Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Jaarverslag 2011 Inhoud Kerncijfers................................................................................................................ 6 Verslag van het bestuur ........................................................................................ 7 Jaarrekening 22 Balans per 31 december 2011........................................................................... 22 Staat van baten en lasten over 2011 ................................................................ 23 Kasstroomoverzicht over 2011 .......................................................................... 24 Toelichting Balans per 31 december 2011 ...................................................... 25 Toelichting Staat van baten en lasten over 2011 ........................................... 46 Toelichting Kasstroomoverzicht over 2011...................................................... 51 Overige gegevens 55 Actuariële verklaring 56 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 57 Verklaring betreffende de jaarrekening ............................................................ 57 Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen....... 57 Verslag verantwoordingsorgaan 58 Reactie van het Bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan 60 Jaarverslag 2011 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Karakteristieken van het pensioenfonds Profiel Stichting Pensioenfonds Thales Nederland, statutair gevestigd te Hengelo (Overijssel) is opgericht op 29 juli 1949. De laatste statutenwijziging was op 21 mei 2008. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41027030. Het Fonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisaties de Pensioenfederatie (de overkoepelende organisatie van ondernemingspensioenfondsen, bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenfondsen) en de OPF (Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen). De Stichting Pensioenfonds Thales Nederland is verantwoordelijk voor het zorgdragen voor de pensioenaanspraken die in het kader van de collectieve pensioenregeling van Thales Nederland B.V. zijn toegezegd. De collectieve pensioenregeling is bestemd voor medewerkers van Thales Nederland B.V. en gelieerde ondernemingen. Hiertoe wordt voor 4.556 actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, circa 914 miljoen euro vermogen belegd. Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (hierna: “het Fonds”) heeft ten doel het uitkeren van pensioenen aan het personeel van Thales Nederland B.V. en aan de nagelaten betrekkingen van het personeel, conform de voorwaarden zoals nader aangegeven in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst. Het streven hierbij is de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken waardevast en opgebouwde pensioenen welvaartsvast te houden, hoewel er geen recht is op indexatie. Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre indexatie van pensioenrechten en -aanspraken kan worden toegekend. Alleen als en voor zover de middelen van het Fonds toereikend zijn voor indexatie, wordt deze toegekend. Voor deze voorwaardelijke indexatie wordt geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Het Fonds streeft naar transparante communicatie met gepensioneerden en (ex-) deelnemers. Organisatie Bestuur De samenstelling van het bestuur per 31 december 2011 is als volgt: Naam Dhr. R.P. van Duuren Dhr. J.H.E. Soepenberg Dhr. G.J. Mulders Dhr. P.M. Dekker Dhr. E.R. Stolp Dhr. H.B. Prakken Tabel 1; Bestuurssamenstelling Functie Voorzitter Vice-voorzitter Penningmeester Secretaris Lid Lid Vertegenwoordiging Werkgever Werkgever Werkgever Deelnemers Deelnemers Pensioengerechtigden Lid sinds 1-mei-07 1-mrt-08 18-mrt-92 22-jun-04 13-jun-06 13-jun-06 Einde zittingsduur 16 februari 2012 juni 2016 juni 2014 juni 2016 juni 2014 juni 2012 Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland heeft de eindverantwoordelijkheid voor de pensioenuitvoering en een solide beleggingsbeleid. Dit houdt in dat het bestuur onder andere het beleid ten aanzien van de pensioenadministratie en -communicatie moet bepalen, evenals het beleggingsbeleid. Ook is zij betrokken bij het vaststellen en eventueel wijzigen van het pensioenreglement. Daarnaast dient zij controle te houden op een correcte en stipte uitvoering van de pensioenuitkeringen. Ook dient zij de beleggingsstrategie af te stemmen op de korte en lange termijn pensioenverplichtingen van het Fonds. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland bestaat uit 6 leden; 3 vertegenwoordigers van de werkgevers, 2 vertegenwoordigers van de deelnemers en 1 vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. De leden van werkgeverszijde worden benoemd door de directie van Thales Nederland B.V. Ten minste één lid is lid van de directie van Thales Nederland B.V. 2 leden van deelnemerszijde worden op voordracht van de Centrale Ondernemingsraad benoemd. Een lid van deelnemerszijde wordt op voordracht van de pensioengerechtigden van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland benoemd. De leden zijn afkomstig uit de (gewezen) deelnemers. Ten minste een lid behoort tot de categorie hoger personeel. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van 6 jaar. Volgens een door het bestuur op te stellen rooster treden om de twee jaar af een werkgeverslid als mede een werknemerslid. De aftredende leden zijn terstond herbenoembaar. 3 Pensioenbureau De beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering worden verzorgd door het Bestuursbureau. De medewerkers van het Bestuursbureau zijn in dienst bij Thales Nederland B.V. De besluitvorming omtrent het door de Stichting te voeren beleid inzake de dagelijkse uitvoering van haar werkzaamheden, wordt bepaald door tenminste twee bestuursleden tezamen. Projectgroepen en commissies BeleggingsAdvies Commissie G.J. Mulders, voorzitter P.M. Dekker S.G.B. Heemskerk F.J. Ballendux (extern adviseur) Communicatie Commissie J.H.E. Soepenberg, voorzitter E.R. Stolp H.B. Prakken Pension Fund Governance Commissie J.H.E. Soepenberg, voorzitter H.B. Prakken S.G.B. Heemskerk Pensioenbureau S.G.B. Heemskerk, manager D.A.B. Buijnsters L. Katalanc-Bulut M.A.A. Timmers-Bossink Adres: E-mailadres: Website: Postbus 42 7550 GD Hengelo [email protected] http://www.thales-nl-pensioenfonds.nl Actuaris Certificerend actuaris: Towers Watson B.V. Adviserend actuaris: Towers Watson B.V. Accountant KPMG Accountants N.V. 4 Uitvoeringsorganen Pensioenregeling Aon Consulting c.v. handelend onder de naam Aon Hewitt Beukenlaan 143 5616 VD Eindhoven Telefoonnummer : 088-1006374 E-mailadres : [email protected] Vermogensbeheer BlackRock (Netherlands) B.V. ING Investment Management B.V. Custodian / Performance meting Kas Bank N.V. Vergadering van deelnemers Ten minste éénmaal per jaar, en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, zal door het bestuur een vergadering van deelnemers worden gehouden; een vergadering dient eveneens te worden gehouden indien ten minste 50 deelnemers daartoe een schriftelijk verzoek aan het bestuur hebben gedaan. Vereniging van gepensioneerden (V.V.S.P.T.N.) Met ingang van 9 juni 2006 is de deelname van de (vroeg-) gepensioneerden aan het bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland door middel van een statutenwijziging geformaliseerd. Verantwoordingsorgaan A.T. Gomes-Bouwer; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werkgever A.A. Hamelink; lid van het verantwoordingsorgaan namens de werknemers/(in)actieve deelnemers H.B. Huiskes; lid van het verantwoordingsorgaan namens de pensioengerechtigden Visitatiecommissie Drs. J. Groenewoud H.J.P. Strang RA D. Wenting AAG RBA Compliance officer Mw. Mr. S. Hazebroek 5 Kerncijfers (bedragen zijn in duizenden euro’s) Aantal deelnemers 2011 2010 2009 2008 2007 1.956 (60) 1.336 2.106 (65) 1.245 2.183 (66) 1.161 2.230 (87) 1.050 2.420 (95) 871 Gewezen deelnemers 1.264 1.222 1.179 1.263 1.131 Totaal aantal deelnemers 4.556 4.573 4.523 4.543 4.422 Indexatie actieven per (1 januari) Middelloon (in %) 0,00% 0,00% 0,00% 4,29% 0,00% Indexatie inactieven per (1 januari) Middelloon (in %) Indexatie inactieven per (1 april) Eindloon (in %) 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 1,29% 1,74% 1,72% 1,53% Actieve deelnemers (incl. Arbeidsongeschikten) Pensioentrekkenden Reglementvariabelen Pensioenuitvoering Feitelijke premie € 35.184 € 21.385 € 19.805 € 20.881 € 19.130 Zuivere kostendekkende premie € 38.341 € 21.907 € 23.174 € 18.701 € 18.015 Kostendekkende / gedempte premie (ABTN) € 34.360 € 20.652 € 19.594 € 20.251 € 17.321 €1.432 € 1.333 € 1.283 € 1.293 € 1.416 €24.255 € 23.209 € 22.330 € 21.214 € 18.832 € 806.314 € 868.789 92,8% 113,1% € 735.787 € 735.956 100,0% 115,6% € 662.148 € 647.393 102,3% 113,4% € 607.697 € 656.175 92,6% 111,0% € 664.062 € 521.749 127,3% nvt 116,1% 116,6% 116,0% 116,7% 117,2% Pensioenuitvoeringskosten Pensioenuitkeringen Vermogenssituatie Pensioenvermogen Pensioenverplichtingen Aanwezige dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad o.b.v. werkelijke beleggingsmix Vereiste dekkingsgraad o.b.v. strategische beleggingsmix Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen € 38.061 € 39.466 € 34.816 € 30.432 € 42.085 Aandelen Vastrentende waarden € 237.905 € 401.200 € 258.970 € 402.267 € 218.639 € 384.502 € 156.814 € 369.594 € 230.885 € 379.401 Derivaten Cash funds / overige beleggingen 1) € 107.814 € 129.667 € 43.011 € 24.901 € 20.095 € 18.109 € 49.672 € 28.560 € 5.966 - Liquide middelen € 2.172 € 4.231 €263 € 3.738 € 1.583 € 916.819 € 772.846 € 676.424 € 638.810 € 659.920 Directe beleggingsopbrengsten € 17.249 € 18.481 € 18.305 € 13.201 € 18.419 Indirecte beleggingsopbrengsten Totaal inclusief waardewijzigingen € 42.349 € 59.598 € 57.691 € 76.172 € 50.927 € 69.232 - € 68.268 - € 55.067 - € 37.681 - € 19.262 Totaal beleggingen Beleggingsopbrengsten Totaal beleggingsrendement (in %) 2) 8,3% 11,6% 12,1% -7,9% -2,8% Totaal beleggingsrendement (in %) (unhedged) -0,9% 9,1% 16,9% -15,0% n/a Benchmark (in %) (unhedged) 3) Tabel 2; Kerncijfers -0,5% 8,2% 13,9% -15,6% -2,2% 1) 2) 3) De beleggingen zijn exclusief de derivaten met een negatief saldo van 17.478 duizend euro (2010; 14.636 duizend euro) en de negatieve banksaldi van 1.616 duizend euro (2010: 905 duizend euro) Totaal beleggingsrendement betreft het rendement inclusief het effect van valuta afdekking en swap overlay De benchmark % 2007 is inclusief valuta afdekking 6 Verslag van het bestuur Hoofdlijnen In 2011 is wederom veel tijd en energie geïnvesteerd in de financiële positie van het Fonds en het volgen van het herstel. Het bestuur heeft in 2010 een ALM studie (Asset Liability Management) laten uitvoeren om zo te toetsen of de strategische beleggingsmix van het Fonds optimaal is. Optimaal betekent in dit kader een beleggingsmix met een optimaal risico-rendement profiel gegeven de verplichtingen van het Fonds. In het eerste kwartaal van 2011 heeft het bestuur, na advies van de beleggingsadviescommissie, besloten om binnen het bestaande risicoprofiel van het Fonds een aantal strategische wijzigingen in allocatie door te voeren. Het belang in Japanse aandelen is afgebouwd en het belang in Emerging Markets schuldpapier en Emerging Markets aandelen is vergroot. Structureel kent Japan lage groeivooruitzichten en de meest omvangrijke overheidsschuld. De beleggingsadviescommissie is positiever ten opzichte van opkomende markten (voor zowel schuldpapier als aandelen). Voor deze markten wordt de komende jaren meer economische groei verwacht dan voor ontwikkelde markten. Oorzaak hiervan is een betere demografische opbouw en een betere schuldpositie. Als gevolg van toenemende stress op euro obligatiemarkten door de schuldencrisis in het Eurogebied heeft het bestuur 9 november 2011 opdracht aan de vermogensbeheerders gegeven om de exposure in de landen Italië, Spanje en Frankrijk deels af te bouwen met respectievelijk 50%, 30% en 30% ten opzichte van het gewicht van deze landen in de benchmark. De benchmark die het Fonds hanteert kent wegingen op basis van marktkapitalisatie. De wegingen in de portefeuille van het pensioenfonds van de Zuid-Europese landen die een relatief grote weging hebben in de benchmark (Italië, Spanje en ook Frankrijk) zijn hiermee teruggebracht. Eind december 2011 bedroeg de dekkingsgraad 92,8%. Het rendement over 2011 bedraagt 8,3%, inclusief het effect van de swap-overlay en valuta afdekking (bijdrage respectievelijk +9,4% en –0,24%). De beleggingsopbrengsten van het Fonds over 2011 bedroegen ongeveer 60,9 miljoen euro. Exclusief swap-overlay en valuta afdekking bedraagt het rendement – 0,9%. Het pensioenvermogen van het Fonds is in het boekjaar toegenomen naar 806 miljoen euro. De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar echter nog sterker toegenomen. De pensioenverplichtingen van het Fonds zijn met name toegenomen door de dalende marktrente. De verplichtingen zijn in omvang toegenomen met 132,8 miljoen euro, van 736,0 miljoen euro ultimo 2010 naar 868,8 miljoen euro ultimo 2011. Gezien de financiële positie van het Fonds heeft het bestuur in december 2011 besloten om niet te indexeren in 2012. Het niet verhogen van de pensioenuitkeringen en opgebouwde pensioenen raakt zowel pensioengerechtigden als werknemers en gewezen deelnemers. In februari 2012 is de evaluatie van herstelplan ingediend bij DNB op stand 31-12-2011. Het feitelijk herstel loopt achter op de stand per 1 januari 2012 op het geraamde herstelpad in het herstelplan. Een voorgenomen korting op de uitkeringen en opgebouwde pensioenrechten van 4,1%, per april 2013, is bekendgemaakt aan deelnemers, ex deelnemers en pensioengerechtigden. De situatie per eind 2012 zal bepalend zijn voor het daadwerkelijk doorvoeren van een korting. Uit het bovenstaande moge duidelijk worden dat in 2011 de financiële positie van het Fonds bovenaan de agenda van het bestuur heeft gestaan. Eind 2011 kan geconstateerd worden dat het daadwerkelijke herstel van het Fonds achterloopt op het vooruit berekende herstelpad dat in het, door De Nederlandsche Bank (DNB) goedgekeurde, herstelplan is opgenomen. Naast het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur na afloop van het derde kwartaal in 2008 besloten om de “automatische” rebalancing na afloop van ieder kwartaal “on hold” te zetten. Deze maatregel is genomen vanwege de op dat moment sterk neerwaartse trend op aandelenmarkten. Met deze maatregel is de schade ten aanzien van de financiële positie van het Fonds beperkt. In de jaren 2009, 2010 en 2011 is het nog aanwezige aandelenbelang door autonome stijging van koersen en enkele éénmalige aanpassingen in de allocatie weer naar de strategische omvang van 36% gestegen. Daarnaast heeft het gedeeltelijk afdekken van het renterisico de neerwaartse ontwikkeling en fluctuatie van de dekkingsgraad beperkt. In juni 2011 zijn de jaarlijkse Uniforme Pensioenoverzichten (UPO’s) aan actieve deelnemers verstrekt door het Fonds. Alle pensioenfondsen en verzekeraars gebruiken dit vastgestelde format zodat de vergelijkbaarheid en optelbaarheid van jaarlijkse pensioenoverzichten gewaarborgd is. Tevens zijn in juni 2011 de UPO’s aan pensioengerechtigden verzonden. Alle bestuursleden en mensen werkzaam bij het pensioenbureau hebben over 2011 een verklaring afgegeven over het naleven van de gedragscode die door het Fonds is vastgesteld. In 2011 heeft het bestuur een aantal aanbevelingen, die gedaan zijn door de visitatiecommissie, nader uitgewerkt. Deze uitwerkingen zijn voor een belangrijk deel toegevoegd aan de ABTN van het Fonds. Tevens is de communicatiecommissie in het boekjaar diverse keren bij elkaar geweest om het communicatiebeleid en de ambities rond communicatie met (in)actieve deelnemers en pensioengerechtigden verder concreet vorm te geven. Met deze besluiten en acties is invulling gegeven aan diverse principes van Pension Fund Governance die verankerd zijn in de Pensioenwet (PW). 7 Goed pensioenfondsbestuur In 2007 heeft de Pension Fund Governance (PFG) commissie van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland geïnventariseerd hoe de principes voor goed pensioenfondsbestuur kunnen worden geïmplementeerd binnen het Fonds. Hiertoe is de commissie een aantal keren bijeengekomen. Een en ander heeft geresulteerd in de vaststelling van reglementen voor het verantwoordingsorgaan en voor de visitatiecommissie. Eind 2007 hebben de verschillende betrokken partijen bij het Fonds de mensen voor het verantwoordingsorgaan benoemd. Over de jaren 2007 tot en met 2010 heeft het verantwoordingsorgaan haar oordeel afgegeven. Deze oordelen zijn tezamen met de reactie van het bestuur op deze oordelen aan de respectievelijke jaarverslagen gehecht. Een visitatie dient minimaal één keer per drie jaar plaats te vinden. In het najaar van 2009 heeft het bestuur een onafhankelijke visitatiecommissie, bestaande uit 3 externe deskundigen, benoemd. Deze commissie is in het vierde kwartaal van 2009 begonnen met haar werkzaamheden ten behoeve van een volledige visitatie van het Fonds. De commissie heeft alle belangrijke documenten van het Fonds bestudeerd en een aantal interviews gehouden. Onder andere met het bestuur, met delegaties van het bestuur en met de manager van het Fonds. Aan de hand hiervan heeft de visitatiecommissie begin 2010 een rapport opgesteld met haar oordeel en een aantal aanbevelingen. Het onderzoek van de commissie heeft zich, in lijn met de wettelijke vereisten, gericht op: • Het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het Fonds. • Het beoordelen van de wijze waarop het Fonds wordt aangestuurd. • Het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en langere termijn. De visitatie heeft een breed karakter en dekt alle relevante beleidsgebieden af. Daarmee is sprake van een volledige visitatie. Andere thema’s binnen de PFG-principes zijn deskundigheidsbevordering, communicatie met actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en zelfevaluatie van het bestuur. Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de PW per 1 januari 2007 zijn de STAR principes voor pension fund governance (PFG) verankerd in het wettelijke kader. Deze 32 principes betreffen de onderdelen zorgvuldig bestuur; transparantie, openheid en communicatie; deskundigheid; verantwoording en intern toezicht. De organisatie van een pensioenfonds dient zodanig ingericht te zijn, dat hiermee een beheerste en integere bedrijfsvoering wordt gewaarborgd. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de PW. Dit houdt onder meer in: • Adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; • Analyse en beheersing van integriteitsrisico’s; • Voorkomen van belangenverstrengeling; • Duurzame beheersing van (financiële) risico’s; • Eenmaal per 3 jaar een continuïteitsanalyse. In december 2009 heeft het bestuur de definitieve versie van de notitie “Risicoanalyse en risicomanagement van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland” vastgesteld. In deze notitie is een integrale analyse gemaakt van de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het Fonds zich geconfronteerd ziet. De notitie gaat uit van de risico-analyse systematiek FIRM die tevens door DNB gebruikt wordt. Het bestuur heeft continue aandacht voor risicomanagement en bespreekt het risicomanagementbeleid periodiek in haar vergaderingen. Gedurende het jaar heeft het bestuur de financiële en niet-financiële risico’s waarmee het Fonds zich geconfronteerd ziet opnieuw besproken en de betreffende notitie is geactualiseerd. Indien er aanleiding voor is worden maatregelen genomen om de financiële en niet-financiële risico’s verder in te perken. Zo is in november 2011 de exposure in de landen Italië, Spanje en Frankrijk deels beperkt. Het bestuur heeft een externe accountant aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag en de Staten voor de DNB en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een verslag aan het bestuur. Het bestuur heeft een externe certificerend actuaris aangesteld. De certificerend actuaris zal de financiële positie van het pensioenfonds beoordelen volgens de eisen van de pensioenwet en De Nederlandsche Bank N.V. De certificerend actuaris rapporteert éénmaal per jaar aan het fondsbestuur op basis van een controle van het actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Rapportage door het Fonds vindt plaats uiterlijk 30 juni van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft. Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controle maatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. Ter controle op de uitbestede werkzaamheden zijn met Aon Hewitt de volgende afspraken gemaakt: Aon Hewitt levert periodiek (een keer per kwartaal in een kwartaalverslag) de resultaten op de belangrijkste performance indicatoren over het functioneren van haar uitvoeringsorganisatie. Jaarlijks zal de accountant van het pensioenfonds zich in het kader van de controle van de jaarrekening een oordeel vormen over de aanwezigheid en naleving van de administratieve organisatie en de interne controle procedures. Indien daartoe aanleiding is, zal het bestuur samen met Aon Hewitt een vergadering beleggen waarin zal worden gesproken over het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Daarnaast laat het bestuur zich ter vervulling van deze taak bijstaan door de manager Pensioenfonds. Het bestuur geeft instructies van algemene strekking aan de manager Pensioenfonds. Aon Hewitt verzorgt een ISAE 3402 rapportage type 2 voor de periode 1 januari tot en met 30 september 2011. Over het laatste kwartaal van 2011 heeft het management van Aon Hewitt een Comfort Letter afgegeven, waarin is aangegeven dat de werkwijze van de pensioenadministratie inclusief de controle activiteiten in dat laatste kwartaal niet zijn gewijzigd en dat het management van Aon Hewitt geen uitzonderingen hierop kent. Een delegatie van het bestuur en de manager pensioenfonds heeft in de eerste helft van 2011 enkele vragen gesteld aan en opmerkingen gecommuniceerd aan Aon Hewitt met betrekking tot de SAS 70 rapportage over 2010 en de bevindingen hierin. Deze vragen en opmerkingen zijn naar tevredenheid van het bestuur afgehandeld door Aon Hewitt. Het Fonds heeft het renterisico in belangrijke mate afgedekt doordat het bestuur circa 70 % van de pensioenverplichtingen heeft afgedekt. Sinds maart 2008 wordt dit gedaan met behulp van vastrentende beleggingen in combinatie met een Swap overlay portefeuille (rente swaps). 8 Op basis van de verplichtingen zoals berekend in het jaarwerk 2011 (op deze basis wordt ook aan DNB gerapporteerd) komt per 31-12-2011 onderstaand beeld naar voren: • Door de daling van de rente zijn de verplichtingen in 2011 met 110,8 miljoen euro toegenomen; • De matching portefeuille is in 2011 met 81,1 miljoen euro toegenomen; • Het matchingspercentage komt derhalve uit op 73,2%. In de 73,2% zit het effect van de door DNB voorgeschreven middeling van de RTS over alle handelsdagen van de laatste 3 maanden van 2011. Voor een kwantitatieve beschrijving van de risico’s wordt verwezen naar de toelichting op de jaarrekening op pagina 40 en verder in dit verslag. Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen op voor het Fonds relevante wet - en regelgeving. Klachten en geschillen Het Fonds hanteert een klachten- en geschillenprocedure. In 2011 zijn geen klachten of geschillen ontvangen. Gedragscode en compliance officer De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is verantwoordelijk voor het effectentypisch gedragstoezicht. Fondsen moeten beschikken over een adequate AO/IC, moeten maatregelen hebben die nodig zijn voor een onafhankelijk marktoptreden en zich onthouden van handelen met voorwetenschap (koersgevoelige informatie). Tevens vereist de wetgever een “algemene” gedragscode, die op andere terreinen gedragsregels oplegt, zoals de relatiegeschenken en nevenfuncties. DNB is verantwoordelijk voor dit bedrijfseconomisch gedragstoezicht. De Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB) en Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) hebben een nieuwe modelgedragscode ontwikkeld waarin beide vormen van gedragstoezicht zijn verwerkt. Het bestuur heeft een gedragscode vastgesteld voor het Fonds aan de hand van de modelgedragscode van de koepelorganisaties. Tevens is door het bestuur een compliance officer benoemd. Jaarlijks wordt toegezien op de naleving van de code en jaarlijks wordt door de bestuursleden en de overige verbonden personen een verklaring omtrent het naleven van de gedragscode van het Fonds getekend. In april 2012 heeft het bestuur de rapportage van de compliance officer over 2011 ontvangen. Deskundigheidsbevordering Het deskundigheidsplan van het bestuur is opgesteld op basis van het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de pensioenkoepels. In het plan wordt onderscheid gemaakt naar de 2 verschillende deskundigheidsniveaus. Verder zijn in het plan de verschillende deskundigheidsgebieden gekoppeld aan bestuursleden. In 2011 is het bestaande deskundigheidsplan door het bestuur geactualiseerd. In juni 2011 heeft de Pensioenfederatie een advies “Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur” uitgebracht. Deskundigheid, vaardigheden en gedrag (competenties) van de bestuursleden krijgen steeds meer aandacht. Dit is verwerkt in het aangepaste deskundigheidsplan. De belangrijkste wijziging is dat er nu ook wordt gekeken naar de gedragskenmerken (competenties) van de bestuursleden. In 2011 heeft elk bestuurslid één of meerdere cursussen of seminars gevolgd over actuele onderwerpen en thema’s uit de pensioenwereld. Tevens heeft er in 2009 externe toetsing van de bestuursdeskundigheid plaatsgevonden, waaruit geen bijzonderheden naar voren kwamen. Communicatie In 2009 is een communicatiecommissie ingesteld om de communicatieambities nader vorm te geven. De commissie bestaat uit drie bestuursleden en een medewerker van het pensioenbureau. In 2010 heeft de commissie het communicatiebeleidsplan herzien en uitgewerkt met een actieplan voor de korte en langere termijn. De herziening heeft betrekking op het meer pensioenbewust maken van deelnemers. De wettelijk vereiste communicatie was al opgenomen in de eerste versie van het communicatiebeleidsplan. De Uniforme Pensioen Overzichten (UPO) voor deelnemers zijn in juni 2011 verstuurd. In het personeelsblad Reflector is in juni aandacht besteed aan de deelnemersvergadering. Iedere maand wordt de actuele dekkingsgraad, zo nodig met korte toelichtingen op de wijzigingen, op de site geplaatst. In januari 2011 is op de website een mededeling geplaatst over de premieverhoging 2011. De communicatiecommissie heeft een voorstel gedaan voor de ondertekening van de correspondentie van het pensioenfonds. De meeste correspondentie werd ondertekend door de uitvoeringsorganisatie. De commissie heeft voorgesteld om een deel van de correspondentie door het bestuur te laten tekenen. Dit voorstel is door het bestuur overgenomen, en daarna uitgevoerd in de administratie in januari 2012. Verder is de populaire versie van het reglement geupdatet naar onder andere de kengetallen van 2011. De communicatiecommissie heeft naar aanleiding van de score op de AFM selfassesment de punten waarop niet optimaal gescoord werd beoordeeld op mogelijk wenselijke aanpassingen. Ook is de bestaande pensioenplanner geactualiseerd in 2011, waardoor op basis van actuele gegevens verschillende pensioenscenario’s kunnen worden doorgerekend. Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Stichting Pensioenfonds Thales Nederland geeft via de door haar ingeschakelde vermogensbeheerders, ING Investment Management en Blackrock, invulling aan principes voor Maatschappelijk Verantwoord Beleggen. 9 Beide vermogensbeheerders zijn van mening dat goed ondernemingsbestuur, waarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en milieufactoren, op de lange termijn de aandeelhouderswaarde in stand kan houden en verhogen. De beheerders zien het als een fiduciaire plicht om de economische waarde van de ondernemingen waarin namens klanten wordt belegd, in stand te houden en te verhogen. Daarom hebben deze beheerders gespecialiseerde teams die zich bezighouden met verantwoord ondernemen en verantwoord beleggen. Ze zetten zich in voor goede corporate governance-praktijken door engagement met ondernemingen en het uitoefenen van het stemrecht in aandeelhoudersvergaderingen. Door de schaalgrootte behoort BlackRock bijvoorbeeld tot de tien grootste aandeelhouders van een aanzienlijk aantal ondernemingen. De meeste aandelenbeleggingen zijn gebaseerd op traditionele long-only strategieën wat een impuls geeft aan verantwoord aandeelhouderschap. Bestuursvergaderingen Het bestuur van het Fonds heeft het afgelopen jaar achtmaal regulier vergaderd. Er is een additionele vergadering ingepland in verband met een review ten aanzien van het renteafdekkingsbeleid. Daarnaast zijn de financiële positie van het Fonds, de ontwikkelingen op de financiële markten, de ontwikkeling en allocatie van de beleggingsportefeuille en het herstelplan een belangrijk onderwerp in de vergaderingen geweest. Andere onderwerpen waren de uitvoering en inkoop van de voorwaardelijke rechten regeling, het deskundigheidsplan, compliance, pension fund governance en het uitwerken van de aanbevelingen van de visitatiecommissie. De premie en indexatie voor 2012 zijn in december vastgesteld. Tevens is in december het reglement aangepast in navolging van het besluit van de werkgever om het opbouwpercentage voor het jaar 2012 terug te brengen naar 2 procent, in navolging van het besluit in de Metalektro. Verder is de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van het Fonds geactualiseerd en naar De Nederlandsche Bank (DNB) verzonden. Deelnemersvergadering Op 23 juni 2011 is de deelnemersvergadering gehouden. Deze deelnemersvergadering mocht zich verheugen op een grote belangstelling vanuit de (in)actieve deelnemers en gepensioneerden. In deze vergadering is gesproken over het indexatiebesluit, de financiële positie en het herstelplan van het Fonds. Deze zaken zijn uitgebreid toegelicht en de notulen van de vorige deelnemersvergadering zijn vastgesteld. Naast bovengenoemde onderwerpen is gesproken over het communicatiebeleidsplan, en het jaarverslag 2010. Het bestuur van het Fonds besteedt conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Onder andere in de statuten is bepaald hoe het bestuur invulling geeft aan begrippen als verantwoording en intern toezicht. Verantwoordingsorgaan Vanaf eind 2007 is het verantwoordingsorgaan (VO) actief. Het VO bestaat uit een vertegenwoordiging namens (in)actieve deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever. De verantwoording die het bestuur aflegt is onderdeel van de jaarverslagcyclus en in dat kader wordt ook het formele overleg gevoerd tussen bestuur en VO. Volgens de Pensioenwet dient het VO een oordeel te geven over: Het handelen van het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Het door het Bestuur uitgevoerde beleid in het het verslagjaar. Beleidskeuzes van het Bestuur die op de toekomst betrekking hebben. Om tot een oordeel te kunnen komen heeft het VO in de maand mei 2011 gesprekken gevoerd met de externe accountant, de certificerend actuaris en met het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Het Bestuur heeft het VO inzicht verschaft in het jaarverslag 2010, de ABTN en andere relevante documenten. In mei 2011 heeft het VO een verklaring afgelegd over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het kalenderjaar 2010 en de beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben. De betreffende verklaring van het VO en de reactie van het bestuur zijn opgenomen in het jaarverslag 2010. Intern Toezicht Voor het Intern Toezicht is gekozen voor de variant van een visitatiecommissie, die eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures en processen beoordeelt. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn voor (de dekkingsgraad van) het pensioenfonds. De visitatiecommissie is in het najaar van 2009 benoemd en heeft haar werkzaamheden op 29 januari 2010 afgerond. Een samenvattend verslag van de bevindingen van de visitatiecommissie is integraal opgenomen in het jaarverslag over 2009. In 2010 en 2011 heeft het bestuur de uitwerking van diverse aanbevelingen van de visitatiecommissie ter hand genomen. Eind 2012 zal er weer een visitatie opgestart worden. 10 Financiële paragraaf Samenvatting van de financiële positie van het Fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar: (In duizenden euro’s) Pensioenvermogen EUR 662.148 21.385 76.172 Stand per 31 december 2009 Premiebijdragen / koopsomopbouw Beleggingsresultaten / rentetoevoeging Wijziging marktrente gedurende 2010 Uitkeringen Indexatie Waardeoverdrachten Toeslag langleven Overige Stand per 31 december 2010 Premiebijdragen / koopsomopbouw Beleggingsresultaten / rentetoevoeging Wijziging marktrente gedurende 2011 Uitkeringen Indexatie Waardeoverdrachten Aanpassing kostenopslag Overige -23.209 Technische voorzieningen EUR 647.393 19.071 8.483 62.294 -23.652 644 886 20.866 615 735.956 33.100 9.613 110.833 -24.274 -1.353 735.787 35.184 59.586 -24.255 1.445 Stand per 31 december 2011 Tabel 3; Stand financiële positie Dekkingsgraad % 102,3% -1.433 1.605 2.974 -1.018 806.314 868.789 100,0% 92,8% Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: (In duizenden euro’s) 2011 EUR 2.100 -60.860 -3.546 -62.306 Premieresultaat incl. kosten Interestresultaat Overig resultaat Totaal resultaat Tabel 4; Resultaat 2010 EUR 2.329 5.396 -22.628 -14.903 2009 EUR -239 76.049 -12.576 63.234 2008 EUR 4.724 -194.545 -971 -190.792 Het interestresultaat (-60,9 miljoen euro) bestaat uit het saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur (-110,8 miljoen euro) en uit hoofde van beleggingsopbrengsten (49,9 miljoen euro). Het overige resultaat (-3,6 miljoen euro) bestaat hoofdzakelijk uit kosten gerelateerd aan de wijziging van de kostenopslag van 0,8% naar 1,2% (-3,0 miljoen euro), een negatief resultaat op mutaties, onder andere toevoeging WIA-last, resultaat op flexibilisering en pensionering (-0,7 miljoen euro), een negatief saldo uit hoofde van waardeoverdrachten (-0,2 miljoen euro), een positief saldo op sterfte (0,4 miljoen euro), een negatief saldo op arbeidsongeschiktheid (-0,1 miljoen euro) en een negatief saldo uit overige (-0,1 miljoen euro). Ultimo 2011 bedraagt de gehanteerde gemiddelde rekenrente voor de technische voorziening circa 2,74% (2010; 3,47%). De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: Dekkingsgraad vlgs FTK ultimo 2011 92,8% 2010 100,0% 2009 102,3% 2008 92,6% 2007 127,3% Tabel 5; Dekkingsgraad Het Fonds heeft in haar toeslagbeleid vastgelegd dat jaarlijks pensioenaanspraken worden verhoogd, indien de financiële middelen van het Fonds dit toelaten. Hiermee wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van het prijspeil en de loonontwikkeling binnen de CAOMetalektro. Voor het toeslagbeleid wordt verwezen naar pagina 37 van dit verslag. Herstelplan Dekkingsgraad Eind 2011 bedraagt de dekkingsgraad van het pensioenfonds 92,8% (2010; 100,0%). Solvabiliteitseisen Ultimo 2011 bedraagt het vermogen 806,3 miljoen euro en de dekkingsgraad 92,8%. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 36,6 miljoen euro, hetgeen overeenkomt met de minimaal vereiste dekkingsgraad voor het Fonds van 104,2%. Het vereist eigen vermogen bedraagt eind 2011 140,2 miljoen euro en de vereiste dekkingsgraad 116,1% op basis van de strategische beleggingsmix (op basis van de werkelijke mix is de vereiste dekkingsgraad 113,1%). 11 Ultimo 2011 is het eigen vermogen van het Fonds lager dan het vereist eigen vermogen en het minimaal vereist eigen vermogen en er is daarom sprake van een reservetekort en een dekkingstekort. Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan Het Fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het Fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten van het in maart 2009 ingediende herstelplan zijn: In de vijfjaarsperiode 2008-2013 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening. Dit geldt naar verwachting ook nog voor het jaar 2014. Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast. Herstelkracht op korte termijn Uit het herstelplan blijkt herstelkracht. Bij het totstandkomen van het herstelplan is voldoen aan de wettelijke eisen en evenwichtige belangenbehartiging het uitgangspunt. Uit het herstelplan blijkt dat het Fonds binnen 5 jaar voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van minimaal vereist eigen vermogen. De bijbehorende dekkingsgraad voor het Fonds zoals opgenomen in het herstelplan bedraagt 104,3%. Herstelkracht op lange termijn Uit het herstelplan blijkt dat het Fonds binnen 15 jaar voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen (VEV). Bij het herstelplan is uitgegaan van een gemiddeld lange termijn rendement; dit verwachte rendement moet in belangrijke mate bijdragen aan het herstel. De dekkingsgraad ultimo 2011 is lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (dekkingstekort). De einddatum van het kortetermijn herstelplan is volgens plan eind 2013, op basis van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2011 is de verwachte einddatum van het kortetermijn herstelplan ook eind 2013. Met in achtneming van de voorgenomen korting. De einddatum van het langetermijn herstelplan is volgens plan eind 2017, op basis van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2011 is de verwachte einddatum van het langetermijn herstelplan eind 2018. Toelichting op realisatie verslagjaar Onderstaande tabel is een specificatie van de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2011 ten opzichte van de verwachte ontwikkeling in de dekkingsgraad in 2011 volgens het herstelplan. Primo stand dekkingsgraad (%) Mutatie dekkingsgraad (%-punt) Ultimo dekkingsgraad (%) Geraamde technische voorzieningen Vereist eigen vermogen Vereiste dekkingsgraad (%) Oorzaken mutatie dekkingsgraad: Premieverschil op dekkingsgraad (%-punt) Solvabiliteitsvrijval op dekkingsgraad (%-punt) Rentetermijnstructuur op dekkingsgraad (%-punt) Rendementsverschil op dekkingsgraad (%-punt) Overige oorzaken en kruiseffecten op dekkingsgraad (%-punt) Som van alle mutaties van de dekkingsgraad Realisatie 2011 100,0% -7,2% 92,8% 868.207 140.153 116,1% Plan 2011 98,4% 2,5% 100,9% 687.410 109.986 116,0% 0,2% 0,0% -13,7% 6,4% -0,1% -7,2% 0,2% -0,1% 0,0% 2,3% 0,1% 2,5% Tabel 6; Specificatie ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van herstelplan De belangrijkste reden voor het negatieve resultaat is de daling van de nominale rente. In de post overige oorzaken is de verhoging van de kostenvoorziening van 0,8% naar 1,2% van de voorziening opgenomen. De geheven premie over 2011 draagt bij aan herstel. Het Fonds loopt achter op het originele herstelplan. Op basis van de evaluatie herstelplan per eind 2011 beschikt het Fonds ultimo 2013 niet over voldoende eigen vermogen om te voldoen aan de eis van het minimaal vereist eigen vermogen. Om de financiele positie ultimo 2013 wel op dit niveau te brengen, is een voorgenomen korting aangekondigd. De verwachte omvang van deze voorgenomen korting bedraagt 4,1%. De bijdrage aan het herstel vanuit het rendement is over de jaren 2012 en 2013 sterker dan in het oorspronkelijk herstelplan doordat de rentetermijnstructuur op korte termijn lager is dan op basis van de rentetermijnstructuur, die ultimo 2008 werd verwacht. Dit zorgt voor een hogere verwachting van het overrendement. 12 Pensioenparagraaf Pensioenregelingen De pensioenregeling binnen het Fonds heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Eindloonregeling Tot 1 januari 2004 heeft het Fonds een eindloonregeling gekend met een pensioenleeftijd van 65 jaar en een nabestaandenpensioen op opbouwbasis. In deze regeling zijn nog steeds deelnemers opgenomen (deelnemers aan de vervroegde uittredingsregeling SUM). Middelloonregeling 2004 Vanaf 1 januari 2004 kent Thales een middelloonregeling met na-indexatie. Daarnaast wordt het nabestaandenpensioen niet langer opgebouwd, maar verzekerd op risicobasis. De pensioenleeftijd is vanaf dat moment 62 jaar geworden. Voor de degenen die op dat moment gepensioneerd waren en voor diegenen die gedeeltelijk of volledig zijn toegetreden tot de ‘oude’ SUMregeling, hebben de wijzigingen geen invloed gehad. Zij zijn in de eindloonregeling gebleven. Voor alle deelnemers die zijn overgegaan naar de middelloonregeling, zijn de reeds opgebouwde pensioenrechten omgezet in rechten in de middelloonregeling. Tevens is voor hen een garantieregeling van kracht. Middelloonregeling 2006 Per 1 januari 2006 is de pensioenregeling opnieuw aangepast. De aanleiding hiervoor was vooral de nieuwe fiscale wetgeving die op dat moment ging gelden. Voor iedereen geboren óp of ná 1 januari 1950 is de pensioenrichtleeftijd weer 65 jaar geworden. De regeling blijft een middelloonregeling met na-indexatie. Het nabestaandenpensioen vindt plaats op opbouwbasis en de franchise is verlaagd. Daarnaast wordt voor iedereen die geboren is vanaf 1950 tot en met 1972, en die voldoet aan de voorwaarden, een voorwaardelijk extra ouderdomspensioen ter compensatie van het vervallen van de TOP/SUM(O)-uitkering bepaald. Het garantiepensioen dat bij de overgang van de eindloonregeling naar de middelloonregeling is toegezegd, is op 31 december 2005 definitief vastgesteld. Voor iedereen geboren vóór 1950 blijft de middelloonregeling 2004 grotendeels gehandhaafd. Het nabestaandenpensioen blijft voor deze groep op risicobasis verzekerd. Per 1 januari 2008 zijn alle pensioenregelingen aangepast aan de nieuwe Pensioenwet. Zo zijn in het reglement bepalingen opgenomen, die bewerkstelligen dat er een bijzonder partnerpensioen ontstaat als ongehuwd samenwonenden uit elkaar gaan. Een ander belangrijk punt is dat het Fonds heeft besloten wettelijke vormen van afkoop te hanteren. In de Middelloonregeling 2004 is opgenomen dat, in geval van ontslag, de partner- en arbeidsongeschiktheidsdekking wordt voortgezet, zolang een uitkering vanuit de Werkloosheidswet wordt ontvangen. De voorwaardelijk extra aanspraken waarop recht bestaat in de Middelloonregeling 2006 vervallen bij einde deelneming in het Fonds. Ook bij overgangen binnen de bedrijfstak na 1 januari 2006 van bijvoorbeeld een gedispenseerde onderneming naar een onderneming die bij het bedrijfstakpensioenfonds is aangesloten of omgekeerd, bestaat er dus geen uitzicht op voorwaardelijke extra aanspraken meer. Dat was niet de bedoeling van cao-partijen. Bedoeld was, dat de 15-jaarsregeling bedrijfstakbreed zou werken. Om te bewerkstelligen dat een overgang binnen de bedrijfstak geen gevolgen voor de overgangsregeling zou hebben is een wederkerigheidsbepaling in de Middelloonregeling 2006 opgenomen. Dit betekent dat de voorwaardelijke rechten, onder bepaalde voorwaarden, overgenomen worden door de uitvoerder van de nieuwe pensioenregeling van een deelnemer. Binnen de bedrijfstak is besloten het voorwaardelijk pensioen per jaarlaag toe te kennen. Ten aanzien van het voorwaardelijk pensioen geldt dat Thales Nederland B.V. zorgdraagt voor de financiering van deze afspraken, waarbij de CAO en de ontwikkelingen in de bedrijfstak worden gevolgd. Stichting pensioenfonds Thales Nederland voert de regeling van voorwaardelijk pensioen uit. In 2011 zijn de voorwaardelijke pensioenrechten voor jaarlaag 1950 ingekocht. Tevens is in december 2011 besloten om jaargang 1951 in te kopen per 1 januari 2012. Dispensatie van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro Thales Nederland B.V. is onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van deelname aan de regeling van het Bedrijfstakpensioenfonds Metalektro (PME). Eén van deze voorwaarden is dat de Thales-regeling minstens gelijkwaardig moet zijn aan de PME-regeling. Dit geldt tevens voor het indexatiebeleid dat bij PME en bij het Fonds mede afhankelijk is van de dekkingsgraad. Toetsing van de dispensatie door PME heeft eind 2011 plaatsgevonden met positief resultaat. De TOP-regeling is wel bij de bedrijfstak ondergebracht en geldt sinds 1 januari 2006 nog voor iedereen die geboren is voor 1950. Deze regeling is in 2003 in de plaats gekomen van de SUM, de VUT-regeling van de bedrijfstak. De TOP biedt werknemers die aan de voorwaarden voldoen, de mogelijkheid om uit te treden op circa 61-jarige leeftijd (de exacte richtleeftijd hangt af van het geboortejaar van de werknemer) tegen een uitkering van ongeveer 80% van het netto loon. Eerder stoppen kan echter ook, tegen een lagere uitkering. 13 Reglementaire bedragen / percentages Middelloon Eindloon 0,00% 0,00% nvt 0,00% 0,00% nvt nvt 0,00% nvt nvt € 19.618 € 15.275 nvt nvt nvt € 20.364 Overbruggingspensioen Gehuwd nvt € 15.273 Pensioengrondslaggrens nvt € 69.092 Maximum pensioengevend salaris € 174.292 nvt Pensioenbijdrage deelnemers 2011 Gebaseerd op pensioengrondslag 11,32% 11,32% Pensioenbijdrage werkgever 2011 Gebaseerd op pensioengrondslag 16,98% 16,98% Indexatie Actieven Middelloon per 1-1-2011 Inactieven Middelloon per 1-1-2011 Inactieven Eindloon per 1-4-2011 Actieven Middelloon per 1-1-2012 Inactieven Middelloon per 1-1-2012 Franchise Geboren vóór 1950 Geboren vanaf 1950 Gehuwd Tabel 7; Kenmerken regeling Mutatieoverzicht deelnemers Aantal deelnemers ultimo 2009 Bij Af Actieven Slapers Gepensioneerden Totaal 2.183 1.179 1.161 4.523 82 67 109 258 -159 -24 -25 -208 2.106 1.222 1.245 4.573 Bij 52 115 119 286 Af -202 -73 -28 -303 1.956 1.264 1.336 4.556 Aantal deelnemers ultimo 2010 Aantal deelnemers ultimo 2011 Tabel 8; Mutatie-overzicht deelnemers 14 Beleggingen paragraaf Beleggingen Stichting Pensioenfonds Thales Nederland behaalde in 2011 op de obligatieportefeuille een rendement van 2,9%. Het rendement op de benchmark bedroeg 2,8%. De aandelenportefeuille scoorde - 6,5% terwijl het rendement op de benchmark -5,2% bedroeg. Het rendement op de onroerend goed portefeuille was -4,3% tegen -3,4% voor de benchmark. Het totaal rendement exclusief valuta afdekking en swap overlay bedroeg -0,9% terwijl het rendement op de benchmark -0,5% bedroeg. Op de totale beleggingen realiseerde het Fonds een rendement van +8,3% , dit is inclusief de effecten van valuta afdekking en swap overlay . Het Fonds dekt strategisch 50% van het valutarisico van het Britse Pond, de Amerikaanse Dollar en de Japanse Yen af. In 2011 leverde deze afdekking een bijdrage van -0,24 % (2010 -0,86%). Daarnaast dekt het Fonds 70% van het renterisico van de verplichtingen af. In 2011 bedroeg de bijdrage van de swap overlay aan het totaal rendement + 9,41% (2010; + 3,39%) . Het totale beleggingsrendement, inclusief het effect van derivaten, bedroeg voor het Fonds over 2011 8,3% (2010; 11,6%). Totaal Rendement belegd vermogen naar categorie De (totale directe en indirecte) beleggingsresultaten van 59.587 duizend euro die zijn gerealiseerd in 2011 zijn in onderstaande tabel gespecificeerd en naast de vergelijkende cijfers 2010 gezet: (In duizenden euro’s) Ultimo 2011 Ultimo 2010 Absoluut Als % gemiddeld belegd vermogen euro % -3,4% 4.563 13,21% 14,18% -6,5% -5,2% 39.010 17,76% 17,78% 2,9% 2,8% 14.620 3,81% 2,18% 9,09% 8,19% Absoluut Als % gemiddeld belegd vermogen euro % -1.656 -4,3% -16.049 Vastrentende waarden 14.301 Derivaten 64.051 19.651 230 -478 Vastgoedbeleggingen Aandelen Overige beleggingen -0,9% Benchmark Totaal rendement 60.877 -0,5% 77.366 Kosten vermogensbeheer -1.290 -1.194 Totaal rendement 59.587 76.172 Benchmark Tabel 9; Totaal rendement belegd vermogen naar categorie In het eerste kwartaal van 2011 is een wijziging in de allocatie doorgevoerd. Japanse aandelen zijn afgebouwd en de vrijkomende middelen zijn gealloceerd naar Emerging Market aandelen en Emerging Market schuldpapier. Binnen de vastrentende portefeuille is een 5% strategische allocatie naar Emerging Market schuldpapier opgenomen. Begin november is de vastrentende waarden exposure in de landen Italië, Spanje en Frankrijk gereduceerd. 15 Terugblik: Ontwikkelingen op de financiële markten in 2011 Aanhoudende onzekerheid en volatiliteit 2011 was vanuit macro-economisch, financieel en beleggingsoogpunt een moeilijk jaar met een overvloed aan ontwikkelingen en aanhoudende onzekerheid. Net als in 2010 was de Europese schuldencrisis en het gebrek aan daadkracht van Europese leiders in 2011 wederom het overheersende thema. Daarnaast werd de onzekerheid op de financiële markten in 2011 gevoed door verschillende (geo)politieke ontwikkelingen zoals de Arabische lente en de politieke strijd tussen Democraten en Republikeinen in de VS. De Japanse tsunami en nucleaire ramp drukten de wereldwijde economische groei. Wijzigingen in economische groei- en inflatieverwachtingen volgden zich over het gehele jaar snel op en ook de verschillen in economische groeivooruitzichten tussen landen en regio’s namen toe. Bij centrale banken leidde dit soms tot snelle omschakelingen in het gevoerde monetaire beleid. Meer fundamenteel stond de economische groei in 2011 onder druk door het streven van Westerse overheden om hun begroting op orde te brengen en terughoudende Europese consumenten. Een lichtpunt boden de in veel sectoren robuuste bedrijfsresultaten. Door onzekerheid over de economie vertaalde dit zich niet in de bedrijfsinvesteringen. Al deze ontwikkelingen resulteerden in een verhoogde maar ook sterk toegenomen volatiliteit op de financiële markten. 