UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2013-2014 Taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige in de eerstelijnsgezondheidszorg: invloed op jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde Door Nadia Van Camp Promotor: Prof. dr. A. Van Hecke Co-promotor: Mevr. J. Ronse Co-promotor: Prof. dr. D. Myny UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2013-2014 Taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige in de eerstelijnsgezondheidszorg: invloed op jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde Door Nadia Van Camp Promotor: Prof. dr. A. Van Hecke Co-promotor: Mevr. J. Ronse Co-promotor: Prof. dr. D. Myny ABSTRACT Probleemstelling: In België is nog geen onderzoek gedaan over taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige in de eerstelijnsgezondheidszorg en de relatie met jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid. In de internationale literatuur zijn de resultaten vaak tegenstrijdig. Onderzoek spitst zich vaak toe op één van bovengenoemde thema‟s, waardoor het moeilijk is een compleet beeld van taakdelegatie en zijn effecten te krijgen. Doelstelling: In deze masterproef wordt een antwoord geformuleerd op de vraag wat de relatie is tussen de mate van taakdelegatie en de jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid van huisartsen en verpleegkundigen in Belgische groepspraktijken. Methode: Er werd een kwantitatief cross-sectioneel onderzoek opgezet in drie groepspraktijken met twee verschillende niveaus van taakdelegatie. Jobinhoud werd geregistreerd door middel van multi-moment opnamen. Werkbelasting werd nagegaan door registratie van de werkagenda‟s van huisartsen en verpleegkundigen, en door middel van het PAONCIL-instrument. Jobtevredenheid werd nagegaan door middel van kwantitatieve jobtevredenheidsvragenlijsten: de Index of Work Satisfaction (IWS) en de Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de gezondheidszorg (MAS-GZ). Resultaten: Uit dit onderzoek komt naar voor dat er een significant verschil bestaat in direct patiëntgebonden en niet-direct patiëntgebonden activiteiten bij de artsen in de verschillende praktijken. De subjectieve werkbelasting is significant verschillend. Het aantal geconsulteerde patiënten is significant verschillend voor de artsen van de verschillende groepspraktijken, evenals de interactie met collega-huisartsen. Conclusie: De eerste resultaten van taakdelegatie binnen de eerstelijnsgezondheidszorg werden hier naar voor gebracht. In het kader van toekomstige maatschappelijke veranderingen, wordt verder onderzoek binnen deze materie sterk aangeraden. Aantal woorden masterproef : 12.211 (exclusief bijlagen en bibliografie) I INHOUDSTABEL Inleiding ........................................................................................................................... 1 1 Evoluties in de vraag naar zorg ............................................................................. 1 2 Evoluties in het aanbod van zorg .......................................................................... 2 3 Taakdelegatie, werklast en jobtevredenheid........................................................ 3 3.1 Begripsverheldering van taakdelegatie ..........................................................................3 3.2 Taakdelegatie in West-Europa en België ......................................................................4 3.3 Begripsverheldering van werklast ..................................................................................5 3.4 Begripsverheldering van jobtevredenheid ......................................................................6 3.5 Taakdelegatie en de relatie met werkbelasting en jobtevredenheid ..............................7 Hoofdstuk 1: Literatuuronderzoek ............................................................................... 8 1 Literatuuronderzoek naar de relatie tussen werkbelasting en taakdelegatie .. 8 1.1 Zoekstrategie .................................................................................................................8 1.2 Resultaten....................................................................................................................11 1.3 Kritische beschouwingen .............................................................................................17 2 Literatuuronderzoek naar meetinstrumenten van jobtevredenheid ............... 19 2.1 Zoekstrategie ...............................................................................................................19 2.2 Vergelijking van de verschillende instrumenten ...........................................................22 2.3 Kritische beschouwingen .............................................................................................28 Hoofdstuk 2: Methodologie ........................................................................................ 30 1 Design van de studie ............................................................................................ 30 2 Steekproef .............................................................................................................. 31 3 Gegevensverzameling .......................................................................................... 32 3.1 Jobinhoud ....................................................................................................................32 3.2 Objectieve werkbelasting .............................................................................................34 3.3 Subjectieve werkbelasting ...........................................................................................34 II 3.4 Demografische gegevens ............................................................................................37 3.5 Gegevens met betrekking tot de praktijk ......................................................................37 4 Data-analyse........................................................................................................... 37 5 Ethische beschouwingen ..................................................................................... 39 Hoofdstuk 3: Resultaten .............................................................................................. 40 1 Steekproef .............................................................................................................. 40 2 Resultaten jobinhoud ............................................................................................ 42 3 Resultaten werkbelasting ..................................................................................... 47 3.1 Resultaten objectieve werkbelasting ............................................................................47 3.2 Resultaten subjectieve werkbelasting ..........................................................................48 4 Resultaten jobtevredenheid ................................................................................. 48 4.1 Deel één van de Index of Work Satisfaction ................................................................48 4.2 Deel twee van de Index of Work Satisfaction...............................................................49 4.3 Maastrichtse arbeidssatisfactieschaal gezondheidszorg .............................................54 Hoofdstuk 4: Discussie ................................................................................................ 55 1 Bespreking van de resultaten .............................................................................. 55 1.1 Resultaten met betrekking tot jobinhoud ......................................................................55 1.2 Resultaten met betrekking tot werkbelasting ...............................................................57 1.3 Resultaten met betrekking tot jobtevredenheid ............................................................58 2 Beperkingen van het onderzoek .......................................................................... 61 3 Sterktes van het onderzoek ................................................................................. 63 Hoofdstuk 5: Conclusie ............................................................................................... 64 Hoofdstuk 6: Aanbevelingen ....................................................................................... 66 Bibliografie .................................................................................................................... 67 Bijlagen .......................................................................................................................... 76 III VOORWOORD Een masterproef uitwerken is geen gemakkelijke opdracht. Het vergt heel wat creativiteit, inzet en vooral doorzettingsvermogen. Het vergt ook psychologisch veel van de student. Zich gesteund voelen tijdens heel dit proces is dan ook uiterst belangrijk. Voor deze steun wil ik eerst en vooral mijn promotor, Prof. dr. Ann Van Hecke, en mijn co-promotoren, Mevr. Janneke Ronse en Prof. dr. Dries Myny, bedanken. Zij stonden altijd klaar om eventuele onduidelijkheden toe te lichten, uitleg te geven wanneer gevraagd en goede tips te geven tijdens het uitwerken van de masterproef. De duidelijke planning en heldere communicatie werden erg op prijs gesteld. Ik wil ook graag mijn familie bedanken voor de onvoorwaardelijke steun tijdens de afgelopen twee jaren. Zonder hun steun was dit project niet gelukt. Thierry, Vico en Nona: jullie zijn super! Voor de logistieke steun was Annie altijd present, Caroline en Nele zijn bedankt voor het kritisch nalezen en de tips voor de uitwerking. Daarnaast wil ik de praktijken bedanken waar ik mijn observaties voor de masterproef kon doen. De wijkgezondheidscentra „Kapelleberg‟ en „De Kaai‟ in Gent en de groepspraktijk Aagem medics in Oudegem werden bereid gevonden deel te nemen. De ontvangst overal meer dan hartelijk en ik werd ten volle gesteund. Het is dankzij al deze mensen dat deze masterproef tot een goed einde kwam, waarvoor nogmaals hartelijk dank. Nadia Van Camp December 2013 IV INLEIDING Het Belgische zorglandschap verandert de laatste decennia aanzienlijk. Zowel in de vraag naar zorg als in het zorgaanbod tekenen zich een aantal evoluties af. Een aspect dat hierbij aanleunt is taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige. In deze inleiding wordt een kort overzicht gegeven van de maatschappelijke evoluties die belangrijk zijn in het kader van deze masterproef, en wordt een korte introductie gegeven over taakdelegatie. 1 EVOLUTIES IN DE VRAAG NAAR ZORG Zoals in vele Europese landen treedt ook in België een vergrijzing van de bevolking op. Men spreekt in België van een dubbele vergrijzing, omdat zowel de gemiddelde leeftijd van de bevolking als het percentage ouderen stijgt. In de komende 10 jaar zal in Vlaanderen het aantal 80-plussers met 65.000 toenemen (Degadt, 2009). Deze demografische veranderingen zullen gepaard gaan met zowel een toenemende als een gewijzigde zorgvraag, onder andere door de stijging van het aantal chronische aandoeningen (Demarest, Drieskens, Gisle, Van der Heyden & Tafforeau, 2008; Nuyens, 2010). Naarmate zorgvragers ouder worden, verhoogt de medische consumptie en worden de huisarts en thuisverpleegkundige meer gecontacteerd (Hesse, 2008; Pacolet et al., 2004). Niet alleen is een kwantitatieve toename van de zorgbehoeften vast te stellen, men stelt ook vast dat de zorgvraag complexer wordt, zowel in de acute als in de chronische zorg (Degadt, 2009). Eerstelijnsgezondheidszorg is niet meer klassiek piramidaal georganiseerd, maar wordt meer en meer een netwerkstructuur waarbij coördinatie en samenwerking tussen de eerstelijnsteams en andere voorzieningen steeds belangrijker worden (Nuyens, 2010). De zorg moet daarbij afgestemd worden op maat van de zorgvrager, de zorg is patiëntgericht eerder dan ziektegericht (Cioffi, Wilkes, Cummings, Warne & Harrison, 2010). De huisarts treedt op als spilfiguur in het zorgmanagement van de chronische zorgvrager, met als belangrijke opdracht het uitwerken en opvolgen van een zorgplan en het maken van afspraken tussen de hulpverleners en de zorgverleners (Degadt, 2009; Nuyens, 2010). 1 2 EVOLUTIES IN HET AANBOD VAN ZORG Door de hierboven vermelde evoluties in de vraag naar zorg, moet ook het aanbod van zorg en het gezondheidszorgsysteem aangepast worden (De Munck et al., 2011). Dit moet toelaten om de vergrijzing van de bevolking en de behandeling van chronische aandoeningen ten minste deels op te vangen, en de tekorten in het gezondheidspersoneel te overwinnen. Internationaal wordt, sinds het World Health Rapport “Primary Health Care: Now More Than Ever” van de WHO in 2008, en de World Health Assembly resolutie in 2009, de eerstelijnsgezondheidszorg weer op de politieke agenda‟s gezet. Uit het regeerakkoord van de Vlaamse regering van 2009 blijkt dat er ook een politieke wil is om de eerstelijnsgezondheidszorg in België verder uit te bouwen (Vandeurzen, 2009). Twee belangrijke actoren binnen de eerstelijnsgezondheidszorg zijn de huisarts en de verpleegkundige. De positie van huisarts staat echter onder druk : in België kiest één derde van de studenten geneeskunde voor de specialisatie huisartsgeneeskunde, maar een vierde van het quotum voor huisartsen, voorzien in het kader van de numerus clausus, wordt niet ingevuld door de studenten (Vrijens et al., 2013). Daarbij komt dat meer dan een derde van de afgestudeerde huisartsen actief is in andere sectoren zoals onderzoek, onderwijs en administratie (Lorant et al., 2008). Ook de veroudering binnen de huisartsenpopulatie speelt een rol: de gemiddelde leeftijd van de huisarts is vandaag 51,4 jaar (Vrijens et al., 2012). Dit kan in de toekomst leiden tot een tekort aan huisartsen in België (Lorant et al., 2008). Bij de verpleegkundigen doen zich gelijkaardige problemen voor. Ten eerste is er de vervangingsvraag: door pensionering, door het verlaten van de sector of door deeltijds werk vermindert het aanbod van verpleegkundigen (Degadt, 2009). Ten tweede moet men rekening houden met de voorziene uitbreiding van de zorg. Volgens Pacolet et al.(2004) is de grootste groei te verwachten in de ouderenzorg en de thuiszorg. Ten derde moet men de overeenkomst (fit) tussen de opleiding en de job in acht nemen. De specialisatie binnen de verpleegkundige sector verhoogt de bekwaamheid en de kwaliteit, maar bemoeilijkt de inzetbaarheid en de aansluiting op de vraag (Degadt, 2009). 2 De meningen zijn verdeeld of bovenstaande evoluties een tekort aan verpleegkundigen zullen opleveren. Volgens Wells en Norman (2009) en Stanley (2010) zal de uitstroom groter zijn dan de instroom van de pas afgestudeerde verpleegkundigen. Het aantal werkzame verpleegkundigen zal in de komende tien jaar om deze reden gestaag dalen, en men zal hier proactief moeten op inspelen (Stanley, 2010). Pacolet et al. (2004) stellen dat door een becijferd groeiscenario van afstuderende verpleegkundigen van 39% de stijgende behoefte aan verpleegkundigen volledig kan gecompenseerd worden. 3 TAAKDELEGATIE, WERKLAST EN JOBTEVREDENHEID Naar analogie met andere landen die gelijkaardige maatschappelijke evoluties hebben doorgemaakt, wordt taakdelegatie ook in België een steeds vaker terugkerend thema in discussies. Hieronder wordt het begrip taakdelegatie verduidelijkt. In het kader van deze masterproef worden de begrippen werklast en jobtevredenheid eveneens toegelicht. 3.1 BEGRIPSVERHELDERING VAN TAAKDELEGATIE Taakdelegatie wordt dikwijls gekoppeld of verward met een aantal andere begrippen zoals substitutie, taakherschikking of functiedifferentiatie. In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de verschillende begrippen. 3 Mogelijkheden Praktijkvoorbeeld Definitie en verduidelijking Tabel 1: begripsverheldering taakdelegatie/substitutie/taakherschikking/ functiedifferentiatie Taakdelegatie/Substitutie Taakherschikking Overdragen van gespecialiseerde (deel)taken van hoog gekwalificeerd, duur personeel naar minder gekwalificeerd, goedkoper personeel (Dubois,& Singh, 2009; Rachid, 2010; Vrijhoef, Diederiks, Spreeuwenberg,& Wolffenbuttel, 2001) De gedelegeerde (deel)taken behoren niet tot het deskundigheidsgebied van degene aan wie gedelegeerd wordt, maar deze voert de (deel)taken wel zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid uit (van de Rijdt - Van de Ven, 2005) In de Nederlandstalige literatuur worden „delegatie‟ en „substitutie‟ vaak door elkaar gebruikt. Overdragen van een deel van de zorg zoals bv. 3-maandelijkse controles voor patiënten met diabetes mellitus type 2 door een huisarts aan een verpleegkundige Kan zowel horizontaal als verticaal (Vrijhoef, 2001) Taken worden structureel aan een bestaand of nieuw beroep toegekend. De taak wordt zelfstandig verricht door en valt helemaal onder de bevoegdheid van de nieuwe beroepsbeoefenaar (Zorgnet Vlaanderen, 2011) Creëren van functies met verschillende taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen dezelfde beroepsgroep (Zorgnet Vlaanderen, 2011) Functiedifferentiatie Overdragen van bepaalde verpleegkundige taken aan zorgkundigen Referentieverpleegkundige, verpleegkundig consulent Kan zowel horizontaal als verticaal Functiedifferentiatie leidt vaak tot taakherschikking 3.2 TAAKDELEGATIE IN WEST-EUROPA EN BELGIË In vele Westerse landen heeft de verschuiving van tweede- naar eerstelijnsgezondheidszorg, samen met het terugvallende medische korps, geleid tot een verhoogde werkbelasting voor de huisartsen (Richards, Carley, Jenkins-Clarke, & Richards, 2000; Laurant, Hermens, Braspenning, Sibbald,& Grol, 2004). Door de focus op het management van chronische aandoeningen neemt de werklast in de eerstelijnsgezondheidszorg nog meer toe (Kroezen, van Dijk, Groenewegen, & Francke, 2011; Pritchard,& Kendrick, 2001; Vrijhoef, Diederiks, Wesseling, Van Schayck, & Spreeuwenberg, 2003). Volgens Vrijhoef et al.(2001) is substitutie van zorg een 4 geschikte oplossing voor het management van chronische ziekten, en taakdelegatie in deze situatie aangewezen. In vele Europese landen bestaat er al een min of meer grote taakdelegatie tussen huisartsen en verpleegkundigen (Dierick-Van Daele, Metsemakers, Derckx, Spreeuwenberg, & Vrijhoef, 2008; Dreier, Rogalski, Oppermann, Terschüren, van den Berg, & Hoffmann, 2009; Fagerström,& Glasberg, 2011; Kroezen, 2011). In een aantal Europese landen mogen verpleegkundigen zelfstandig consultaties uitvoeren en mogen ze zelfstandig voorschriften afleveren (Kroezen, Francke, Groenewegen, & van Dijk, 2012). In België staat de taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige nog in de kinderschoenen. Waar men in bepaalde ziekenhuizen al meer vertrouwd is met de „advanced nurse practitioner‟ (=ANP) functie, de „gespecialiseerde‟ verpleegkundige of de „Nurse Practitioner‟ (=NP), is dit in de eerstelijnsgezondheidszorg nog maar zelden het geval. Voorzichtige initiatieven worden genomen om sommige ANP, NP of verpleegkundig specialistfuncties uit te bouwen in de eerste lijn, vooral dan wat betreft chronische aandoeningen. Een voorbeeld hiervan is de hartfalenverpleegkundige bij het Wit-Gele Kruis in Limburg, of de diabetesverpleegkundige in een wijkgezondheidscentrum. De Belgische wetgeving is echter nog niet aangepast aan de veranderingen, en de ANP, NP of gespecialiseerde verpleegkundige mag tot op heden niet zelfstandig voorschriften maken voor de patiënt. 3.3 BEGRIPSVERHELDERING VAN WERKLAST In de literatuur wordt vaak gesproken over workload (werklast). Soms wordt dit verder opgesplitst in objectieve en subjectieve werklast. Hans Kaaij pleit in z‟n boek „Werdruk en Werkstress‟ (1998) voor het gebruik van het begrip „werkbelasting‟ als overkoepelend begrip, bestaande uit 2 componenten: „werkdruk‟ en „werklast‟. Tabel 2 geeft schematisch de verschillende begrippen weer. In deze masterproef zal vanaf nu werkbelasting als overkoepelend begrip worden gebruikt. 