solvabiliteitsrisico
Het Fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste
doelstelling van het Fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een
toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen.
Het belangrijkste risico voor het Fonds betreft het solvabiliteitsrisico. Ofwel het risico dat het Fonds niet beschikt over voldoende vermogen
ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de
specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd.
De belangrijkste ratio, die de solvabiliteit van een pensioenfonds weergeeft betreft de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is in 2011 gedaald
van 100,0% naar 92,8%.
Indien de solvabiliteit van het Fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het Fonds de premie voor de onderneming en deelnemers
moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste
geval kan het noodzakelijk zijn dat het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Hoe het Fonds op de
solvabiliteitspositie gaat reageren staat toegelicht op pagina 35 onder Herstelplan.
Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
(in duizenden euro’s)
Technische voorzieningen volgens jaarrekening
Overige technische voorzieningen volgens jaarrekening
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) (a)
Buffers:
S1 Renterisico
S2 Risico zakelijke waarden
S3 Valutarisico
S4 Grondstoffenrisico
S5 Kredietrisico
S6 Verzekeringstechnisch risico
Diversificatie-effect
Totaal S (vereiste buffers) (b)
S 10 Opslag actief beheer
Totaal S (vereiste buffers) inclusief opslag actief beheer
Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) (a+b)
Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden = pensioenvermogen)
Surplus / tekort
Tabel 37; Surplus/tekort op FTK-grondslagen
Ultimo 2011 –
Strategisch mix –
Evenwichtssituatie
EUR
868.207
582
868.789
Ultimo 2010 –
Strategische mix –
Evenwichtssituatie
EUR
735.510
446
735.956
27.686
109.352
45.882
29.070
94.263
33.433
10.179
27.289
-83.711
136.677
4.701
23.804
-66.203
119.068
3.476
2.944
140.153
122.012
1.008.942
806.314
-202.628
857.968
735.787
-122.181
Het Fonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers op de
volgende wijze rekening gehouden. Er wordt uitgegaan dat circa 50% van de exposure in de belangrijkste vreemde valuta (USD, GPB en
JYEN) wordt afgedekt.
Het Fonds heeft daarnaast in haar beleggingsbeleid ervoor gekozen om het renterisico voor een groot deel af te dekken. Door middel van een
Swap overlay portefeuille die specifiek is afgestemd op de verplichtingen van het Fonds is het renterisico voor 70% afgedekt met een
bandbreedte van + of – 3%.
Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt
uitgegaan van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke beleggingsmix
bedraagt 114,1 miljoen euro (vereiste dekkingsgraad 113,1%) ultimo 2011. Op basis van de strategische beleggingsmix bedraagt het vereist
eigen vermogen 140,2 miljoen euro (vereiste dekkingsgraad 116,1%) ultimo 2011.
39
Verzekeringstechnische risico’s
De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn de risico’s van:
•
Langleven.
•
Overlijden en
•
Arbeidsongeschiktheid.
Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan
gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het
pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting.
Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door
het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
Door toepassing van AG Prognosetafel 2010-2060 met Towers Watson 2010 ervaringssterfte, is thans zo goed mogelijk aangesloten bij de
verwachte sterftetrend in de toekomst.
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2011
EUR
Ultimo 2010
EUR
-3.972
7.046
-4.324
1.862
1.938
547
220
-5.370
2.325
705
-6
-1.786
Resultaat op sterfte
409
Tabel 38; Sterfte behorende bij de technische voorziening voor risico van het Fonds
-1.224
Langleven risico
Verwachte vrijval
Werkelijke vrijval
Kortlevenrisico
Verwachte vrijval
Beschikbare actuariële risicopremie (risicokoopsom)
Werkelijke vrijval
Benodigd bij overlijden
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het Fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor
het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid bedraagt -124 duizend euro (2010; 220
duizend euro).
De daling in het resultaat op sterfte, wordt veroorzaakt doordat de werkelijke vrijval van het langlevenrisico hoger is dan de verwachte
vrijval. Dit komt doordat er meer sterfte is geweest gedurende 2011 en de gemiddelde vrijval per sterfgeval aanzienlijk hoger is dan de
gemiddelde vrijval per sterfgeval in 2010.
Indexatierisico
Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd, is afhankelijk van de
ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging
voorwaardelijk is.
40
Beleggingsrisico’s
Marktrisico
Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico. Valutarisico en het renterisico. De strategie van
het Fonds met betrekking tot het beleggingrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis
beheerst door BlackRock en ING Investment Management in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De
overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan
een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren.
Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo baten en lasten
worden verwerkt,zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden
gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële
instrumenten (derivaten) zoals opties en futures.
Valutarisico
Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2011 circa 23% (2010; 31%) van de beleggingsportefeuille en is voor de
belangrijkste valuta USD, JPY en GPB voor 52% (2010; 69%) afgedekt door de euro.
Einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten -2.245 duizend euro (2010; -1.990 duizend euro). Het valutarisico
wordt in onderstaande tabel weergegeven.
De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd:
(In duizenden euro’s)
Ultimo 2011
EUR
Vastgoedbeleggingen
21.150
Aandelen
181.104
Vastrentende waarden
10.098
Derivaten
-232
Cash funds
1.024
Totaal beleggingen in vreemde valuta
213.144
Tabel 39; Beleggingen in vreemde valuta voor afdekking door valutaderivaten
%
9,9%
85,0%
4,7%
-0,1%
0,5%
100,0%
Ultimo 2010
EUR
13.236
198.168
6.788
-323
18.551
236.420
%
5,6%
83,8%
2,9%
-0,1%
7,8%
100,0%
Valuta derivaten
EUR
Ultimo 2011
netto positie (na)
EUR
Ultimo 2010
netto positie (na)
EUR
73.881
-22.632
-1.479
-49.841
-2.174
-2.245
654.373
18.393
1.530
48.071
69.025
791.392
596.345
20.423
45.486
26.250
66.672
755.176
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
(In duizenden euro’s)
Ultimo 2011
(voor)
EUR
EUR
580.492
GBP
41.025
JPY
3.009
USD
97.912
Overige
71.199
Totaal valutapositie
793.637
Tabel 40; Valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de
USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken.