2011 kan ruwweg worden onderscheiden in drie perioden die van elkaar afwijken wat betreft economische klimaat, sentiment en koersontwikkelingen op de financiële markten. Het belangrijkste gemeenschappelijke thema was de Europese schuldencrisis die als rode draad door deze drie perioden heenliep. De eerste periode besloeg ongeveer de eerste helft van 2011. In deze periode hadden financiële markten wereldwijd door verschillende ontwikkelingen tijdelijk minder oog voor de dreiging van de Europese schuldencrisis. De eerste helft van het jaar werd gekenmerkt door een doorzettend wereldwijd economisch herstel en toenemende inflatiedruk. Uitgezonderd van dit herstel waren de landen in de Europese periferie die onder druk van ingrijpende overheidsbezuinigingen, lage bedrijfsinvesteringen en inzakkende consumentenbestedingen over het gehele jaar een sterke groeivertraging doormaakten. Het in 2010 opgerichte tijdelijke Europees Financieel Stabiliteitsfonds (EFSF) had succes bij het aantrekken van kapitaal tegen gunstige voorwaarden. Aangevuld met leningen van het IMF was er hierdoor voldoende kapitaal beschikbaar om Ierland en Portugal voorlopig te voorzien in hun financieringsbehoefte. De toenemende inflatiedruk en hogere groeiverwachtingen waren voor de ECB zelfs aanleiding om de refi rente voor het eerst sinds 2008 met 0,25% te verhogen tot 1,25%. De Arabische lente beleefde in deze periode een voorlopige climax met de omwenteling in Egypte en de luchtaanvallen van de NAVO in Libië. Omdat de Arabische lente weinig invloed had op de politieke status quo tussen de Arabische en westerse wereld, bleven de wereldwijde gevolgen beperkt tot een hogere olieprijs. Japan werd aan het eind van het eerste kwartaal getroffen door een tsunami en een daaropvolgende nucleaire ramp. De gevolgen hiervan waren vooral voelbaar voor de Japanse economie en aandelenmarkt. Afgezien van verstoringen in de internationale goederenpijplijn viel de impact voor de wereldwijde economie mee. Eind tweede kwartaal kwam de Europese schuldencrisis weer terug op de agenda na de verlaging tot ‘junk status’ van de rating op Griekse staatsleningen, een sterk oplopen van de Griekse kapitaalmarktrente en politieke omwentelingen in Portugal en Ierland. De twijfel over de houdbaarheid van het economische herstel nam hierdoor snel toe. De tweede periode viel ongeveer samen met het derde kwartaal en werd gekenmerkt door een wereldwijde verslechtering van de economische groeiverwachtingen en een algemene toename van de risicoaversie. Deze omslag in sentiment was zoals gezegd aan het einde van het tweede kwartaal ingezet met het sterk oplopen van de Griekse kapitaalmarktrente. Hierdoor was er hernieuwde aandacht voor de gevolgen van een Grieks faillissement voor het Europese bankwezen en de mogelijkheden van besmetting van landen als Spanje en Italië. Het uitblijven van een duidelijk plan en voldoende middelen om de Europese schuldencrisis vlot te trekken, leidde nu ook in Italië en Spanje tot een scherp oplopen van de kapitaalmarktrentes. Het wereldwijde sentiment stond daarnaast onder druk door de impasse rond de aanpassing van het Amerikaanse schuldenplafond en de verlaging van de rating van Amerikaanse overheidsobligaties door ratingbureau Standard & Poors. De Europese schuldencrisis bleef echter veruit de dominante factor, zoals bevestigd door de forse daling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De interne Europese verdeeldheid bleek onder andere uit de felle discussies op zowel nationaal als Europees niveau over de omvang van de steun aan zwakke eurolanden en de hieraan gekoppelde voorwaarden. Hierbij tekende zich een duidelijk onderscheid af tussen het ‘rijke’ noorden, vertegenwoordigd door bondspresident Angela Merkel en het hulpbehoevende zuiden, onder leiding van de Franse president Sarkozi. Met name de discussies over budgettaire integratie, het opgeven van nationale soevereiniteit en het instellen van automatische sancties zorgden voor de nodige onenigheid. Meer specifiek waren ook de financiering en voorwaarden gekoppeld aan het EFSF en de rol van de ECB bij het aanpakken van de crisis onderwerp van onenigheid. Vooral Duitsland had grote bezwaren tegen verdere steun aan de zuidelijke landen zonder dat hier harde garanties en automatische sancties tegenover stonden. De rol van de ECB moest volgens bondspresident Merkel beperkt blijven tot het bewaken van de prijsstabiliteit en de liquiditeit van het bankwezen. Een rol als ‘lender of last resort’ via het opkopen van staatsleningen van zwakke eurolanden was daarom uit den boze. Hetzelfde gold voor het idee van centrale uitgifte van zogenoemde eurobonds ter financiering van zwakke eurolanden. Ook hier was de angst dat dit de noodzakelijke begrotingsdiscipline van de zuidelijke eurolanden zou aantasten. De teleurstellende uitvoering door Griekenland van de door een ‘trojka’ van IMF, ECB en Europese Commissie opgelegde strenge bezuinigingen en herstructureringsmaatregelen droeg verder bij aan het pessimisme. Ook werd een substantiële vrijwillige afschrijving door de particuliere sector op de leningen aan Griekenland steeds onwaarschijnlijker en werd duidelijk dat een gedwongen afschrijving veel risico’s met zich mee zou brengen. Inmiddels zorgde een sterk toegenomen onderling wantrouwen tussen banken via het opdrogen van liquiditeit voor steeds meer terughoudendheid bij de kredietverstrekking aan de particuliere sector. De druk op Europese leiders vanuit de financiële markten en de economische omstandigheden om met een effectief plan van aanpak te komen, nam gedurende het derde kwartaal daardoor steeds meer toe. In deze omgeving speelde de ECB een cruciale rol bij het voorkomen van verdere escalatie van de crisis door tot en met het derde kwartaal voor minimaal € 150 miljard aan leningen van zwakke eurolanden op te kopen. De derde periode liep min of meer synchroon met het vierde kwartaal waarin op de financiële markten een onevenwichtig herstel inzette. Verschillende ontwikkelingen gaven hiertoe aanleiding. Begin oktober stemde een overgrote meerderheid van het Duitse parlement in met het vergroten van de leencapaciteit van het EFSF van € 250 miljard tot € 440 miljard. Dit gaf hoop dat de Europese politiek onder hoge druk toch in staat zou zijn om de Europese schuldencrisis aan te pakken. Het vertrouwen kreeg ook een duw in de rug door betere Amerikaanse macro-economische cijfers en afnemende inflatiedruk in de opkomende markten. De angst voor een wereldwijde recessie nam hierdoor af. De aanhoudend zwakke economische cijfers van Europese landen en het verzwakkende economische beeld in Duitsland stonden hiermee in schril contrast. Met het vertrek van de Italiaanse premier Berlusconi en de instelling van een technocratische regering onder Mario Monti 16 werd opnieuw een stap gezet naar herstel van vertrouwen en stond in Italië de weg vrij voor hervormingen en een serieuze aanpak van het begrotingstekort. Andere factoren die bijdroegen aan het betere sentiment waren twee renteverlagingen door de ECB en tekenen van monetaire verruiming in onder andere China en Brazilië. Tot slot kregen de markten aan het einde van het jaar een onverwachte impuls door een verregaande maatregel van de ECB. De maatregel bood banken de mogelijkheid om tegen een rente van 1% en een onderpand van staatsleningen van zwakke eurolanden voor een periode van drie jaar geld te lenen van de ECB. Europese banken maakten massaal van deze kredietfaciliteit gebruik waarmee de liquiditeit van de private sector voor onbepaalde tijd werd hersteld, banken met het renteverschil hun eigen vermogen versterkten en er nieuwe ruimte ontstond voor het aankopen van staatsleningen van zuidelijke Europese landen. Impact op financiële markten De Europese schuldencrisis en het gebrek aan daadkracht van Europese leiders was in 2011 net als in 2010 het belangrijkste thema voor het verloop van de financiële markten. Het grote verschil met 2010 was dat dit vooral vanaf de tweede helft van 2011 niet werd gecompenseerd door economische groei en stimuleringsmaatregelen van overheden en centrale banken. Ook verschillende exogene schokken en de sterk gestegen olieprijs hadden een negatief effect op het vertrouwen van financiële markten. Lichtpunt was de Amerikaanse economie waar zich gedurende 2011 geleidelijk aan een herstel begon af te tekenen. Ook nam aan het einde van het jaar het vertrouwen in een goed einde van de Europese schuldencrisis voorzichtig toe. Aandelenmarkten begonnen het jaar goed gestemd onder invloed van een redelijk macro economisch klimaat en robuuste bedrijfsresultaten. De tsunami in Japan zette de Aziatische aandelenmarkten vanaf maart onder druk. Opvallend was dat de opkomende markten ook de eerste helft van het jaar slecht presteerden vanwege de angst voor oplopende inflatie en de directe gevolgen van de tsunami in Japan en de overstromingen in Thailand. Door de escalatie van de Europese schuldencrisis en angst voor een wereldwijde economische recessie nam de risico-aversie vanaf de zomer wereldwijd sterk toe. De aandelenmarkten in Europa en de opkomende landen hadden hiervan het meest te lijden terwijl traditionele ‘safe havens’ als Japan en de Verenigde Staten zich relatief goed hielden. Vanaf september hervonden beleggers enig vertrouwen in een goede oplossing van de Europese schuldencrisis en waren er vooral in de Verenigde Staten toenemende tekenen van economisch herstel. Gesteund door aantrekkelijke waarderingen vond er wereldwijd een sterke rally plaats op de aandelenmarkten. De Amerikaanse aandelenmarkt uitgezonderd, was dit herstel echter onvoldoende om de verliezen voor het hele jaar goed te maken. Over 2011 daalde de MSCI world aandelen index met -2,38%, de MSCI opkomende markten index met -15,70% en steeg de Amerikaanse Russell 1000 index met 4,89% (alle rendementen in euro’s). Aanwijzingen voor een economisch herstel en oplopende inflatiedruk leidden ertoe dat de kapitaalmarktrentes van de belangrijkste kernlanden van de Europese Unie (Duitsland, Frankrijk en Nederland) begin 2011 vanaf een laag niveau verder opliepen. Deze trend werd gekeerd toen vanaf het einde van het tweede kwartaal de risicoaversie bij obligatiebeleggers toenam en het wereldwijde economische beeld verslechterde. Dit leidde tot een daling van vooral het korter lopende eind van de Nederlandse en Duitse kapitaalmarktcurve. Het renteverschil met staatsleningen van zwakke landen uit de periferie van Europa nam door het uitblijven van een oplossing voor de Europese schuldencrisis intussen steeds verder op. De downgrade in de zomer door rating bureau Moody’s van Griekse staatsleningen tot ‘ junk status’ vormde de aanleiding voor een sterke toename van de risicoaversie bij obligatiehouders. Angst voor besmetting zette een vlucht van Spaanse en Italiaanse staatsleningen naar veilig geachte Duitse en Amerikaanse staatsleningen op gang. In dit klimaat daalde de twintigjaars rente op Duitse staatsleningen tot 2% en liep de Italiaanse tienjaars rente op tot boven de 7%. Het laatste kwartaal zag een beperkte afname van de risicoaversie en een bescheiden stap richting normalisatie van de renteniveaus. Een lichte verbetering van de vooruitzichten voor de wereldwijde economische groei, het aantreden van de regering Monti in Italië en de zeer ruime kredietfaciliteit voor banken ter beschikking gesteld door de ECB waren hiervoor de belangrijkste aanwijsbare oorzaken. Bedrijfsobligaties waren in 2011 vergeleken met aandelen en staatsobligaties een relatief stabiele beleggingscategorie. Binnen de categorie bedrijfsobligaties liepen de rendementen weliswaar sterk uiteen maar de diversificatie tussen sectoren beperkte de volatiliteit. De yields op Europese credits namen in het eerste kwartaal van 2011 licht toe in lijn met de rente op staatsleningen. Europese financiële waarden lieten in deze omgeving van relatieve economische voorspoed via afnemende spreads juist een outperformance zien ten opzichte van de andere sectoren. Covered bonds presteerden in deze omgeving relatief zwak maar herstelden daarna sterk onder invloed van toenemende risicoaversie. Vanwege de exposure in staatsobligaties van landen in de periferie presteerden de financiële waarden vanaf de zomer slecht maar lieten aan het eind van het jaar een scherp herstel zien. Obligaties van nutsbedrijven en industriële ondernemingen profiteerden over het gehele jaar van stabiele winstvooruitzichten. Door de relatief sterke fundamentele eigenschappen en het hogere rendement boden bedrijfsobligaties in toenemende mate een alternatief voor staatsobligaties. Per saldo sloten Europese bedrijfsobligaties 2011 af met een bescheiden winst. 17 De strategische beleggingsmix, realisatie en benchmarks kunnen als volgt worden samengevat: (In duizenden euro’s) Vastgoed Aandelen Derivaten Vastrentende waarden Cashfunds Totaal beleggingen per hoofdcategorie Swap overlay Totaal beleggingen per hoofdcategorie Opgelopen rente op vastrentende waarden Liquide middelen ivm beleggingstransacties Totaal beleggingsmix Tabel 10; Assetmix Strategische allocatie / benchmark 8,0% 35,55% 56,45% 100,0% Feitelijke allocatie per 31 december 2011 EUR % 37.232 232.721 -2.245 383.583 126.842 778.133 107.710 885.843 9.073 19.731 4,8% 29,9% -0,3% 49,3% 16,3% 100,0% 914.647 Feitelijke allocatie per 31 december 2010 EUR % 39.111 256.640 -1.890 392.256 24.677 710.794 44.382 755.176 6.392 7.047 5,5% 36,1% -0,3% 55,2% 3,5% 100,0% 768.615 In bovenstaande tabel zijn de derivatenposities inclusief de contracten met een negatieve actuele waarde. In de balans en toelichtingen zijn deze negatieve waarden onder overige schulden gerubriceerd. Ultimo 2011 is de negatieve positie 17.478 duizend euro. Bandbreedtes De bandbreedtes, die binnen het beleggingsbeleid worden gehanteerd zijn in onderstaande tabel weergegeven: 2011 Minimum % Vastgoed Aandelen Derivaten Vastrentende waarden 26% Maximum % 18% 41% 46% 66% Tabel 11; Bandbreedtes beleggingen 18 Actuariële paragraaf Actuariële analyse De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: (In duizenden euro’s) Premieresultaat Premiebijdragen (na aftrek kostenopslag) Pensioenopbouw Totaal premieresultaat Resultaat op kosten Totaal premieresultaat incl. kosten Interestresultaat Beleggingsresultaten Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen Indexering en overige toeslagen Wijziging marktrente Totaal interestresultaat Overig resultaat Resultaat op waardeoverdrachten Opslag langleven risico Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) Overige resultaten Totaal overige resultaat Totaal saldo van baten en lasten Tabel 12; Actuariële analyse resultaat 2011 EUR 2010 EUR 2009 EUR 35.184 -33.100 2.084 16 2.100 21.385 -19.071 2.314 15 2.329 19.805 -19.943 -138 -101 -239 59.587 -9.614 0 -110.833 -60.860 76.173 -8.483 0 -62.294 5.396 69.232 -23.039 0 29.856 76.049 -160 285 -3.671 -3.546 -242 -20.866 -1.004 -516 -22.628 1.312 -12.641 112 -1.359 -12.576 -62.306 -14.903 63.234 De overige resultaten worden gevormd door het saldo uit hoofde van overige (incidentele) mutaties van de technische voorziening (- 3.688), het saldo uit hoofde van uitkeringen (18) en het saldo uit hoofde van andere oorzaken (-1). De dekkingsgraad is in 2011 gedaald van 100,0% naar 92,8%. Het positieve resultaat op de beleggingen gesaldeerd met de rentetoevoeging resulteert in een positief effect op de dekkingsgraad van circa 6,4%. De dalende marktrente heeft een negatief effect op de dekkingsgraad van 13,7%. Er was een premieverhoging doorgevoerd per 1 januari 2010 naar 26,4% van de som van de pensioengrondslagen. Per 1 januari 2011 is deze verhoging verder doorgezet. De premie in 2011 is 28,3% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. Vóór 2010 was het 25% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. Uitkomsten van de solvabiliteitstoets Het Fonds verkeert in een situatie van dekkingstekort. Dit tekort is door het pensioenfonds gemeld aan DNB. Naar aanleiding van de tekortsituatie is vervolgens op 31 maart 2009 conform de wettelijke vereisten door het Fonds een herstelplan ingediend bij DNB. 19 Oordeel van de certificerend actuaris over de financiële positie De certificerend actuaris verklaart in zijn actuariële verklaring dat per 31 december 2011 is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de PW, met uitzondering van artikelen 131, 132 en 133 en dat de vermogenspositie naar zijn mening slecht is vanwege een dekkingstekort. Hiermee verklaart de waarmerkend actuaris: • dat de Technische Voorzieningen naar zijn mening toereikend zijn (artikel 126); • het ouderdomspensioen wordt gefinancierd op kapitaalbasis (artikel 127); • dat de ontvangen premie over boekjaar 2011 kostendekkend is (artikel 128); • er geen sprake is van premiekorting of premieterugstorting (artikel 129); • de kostendekkende premie, de gedempte premie en de feitelijke premie in het jaarverslag en in de jaarrekening zijn vermeld (artikel 130); • het vermogen van het pensioenfonds niet voldoet aan de eisen die gesteld worden volgens de wet en regelgeving, dat dit is gemeld aan DNB en dat tijdig een herstelplan is opgesteld (artikel 131 en 132); • het pensioenfonds voldoet niet aan de norm dat alle aanspraken volledig door waarden moeten zijn gedekt (artikel 133); • het beleggingsbeleid voldoet aan de prudent-person regel (artikel 135); • dat het pensioenfonds geen leningen is aangegaan anders dan voor liquiditeitsdoeleinden en niet namens derde partijen optreedt als garant (artikel 136); • de voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd in overeenstemming met de vereisten in de Pensioenwet (artikel 137); • de dekkingsgraad van het pensioenfonds lager is dan de verwachte dekkingsgraad in de door het pensioenfonds opgestelde en door DNB goedgekeurde herstelplan (artikel 138. 