5 Tabel 2: begripsverheldering werkbelasting Werkbelasting als overkoepelend begrip (Kaaij, 1998) Objectieve werklast (Laurant et al., 2004) = Subjectieve werklast (Laurant et al., 2004)= werklast (Kaaij, 1998) werkdruk (Kaaij, 1998) De objectief vast te stellen werklast: de De werkdruk is niet objectief vast te stellen, hoeveelheid werk die iemand in een dag het is de subjectief beleefde werklast (Laurant verzet (Laurant et al., 2004), en die wordt et al., 2004). Het is de toestand die ontstaat beïnvloed door hoeveelheid, wanneer een of meer medewerkers gedurende moeilijkheidsgraad, kwaliteitsnormen en een langere periode de taak niet binnen de snelheid van uitvoeren gestelde tijd of gestelde normen kunnen (Van den Berghe & Kirsch, 2010) uitvoeren (Ulenberg, geciteerd in Van den Berghe, 2010) Voorbeeld : aantal consultaties of Voorbeeld: werkstress en jobtevredenheid administratie verricht door de huisarts maken deel uit van werkdruk 3.4 BEGRIPSVERHELDERING VAN JOBTEVREDENHEID Jobtevredenheid wordt gedefinieerd als positieve en negatieve gedragingen die individuen stellen ten opzichte van hun job (Buciuniene geciteerd in Van Ham, Verhoeven, Groenier, Groothoff & De Haan, 2006). Jobtevredenheid wordt gezien als een onderdeel van de subjectieve werklast of werkdruk (Laurant et al., 2004). Het bestaat uit extrinsieke en intrinsieke waarden (Prothero, Marshall & Fosbinder, 1999). Tabel 3 geeft een overzicht. Tabel 3: extrinsieke en intrinsieke waarden van jobtevredenheid Extrinsieke waarden van jobtevredenheid Loon Voordelen (financiële of extra-legale) Bonussen (Prothero, 1999) Intrinsieke waarden van jobtevredenheid Status Zelfverwezenlijking Interactiemogelijkheden Zelfvertrouwen Zelfwaardering Opbouwen van kennis en vaardigheden Mogelijkheid om creatief te zijn (Prothero, 1999) Zinvol doel in job (Pink, 2009) 6 3.5 TAAKDELEGATIE EN DE RELATIE MET WERKBELASTING EN JOBTEVREDENHEID In België is nog geen onderzoek gedaan over taakdelegatie en de relatie met werkbelasting en jobtevredenheid. Zelfs in de internationale literatuur is er weinig over te vinden, en worden jobtevredenheid en werkbelasting en hun invloed op taakdelegatie vaak niet als primaire uitkomstmaten weergegeven. Uit de studie van Laurant et al.(2004) blijkt dat taakdelegatie op korte termijn geen werklastvermindering met zich meebrengt voor de huisartsen (Laurant et al., 2004). Uit het onderzoek van Fletcher, Baker, Copeland, Reeves, & Lowery (2007) blijkt dat ongeveer de helft van de artsen vindt dat verpleegkundigen hun werklast verminderen, de andere helft vindt van niet. Deze tegenstelling is een interessant gegeven voor verder onderzoek. De volgende onderzoeksvraag kan hieruit worden afgeleid : Wat is de relatie tussen de mate van taakdelegatie en de werkbelasting, de jobtevredenheid en de jobinhoud van huisartsen en verpleegkundigen in groepspraktijken? Op deze onderzoeksvraag wordt een antwoord geformuleerd in deze masterproef. Deze masterproef wordt als volgt ingedeeld : in hoofdstuk 1 worden de resultaten van de literatuurstudie weergegeven. De literatuur omtrent taakdelegatie met betrekking tot werkbelasting en de meetinstrumenten van jobtevredenheid worden beschreven. In hoofdstuk 2 wordt stilgestaan bij de gebruikte methodologie. In hoofdstuk 3 komen de resultaten van de studie aan bod. In hoofdstuk 4 wordt de discussie gevoerd, waarin de meest opvallende resultaten worden verwerkt. Hier komen eveneens de beperkingen en sterktes van dit onderzoek aan bod. Tenslotte wordt een conclusie geformuleerd in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 tenslotte worden mogelijke aanbevelingen voor toekomstig onderzoek en de praktijk besproken. 7 HOOFDSTUK 1: LITERATUURONDERZOEK In deze studie werden twee literatuuronderzoeken gedaan. Enerzijds werd de literatuur over de relatie tussen taakdelegatie en werkbelasting binnen de eerstelijnsgezondheidszorg in kaart gebracht. Anderzijds werd gezocht naar instrumenten om jobtevredenheid te meten bij huisartsen en verpleegkundigen. Voor elke literatuurstudie werden de zoekstrategie, de resultaten en enkele kritische reflecties neergeschreven. 1 LITERATUURONDERZOEK NAAR DE RELATIE TUSSEN WERKBELASTING EN TAAKDELEGATIE 1.1 ZOEKSTRATEGIE Wetenschappelijke artikels werden opgezocht in 4 databanken: Cochrane Library, PubMed, Web of Science en Cinahl. Enkel peer-reviewed Nederlandstalige en Engelstalige artikels kwamen in aanmerking voor inclusie, op voorwaarde dat het volledige artikel via de UGent databank vrij beschikbaar was. Artikels werden enkel geïncludeerd als taakdelegatie, eerstelijnsgezondheidszorg én werkbelasting aan bod kwam. Studies die handelden over taakdelegatie en werkbelasting in ziekenhuizen of woon-en zorgcentra werden geëxcludeerd. Artikels die handelden over nietverpleegkundige of niet-medisch gerelateerde werkbelasting werden eveneens geëxcludeerd. Er werd geen limiet gesteld op het jaar van publicatie en geen beperking op de onderzoeksmethodologie. In de PubMed databank werd gebruik gemaakt van de vooropgestelde MeSH-termen. Een overzicht van de gehanteerde zoekfilter is terug te vinden in Tabel 4. 8 Tabel 4: zoekfilter werklast AND OR task realignment task delegation task alignment medically delegated tasks work delegation work organization work repartition delegation substitution comanagement skills mix interdisciplinary multidisciplinary task substitution team work shifting of tasks task shifting AND primary health care PHC primary care community care work load case load workload Een eerste selectie van de 210 artikels gebeurde op basis van de titel en het abstract, rekening houdend met hierboven vernoemde criteria. Artikels die dubbel teruggevonden werden en artikels waarvan het volledige artikel niet beschikbaar was, werden geëxcludeerd, evenals studies die niet voldeden aan de vooropgestelde inclusiecriteria. Na deze eerste analyse werd de volledige tekst van de overgebleven 23 artikels nagelezen. Daardoor werden nog 14 artikels geëxcludeerd omwille van het feit dat werklast niet terugkwam in de resultaten, maar bijvoorbeeld alleen werd weergegeven in de discussie. Door nazicht van de referentielijsten van de geïncludeerde artikels werd 1 bijkomend artikel geïncludeerd in de selectie. Deze methode leverde uiteindelijk 10 bruikbare artikels op. Figuur 1 geeft de flowchart van de zoekstrategie rond werkbelasting en taakdelegatie weer. 9 PubMed Search (in all fields) Limits : Language : English/Dutch Year : geen limiet n = 51 CINAHL Search (in all fields) Limits : Language : English Year : geen limiet Peer-reviewed articles n = 66 Web of Science Search (in topic) Limits : Language : English Year : geen limieten Lemmatization on n = 33 Cochrane search(in Title, Abstract or Keywords) Limits : Language : English Year : geen limieten n = 60 Totaal zoekstrategie: n= 210 Artikels geëxcludeerd na toepassen exclusiecriteria, na uitsluiten dubbels en na beoordeling titel en abstract: n= 187 Overgebleven artikels : n= 23 Artikels geëxcludeerd na beoordeling volledige artikel: n= 14 Via sneeuwbalmethode n=1 Bruikbare artikels : n=10 Figuur 1: flowchart van zoekstrategie werklast en taakdelegatie 10 1.2 RESULTATEN 1.2.1 De relatie tussen werkbelasting en taakdelegatie In de literatuur is men het erover eens dat de werkbelasting van de huisarts de laatste jaren toeneemt (Jenkins-Clarke & Carr-Hill, 2001; Laurant, 2004; Richards, 2000; Scott, & Wordsworth, 1998; Urban, Ose, Joos, Szecsenyi, & Miksch, 2012). In deze masterproef komt de vraag aan bod of het delegeren van taken een tijdswinst voor de huisarts kan opleveren. Volgens Richards (2000) zou dit een tijdswinst van 50% kunnen opleveren voor de huisarts. Echter, volgens een RCT opgezet door Laurant (2004) was er geen significant verschil tussen de interventie (met extra hulp van de NPs) en controlegroep (zonder extra hulp). De vraag die gesteld kan worden is of het eerder gaat over het herschikken van de beschikbare tijd, of om effectieve tijdswinst voor de artsen (Fletcher, 2007; Richards, 2000). In de studie van Fletcher (2007) werd aan de huisartsen gevraagd of ze de indruk hadden meer tijd beschikbaar te hebben. De artsen waren ongeveer gelijk verdeeld in hun oordeel of de NP hun werk verlichtte of niet. De belangrijkste klacht bij de artsen was dat de supervisie van de NPs meer werk met zich meebracht (Fletcher, 2007). 1.2.2 Andere factoren die taakdelegatie beïnvloeden Naast de vraag of taakdelegatie een tijdsvoordeel oplevert voor de huisarts, worden in de bestudeerde artikels een aantal andere aspecten naar voor gebracht. Zo kan men een onderscheid maken tussen positief en negatief beïnvloedende factoren voor het toepassen van taakdelegatie. In Tabel 5 worden deze weergegeven. Tabel 5: positief en negatief beïnvloedende factoren van taakdelegatie Positief beïnvloedende factoren Vertrouwen van de arts in de verpleegkundige Aangeven van eigen grenzen door de verpleegkundige Goede communicatievaardigheden van de verpleegkundige Persoonlijkheid van de verpleegkundige Negatief beïnvloedende factoren Persoonlijkheid van de verpleegkundige Geloof van de arts in delegatiemogelijkheden Vertrouwen: artsen willen er zeker van zijn dat verpleegkundigen over voldoende kennis en vaardigheden beschikken om de gedelegeerde taken aan te kunnen (Wiener- 11 Ogilvie, Huby, Pinnock, Gillies, & Sheikh, 2008). Hierbij is niet alleen de behaalde graad (Professionele Bachelors, Master of Science of eventuele specialisaties) belangrijk, maar vooral de ervaring en vakbekwaamheid van de verpleegkundige (Richards, 2000). Angst voor incompetentie bij de verpleegkundige speelt een belangrijke rol in het niet willen delegeren van bepaalde taken door de arts (Richards, 2000). Voor het vertrouwen van de artsen is het belangrijk dat de verpleegkundige haar eigen grenzen aangeeft (Walsh, Roe & Huntington, 2003; Wilson, Pearson & Hassey, 2002). Liever een verpleegkundige die „bewust incompetent‟ is dan een verpleegkundige die „onbewust incompetent‟ of overmoedig is (Walsh, 2003; Wilson, 2002). Communicatievaardigheden en persoonlijkheid van de verpleegkundige: het kunnen communiceren op een geloofwaardige en efficiënte manier en de persoonlijkheid van de verpleegkundige die aansluit bij deze van de arts spelen een belangrijke rol (Wiener-Ogilvie, 2008). Geloof om (delen van) consultaties te delegeren: volgens de huisartsen kunnen niet alle type taken worden gedelegeerd. Wanneer huisartsen bevraagd werden naar potentiële delegatiemogelijkheden, gaven ze aan dat 17% van de huisartsenconsultaties volledig hadden kunnen gedelegeerd worden naar verpleegkundigen (Jenkins-Clarke, Carr-Hill & Dixon, 1998). Volgens dezelfde artsen hadden bepaalde delen van de consultatie in 39% van de gevallen kunnen gedelegeerd worden (Jenkins-Clarke, 1998). Toch blijken de meeste artsen ervan overtuigd dat nurse practitioners (=NPs) niet competent zijn om complexe patiënten te managen zonder de constante supervisie van de arts (Fletcher 2007). Ze zijn er wel van overtuigd dat NPs zich nuttig kunnen maken in een beperkt domein of voor niet-complexe patiënten (Fletcher, 2007). 1.2.3 Vergelijking van de verschillende artikels In Tabel 6 wordt een overzicht gegeven van de verschillende geselecteerde artikels. 12 Tabel 6: vergelijking van de artikels Artikel Definitie Definitie Onderzoeksdesign Steekproef werkbelas- taakdelegatie en -methode ting Jenkins- Geen Clarke definitie (1998) Scott (1998) Objectieve en subjectieve werkbelasting Richards Geen (2000) definitie, uit artikel blijkt objectieve werklast (aantal voltijds equivalenten huisartsen) Jenkins- Geen Clarke definitie, (2001) maar wordt bevraagd via Een bepaalde taak wordt aan iemand anders overgedragen Cross-sectioneel kwantitatief + kwalitatief vragenlijsten observaties invullen dagboek (werklast + delegatie) focusgroepen Taakherschik- Cross-sectioneel king (task kwantitatief shifting) vragenlijsten Gevalideerd instrument? Interventie/ zorg 10 Niet Doktersprak- weergegeven tijken in het VK* Geen interventie Primaire focus Taakdelegatie: primaire/ secundaire focus? Primaire focus 86 Niet Doktersprak- weergegeven tijken in het VK Geen interventie Primaire focus Secundaire focus Primaire focus Primaire focus Primaire focus Primaire focus Delegeren van Review huisartsen werkbelasting (workload) naar andere gezondheidswerkers Mate waarin Cross-sectioneel artsen kwantitatief + werkbelasting kwalitatief doorgeven aan 10 Niet doktersprak- weergegeven tijken in het VK Geen interventie Werkbelasting: primaire/ secundaire focus? 13 Artikel Laurant (2004) Definitie Definitie Onderzoeksdesign Steekproef werkbelas- taakdelegatie en -methode ting het werken van extra uren medewerkers Voorbeelden van zowel objectieve als subjectieve werklast Overdragen van bepaalde aspecten van zorg van artsen naar verpleegkundigen vragenlijsten observaties invullen dagboeken (werklast + delegatie) focusgroepen RCT kwantitatief vragenlijsten werkbelasting werkagenda‟s huisartsen 34 Ja dokterspraktijken in Nederland Gevalideerd instrument? Interventie/ zorg Werkbelasting: primaire/ secundaire focus? Interventie- Primaire focus groep : 5 NPs werden at random toegevoegd aan bestaande artsenpraktijken met de bedoeling specifieke elementen van de patiëntenzorg op zich te nemen. Controlegroep : geen nurse practitioner Taakdelegatie: primaire/ secundaire focus? Primaire focus 14 Artikel Definitie Definitie Onderzoeksdesign Steekproef werkbelas- taakdelegatie en -methode ting Johnson „Caseload‟ (2005) en „workload‟, uit artikel blijkt objectieve werklast Geen definitie Cross-sectioneel kwalitatief interviews Fletcher Geen (2007) definitie Geen definitie Cross-sectioneel kwantitatief vragenlijst Wiener- Geen Ogilvie definitie (2008) Medische taken worden gedelegeerd naar verpleegkundigen Geen Overdracht definitie, uit van bepaalde artikel blijkt componenten objectieve van medische werklast zorg naar (aantal „vrij gekwalifigekomen‟ ceerd uren door personeel delegatie) Cross-sectioneel kwalitatieve casestudy interviews focusgroep van den Berg (2009) Longitudinaal kwantitatief + kwalitatief observaties gestandaardiseerde vragenlijsten 6 specialisten, 6 huisartsen, 3 diabestesverpleegkundigen, 2 praktijkverpleegkundigen in het VK 7 veteranendokterspraktijken in de VS 5 huisartsen en 4 praktijkverpleegkundigen in het VK 42 artsen in praktijken in Duitsland Gevalideerd instrument? Interventie/ zorg Werkbelasting: primaire/ secundaire focus? Taakdelegatie: primaire/ secundaire focus? Secundaire focus. Primaire focus : welke impact heeft het nieuwe model voor geïntegreerde diabeteszorg? Niet weergegeven Geen interventie Secundaire focus Niet weergegeven Geen interventie Primaire focus, neen uitgedrukt in 'tijd die dokter vrijmaakt‟ Geen interventie neen Secundaire focus. Primaire focus is toepassen van handleiding Geen interventie Primaire focus Secundaire focus. Primaire focus werklast en therapietrouw van patiënten Niet weergegeven 15 Artikel Urban (2012) Definitie Definitie Onderzoeksdesign Steekproef werkbelas- taakdelegatie en -methode ting Geen definitie Medische taken worden gedelegeerd naar nietartsen Cross-sectioneel kwantitatief vragenlijst Gevalideerd instrument? 715 Niet huisartsen in weergegeven Duitsland Interventie/ zorg Geen interventie Werkbelasting: primaire/ secundaire focus? neen Taakdelegatie: primaire/ secundaire focus? Primaire focus, maar gaat over 'non-physician practice staff‟, dus niet exclusief over verpleegkundigen *VK= Verenigd Koninkrijk 16 1.3 KRITISCHE BESCHOUWINGEN Het aantal artikels met primaire focus op zowel taakdelegatie als werkbelasting is zeer beperkt. Slechts 4 artikels beantwoorden aan dit criterium (Jenkins-Clarke, 1998; Jenkins-Clarke, 2001; Laurant et al., 2004; Richards et al., 2000). In de meeste artikels worden geen goede definities van werkbelasting en taakdelegatie gegeven. Dikwijls kan wel uit het artikel worden afgeleid wat de auteur verstaat onder de definitie. Voor de werkbelasting valt op dat het in de artikels dikwijls gaat over de werklast of objectieve werkbelasting. Door het gebrek aan definities is het moeilijk een goede kijk op de relatie tussen werkbelasting en taakdelegatie te krijgen. Slechts bij één artikel wordt effectief een interventie (RCT) opgezet (Laurant et al., 2004). De andere artikels gebruiken een niet-experimenteel onderzoeksdesign. Men kan verschillende data-collectiemethodes onderscheiden in de artikels : observaties, het invullen van dagboeken, interviews, focus-groepen en het beantwoorden van vragenlijsten. Observaties van een huisartsenconsultatie worden gebruikt in de studies van JenkinsClarke (1998, 2001). Een eerste mogelijk nadeel van directe observatie is het Hawthorneffect. Een tweede nadeel heeft te maken met de onderzoeker zelf : die mag niet te prominent aanwezig zijn (Holloway & Wheeler, 2010). Een derde nadeel is dat het moeilijk is voor onderzoekers om nota‟s te nemen en tegelijk te observeren (Holloway & Wheeler, 2010). Interviews voor de data-collectie worden gebruikt in de studies van Wiener-Ogilvie et al. (2008) en Johnson en Goyder (2005). Wiener-Ogilvie et al. (2008) geven voor hun semi-gestructureerde interviews de handleiding weer als appendix in het artikel, wat de transparantie verhoogt en een meerwaarde is. Het interviewtype dat gebruikt wordt in het artikel van Johnson (2005) is, afgaande op de vermelde thema‟s, een niet-gestructureerd, niet-gestandaardiseerd interview. Beide auteurs proberen de mogelijke bias zo klein mogelijk te houden: ze geven beiden aan dat er meerdere onderzoekers de geïdentificeerde thema‟s vergelijken, bediscussiëren en in een kader uitzetten. In twee studies wordt gebruik gemaakt van focusgroepen (Jenkins-Clarke, 1998; Wiener-Ogilvie et al, 2008). Laurant et al. (2004) is de enige die een gerandomisserde controlestudie opzet. De studie is als volgt opgezet: in een interventiegroep worden 5 Nurse Practicioners geïntroduceerd bij 30 huisartsen na een 17 opleiding van 2 weken. De NPs hebben een gemiddelde thuiszorgwerkervaring van 12,1 jaar bij rekrutering. Elke NP wordt toegewezen aan 6 tot 9 huisartsen. De NPs werken samen met de artsen volgens vooropgestelde protocollen. In de controlegroep werden geen NPs geïntroduceerd. Als besluit stellen Laurant et al. (2004) dat het inzetten van NPs in een huisartsenpraktijk de werkbelasting niet verminderde voor de artsen. Een paar bemerkingen zijn aan de orde bij deze studie. Ten eerste registreren de huisartsen zelf hun werklast. In tegenstelling tot de studie van Jenkins-Clarke (1998), waar ook met zelfregistratie wordt gewerkt, wordt bij Laurant et al.(2004) geen triangulatie van de bekomen data toegepast, wat de validiteit beperkt. Ten tweede wordt er een korte specifieke opleiding van twee weken voorzien voor de thuiszorgverpleegkundigen. Dit is misschien te kort om als volwaardig NP aan de slag te kunnen gaan. Ten derde wordt in de studie één NP tewerkgesteld bij zes tot negen huisartsen. Een bedenking die men kan maken is of één NP per zes à negen huisartsen wel een wezenlijk verschil kán maken in de werkbelasting. Ten vierde heeft het project 18 maanden geduurd, wat misschien (te) kort is om een effectieve vermindering van de werkbelasting bij de deelnemende huisartsenpraktijken te zien. Tot slot kan men zich de vraag stellen of een RCT wel een goede onderzoeksmethodologie is voor een complexe interventie als deze (Van Hecke, 2012). Als besluit van de kritische beschouwingen kan gesteld worden dat het literatuuronderzoek vrij beperkt was. Alhoewel voldoende zoektermen werden gebruikt, was het resultaat eerder teleurstellend. In de gevonden artikels kwamen zelden werkbelasting én taakdelegatie uitgebreid aan bod. Eén van de twee kwam dikwijls maar terzijde aan bod en de focus van de artikels was verschillend van de gezochte focus. Bij de zoekstrategie werd ook een review gevonden. Naar wat kon worden opgemaakt uit de methodologie van deze review, werden de zoektermen gebuikt in dit artikel allemaal apart ingevoerd. Dit had als gevolg dat niet alle artikels, die gebruikt werden in de review, teruggevonden werden in deze literatuurstudie. Hier werd namelijk wel gewerkt met een combinatie van zoektermen. Daarnaast kan men besluiten dat er een zeer diverse methodologie gebruikt werd in de verschillende artikels. Het bevragen van de onderzoekspopulatie door middel van vragenlijsten werd frequent 18 gebruikt. Ook focusgroepen werden meerdere malen gebruikt. De meeste artikels waren vrij oud en het bleek moeilijk recente artikels te vinden over het onderwerp. Hierdoor ontstaat de indruk dat taakdelegatie geen „hot topic‟ meer is binnen de eerstelijnsgezondheidszorg. Vermoedelijk is dit in sommige landen ook minder het geval, maar in België blijft het toch een onderwerp dat het bediscussiëren waard is. 2 LITERATUURONDERZOEK NAAR MEETINSTRUMENTEN VAN JOBTEVREDENHEID 2.1 ZOEKSTRATEGIE Wetenschappelijke artikels werden opgezocht in 4 databanken: Cochrane Library, PubMed, Web of Science en Cinahl. Enkel peer-reviewed Nederlandstalige of Engelstalige artikels kwamen in aanmerking voor inclusie, op voorwaarde dat het volledige artikel via de UGent databank vrij beschikbaar was. De inclusiecriteria werden vastgelegd als: vragenlijst of schaal rond jobtevredenheid gebruikt voor artsen of verpleegkundigen. Studies die niet bedoeld waren voor artsen of verpleegkundigen, vragenlijsten rond depressie of zuiver contractuele items, vragenlijsten die handelden over opleidingen of niet gevalideerde vragenlijsten werden geëxcludeerd. Er werd geen limiet gesteld op het jaar van publicatie of onderzoeksmethodologie. In de PubMed databank werd gebruik gemaakt van de vooropgestelde MeSH-termen. Een overzicht van de gehanteerde zoekfilter is terug te vinden in Tabel 7. 