36. Modelstatuut en modelreglementvoor OPR primair onderwijs

Outline workshop OPR-statuut & -reglement
Geen echte VOPR
Art. 44 WMS is niet van toepassing, dus formeel kan er geen Voorlopige ondersteuningsplanraad
(VOPR) zijn die een OPR-reglement voorbereidt. Wel blijkt uit de Kamerbehandeling dat het de
bedoeling is dat medezeggenschapsraden intensief bij het totstandkomingsproces van de OPR
worden betrokken. Dat bleek overigens ook uit de allereerste versie van artikel 4a lid 2 WMS waarin
stond dat de leden van de OPR ‘uit en door’ de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden
moesten worden afgevaardigd. In de meeste samenwerkingsverbanden ontstaan werkgroepen die
fucntioneren als VOPR.
Dilemma in de wet
Het bestuur van het SWV stelt het OPR-reglement vast, maar kan dat alleen doen als het hiervoor de
instemming van 2/3 van het aantal leden van de OPR heeft verworven (art. 23 WMS)…..Maar dan
moet er eerst wel een OPR zijn. Art. 44 WMS is echter niet van toepassing daarom is er geen
wettelijke procedure om via een voorlopige OPR een OPR-reglement tot stand te laten komen op
basis waarvan een rechtmatige OPR kan worden gekozen. Een kip en ei-verhaal dreigt.
Ook het OPR-statuut kan door het bestuur van het SWV alleen worden vastgesteld als er een OPR is.
Dat blijkt uit artikel 21 lid 2 WMS. Ten minste 2/3 van het aantal leden van de OPR moet met het
statuut hebben ingestemd. Hier geldt dus hetzelfde dilemma als m.b.t. het reglement.
Samenstelling ‘VOPR’
Alle ouders, personeelsleden en –in het VO- leerlingen komen in principe in aanmerking voor de
VOPR. Niet alleen MR-leden van de scholen in het samenwerkingsverband. Dit stelt eisen aan de
communicatie binnen het SWV. Het kan niet zo zijn dat scholen niet in staat zijn geweest om een
vertegenwoordiging naar de VOPR te sturen.
Een ander punt is de werkbaarheid van de groep. Een VOPR moet representatief zijn qua scholen,
qua geledingen (ouders, personeel en leerlingen).
N.B.!: De VOPR heeft een andere taak dan de OPR. De OPR beoordeelt het ondersteuningsplan (OP),
de VOPR maakt een reglement. Dat zijn twee totaal verschillende activiteiten. Mensen die graag met
de inhoud van passend onderwijs bezig zijn, zijn daarom wellicht minder geschikt voor de VOPR,
mensen die zich graag bezighouden met de organisatorische, juridische kant van medezeggenschap
zijn wellicht uitstekend geschikt voor de VOPR, maar minder geschikt voor de OPR. Het is verstandig
om hier mee rekening te houden bij de werving van kandidaten.
Modelreglement en –statuut
Het Steunpunt medezeggenschap passend onderwijs, bestaande uit de landelijke personeels-, ouderen leerlingenorganisaties, heeft samen met de PO- en VO-raad een model-OPR-statuut- en
–reglement ontwikkeld. Zo hoeven samenwerkingsverbanden en OPR’en in oprichting niet helemaal
opnieuw het wiel uit te vinden.
Onderdelen
De modelreglementen bestaan uit vier tekstdelen. Zwarte, blauwe, rode en open gelaten tekst. De
zwarte tekst bevat alle verplichtingen en bevoegdheden op basis van de wet en de jurisprudentie.
Het gaat dus om alles wat minimaal moet. De blauwe teksten bevatten aanbevelingen van het
Steunpunt en van de sectorraden m.b.t. een op zich verplicht te regelen aangelegenheid. Je kunt dan
bijvoorbeeld denken aan het bepalen van de termijn waarbinnen de OPR instemming moet verlenen
aan het OP. Dat er een termijn gesteld moet worden staat vast, alleen de duur kan variëren.
De rode tekst is facultatief. De treffende tekst kan in het reglement of statuut worden opgenomen,
maar het hoeft niet. Bij het statuut moet hierbij wel de opmerking worden gemaakt dat een MR voor
het personeel in dienst van het SWV verplicht is.
De open gelaten tekst (….) vraagt om een invulling, maar het Steunpunt en de sectororganisaties
geven hier geen advies. Het is geheel aan de het SWV en de (V)OPR wat hier moet worden ingevuld.