41
Renterisico
Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van
ongunstige veranderingen in de marktrente.
Het renterisico is voor 70% van de verplichtingen afgedekt met een bandbreedte van + en – 3%. Er is een matching van activa en passiva
over de verschillende looptijden zodat rekening wordt gehouden met de absolute hoogte en vorm van de yieldcurve voor verplichtingen. De
benodigde duratie wordt verkregen uit de vastrentende portefeuilles in combinatie met een Swap overlay portefeuille.
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen)
gewogen gemiddeld resterende looptijd in jaren.
(In duizenden euro’s)
Duratie vastrentende waarden (voor derivaten)
Duratie vastrentende waarden (na derivaten)
Duratie (nominale) pensioenverplichtingen
Balanswaarde
EUR
510.425
615.888
868.789
Ultimo 2011
4,22 jaar
15,70 jaar
16,3 jaar
Balanswaarde
EUR
416.933
459.425
735.956
Ultimo 2010
4,95 jaar
16,33 jaar
15,6 jaar
Tabel 41; Duratie
In de balanswaarde van de vastrentende waarden in bovenstaande tabel zijn de cash funds opgenomen. Er is geen rekening gehouden in deze
balanswaarde met de opgelopen rente en de aan de vastrentende waarden gealloceerde liquide middelen.
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
(in duizenden euro’s)
Ultimo 2011
Ultimo 2010
EUR
%
EUR
%
11.083
2,2%
Resterende looptijd < 1 jaar
17.765
4,3%
74.127
14,5%
Resterende looptijd < > 5 jaar
99.390
23,8%
425.215
83,3%
Resterende looptijd > 5 jaar
299.778
71,9%
510.425
100,0%
Totaal vastrentende waarden
416.933
100,0%
Opgelopen interest op vastrentende waarden
9.073
6.392
Totaal vastrentende waarden incl. Opgelopen interest
519.498
423.325
Gealloceerde liquide middelen
11.369
3.843
Totaal vastrentende waarden
530.867
427.168
Tabel 42; Vastrentende waarden (inclusief cash funds en inclusief gerelateerde allocatie liquide middelen ) naar looptijd
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het Fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht waarop het Fonds
(potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s
worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over the Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen
waarmee het Fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het Fonds financiële verliezen
lijdt.
Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die
een tegenpartij heeft jegens het Fonds.
Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het Fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en
settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied.
Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het Fonds enkel gewerkt met tegenpartijen
waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het Fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
42
Concentratierisico
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per
beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan
2% van het balanstotaal uitmaakt.
De volgende posten vormen een concentratierisico:
(in duizenden euro’s)
Tegenpartij
Duitsland staatsobligaties
Nederland staatsobligaties
Frankrijk staatsobligaties
Bedrag
EUR
77.980
17.221
20.192
% van balanstotaal
9,7%
2,1%
2,5%
Tabel 43; Concentratierisico
Ultimo 2011 is er wel sprake van beleggingen in een individuele tegenpartij groter dan 4,0% en dat betreft de staatsobligaties van Duitsland,
dit was ook zo in 2010.
In het algemeen geldt dat het concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s
kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuilles in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen
die sterk sectorgebonden is, kan voor deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden
aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Operationeel risico
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van
informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het Fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de
organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit
geautomatiseerde systemen, enzovoort. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.
Systeemrisico
Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert,
waardoor beleggingen van het Fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde verliezen. Net als voor andere
marktpartijen, is dit risico voor het Fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten)
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten
uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel,
berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te
bevinden.
Het Fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de
belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:
Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van
een valuta en de aankoop door een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van
valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
Swaps: Door middel van swaps wordt het renterisico van de totale obligatieportefeuille afgestemd op de duratie van de verplichtingen
waardoor een groter deel van het renterisico wordt afgedekt. Deze opzet heeft twee voordelen. In de eerste plaats kan door actief beheer
extra rendement worden behaald hetgeen het totale rendement van het Fonds ten goede kan komen. In de tweede plaats biedt de nieuwe
swapportefeuille meer flexibiliteit om beleggingen en pensioenverplichtingen op elkaar af te stemmen en kunnen eventuele aanpassingen
eenvoudiger en kostenefficiënter worden doorgevoerd. Het Fonds is in belangrijke mate afgedekt tegen het zogenoemde renterisico.