19 Tabel 7: zoekstrategie jobtevredenheidsschaal AND OR General Practitioner GP family physician family practitioner ANP APN NP nurse practitioner advanced practitioner advanced nurse practitioner advanced nursing practice advanced practice CNS clinical nurse specialist nurse specialist nurse clinician practice nurse professional practice expanded nursing expanded role of nursing primary care nurs* community health nurs* AND scale questionnaire job satisfaction work satisfaction De bovenstaande combinatie van zoektermen in de verschillende databanken leverde in totaal 553 zoekresultaten op. Deze werden in een eerste fase beoordeeld op hun relevantie op basis van titel en abstract. Artikels die dubbel teruggevonden werden en artikels waarvan de volledige tekst niet beschikbaar was, werden geëxcludeerd, evenals studies die niet voldeden aan de vooropgestelde inclusiecriteria. Dit leverde uiteindelijk 28 bruikbare artikels op met 8 verschillende jobtevredenheidschalen. Via een bijkomende internetsearch op „vragenlijst jobtevredenheid‟ werd een haalbaarheidsstudie teruggevonden die uitgevoerd werd in opdracht van het Landelijk Centrum Verpleging & Verzorging (=LCVV). In deze haalbaarheidsstudie werd de tevredenheid op het werk gemeten met de Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de gezondheidszorg (=MAS-GZ) (Landeweerd, Boumans, & Nissen, 1996). In hetzelfde rapport werden eveneens de psychometrische eigenschappen van de MAS-GZ 20 besproken (Welling, Hutten & Francke, 2002). In totaal werden dus 9 schalen gevonden. De verschillende schalen werden beoordeeld op interne consistentie, Pearson‟s r, aantal items, de scoreschaal die gebruikt werd, het gebruiksgemak en de beschikbaarheid van de schaal. Figuur 2 geeft de zoekstrategie naar meetinstrumenten van jobtevredenheid weer. PubMed Search (in all fields) Limits : Language : English/Dutch; Year : geen limiet n = 200 CINAHL Search (in all fields) Limits : Language : English; Year : geen limiet; Peer-reviewed articles, academic journals n = 77 Web of Science Search (in topic) Limits : Language : English; Year : geen limieten; Lemmatization on n = 40 Cochrane search(in Title, Abstract or Keywords) Limits : Language : English; Year : geen limieten n = 29 Totaal zoekstrategie: n= 546 Artikels geëxcludeerd na toepassen exclusiecriteria en na beoordeling titel en abstract : n= 518 Bruikbare artikels : n= 28 Via rapport LCVV n=1 Bruikbare artikels : n= 29 MMSS n=4 MNPJSS n= 4 WCW n=8 HHNJS n=2 IWS n=5 MSQ n=1 NJSS n=3 MAS-GZ n=1 GJSQ n=1 Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale (MNPJSS) Mueller-McCloskey Satisfaction Scale (MMSS) Stamp‟s & Piedmont‟s Index of Work Satisfaction (IWS) Home Health Care Nurses Job Satisfaction (HHNJS) Warr-Cook-Wall scale (WCW) Minessota Satisfaction Questionnaire (MSQ) Nursing Job Satisfaction Scale (NJSS) Global Job Satisfaction Scale (GJSS) Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de Gezondheidszorg (MAS-GZ) Figuur 2: flowchart zoekstrategie meetinstrumenten van jobtevredenheid 21 2.2 VERGELIJKING VAN DE VERSCHILLENDE INSTRUMENTEN In de geïncludeerde artikels kwamen 8 verschillende meetinstrumenten aan bod: de Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale (MNPJSS), de Mueller-McCloskey Satisfaction Scale (MMSS), de Stamp‟s & Piedmont‟s Index of Work Satisfaction (IWS), de Home Health Care Nurses Job Satisfaction (HHNJS), de Warr-Cook-Wall scale (WCW), het Minessota Satisfaction Questionnaire (MSQ), de Nursing Job Satisfaction Scale (NJSS) en tenslotte de Global Job Satisfaction Scale (GJSS). De schaal die teruggevonden werd via de extra internetsearch is de Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor Gezondheidszorg (MAS-GZ). In Tabel 8 wordt van elke schaal een beschrijving gegeven, aangevuld met andere informatie zoals de betrouwbaarheid en validiteit, waar beschikbaar. 22 Tabel 8: meetinstrumenten van jobtevredenheid Naam van het meetinstrument + subschalen (taal) Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction scale (E*) Intra-praktijk/partnerschap/collegialiteit Professionele/sociale/gemeenschapsinteractie Uitdaging/autonomie Professionele groei Tijd Voordelen Mueller/McCloskey Satisfaction Scale (E) Veiligheid extrinsieke beloning planningsmogelijkheden familie/werk evenwicht Sociale beloningen tevredenheid met collega‟s interactie Psychologische beloningen tevredenheid met professionele mogelijkheden lof/waardering controle/verantwoordelijkheid Interne consistentie (C.a) Pearson's r Aantal items Gebruikte score .96 tussen de factors gaande van .33 en .72 44 6-punt Likertschaal; 1 = zeer ontevreden 6 = zeer tevreden Betalend 5-punt Likertschaal; 1 = zeer ontevreden 5 = zeer tevreden Geen volledig artikel beschikbaar .94 14 .89 10 .84 .86 .83 .79 .89 Betouwbaarheids coëfficiënten voor de subschalen variëren van 0.52 tot 0.84 8 5 4 3 31 Geen info 3 6 3 Beschikbaarheid Extra informatie Bronpublicatie gebaseerd op McCloskey/ Mueller specifiek voor NPs*** in de 1ste lijn pen en papier Misener,T.R.& Cox D.L.; Development of the Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale; Journal of Nursing Measurement, 2001; 9 (1): 91-108 Mueller, C.W. & McCloskey, J.C. Nurses' job satisfaction: A proposed measure. Nurs Res. 1990;39(2):113-117. 2 4 4 4 5 23 Naam van het meetinstrument + subschalen (taal) Interne consistentie (C.a) Pearson's r Stamps and Piedmont's Work Satisfaction Index (E, Nederlandstalige vertaling beschikbaar) Instrument in 2 delen Deel 1 : de relatieve belangrijkheid van de verschillende dimensies van jobtevredenheid wordt nagegaan door te kiezen tussen paren van dimensies (15 paren voor de 6 dimensies) Deel 2 : meet het niveau van jobtevredenheid aan de hand van 44 items (6 dimensies) tevredenheid met loon tevredenheid met interactie met collega's tevredenheid met organisatie tevredenheid met taakvereisten tevredenheid met status tevredenheid met autonomie .82 .83 voor de Chinese versie (Lee, 2000) Warr-Cook-Wall Scale (E) Loon Werkuren Waardering voor werk Mogelijkheden om eigen competenties te gebruiken Mogelijkheid tot kiezen van eigen .91 Aantal items Gebruikte score Beschikbaarheid Extra informatie Bronpublicatie 7-punt Likertschaal Geen volledig artikel beschikbaar, maar Nederlandstalige gevalideerde vertaling beschikbaar in UGent Speciaal ontwikkeld voor verpleegkundigen in ziekenhuismilieu, maar kan bij alle soorten gezondheidswerkers gebruikt worden. (Ellenbeck 2008) Stamps, P., Piedmont, E.B., Slavitt, D.B., & Haase, M.A. (1978). Measurements of work satisfaction among health professionals. Medical Care, 16(4):337-352. Stamps, P., & Piedmonte, E. (1986). Nurses and work satisfaction. Ann Arbor, MI: Health Administration Press Perspectives. Stamps, P. (1997). Nurses and work satisfaction: An index for measurement. Chicago, IL: Health Administration Press. 1 = sterk eens met bewering 44 7 = sterk oneens met bewering 10 7-punts Likert schaal .29 en .46 .85 - .88 na 6 maanden r = 0.63 1 = zeer ontevreden 7 = zeer tevreden Betalend Warr, P., Cook, J. & Wall, T., (1979) Scales for the measurement of some work attitudes and aspects of psychological wellbeing. The British Psychological Society 24 Naam van het meetinstrument + subschalen (taal) werkmodel Hoeveelheid afwisseling in de job Fysieke werkcondities Hoeveelheid gegeven verantwoordelijkheid Collega's Algemene tevredenheid Minnesota Satisfaction Questionnaire (E) Intrinsieke tevredenheid Extrinsieke tevredenheid Algemene tevredenheid Nursing Job Satisfaction Scale (E) Genoegen in het werk Kwaliteit van zorg Tijd om het werk te doen Work Satisfaction Scale (E) Taakvereisten Administratie Interne consistentie (C.a) Pearson's r Aantal items Gebruikte score Beschikbaarheid Extra informatie Bronpublicatie tussen .80 en .90 Test hertest na 1 week r=0.89, na 1 jaar r = 0.70 20 12 5-punts Likert schaal 1= zeer ontevreden Bronartikel niet gevonden Geen info 23 Weiss et al. (1975) stelt voor dat percentielscores van 75% of meer een hoog tevredenheidsniveau weergeeft, percentielscores van 25% of lager een laag tevredenheidsniveau samen te gebruiken met WSS gebruikt in oudere artikels Weiss, D. J., Dawis, R. V., England, G. W., & Lofquist, L. H. (1967).Manual for the Minnesota Satisfaction Questionnaire. Minnesota studies for vocational rehabilitation (No. XXII). Minneapolis: Industrial Relations Center, University of Minnesota. Ontwikkeld door Hinshaw, Smeltzer & Atwood (1987). Atwood, J.& Hinshaw, A. Job stress : instrument program development results. Western Journal of Nursing Research, .88 Subschalen tussen .76 en .87 6 2 5= zeer tevreden 11 7 5 Subschalen tussen .69 en .87 32 5-punt Likertschaal 1= zeer ontevreden 5= zeer tevreden Idem dan nursing job satisfaction Bronartikel niet gevonden 25 Naam van het meetinstrument + subschalen (taal) Interactie/cohesie Professionele tevredenheid Home Health Care Nurses Job Satisfaction Scale (E) Relatie met gelijken Relatie met de organisatie Relatie met de arts Loon en voordelen Stress en werklast Relatie met patiënten Professionele trots Autonomie en controle Global Job Satisfaction Questionnaire (E) Interne consistentie (C.a) Pearson's r Aantal items Gebruikte score Beschikbaarheid scale .89 Geen info .84 .78 .77 .74 .69 .77 .71 .77 .83 - .84 30 4 3 2 4 5 5 3 4 r = 0.82 0.83 4 5-punt Likertschaal 1= sterk oneens Bronpublicatie 1981, 3: 48 Beschikbaar via artikel Ellenbecker, Byleckie J.& Samia, L. J, (2008). Further Psychometric Testing of the Home Healthcare Nurse Job Satisfaction Scale Bronartikel niet gevonden Lashinger H. & Havens D. (1996) Staff nurse work empowerment and perceived control over nursing practice, work satisfaction and work effectiveness. Nursing Administration Quarterly, 20, 25–41. 5= sterk eens 5-punt Likertschaal Extra informatie 26 Naam van het meetinstrument + subschalen (taal) Interne consistentie (C.a) Pearson's r Aantal items Gebruikte score Beschikbaarheid Maastrichtse Arbeidssatisfactie Schaal voor de Gezondheidszorg (MAS-GZ) (NL**) Tevredenheid met het afdelingshoofd Tevredenheid met promotiemogelijkheden Tevredenheid met de kwaliteit van zorg Tevredenheid met groeimogelijkheden Tevredenheid met contacten met collega's Tevredenheid met patiëntencontact Tevredenheid met duidelijkheid .85 0.40-0.60 21 5-punt Likertschaal 3 1= zeer ontevreden Volledige vragenlijst teruggevonden Bronartikel niet gevonden 3 3 5= zeer tevreden Extra informatie Bronpublicatie Landeweerd, J.A., Boumans, N.P.G. & Nissen, J.M.F. (1996). De Maastrichtse arbeidssatisfactieschaal voor de gezondheidszorg (MAS-GZ). University of Maastricht; 1996. 3 3 3 3 * E = In het Engels opgemaakt **NL = In het Nederlands opgemaakt *** NP = Nurse Practitioner 27 2.3 KRITISCHE BESCHOUWINGEN Uit het literatuuronderzoek kwamen de eerste 3 schalen (Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale, de Mueller-McCloskey Satisfaction Scale, de Stamps & Piedmont‟s Index of Work Satisfaction) het meest terug in onderzoek naar jobtevredenheid bij verpleegkundigen. De Warr-Cook-Wall schaal werd het meest teruggevonden om te peilen naar jobtevredenheid bij de artsen. Deze schalen worden hieronder nog kort besproken en kritisch bekeken. Belangrijke eigenschappen voor de betrouwbaarheid van meetschalen zijn de stabiliteit gemeten door middel van de test-hertest, en de interne consistentie gemeten door middel van de Crohnbach‟s alpha (Polit, 2010). Voor de test-hertest, uitgedrukt in pearson‟s r, wordt gestreefd naar een r >.70. Voor de interne consistentie wordt gestreefd naar een alpha >. 70. Bij de meeste gebruikte schalen wordt een goede interne consistentie vastgesteld. Pearson‟s r is voor sommige schalen minder dan .70, of er wordt geen specifieke informatie over teruggevonden. De bedenking moet echter worden gemaakt dat de karaktertrekken van de testpopulatie kunnen veranderen, onafhankelijk van de stabiliteit van het instrument (Polit, 2010). Met andere woorden: waar men een jaar geleden ontevreden over was, hoeft vandaag niet noodzakelijk tot ontevredenheid te leiden. Voor de Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale (MNPJSS) varieert de interne consistentie tussen .96 en .97 op de gehele schaal en van .74 tot .95 op de subschalen (De Milt, Fitzpatrick, & McNulty, 2011; Faris, Douglas, Maples, Berg, & Thrailkill, 2010; Kacel, Miller, & Norris, 2005; Schiestel, 2007). Pearson‟s r varieert tussen de factors van .33 tot .72 (Misener & Cox, 2001). Interne consistentie voor de Mueller en McCloskey Satisfaction Scale varieert tussen .89 (Molinari & Monserud, 2008) en .91 (Cumbey & Alexander, 1998) voor de gehele schaal. Cronhbach‟s alpha voor de subschalen varieert volgens Molinari (2008) tussen .58 en .82. De Stamps en Piedmont‟s Index of Work Satisfaction (IWS) bestaat uit 2 delen. Yamashita, Takase, Wakabayshi, Kuroda en Owatari (2009) rapporteren een interne consistentie van .82 voor de gehele schaal. Het tweede deel heeft een interne consistentie van .91. In verband met de test-hertest betrouwbaarheid wordt alleen een 28 Chinese variant teruggevonden, die een betrouwbaarheid van .83 weergeeft, echter zonder vermelding van de tijdspanne (Lee, Yang, & Chen, 2000). De schaal die in onderzoek dikwijls wordt gebruikt voor de bevraging van jobtevredenheid bij artsen is de War-Cook-Wall schaal (WCW). Volgens Lu, While en Barriball (2007) en Iliopoulou en While (2010) heeft de originele WCW schaal een interne consistentie van respectievelijk .85 en .89. Volgens dezelfde auteurs geeft de pearson‟s correlatie van de test-hertest na 6 maanden een correlatie coëfficiënt weer van .63. De Index of Work Satisfaction (Stamps, 1978) en de War-Cook-Wall schaal (War, Cook, & Wall, 1979) zijn de meest betrouwbare schalen. Bij deze twee schalen worden de beste interne consistenties aangetroffen, en de test-hertest drukt een goede (IWS r = .83) tot redelijke (WCW r = .63) betrouwbaarheid uit voor beide schalen. Wanneer gekeken wordt naar inhoud van beide schalen komen dezelfde topics weer, maar verschilt de gebruikte terminologie (bijvoorbeeld wordt in de WCW „waardering voor het werk‟ gebruikt, terwijl dit in de IWS „tevredenheid met status‟ wordt). De dualiteit van de IWS is een belangrijk verschilpunt van beide schalen. De IWS bestaat uit twee delen, wat dikwijls wordt aangegeven als een voordeel ten opzichte van andere schalen (Caers et al., 2008). Op deze manier komt ook de belangrijkheid van de verschillende dimensies voor de onderzochte populatie aan bod. Deze dualiteit wordt in geen enkele andere schaal teruggevonden. Daarnaast wordt in geen van beide schalen altruïsme of belangeloosheid vermeld. Pink (2009) stelt echter dat deze gerichtheid naar een „hoger‟ doel het laatste decennium meer en meer belangrijk wordt om tevreden te zijn met zijn job. Alhoewel „patiëntenzorg‟ wel aan bod komt in de schalen, komt in geen van beide schalen het aspect „patiëntencontact‟ aan bod. Deze dimensie komt wel aan bod in de Maastrichtse Arbeidssatisfactie Schaal voor de Gezondheidszorg (=MAS-GZ) (Landeweerd, 1996) en de Home Health Care Nurses Job Satisfaction Scale (=HHCNJSS) (Ellenbecker, 2008). Wanneer gekeken wordt naar beschikbaarheid van de schalen is een gevalideerde Nederlandstalige vertaling van de IWS beschikbaar via de UGent (faculteit economie en bedrijfskunde). De Engelstalige WCW wordt teruggevonden in het originele artikel in The Journal of Occupational Psychology van 1979. De MAS-GZ en de schaal van Ellenbecker zijn ook teruggevonden. 29 HOOFDSTUK 2: METHODOLOGIE In dit deel komt de methodologie van deze masterproefstudie aan bod. Eerst wordt het design van de studie beschreven. Vervolgens komen de steekproef, de data-collectie en de data-analyse aan bod. Tenslotte worden de ethische beschouwingen besproken. 1 DESIGN VAN DE STUDIE Het doel van deze masterproef is een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag “Wat is de relatie tussen de mate van taakdelegatie en de werkbelasting, de jobtevredenheid en de jobinhoud van huisartsen en verpleegkundigen in groepspraktijken?” Er werd gekozen voor een kwantitatief observationeel en cross-sectioneel onderzoeksdesign. Het cross-sectioneel design werd gekozen met de bedoeling op één moment een globaal beeld te krijgen over hoe taakdelegatie werd toegepast in de deelnemende groepspraktijken. Een kwantitatief observationeel design werd gekozen omdat er gebruik gemaakt werd van observaties. De deelnemende artsen en verpleegkundigen werden bevraagd naar hun jobtevredenheid door middel van kwantitatieve vragenlijsten. Tevens werd de subjectieve werkbelasting bevraagd door middel van het PAONCIL-instrument. Bij gebrek aan bestaande literatuur, werd taakdelegatie door de onderzoeker gedefinieerd op 3 niveaus. Praktijken waar verpleegkundigen alleen administratief werk verrichtten, werden gedefinieerd als praktijken met „taakdelegatie niveau 1‟. Praktijken waar verpleegkundigen administratief werk verrichten én medisch-verpleegtechnische handelingen uitvoerden, werden gedefinieerd als praktijken met „taakdelegatie niveau 2‟. Praktijken waar verpleegkundigen administratief werk verrichten, medischverpleegtechnische handelingen uitvoerden én zelfstandige consultaties verrichtten, werden gedefinieerd als praktijken met „taakdelegatie niveau 3‟. Belangrijk is te vermelden dat een dokterspraktijk waar twee of meer erkende huisartsen samenwerken op één locatie, volgens het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (=RIZIV) wordt benoemd als een „groepspraktijk-huisartsen‟. Wettelijk gezien wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen wijkgezondheidscentra en „gewone‟ groepspraktijken. Het gehanteerde betalingssysteem leidt in vele gevallen tot 30 de verschillende benamingen. Wijkgezondheidscentra passen meestal een forfaitair betalingssysteem toe, terwijl „gewone‟ groepspraktijken meestal een betaling-perprestatiesysteem hanteren. Toch kan elke huisarts het forfaitaire betalingssysteem in plaats van betaling-per-prestatiesysteem aanvragen (RIZIV, 2012). Het zijn dus niet alleen de wijkgezondheidscentra die hiervoor in aanmerking komen (RIZIV, 2012). In deze masterproef zal gesproken worden over enerzijds „wijkgezondheidscentrum‟ en anderzijds „dokterspraktijk‟ als zijnde de groepspraktijk. 