Het hangt af van unieke lokale situatie wat hier wenselijk is.
Bij het opstellen van de zwarte tekst is uiteraard met een schuin oog gekeken naar de reeds
bestaande reglementen en statuten voor de MR en GMR. Er is dus flink gekeken aan wat al gangbaar
en gewoon is in het basis- en voortgezet onderwijs.
OPR-reglement
De meest pregnant in het oog springende teksten zijn de rode, blauwe en open gelaten teksten. We
lopen de belangrijkste even na en beginnen bij het reglement, omdat dit document de dagelijkse
‘Do’s’ en ‘Don’ts’ voor de OPR bevat.
Duur eerste reglement (artikel 3, lid 3 van het reglement)
De tijd is krap! Uiterlijk 1 februari 2014 moet het OP aan de OPR worden aangeboden. Maar dan
moet er dus wel een OPR zijn. De tijd is dus erg kort om een goed OPR-reglement (en –statuut) te
maken. Maak daarom gebruik van de modellen die op de site van het steunpunt staan en leg in het
eerste reglement vast dat dit reglement na een jaar wordt geëvalueerd en, indien nodig, aangepast.
De pas gekozen OPR kan zich dan meteen bezighouden met zijn ‘corebusiness’, het beoordelen van
het OP, zonder zich meteen al te druk te hoeven maken over eventuele onvolkomenheden in het
reglement. Je voorkomt daarmee dat de discussie aanvankelijk te veel over de inhoud van het
reglement gaat. Er is immers de geruststellende gedachte dat onvolkomenheden binnen afzienbare
tijd alsnog kunnen worden hersteld.
Leden OPR & wijze van stemmen (artikel 4 & 13 van het reglement)
De praktijk leert dat de wijze van samenstellen van de OPR tot heel veel discussie leidt. Zaken als
representativiteit, kwaliteit, kennis en kunde en ook verdeling van macht en invloed komen daar bij
aan de orde.
De wet schrijft geen minimum aantal leden van de OPR voor en ook geen maximum. Wel zegt
de wet dat het aantal leden gekozen door het personeel even groot moet zijn als het aantal leden dat
de ouders (en leerlingen) wordt gekozen.
Alle personeelsleden, alle ouders en –in het VO- alle leerlingen zijn in principe verkiesbaar (=
passief kiesrecht, recht om gekozen te worden). Kiesgerechtigd zijn de MR-leden (= actief kiesrecht,
het recht om te mogen kiezen). Dit volgt uit artikel 4a lid 2 WMS.
Personeel zijn niet alleen maar werknemers die in dienst zijn bij een schoolbestuur binnen
het samenwerkingsverband, het kan ook gaan om personeel dat tijdelijk, maar langer dan zes
maanden op één van de scholen in het samenwerkingsverband werkzaam is (artikel 1 onder i WMS).
Het komt daardoor voor dat personeel dat in dienst is bij het SWV –denk bijvoorbeeld aan een pool
remedial teachers- en vandaar uit, in overleg met de schoolbesturen, te werk wordt gesteld op de
scholen, toch verkiesbaar is voor de OPR.
Dan is er nog het punt van de zogenaamde ‘opting-in besturen’. Dit doet zich voor als
schoolbesturen zich bij een SWV aansluiten, maar op het grondgebied van het SWV geen scholen
hebben. Dit doet zich ondermeer voor met Cluster 1 en 2-scholen die grotere gebieden bedienen.
Hebben de MR’en van de scholen van die opting-in besturen dan ook actief kiesrecht en de
personeelsleden, ouders (en leerlingen) het passief kiesrecht? Het Steunpunt meent op basis van de
bedoeling van de wet van niet. Het ministerie van OCW denkt dat het wel mogelijk is dat de
personeelsleden, ouders (en leerlingen) van de betreffende scholen zich verkiesbaar stellen, maar
dat de MR’en van die scholen niet mogen kiezen. Er is de vrees dat anders een klein groepje scholen
heel veel zeggenschap krijgt in de samenstelling van heel veel OPR’en.
Omdat artikel 3 van de WMS voor de OPR niet geldt, is het in principe mogelijk dat,
bijvoorbeeld, ouders in de OPR niet alleen door leden dan de oudergeledingen van de MR’en worden
gekozen, maar ook PMR-leden (en/of LMR-leden). Dat kan voordelen hebben m.b.t. de eenvoud van
de verkiezingen, maar het kan ook principiële problemen opleveren i.v.m. representativiteit.