43
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2011:
(In duizenden euro’s)
AUST 10Y BOND FUT Mar12
AUST 3YR BOND FUT Mar12
EURO-BOBL FUTURE Mar12
EURO-BUND FUTURE Mar12
EURO-SCHATZ FUT Mar12
FRANCE (REPUBLIC OF) 0.25 20170320
FXFWD EUR/GBP 06/01/2012
FXFWD EUR/GBP 09/01/2012
FXFWD EUR/GBP 12/01/2012
FXFWD EUR/GBP 13/01/2012
FXFWD EUR/JPY 06/01/2012
FXFWD EUR/JPY 10/01/2012
FXFWD EUR/NOK 12/01/2012
FXFWD EUR/PLN 12/01/2012
FXFWD EUR/SEK 12/01/2012
FXFWD EUR/USD 06/01/2012
FXFWD EUR/USD 09/01/2012
FXFWD EUR/USD 12/01/2012
FXFWD EUR/USD 13/01/2012
IFS EUR R 2.135%-CPTFEMU 20111220 20211222
IFS USD P 2.355%-USCPIU 20111220 20211222
IRS EUR P 2.294%-6ME 02-07-2009 02-07-2012
IRS EUR P 3,651% - 6ME 23-6-2011 23-6-2061
IRS EUR P 3,715%-6ME 07-07-2011 11-07-2061
IRS EUR P 3.13%-6ME 12-01-2010 12-01-2017
IRS EUR P 3.283%-6ME 02-07-2009 02-07-2016
IRS EUR P 3.523-6ME 12-01-2010 12-01-2020
IRS EUR P 3.66%-6ME 02-07-2009 02-07-2019
IRS EUR P 3.915-6ME 12-01-2010 12-01-2025
IRS EUR P 4.031-6ME 20080228 20130303
IRS EUR P 4.423-6ME 20080228 20180303
IRS EUR R 1.4225%-EUR006M 20111027 20130913
IRS EUR R 1.658%-EUR006M 20111031 20141102
IRS EUR R 2.803%- EUR006M 20111007 20411011
IRS EUR R 3,53%-6ME 29-4-2009 29-04-2059
IRS EUR R 3,71% - 6ME 23-6-2011 23-6-2041
IRS EUR R 3,76%-6ME 29-4-2009 29-04-2039
IRS EUR R 3,975%-6ME 27-10-2008 29-10-2048
IRS EUR R 3.763%- EUR006M 20110707 20410711
IRS EUR R 3.826%-6ME 02-07-2009 02-07-2059
IRS EUR R 4,095%-6ME 27-10-2008 29-10-2038
IRS EUR R 4.085%-6ME 02-07-2009 02-07-2039
IRS EUR R 4.151%-6ME 02-07-2009 02-07-2029
IRS EUR R 4.605-6ME 20080229 20480304
IRS EUR R 4.639-6ME 20080228 20580303
IRS EUR R 4.655-6ME 20080229 20280306
IRS EUR R 4.665-6ME 20080229 20380304
IRS EUR R 4.67-6ME 20080327 20230331
IRS EUR R 4.686-6ME 20080228 20480303
IRS EUR R 4.741-6ME 20080228 20380303
IRS EUR R 4.751-6ME 20080228 20330303
IRS HUF P 6,39-6M BUBOR 19-05-2011 19-05-2013
IRS HUF P 6.67-6M BUBOR 29-08-2011 29-08-2021
IRS HUF P 7.0-6M BUBOR 29-08-2011 29-08-2021
IRS PLN R 5,18 - 6M WIBOR 19-05-2011 19-05-2013
IRS ZAR P 7,95% JIB 07-02-2012 07-02-2014
IRS ZAR P 8,02% JIB 06-02-2012 06-02-2014
IRS ZAR R 8,64% JIB 07-02-2011 07-02-2017
IRS ZAR R 8,7% JIB 06-02-2012 06-02-2017
JPN 10Y BOND(TSE) Mar12
LONG GILT FUTURE Mar12
US 10YR NOTE FUT Mar12
ZCS EUR R 3,0427412%/6ME 09-07-2060 JPM
ZCS EUR R 3,0856431%/6ME 09-07-2050 JPM
ZCS EUR R 3,2888852%/6ME 09-07-2040 JPM
Totaal Derivaten
Tabel 44; Derivatenposities ultimo 2011
Expiratie
datum
15/03/2012
15/03/2012
08/03/2012
08/03/2012
08/03/2012
20/03/2017
06/01/2012
09/01/2012
12/01/2012
13/01/2012
06/01/2012
10/01/2012
12/01/2012
12/01/2012
12/01/2012
06/01/2012
09/01/2012
12/01/2012
13/01/2012
22/12/2021
22/12/2021
02/07/2012
23/06/2061
11/07/2061
12/01/2017
04/07/2016
13/01/2020
02/07/2019
13/01/2025
04/03/2013
05/03/2018
13/09/2013
03/11/2014
11/10/2041
29/04/2059
24/06/2041
29/04/2039
29/10/2048
11/07/2041
02/07/2059
29/10/2038
04/07/2039
02/07/2029
04/03/2048
04/03/2058
06/03/2028
04/03/2038
31/03/2023
03/03/2048
03/03/2038
03/03/2033
19/05/2013
29/08/2021
29/08/2021
20/05/2013
07/02/2014
06/02/2014
07/02/2017
06/02/2017
09/03/2012
28/03/2012
21/03/2012
09/07/2060
11/07/2050
09/07/2040
Contractomvang
Clean Value
Clean Value
Pc Pos
Pc Neg
0
-187
0
0
89
0
0
-458
9
0
2,033
-2,238
445
-460
7,727
-7,960
700
-705
13,748
-14,217
1,302
-1,331
259
-264
945
-950
1,347
-1,326
268
-275
4,405
-4,545
19,489
-20,086
951
-987
25,807
-26,531
550
-554
559
-557
10,801
-10,834
440
-574
885
-1,171
15,004
-16,008
16,301
-17,463
10,003
-10,984
9,401
-10,402
2,001
-2,298
63,162
-65,035
18,919
-21,639
16,263
-16,250
852
-846
15,758
-15,016
3,162
-2,503
9,266
-7,503
7,367
-6,007
7,111
-5,306
1,403
-1,125
7,808
-5,801
15,847
-12,315
4,654
-3,600
8,459
-7,001
42,335
-28,528
34,475
-22,122
58,656
-46,446
46,822
-33,733
40,043
-32,932
43,026
-28,628
47,306
-33,733
67,183
-50,250
2,322
-2,285
203
-187
570
-536
2,349
-2,338
3,277
-3,405
2,185
-2,273
1,612
-1,498
1,077
-998
85
0
0
0
0
-3
1,309
-1,000
6,447
-5,001
10,844
-8,502
791.788
-686.323
Actuele
waarde
activa
Actuele
waarde
passiva
0
0
89
0
9
0
0
8
0
0
2
0
2