2 STEEKPROEF Het onderzoek gebeurde bij huisartsenpraktijken. De huisartsenpraktijken moesten deel uitmaken van de Oost-Vlaamse huisartsenkringen van Gent of Aalst. Via deze huisartsenkringen werd een internetenquête verspreid naar de 500 praktijken die er deel van uitmaakten. Bedoeling was een overzicht en globaal beeld te krijgen van de verschillende praktijken (oprichtingsjaar praktijk, aantal en kwalificaties van de personeelsleden, locatie van de praktijk, hoeveel patiënten de praktijk in zijn bestand heeft en of taken worden gedelegeerd naar verpleegkundigen, geïnteresseerd in verdere deelname aan het onderzoek). De internetenquête kan worden teruggevonden in bijlage 1. Na 2 maanden was de respons op de internetenquête 1,2%. Na overleg met promotor en co-promotoren werd beslist de eerste (=internet) fase van het onderzoek over te slaan, en mogelijks geïnteresseerde praktijken rechtstreeks te contacteren. Wijkgezondheidscentra werden aangeschreven omdat hier meestal al een zeker niveau van taakdelegatie aanwezig is. Dokterspraktijken waarin verpleegkundigen werkzaam waren werden opgezocht op het internet. Ook via andere kanalen (persoonlijke vraag aan (huis)artsen en collegae) werd geprobeerd de gegevens te bekomen van groepspraktijken waar verpleegkundigen werkzaam waren. Via mail werd contact opgenomen met 8 wijkgezondheidscentra in de Gentse regio. Drie wijkgezondheidscentra vroegen om extra informatie die in eerste instantie schriftelijk werd verstrekt. Alle drie antwoordden positief op het voorstel voor mondelinge toelichting. Deze toelichting vond plaats op 23 augustus, 26 september en 31 op 4 oktober. Hier kwamen, naast de methodologie, vooral praktische zaken aan bod. Twee wijkgezondheidscentra waren bereid te participeren. Er werd één Gentse dokterspraktijk geïdentificeerd waar een verpleegkundige werkzaam was. Deze praktijk werd aangeschreven begin september met uitleg over de masterproef en een vraag tot deelname, maar reageerde negatief begin oktober. Een mail met uitleg en vraag tot deelname werd half september verstuurd naar een dokterspraktijk in de regio Dendermonde waar sinds begin 2013 een verpleegkundige werkzaam was. Na mondelinge toelichting werd een akkoord tot deelname bekomen half oktober. Aan alle deelnemende artsen en verpleegkundigen werd vóór de observatiedagen een enveloppe meegegeven met uitleg over het onderzoek, een toestemmingsverklaring en de jobtevredenheidsvragenlijst. Uitleg over het onderzoek en toestemmingsverklaring voor de artsen en verpleegkundigen is terug te vinden in bijlage 2. 3 GEGEVENSVERZAMELING Observaties werden verricht in week 42, 43 en 44. 3.1 JOBINHOUD Om de jobinhoud van artsen en verpleegkundigen na te gaan voerde de onderzoeker op onregelmatige tijdstippen een korte (10”) directe observatie uit van de activiteiten van alle consulterende artsen en verpleegkundigen in de praktijken. Deze methode van MMO (= Multi Moment Opnamen) is een steekproefmethode die gebaseerd is op probabiliteit en wordt al lang toegepast in de bedrijfswereld (Konorti, 2012). Een belangrijk voordeel van MMO is dat verschillende personen geobserveerd kunnen worden door één observator (Ammenwerth & Spötl, 2009). Observaties op onregelmatige tijdstippen zijn belangrijk om bias uit te sluiten (Konort, 2012). Op deze manier wordt verhinderd dat er altijd geobserveerd wordt op hetzelfde tijdstip tijdens de verschillende consultaties en dat elke activiteit een gelijke kans heeft om te worden geobserveerd (Konorti, 2012). Om een goed beeld te krijgen van de wekelijkse activiteiten, wordt in sommige studies een registratieperiode van vijf tot zeven dagen voorgesteld (Ellegard et al., 1999 in Furaker, 2009; Furaker, 2009; Oddsdottir & Sveinsdottir, 2011). Voor het bijhouden van dagboeken blijkt echter dat een 32 registratieperiode van drie dagen in plaats van vijf of zeven dagen, gelijkaardige resultaten oplevert (Grady et al., 2009; Tincello, Williams, Joshi, Assassa & Abrams, 2007). In deze cross-sectionele studie werd daarom gekozen om ook de registratie door de onderzoeker te beperken tot 3 dagen, zodat ook de belasting voor de praktijken beperkt bleef. In het kader van de observaties werd een registratie-instrument voor PDA- gebruik (=Personal Digital Assistant) ontwikkeld. Het registratie-instrument zelf werd in eerste instantie ontwikkeld aan de hand van geraadpleegde literatuur en eigen inbreng. Het instrument werd twee maal voorgelegd aan huisartsen en verpleegkundigen binnen de eerstelijnsgezondheidszorg. De oorspronkelijke versie werd verbeterd met de eerste opmerkingen van 2 huisartsen en 1 verpleegkundige. Opmerkingen waren gelinkt aan de verdeling van de verschillende items binnen de bestaande categorieën en benamingen van de items. Op aangeven van de artsen en verpleegkundigen werden ook extra items toegevoegd. Het instrument werd opnieuw voorgelegd aan 2 andere huisartsen en 2 verpleegkundigen. Opmerkingen werden opnieuw geïntegreerd. Het gebruikte instrument is terug te vinden in bijlage 3. Aan elke patiënt werd individueel schriftelijke en mondelinge uitleg gegeven over de studie en gevraagd het toestemmingsformulier te ondertekenen. Dit alles gebeurde terwijl de patiënt in de wachtkamer wachtte op de arts of verpleegkundige. Er werd gevraagd de volledige bundel (uitleg van de studie en toestemmingsverklaring) aan de arts of verpleegkundige af te geven. De arts of verpleegkundige verwijderde het laatste blad (toestemmingsverklaring voor de onderzoeker) en plaatste dit in een plastic mapje dat bevestigd was op de deur van de consultatieruimte. Op deze manier wist de onderzoeker wie bij de arts of verpleegkundige binnen was en of deze patiënt zijn akkoord had gegeven voor observatie. De rest van de bundel werd aan de patiënt meegegeven. Naast de consultaties werden ook de huisbezoeken geregistreerd. Omdat directe observatie bij de huisbezoeken niet mogelijk was, werd gekozen voor een telefonisch contact. Dezelfde methodologie van MMO werd ook hier toegepast. Op onregelmatige tijdstippen belde de onderzoeker de arts of verpleegkundige op met de vraag wat hij/zij op het moment van het telefonisch contact precies deed. Voor de huisbezoeken werd 33 geen toestemmingsverklaring van de patiënt gevraagd, omdat de onderzoeker niet in contact kwam met de patiënt. In het resultatenhoofdstuk werd gekozen om een opsplitsing te maken tussen direct patiëntgebonden activiteiten en niet-direct patiëntgebonden activiteiten. Als patiëntgebonden activiteiten werden alle activiteiten meegenomen die onmiddellijk gelinkt waren aan de consulterende patiënt, zoals bijvoorbeeld: een gesprek met de patiënt, onderzoek van de patiënt, het uitvoeren van medisch-verpleegtechnische handelingen bij de patiënt, maar ook administratieve taken met betrekking tot de consulterende patiënt. Bij deze administratieve taken behoren het maken van een voorschrift of het aanvullen van patiëntengegevens in het patiëntendossier. Als nietdirect patiëntgebonden activiteiten werden alle activiteiten geclassificeerd waarbij de patiënt niet aanwezig was, zoals bijvoorbeeld: overleg met collega‟s, administratieve taken (zonder aanwezigheid van de patiënt), telefoongesprekken (zonder aanwezigheid van de patiënt) of vervoer. 3.2 OBJECTIEVE WERKBELASTING Tijdens de observatieperiode in de verschillende praktijken werd de objectieve werklast ten dele nagegaan door het opvragen van de elektronische agenda‟s van huisartsen en verpleegkundigen. Op die manier werd door de onderzoeker nagegaan hoeveel patiënten werden geconsulteerd gedurende de opgegeven tijdsperiode. 3.3 SUBJECTIEVE WERKBELASTING Om de subjectieve werklast na te gaan vulden de artsen en verpleegkundigen na elke werkdag tijdens de registratie-driedaagse het PAONCIL (=Professional Assessment of Optimal Nursing Care Intensity Level) instrument in (Frilund & Fagerstrom, 2009). Het PAONCIL-instrument is een schaal met onderverdelingen per 0,25, van -3 tot +3. De volgende verpleegintensiteitsniveaus worden beschreven : +3 = ernstig verhoogd, +2 = verhoogd, +1 = weinig verhoogd, 0 = optimaal, -1 = weinig verlaagd, - 2 = laag en tenslotte – 3 = zeer laag (Rauhala & Fagerstrom, 2004 geciteerd in Frilund 2009). Het niveau 0 van de schaal beschrijft een situatie waarin er een evenwicht is tussen de zorgvraag van de patiënt en de tijd die aan die patiënt kan besteed worden. Van -3 tot 0,25 is de zorgvraag van de patiënt lager dan optimaal en is er dus „tijd over‟. Van 0,25 tot +3 is de zorgvraag van de patiënt groter dan de beschikbare tijd (Fagerstrom, Rainio, 34 Rauhala, & Nojonen, 2000a). De schaal is reeds uitgetest in een eerstelijnssetting (Frilund, 2009), maar niet eerder uitgetest bij artsen. Het PAONCIL-instrument is terug te vinden in bijlage 5. Jobtevredenheid wordt beschouwd als één facet van subjectieve werklast of werkdruk. De jobtevredenheidsvragenlijst werd ingevuld zowel door de arts als de verpleegkundige op het einde van de driedaagse registratieperiode. Er werd gekozen voor de „Index of Work Satisfaction‟ (=IWS) van Stamps en Piedmonte (Stamps, Piedmont, Slavitt, & Haase, 1978), gecombineerd met drie subschalen van de Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de Gezondheidszorg (=MAS-GZ) (Landeweerd, 1996). De index of Work Satisfaction is terug te vinden in bijlage 5 (versie artsen) en bijlage 6 (versie verpleegkundigen). De gebruikte subschalen van de MAS-GZ zijn terug te vinden in bijlage 7. In deel één van de IWS worden zes dimensies van jobtevredenheid weergegeven. Ze worden beschreven in het instrument. Professionele status wordt gedefinieerd als het algemeen belang dat gevoeld wordt bij de job, zowel in de eigen visie als in de visie van anderen. Loon wordt gedefinieerd als geld en andere loonvoordelen. Deze andere loonvoordelen zijn bijvoorbeeld maaltijdcheques, mobiele telefonie of een bedrijfswagen. Als organisatiebeleid beschouwt men de algemene administratie, het beleid en procedures waarmee de praktijk zich wil profileren. Taakvereisten worden gedefinieerd als taken of activiteiten die gedaan moeten worden als standaard deel van het werk. Interactie wordt gedefinieerd als de mogelijkheid om zowel formele als informele sociale en professionele contacten te leggen tijdens de werkuren. Autonomie tenslotte wordt gedefinieerd als de mate van werkgebonden onafhankelijkheid, initiatief en vrijheid die toegestaan of vereist is in de dagelijkse activiteiten. In een parencombinatie moet de respondent telkens de dimensie aankruisen die hij het belangrijkst vindt, bijvoorbeeld bij autonomie/loon moet hij kiezen of hij autonomie dan wel loon het belangrijkste vindt. Er worden 15 verschillende parencombinaties gegeven. Bij de analyse werden de frequenties berekend van de verschillende dimensies, bijvoorbeeld autonomie werd 4 keer als belangrijkste ingeschat, professionele status 3 keer enz...Daarna werd een rangschikking opgemaakt van de verschillende dimensies per onderzochte populatie (huisartsen of verpleegkundigen). 35 In deel twee van de IWS moeten 44 beweringen worden gescoord door middel van een 7-punts Likertschaal, gaande van „1= sterk eens‟ tot „7= sterk oneens‟. Volgens de factoranalyse uitgevoerd door Willem, Buelens en De Jonghe (2007) zijn er in de Nederlandstalige versie 7 factoren aanwezig, namelijk tevredenheid met: loon, interactie verpleegkundige-arts of omgekeerd, interactie tussen artsen of verpleegkundigen onderling, taakvereisten, inspraak, professionele status en autonomie. Van de 44 beweringen die bevraagd worden in de IWS, worden 20 negatieve beweringen gehercodeerd. Door deze hercodering werd ervoor gezorgd dat een lage score gelijk is aan een hoge jobtevredenheid. Na de berekening van de somscores per factor werd de score omgezet in een omgekeerde (hoge) score voor een vlotte interpreteerbaarheid. Hoe hoger de uiteindelijke score, hoe hoger de jobtevredenheid. Nog volgens de factoranalyse uitgevoerd door Willem (2007) worden zes items of beweringen niet meegenomen in de analyses wegens te lage factorladingen (item 2, 9, 18, 26, 31 en 33). Voor de 3 subschalen van de MAS-GZ vragenlijst moesten de negen items worden gescoord op een 5-punts Likert-schaal. Alle items zijn positief verwoord: hoe hoger de score, hoe meer tevreden de respondent is in zijn job. Er werden geen hercoderingen uitgevoerd. Somscores werden gemaakt van de 3 subschalen. Er waren drie redenen om voor de IWS en de MAS-GZ te kiezen. Ten eerste konden de goede psychometrische eigenschappen van beide schalen aangehaald worden (zie hoofdstuk 2.2). Ten tweede werd in de literatuur de dubbele vragenlijst van de IWS expliciet als een sterkte beschreven. Ten derde waren beide schalen vrij beschikbaar in het Nederlands. Er werd geopteerd om het aspect „patiëntencontact‟ toe te voegen onder de vorm van een subschaal van de MAS-GZ. Twee andere subschalen van de MAS-GZ werden toegevoegd, namelijk tevredenheid met groeimogelijkheden en tevredenheid met de contacten met collega‟s. Een belangrijk gegeven is dat de beschikbare, gevalideerde Nederlandstalige Index of Work Satisfaction opgemaakt is voor verpleegkundigen in een ziekenhuisomgeving. De schaal werd daarom qua taalgebruik aangepast aan de eerstelijnsgezondheidszorg. De originele bewering „geneesheren werken samen met de verpleegkundigen op mijn eenheid‟ werd geherformuleerd als „huisartsen werken samen met de verpleegkundigen in de praktijk waar ik werk‟. Omdat de doelpopulatie bestond uit artsen en 36 verpleegkundigen, werd de schaal in twee versies opgemaakt. Voor huisartsen werd bovenstaand voorbeeld dus „verpleegkundigen werken samen met de huisartsen in de praktijk waar ik werk‟. De gereviseerde schaal werd voorgelegd aan 2 huisartsen en 2 eerstelijns-verpleegkundigen, die onafhankelijk van elkaar opmerkingen formuleerden. Bedoeling was om na te gaan of het taalgebruik aangepast was aan verpleegkundigen en huisartsen in de eerste lijn. Opmerkingen gingen over de gebruikte terminologie en over inhoudelijke discussies. Het ging bijvoorbeeld over volgende zin (oorspronkelijke tekst): „De geneesheren in dit ziekenhuis kijken te veel neer op de verpleegkundigen.‟ Als deze zin werd aangepast naar verpleegkundigen, zou het dan best „verpleegkundigen in deze praktijk kijken te veel op naar huisartsen‟ of „verpleegkundigen in deze praktijk kijken te veel neer op huisartsen‟ worden. Na onderling overleg werd besloten de oorspronkelijke tekst zo veel mogelijk te behouden, en voor optie twee te kiezen. 3.4 DEMOGRAFISCHE GEGEVENS Volgende gegevens worden bevraagd: geslacht, leeftijd, tewerkstellingspercentage, hoogst behaalde diploma, jaren ervaring algemeen en jaren ervaring in de deelnemende praktijk. De vragenlijst is terug te vinden in bijlage 8. 3.5 GEGEVENS MET BETREKKING TOT DE PRAKTIJK Gegevens van de 3 praktijken werden verzameld aan de hand van een vragenlijst. Volgende gegevens werden bevraagd: jaar van oprichting van de praktijk; aantal personen en aantal voltijds equivalenten in dienst; beroep van de personeelsleden; of de praktijk gelegen is in de stad, stadsrand of dorp; hoeveel patiënten de praktijk in z‟n bestand heeft; hoeveel patiënten recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming; welk betalingssysteem de praktijk gebruikt; in welk jaar de eerste verpleegkundige startte en welk niveau van taakdelegatie wordt toegepast in de praktijk. In bijlage 9 is de vragenlijst terug te vinden. 4 DATA-ANALYSE De data werden geïmporteerd en geanalyseerd in SPSS® 22.0 (SPSS® Inc., New York, IBM). Op de data werd beschrijvende statistiek uitgevoerd: gemiddelde en standaarddeviatie werden nagegaan. Normaalverdelingen werden nagegaan. Indien er sprake was van een normaalverdeling, werd de vergelijkende statistiek uitgevoerd aan 37 de hand van parametrische testen. Indien niet, werden niet-parametrische testen uitgevoerd. Het significantieniveau werd vastgelegd op p = 0.05. Met betrekking tot de jobinhoud werden alle handelingen gecodeerd aan de hand van cijfercodes. Er werd een onderscheid gemaakt in de cijfercodes al naargelang de arts of verpleegkundige ze uitvoerde. In bijlage 10 worden de cijfercodes per activiteitenniveau weergegeven. Het label „geen registratie‟ werd gebruikt wanneer geen toestemming tot observatie kon verkregen worden van de patiënt, wanneer er geen tijd was om uitleg te geven aan de patiënt of wanneer de patiënt het toestemmingsformulier niet begreep. Daarna werd de lijst met cijfercodes geïmporteerd in SPSS en werden frequenties berekend voor de verschillende activiteiten. De data werden geanalyseerd met behulp van het UmtPlus-softwarepakket. Deze software wordt gebruikt voor tijdscontrolestudies. Activiteiten van artsen en verpleegkundigen werden in kaart gebracht. Er werd ook gekeken naar de direct patiëntgebonden en niet-direct patiëntgebonden activiteiten per niveau van taakdelegatie en per populatie. Verschillen in percentages werden geanalyseerd met behulp van de Mann-Whitney U-test. Aan de hand van de elektronisch agenda‟s werd berekend hoeveel consulten de artsen en verpleegkundigen uitgevoerd hadden tijdens de observatieperiode van 3 dagen. De normaalverdeling werd onderzocht met behulp van een histogram en een Q-Q plot. Gezien de variabele niet-Gaussiaans verdeeld was, werd geopteerd voor het uitvoeren van de niet-parametrische Mann-Whitney U-test. Deze test werd gebruikt omdat er 2 onafhankelijke categorische variabelen zijn (taakdelegatie niveau 2 en taakdelegatie niveau 3), en 1 kwantitatieve variabele (aantal consultaties). Analyses werden uitgevoerd voor artsen en verpleegkundigen apart. Voor de berekening van de subjectieve werkbelasting of werkdruk werden somscores berekend aan de hand van het PAONCIL-instrument. Een Mann-Whitney U-test werd uitgevoerd om te bestuderen of er tussen de praktijken met een verschillende mate van taakdelegatie (2 groepen) een significant verschil bestaat wat betreft de gemiddelde werkbelasting. 38 Voor het eerste deel van de IWS werd een frequentie-analyse uitgevoerd. Verder werd de Mann-Whitney U-test uitgevoerd. Er werd opnieuw gekozen voor een nietparametrische test wegens het niet-Gaussiaans verdeeld zijn van de variabelen. Om de relaties te bestuderen tussen de verschillende niveaus van taakdelegatie en jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid werden verschillende analyses uitgevoerd. Om het verband weer te geven tussen taakdelegatie en jobinhouden werden kruistabellen opgevraagd. Om het verschil weer te geven tussen de verschillende niveaus van taakdelegatie en werkbelasting werden Mann-Whitney U-testen uitgevoerd. Om het verschil weer te geven tussen de verschillende niveaus van taakdelegatie en jobtevredenheid werden eveneens Mann-Whitney U-testen uitgevoerd. 5 ETHISCHE BESCHOUWINGEN Er werd goedkeuring verkregen van het Comité voor Medische Ethiek van het Universitair Ziekenhuis Gent (Belgisch registratienummer B670201316201). Er werd een informatiebrief bezorgd aan en schriftelijke toestemming verkregen van de deelnemende artsen en verpleegkundigen. Tijdens de gesprekken in de verschillende wijkgezondheidscentra kwam naar voor dat een groot deel van de patiëntenpopulatie van allochtone oorsprong was en het Nederlands niet goed beheerste. De toestemmingsformulieren voor de patiënten werden daarom vertaald in het Frans, Engels en Turks. De onderzoeker stelde een bijkomend kort informatiedocument ter beschikking waarin werd weergegeven wat het onderzoek precies inhield. Dit document is terug te vinden in bijlage 11. Anonimiteit werd gegarandeerd. 39 HOOFDSTUK 3: RESULTATEN 1 STEEKPROEF De steekproef bestond uit twee wijkgezondheidscentra en één dokterspraktijk. In de twee wijkgezondheidscentra wordt taakdelegatie op niveau 3 toegepast, in de dokterspraktijk wordt taakdelegatie op niveau 2 toegepast. Er werden 17 respondenten bevraagd. In Tabel 9 wordt een overzicht gegeven van de demografische gegevens van de respondenten. De dokterspraktijk is gelegen in een dorp, één wijkgezondheidscentrum in de stadsrand en een ander wijkgezondheidscentrum in de stad. De twee wijkgezondheidscentra hebben beiden een patiëntenbestand van tussen de 2000 en 3000 patiënten en passen het forfaitaire betalingssysteem toe. De dokterspraktijk heeft een patiëntenbestand van bijna 4000 patiënten en past betaling per prestatie toe. Zowel in de wijkgezondheidscentra als in de dokterspraktijk wordt aan taakdelegatie gedaan, alhoewel op een verschillend niveau. In de dokterspraktijk is de taakdelegatie beperkt tot administratie en medische-verpleegtechnische handelingen door de verpleegkundige (= taakdelegatie niveau 2), in de wijkgezondheidscentra doen verpleegkundigen daarbovenop ook zelfstandige consultaties (= taakdelegatie niveau 3). 