Vertegenwoordigt iemand nog wel echt een geleding als hij niet alleen door vertegenwoordigers van
die geleding is gekozen? Wanneer VOPR’en het van belang vinden dat ouders ouders kiezen,
personeel personeel en leerlingen leerlingen, dan moeten ze daar iets voor regelen in het OPRreglement.
Omdat artikel 3 van de WMS niet voor de OPR geldt, geldt ook niet automatisch de voor de
GMR en MR gangbare procedure in het voortgezet onderwijs dat in de leerling-/oudergeleding
leerlingen de zetels van ouders mogen innemen en ouders de zetels van leerlingen als er van een
groep te weinig kandidaten zijn. Als VOPR’en er waarde aan hechten dat dit wel kan, dan zal men
hierover in het OPR-reglement een apart artikel moeten opnemen.
In het reglement moet de zittingsduur van OPR-leden worden geregeld. Het Steunpunt en de
sectororganisaties geven hier de aanbeveling om een termijn van vier jaar te kiezen omdat die
termijn in het onderwijs ook gangbaar is m.b.t. de MR en GMR en omdat het OP voor maximaal 4
jaar geldt. VOPR’en kunnen echter ook voor een andere termijn kiezen. Maar er nog iets met de
termijn. Stel men zou de termijn zonder verdere nuancering invoeren, dan zouden na verloop van de
termijn alle OPR-leden en blocq vertrekken. Daarmee zouden in één keer alle kennis en ervaring uit
de OPR verdwijnen. Daarom raden de sectororganisaties en het Steunpunt de VOPR’en aan om ten
aanzien van de eerste OPR een gedifferenteerde zittingstermijn te kiezen, bijvoorbeeld de
personeelsgeleding treedt af na 5 jaar en de leerling-/oudergeleding na 3 jaar. Vervolgens geldt
steeds de gewone termijn, in ons voorbeeld 4 jaar. Zo ontstaat er evenwicht tussen mobilteit en
continuïteit.
Samenstelling
De samenstelling van de OPR is, zo blijkt in de praktijk, vaak de grootste hobbel.
Samenwerkingsverbanden omvatten in de regel zoveel scholen dat het ondoenlijk is om een
vertegenwoordiger van iedere school in de OPR te hebben. Het Steunpunt raadt overigens aan om de
OPR uit minimaal 12 personen te laten bestaan en maximaal uit 24 zodat er evenwicht bestaat
tussen voldoende inbreng van de OPR en werkbaarheid (geen Poolse Landdag). Dat betekent dat er
beleidkeuzes gemaakt moeten worden om de kandidaatstelling voor de OPR te reguleren. Die keuzes
moeten een plaats krijgen in het OPR-reglement. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan:
-
Vertegenwoordiging vanuit het regulier onderwijs en het speciaal onderwijs
(kwaliteitszetels?);
Vertegenwoordiging op basis van denominatie en richting;
Vertegenwoordiging op basis van leerlingenaantallen en/of omvang de formatie;
-
Vertegenwoordiging op basis van geografische gegevens (alle dorpen/wijken
vertegenwoordigd);
….suggesties??....
Vaak blijkt dat de machtsvraag hier steeds op de loer ligt. Degenen met de meeste scholen,
leerlingen, etc. wil graag ook de grootste punt van de taart in de OPR. Het is daarom zaak om goed
voor ogen te blijven houden wat de OPR gaat doen en dat is het inhoudelijk beoordelen van het OP.
Je hebt daarvoor kandidaten nodig die dat goed kunnen. Het is dan veel minder van belang van welk
schoolbestuur, school of denominatie deze of gene kandidaat komt.
Kiesstelsels
In ondernemingen functioneert al sinds 1971 de Wet op de ondernemingsraden (WOR).
Ondernemingen hebben soms honderden werknemers en tientallen afdelingen. In die zin zijn er
grote overeenkomsten tussen een samenwerkingsverband en een groot bedrijf. Ieder bedrijf in
Nederland met 50 werknemers of meer moet een Ondernemingsraad (OR) hebben. Er zijn twee
manieren waarop de leden van de OR worden gekozen, namelijk via:
Het personenstelsel
Kandidaten profileren zich op persoonlijke kwaliteiten en plannen.
Lijstenstelsel
Kandidaten groeperen zich rondom een verkiezingsprogramma, net als de politieke partijen bij,
bijvoorbeeld, Tweede Kamerverkiezingen, gemeenteraadsverkiezingen, e.d.