139 en 140); 20 Vooruitblik 2012 In februari 2012 is de evaluatie van herstelplan ingediend bij DNB op stand 31-12-2011. Het feitelijk herstel loopt achter op de stand per 1 januari 2012 op het geraamde herstelpad in het herstelplan. Een voorgenomen korting op de uitkeringen en opgebouwde pensioenrechten van 4,1%, per april 2013, is bekendgemaakt aan deelnemers, ex deelnemers en pensioengerechtigden. De situatie per eind 2012 zal bepalend zijn voor het daadwerkelijk doorvoeren van een korting. In februari 2012 is de heer Van Duuren teruggetreden als voorzitter van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. Hij zal worden opgevolgd door de heer De Bruijn. De heer Prakken zal per 1 juli 2012 aftreden als bestuurslid. Hij zal worden opgevolgd door de heer Visser. Per 10 december 2011 is de beleidsregel financieel crisisplan in werking getreden. Het bestuur zal er voor zorgdragen dat een dergelijk plan uiterlijk 1 mei 2012 is vastgesteld. Het plan zal onderdeel uit gaan maken van de ABTN van het Fonds. Het bestuur is voornemens om de aanbevelingen ten aanzien van uitvoeringskosten zoals benoemd door de Pensioenfederatie in november 2011 conform de aanbeveling stapsgewijs op te pakken. Het Pensioenakkoord zal naar verwachting in 2012 op belangrijke onderdelen nadere uitwerking krijgen. Het bestuur volgt de landelijke ontwikkelingen in wet- en regelgeving op dit vlak en de implicaties hiervan nauwkeurig. Hengelo, 21 mei 2012 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Het Bestuur Dhr. J.H.E. Soepenberg Vice-voorzitter Dhr. P.M. Dekker Secretaris Dhr. G.J. Mulders Penningmeester Dhr. E.R. Stolp Lid Dhr. H.B. Prakken Lid 21 Jaarrekening Balans per 31 december 2011 (na verwerking voorgestelde bestemming saldo baten en lasten) (In duizenden euro’s) Toelichting 2011 2010 4a 4b 4c 4d 4e 4f 38.061 237.905 401.200 125.292 129.667 39.466 258.970 402.267 57.647 24.901 Vorderingen en overlopende activa 5 5.226 1.529 Liquide middelen 6 2.172 4.231 939.523 789.011 Activa Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Cashfunds Totaal Activa Passiva Stichtingskapitaal en reserves 7 -62.475 -169 Technische voorzieningen 8 868.207 735.510 Overige technische voorzieningen: Invaliditeitsvoorziening 8 582 446 Overige schulden en overlopende passiva 9 133.209 53.224 939.523 789.011 92,8% 100,0% Totaal Passiva Dekkingsgraad (in %) 22 Staat van baten en lasten over 2011 (In duizenden euro’s) Toelichting 2011 EUR 2010 EUR Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) 10 35.184 21.385 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten 11 17.238 42.348 18.481 57.691 Overige baten 12 -1 1 94.769 97.558 Baten Totaal baten Lasten Pensioenuitkeringen 13 24.255 23.209 Pensioenuitvoeringskosten 14 1.432 1.333 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen Wijzigingen marktrente Wijzigingen uit hoofde van overdracht rechten Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen 15 16 17 18 19 20 21 31.652 0 9.613 -24.274 110.833 1.605 3.404 17.723 0 8.483 -23.652 62.294 886 22.829 Saldo overdrachten van rechten 22 -1.445 -644 Totaal lasten 157.075 112.461 Saldo van baten en lasten -62.306 -14.903 Bestemming van het saldo van baten en lasten Mutatie op algemene reserve -62.306 -14.903 23 Kasstroomoverzicht over 2011 (In duizenden euro’s) Toelichting 2011 EUR 2010 EUR 27.593 1.653 -693 -24.231 -1.401 14 25.175 1.071 -40 -23.231 -1.317 13 2.935 1.671 710.503 -798.829 80.739 -14.717 18.528 -1.290 72 645.727 -669.318 15.764 -8.491 19.675 -1.194 134 Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten -4.994 2.297 Netto-kasstroom -2.059 3.968 4.231 263 -2.059 3.968 2.172 4.231 Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde pensioenuitvoeringskosten Overige baten en lasten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Aankopen en verstrekkingen van beleggingen Overige mutaties collaterals Overige mutaties beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Betaalde kosten van vermogensbeheer Overige baten Saldo liquide middelen begin boekjaar Mutatie liquide middelen Saldo liquide middelen ultimo jaar 23 24 Toelichting behorende tot de jaarrekening Toelichting Balans per 31 december 2011 1 Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland, statutair gevestigd te Hengelo (hierna “het Fonds”) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het Fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. 2 Overeenstemmingsverklaring De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 21 mei 2012 de jaarrekening opgemaakt. Waar nodig zijn cijfers aangepast om vergelijking te verbeteren. 3 Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling (a) Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. (b) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. 25 (c) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economische potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. (d) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. (e) Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. (f) Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koers per balansdatum staat per vreemde valuta in onderstaande tabel weergegeven: USD GBP JPN 31 december 2011 € 0,770356 € 1,197174 € 0,010012 31 december 2010 € 0,745378 € 1,167065 € 0,009190 31 december 2009 € 0,69696 € 1,12556 € 0,00749 Tabel 13; Vreemde valutakoers ultimo jaar 26 (g) (g.1) Beleggingen Algemeen Beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde, in lijn met de Pensioenwet. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaalde soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. (g.2) Vastgoedbeleggingen De vastgoedbeleggingen worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; de waardering is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende aandelen. (g.3) Aandelen De aandelen worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; de waardering is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende aandelen. (g.4) Vastrentende waarden Vastrentende waarden en participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de beursnotering per balansdatum. De vastrentende waarden worden gehouden via niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen; de waardering is afgeleid van de per balansdatum geldende koersen van de onderliggende vastrentende waarden. De lopende intrest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. (g.5) Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. (g.6) Cashfunds Het ILF waarin de collateral van de swap overlay portefeuille wordt belegd is een zogeheten stable nav fonds met een vaste koers van 1 euro of 1 USD. De rente wordt dagelijks geaccumuleerd en in nieuwe participaties uitgekeerd. (h) Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. (i) Technische voorzieningen (i.1) Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voorzover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit door middel van reservering van de toekomstige opbouw. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. In de technische analyse is rekening gehouden met een vaste rekenrente van 1,296%. Einde 2011 is de Technische Voorziening berekend met de termijnstructuur van de marktrente per 31 December 2011 (RTS), die overeenkomt met een gemiddelde rekenrente van ongeveer 2,74%; Overlevingstafels: AG Prognosetafel 2010-2060 met Towers Watson 2010 ervaringssterfte; Niet-ingegaan wezenpensioen 5% van de voorziening van niet-ingegaan partnerpensioen voor nog niet gepensioneerde deelnemers; Verondersteld wordt dat alle deelnemers een partner hebben; 27 Voor latente pensioenverplichtingen jegens partners van (gewezen) deelnemers wordt het leeftijdsverschil tussen man en vrouw op drie jaar gesteld; Kostenopslag van de voorziening voor pensioenverplichtingen is 1,2%; (i.2) Overige technische voorzieningen Onder het hoofd Overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico’s voorzover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening. Bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheiduitkeringen of overige uitkeringen. (j) Algemene grondslagen resultaatbepaling Voor zover niet anders vermeld worden baten en lasten verwerkt in het resultaat van het jaar, waarop zij betrekking hebben. (k) Premies Premies worden toegerekend aan het jaar waarin zij zijn vastgesteld respectievelijk bekend geworden. (l) Beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan alle aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen, zijnde dividend van aandelen en de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen van obligaties, leningen op schuldbekentenis en liquide middelen. Onder indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de verandering in de waarde van beleggingen. Met de directe beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde vermogensbeheerkosten. (m) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. 28 4 Beleggingen (a) Actuele waarde Algemeen In de volgende tabel wordt het mutatieoverzicht van beleggingen in 2010 en 2011 weergegeven: Stand per 31 december 2009 exclusief allocaties Vastgoed Aandelen Vastrentende waarde Derivaten Cash funds Totaal beleggingen 34.548 216.955 376.749 20.095 17.970 666.317 Aankopen 101 34.763 423.214 129 211.111 669.318 Verkopen 0 -29.363 -409.704 4.758 -204.639 -638.948 Verkoopresultaten 0 -414 4.682 -5.006 634 -104 Waardewijzigingen Stand per 31 december 2010 exclusief allocaties 4.462 34.699 -2.685 22.516 -399 58.593 39.111 256.640 392.256 42.492 24.677 755.176 Lopende interest Allocatie liquide middelen 6.392 355 2.330 3.619 Herrubricering negatieve derivaten 6.392 519 224 14.636 7.047 14.636 Stand per 31 december 2010 inclusief allocaties 39.466 258.970 402.267 57.647 24.901 783.251 Stand per 31 december 2010 exclusief allocaties 39.111 256.640 392.256 42.492 24.677 755.176 Aankopen 9.770 17.599 431.983 459 339.018 798.829 Verkopen -9.560 -23.235 -442.250 2.670 -238.128 -710.503 Verkoopresultaten -3.939 -3.610 -6.600 -3.203 909 -16.443 Waardewijzigingen 1.850 -14.673 8.194 63.047 366 58.784 37.232 232.721 383.583 105.465 126.842 885.843 Stand per 31 december 2011 exclusief allocaties Lopende interest Allocatie liquide middelen 9.073 829 5.184 8.544 Herrubricering derivaten naar overige schulden Stand per 31 december 2011 inclusief allocaties Tabel 14; Totaal mutatieoverzicht beleggingen 9.073 2.349 2.825 17.478 38.061 237.905 401.200 125.292 19.732 17.478 129.667 932.126 De tijdelijke banksaldi en liquide middelen onderweg, die door beleggingsinstellingen worden aangehouden ten behoeve van beleggingstransacties en die niet direct zijn te relateren aan een categorie van beleggingen, zijn naar rato van de beleggingen gealloceerd aan de diverse categorieën van beleggingen. 29 Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het Fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en – schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. (In duizenden euro’s) Markt Directe Marktnoteringen EUR Per 31 december 2010 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Cash funds Opgelopen interest Liquide middelen Per 31 december 2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Cash funds Opgelopen interest Liquide middelen Modellen Waarderingsmodellen en -technieken niet gebaseerd op marktdata EUR Afgeleide Marktnoteringen EUR 234.608 24.677 6.392 7.047 272.724 253.072 29.145 256.640 157.648 42.492 9.966 485.925 9.966 29.294 232.721 130.511 105.465 7.938 37.232 232.721 383.583 105.465 126.842 9.073 19.732 497.991 7.938 914.648 126.842 9.073 19.732 408.719 Tabel 15; Totaal beleggingen (incl. negatieve derivaten) Totaal EUR 39.111 256.640 392.256 42.492 24.677 6.392 7.047 768.615 De beleggingen die in tabel 18 opgenomen zijn onder afgeleide marktnotering, onder vastgoedbeleggingen, aandelen en vastrentende waarden, hebben betrekking op beleggingsfondsen die rechtstreeks in beursgenoteerde waarden beleggen. Op basis van de valuation-rapporten per eind december, kan de verdeling naar regio worden gemaakt, deze is weergegeven in onderstaande tabel: (In duizenden euro’s) EU Rest van Europa Noord-Amerika Japan Zuidoost-Azie Andere Totaal beleggingen naar regio Tabel 16; Totaal beleggingen naar regio Ultimo 2011 587.544 3.738 115.302 34.053 55.781 796.418 73,8% 0,5% 14,5% 0,0% 4,3% 7,0% 100,0% EUR 455.943 68.246 116.783 17.601 29.814 24.298 712.685 Ultimo 2010 % 64,0% 9,6% 16,4% 2,4% 4,2% 3,4% 100,0% In de beleggingen naar regio, zoals aangegeven in bovenstaande tabel, zijn de gealloceerde liquide middelen (19.732 duizend euro), de derivaten (125.292 duizend euro exclusief 17.478 duizend euro aan negatieve waarde van derivaten ) en de opgelopen interest (9.073 duizend euro) niet opgenomen. (b) Vastgoedbeleggingen (In duizenden euro’s) Indirect vastgoed (participaties in beleggingsfondsen) Liquide middelen tbv vastgoed beleggingen Totaal vastgoedbeleggingen Tabel 17; Vastgoedbeleggingen 2011 EUR 37.232 829 38.061 2010 EUR 39.111 355 39.466 30 De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s) EU Overig Europa Verenigde Staten Japan Azië Overige Totaal vastgoedbeleggingen Gealloceerd liquide middelen Totaal vastgoedbeleggingen incl. liquide middelen Tabel 18; Beleggingen in vastgoed naar regio EUR 22.442 0 7.982 2.930 3.878 37.232 829 38.061 Ultimo 2011 % 60,3% 0,0% 21,4% 0,0% 7,9% 10,4% 100,0% EUR 25.875 5.895 3.055 1.068 2.421 797 39.111 355 39.466 Ultimo 2010 % 66,2% 15,1% 7,8% 2,7% 6,2% 2,0% 100,0% Pensioenfonds Thales belegt in 4 verschillende vastgoedfondsen (o.a. fondsen voor gemene rekening ), 2 fondsen beleggen in wereldwijd vastgoed en 2 fondsen in Europees vastgoed. (c) Aandelen (in duizenden euro’s) 2011 EUR 195.939 36.782 5.184 237.905 Aandelen mature markets Aandelen emerging markets Liquide middelen tbv aandelen Totaal Aandelen gesplitst naar markten Tabel 19; Aandelen gesplitst naar markten 2010 EUR 221.739 34.901 2.330 258.970 De segmentatie van aandelen naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s) EU Overige Europa Noord Amerika Japan Azië Overige Totaal beleggingen in aandelen Gealloceerde liquide middelen Totaal beleggingen aandelen incl. liquide middelen Tabel 20; Segmentatie beleggingen in aandelen naar regio EUR 107.444 852 93.288 28.422 2.715 232.721 5.184 237.905 Ultimo 2011 % 46,2% 0,4% 40,1% 0,0% 12,2% 1,1% 100,0% EUR 82.191 38.480 78.331 16.478 26.801 14.359 256.640 2.330 258.970 Ultimo 2010 % 32,0% 15,0% 30,6% 6,4% 10,4% 5,6% 100,0% 31 (d) Vastrentende waarden (in duizenden euro’s) 2011 EUR 144.741 238.842 9.073 8.544 401.200 Obligatie beleggingsfondsen Obligaties Lopende interest Liquide middelen tbv vastrentende waarden Totaal beleggingen vastrentende waarden Tabel 21; Beleggingen in vastrentende waarden 2010 EUR 185.543 206.713 6.392 3.619 402.267 De segmentatie van de vastrentende waarde naar regio is als volgt: (in duizenden euro’s) Ultimo 2011 EU Overige Europa Noord-amerika Japan Azië Overige 457.657 2.887 14.031 2.701 33.149 89,7% 0,6% 2,7% 0,0% 0,5% 6,5% EUR 340.840 22.772 19.362 55 592 8.635 Ultimo 2010 % 86,9% 5,8% 4,9% 0,0% 0,2% 2,2% Totaal beleggingen in vastrentende waarden 510.425 100,0% 392.256 100,0% Tabel 22; Segmentatie beleggingen in vastrentende waarden naar regio (exclusief allocatie liquide middelen en opgelopen interest) inclusief cashfunds. (e) Derivaten In de derivaten zijn alleen de contracten opgenomen, die een positieve actuele waarde hebben. De negatieve actuele waarde van de contracten op aandelen derivaten en vastrentende derivaten per 31 december 2011 was 17.478 duizend euro. Ultimo 2010 was de totaalwaarde van de contracten met een negatieve actuele waarde 14.636 duizend euro. De derivaten met een negatieve waarde zijn opgenomen onder overige schulden (zie paragraaf 9 Overige schulden en overlopende passiva). In de volgende tabel worden zowel de positieve als de negatieve actuele waarden van de derivaten weergegeven. (in duizenden euro’s) Valutaderivaten Aandelenderivaten Vastrentende derivaten Liquide middelen tbv derivaten Lopende interest derivaten Totaal derivaten Tabel 23; Derivaten (f) 2011 EUR Saldo -2.245 EUR positief 100 EUR negatief -1.990 -15.151 107.710 2.349 57.028 519 -12.646 44.382 519 -17.478 107.814 57.647 -14.636 43.011 EUR positief 82 EUR negatief -2.327 122.861 2.349 125.292 2010 EUR Saldo -1.890 Cashfunds (in duizenden euro’s) Cashfunds Liquide middelen tbv cashfunds Totaal beleggingen cashfunds Tabel 24; Cashfunds 2011 EUR 126.842 2.825 129.667 2010 EUR 24.677 224 24.901 Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen, welke wordt herbelegd in ILF cash funds. 32 5 Vorderingen en overlopende activa (in duizenden euro’s) Vordering op sponsor(s) Nog te factureren premies affinanciering Totaal vordering op sponsor Overige vorderingen Stand per 31 december Tabel 25; Vorderingen en overlopende activa 2011 EUR 1.479 3.747 5.226 2010 EUR 1.526 0 1.526 0 5.226 3 1.529 2011 EUR 1.518 654 2.172 2010 EUR 3.375 856 4.231 Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 6 Liquide middelen (in duizenden euro’s) Spaarrekening ABN-AMRO 47.94.19.434 Banksaldo Stand per 31 december Tabel 26; Overige activa De spaarrekening ABN-AMRO bevat het saldo van de vooruitontvangen premies affinanciering. De middelen zijn bedoeld voor affinanciering van de voorwaardelijke 15-jaars pensioenrechten (bijlage C van het reglement). Onder liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. 7 Stichtingskapitaal en reserves (in duizenden euro’s) Stand per 31 december 2009 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2010 Stand per 31 december 2010 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2011 Stand per 31 december 2011 Tabel 27; Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en Algemene reserve EUR 14.734 -14.903 -169 -62.306 -62.475 Totaal EUR 14.734 -14.903 -169 -62.306 -62.475 Solvabiliteit (in duizenden euro’s) Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen (strategische mix) Aanwezig eigen vermogen Tabel 28; Solvabiliteit 2011 EUR 36.635 140.153 -62.475 2010 EUR 31.211 122.012 -169 Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel. Het vereist eigen vermogen is in bovenstaande tabel weergegeven op basis van de strategische beleggingsmix. Op basis van de werkelijke beleggingsmix is het vereist eigen vermogen 114.106 duizend euro (2010; 115.019 duizend euro). De aanwezige solvabiliteit is lager dan het minimaal vereist eigen vermogen. Het Pensioenfonds bevindt zich in een situatie van dekkingstekort. Een dekkingstekort dient binnen de wettelijke termijn te worden opgelost. Het uiteindelijke oordeel over de financiële situatie en over het vereist eigen vermogen is aan de certificerend actuaris. Hij kan bij zijn oordeel ook andere feiten en omstandigheden betrekken. 33 Herstelplan Gezien het aanwezige dekkingstekort ultimo 2008 heeft het Fonds een herstelplan opgesteld. Het plan is op 31 maart 2009 ingediend bij DNB. Op 28 september 2009 heeft DNB middels een goedkeurende beschikking het herstelplan goedgekeurd. Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan Het Fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het Fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten van het in maart 2009 ingediende herstelplan zijn: • In de vijfjaarsperiode 2008-2013 zal er geen sprake zijn van toeslagverlening. Dit geldt naar verwachting ook nog voor het jaar 2014. • Het beleggingsbeleid wordt niet aangepast. Toelichting op realisatie verslagjaar Onderstaande tabel is een specificatie van de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2011 ten opzichte van de verwachte ontwikkeling in de dekkingsgraad in 2011 volgens het herstelplan. Daarnaast wordt ook de aangepaste verwachting van de dekkingsgraad in 2010 weergegeven ten opzichte van de verwachte ontwikkeling in het herstelplan. Primo stand dekkingsgraad (%) Mutatie dekkingsgraad (%-punt) Ultimo dekkingsgraad (%) Geraamde technische voorzieningen Vereist eigen vermogen Vereiste dekkingsgraad (%) Realisatie 2011 100,0% -7,2% 92,8% 868.207 140.153 116,1% Oorzaken mutatie dekkingsgraad: Premieverschil op dekkingsgraad (%-punt) 0,2% Solvabiliteitsvrijval op dekkingsgraad (%-punt) 0,0% Rentetermijnstructuur op dekkingsgraad (%-punt) -13,7% Rendementsverschil op dekkingsgraad (%-punt) 6,4% Overige oorzaken en kruiseffecten op dekkingsgraad (%-punt) -0,1% Som van alle mutaties van de dekkingsgraad -7,2% Tabel 29; Specificatie ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van herstelplan Plan 2011 98,4% 2,5% 100,9% 687.410 109.986 116,0% Realisatie 2010 102,3% -2,3% 100,0% 735.956 122.012 116,6% Plan 2010 95,6% 2,8% 98,4% 669.088 111.738 116,7% 0,2% -0,1% 0,0% 2,3% 0,1% 2,5% 0,2% 0,1% -9,9% 10,0% -2,7% -2,3% 0,2% -0,2% 0,0% 2,9% -0,1% 2,8% De belangrijkste reden voor het negatieve resultaat is de daling van de nominale rente. In de post overige oorzaken is de verhoging van de kostenvoorziening van 0,8% naar 1,2% van de voorziening opgenomen. Het Fonds loopt achter op het originele herstelplan. Op basis van de evaluatie herstelplan per eind 2011 beschikt het Fonds ultimo 2013 niet over voldoende eigen vermogen om te voldoen aan de eis van het minimaal vereist eigen vermogen. Om de financiele positie ultimo 2013 wel op dit niveau te brengen, is een voorgenomen korting aangekondigd. De verwachte omvang van deze voorgenomen korting bedraagt 4,1%. De bijdrage aan het herstel vanuit het rendement is over de jaren 2012 en 2013 sterker dan in het oorspronkelijk herstelplan doordat de rentetermijnstructuur op korte termijn lager is dan op basis van de rentetermijnstructuur, die ultimo 2008 werd verwacht. Dit zorgt voor een hogere verwachting van het overrendement. 34 8 Technische voorzieningen (in duizenden euro’s) Voorziening voor pensioenverplichtingen Overige technische voorzieningen (arbeidsongeschiktheid) Totaal technische voorzieningen Tabel 30; Technische voorzieningen 2011 EUR 868.207 582 868.789 2010 EUR 735.510 446 735.956 2011 EUR 735.510 31.652 0 9.613 -24.274 110.833 1.605 3.404 -136 868.207 2010 EUR 646.988 17.723 0 8.483 -23.652 62.294 886 22.857 -69 735.510 Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: (in duizenden euro’s) Stand 1 januari Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Wijziging marktrente Saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten Wijziging actuariële uitgangspunten Overige wijzigingen Stand 31 december Tabel 31; Mutatieoverzicht voorziening voor pensioenverplichtingen Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,74% (2010; 3,47%). De analyse van het boekjaar is gebaseerd op een rekenrente van 1,296%. De interesttoevoeging is voor de voorziening risico fonds tevens gelijk aan 1,296 %. Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten. Het mutatieoverzicht voor de overige technische voorzieningen is als volgt: (in duizenden euro’s) Stand 1 januari Stortingen / Onttrekkingen Stand 31 december Tabel 32; Mutatieoverzicht overige technische voorzieningen 2011 EUR 446 136 582 2010 EUR 405 41 446 Momenteel is de (overige technische) voorziening Invalidering, ter grootte van 582 duizend euro (ultimo 2010; 446 duizend euro), in de Technische Voorziening opgenomen. Deze voorziening dient ter dekking van de lasten uit hoofde van de actieve deelnemers, die op balansdatum ziek zijn en naar verwachting arbeidsongeschikt verklaard zullen worden. De technische voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën deelnemers als volgt samengesteld: (in duizenden euro’s) 2011 EUR Actieven en arbeidsongeschikten 394.570 Pensioengerechtigden 375.499 Gewezen deelnemers 88.295 Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling 10.425 Technische voorziening pensioenverplichtingen 868.789 Tabel 33; Categorie deelnemers in technische voorziening pensioenverplichtingen 2010 EUR 334.948 325.785 69.382 5.841 735.956 In de technische voorziening pensioenverplichting is een opslag voor toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling opgenomen. De pensioenverplichtingen zonder deze opslag is 858.364 duizend euro (2010; 730.115 duizend euro). De benodigde technische voorziening zoals deze gepresenteerd is, gaat uit van voortzetting van de uitvoeringsovereenkomst. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. 35 Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Voor mensen geboren vóór 1950 is de pensioenleeftijd 62 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2.20% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Voor het jaar 2012 is de opbouw vastgesteld op 2,0%. De pensioengrondslag is gelijk aan het bruto jaarsalaris inclusief vakantie-uitkering onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het Fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. De premie bevat geen opslag ten behoeve van het toeslagbeleid. Bovendien wordt er door het pensioenfonds geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen verlenen. Er bestaat geen recht op toeslagen. Met betrekking tot de mate van de feitelijke toekenning hanteert het bestuur de onderstaande beleidsstaffel als leidraad. Deze staffel geldt slechts als uitgangspunt; bij de jaarlijkse besluitvorming zal het bestuur andere relevante economische omstandigheden (zoals economische vooruitzichten en verwachte bestandsontwikkeling) in ogenschouw nemen. De inhoud van de beleidsstaffel luidt als volgt: • Bij een dekkingsgraad van meer dan 135% kan tot het inhalen van niet verleende toeslagen uit het verleden worden overgegaan. • Bij een dekkingsgraad van meer dan 125% wordt een volledige toeslag verleend. • Bij een dekkingsgraad van meer dan 105% maar minder dan 125% wordt een toeslag van pro rata parte verleend. • Bij een dekkingsgraad van 105% of minder wordt geen toeslag verleend. Solvabiliteitsvrijval wordt beschouwd als premiekorting. Premiekorting uitsluitend verbandhoudend met die solvabiliteitsvrijval is mogelijk bij een dekkingsgraad van meer dan 135% nadat alle niet verleende toeslagen over de afgelopen 10 jaar zijn ingelopen. Verdere premiekorting is mogelijk als de dekkingsgraad zich boven de 150% bevindt. In dat geval kan het bestuur ook besluiten tot het toekennen van extra toeslagen. Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit. In lijn met de toeslagenmatrix is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst. De toeslagverlening op basis van het toeslagbeleid bij het pensioenfonds wordt hiermee geclassificeerd als categorie D1 (financiering uit overrendement). Bij de communicatie over de toekenning van toeslagen, zullen de voorgeschreven teksten uit de “toeslagenmatrix” worden gehanteerd (conform de beleidsregel van DNB van 26 februari 2007). Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het pensioenfonds streeft er naar om: • de tijdens het deelnemerschap opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari (maximaal) te verhogen op basis van algemene loonontwikkeling binnen de CAO-Metalektro; • de premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks (maximaal) te verhogen met de relatieve stijging van het prijsindexcijfer. Het pensioenfonds streeft naar een toeslagverlening die gemiddeld minimaal gelijkwaardig is aan de toeslagverlening van Bedrijfstakpensioenfonds PME. De pensioenrechten en pensioenaanspraken van de actieve deelnemers in de middelloonregeling zijn dit jaar verhoogd met 0,0% (2010; 0,0%). Voor degenen die geen deelnemer meer zijn, is het opgebouwde pensioen in de middelloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0% (2010; 0,0%). Voor degenen die geen deelnemer meer zijn, is het opgebouwde pensioen in de eindloonregeling dit jaar verhoogd met 0,0% (2010; 0,0%). 36 Inhaalindexaties Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaalindexaties worden toegekend. Inhaalindexaties zijn indexaties die worden toegezegd, voorzover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaalindexaties te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Het bestuur van het Fonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende indexatie. Voor de premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. Indexatie ambitie % Toegekende indexatie % 2007 Verslagjaar 1,72% 1,72% 2008 Verslagjaar 1,29% 1,29% 2009 Verslagjaar 2,96% 0,00% 2010 Verslagjaar 0,00% 0,00% 2011 Verslagjaar 2,42% 0,00% Tabel 34; Indexatie %’s premievrije deelnemers en de middelloon gepensioneerden Verschil 0,00% 0,00% 2,96% 0,00% 2,42% Voor de actieve deelnemers is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. 2007 Verslagjaar 2008 Verslagjaar 2009 Verslagjaar 2010 Verslagjaar 2011 Verslagjaar Tabel 35; Indexatie %’s actieve deelnemers 9 Indexatie ambitie % 0,00% 4,29% 3,01% 1,76% 2,16% Toegekende indexatie % 0,00% 4,29% 0,00% 0,00% 0,00% Verschil 0,00% 0,00% 3,01% 1,76% 2,16% Overige schulden en overlopende passiva (in duizenden euro’s) Saldi bij banken in rekening courant Vooruitontvangen premies affinanciering Derivaten Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering Belastingen en premies sociale verzekeringen Waardeoverdrachten Overige schulden Collateral Nog te betalen pensioenen Stand per 31 december Tabel 36; Overige schulden en overlopende passiva 2011 EUR 1.616 0 17.478 17 587 0 925 112.564 22 133.209 2010 EUR 905 3.375 14.636 531 571 486 896 31.825 0 53.224 Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor de in portefeuille aanwezige swaps wordt collateral ontvangen, welke wordt herbelegd in ILF cash funds. In de saldi bij banken in rekening courant zijn twee beleggingsrekeningen opgenomen met een negatief saldo. Deze zijn niet gesaldeerd met de beleggingsrekeningen met een positief saldo. 37 Beleid en risicobeheer Beleggingsbeleid Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen beleggingsbeleid, premiebeleid en indexatiebeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen, van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings-) risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Premiebeleid De financiering van de krachtens het pensioenreglement vast te stellen pensioenaanspraken geschiedt door betaling van een doorsneepremie zoals omschreven in de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgever. De totale bijdrage is bepaald door het bestuur en is – gehoord de actuaris van het pensioenfonds – getoetst op adequaatheid. De doorsneepremie is nimmer lager dan de gedempte kostendekkende premie conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als een percentage van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende elementen: De actuariële benodigde (nominale) premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende elementen: Comingservice koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraak op ouderdoms- en nabestaandenpensioen (inclusief ploegentoeslag) ten behoeve van de deelnemers. Risicokoopsommen voor het (tijdelijk) nabestaandenpensioen. Een – aan het risicoprofiel van het Fonds gerelateerde – solvabiliteitsopslag op basis van de voorschriften omtrent het vereist eigen vermogen. Een opslag voor uitvoeringskosten. Er wordt rekening gehouden met een inschatting van de werkelijke pensioenuitvoeringskosten over het jaar (niveau 2011: 1.250 duizend euro). Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen. De kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de kostendekkende premie (in enig jaar) is de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen wordt uitsluitend rekening gehouden indien en voor zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan. Indexatiebeleid Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel aangeduid als de indexatieruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen eenduidige markt voor financiële instrumenten aanwezig is, waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt in dit verslag geen benaderingswijze opgenomen. 38 Risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN en in de notitie Risicoanalyse en risicomanagement die een bijlage is van de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico´s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: • Actuariële risico’s • Beleggingsrisico’s • Renterisico Actuariële risico’s Solvabiliteitsrisico Het Fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het Fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het Fonds betreft het solvabiliteitsrisico. Ofwel het risico dat het Fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. De belangrijkste ratio, die de solvabiliteit van een pensioenfonds weergeeft betreft de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is in 2011 gedaald van 100,0% naar 92,8%. Indien de solvabiliteit van het Fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het Fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Hoe het Fonds op de solvabiliteitspositie gaat reageren staat toegelicht op pagina 35 onder Herstelplan. Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt: (in duizenden euro’s) Technische voorzieningen volgens jaarrekening Overige technische voorzieningen volgens jaarrekening Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) (a) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Totaal S (vereiste buffers) (b) S 10 Opslag actief beheer Totaal S (vereiste buffers) inclusief opslag actief beheer Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet) (a+b) Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden = pensioenvermogen) Surplus / tekort Tabel 37; Surplus/tekort op FTK-grondslagen Ultimo 2011 – Strategisch mix – Evenwichtssituatie EUR 868.207 582 868.789 Ultimo 2010 – Strategische mix – Evenwichtssituatie EUR 735.510 446 735.956 27.686 109.352 45.882 29.070 94.263 33.433 10.179 27.289 -83.711 136.677 4.701 23.804 -66.203 119.068 3.476 2.944 140.153 122.012 1.008.942 806.314 -202.628 857.968 735.787 -122.181 Het Fonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers op de volgende wijze rekening gehouden. Er wordt uitgegaan dat circa 50% van de exposure in de belangrijkste vreemde valuta (USD, GPB en JYEN) wordt afgedekt. Het Fonds heeft daarnaast in haar beleggingsbeleid ervoor gekozen om het renterisico voor een groot deel af te dekken. Door middel van een Swap overlay portefeuille die specifiek is afgestemd op de verplichtingen van het Fonds is het renterisico voor 70% afgedekt met een bandbreedte van + of – 3%. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke beleggingsmix bedraagt 114,1 miljoen euro (vereiste dekkingsgraad 113,1%) ultimo 2011. Op basis van de strategische beleggingsmix bedraagt het vereist eigen vermogen 140,2 miljoen euro (vereiste dekkingsgraad 116,1%) ultimo 2011. 39 Verzekeringstechnische risico’s De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn de risico’s van: • Langleven. • Overlijden en • Arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Door toepassing van AG Prognosetafel 2010-2060 met Towers Watson 2010 ervaringssterfte, is thans zo goed mogelijk aangesloten bij de verwachte sterftetrend in de toekomst. (in duizenden euro’s) Ultimo 2011 EUR Ultimo 2010 EUR -3.972 7.046 -4.324 1.862 1.938 547 220 -5.370 2.325 705 -6 -1.786 Resultaat op sterfte 409 Tabel 38; Sterfte behorende bij de technische voorziening voor risico van het Fonds -1.224 Langleven risico Verwachte vrijval Werkelijke vrijval Kortlevenrisico Verwachte vrijval Beschikbare actuariële risicopremie (risicokoopsom) Werkelijke vrijval Benodigd bij overlijden Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het Fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid bedraagt -124 duizend euro (2010; 220 duizend euro). De daling in het resultaat op sterfte, wordt veroorzaakt doordat de werkelijke vrijval van het langlevenrisico hoger is dan de verwachte vrijval. Dit komt doordat er meer sterfte is geweest gedurende 2011 en de gemiddelde vrijval per sterfgeval aanzienlijk hoger is dan de gemiddelde vrijval per sterfgeval in 2010. Indexatierisico Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd, is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. 40 Beleggingsrisico’s Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico. Valutarisico en het renterisico. De strategie van het Fonds met betrekking tot het beleggingrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door BlackRock en ING Investment Management in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo baten en lasten worden verwerkt,zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten) zoals opties en futures. Valutarisico Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2011 circa 23% (2010; 31%) van de beleggingsportefeuille en is voor de belangrijkste valuta USD, JPY en GPB voor 52% (2010; 69%) afgedekt door de euro. Einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten -2.245 duizend euro (2010; -1.990 duizend euro). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: (In duizenden euro’s) Ultimo 2011 EUR Vastgoedbeleggingen 21.150 Aandelen 181.104 Vastrentende waarden 10.098 Derivaten -232 Cash funds 1.024 Totaal beleggingen in vreemde valuta 213.144 Tabel 39; Beleggingen in vreemde valuta voor afdekking door valutaderivaten % 9,9% 85,0% 4,7% -0,1% 0,5% 100,0% Ultimo 2010 EUR 13.236 198.168 6.788 -323 18.551 236.420 % 5,6% 83,8% 2,9% -0,1% 7,8% 100,0% Valuta derivaten EUR Ultimo 2011 netto positie (na) EUR Ultimo 2010 netto positie (na) EUR 73.881 -22.632 -1.479 -49.841 -2.174 -2.245 654.373 18.393 1.530 48.071 69.025 791.392 596.345 20.423 45.486 26.250 66.672 755.176 De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: (In duizenden euro’s) Ultimo 2011 (voor) EUR EUR 580.492 GBP 41.025 JPY 3.009 USD 97.912 Overige 71.199 Totaal valutapositie 793.637 Tabel 40; Valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico’s niet af te dekken. 41 Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Het renterisico is voor 70% van de verplichtingen afgedekt met een bandbreedte van + en – 3%. Er is een matching van activa en passiva over de verschillende looptijden zodat rekening wordt gehouden met de absolute hoogte en vorm van de yieldcurve voor verplichtingen. De benodigde duratie wordt verkregen uit de vastrentende portefeuilles in combinatie met een Swap overlay portefeuille. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddeld resterende looptijd in jaren. (In duizenden euro’s) Duratie vastrentende waarden (voor derivaten) Duratie vastrentende waarden (na derivaten) Duratie (nominale) pensioenverplichtingen Balanswaarde EUR 510.425 615.888 868.789 Ultimo 2011 4,22 jaar 15,70 jaar 16,3 jaar Balanswaarde EUR 416.933 459.425 735.956 Ultimo 2010 4,95 jaar 16,33 jaar 15,6 jaar Tabel 41; Duratie In de balanswaarde van de vastrentende waarden in bovenstaande tabel zijn de cash funds opgenomen. Er is geen rekening gehouden in deze balanswaarde met de opgelopen rente en de aan de vastrentende waarden gealloceerde liquide middelen. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: (in duizenden euro’s) Ultimo 2011 Ultimo 2010 EUR % EUR % 11.083 2,2% Resterende looptijd < 1 jaar 17.765 4,3% 74.127 14,5% Resterende looptijd < > 5 jaar 99.390 23,8% 425.215 83,3% Resterende looptijd > 5 jaar 299.778 71,9% 510.425 100,0% Totaal vastrentende waarden 416.933 100,0% Opgelopen interest op vastrentende waarden 9.073 6.392 Totaal vastrentende waarden incl. Opgelopen interest 519.498 423.325 Gealloceerde liquide middelen 11.369 3.843 Totaal vastrentende waarden 530.867 427.168 Tabel 42; Vastrentende waarden (inclusief cash funds en inclusief gerelateerde allocatie liquide middelen ) naar looptijd Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het Fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht waarop het Fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over the Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het Fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het Fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het Fonds. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het Fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het Fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het Fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. 42 Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. De volgende posten vormen een concentratierisico: (in duizenden euro’s) Tegenpartij Duitsland staatsobligaties Nederland staatsobligaties Frankrijk staatsobligaties Bedrag EUR 77.980 17.221 20.192 % van balanstotaal 9,7% 2,1% 2,5% Tabel 43; Concentratierisico Ultimo 2011 is er wel sprake van beleggingen in een individuele tegenpartij groter dan 4,0% en dat betreft de staatsobligaties van Duitsland, dit was ook zo in 2010. In het algemeen geldt dat het concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuilles in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan voor deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het Fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoort. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het Fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het Fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het Fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop door een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Swaps: Door middel van swaps wordt het renterisico van de totale obligatieportefeuille afgestemd op de duratie van de verplichtingen waardoor een groter deel van het renterisico wordt afgedekt. Deze opzet heeft twee voordelen. In de eerste plaats kan door actief beheer extra rendement worden behaald hetgeen het totale rendement van het Fonds ten goede kan komen. In de tweede plaats biedt de nieuwe swapportefeuille meer flexibiliteit om beleggingen en pensioenverplichtingen op elkaar af te stemmen en kunnen eventuele aanpassingen eenvoudiger en kostenefficiënter worden doorgevoerd. Het Fonds is in belangrijke mate afgedekt tegen het zogenoemde renterisico. 43 Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2011: (In duizenden euro’s) AUST 10Y BOND FUT Mar12 AUST 3YR BOND FUT Mar12 EURO-BOBL FUTURE Mar12 EURO-BUND FUTURE Mar12 EURO-SCHATZ FUT Mar12 FRANCE (REPUBLIC OF) 0.25 20170320 FXFWD EUR/GBP 06/01/2012 FXFWD EUR/GBP 09/01/2012 FXFWD EUR/GBP 12/01/2012 FXFWD EUR/GBP 13/01/2012 FXFWD EUR/JPY 06/01/2012 FXFWD EUR/JPY 10/01/2012 FXFWD EUR/NOK 12/01/2012 FXFWD EUR/PLN 12/01/2012 FXFWD EUR/SEK 12/01/2012 FXFWD EUR/USD 06/01/2012 FXFWD EUR/USD 09/01/2012 FXFWD EUR/USD 12/01/2012 FXFWD EUR/USD 13/01/2012 IFS EUR R 2.135%-CPTFEMU 20111220 20211222 IFS USD P 2.355%-USCPIU 20111220 20211222 IRS EUR P 2.294%-6ME 02-07-2009 02-07-2012 IRS EUR P 3,651% - 6ME 23-6-2011 23-6-2061 IRS EUR P 3,715%-6ME 07-07-2011 11-07-2061 IRS EUR P 3.13%-6ME 12-01-2010 12-01-2017 IRS EUR P 3.283%-6ME 02-07-2009 02-07-2016 IRS EUR P 3.523-6ME 12-01-2010 12-01-2020 IRS EUR P 3.66%-6ME 02-07-2009 02-07-2019 IRS EUR P 3.915-6ME 12-01-2010 12-01-2025 IRS EUR P 4.031-6ME 20080228 20130303 IRS EUR P 4.423-6ME 20080228 20180303 IRS EUR R 1.4225%-EUR006M 20111027 20130913 IRS EUR R 1.658%-EUR006M 20111031 20141102 IRS EUR R 2.803%- EUR006M 20111007 20411011 IRS EUR R 3,53%-6ME 29-4-2009 29-04-2059 IRS EUR R 3,71% - 6ME 23-6-2011 23-6-2041 IRS EUR R 3,76%-6ME 29-4-2009 29-04-2039 IRS EUR R 3,975%-6ME 27-10-2008 29-10-2048 IRS EUR R 3.763%- EUR006M 20110707 20410711 IRS EUR R 3.826%-6ME 02-07-2009 02-07-2059 IRS EUR R 4,095%-6ME 27-10-2008 29-10-2038 IRS EUR R 4.085%-6ME 02-07-2009 02-07-2039 IRS EUR R 4.151%-6ME 02-07-2009 02-07-2029 IRS EUR R 4.605-6ME 20080229 20480304 IRS EUR R 4.639-6ME 20080228 20580303 IRS EUR R 4.655-6ME 20080229 20280306 IRS EUR R 4.665-6ME 20080229 20380304 IRS EUR R 4.67-6ME 20080327 20230331 IRS EUR R 4.686-6ME 20080228 20480303 IRS EUR R 4.741-6ME 20080228 20380303 IRS EUR R 4.751-6ME 20080228 20330303 IRS HUF P 6,39-6M BUBOR 19-05-2011 19-05-2013 IRS HUF P 6.67-6M BUBOR 29-08-2011 29-08-2021 IRS HUF P 7.0-6M BUBOR 29-08-2011 29-08-2021 IRS PLN R 5,18 - 6M WIBOR 19-05-2011 19-05-2013 IRS ZAR P 7,95% JIB 07-02-2012 07-02-2014 IRS ZAR P 8,02% JIB 06-02-2012 06-02-2014 IRS ZAR R 8,64% JIB 07-02-2011 07-02-2017 IRS ZAR R 8,7% JIB 06-02-2012 06-02-2017 JPN 10Y BOND(TSE) Mar12 LONG GILT FUTURE Mar12 US 10YR NOTE FUT Mar12 ZCS EUR R 3,0427412%/6ME 09-07-2060 JPM ZCS EUR R 3,0856431%/6ME 09-07-2050 JPM ZCS EUR R 3,2888852%/6ME 09-07-2040 JPM Totaal Derivaten Tabel 44; Derivatenposities ultimo 2011 Expiratie datum 15/03/2012 15/03/2012 08/03/2012 08/03/2012 08/03/2012 20/03/2017 06/01/2012 09/01/2012 12/01/2012 13/01/2012 06/01/2012 10/01/2012 12/01/2012 12/01/2012 12/01/2012 06/01/2012 09/01/2012 12/01/2012 13/01/2012 22/12/2021 22/12/2021 02/07/2012 23/06/2061 11/07/2061 12/01/2017 04/07/2016 13/01/2020 02/07/2019 13/01/2025 04/03/2013 05/03/2018 13/09/2013 03/11/2014 11/10/2041 29/04/2059 24/06/2041 29/04/2039 29/10/2048 11/07/2041 02/07/2059 29/10/2038 04/07/2039 02/07/2029 04/03/2048 04/03/2058 06/03/2028 04/03/2038 31/03/2023 03/03/2048 03/03/2038 03/03/2033 19/05/2013 29/08/2021 29/08/2021 20/05/2013 07/02/2014 06/02/2014 07/02/2017 06/02/2017 09/03/2012 28/03/2012 21/03/2012 09/07/2060 11/07/2050 09/07/2040 Contractomvang Clean Value Clean Value Pc Pos Pc Neg 0 -187 0 0 89 0 0 -458 9 0 2,033 -2,238 445 -460 7,727 -7,960 700 -705 13,748 -14,217 1,302 -1,331 259 -264 945 -950 1,347 -1,326 268 -275 4,405 -4,545 19,489 -20,086 951 -987 25,807 -26,531 550 -554 559 -557 10,801 -10,834 440 -574 885 -1,171 15,004 -16,008 16,301 -17,463 10,003 -10,984 9,401 -10,402 2,001 -2,298 63,162 -65,035 18,919 -21,639 16,263 -16,250 852 -846 15,758 -15,016 3,162 -2,503 9,266 -7,503 7,367 -6,007 7,111 -5,306 1,403 -1,125 7,808 -5,801 15,847 -12,315 4,654 -3,600 8,459 -7,001 42,335 -28,528 34,475 -22,122 58,656 -46,446 46,822 -33,733 40,043 -32,932 43,026 -28,628 47,306 -33,733 67,183 -50,250 2,322 -2,285 203 -187 570 -536 2,349 -2,338 3,277 -3,405 2,185 -2,273 1,612 -1,498 1,077 -998 85 0 0 0 0 -3 1,309 -1,000 6,447 -5,001 10,844 -8,502 791.788 -686.323 Actuele waarde activa Actuele waarde passiva 0 0 89 0 9 0 0 8 0 0 2 0 2 21 0 0 15 0 34 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 13 6 742 659 1,764 1,359 1,805 277 2,007 3,532 1,054 1,458 13,807 12,353 12,210 13,089 7,111 14,398 13,572 16,934 37 16 34 11 0 0 114 79 85 0 0 309 1,446 2,341 122.942 -187 0 0 -458 0 -205 -15 -241 -5 -469 -31 -6 -8 0 -7 -140 -612 -36 -758 -4 0 -33 -134 -286 -1,004 -1,162 -982 -1,001 -298 -1,872 -2,721 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 -127 -88 0 0 0 0 -3 0 0 0 -17.478 44 Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities ultimo 2010: (In duizenden euro’s) FXFWD EUR/GBP 13/01/2011 FXFWD EUR/DKK 13/01/2011 FXFWD EUR/SEK 13/01/2011 FXFWD EUR/SEK 13/01/2011 FXFWD EUR/GBP 13/01/2011 FXFWD EUR/PLN 13/01/2011 FXFWD EUR/SEK 13/01/2011 FXFWD EUR/SEK 13/01/2011 FXFWD EUR/GBP 10/01/2011 FXFWD EUR/JPY 11/01/2011 FXFWD EUR/USD 10/01/2011 FXFWD EUR/USD 10/01/2011 FXFWD EUR/GBP 10/01/2011 FXFWD EUR/JPY 11/01/2011 FXFWD EUR/JPY 11/01/2011 FXFWD EUR/GBP 10/01/2011 FXFWD EUR/JPY 11/01/2011 FXFWD EUR/JPY 11/01/2011 FXFWD EUR/GBP 10/01/2011 FXFWD EUR/USD 10/01/2011 FXFWD EUR/USD 13/01/2011 FXFWD EUR/GBP 13/01/2011 FXFWD EUR/JPY 13/01/2011 FXFWD EUR/JPY 13/01/2011 FXFWD EUR/USD 13/01/2011 FXFWD EUR/GBP 13/01/2011 FXFWD EUR/GBP 13/01/2011 FXFWD EUR/JPY 13/01/2011 FXFWD EUR/USD 13/01/2011 FXFWD EUR/GBP 13/01/2011 FXFWD EUR/JPY 13/01/2011 FXFWD EUR/USD 13/01/2011 Totaal Derivaten Tabel 45; Derivatenposities ultimo 2010 Expiratie datum 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 10/01/2011 11/01/2011 10/01/2011 10/01/2011 10/01/2011 11/01/2011 11/01/2011 10/01/2011 11/01/2011 11/01/2011 10/01/2011 10/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 13/01/2011 Contractomvang Clean Value Pc Clean Value Pos Pc Neg 3.406 -3,460 230 -230 2.366 -2,426 1.271 -1,235 604 -612 1.179 -1,173 840 -869 258 -268 6.841 -6,926 4.026 -4,241 14.567 -14,944 868 -900 408 -423 61 -64 345 -339 805 -797 1.210 -1,250 316 -311 388 -385 1.825 -1,789 17.720 -18,261 14.111 -14,334 5.848 -6,074 151 -155 801 -829 199 -202 330 -338 149 -149 526 -542 355 -358 39 -39 224 -226 82.540 -84.430 Actuele waarde activa Actuele waarde passiva 0 0 0 36 0 6 0 0 0 0 0 0 0 0 6 8 0 5 3 36 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 100 -54 0 -60 0 -8 0 -29 -10 -85 -215 -377 -32 -15 -3 0 0 -40 0 0 0 -541 -223 -226 -4 -28 -3 -8 0 -16 -3 0 -2 -1.990 Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: (in duizenden euro’s) AAA AA A BBB BB <BB EUR 235.507 65.741 162.952 31.180 4.144 10.900 Ultimo 2011 % 46,2% 12,9% 31,9% 6,1% 0,8% 2,1% Totaal beleggingen naar kredietwaardigheid 510.424 100,0% Tabel 46; Totaal beleggingen in vastrentende waarden naar kredietwaardigheid debiteuren EUR 164.610 53.358 112.408 29.827 11.150 20.903 Ultimo 2010 % 42,0% 13,6% 28,7% 7,6% 2,8% 5,3% 392.256 100,0% Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het Fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: Ultimo 2011 zijn er voldoende obligaties en cash funds, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Daarnaast is er een cash flow planning gemaakt met een horizon van 1 jaar, die maandelijks wordt aangepast op recente ontwikkelingen. 45 Toelichting Staat van baten en lasten over 2011 10 Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) (in duizenden euro’s) Periodieke premies: Werkgeversgedeelte Werknemersgedeelte Additionele storting werkgever Premie ineens (FVP-premies en inkoopsommen) Totaal premiebijdragen Tabel 47; Premiebijdragen 2011 EUR 2010 EUR 25.211 9.215 500 258 12.621 8.386 35.184 21.385 378 De feitelijke premie bedraagt 35.184 euro. De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 28,3% (2010; 26,4%) van de pensioengrondslag som. De stijging van de premie wordt veroorzaakt doordat in 2011 er een voorwaardelijke inkoop van pensioenrechten voor deelnemers uit 1950 en 1951 plaatsgevonden. In de feitelijke premie bedraagt deze inkoop 11.949k euro. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: (in duizenden euro’s) Feitelijke premie Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie 2011 EUR 35.184 38.341 34.360 2010 EUR 21.385 21.978 20.652 Tabel 48; Premies volgens Pensioenwet De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties in deze kostendekkende premie van jaar op jaar. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de Pensioenwet en het FTK de mogelijkheid om premiedemping te bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente bij de vaststelling van de feitelijk te ontvangen premie. Het Fonds heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en hanteert voor de vaststelling van de gedempte premie een disconteringsvoet van 4,0% (2010; 4,2%). Bij de vaststelling van deze disconteringsvoet is uitgegaan van de gemiddelde nominale rente per 30 september van de afgelopen vijf jaar. De feitelijke premie is afgeleid van de de salarissom. De gedempte premie is lager de kostendekkende premie zonder demping van de disconteringsvoet. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de (gehele) rentetermijnstructuur op 31 december 2010 lager is dan de gehanteerde gedempte disconteringsvoet van 4,0%. Voor de voorwaardelijke inkoop van pensioenrechten voor deelnemers uit 1951 is een gedempte disconteringsvoet van 3,74% gehanteerd. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: (in duizenden euro’s) Actuariële benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met aangroei van pensioenverplichtingen Opslag voor het bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende vereiste eigen vermogen Opslag voor toekomstige kosten Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten Kostendekkende premie Tabel 49; Opbouw kostendekkende premie 2011 EUR 2010 EUR 31.576 17.750 5.256 274 2.851 71 1.235 38.341 1.306 21.978 46 11 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2011 (in duizenden euro’s) Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal beleggingsopbrengsten Kosten Totaal beleggingsopbrengsten excl. kosten Directe beleggingsopbrengsten EUR 433 2.234 11.432 4.207 222 18.528 -1.290 17.238 Indirecte beleggingsopbrengsten EUR -2.089 -18.283 2.868 59.844 8 42.348 42.348 Totaal beleggingsopbrengsten EUR -1.656 -16.049 14.300 64.051 230 60.876 -1.290 59.586 Tabel 50; Beleggingsresultaten 2011 risico pensioenfonds Totaal kosten vermogensbeheer bedraagt 1.290 duizend euro in 2011 (2010; 1.194 duizend euro) en worden in mindering gebracht op de beleggingsopbrengsten. Deze kosten zijn niet direct te toe te wijzen aan de verschillende categorieën van beleggingen. 2010 Directe beleggingsopbrengsten EUR Vastgoedbeleggingen 101 Aandelen 4.725 Vastrentende waarden 12.387 Derivaten 2.142 Overige beleggingen 320 Totaal beleggingsopbrengsten 19.675 Kosten -1.194 Totaal beleggingsopbrengsten excl. Kosten 18.481 Tabel 51; Beleggingsresultaten 2010 risico pensioenfonds (in duizenden euro’s) 12 Indirecte beleggingsopbrengsten EUR 4.463 34.285 2.233 17.509 -799 57.691 57.691 Totaal beleggingsopbrengsten EUR 4.564 39.010 14.620 19.651 -479 77.366 -1.194 76.172 Overige baten (in duizenden euro’s) Andere baten Totaal overige baten Tabel 52; Overige baten 2011 EUR -1 -1 2010 EUR 1 1 47 13 Pensioenuitkeringen (in duizenden euro’s) 2011 EUR 22.179 1.720 74 258 24 24.255 Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Andere uitkeringen/Afkopen Totaal pensioenuitkeringen Tabel 53; Pensioenuitkeringen 2010 EUR 21.444 1.442 66 240 17 23.209 De indexatie van de opgebouwde rechten en uitkeringen in de Middelloon per 1 januari 2011, zoals vastgesteld door het bestuur bedraagt voor actieven 0% (2010; 0%) en voor de inactieven 0% (2010; 0%). Het bestuur heeft in december 2011 besloten om geen indexaties per 1 januari 2012 en per 1 april 2012 toe te kennen. De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan 427 euro per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig pensioenwet. 