40 Tabel 9: demografische gegevens van de respondenten Totaal N = 17 Verpleegkundige N= 5 Geslacht Man Vrouw 4 (76.5%) 13 (23.5%) Leeftijd 26-35 jaar 35-45 jaar >45 jaar 7 (41.2%) 9 (52.9%) 1 (5.9%) 1 (20%) 4 (80%) Hoogst behaalde diploma HBO5 Bachelor Master Master na Master 1 (5.9%) 4 (23.4%) 3 (17.6%) 9 (52.9%) 1 (20%) 4 (80%) Tewerkgesteld in praktijk met taakdelegatie Op niveau 2 Op niveau 3 3 (17.6%) 14 (82.4%) 1 (20%) 4 (80%) Werkervaring <1 jaar 1-5 jaar 6-10 jaar >10 jaar 1 (5.9%) 4 (23.5%) 3 (17.6%) 9 (52.9%) 1 (20%) Werkervaring in de praktijk <1 jaar 1-5 jaar 6-10 jaar >10 jaar 5 (29.4%) 8 (47.1%) 3 (17.6%) 1 (5.9%) 3 (60%) 1 (20%) 1 (20%) Tewerkstellingspercentage <50% 50-90% 100% 1 (5.9%) 7 (41.2%) 9 (52.9%) 5 (100%) Huisarts N= 12 4 (33.3%) 8 (66.7%) 6 (50%) 5 (41.7%) 1 (8.3%) 3 (25%) 9 (75%) 1 (20%) 3 (60%) 4 (80%) 1 (20%) 2 (16.7%) 10 (83.3%) 4 (33.3%) 2 (16.7%) 6 (50%) 2 (16.7%) 7 (58.3%) 2 (16.7%) 1 (8.3%) 1 (8.3%) 3 (25%) 8 (66.7%) 41 2 RESULTATEN JOBINHOUD In eerste instantie worden de bekomen data geanalyseerd. In tweede instantie wordt gekeken of er een significant verband bestaat tussen jobinhoud en taakdelegatie. Iets meer dan 70% van de patiënten in de praktijken gaven toestemming voor participatie (319/450). Van de in totaal 1009 observaties werden 812 (80,5%) observaties uitgevoerd bij de huisartsen en 197 (19,5%) bij de verpleegkundigen. In de praktijk waar taakdelegatie op niveau 2 werd toegepast werden 265 observaties uitgevoerd (26,3%), 744 observaties (73,7%) vonden plaats in de praktijken waar taakdelegatie op niveau 3 werd toegepast. Het „geen registratie‟ percentage was het hoogst in de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 (25,98%) tegenover 16,79% in de praktijken met taakdelegatie niveau 3. Uit de observaties kunnen frequentietabellen berekend worden voor artsen en verpleegkundigen. In de grafiek hieronder worden percentages weergegeven per niveau van taakdelegatie voor de huisartsen. Het grootste verschil is te vinden in het percentage administratief werk dat de artsen deden met of zonder aanwezigheid van de patiënt. Het percentage administratief werk met de patiënt aanwezig, was in de praktijken met taakdelegatie niveau 2 duidelijk hoger dan in de praktijken met taakdelegatie niveau 3 (23,2% ten opzichte van 11,8%). Omgekeerd was het percentage administratief werk dat huisartsen deden zonder dat de patiënt aanwezig was in de praktijken met taakdelegatie niveau 3 hoger dan in de praktijken met taakdelegatie niveau 2 (21,9 ten opzichte van 0%). 42 Activiteiten huisartsen in percentages per niveau van taakdelegatie Arts onderweg 2,3% 0,7% Arts voert telefoongesprek zonder patiënt aanwezig Arts doet administratief werk zonder patiënt aanwezig Arts in overleg Andere (hygiënische zorgen, bekijken uitslagen OZ, aankleden pt) 5,6% 4,8% 0,0% 21,9% 0,6% 1,9% 4,5% 0,2% taakdelegatie niveau 2 Arts doet administratief werk met patiënt aanwezig Arts voert medische test uit Arts voert medisch/verpleegtechnische handeling uit Arts onderzoekt patiënt Arts voert gesprek met patiënt 11,8% 23,2% taakdelegatie niveau 3 0,0% 0,2% 5,6% 5,3% 18,1% 12,7% 40,1% 40,4% 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% Figuur 3: activiteiten van de huisartsen (procentueel) per niveau van taakdelegatie In figuur 4 wordt een verdeling gemaakt tussen direct patiëntgebonden activiteiten en niet-direct patiëntgebonden activiteiten. Hieruit blijkt dat huisartsen van praktijken met taakdelegatie niveau 2 veel meer bezig zijn met direct-patiëntgebonden activiteiten (90,1%) ten opzichte van huisartsen van praktijken met taakdelegatie niveau 3 (67%). 43 Direct patiëntgebonden en niet direct- patiëntgebonden activiteiten van huisartsen per niveau van taakdelegatie Niet direct patiënt gebonden activiteiten 9,0% 33,0% taakdelegatie niveau 2 taakdelegatie niveau 3 Direct patiëntgebonden activiteiten 91,0% 67,0% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Figuur 4: niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden activiteiten van de huisartsen Wanneer de resultaten in figuur 4 worden geanalyseerd met de Mann-Whitney U-test om te testen op significante verschillen, wordt een significantie gevonden van p < 0.01, en dit zowel voor direct patiëntgebonden als niet-direct patiëntgebonden activiteiten. Er is dus een significant verschil tussen de direct patiëntgebonden en niet-direct patiëntgebonden activiteiten van de huisartsen in de praktijken met taakdelegatie op niveau 2 en deze op niveau 3. Resultaten zijn te vinden in Tabel 10. Tabel 10: Mann-Whitney U-test voor niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden activiteiten van huisartsen per niveau van taakdelegatie Huisartsen N Niet-direct patiëntgebonden activiteiten Taakdelegatie niveau 2 p-waarde 16 < 0.01 Taakdelegatie niveau 3 145 Taakdelegatie niveau 2 162 Direct patiëntgebonden activiteiten < 0.01 Taakdelegatie niveau 3 294 44 Dezelfde grafieken kunnen worden opgemaakt voor verpleegkundigen (figuur 5 en 6). Hieruit blijkt dat de medisch-verpleegtechnische handelingen in de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 75% van alle activiteiten uitmaakten. In de praktijken met taakdelegatie op niveau 3 was er veel meer variatie in het totale activiteitenpakket van de verpleegkundigen. In navolging van de huisartsen, waren ook de verpleegkundigen in de praktijk met taakdelegatie niveau 2 meer bezig met direct patiëntgebonden activiteiten dan de praktijken met taakdelegatie niveau 3. Activiteiten verpleegkundigen in percentages per niveau van taakdelegatie Verpleegkundige onderweg 0,0% 7,3% Verpleegkundige voert telefoongesprek zonder patiënt aanwezig 0,0% 0,6% Verpleegkundige doet administratief werk zonder patiënt aanwezig 0,0% Verpleegkundige in overleg Andere (hygiënische zorgen, bekijken uitslagen OZ, aankleden pt) Verpleegkundige doet administratief werk met patiënt aanwezig 15,2% Verpleegkundige voert gesprek met patiënt taakdelegatie niveau 3 0,0% 11,0% 8,3% 3,7% Verpleegkundige voert medisch/verpleegtechnische handeling uit Verpleegkundige onderzoekt patiënt taakdelegatie niveau 2 8,3% 1,2% 75,0% 47,0% 8,3% 3,0% 0,0% 11,0% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Figuur 5: activiteiten van de verpleegkundigen (procentueel) per niveau van taakdelegatie 45 Direct patiëntgebonden en niet direct- patiëntgebonden activiteiten van verpleegkundigen per niveau van taakdelegatie Niet direct patiëntengebonden activiteiten 8,3% 25,7% taakdelegatie niveau 2 taakdelegatie niveau 3 91,7% Direct patiëntgebonden activiteiten 74,3% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Figuur 6: niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden activiteiten van de verpleegkundigen De Mann-Whitney U-test wordt opnieuw toegepast. Alleen voor de direct patiëntengebonden activiteiten wordt nu een significant resultaat gevonden van p < 0.01. Voor verpleegkundigen is er dus alleen een significant verschil tussen de direct patiëntgebonden activiteiten van de verpleegkundigen in de praktijken met taakdelegatie op niveau 2 en deze op niveau 3. Resultaten zijn te vinden in Tabel 11. Tabel 11: Mann-Whitney U-test voor niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden activiteiten van verpleegkundigen per niveau van taakdelegatie Verpleegkundigen N Niet-direct patiëntgebonden activiteiten Taakdelegatie niveau 2 p-waarde 1 0.064 Taakdelegatie niveau 3 43 Taakdelegatie niveau 2 11 Direct patiëntgebonden activiteiten < 0.01 Taakdelegatie niveau 3 124 46 Om na te gaan of er een verband bestaat tussen de 2 variabelen „taakdelegatie‟ en „uitgevoerde activiteiten‟ (jobinhoud), wordt een chi-kwadraat test gedaan. De p-waarde is kleiner dan 0,01, waaruit kan besloten worden dat er een significant verband is tussen beide variabelen. 3 RESULTATEN WERKBELASTING 3.1 RESULTATEN OBJECTIEVE WERKBELASTING Uit de registratie van de agenda‟s bleek dat artsen van de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 significant meer patiënten gezien hadden per arts dan de artsen van de praktijk met taakdelegatie op niveau 3. De verpleegkundige in de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 consulteerde minder dan de verpleegkundigen in de praktijken met taakdelegatie op niveau 3, doch niet significant minder. De cijfers zijn terug te vinden in Tabel 12. Tabel 12: frequentie-analyse en Mann-Whitney U-test voor het aantal patiënten geconsulteerd tijdens de observatiedagen Verpleegkundigen Huisartsen Taakdelegatie niveau 2 Taakdelegatie niveau 3 Taakdelegatie niveau 2 Taakdelegatie niveau 3 Totaal N Aantal consulten Mediaan per VPK*/arts 1 11 (2%) 11 4 116 (21.2%) 27.5 2 154 (28.1%) 77 10 267 (48.7%) 20.5 17 548 32.3 p-waarde 0.157 0.031 *VPK = verpleegkundige 47 3.2 RESULTATEN SUBJECTIEVE WERKBELASTING Taakdelegatie werd ook bekeken in functie van de subjectief ervaren werkbelasting tijdens de observatiedagen. De werkbelasting werd gemeten met het PAONCIL instrument met onderverdelingen per 0,25, gaande van -3 tot +3 en waarbij -3 een ernstig verlaagde werkbelasting weergeeft, +3 een ernstig verhoogde werkbelasting. Resultaten zijn terug te vinden in Tabel 13. Tabel 13: Mann-Whitney U-test voor de subjectieve werkbelasting van artsen en verpleegkundigen volgens niveau van taakdelegatie N Somscore werkbelasting Taakdelegatie niveau 2 1 1.17 Taakdelegatie niveau 3 4 0.25 Taakdelegatie niveau 2 2 1.08 Taakdelegatie niveau 3 10 -2.67 Taakdelegatie niveau 2 3 2.25 Taakdelegatie niveau 3 14 -2.42 p-waarde Verpleegkundigen 0.157 Huisartsen Verpleegkundigen en artsen samen 0.131 0.031 Uit de statistische analyse kan worden geconcludeerd dat er geen significante verschillen zijn tussen de verpleegkundigen en artsen onderling, maar dat er wel een significant verschil is (p = 0,031) in subjectief ervaren werkbelasting tussen de praktijken die taakdelegatie toepassen op niveau 2, en deze op niveau 3. 4 RESULTATEN JOBTEVREDENHEID 4.1 DEEL ÉÉN VAN DE INDEX OF WORK SATISFACTION In dit eerste deel van de IWS moest de respondent in een parencombinatie telkens de dimensie aankruisen die hij het belangrijkst vindt, bijvoorbeeld bij autonomie/loon moet hij kiezen of hij autonomie dan wel loon het belangrijkste vindt. Er worden 15 verschillende parencombinaties gegeven. Van de aangekruiste dimensies wordt een frequentie-analyse gedaan. Uit deze frequentie-analyse (Tabel 14) blijkt dat verpleegkundigen autonomie het belangrijkst vinden voor hun jobtevredenheidsgevoel, 48 gevolgd door taakvereisten, interactie, organisatiebeleid, professionele status en loon. Artsen daarentegen vinden taakvereisten het belangrijkst, gevolgd door interactie, autonomie, organisatiebeleid, loon en professionele status. Tabel 14: frequentie-analyse voor deel 1 van de Index of Work Satisfaction voor verpleegkundigen en huisartsen Verpleegkundigen (N=5) Huisartsen (N=12) Dimensies Mediane score per dimensie (0-6) 1 Autonomie 4.0 Taakvereisten 4.0 2 Taakvereisten 3.0 Interactie 3.5 3 Interactie 2.0 Autonomie 3.0 4 Organisatiebeleid 2.0 Organisatiebeleid 2.5 5 Professionele status 2.0 Loon 1.0 6 Loon 1.0 Professionele status 0.0 Dimensies Mediane score per dimensie (0-6) 4.2 DEEL TWEE VAN DE INDEX OF WORK SATISFACTION Voor de verschillende dimensies (zoals aangegeven in de factoranalyse van Willem, 2007) worden de mediane scores berekend op de twee populaties (artsen en verpleegkundigen). Dit wordt verder opgesplitst per niveau van taakdelegatie. De mediane waarden in tabel 15, 16 en 17 zijn steeds ten opzichte van de gebruikte 7punts Likert-schaal in de Index of Work Satisfaction. Hoe hoger de score, hoe hoger de tevredenheid. Algemeen zijn de eerstelijnshuisartsen en -verpleegkundigen het minst tevreden met hun loon (5,20) en het meest tevreden met hun autonomie (6,00). Artsen en verpleegkundigen van de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 zijn het minst tevreden met de taakvereisten (4,80) en het meest tevreden met de interactie arts/verpleegkundige of omgekeerd (6,00). Artsen en verpleegkundigen van de praktijken waar taakdelegatie op niveau 3 wordt toegepast, zijn het minst tevreden met hun loon (5,27) en het meest tevreden met hun autonomie (6,00). Resultaten zijn in Tabel 15 te vinden. Voor geen enkele dimensie zijn er significante verschillen terug te vinden tussen de artsen en verpleegkundigen die werken met de verschillende niveaus van taakdelegatie. 49 Tabel 15: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test voor huisartsen en verpleegkundigen samen en per niveau van taakdelegatie Algemeen Mediane score per factor (0-7) Professionele status 5.83 Loon 5.20 Organisatiebeleid Taakvereisten Niveau van taakdelegatie Mediane score per factor (0-7) Taakdelegatie niveau 2 5.83 Taakdelegatie niveau 3 5.83 Taakdelegatie niveau 2 5.17 Taakdelegatie niveau 3 5.27 Taakdelegatie niveau 2 5.75 Taakdelegatie niveau 3 5.86 Taakdelegatie niveau 2 4.80 Taakdelegatie niveau 3 5.50 Taakdelegatie niveau 2 6.00 Taakdelegatie niveau 3 5.50 Taakdelegatie niveau 2 5.60 Taakdelegatie niveau 3 5.90 Taakdelegatie niveau 2 5.75 Taakdelegatie niveau 3 6.00 p-waarde 0.799 0.704 5.86 0.899 5.40 Interactie met arts/verpleegkundige 5.60 Interactie met gelijken 5.80 Autonomie 6.00 0.342 0.280 0.179 0.796 Wanneer de analyse per populatie wordt gemaakt, zien we dat voor de huisartsen de waarden terug te vinden zijn tussen 5,80 voor interactie met andere artsen en 5,18 voor de factor loon. Artsen zijn dus het meest tevreden met de interactie met gelijken, en het minst tevreden met hun loon. Geanalyseerd per niveau van taakdelegatie zijn de artsen die werken in de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 het meest tevreden met hun professionele status (6,00), maar het minst tevreden met de interactie met andere artsen (5,20). Dit is significant verschillend van de artsen die werken in praktijken met taakdelegatie op niveau 3 (p = 0,047). Artsen die werken in praktijken met taakdelegatie op niveau 3 zijn het meest tevreden met hun autonomie (5,88), en het minst tevreden met hun loon (5,02). Resultaten zijn terug te vinden in Tabel 16. 50 Tabel 16: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test voor huisartsen en per niveau van taakdelegatie Huisartsen N=12 Mediane score per factor (0-7) Professionele status 5.83 Loon 5.18 Organisatiebeleid Taakvereisten Niveau van taakdelegatie Mediane score per factor (0-7) Taakdelegatie niveau 2 6.00 Taakdelegatie niveau 3 5.83 Taakdelegatie niveau 2 5.33 Taakdelegatie niveau 3 5.02 Taakdelegatie niveau 2 5.86 Taakdelegatie niveau 3 5.71 Taakdelegatie niveau 2 4.50 Taakdelegatie niveau 3 5.80 Taakdelegatie niveau 2 5.90 Taakdelegatie niveau 3 5.60 Taakdelegatie niveau 2 5.20 Taakdelegatie niveau 3 5.80 Taakdelegatie niveau 2 5.38 Taakdelegatie niveau 3 5.88 0.587 0.516 5.71 0.667 5.60 Interactie met verpleegkundigen 5.60 Interactie met gelijken 5.80 Autonomie 5.75 p-waarde 0.105 0.446 0.047 0.115 Verpleegkundigen zijn het meest tevreden met hun professionele status (6,33) en het minst tevreden met de interactie met de artsen en hun taakvereisten (allebei 5,40). Per niveau van taakdelegatie zijn verpleegkundigen die werken in een praktijk die taakdelegatie op niveau 2 toepast het minst tevreden met hun loon (4,40) en het meest tevreden met hun autonomie (6,50). Verpleegkundigen die werken in een praktijk met taakdelegatie op niveau 3 zijn het meest tevreden met hun professionele status (6,33), en het minst tevreden met de interactie met de artsen (5,30). Geen enkele dimensie is echter significant verschillend voor verpleegkundigen die werken in een praktijk met taakdelegatie op niveau 2 of op niveau 3. Een overzicht is terug te vinden in Tabel 17. 51 Tabel 17: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test voor verpleegkundigen en per niveau van taakdelegatie Verpleegkundigen N=5 Mediane score per factor (0-7) Professionele status 6.33 Loon 5.67 Organisatiebeleid Taakvereisten Interactie met arts Niveau van taakdelegatie Mediane score per factor (0-7) Taakdelegatie niveau 2 5.83 Taakdelegatie niveau 3 6.33 Taakdelegatie niveau 2 4.40 Taakdelegatie niveau 3 5.75 Taakdelegatie niveau 2 5.75 Taakdelegatie niveau 3 5.93 Taakdelegatie niveau 2 6.00 Taakdelegatie niveau 3 5.40 Taakdelegatie niveau 2 6.00 Taakdelegatie niveau 3 5.30 Taakdelegatie niveau 2 6.00 Taakdelegatie niveau 3 6.00 Taakdelegatie niveau 2 6.50 Taakdelegatie niveau 3 6.00 0.468 0.480 5.86 0.480 5.40 0.147 5.40 Interactie met gelijken 6.00 Autonomie 6.00 p-waarde 0.480 1.000 0.147 De algemene jobtevredenheid tenslotte wordt weergegeven in Tabel 18. Het verschil van de algemene jobtevredenheid van verpleegkundigen en huisartsen werkend in praktijken met taakdelegatie niveau 2 en niveau 3 is niet significant verschillend (p= 0,900). Wanneer dezelfde analyses worden gedaan voor artsen en verpleegkundigen apart, worden ook geen significante verschillen genoteerd. 52 Tabel 18: Mann-Whitney U-test: verschil van algemene jobtevredenheid gemeten met de Index of Work Satisfaction volgens niveau van taakdelegatie Mediane score algemene jobtevredenheid IWS (1-7) pwaarde Niveau van taakdelegatie Taakdelegatie Verpleegkundigen en artsen samen niveau 2 0.900 Taakdelegatie Taakdelegatie niveau 2 5.78 Taakdelegatie niveau 3 0.461 5.64 5.71 5.78 1.000 5.79 Taakdelegatie niveau 2 Huisartsen pwaarde 5.78 5.71 niveau 3 Verpleegkundigen Mediane score algemene jobtevredenheid IWS (1-7) 5.45 0.572 Taakdelegatie niveau 3 5.64 53 4.3 MAASTRICHTSE ARBEIDSSATISFACTIESCHAAL GEZONDHEIDSZORG Van de gegevens verkregen door middel van de MAS-GZ werd de mediane jobtevredenheid berekend. Resultaten zijn terug te vinden in Tabel 19. Er zijn geen significante verschillen op te merken tussen de verschillende populaties. Tabel 19: Mann-Whitney U-test voor MAS-GZ jobtevredenheid Mediane score algemene jobtevredenheid MAS-GZ (1-5) pwaarde Niveau van taakdelegatie Taakdelegatie Verpleegkundigen en artsen samen niveau 2 0.684 Taakdelegatie Taakdelegatie niveau 2 4.00 Taakdelegatie niveau 3 0.909 Taakdelegatie niveau 2 Huisartsen 4.00 pwaarde 4.00 4.00 niveau 3 Verpleegkundigen Mediane score algemene jobtevredenheid MAS-GZ (1-5) 4.00 4.78 0.264 4.00 3.78 0.193 Taakdelegatie niveau 3 4.22 54 HOOFDSTUK 4: DISCUSSIE Dit onderzoek had als doel een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag : “Wat is de relatie tussen de mate van taakdelegatie en de werkbelasting, de jobtevredenheid en de jobinhoud van huisartsen en verpleegkundigen in groepspraktijken?” In dit hoofdstuk zal op een kritische manier ingegaan worden op de methode en de resultaten van het onderzoek. De bekomen resultaten zullen ook vergeleken worden met bevindingen uit de wetenschappelijke literatuur. 1 BESPREKING VAN DE RESULTATEN 1.1 RESULTATEN MET BETREKKING TOT JOBINHOUD Uit de resultaten van de jobinhoud bij artsen komt vooral een groot verschil in administratief werk naar voor tussen de praktijken met taakdelegatie niveau 2 en deze met taakdelegatie niveau 3. Administratief werk komt vooral aan bod in de niet-direct patiëntgebonden activiteiten. De direct-patiëntgebonden activiteiten zijn significant groter in de praktijk met taakdelegatie niveau 2 (91%) dan de praktijken met taakdelegatie niveau 3 (67%). Verschillende studies in ziekenhuizen vermelden cijfers tussen de 29% en 43% voor direct-patiëntgebonden activiteiten (Ammenwerth, 2009; Fontaine, Speedie, Abelson & Wold, 2000). Gottschalk en Flocke (2005) vermelden percentages van 55% direct-patiëntgebonden activiteiten in de eerstelijnsgezondheidszorg. De direct-patiëntgebonden activiteiten in de wijkgezondheidscentra liggen in deze studie in vergelijking met de studie van Gottschalk (2005) iets hoger (taakdelegatie niveau 3 = 67%). Dit heeft mogelijks te maken met het betalingssysteem: de administratie in een systeem met forfaitaire betaling blijkt overzichtelijker dan in een praktijk met een betaling-per-prestatiesysteem (Vodde, 2010). Het globaal medisch dossier en de diabetesregistratie zijn bijvoorbeeld gemakkelijker aan te geven, omdat de patiënten vast ingeschreven zijn (Vodde, 2010). De aangifte moet ook maar één keer per jaar worden geactualiseerd (Vodde, 2010). Verder kan de administratie door administratieve medewerkers gedaan worden. Er moeten geen prestatiebrieven of betalingen worden geregeld tijdens de consultatie (Vodde, 2010). 