21
0
0
15
0
34
0
2
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
13
6
742
659
1,764
1,359
1,805
277
2,007
3,532
1,054
1,458
13,807
12,353
12,210
13,089
7,111
14,398
13,572
16,934
37
16
34
11
0
0
114
79
85
0
0
309
1,446
2,341
122.942
-187
0
0
-458
0
-205
-15
-241
-5
-469
-31
-6
-8
0
-7
-140
-612
-36
-758
-4
0
-33
-134
-286
-1,004
-1,162
-982
-1,001
-298
-1,872
-2,721
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
-127
-88
0
0
0
0
-3
0
0
0
-17.478
44
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2010:
(In duizenden euro’s)
FXFWD EUR/GBP 13/01/2011
FXFWD EUR/DKK 13/01/2011
FXFWD EUR/SEK 13/01/2011
FXFWD EUR/SEK 13/01/2011
FXFWD EUR/GBP 13/01/2011
FXFWD EUR/PLN 13/01/2011
FXFWD EUR/SEK 13/01/2011
FXFWD EUR/SEK 13/01/2011
FXFWD EUR/GBP 10/01/2011
FXFWD EUR/JPY 11/01/2011
FXFWD EUR/USD 10/01/2011
FXFWD EUR/USD 10/01/2011
FXFWD EUR/GBP 10/01/2011
FXFWD EUR/JPY 11/01/2011
FXFWD EUR/JPY 11/01/2011
FXFWD EUR/GBP 10/01/2011
FXFWD EUR/JPY 11/01/2011
FXFWD EUR/JPY 11/01/2011
FXFWD EUR/GBP 10/01/2011
FXFWD EUR/USD 10/01/2011
FXFWD EUR/USD 13/01/2011
FXFWD EUR/GBP 13/01/2011
FXFWD EUR/JPY 13/01/2011
FXFWD EUR/JPY 13/01/2011
FXFWD EUR/USD 13/01/2011
FXFWD EUR/GBP 13/01/2011
FXFWD EUR/GBP 13/01/2011
FXFWD EUR/JPY 13/01/2011
FXFWD EUR/USD 13/01/2011
FXFWD EUR/GBP 13/01/2011
FXFWD EUR/JPY 13/01/2011
FXFWD EUR/USD 13/01/2011
Totaal Derivaten
Tabel 45; Derivatenposities ultimo 2010
Expiratie
datum
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
10/01/2011
11/01/2011
10/01/2011
10/01/2011
10/01/2011
11/01/2011
11/01/2011
10/01/2011
11/01/2011
11/01/2011
10/01/2011
10/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
13/01/2011
Contractomvang
Clean Value Pc
Clean Value
Pos
Pc Neg
3.406
-3,460
230
-230
2.366
-2,426
1.271
-1,235
604
-612
1.179
-1,173
840
-869
258
-268
6.841
-6,926
4.026
-4,241
14.567
-14,944
868
-900
408
-423
61
-64
345
-339
805
-797
1.210
-1,250
316
-311
388
-385
1.825
-1,789
17.720
-18,261
14.111
-14,334
5.848
-6,074
151
-155
801
-829
199
-202
330
-338
149
-149
526
-542
355
-358
39
-39
224
-226
82.540
-84.430
Actuele
waarde
activa
Actuele
waarde
passiva
0
0
0
36
0
6
0
0
0
0
0
0
0
0
6
8
0
5
3
36
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
100
-54
0
-60
0
-8
0
-29
-10
-85
-215
-377
-32
-15
-3
0
0
-40
0
0
0
-541
-223
-226
-4
-28
-3
-8
0
-16
-3
0
-2
-1.990
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven:
(in duizenden euro’s)
AAA
AA
A
BBB
BB
<BB
EUR
235.507
65.741
162.952
31.180
4.144
10.900
Ultimo 2011
%
46,2%
12,9%
31,9%
6,1%
0,8%
2,1%
Totaal beleggingen naar kredietwaardigheid
510.424
100,0%
Tabel 46; Totaal beleggingen in vastrentende waarden naar kredietwaardigheid debiteuren
EUR
164.610
53.358
112.408
29.827
11.150
20.903
Ultimo 2010
%
42,0%
13,6%
28,7%
7,6%
2,8%
5,3%
392.256
100,0%
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen,
waardoor het Fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn
betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische
beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe
beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld:
Ultimo 2011 zijn er voldoende obligaties en cash funds, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om
eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
Daarnaast is er een cash flow planning gemaakt met een horizon van 1 jaar, die maandelijks wordt aangepast op recente ontwikkelingen.
45
Toelichting Staat van baten en lasten over 2011
10
Premiebijdragen (van werkgever en werknemers)
(in duizenden euro’s)
Periodieke premies:
Werkgeversgedeelte
Werknemersgedeelte
Additionele storting werkgever
Premie ineens (FVP-premies en inkoopsommen)
Totaal premiebijdragen
Tabel 47; Premiebijdragen
2011
EUR
2010
EUR
25.211
9.215
500
258
12.621
8.386
35.184
21.385
378
De feitelijke premie bedraagt 35.184 euro. De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 28,3% (2010; 26,4%) van de
pensioengrondslag som.
De stijging van de premie wordt veroorzaakt doordat in 2011 er een voorwaardelijke inkoop van pensioenrechten voor deelnemers uit 1950
en 1951 plaatsgevonden. In de feitelijke premie bedraagt deze inkoop 11.949k euro.