Bron: Modelreglement ondernemingsraden van de SER
Dit voorbeeld uit ondernemend Nederland kan ook binnen de samenwerkingsverbanden m.b.t. de
OPR-verkiezingen worden gevolgd.
N.B.: In alle SWV’en die bij ons bekend zijn, wordt tot nu toe met het personenstelsel gewerkt. Het
lijstenstelsel zijn we nog niet tegengekomen. Dus, als u nog bezig bent met de oprichting van de
OPR….verras ons!
Verkiezingscommissie
Als het OPR-reglement klaar is, moet er een begin worden gemaakt met het organiseren van de
verkiezingen conform het reglement. Formeel is het bestuur van het SWV eindverantwoordelijk voor
het organiseren van de verkiezingen, maar zal daar zeker hulp bij kunnen gebruiken. Door en uit de
leden van de VOPR kan dan een verkiezingscommissie worden gekozen. De personen mogen zich niet
verkiesbaar stellen voor de OPR. Dit omdat de kiescommissie onafhankelijk moet zijn.
Schriftelijk/electronisch stemmen
Hiervoor biedt het Steunpunt een aparte handreiking: ‘Draaiboek verkiezing
ondersteuningsplanraad’. Het Steunpunt beschikt ook over een tool voor digitale verkiezingen:
‘Online verkiezingsmodule voor eerste OPR-verkiezing’.
Alle verkiesbaren en kiesgerechtigden uitnodigen!
Van essentieel belang is dat alle personen die zich kandidaat kunnen stellen, weten dat zij kandidaat
kunnen zijn en ook een redelijke termijn geboden krijgen om zich te kandideren. Ook moeten alle
kiesgerechtigden tijdig kennis kunnen nemen van de personen die zich gekandideerd hebben.
Bovendien moeten zij in staat worden gesteld om hun stem uit te brengen. Dit vergt een grote
inspanning van het SWV, de samenwerkende schoolbesturen en de scholen in het SWV. Via zoveel
mogelijk communicatiekanalen moet de boodschap bij de doelgroepen komen. Dit echter binnen de
grenzen van het redelijke. Het is ook weer niet nodig om, bijvoorbeeld, aan iedere ouder een
persoonlijke uitnodiging te sturen. Er moet echter worden voorkomen dat iemand zich na de
verkiezingen meldt en dat deze persoon met recht en rede kan zeggen dat hij niet kon weten dat hij
zich kandidaat kon stellen, of dat hij niet kon weten dat hij kon kiezen. Dat kan namelijk leiden tot
ongeldigheid van de verkiezingen en dan moet wellicht alles opnieuw.
OPR-Statuut
In de praktijk blijken twee elementen uit het OPR-statuut tot discussies aanleiding te geven: de
faciliteitenregeling en de MR-P, de medezeggenschapsraad voor het personeel van het SWV. We
behandelen ze hierna kort.
Faciliteitenregeling
Op basis van artikel 28 van de WMS heeft ook de OPR recht op faciliteiten. Het bestuur van het SWV
moet hier voor zorgen. Je kunt daarbij in ieder geval denken aan:
- scholingskosten;
- kosten voor het inhuren van deskundigen;
- kosten voor het voeren van rechtsgedingen.
Verder spreekt de wet over ‘redelijkerwijs noodzakelijke kosten’. Dat is een redelijk vaag begrip. Ook
bevat de wet enige ‘kan’-bepalingen (het mag, maar hoeft niet), zoals bijvoorbeeld een
vacatieregeling voor ouders en leerlingen in de OPR. Om SWV’en OPR’en in oprichting enig houvast
te geven, heeft het Steunpunt i.s.w. de sectororganisaties een handreiking ontwikkeld. In deze
handreiking staan allerlei praktijkvoorbeelden. Er bestaat echter geen model-faciliteitenregeling. De
faciliteitenregeling is daarvoor te afhankelijk van de lokale situatie.
MR-P
Wanneer het SWV zelf personeel in dienst heeft, dan heeft dat personeel ook recht op
medezeggenschap t.a.v. de eigen arbeidspositie. De MR-P is daarvoor in het leven geroepen. Het is
een soort van ondernemingsraad. Tussen het Steunpunt en de sectororganisaties is lang overleg
gevoerd om het modelmedezeggenschapreglement voor het MR-P zodanig te formuleren dat deze
niet (teveel) zal botsen met de bevoegdheden van de OPR.