55 In de geobserveerde praktijk met taakdelegatie niveau 2 bedroegen de patiëntgebonden activiteiten echter 91%. Een mogelijke verklaring is dat administratieve taken thuis werden gedaan voor of na de werkdag, waardoor ze niet werden meegenomen in de registratie, en bijna alleen direct-patiëntgebonden activiteiten in de registraties naar voor kwamen (Dr. P, persoonlijke communicatie). Een groter aandeel administratieve taken (= niet direct-patiëntgebonden activiteiten) binnen het takenpakket van de artsen wordt geassocieerd met een verhoogde tijdsdruk en lage jobtevredenheid (Ammenwerth, 2009). Tijdsdruk en jobtevredenheid zijn allebei dimensies van subjectieve werkbelasting. In ons onderzoek komt niet naar voor dat artsen van de praktijk met taakdelegatie op niveau 3 algemeen minder tevreden zijn met hun job dan artsen van praktijken waar taakdelegatie op niveau 2 wordt toegepast. In tegenstelling tot de bevindingen van Ammenwerth (2009), is in ons onderzoek de subjectief ervaren werkbelasting in de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 (waar het meest patiëntgebonden activiteiten plaatsvonden) significant hoger in vergelijking met de praktijken waar taakdelegatie wordt toegepast op niveau 3. Dit kan misschien verklaard worden door het significant hoger aantal geconsulteerde patiënten per arts in de dokterspraktijk (taakdelegatie niveau 2), zeker wanneer dit wordt gecombineerd met administratief thuiswerk. De resultaten van de jobinhoud-analyse werden ook vergeleken tussen huisartsen en verpleegkundigen. Ten eerste valt op dat het percentage administratief werk van de huisartsen veel hoger is dan het percentage administratief werk van de verpleegkundige. Ten tweede is het geregistreerde percentage medisch-verpleegtechnische handelingen veel hoger bij de verpleegkundigen (75% bij taakdelegatie niveau 2, 47% bij taakdelegatie niveau 3) dan bij de artsen (respectievelijk 5,6% en 5,3%). Dit wijst erop dat artsen nog steeds medisch-verpleegtechnische handelingen doen, maar dat deze toch zeer beperkt zijn. Ten derde valt op dat de activiteiten uitgevoerd door de verpleegkundigen in de wijkgezondheidscentra veel meer divers zijn. Misschien heeft dit te maken met het feit dat de wijkgezondheidscentra reeds enkele jaren bestaan, waardoor taakdelegatie goed is ingeburgerd in de multidisciplinaire structuur van de centra. De taakdelegatie in de dokterspraktijk staat nog in de beginfase, waardoor misschien een beperkt aantal taken wordt gedelegeerd. 56 1.2 RESULTATEN MET BETREKKING TOT WERKBELASTING Uit de resultaten met betrekking tot de werkbelasting komen enerzijds de registraties van de agenda‟s aan bod, anderzijds de subjectieve werkbelasting. Bij de registratie van de agenda‟s valt op dat de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 significant meer patiënten per arts (p = 0.031) heeft gezien tijdens de observatiedagen (165/3 ten opzichte van 383/14 voor praktijk met taakdelegatie op niveau 3). Verschillende studies tonen aan dat huisartsen die werken in een betaling-per-prestatie systeem (= praktijk met taakdelegatie niveau 2) meer uren presteren, meer tijd spenderen aan patiënt-gerelateerde activiteiten, meer patiënten zien, kortere consultaties doen en meer huisbezoeken verrichten (Gosden et al., 2000; Groenewegen & Hutten, 1995; van den Berg, de Bakker, Westert, van der Zee & Groenewegen, 2009). In België werken zelfstandige huisartsen, die meestal werken in een betaling-per-prestatie systeem, gemiddeld 60 uur per week (Syndicaat voor Vlaamse Huisartsen, 2012). Vermits er in een betaling-per-prestatiesysteem wordt betaald per prestatie, is er in dit systeem een verband tussen het aantal consultaties en het inkomen (Gosden et al., 2000). Het forfaitaire systeem streeft een andere filosofie na: de praktijk krijgt een forfaitair bedrag per ingeschreven patiënt. Hierdoor is men niet gebaat bij veelvuldige consultaties (Art & De Maeseneer, z.j.). Men kan zich de vraag stellen of meerconsumptie niet gestimuleerd wordt in het betaling-per-prestatiesysteem. Uit verschillende studies blijkt dat het gedrag van huisartsen soms wordt beïnvloed door financiële prikkels (Hickson et al., 1987; Hughes en Yule, 1992; Gosden et al. 1999; Iverson en Lurås, 2000; Gosden et al., 2000 en 2001, geciteerd in Nederlandse Zorgautoriteit, z.j.). Deze mogelijke meerconsumptie wordt ook aangehaald als een potentieel nadeel van het betaling-per-prestatie systeem in het WHO-Health Financing Policy-rapport (2007). Aan de andere kant is een onderconsumptie van het forfaitaire betalingssysteem door bepaalde doelgroepen een mogelijk nadeel (WHO, 2007). Ook het aantal chronische zorgvragers blijkt een belangrijke invloed te hebben op de werkbelasting van de artsen. Hoe meer chronische zorgvragers in het patiëntenbestand, hoe hoger de te verwachten werkbelasting (Kroezen et al., 2011; Pritchard, 2001; Vrijhoef et al., 2003). Bovendien delegeren huisartsen de consultatie van multimorbide chonische patiënten niet gemakkelijk naar NPs (Moth, Vestergaard & Vedsted, 2012). 57 Het aspect chroniciteit werd echter in deze masterproef niet specifiek bekeken, waardoor hierover geen uitspraken kunnen worden gedaan. Hierop aansluitend blijkt de subjectief beleefde werklast bij de huisartsen en verpleegkundigen van de praktijk die taakdelegatie op niveau 2 toepast, significant hoger dan deze van de praktijken die taakdelegatie op niveau 3 toepassen (p = 0.031). Huisartsengeneeskunde in België wordt over het algemeen gezien als een beroep met moeilijke werkomstandigheden (Lorant et al., 2008). Deze moeilijke werkomstandigheden worden beschreven als: een gebrek aan controle (eisen van patiënten en collega‟s, beschikbaarheid), stressvolle situaties (spoedgevallen), hoge werkbelasting en moeilijke relaties met patiënten en/of met andere huisartsen (Lorant et al., 2008). Het feit dat artsen en verpleegkundigen een lagere subjectieve werklast ervaren in wijkgezondheidscentra, kan te maken hebben met de multidisciplinaire structuur ervan. Grotere praktijken hebben meer mogelijkheden om de werkbelasting te structureren door middel van een afsprakensysteem en een systeem van taakdelegatie naar andere beroepsgroepen (Groenewegen, 1995). 1.3 RESULTATEN MET BETREKKING TOT JOBTEVREDENHEID In dit deel worden de resultaten van de twee delen van de Index of Work Satisfaction kritisch bekeken. In deel één van de Index of Work Satisfaction werd nagegaan hoe de respondenten de belangrijkheid van de verschillende dimensies van jobtevredenheid voor zichzelf inschatten. Voor verpleegkundigen komt autonomie naar voor als de belangrijkste dimensie. In een review van Finn (2001) is autonomie ook de belangrijkste component in de jobtevredenheid van verpleegkundigen. Toch blijkt autonomie belangrijker voor eerstelijnsverpleegkundigen dan voor ziekenhuisverpleegkundigen (Schutzenhofer & Musser, geciteerd in Finn, 2001). Ook in een onderzoek van Walsh (2003) komt autonomie als de belangrijkste motivator voor eerstelijnsverpleegkundigen naar voor. Eerstelijnsverpleegkundigen vinden het belangrijk om, binnen bepaalde grenzen, „hun‟ praktijk te kunnen uitbouwen. Ze zijn gemotiveerd om verpleegkundige eerstelijnsgezondheidszorg verder te ontwikkelen en professionele en organisatorische grenzen te verleggen (Walsh, 2003). 58 Bij de eerstelijnsverpleegkundigen wordt loon als minst belangrijk ingeschat. Deze bevindingen zijn in contrast met het onderzoek van Willem (2007), die eveneens de IWS gebruiken. Uit dit onderzoek van Willem (2007) komt naar voor dat verpleegkundigen in drie Belgische ziekenhuizen loon als de belangrijkste dimensie van jobtevredenheid zien, gevolgd door autonomie en interactie. Autonomie en interactie zijn echter ook bij eerstelijnsverpleegkundigen belangrijke dimensies. Het kan zijn dat loon niet als een belangrijke dimensie wordt gezien, omdat eerstelijnsverpleegkundigen het verschil willen maken voor „hun‟ populatie, en welzijn willen voor de mensen die zij verzorgen. Eerstelijnsverpleegkundigen zijn in dat opzicht misschien eerder intrinsiek dan extrinsiek gemotiveerd (Walsh, 2003). Bij de huisartsen worden taakvereisten als belangrijkste dimensie gescoord. De taken van de huisarts veranderen constant onder invloed van het veranderende gezondheidsklimaat. Toch zien huisartsen het als hun taak om zich aan te passen aan nieuwe concepten en hun kennis constant bij te scholen (Wiener-Ogilvie et al., 2008). Traditioneel wordt de relatie tussen artsen en verpleegkundigen als hiërarchischcompetitief omschreven (Wilson, Coulon & Hillege, 2005). In deze studie komt echter naar voor dat dokters hun professionele status als minst belangrijke dimensie van jobtevredenheid zien. Een mogelijke verklaring ligt in het feit dat de huisartsen werken in een samenwerkingsverband dat gebaseerd is op kennis en expertise, eerder dan op rollen en titels (Wilson, 2005). In deel twee van de Index of Work Satisfaction wordt door middel van een 7-punts Likertschaal gepeild naar de tevredenheid van de verschillende dimensies binnen jobtevredenheid. Hieruit komt naar voor dat artsen het minst tevreden zijn met hun loon. Ook in een studie van Götz, Broge, Willms, Joos en Szecsenyi (2010) komt naar voor dat huisartsen het minst tevreden zijn met hun loon. Wanneer dit bekeken wordt samen met de resultaten uit deel 1 van de IWS (waar gepeild wordt naar de belangrijkheid van de verschillende dimensies), blijkt dat in deze studie artsen wel het minst tevreden zijn met hun loon, maar hun loon relatief gezien niet zo belangrijk is voor hen. Dit kan misschien 59 worden verklaard doordat ze ethische consideraties belangrijker vinden dan hun loon (Nederlandse Zorgautoriteit, z.j.). Artsen zijn het meest tevreden met de interactie met gelijken, dat in deze studie als tweede belangrijkste dimensie wordt ingeschat door de artsen. In een studie van Geneau Lehoux, Pineault en Lamarche (2008) geven huisartsen aan dat ze interacties met gelijken als een belangrijke bron van kennis beschouwen. Deze interacties nemen vaak de vorm aan van patiëntenbesprekingen of (interne) bijscholingen. Dit is een probleem voor huisartsen die werken in een systeem van betaling-per-prestatie, waar de mogelijkheid tot patiëntenbesprekingen zich minder voordoet dan in een forfaitair betalingssysteem (Geneau, 2008). De momenten van overleg zijn ook in ons onderzoek minder aanwezig in de praktijken met taakdelegatie op niveau 2 (0,6%) ten opzichte van deze op niveau 3 (1,9%), maar het verschil is miniem. Het aspect interactie met gelijken komt eveneens naar voor in de resultaten per niveau van taakdelegatie, waar er een significant verschil werd gevonden tussen tevredenheid met interactie met andere artsen in de praktijken met taakdelegatie op niveau 2 of op niveau 3. Verpleegkundigen zijn het meest tevreden met hun professionele status, en het minst tevreden met hun taakvereisten en de interactie met de artsen. Professionele status wordt echter niet als erg belangrijk ingeschat door de verpleegkundigen. Taakvereisten en interactie echter worden wel als belangrijk ingeschat door verpleegkundigen, maar ze zijn er het minst tevreden over, vooral in de praktijken met taakdelegatie op niveau 3. Ook de artsen zijn niet erg tevreden over de interactie met de verpleegkundigen. Binnen multidisciplinaire teams komt het frequent voor dat dokters zichzelf zien als leiders en hun ideeën willen doordrukken (Wilson, 2005). Uit andere studies blijkt dat artsen onvoldoende (willen) samenwerken met andere beroepen (Hultberg et al., 2003 geciteerd in Hansson, Friberg, Segesten, Gedda & Mattsson, 2008). Toch zijn wederzijds vertrouwen, respect, conflicthanteringscompetenties en onderhandelingscompetenties belangrijke eigenschappen om tot een vlot samenwerkende praktijk te komen (Pullon, McKinlay & Dew, 2009; Wilson, 2005). 60 2 BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste beperkingen. Het was de bedoeling een globaal beeld te krijgen over taakdelegatie in de huisartsenkringen van Aalst en Gent. Daarom werd een internetenquête verspreid. Zowel bij internet- als postenquêtes is het lage responspercentage van dokters al langer gekend en een bevraging bij dokters geeft altijd een lagere respons dan in de algemene bevolking (Braithwaite, Emery, de Lusignan, & Sutton, 2003; Flanigan, T.S., McFarlane, E.& Cook, S., 2008; Grava-Gubins & Scott, 2008). Meestal wordt bij artsen een responspercentage van ongeveer 30% bereikt bij een eerste mail, afhankelijk van de studie (Braithwaite, 2003; Grava-Gubins, 2008). Via de huisartsenkring Aalst werd de internetenquête naar 150 praktijken verspreid. Slechts 6 enquêtes werden teruggestuurd. In de Gentse huisartsenkring met 350 praktijken werd de enquête enkel gepubliceerd op de algemene website van de huisartsenkring, waardoor huisartsen de link moesten aanklikken om de enquête in te vullen. Geen enkele huisarts klikte de link aan in de vooropgestelde tijdsperiode. Hierdoor bleef het algemene responspercentage zeer laag (1,2%). Het was op deze manier niet mogelijk een globaal beeld te krijgen van het toepassen van taakdelegatie in de Gentse en Aalsterse dokterspraktijken. In samenspraak met (co)promotor werd overgegaan tot het actief contacteren van praktijken die het systeem van taakdelegatie toepassen. Door deze methode te gebruiken was de kans op bias groter, omdat er niet kan uitgegaan worden van een representatieve steekproef (Polit, 2008). Niet alle gecontacteerde praktijken wilden in de studie stappen, wat nogmaals een bias kan creëren. Uiteindelijk was de steekproefgrootte klein, omdat het niet gemakkelijk was praktijken te vinden die het systeem van taakdelegatie toepasten en tevens wilden participeren in het onderzoek. Dit gegeven kan zijn weerslag hebben op de resultaten, omdat deze mogelijks niet kunnen gegeneraliseerd worden. In deze studie is gekozen voor korte observatiemomenten, de zogenaamde multimoment opnames. Waarschijnlijk zou completere informatie worden verkregen indien de onderzoeker aan volledige consultaties had deelgenomen, zoals in de studie van Jenkins-Clarke (1998, 2001). Op die manier zou bijvoorbeeld een diepgaander beeld kunnen worden geschetst van de educatiegesprekken die de arts of verpleegkundige voert. In de korte observatiemomenten kon nu dikwijls niet worden achterhaald 61 waarover het gesprek precies ging. De keuze werd echter gemaakt om op korte tijd veel data te verkrijgen door de frequente observatiemomenten en een breder beeld te krijgen van alle activiteiten. Er werd ook gekozen om de praktijken niet te veel te belasten met de observaties. Daarom werd ervoor gekozen om de observaties te beperken tot de consultatieruimtes. Een gevolg hiervan is dat vergaderingen, administratieve taken of telefoongesprekken die buiten de consultatieruimte werden gehouden, niet werden geregistreerd. Alhoewel in verschillende studies wordt aangegeven dat het aantal chronische zorgvragers in het patiëntenbestand de werkbelasting beïnvloedt (Kroezen et al., 2011; Pritchard, 2001; Vrijhoef et al., 2003), kon dit in deze studie niet worden meegenomen. Door het systeem van multi-moment opnamen was het niet mogelijk te beoordelen of een zorgvrager aan een chronische ziekte leed. De studie duurde 3 dagen in elke praktijk. Deze beperkte periode kan uiteraard een vertekend beeld geven. Naargelang de 3 observatiedagen in een drukke of eerder kalme periode vielen, zullen de verkregen resultaten verschillend zijn. Toch blijkt dat 3 dagen observaties voldoende is om een goed beeld te krijgen van de praktijk (Grady et al., 2009; Tincello, 2007). Verder moet ook worden opgemerkt dat de verpleegkundige werkend in de dokterspraktijk pas begin 2013 is gestart. Haar interventies zijn niet zo talrijk, omdat deze volgens de arts gradueel moeten opgebouwd worden (persoonlijke communicatie Dr. P., 23 oktober 2013). Het zou door de patiënten niet goed onthaald worden indien ze te veel activiteiten van de artsen zou overnemen op korte termijn. Dit heeft als gevolg dat het aantal patiënten dat de verpleegkundige consulteerden eerder beperkt was tijdens de observatiedagen. Een vergelijking met een praktijk zonder taakdelegatie was binnen deze masterproef niet mogelijk. Zou dit gebeurd zijn, zouden misschien cijfers gevonden zijn die meer verschillend waren. Deze studie gaat ook niet in op de financiële aspecten van taakdelegatie. 62 3 STERKTES VAN HET ONDERZOEK Taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige in de eerstelijnsgezondheidszorg is in België geen courant gegeven. Dit onderzoek snijdt het thema aan en komt naar buiten met eerste bevindingen op het vlak van jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid van artsen en verpleegkundigen in relatie met taakdelegatie. Er werd geprobeerd een zicht te krijgen op de jobinhoud van artsen en verpleegkundigen door middel van directe observaties. Op deze manier konden in een korte periode voldoende data worden verzameld. Voor de verschillende metingen werden gevalideerde instrumenten gebruikt, en allemaal werden ze afgetoetst bij experten op het terrein. 63 HOOFDSTUK 5: CONCLUSIE Taakdelegatie binnen de Belgische context is geen courant gegeven. Alhoewel slechts drie praktijken werden geïncludeerd in deze studie, werden toch belangrijke inzichten rond taakdelegatie verworven binnen de deelnemende groepspraktijken. Taakdelegatie werd binnen deze masterproef op verschillende niveaus gedefinieerd. In de praktijk waar taakdelegatie op niveau 2 werd toegepast, deed de verpleegkundige administratieve taken en medisch-verpleegtechnische handelingen. In de praktijken waar taakdelegatie op niveau 3 werd toegepast, deden de verpleegkundigen administratieve taken, medisch-verpleegtechnische handelingen en zelfstandige consultaties. Met betrekking tot jobinhoud kon een significant groter percentage direct patiëntgebonden activiteiten worden vastgesteld in de praktijk die taakdelegatie op niveau 2 toepaste. De niet-direct patiëntgebonden activiteiten daarentegen waren significant lager in de praktijk die taakdelegatie op niveau 2 toepaste. Met betrekking tot de registratie van de elektronische agenda‟s als deel van de objectieve werkbelasting kon een significant verschil worden geconstateerd tussen het aantal geconsulteerde patiënten in de praktijken met taakdelegatie op niveau 2 en deze op niveau 3. Er werden per arts meer patiënten gezien in de praktijk met taakdelegatie op niveau 2. Bij verpleegkundigen kon geen significant verschil worden aangetoond. Met betrekking tot de subjectieve werkbelasting kon eveneens een significant grotere subjectieve werkbelasting worden geconstateerd in de praktijk met taakdelegatie op niveau 2. De jobtevredenheid van de respondenten was over het algemeen hoog. Het enige significante verschil kon worden opgemeten bij de huisartsen binnen de dimensie „interactie met gelijken‟, waar de artsen in de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 significant minder tevreden waren dan de artsen van de andere praktijken. De vooropgestelde onderzoeksvraag „Wat is de relatie tussen de mate van taakdelegatie en de jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid van huisartsen en verpleegkundigen in groepspraktijken‟ kan dus worden beantwoord. 