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
(in duizenden euro’s)
Feitelijke premie
Kostendekkende premie
Gedempte kostendekkende premie
2011
EUR
35.184
38.341
34.360
2010
EUR
21.385
21.978
20.652
Tabel 48; Premies volgens Pensioenwet
De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties in deze
kostendekkende premie van jaar op jaar. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de Pensioenwet en het FTK de mogelijkheid
om premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente bij de
vaststelling van de feitelijk te ontvangen premie.
Het Fonds heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hanteert voor de vaststelling van de gedempte premie een disconteringsvoet van
4,0% (2010; 4,2%). Bij de vaststelling van deze disconteringsvoet is uitgegaan van de gemiddelde nominale rente per 30 september van de
afgelopen vijf jaar. De feitelijke premie is afgeleid van de de salarissom.
De gedempte premie is lager de kostendekkende premie zonder demping van de disconteringsvoet. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de
(gehele) rentetermijnstructuur op 31 december 2010 lager is dan de gehanteerde gedempte disconteringsvoet van 4,0%.
Voor de voorwaardelijke inkoop van pensioenrechten voor deelnemers uit 1951 is een gedempte disconteringsvoet van 3,74% gehanteerd.
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
(in duizenden euro’s)
Actuariële benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het
boekjaar in verband met aangroei van pensioenverplichtingen
Opslag voor het bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende vereiste eigen
vermogen
Opslag voor toekomstige kosten
Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende
uitvoeringskosten
Kostendekkende premie
Tabel 49; Opbouw kostendekkende premie
2011
EUR
2010
EUR
31.576
17.750
5.256
274
2.851
71
1.235
38.341
1.306
21.978
46
11
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2011
(in duizenden euro’s)
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal beleggingsopbrengsten
Kosten
Totaal beleggingsopbrengsten excl. kosten
Directe beleggingsopbrengsten
EUR
433
2.234
11.432
4.207
222
18.528
-1.290
17.238
Indirecte beleggingsopbrengsten
EUR
-2.089
-18.283
2.868
59.844
8
42.348
42.348
Totaal beleggingsopbrengsten
EUR
-1.656
-16.049
14.300
64.051
230
60.876
-1.290
59.586
Tabel 50; Beleggingsresultaten 2011 risico pensioenfonds
Totaal kosten vermogensbeheer bedraagt 1.290 duizend euro in 2011 (2010; 1.194 duizend euro) en worden in mindering gebracht op de
beleggingsopbrengsten. Deze kosten zijn niet direct te toe te wijzen aan de verschillende categorieën van beleggingen.
2010
Directe beleggingsopbrengsten
EUR
Vastgoedbeleggingen
101
Aandelen
4.725
Vastrentende waarden
12.387
Derivaten
2.142
Overige beleggingen
320
Totaal beleggingsopbrengsten
19.675
Kosten
-1.194
Totaal beleggingsopbrengsten excl. Kosten
18.481
Tabel 51; Beleggingsresultaten 2010 risico pensioenfonds
(in duizenden euro’s)
12
Indirecte beleggingsopbrengsten
EUR
4.463
34.285
2.233
17.509
-799
57.691
57.691
Totaal beleggingsopbrengsten
EUR
4.564
39.010
14.620
19.651
-479
77.366
-1.194
76.172
Overige baten
(in duizenden euro’s)
Andere baten
Totaal overige baten
Tabel 52; Overige baten
2011
EUR
-1
-1
2010
EUR
1
1
47
13
Pensioenuitkeringen
(in duizenden euro’s)
2011
EUR
22.179
1.720
74
258
24
24.255
Ouderdomspensioen
Nabestaandenpensioen (partnerpensioen)
Wezenpensioen
Invaliditeitspensioen
Andere uitkeringen/Afkopen
Totaal pensioenuitkeringen
Tabel 53; Pensioenuitkeringen
2010
EUR
21.444
1.442
66
240
17
23.209
De indexatie van de opgebouwde rechten en uitkeringen in de Middelloon per 1 januari 2011, zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt
voor actieven 0% (2010; 0%) en voor de inactieven 0% (2010; 0%).
Het bestuur heeft in december 2011 besloten om geen indexaties per 1 januari 2012 en per 1 april 2012 toe te kennen.
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan 427 euro per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig pensioenwet.
14
Pensioenuitvoeringskosten
(in duizenden euro’s)
Pensioenbureaukosten (zoals loonkosten, kosten
voor werkplekken, drukkosten)
Actuaris en adviseurs
Accountantskosten
Pensioenadmininistratiekosten
Vermogensbeheerkosten
Contributies en bijdragen
Overige
Totaal kosten
Kosten toegerekend aan beleggingen
Totaal pensioenuitvoeringskosten
Tabel 54; Pensioenuitvoeringskosten
2011
EUR
2010
EUR
208
211
112
776
1.290
84
41
2.722
-1.290
1.432
193
243
65
754
1.194
54
24
2.527
-1.194
1.333
De accountantskosten zijn ten opzichte van 2010 sterk gestegen. Dit komt doordat in de accountantskosten 2011 ook meerwerkkosten
KPMG over 2009 (circa 27 duizend euro) en over 2010 (circa 10 duizend euro) zijn opgenomen, naast eindafrekening van 2009 (6 duizend
euro) voor reguliere controle op het jaarverslag.
Ook zijn kosten voor een audit door Ernst&Young (6 duizend euro) op beheerd vermogen ING 2010 onder accountantskosten verantwoord,
deze werd in voorgaande jaren onder vermogensbeheerkosten gepresenteerd. Voor de reguliere controle van jaarrekening 2010 en FVP
controle is 43 duizend euro respectievelijk 6 duizend euro opgenomen. Tenslotte is er een eerste voorschot voor de controlekosten voor de
jaarrekening 2011 reeds opgenomen van circa 11 duizend euro.