14 Pensioenuitvoeringskosten (in duizenden euro’s) Pensioenbureaukosten (zoals loonkosten, kosten voor werkplekken, drukkosten) Actuaris en adviseurs Accountantskosten Pensioenadmininistratiekosten Vermogensbeheerkosten Contributies en bijdragen Overige Totaal kosten Kosten toegerekend aan beleggingen Totaal pensioenuitvoeringskosten Tabel 54; Pensioenuitvoeringskosten 2011 EUR 2010 EUR 208 211 112 776 1.290 84 41 2.722 -1.290 1.432 193 243 65 754 1.194 54 24 2.527 -1.194 1.333 De accountantskosten zijn ten opzichte van 2010 sterk gestegen. Dit komt doordat in de accountantskosten 2011 ook meerwerkkosten KPMG over 2009 (circa 27 duizend euro) en over 2010 (circa 10 duizend euro) zijn opgenomen, naast eindafrekening van 2009 (6 duizend euro) voor reguliere controle op het jaarverslag. Ook zijn kosten voor een audit door Ernst&Young (6 duizend euro) op beheerd vermogen ING 2010 onder accountantskosten verantwoord, deze werd in voorgaande jaren onder vermogensbeheerkosten gepresenteerd. Voor de reguliere controle van jaarrekening 2010 en FVP controle is 43 duizend euro respectievelijk 6 duizend euro opgenomen. Tenslotte is er een eerste voorschot voor de controlekosten voor de jaarrekening 2011 reeds opgenomen van circa 11 duizend euro. De volgende honoraria van KPMG Accountants N.V. zijn ten laste gebracht van de stichting, een en ander zoals bedoeld in artikel 2:382a BW. (in duizenden euro’s) 2011 Onderzoek van de jaarrekening Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten Totaal honoraria accountant Tabel 55; Honoraria accountant 2011 KPMG Accountants N.V. EUR 104 6 (in duizenden euro’s) 2010 Onderzoek van de jaarrekening Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten Totaal honoraria accountant Tabel 56; Honoraria accountant 2010 2 Totaal KPMG EUR 104 6 2 110 2 112 KPMG Accountants N.V. EUR 65 Overig KPMG netwerk EUR Totaal KPMG EUR 65 65 Overig KPMG netwerk EUR 65 In overeenstemming met artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd. 48 15 Pensioenopbouw voorziening pensioenverplichtingen Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. (in duizenden euro’s) Actuarieel benodigd voor nieuwe onvoorwaardelijke aanspraken Totaal pensioenopbouw Tabel 57; Pensioenopbouw 16 2010 EUR -17.723 -17.723 Indexering en overige toeslagen voorziening pensioenverplichtingen (in duizenden euro’s) Toeslagverlening pensioentrekkenden Toeslagverlening slapers Toeslagverlening actieven Totaal indexering en overige kosten Tabel 58; Indexering en overige toeslagen voorziening pensioenverplichtingen 17 2011 EUR -31.652 -31.652 2011 EUR 0 0 0 0 2010 EUR 0 0 0 0 Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010; 1,303%), overeenkomstig de rente termijn structuur.. De benodigde interesttoevoeging aan de technische voorziening is 9.613 duizend euro (2010; 8.483 duizend euro). 18 Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. (in duizenden euro’s) Uitkeringen Totaal onttrekking voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Tabel 59; Pensioenuitkeringen in mutatie pensioenverplichtingen 19 2011 EUR 24.274 24.274 2010 EUR 23.652 23.652 Wijziging marktrente voorziening pensioenverplichtingen Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente in 2011 en bedroeg 110.833 duizend euro negatief (2010; 62.294 duizend euro negatief). 49 20 Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van overdracht rechten (in duizenden euro’s) Inkomende waarde-overdrachten Uitgaande waarde-overdrachten Totaal saldo waarde-overdrachten voorziening pensioenverplichtingen Tabel 60; Saldo overdracht rechten in mutatie voorziening pensioenverplichtingen 2011 EUR -2.396 791 -1.605 2010 EUR -938 52 886 Deze wijziging betreft de mutatie in de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van waarde-overdrachten. 21 Overige mutaties voorziening pensioenverplichting (in duizenden euro’s) Overige mutaties Totaal saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Tabel 61; Saldo overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 2011 EUR -3.404 -3.404 2010 EUR -22.829 -22.829 Onder overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen vallen het resultaat op kanssystemen, de toeslag op langleven en overige actuarieel resultaat. Aan de vaststelling van de technische voorzieningen ligt een aantal kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste kanssystemen betreffen sterfte (een dotatie van 409 duizend euro) en arbeidsongeschiktheid (een vrijval van -124 duizend euro) . Het FTK schrijft voor dat voor de vaststelling van de technische voorzieningen rekening gehouden moet worden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. Het resultaat in verband met wijziging van de actuariële grondslagen over 2011 bedraagt -2.974 duizend euro Mutaties zoals uitruil van de ene pensioensoort in een andere kan leiden tot een actuarieel resultaat omdat de gebruikte uitruilfactor sekseneutraal is. Het gaat om een vrijval van -657 duizend euro. Onder het saldo overige mutaties vallen ook de wijzigingen in de technische voorzieningen vanwege in de administratie doorgevoerde mutaties en correcties. Het gaat om een vrijval van 57 duizend euro 22 Saldo overdracht van rechten (in duizenden euro’s) Inkomende waarde-overdrachten Uitgaande waarde-overdrachten Totaal saldo waarde-overdrachten Tabel 62; Saldo overdracht rechten 2011 EUR -2.138 693 -1.445 2010 EUR -684 40 -644 Waardeoverdrachten betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De koopsommen, die worden ontvangen, worden aangewend voor de inkoop van extra aanspraken. 50 Toelichting Kasstroomoverzicht over 2011 23 Overige mutaties beleggingen (in duizenden euro’s) Ongerealiseerde koersresultaten Mutatie liquide middelen gerelateerd aan beleggingen Mutatie lopende intrest Mutatie negatieve waarde derivaten Totaal saldo overige mutaties beleggingen Tabel 63; Overige mutaties beleggingen 2011 EUR 2.777 -11.972 -2.680 -2.842 -14.717 Mutatie liquide middelen gerelateerd aan beleggingen is inclusief de mutaties van saldi bij banken in rekening courant die onder Overige schulden en overlopende passiva zijn gerubriceerd. 51 24 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het Fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Aon Hewitt voor een periode van 2 jaar, vanaf 1 januari 2008. Deze uitbestedingsovereenkomst is vanaf 1 januari 2010 stilzwijgend verlengd met 2 jaar. De jaarlijks te betalen vergoeding bedraagt circa 600 duizend euro (2010; 600 duizend euro). De verplichting uit hoofde van minimumpensioen bedraagt ultimo 2011 circa 4,95 miljoen euro (ultimo 2010; 6,2 miljoen euro). De verplichting ultimo 2011 is berekend met de termijnstructuur van de nominale marktrente ultimo 2011, die overeenkomt met een gemiddelde rekenrente van 2,74%. 52 Investeringsverplichtingen Er bestaan per balansdatum geen investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen). 25 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen; het Fonds, de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders en de voormalige bestuurders, directieleden of andere beleidsbepalers en werknemers van het Fonds. Overige transacties met verbonden partijen Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen fonds en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling is het volgende relevant: Tussen het pensioenfonds en de werkgever is een ‘overeenkomst met betrekking tot de betaling van de bijdragen gesloten. In 2007 zijn de afspraken tussen het pensioenfonds en de werkgever vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst die voldoet aan de Pensioenwet. In de uitvoeringsovereenkomst zijn de volgende onderwerpen vastgelegd: • Verplichtingen van de werkgever, zoals het aanmelden van nieuwe werknemers en doorgeven van mutaties. • De (totale) doorsneepremie dient door de werkgever betaald te worden en bedraagt 28,3% van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers in 2011. • De werkgever houdt de bijdrage van de werknemers in op het salaris. De deelnemersbijdrage is vastgelegd in het pensioenreglement van het pensioenfonds en bedraagt thans 40% van de doorsneepremie. • De doorsneepremie wordt in twaalf termijnen ter beschikking gesteld aan het Fonds. • Bijstorten is niet opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De overeenkomst heeft een onbepaalde looptijd en kan zes maanden voor het einde van het kalenderjaar worden opgezegd. De doorsneepremie kan nimmer minder zijn dan de kostendekkende premie conform het Financieel Toetsingskader en wordt uitgedrukt als een percentage van de som van pensioengrondslagen van alle deelnemers. Bij bepaling van de kostendekkende premie wordt geen rekening gehouden met een opslag ter financiering van het voorwaardelijke toeslagbeleid. Financiering van het toeslagbeleid vindt derhalve plaats op basis van overrendementen. De kostendekkende premie wordt bepaald op basis van de fondsgrondslagen. Uitgangspunt bij de bepaling van de gedempte kostendekkende premie – in enig jaar – is de gemiddelde nominale rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader over een periode van 5 jaar en de solvabiliteitsopslag. Beiden worden vastgesteld per 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar. Met solvabiliteitsvrijval over uitkeringen wordt uitsluitend rekening gehouden indien en voor zover dat conform wet- en regelgeving is toegestaan. Het pensioenfonds verleent zijn medewerking aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals vastgelegd in het pensioenreglement. Het Pensioenfonds stelt een pensioenreglement op en wijzigt dit overeenkomstig de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement. De pensioenovereenkomst is opgenomen in het pensioenreglement. Het pensioenreglement is in overeenstemming met de bepalingen uit de overeenkomst. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken van de deelnemers worden aangepast. 53 26 Aantal personeelsleden Bij het Fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten en de kosten voor de bijbehorende werkplekken zijn gedeeltelijk voor rekening van de werkgever, een deel wordt doorbelast naar het pensioenfonds en staan verantwoord onder uitvoeringskosten, als Pensioenbureaukosten. 27 Bezoldiging bestuurders De bestuurders van het Pensioenfonds zijn onbezoldigd. 28 Wijziging overige actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het Fonds. De vaststelling van de toereikend van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het Fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. 29 Belastingen De activiteiten van het Fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting Hengelo, 21 mei 2012 Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Het Bestuur Dhr. J.H.E. Soepenberg Vice-voorzitter Dhr. E.R. Stolp Lid Dhr. P.M. Dekker Secretaris Dhr. H.B. Prakken Lid Dhr. G.J. Mulders Penningmeester 54 Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het Fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het resultaat van negatief 62.306 duizend euro is ten laste van het algemeen reserve gebracht. Het voorstel is verwerkt in de balans per 31 december 2011. Gebeurtenissen na balansdatum In februari 2012 is de evaluatie van herstelplan ingediend bij DNB. Het feitelijk herstel loopt achter op de stand per 1 januari 2012 op het geraamde herstelpad in het herstelplan. Een voorgenomen korting op de uitkeringen en opgebouwde pensioenrechten van 4,1%, per april 2013, is bekendgemaakt aan deelnemers, ex deelnemers en pensioengerechtigden. De situatie per eind 2012 zal bepalend zijn voor het daadwerkelijk doorvoeren van een korting. 55 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Thales Nederland te Hengelo is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: − heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en − heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 (minimaal vereist eigen vermogen), 132 (vereist eigen vermogen) en 133 (dekking door waarden). De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. De werkgever, Thales Nederland B.V., heeft besloten tot een aanpassing in de pensioenregeling in lijn met de aanpassing binnen de Metalektro. Het bestuur heeft naar aanleiding van het besluit van de werkgever besloten het reglement aan te passen. In het boekjaar 2012 is het opbouwpercentage verlaagd van 2,2% tot 2,0% van de pensioengrondslag. Dit betreft een tijdelijke maatregel. Daarnaast heeft het bestuur, in verband met de slechte vermogenspositie, zich voorgenomen de pensioenaanspraken en -rechten per 1 april 2013 met 4,1% te korten, als de vermogenspositie op 31 december 2012 daartoe aanleiding geeft. Apeldoorn, 21 mei 2012 drs. ir. P.M. Halkes AAG Verbonden aan Towers Watson 56 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland te Hengelo gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011, het kasstroomoverzicht en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op pagina 12 van het bestuursverslag en pagina 34 van de jaarrekening, waarin het bestuur meldt besloten te hebben dat tenzij de dekkingsgraad op 31 december 2012 voldoende zal zijn verbeterd per 1 april 2013 zal worden overgegaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Zwolle, 21 mei 2012 KPMG ACCOUNTANTS N.V. C. Messina RA 57 Deze pagina is bewust leeg gelaten 58 Verslag verantwoordingsorgaan Volgens de Pensioenwet dient het Verantwoordingsorgaan (VO) een oordeel te geven over: 1. 2. 3. het handelen van het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (Bestuur) het door het Bestuur gevoerde beleid in het kalenderjaar 2011 beleidskeuzes van het Bestuur die op de toekomst betrekking hebben. Om tot een oordeel te kunnen komen heeft het VO in mei 2012 gesprekken gevoerd met de externe accountant, de certificerende actuaris en met het Bestuur. Het Bestuur heeft het VO inzicht verschaft in de conceptuele versies van het Jaarverslag 2011, het concept Accountantsverslag 2011, het Actuarieel Certificeringsrapport 2011 en andere relevante documenten. Ad 1. Oordeel over het handelen van het Bestuur a b c d e f In december 2011 is een voorlopige nieuwe versie van het ABTN uitgebracht. Door noodzakelijke aanvullingen kon een definitieve versie pas in april 2012 worden voltooid. In 2011 zijn er geen klachten of geschillen ingediend. Het Bestuur heeft ook in 2011 aan diverse cursussen en seminars deelgenomen om de deskundigheid van de individuele bestuursleden in de aan hen toegewezen deskundigheidsgebieden op het vereiste niveau te brengen of te houden conform het deskundigheidsplan. In april 2012 is de laatste aangepaste versie van het Deskundigheidsplan uitgegeven. Het Bestuur heeft in 2011 in voldoende mate gecommuniceerd met de deelnemers en pensioengerechtigden van het pensioenfonds. Het VO geeft in overweging de communicatie met Thales Nederland B.V. over bepaalde zich daartoe lenende punten, zoals het al dan niet verstrekken van een bijdrage ter aanvulling van het tekort in dekking van het fonds, schriftelijk te voeren. Het VO is van mening dat, op basis van de voorliggende informatie, het Bestuur in 2011 bij het uitoefenen van haar taken op een evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van de belanghebbenden. Het Bestuur heeft de aanbevelingen van de visitatie commissie uitgewerkt en actienemers aangewezen. Een groot aantal acties zijn in 2011 gereed. Open punten worden vervolgd. Ad 2. Oordeel over het gevoerde beleid a b Het premie- en toeslagbeleid zijn conform de beleidsnota’s zoals verwoord in de ABTN uitgevoerd. Ook in 2011 is er bij het beleggingsbeleid om weloverwogen redenen voor gekozen om de portefeuille nog niet te rebalancen. Ad 3. Oordeel over beleidskeuzes voor de toekomst a Het Bestuur laat zich regelmatig op de hoogte houden van actuele situaties en neemt, na zich te hebben laten adviseren door verschillende deskundigen, de nodige beslissingen binnen het vastgelegde beleid. Het Bestuur blijft speciale aandacht besteden aan de mogelijkheid om de portefeuille “automatisch” te rebalancen zodat deze continu aan de strategische waarden voldoet zoals vastgelegd in de ABTN. b De beleggingsresultaten over 2011 waren lager dan in 2010 en liepen achter op de benchmark. De dekkingsgraad is mede hierdoor, maar vooral door de lage marktrente negatief beïnvloed. Het Bestuur heeft de belangrijke activiteit van het beleggen op een verantwoorde wijze uitbesteed. Ook de beleggingsinstanties worden door een derde geaudit. c Het dekkingstekort is toegenomen en loopt achter op het ingediende herstelplan waardoor bij ongewijzigde omstandigheden extra maatregelen dienen te worden genomen die er voor moeten zorgen dat de dekkingsgraad verbetert. Ze bestaan uit het mogelijk verhogen van de pensioenpremie en –in het uiterste geval- het verlagen van de huidige en toekomstige uitkeringen. Door de maatregelen die worden genomen worden de huidige en toekomstige uitkeringen mogelijk 4,1% lager. Het Bestuur heeft over de ontstane situatie mondeling overlegd met Thales Nederland B.V. . De directie van Thales Nederland B.V. heeft aan het Bestuur medegedeeld dat Thales de FME, die geen bijdrage geeft aan het referentiefonds, zal volgen. Dat buiten de wettelijke premie in het geheel geen bijdrage door Thales plaatsvindt wordt door het VO als teleurstellend ervaren. Het VO oordeelt op basis van de door haar gevoerde gesprekken en de documenten die haar door het Bestuur ter beschikking zijn gesteld positief over het handelen en gevoerde beleid van het Bestuur over 2011. 59 Reactie van het Bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft kennis genomen van het verslag van het Verantwoordingsorgaan. Het bestuur is het Verantwoordingsorgaan erkentelijk voor het verslag en onderschrijft de inhoud van dit verslag met uitzondering van het oordeel dat het Verantwoordingsorgaan geeft ten aanzien van de opstelling van Thales Nederland B.V.. 60
© Copyright 2025 ExpyDoc