64 Verder kunnen we concluderen dat het begrip werkbelasting in de internationale literatuur geen eenduidig begrip is (Richards et al. 2000), waardoor de interpretatie van resultaten niet gemakkelijk gemaakt wordt. Hetzelfde geldt voor het verschil aan de de nodige kwalificaties voor verpleegkundigen om zelfstandige consultaties te mogen uitvoeren. Ook hier is er geen eenduidigheid tussen de verschillende landen, wat de interpreteerbaarheid bemoeilijkt en de generaliseerbaarheid beperkt. De link leggen tussen dit onderzoek en de literatuur is alleen mogelijk rond de begrippen taakdelegatie en werkbelasting. Rond jobinhoud werd niet op een systematische wijze literatuur opgezocht. Rond jobtevredenheid werd alleen gezocht naar instrumenten om jobtevredenheid te onderzoeken. Voor de resultaten rond werkbelasting, kunnen we besluiten dat de er toch een verschil lijkt de zijn tussen het literatuuronderzoek en dit onderzoek. Alhoewel in de RCT van Laurant et al. (2004) geen significant verschil in werkbelasting werd aangetoond tussen de praktijken met of zonder NP, komt dit in deze studie wel naar voor. 65 HOOFDSTUK 6: AANBEVELINGEN Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen in de gezondheidszorg is het aangewezen verder onderzoek te doen binnen het domein van taakdelegatie in de eerstelijnsgezondheidszorg. De onderzoekspopulatie wordt best vergroot zodat de resultaten uitgebreider en vollediger in kaart kunnen worden gebracht. Op deze manier kan bijvoorbeeld ook zicht worden gekregen op chronische zorgvragers. Praktijken die geen taakdelegatie toepassen worden ook best in de studie betrokken om over volledigere onderzoeksresultaten te kunnen beschikken. Eventuele verschillen in jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid zullen op deze manier duidelijker bloot komen te liggen. Er zal ook een completer beeld kunnen geschetst worden van de huidige beperkingen van onze eerstelijnsgezondheidszorg, zodat eventuele oplossingen voor morgen kunnen worden bekeken. Voor de dokterspraktijken zelf liggen de aanbevelingen misschien eerder op organisatorisch vlak. Een goede ondersteuning voor de huisartsen is nodig. Dit kan door de praktijk op een efficiënte manier te organiseren en administratieve en andere taken te delegeren waar mogelijk. De jobtevredenheid bij de onderzochte populatie is algemeen hoog, maar de verpleegkundigen in de wijkgezondheidscentra zijn het minst tevreden met de interactie met de artsen. Hier misschien ook een punt waar multidisciplinaire praktijken aandacht aan moeten besteden. Als laatste nog een aanbeveling voor de overheid. Alhoewel de laatste decennia al veel veranderd is in de Belgische eerstelijnszorg, lijken een aantal belangrijke beslissingen aan de orde. Hoe wil de overheid de kosten drukken van de gezondheidszorg, hoe het dreigend tekort aan huisartsen aanpakken, hoe de verhoogde prevalentie van chronische aandoeningen aanpakken, enz..? Een herziening van de wetgeving is daarom een aanbeveling, zodat verpleegkundigen binnen een doordacht en strikt wettelijk kader huisartsen kunnen bijstaan met het consulteren van een duidelijk afgebakende patiëntenpopulatie. 66 BIBLIOGRAFIE Ammenwerth, E.,& Spötl, H-.P. (2009). The time needed for clinical documentation versus direct patient care. Methods Inf Med, 48: 84–91. Art, B., & De Maeseneer, J. (z.j.). Forfaitaire betaling: een beter systeem voor patiënt en huisarts? Opgeroepen op November 15, 2013, van website van WGC De Kaai: http://www.wgcdekaai.be/media/tekst/Artikel%20forfaitaire%20betaling%20%20Bruno%20Art%20-%20Jan%20De%20Maeseneer.pdf Braithwaite, D., Emery, J., de Lusignan, S., & Sutton, S. (2003). Using the internet to conduct surveys of health professionals: a valid alternative? Family Practice, 20: 545–551. Caers, R., Du Bois, C., Jegers, M., De Gieter, S., De Cooman, R., & Pepermans, R. (2008). Measuring community nurses’ job satisfaction: literature review. Journal of Advanced Nursing, 62(5), 521–529. Cioffi, J., Wilkes, L., Cummings, J., Warne, B., & Harrison, K. (2010). Multidisciplinary teams caring for clients with chronic conditions : experiences of community nurses and allied health professionals. Contemporary Nurse, 36(1-2): 61-70. Cumbey, D. A., Alexander, J.W., . (1998). The relationship of job satisfaction with organizational variables in public health nursing. The Journal of Nursing Administration, 28(5), 39-46. De Milt, D.G., Fitzpatrick, J.J., & McNulty, R. (2011). Nurse practitioners’ job satisfaction and intent to leave current positions, the nursing profession, and the nurse practitioner role as a direct care provider. Journal of the American Academy of Nurse Practitioners , 23: 42–50. De Munck, P., Paligot, F., Barbosa, V., Heymans, I., Somasse, E., Saint Amand, F., ...Macq, J. (2011). De beroepen van morgen van de eerstelijnsgezondheidszorg. Brussel: Federale Overheidsdienst Volksgezondheid. Degadt, P. (2009). De toekomst van het verpleegkundig beroep. Viering 100 jaar Verpleegkundig Onderwijs (p. 17). Gent: Zorgnet Vlaanderen. Demarest, S., Van der Heyden, J., Gisle, L., Buziarsist, J., Miermans, P., Sartor, F., ... Tafforeau, J. (2008). Gezondheidsenquête door interview, deel 1: gezondheidstoestand, chronische aandoeningen. Opgeroepen op Oktober 10, 2012, van Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WiV) Dienst epidemiologie: https://www.wivisp.be/epidemio/epinl/crospnl/hisnl/his08nl/4.chronische%20aandoeningen.pdf Demarest, S., Van der Heyden, J., Gisle, L., Buziarsist, J., Miermans, P., Sartor, F.,...Tafforeau, J. (2008). Gezondheidsenquête door interview, deel 2: 67 gezondheidstoestand, chronische aandoeningen. Opgeroepen op Oktober 10, 2012, van Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WiV) Dienst epidemiologie: https://www.wivisp.be/epidemio/epinl/crospnl/hisnl/his08nl/4.chronische%20aandoeningen.pdf Demarest, S., Van der Heyden, J., Gisle, L., Buziarsist, J., Miermans, P., Sartor, F.,...Tafforeau, J. (2008). Gezondheidsenquête door interview, deel 5: socioeconomische ongelijkheden. Opgeroepen op Oktober 10, 2012, van Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WiV) Dienst epidemiologie: https://www.wivisp.be/epidemio/epinl/crospnl/hisnl/his08nl/r5/SUMMARY_rapport_V_NL.pdf Dierick-Van Daele, A.T.M., Metsemakers, J.F.M., Derckx, E.W.C.C., Spreeuwenberg, C.,& Vrijhoef, H.J.M. (2008). Nurse Practitioners substituting for general practitioners : randomized controlled trial. Journal of Advanced Nursing, 65 (2), 391-401. Dreier, A., Rogalski, H., Oppermann, R.F., Terschüren, C., van den Berg, N.,& Hoffmann, W. (2009). A curriculum for nurses in Germany undertaking medically-delegated tasks in primary care. Journal of Advanced Nursing, 66 (3) 635-644. Dubois, C.A.,& Singh, D. (2009). From staff-mix to skill-mix and beyond : towards a systematic approach to health workforce management. Opgeroepen op Oktober 13, 2012, van Human Resources for Health: http://www.human-resourceshealth.com/content/7/1/87 Ellenbecker, C.H., Byleckie, J.J., & Samia, L.W. (2008). Further psychometric testing of the Home Healthcare Nurse Job Satisfaction Scale. Research in Nursing & Health, 31: 152–164. Fagerstrom, L., Rainio, A.-K., Rauhala, A. ,& Nojonen, K. (2000a). Professional assessment of optimal nursing care intensity level a new method for resource allocation as an alternative to classical time studies. Scandinavian Journal of Caring Sciences, 14, 97-104. Fagerström, L.,& Glasberg, A.-L. (2011). The first evaluation of the advanced practice nurse role in Finland - the perspective of nurse leaders. Journal of Nursing Management, 19:925-932. Faris, J.A., Douglas, M.K., Maples, D.C., Berg, L.R., & Thrailkill, A. (2010). Job satisfaction of advanced practice nurses in the Veterans Health Administration. Journal of the American Academy of Nurse Practitioners , 22: 35–44. Finn, C.P. (2001). Autonomy: an important component for nurses’ job satisfaction. International Journal of Nursing Studies , 38: 349–357. Flanigan, T.S., McFarlane, E.,& Cook, S. (2008). Conducting survey research among physicians and other medical professionals – A review of current literature. 68 Opgeroepen op November 3th, 2013, van website van amstat: http://www.amstat.org/sections/srms/proceedings/y2008/files/flanigan.pdf Fletcher, C.E., Baker, S.J., Copeland, L.A., Reeves, P.J., & Lowery J.C. (2007). Nurse practitioners’ and physicians’ views of NPs as providers of primary care to veterans. Journal of Nursing Scholarship, 39(4): 358–362. Fontaine, B.R., Speedie, S., Abelson, D.,& Wold, C. (2000). A work-sampling tool to measure the effect of electronic medical record implementation on health care workers. Journal of Ambulatory Care Management, 23(1): 71-85. Frilund, M.,& Fagerstrom, L. (2009). Managing the optimal workload by the PAONCIL method - a challenge for nursing leadership in care of older people. Journal of Nursing Management, 17, 426-434. Furaker, C. (2009). Nurses’ everyday activities in hospital care. Journal of nursing management, 17:269-277. Geneau, R., Lehoux, P., Pineault, R., & Lamarche, P. (2008). Understanding the work of general practitioners: a social science perspective on the context of medical decision making in primary care. BioMed Central, 9:12 doi:10.1186/1471-22969-12. Gosden, T., Forland, F., Kristiansen, I.S., Sutton, M., Leese, B., Giuffrida, A., Sergison, M.,& Pedersen, L. (2000). Capitation, salary, fee-for-service and mixed systems of payment: effects on the behaviour of primary care physicians. Cochrane Database Syst Review, (3):Art. No.: CD002215. DOI: 10.1002/14651858. Gottschalk, A., & Flocke, S.A. (2005). Time spent in face-to-face patient care and work outside the examination room. Annals of Family Medecine, 3:488-493. Götz, K., Broge, B., Willms, S., Joos, S., & Szecsenyi, J. (2010). Job satisfaction of general practitioners. Medizische Klinik, 105:767–71. Grady, D., Macer, J., Kristof, M., Shen, H., Tagliaferri, M.,& Creasman, J. (2009). Is a shorter hot flash diary just as good as a 7-day diary? Menopause, 16(5), 932936. Grava-Gubins, I.,& Scott, S. (2008). Effects of various methodologic strategies. Canadian Family Physician, 54:1424-30. Groenewegen, P.P., & Hutten, J.B.F. (1995). The influence of supply-related characteristics on general practioners' workload. Social Science and Medecine, 40(3): 349-358. Hansson, A., Friberg, F., Segesten, K., Gedda, B., & Mattsson, B. (2008). Two sides of the coin – General Practitioners’ experience of working in multidisciplinary teams. Journal of Interprofessional Care, 22(1): 5 – 16. 69 Hesse, E. (2008). Gezondheidsenquête 2008 : Contacten met paramedische zorgverstrekkers. Opgeroepen op Oktober 17, 2012, van Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid: https://www.wivisp.be/epidemio/EPINL/CROSPNL/HISNL/his08nl/r3/6_contactenparamedische zorgverstrekkers_oh_report3_nl.pdf Holloway, I. &. (2010). Qualitative research in nursing and healthcare. West-Sussex, UK: Wiley-Blackwell. Iliopoulou, K.K., & While, A.E. (2010). Professional autonomy and job satisfaction: survey of critical care nurses in mainland Greece. Journal of Advanced Nursing , 66(11): 2520–2531. Instituut voor Functieclassificatie (if-ic). (2012). loonstudie 2011-2012 wijkgezondheidscentra-maisons médicales. Opgeroepen op november 10, 2013, van Instituut voor Functieclassificatie: http://www.ific.org/loonstudies/wijkgezondheidscentra/ Jacobs, M. (2007, Augustus). Impact van de vergrijzing op het tekort aan verpleegkundigen. Arbeidsmigratie : een oplossing ? . Antwerpen, Antwerpen, België. Jenkins-Clarke, S, Carr-Hill, R., & Dixon, P. (1998). Teams and seams: skill mix in primary care. Journal of Advanced Nursing, 28(5): 1120-1126. Jenkins-Clarke, S., & Carr-Hill, R. . (2001). Changes, challenges and choices for the primary health care workforce: looking to the future. Journal of Advanced Nursing , 34(6): 842-849. Johnson, M., & Goyder, E. (2005). Changing roles, changing responsibilities and changing relationships: an exploration of the impact of a new model for delivering integrated diabetes care in general practice. Quality in Primary Care , 13:85–90. Kaaij, H. (1998). Werkdruk en werkstress. In H. Kaaij, & F. de Kruif, Werkdruk en werkstress (pp. 15-17). Alphen aan den Rijn: Samson. Kacel, B., Miller, M., & Norris, D. (2005). Measurement of nurse practitioner job satisfaction in a Midwestern State. Journal of the American Academy of nurse practitioners, 17(1): 27-32. Konorti, E. (2012). Give ratio-delay a chance : tried and true IE tools like work sampling should not be forgotten. Industrial Engineer, 24-39. Kroezen, M., Francke, A.L., Groenewegen, P., & van Dijk, L. (2012). Nurse prescribing of medicines in Western European and Anglo-Saxon countries: A survey on forces, conditions and jurisdictional control. International Journal of Nursing Studies, 49:1002–1012. 70 Kroezen, M., van Dijk, L., Groenewegen, P.P.,& Francke, A.L. (2011). Nurse prescribing of medecines in Western European and Anglo-Saxan countries: a systematic review of the literature. BMC Health Service Research, 11:127. Landeweerd, J. A., Boumans, N. P. G, & Nissen, J.M.J.F. (2006). De Maastrichtse Arbeidssatisfactie Schaal voor de Gezondheidszorg (MAS-GZ). RUL: Divisie Arbeid en Gezondheid, Instituut Health, Faculteit der Gezondheidswetenschappen. Laurant, M., Hermens, R., Braspenning,J., Sibbald, B.,& Grol, R. . (2004). Impact of nurse practitioners on workload of general practitioners:randomised controlled trial . BMJ, 328:927. Lee, L.-C., Yang, K.-P., & Chen, T.-Y. (2000). A quasi-experimental study on a quality circle program in a Taiwanese hospital. Internal Journal for Quality in Health Care, 12(5): 413-418. Lorant, V., Geerts, C., D'Hoore, W., Sauwens, D., Remmen, R., Peremans, L....Paulus, D. (2008). Huisartsgeneeskunde: aantrekkingskracht en beroepstrouw bevorderen. Brussel: Health Services Research (HSR). Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). KCE reports 90A. Lu, H., While, A.E. & Barriball, K.L. (2007). A model of job satisfaction of nurses: a reflection of nurses’ working lives in Mainland China. Journal of Advanced Nursing, 58(5): 468–479. Misener, D.R., & Cox, D.L. (2001). Development of the Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale. Journal of Nursing Measurement, 9(1):91-108. Molinari, D.L., Monserud, M.A. (2008, December 3). Rural nurse job satisfaction. Opgeroepen op Oktober 22, 2012, van The International Electronic Journal of Rural and Remote Health Research, Education, Practice and Policy: http://www.rrh.org.au Moth, G., Vestergaard, M., & Vedsted, P. (2012). Chronic care management in Danish general practice - a cross-sectional study of workload and multimorbidity. Biomed Central Family Practice , 13:52. Nederlandse Zorgautoriteit. (z.j.). An optimal remuneration for General Practitioners. Nederlandse Zorgautoriteit. NederlandseZorgautoriteit, N. (z.d.). An optimal remuneration for general practitioners. Nederlandse zorgautoriteit. Nuyens, Y. (11 december 2010). Meer lijn in de eerstelijn - syntheserapport. Conferentie eerstelijnsgezondheidszorg (p. 41). Antwerpen: KULeuven & UAntwerpen. 71 Oddsdottir, E.J.,& Sveinsdottir, H. (2011). The content of the work of clinical nurse specialists described by use of daily activity diaries. Journal of clinical nursing, 20, 1393-1404. OECD. (2011). OECD Factbook 2011-2012. Opgeroepen op Oktober 17, 2012, van OECD Factbook Statistics (database).: http://stats.oecd.org/BrandedView.aspx?oecd_bv_id=factbook-dataen&doi=data-00589-en Pacolet, J., Deliege, S., Artoisenet, C., Cattaert, G., Coudron, V., Leroy, X.,...Swine, C. (2004). Vergrijzing, gezondheidszorg en ouderenzorg in België. FOD Sociale Zekerheid: Directie-generaal sociaal beleid. Pink, D. (2009, Augustus). info over intrinsieke motivatoren [video file]. Opgeroepen op Maart 10, 2013, van TED Talks: http://www.ted.com/talks/dan_pink_on_motivation.html Polit, D.F., & Beck, C.T. (2010). Data collection Methods. In D. &. Polit, Essentials of Nursing Research : Appraising Evidence for Nursing Practice (pp. 338-367). Wolters Kluwer Health. Pritchard, A.,& Kendrick, D. (2001). Practice nurse and health visitor management of acute and minor illness in a general practice. Journal of Advanced Nursing, 36(4); 556-562. Prothero, M.M., Marshall, E.S., & Fosbinder, D.M. (1999 ). Implementing differentiated practice: personal values and work satisfaction among hospital staff nurses. J Nurses Staff Dev. , 15(5): 185-192. Pullon, S., McKinlay, E., & Dew, K. (2009). Primary health care in New Zealand: the impact of organisational factors on teamwork. British Journal of General Practice, 59: 191–197. Rachid, D. (2010). Benefits and limitations of nurses taking on aspects of the clinical role of doctors in primary care : integrative literature review. Journal of Advanced Nursing, 66 (8), 1658-1670. Richards, A., Carley, J., Jenkins-Clarke, S., & Richards, D.A. (2000 (37)). Skill mix between nurses and doctors working in primary care-delegation or allocation: a review of the literature. International Journal of Nursing Studies , 185-197. Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (2012, januari). Informatiebrochure 2012/1 - 4e Deel - Parlementaire vragen en antwoorden. Opgeroepen op september 23, 2013, van website van het RIZIV: http://riziv.fgov.be/presentation/nl/publications/news-bulletin/20121/pdf/part04.pdf Schiestel, C. (2007). Job satisfaction among Arizona adult nurse practitioners. Journal of the American Academy of Nurse Practitioners , 19: 30–34. 72 Scott, A, & Wordsworth, S. (1998). The effects of shifts in the balance of care on general practice workload. Family Practice, 16:12-17. Stamps, P.l., Piedmont, E.B., Slavitt, D.B., & Haase, A.M. (1978). Measurement of work satisfaction among health professionals. Medical Care, 16(4): 337-352. Stanley, D. (2010). Multigenerational workforce issues and their implications for leadership in nursing. Journal of Nursing Management, 18, 846-852. Syndicaat voor Vlaamse Huisartsen. (2012). Management samenvatting : Inkomens medisch specialisten en huisartsen in Europa. Opgeroepen op november 10, 2013, van Website van Syndicaat voor Vlaamse Huisartsen: http://www.svh.be/inkomenhuisartsenineuropa.pdf Tincello, D.G., Williams, K.S., Joshi, M., Assassa, R.P.,& Abrams, K.R. (2007). Urinary diaries: a comparison of data collected for three days versus seven days. Obstetrics and Gynecology, 109(2): 277-280. Urban, E., Ose, D., Joos, S., Szecsenyi, J., & Miksch, A. (2012). Technical support and delegation to practice staff - status quo and (possible) future perspectives for primary health care in Germany. BMC Medical Informatics and Decision Making, 12:81 doi:10.1186/1472-6947-12-81. van de Rijdt-Van de Ven, A.H.J. (2005). Praktijkwijzer verwijzing en taakdelegatie. Nieuwegein: Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van Tandheelkunde. van den Berg, M.J, de Bakker, D.H., Westert, G.P., van der Zee, J., & Groenewegen, P.P. (2009). Do list size and remuneration affect GPs' decisions about how they provide consultations? BMC Health Services Research , 9:39 doi:10.1186/1472-6963-9-39. Van den Berghe, W., & Kirsch, M. . (2010). Werkdruk van de lectoren in de Vlaamse hogescholen - Syntheserapport 2010. Regeringscommissariaat van het Vlaamse Hoger Onderwijs. Van Ham, I., Verhoeven, A. A. H., Groenier, K. H., Groothoff, J.W.,& De Haan, J. (2006). Job satisfaction among general practitioners: A systematic literature review. European Journal of General Practice, 12: 174-180. Van Hecke, A. (2011). Cursus Advanced nurse practice. Ghent University, Ghent, Belgium. Vandeurzen, J. (2009). Beleidsnota 2009-2014. Beleidsnota 2009-2014 (p. 75). Brussel: Ministerie van welzijn, volksgezondheid en gezin. Verhagen, A.P., de Vet, H.C., de Bie, R.A., Kessels, A.G., Boers, M., Bouter, L.M.,& Knipschild, P.G. (1998). The Delphi list: a criteria list for quality assessment of randomized clinical trials for conducting systematic reviews developed by Delphi consensus. Journal of Clinical Epidemiology, 51(12):1235-1241. 