De volgende honoraria van KPMG Accountants N.V. zijn ten laste gebracht van de stichting, een en ander zoals bedoeld in artikel 2:382a
BW.
(in duizenden euro’s)
2011
Onderzoek van de jaarrekening
Andere controleopdrachten
Adviesdiensten op fiscaal terrein
Andere niet controlediensten
Totaal honoraria accountant
Tabel 55; Honoraria accountant 2011
KPMG Accountants N.V.
EUR
104
6
(in duizenden euro’s)
2010
Onderzoek van de jaarrekening
Andere controleopdrachten
Adviesdiensten op fiscaal terrein
Andere niet controlediensten
Totaal honoraria accountant
Tabel 56; Honoraria accountant 2010
2
Totaal KPMG
EUR
104
6
2
110
2
112
KPMG Accountants N.V.
EUR
65
Overig KPMG netwerk
EUR
Totaal KPMG
EUR
65
65
Overig KPMG netwerk
EUR
65
In overeenstemming met artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en
boetes zijn opgelegd.
48
15
Pensioenopbouw voorziening pensioenverplichtingen
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening
pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is
hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
(in duizenden euro’s)
Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken
Totaal pensioenopbouw
Tabel 57; Pensioenopbouw
16
2010
EUR
-17.723
-17.723
Indexering en overige toeslagen voorziening pensioenverplichtingen
(in duizenden euro’s)
Toeslagverlening pensioentrekkenden
Toeslagverlening slapers
Toeslagverlening actieven
Totaal indexering en overige kosten
Tabel 58; Indexering en overige toeslagen voorziening pensioenverplichtingen
17
2011
EUR
-31.652
-31.652
2011
EUR
0
0
0
0
2010
EUR
0
0
0
0
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010; 1,303%), overeenkomstig de rente termijn structuur.. De benodigde
interesttoevoeging aan de technische voorziening is 9.613 duizend euro (2010; 8.483 duizend euro).
18
Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen.
De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de
pensioenen van de verslagperiode.
(in duizenden euro’s)
Uitkeringen
Totaal onttrekking voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen
Tabel 59; Pensioenuitkeringen in mutatie pensioenverplichtingen
19
2011
EUR
24.274
24.274
2010
EUR
23.652
23.652
Wijziging marktrente voorziening pensioenverplichtingen
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele
rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente in
2011 en bedroeg 110.833 duizend euro negatief (2010; 62.294 duizend euro negatief).
49
20
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht rechten
(in duizenden euro’s)
Inkomende waarde-overdrachten
Uitgaande waarde-overdrachten
Totaal saldo waarde-overdrachten voorziening pensioenverplichtingen
Tabel 60; Saldo overdracht rechten in mutatie voorziening pensioenverplichtingen
2011
EUR
-2.396
791
-1.605
2010
EUR
-938
52
886
Deze wijziging betreft de mutatie in de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van waarde-overdrachten.
21
Overige mutaties voorziening pensioenverplichting
(in duizenden euro’s)
Overige mutaties
Totaal saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Tabel 61; Saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
2011
EUR
-3.404
-3.404
2010
EUR
-22.829
-22.829
Onder overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen vallen het resultaat op kanssystemen, de toeslag op langleven en overige
actuarieel resultaat.
Aan de vaststelling van de technische voorzieningen ligt een aantal kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste kanssystemen betreffen
sterfte (een dotatie van 409 duizend euro) en arbeidsongeschiktheid (een vrijval van -124 duizend euro) .
Het FTK schrijft voor dat voor de vaststelling van de technische voorzieningen rekening gehouden moet worden met de voorzienbare trend
in overlevingskansen. Het resultaat in verband met wijziging van de actuariële grondslagen over 2011 bedraagt -2.974 duizend euro
Mutaties zoals uitruil van de ene pensioensoort in een andere kan leiden tot een actuarieel resultaat omdat de gebruikte uitruilfactor
sekseneutraal is. Het gaat om een vrijval van -657 duizend euro.
Onder het saldo overige mutaties vallen ook de wijzigingen in de technische voorzieningen vanwege in de administratie doorgevoerde
mutaties en correcties. Het gaat om een vrijval van 57 duizend euro
22
Saldo overdracht van rechten
(in duizenden euro’s)
Inkomende waarde-overdrachten
Uitgaande waarde-overdrachten
Totaal saldo waarde-overdrachten
Tabel 62; Saldo overdracht rechten
2011
EUR
-2.138
693
-1.445
2010
EUR
-684
40
-644
Waardeoverdrachten betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of
nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd.
De koopsommen, die worden ontvangen, worden aangewend voor de inkoop van extra aanspraken.
50
Toelichting Kasstroomoverzicht over 2011
23
Overige mutaties beleggingen
(in duizenden euro’s)
Ongerealiseerde koersresultaten
Mutatie liquide middelen gerelateerd aan beleggingen
Mutatie lopende intrest
Mutatie negatieve waarde derivaten
Totaal saldo overige mutaties beleggingen
Tabel 63; Overige mutaties beleggingen
2011
EUR
2.777
-11.972
-2.680
-2.842
-14.717
Mutatie liquide middelen gerelateerd aan beleggingen is inclusief de mutaties van saldi bij banken in rekening courant die onder Overige
schulden en overlopende passiva zijn gerubriceerd.
51
24
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen
Het Fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Aon Hewitt voor een periode van 2 jaar, vanaf 1 januari 2008. Deze
uitbestedingsovereenkomst is vanaf 1 januari 2010 stilzwijgend verlengd met 2 jaar. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt circa 600
duizend euro (2010; 600 duizend euro).
De verplichting uit hoofde van minimumpensioen bedraagt ultimo 2011 circa 4,95 miljoen euro (ultimo 2010; 6,2 miljoen euro).
De verplichting ultimo 2011 is berekend met de termijnstructuur van de nominale marktrente ultimo 2011, die overeenkomt met een
gemiddelde rekenrente van 2,74%.
52
Investeringsverplichtingen
Er bestaan per balansdatum geen investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen).
25
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen
Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen; het Fonds, de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders en de
voormalige bestuurders, directieleden of andere beleidsbepalers en werknemers van het Fonds.
Overige transacties met verbonden partijen
Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de
regeling is het volgende relevant:
Tussen het pensioenfonds en de werkgever is een ‘overeenkomst met betrekking tot de betaling van de bijdragen gesloten. In 2007 zijn de
afspraken tussen het pensioenfonds en de werkgever vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst die voldoet aan de Pensioenwet.
In de uitvoeringsovereenkomst zijn de volgende onderwerpen vastgelegd:
•
Verplichtingen van de werkgever, zoals het aanmelden van nieuwe werknemers en doorgeven van mutaties.
•
De (totale) doorsneepremie dient door de werkgever betaald te worden en bedraagt 28,3% van de som van pensioengrondslagen
van alle deelnemers in 2011.
•
De werkgever houdt de bijdrage van de werknemers in op het salaris. De deelnemersbijdrage is vastgelegd in het
pensioenreglement van het pensioenfonds en bedraagt thans 40% van de doorsneepremie.
•
De doorsneepremie wordt in twaalf termijnen ter beschikking gesteld aan het Fonds.
•
Bijstorten is niet opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.
De overeenkomst heeft een onbepaalde looptijd en kan zes maanden voor het einde van het kalenderjaar worden opgezegd.
De doorsneepremie kan nimmer minder zijn dan de kostendekkende premie conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als
een percentage van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers.
Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke
toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen.
De kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de gedempte kostendekkende
premie – in enig jaar – is de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de
solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen
wordt uitsluitend rekening gehouden indien en voor zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan.
Het pensioenfonds verleent zijn medewerking aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals vastgelegd in het pensioenreglement.
Het Pensioenfonds stelt een pensioenreglement op en wijzigt dit overeenkomstig de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement. De
pensioenovereenkomst is opgenomen in het pensioenreglement. Het pensioenreglement is in overeenstemming met de bepalingen uit de
overeenkomst.
Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van de deelnemers worden aangepast.
53
26
Aantal personeelsleden
Bij het Fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De
hieraan verbonden kosten en de kosten voor de bijbehorende werkplekken zijn gedeeltelijk voor rekening van de werkgever, een deel wordt
doorbelast naar het pensioenfonds en staan verantwoord onder uitvoeringskosten, als Pensioenbureaukosten.
27
Bezoldiging bestuurders
De bestuurders van het Pensioenfonds zijn onbezoldigd.
28
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele
waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder
meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de
gehele bevolking als voor de populatie van het Fonds.
De vaststelling van de toereikend van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt
gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het Fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op
het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
29
Belastingen
De activiteiten van het Fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting
Hengelo, 21 mei 2012
Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Het Bestuur
Dhr. J.H.E. Soepenberg
Vice-voorzitter
Dhr. E.R. Stolp
Lid
Dhr. P.M. Dekker
Secretaris
Dhr. H.B. Prakken
Lid
Dhr. G.J. Mulders
Penningmeester
54
Overige gegevens
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het Fonds. De bestemming
is nader uitgewerkt in de ABTN.
Het resultaat van negatief 62.306 duizend euro is ten laste van het algemeen reserve gebracht. Het voorstel is verwerkt in de balans per 31
december 2011.
Gebeurtenissen na balansdatum
In februari 2012 is de evaluatie van herstelplan ingediend bij DNB. Het feitelijk herstel loopt achter op de stand per 1 januari 2012 op het
geraamde herstelpad in het herstelplan. Een voorgenomen korting op de uitkeringen en opgebouwde pensioenrechten van 4,1%, per april
2013, is bekendgemaakt aan deelnemers, ex deelnemers en pensioengerechtigden. De situatie per eind 2012 zal bepalend zijn voor het
daadwerkelijk doorvoeren van een korting.
55
Actuariële verklaring
Opdracht
Door Stichting Pensioenfonds Thales Nederland te Hengelo is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van
een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van
het bestuur van het pensioenfonds.
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële
gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.
In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van
verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn
bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige
uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De
door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn
beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
−
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist
eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
−
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen
onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het
pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid
van het pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap
geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien,
toereikend vastgesteld.
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een
dekkingstekort.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de
Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 (minimaal vereist eigen vermogen), 132 (vereist eigen vermogen) en 133
(dekking door waarden).
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort.
De werkgever, Thales Nederland B.V., heeft besloten tot een aanpassing in de pensioenregeling in lijn met de aanpassing
binnen de Metalektro. Het bestuur heeft naar aanleiding van het besluit van de werkgever besloten het reglement aan te
passen. In het boekjaar 2012 is het opbouwpercentage verlaagd van 2,2% tot 2,0% van de pensioengrondslag. Dit betreft een
tijdelijke maatregel. Daarnaast heeft het bestuur, in verband met de slechte vermogenspositie, zich voorgenomen de
pensioenaanspraken en -rechten per 1 april 2013 met 4,1% te korten, als de vermogenspositie op 31 december 2012 daartoe
aanleiding geeft.
Apeldoorn, 21 mei 2012
drs. ir. P.M. Halkes AAG
Verbonden aan Towers Watson
56
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland te Hengelo gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de
balans per 31 december 2011, het kasstroomoverzicht en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen
een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te
geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende
Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het
opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in
overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende
ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de
jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de
jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het
inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze
risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor
het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting.
Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de
redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds
Thales Nederland per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden
Wij vestigen de aandacht op pagina 12 van het bestuursverslag en pagina 34 van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben
dat tenzij de dekkingsgraad op 31 december 2012 voldoende zal zijn verbeterd per 1 april 2013 zal worden overgegaan tot het korten van de
opgebouwde aanspraken en rechten. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of
het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder
b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,
verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Zwolle, 21 mei 2012
KPMG ACCOUNTANTS N.V.
C. Messina RA
57
Deze pagina is bewust leeg gelaten
58
Verslag verantwoordingsorgaan
Volgens de Pensioenwet dient het Verantwoordingsorgaan (VO) een oordeel te geven over:
1.
2.
3.
het handelen van het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (Bestuur)
het door het Bestuur gevoerde beleid in het kalenderjaar 2011
beleidskeuzes van het Bestuur die op de toekomst betrekking hebben.
Om tot een oordeel te kunnen komen heeft het VO in mei 2012 gesprekken gevoerd met de externe accountant, de certificerende actuaris en
met het Bestuur. Het Bestuur heeft het VO inzicht verschaft in de conceptuele versies van het Jaarverslag 2011, het concept
Accountantsverslag 2011, het Actuarieel Certificeringsrapport 2011 en andere relevante documenten.
Ad 1. Oordeel over het handelen van het Bestuur
a
b
c
d
e
f
In december 2011 is een voorlopige nieuwe versie van het ABTN uitgebracht. Door noodzakelijke aanvullingen kon een
definitieve versie pas in april 2012 worden voltooid.
In 2011 zijn er geen klachten of geschillen ingediend.
Het Bestuur heeft ook in 2011 aan diverse cursussen en seminars deelgenomen om de deskundigheid van de individuele
bestuursleden in de aan hen toegewezen deskundigheidsgebieden op het vereiste niveau te brengen of te houden conform
het deskundigheidsplan. In april 2012 is de laatste aangepaste versie van het Deskundigheidsplan uitgegeven.
Het Bestuur heeft in 2011 in voldoende mate gecommuniceerd met de deelnemers en pensioengerechtigden van het
pensioenfonds. Het VO geeft in overweging de communicatie met Thales Nederland B.V. over bepaalde zich daartoe
lenende punten, zoals het al dan niet verstrekken van een bijdrage ter aanvulling van het tekort in dekking van het fonds,
schriftelijk te voeren.
Het VO is van mening dat, op basis van de voorliggende informatie, het Bestuur in 2011 bij het uitoefenen van haar
taken op een evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van de belanghebbenden.
Het Bestuur heeft de aanbevelingen van de visitatie commissie uitgewerkt en actienemers aangewezen. Een groot aantal
acties zijn in 2011 gereed. Open punten worden vervolgd.
Ad 2. Oordeel over het gevoerde beleid
a
b
Het premie- en toeslagbeleid zijn conform de beleidsnota’s zoals verwoord in de ABTN uitgevoerd.
Ook in 2011 is er bij het beleggingsbeleid om weloverwogen redenen voor gekozen om de portefeuille nog niet te
rebalancen.
Ad 3. Oordeel over beleidskeuzes voor de toekomst
a
Het Bestuur laat zich regelmatig op de hoogte houden van actuele situaties en neemt, na zich te hebben laten adviseren
door verschillende deskundigen, de nodige beslissingen binnen het vastgelegde beleid. Het Bestuur blijft speciale
aandacht besteden aan de mogelijkheid om de portefeuille “automatisch” te rebalancen zodat deze continu aan de
strategische waarden voldoet zoals vastgelegd in de ABTN.
b
De beleggingsresultaten over 2011 waren lager dan in 2010 en liepen achter op de benchmark. De dekkingsgraad is mede
hierdoor, maar vooral door de lage marktrente negatief beïnvloed. Het Bestuur heeft de belangrijke activiteit van het
beleggen op een verantwoorde wijze uitbesteed. Ook de beleggingsinstanties worden door een derde geaudit.
c
Het dekkingstekort is toegenomen en loopt achter op het ingediende herstelplan waardoor bij ongewijzigde
omstandigheden extra maatregelen dienen te worden genomen die er voor moeten zorgen dat de dekkingsgraad verbetert.
Ze bestaan uit het mogelijk verhogen van de pensioenpremie en –in het uiterste geval- het verlagen van de huidige en
toekomstige uitkeringen. Door de maatregelen die worden genomen worden de huidige en toekomstige uitkeringen
mogelijk 4,1% lager. Het Bestuur heeft over de ontstane situatie mondeling overlegd met Thales Nederland B.V. . De
directie van Thales Nederland B.V. heeft aan het Bestuur medegedeeld dat Thales de FME, die geen bijdrage geeft aan
het referentiefonds, zal volgen. Dat buiten de wettelijke premie in het geheel geen bijdrage door Thales plaatsvindt
wordt door het VO als teleurstellend ervaren.
Het VO oordeelt op basis van de door haar gevoerde gesprekken en de documenten die haar door het Bestuur ter beschikking zijn gesteld
positief over het handelen en gevoerde beleid van het Bestuur over 2011.
59
Reactie van het Bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft kennis genomen van het verslag van het Verantwoordingsorgaan. Het bestuur is het Verantwoordingsorgaan erkentelijk
voor het verslag en onderschrijft de inhoud van dit verslag met uitzondering van het oordeel dat het Verantwoordingsorgaan geeft ten
aanzien van de opstelling van Thales Nederland B.V..
60