73 Vodde, C. (2010). Een analyse van het overschakelen naar het forfaitaire betalingssysteem in een traditionele praktijk in Vlaanderen. Opgeroepen op November 22, 2013, van website van het praktijkhuis: http://websites.mijndokter.be/hetpraktijkhuis/wpcontent/uploads/sites/60/2013/04/Doc_Scriptie.pdf Vrijens, F., Renard, F., Jonckheer, P., Van Den Heede, K., Desomer, A., Van de Voorde, C.....Meeus, P. (2013). De performantie van het Belgische gezondheidssysteem - Syntheserapport 2012 (KCE rapport196As). Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg. Vrijhoef, H.J.M, Diederiks, J.P.M., Spreeuwenberg, C.,& Wolffenbuttel, B.H.R. (2001). Substitution model with central role for nurse specialist is justified in the care for stable type 2 diabetic patients. Journal of Advanced Nursing, 36 (4),546-555. Vrijhoef, H.J.M, Diederiks, J.P.M., Wesseling, G.J.J., Van Schayck, C.P.,& Spreeuwenberg, C. (2003). Undiagnosed patients and patients at risk for COPD in primary health care: early detection with the support of non-physicians. Journal of Clinical Nursing, 12: 366-373. Walsh, N., Roe, B.,& Huntington, J. (2003). Delivering a different kind of primary care? Nurses working in personal medical service pilots. Journal of Clinical Nursing, 12:333-340. Welling, B.J.M., Hutten, J.B.F., & Francke, A.L. (2002). Opzet van het panel verpleegkundigen en verzorgenden : haalbaarheidsstudie. Utrecht: LCVV en NIVEL. Wells, J.S.,& Norman, I.J. (2009). The ‘greying’ of Europe – Reflections on the state of nursing and nurse education in Europe. Nurse Education Today, 29, 811-815. Wiener-Ogilvie, S., Huby, G., Pinnock, H., Gillies, J., & Sheikh, A. (2008). Practice organisational characteristics can impact on compliance with the BTS/SIGN asthma guideline: Qualitative comparative case study in primary care. BMC Family Practice , 9:32 doi:10.1186/1471-2296-9-32. Willem, A., Buelens, M., & De Jonghe, Y. (2007). Impact of organizational structure on nurses’ job satisfaction: A questionnaire survey. International Journal of Nursing Studies , 44: 1011–1020. Wilson, A., Pearson, D.,& Hassey, A. (2002). Barriers to developing the nurse practitioner role in primary care - the GP perspective. Family Practice, (19): 641-646. Wilson, K., Coulon. L., & Hillege, S. (2005). Nurse Practitioners' experiences of working collaboratively with general practitioners and allied health professionals in New South Wales, Australia. Australian Journal of Advanced Nursing, (23):22-27. World Health Organisation (WHO). (2011). NCD Country Profiles. WHO. 74 World Health Organisation (WHO). (2012). World Health Statistics. WHO. World Health Organisation-Department of Health System Financing. (2007). Provider Payments and Cost-containment: lessons from OECD countries. WHO. Yamashita, M., Takase, M., Wakabayshi, C., Kuroda, K., & Owatari, N. (2009). Work satisfaction of Japanese public health nurses: Assessing validity and reliability of a scale. Nursing and Health Sciences , 11: 417–421. Zorgnet Vlaanderen. (2011). Functiedifferentiatie en functieclassificatie in de verpleegkundige beroepsbeoefening: Voorstellen tot actualisatie van de zorgorganisatie. Brussel: auteur. 75 BIJLAGEN Bijlage 1: Internetenquête Bijlage 2: Uitleg onderzoek en toestemmingsverklaring Bijlage 3: Registratie-instrument voor het bepalen van de jobinhoud per activiteitenniveau Bijlage 4: PAONCIL-instrument Bijlage 5: Index of Work Satisfaction versie artsen eerstelijnsgezondheidszorg Bijlage 6: Index of Work Satisfaction versie verpleegkundigen eerstelijnsgezondheidszorg Bijlage 7: Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de gezondheidszorg Bijlage 8: Vragenlijst demografische gegevens Bijlage 9: Vragenlijst bevraging praktijken Bijlage 10: Gebruikte cijfercodes jobinhoud Bijlage 11: Bijkomend informatiedocument zorgvragers 76 Bijlage 1: Internetenquête Geachte dokter, geachte heer, mevrouw, Onze gezondheidszorg is in verandering…De eerstelijnsgezondheidszorg wordt een alsmaar belangrijkere schakel in ons Belgisch gezondheidssysteem. Er wordt alsmaar meer en complexere zorg verwacht van eerstelijnshulpverleners. Taakdelegatie in de eerste lijn wordt gezien als een mogelijke deeloplossing voor het toenemende werk. In het kader van een masterproef met als titel „taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige bij chronische aandoeningen in de eerstelijnsgezondheidszorg : invloed op werklast en jobtevredenheid’ willen we nagaan in welke mate taakdelegatie reeds aanwezig is tussen de huisarts en verpleegkundige(n) werkend in een huisartsenpraktijk of eerstelijnscentrum. Alhoewel een onmisbare component binnen de eerste lijn, gaat het binnen het kader van deze masterproef niet om de thuiszorg, maar wel degelijk om de huisartsenpraktijken/gezondheidscentra. We hopen dat we u en uw praktijk kunnen motiveren om aan dit onderzoek mee te werken. We zijn ervan overtuigd dat dit onderzoek, dat kadert in een doctoraatstudie, betekenisvolle informatie aan het licht kan brengen voor de verdere uitbouw van onze eerstelijnsgezondheidszorg. Uw deelname is echter volkomen vrijwillig en al of niet deelnemen aan deze enquête zal de werkrelatie met onze dienst niet beïnvloeden. Binnen dit kader zou ik u willen vragen om deze korte vragenlijst in te vullen. U kan deelnemen door de link aan te klikken die hieronder aangegeven staat. Wij nemen aan dat u door deelname aan deze enquête uw consent geeft. Dit is gewoon om de administratieve werkmassa te verkleinen. Er worden in totaal ….vragen gesteld. Elke vraag staat op 1 pagina. U kan pas doorklikken naar de volgende vraag wanneer u een vraag hebt beantwoord. Mocht u problemen ondervinden bij het invullen van de vragenlijst, kan u altijd volgende personen contacteren : Mevr. Nadia Van Camp (masterstudente) Tel : 0484/952 592 [email protected] Of Mevr. Janneke Ronse (co-promotor Masterproef) Tel : 09/ 332 02 10 [email protected] U kan uiteraard rekenen op een discrete verwerking van de gegevens. Alvast bedankt voor uw bereidwillige medewerking. 1 In welk jaar werd de praktijk opgericht? …………………………….. Hoeveel personen heeft de praktijk in dienst ? Hoeveel daarvan zijn Full Time Equivalenten (FTE) arts verpleegkundige administratief medewerker diëtist(e) kinesist(e) andere:…………………….. andere : ………………….. Tot welke huisartsenkring behoort de praktijk ? ……………………………….. Is de praktijk gelegen : in een stad in de stadsrand in een dorp andere :…………………………………………….. Hoeveel patiënten heeft de praktijk in zijn databestand ? ……………………… Hoeveel patiënten met recht op een verhoogde tegemoetkoming heeft de praktijk in het databestand?................................ Welk systeem van betaling gebruikt de praktijk : betaling per prestatie forfaitaire betaling gemengd betalingssysteem andere: ………………………………………. In welk jaar startte de eerste verpleegkundige in de praktijk ? …………… 2 Welke taken neemt de verpleegkundige(n) in de praktijk op zich ? Van het moment u op 1 van de beschreven taken affirmatief kan antwoorden, mag u ‘ja’ aanduiden Administratieve/logistieke taken ja/neen Zoals o.a. : patiënten verwelkomen, telefoon beantwoorden, dossiers invullen, afspraken maken, gemaakte voorschriften afleveren aan patiënten, dokterslokaal opruimen, materiaal klaarzetten, stockbeheer, bestellingen doen,… Medisch –verpleegtechnische taken ja/neen Zoals o.a. : parameters nemen, allergietesten, bloedafname, staalafname, hechtingen verwijderen, wondzorg, EKG-afname, vaccins toedienen, cerumen verwijderen, cryotherapie Zelfstandig consultaties uitvoeren ja/neen zoals : patiënteneducatie- en voorlichting geven, zelfstandige consultatie voor opvolging van chronische aandoeningen, andere zelfstandige consultatie (preventieconsult, COPD consult, opvolging patiënten met antistollingstherapie,…) Andere taken ja/neen (specifieer) ……………………………………………………… In een verder stadium van het onderzoek willen we nagaan in welke mate de eventuele taakdelegatie een invloed heeft op de jobtevredenheid van zowel arts als verpleegkundige, en in welke mate de eventuele taakdelegatie invloed heeft op de werklast van zowel arts als verpleegkundige. Zou u geïnteresseerd zijn om verder geïnformeerd te worden over dit onderzoek (het vragen om geïnformeerd te worden houdt geenszins een verplichting tot deelname aan het onderzoek in)? ja/neen 3 Wie zal in dat geval optreden als contactpersoon ? Naam: ………………………………………… Telefoonnummer : …………………………… Mailadres : ……………………………………. Zou u en uw groepspraktijk aan verder onderzoek willen meewerken omtrent taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige(n) ? ja/neen Als u toestemt voor dit onderzoek, kan u uw toestemming steeds herroepen. U heeft het recht te weigeren om deel te nemen aan ons onderzoek. Indien uw toestemming tot onderzoek niet wordt gegeven of wordt herroepen, zal dit uiteraard geen invloed hebben op de kwaliteit van de onderzoeker-deelnemer relatie. 4 Bijlage 2a: Uitleg onderzoek en toestemmingsverklaring voor artsen en verpleegkundigen INFORMATIE VOOR DE DEELNEMER Studietitel De invloed van taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige eerstelijnsgezondheidszorg op de werklast, jobinhoud en jobtevredenheid. in de Beschrijving en doel van de studie Door demografische veranderingen (vergrijzing van de bevolking), evoluties in de morbiditeit (toename chronische ziekten en geestelijke ongezondheid), het toenemend belang van sociale determinanten en het tekort aan bepaalde hulpverleners, ziet de overheid zich verplicht ons gezondheidszorgsysteem anders te gaan organiseren en aan te passen. Volgens een rapport van de Wereld Gezondheid Organisatie (WGO) van 2008, “Primary Health Care, now more than ever” moet de eerstelijnsgezondheidszorg een meer centrale rol opnemen binnen de totale gezondheidszorg. Taakdelegatie en optimaal gebruik maken van de competenties en kennis van de artsen en verpleegkundigen zouden er kunnen toe bijdragen dat we beter voorbereid zijn op de uitdagingen van morgen. In deze masterproef willen we nagaan wat de invloed is van taakdelegatie op de werklast en jobtevredenheid bij artsen en verpleegkundigen werkend in groepspraktijken. Hiervoor willen we een bevraging doen in de groepspraktijken die reeds met verpleegkundigen werken. We willen ook een observatie doen in dezelfde groepspraktijken om onze data te vervolledigen. Onze steekproef zal bestaan uit artsen en verpleegkundigen werkzaam in groepspraktijken in de provincie Oost-Vlaanderen. Deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan het UZ Gent en wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen voor de goede klinische praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van Helsinki opgesteld ter bescherming van mensen deelnemend aan klinische studies. In geen geval dient u de goedkeuring door de commissie voor medische ethiek te beschouwen als een aanzet tot deelname aan deze studie. Alle studies worden uitgevoerd onder toezicht van Prof. dr. A. Van Hecke. Toestemming en weigering Met bijgevoegd document willen we uw toestemming vragen voor deze studie. U bent dus niet verplicht om aan deze studie deel te nemen. Als u toestemt, wordt u gevraagd het toestemmingsformulier te tekenen en bijgevoegde vragenlijst in te vullen. U heeft het recht te 1 weigeren om deel te nemen aan ons onderzoek. Indien uw toestemming tot onderzoek niet wordt gegeven of wordt herroepen, zal dit uiteraard geen invloed hebben op de kwaliteit van de onderzoeker-deelnemer relatie. Voordelen De studies bieden geen medisch of ander voordeel voor uzelf, maar de bekomen resultaten kunnen leiden tot nieuwe inzichten in de eerstelijnsgezondheidszorg. Kosten Uw deelname aan de studie brengt geen bijkomende kosten mee voor u, maar biedt ook geen financieel voordeel. Vertrouwelijkheid Uit de resultaten van ons onderzoek kunnen op geen enkele manier individuen worden geïdentificeerd. In overeenstemming met de Belgische wet van 8 december 1992 en de Belgische wet van 22 augustus 2002, zal uw persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd. Als de resultaten van de studie worden gepubliceerd, zal uw anonimiteit aldus verzekerd zijn. Het zal dus niet mogelijk zijn om te achterhalen wie welke vragenlijst heeft ingevuld. Contactpersonen Nadia Van Camp Smid Lambrechtstraat 55 9406 Outer, België GSM : + 32 (0) 484 952 592 Mail : [email protected] Janneke Ronse (co-promotor) Prof. dr. Ann Van Hecke (promotor) UZ – 2 Blok A, De Pintelaan 185 UZ – 2 Blok A, De Pintelaan 185 9000 Gent, België 9000 Gent, België Tel: +32 (0) 9 332 02 10 Tel: +32 (0) 9 332 36 29 GSM: +32 (0) 472 75 32 80 Fax: +32 (0) 9 332 49 94 Fax: +32 (0) 9 332 49 94 Mail: [email protected] Mail: [email protected] 2 Toestemmingsverklaring (exemplaar voor de deelnemer) Tussen de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, 9000 Gent enerzijds, en De deelnemer ……………………………………………………………………………………… Anderzijds, werd het volgende overeengekomen : De deelnemer stemt erin toe : Om bijgevoegde vragenlijst in te vullen, waarbij de gegevens op anonieme wijze zullen worden geanalyseerd en dat hierrond zal worden gepubliceerd in medische bladen. Dat de onderzoeker naar de groepspraktijk komt observeren met als doel de data te vervolledigen. Gelezen en goedgekeurd, Datum : …………………… Deelnemer………………………………………………………………………………………… (Naam en handtekening) Onderzoeker:……………………………………………………………………………………… (Handtekening onderzoeker) 3 Toestemmingsverklaring (exemplaar voor de onderzoeker) Tussen de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, 9000 Gent enerzijds, en De deelnemer ……………………………………………………………………………………… Anderzijds, werd het volgende overeengekomen : De deelnemer stemt erin toe : Om bijgevoegde vragenlijst in te vullen, waarbij de gegevens op anonieme wijze zullen worden geanalyseerd en dat hierrond zal worden gepubliceerd in medische bladen. Dat de onderzoeker naar de groepspraktijk komt observeren met als doel de data te vervolledigen. Gelezen en goedgekeurd, Datum : …………………… Deelnemer………………………………………………………………………………………… ……. (Naam en handtekening) …………………………………………………………………………………………………… …….. (Handtekening onderzoeker) 4 Bijlage 2b: Uitleg onderzoek en toestemmingsverklaring voor zorgvragers-patiënten INFORMATIE VOOR DE ZORGVRAGER/PATIËNT Studietitel De invloed van taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige eerstelijnsgezondheidszorg op de werklast, jobinhoud en jobtevredenheid. in de Beschrijving en doel van de studie Door demografische veranderingen (vergrijzing van de bevolking), evoluties in de morbiditeit (toename chronische ziekten en geestelijke ongezondheid), het toenemend belang van sociale determinanten en het tekort aan bepaalde hulpverleners, ziet de overheid zich verplicht ons gezondheidszorgsysteem anders te gaan organiseren en aan te passen. Volgens een rapport van de Wereld Gezondheid Organisatie (WGO) van 2008, “Primary Health Care, now more than ever” moet de eerstelijnsgezondheidszorg een meer centrale rol opnemen binnen de totale gezondheidszorg. Taakdelegatie en optimaal gebruik maken van de competenties en kennis van de artsen en verpleegkundigen zouden er kunnen toe bijdragen dat we beter voorbereid zijn op de uitdagingen van morgen. In deze masterproef willen we nagaan wat de invloed is van taakdelegatie op de werklast en jobtevredenheid bij artsen en verpleegkundigen werkend in groepspraktijken. Hiervoor willen we een bevraging doen bij artsen en verpleegkundigen, en dit in de groepspraktijken die reeds met verpleegkundigen werken. We willen ook een observatie doen in dezelfde groepspraktijken om onze data te vervolledigen. Onze steekproef zal bestaan uit artsen en verpleegkundigen werkzaam in groepspraktijken in de provincie Oost-Vlaanderen. Om wettelijk en ethisch in orde te zijn, moet u als zorgvrager/patiënt uw toestemming geven dat onze aanwezigheid door u aanvaard wordt tijdens de consulatie bij uw arts of verpleegkundige. Deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan het UZ Gent en wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen voor de goede klinische praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van Helsinki opgesteld ter bescherming van mensen deelnemend aan klinische studies. In geen geval dient u de goedkeuring door de commissie voor medische ethiek te beschouwen als een aanzet tot deelname aan deze studie. Alle studies worden uitgevoerd onder toezicht van Prof. dr. A. Van Hecke. Toestemming en weigering 5 Met bijgevoegd document willen we uw toestemming vragen voor deze studie. U bent dus niet verplicht om aan deze studie deel te nemen. Als u toestemt, wordt u gevraagd het toestemmingsformulier te tekenen. U heeft het recht te weigeren om deel te nemen aan ons onderzoek. Indien uw toestemming tot onderzoek niet wordt gegeven of wordt herroepen, zal dit uiteraard geen invloed hebben op de kwaliteit van de onderzoeker-deelnemer relatie. Voordelen De studies bieden geen medisch of ander voordeel voor uzelf, maar de bekomen resultaten kunnen leiden tot nieuwe inzichten in de eerstelijnsgezondheidszorg. Kosten Uw deelname aan de studie brengt geen bijkomende kosten mee voor u, maar biedt ook geen financieel voordeel. Vertrouwelijkheid Uit de resultaten van ons onderzoek kunnen op geen enkele manier individuen worden geïdentificeerd. In overeenstemming met de Belgische wet van 8 december 1992 en de Belgische wet van 22 augustus 2002, zal uw persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd. Als de resultaten van de studie worden gepubliceerd, zal uw anonimiteit aldus verzekerd zijn. Contactpersonen Nadia Van Camp Smid Lambrechtstraat 55 9406 Outer, België GSM : + 32 (0) 484 952 592 Mail : [email protected] Janneke Ronse (co-promotor) Prof. dr. Ann Van Hecke (promotor) UZ – 2 Blok A, De Pintelaan 185 UZ – 2 Blok A, De Pintelaan 185 9000 Gent, België 9000 Gent, België Tel: +32 (0) 9 332 02 10 Tel: +32 (0) 9 332 36 29 GSM: +32 (0) 472 75 32 80 Fax: +32 (0) 9 332 49 94 Fax: +32 (0) 9 332 49 94 Mail: [email protected] Mail: [email protected] 6 Toestemmingsverklaring (exemplaar voor de deelnemer) Tussen de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, 9000 Gent enerzijds, en De deelnemer ……………………………………………………………………………………… Anderzijds, werd het volgende overeengekomen : De deelnemer stemt erin toe : dat de onderzoeker uw consultatie bij de arts of verpleegkundige observeert. Gelezen en goedgekeurd, Datum : …………………… Deelnemer………………………………………………………………………………………… (Naam en handtekening) …………………………………………………………………………………………………… (Handtekening onderzoeker) 7 Toestemmingsverklaring (exemplaar voor de onderzoeker) Tussen de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, 9000 Gent enerzijds, en De deelnemer ……………………………………………………………………………………… Anderzijds, werd het volgende overeengekomen : De deelnemer stemt erin toe : dat de onderzoeker uw consultatie bij de arts of verpleegkundige observeert. Gelezen en goedgekeurd, Datum : …………………… Deelnemer………………………………………………………………………………………… (Naam en handtekening) …………………………………………………………………………………………………… (Handtekening onderzoeker) 8 Bijlage 3: Registratie-instrument voor het bepalen van de jobinhoud per activiteitenniveau Scherm 1 Scherm 2 Pt in Dr/VPK in gesprek met pt consultatieruimte (zittend aan bureau) met Dr/VPK Scherm 3 Scherm 4 Pt aan het woord (anamnese, ) Dr/VPK aan het woord (educatie, counseling, bespreking onderzoeksresultaten…) Dr/VPK legt gebruik 24h Bdmonitoring uit Dr/VPK legt medicatiegebruik uit andere Dr/VPK onderzoekt pt Dr/VPK neemt parameters Dr/VPK neemt BD Dr/VPK neemt temperatuur Dr/VPK neemt pols Dr/ VPK meet/weegt pt andere Dr/VPK voert klinisch onderzoek uit Dr/VPK ausculteert pt Dr/VPK palpeert pt Dr/ VPK onderzoekt heup/been/knie/voet dmv beweging Dr/VPK palpeert keel/hals van pt Dr/VPK onderzoekt oor/keel/neus dmv laryngoscoop Dr/VPK bekijkt/beoordeelt huidabnormaliteit / wonde Dr/ VPK voert monofilamenttest uit 1 Dr/VPK voert PPA uit andere Dr/VPK voert medische/verpleegkundige handeling uit bij pt Dr/VPK doet bloedafname Dr/VPK neemt ECG af Dr/VPK doet cryotherapie Dr/VPK verwijdert cerumen Dr/VPK doet wondzorg Dr/VPK legt verband/gips aan Dr/VPK geeft injectie Dr/VPK voert mineure chirurgie uit onder lokale verdoving Dr/VPK verwijdert hechtingen Dr/ VPK voert gyneacologisch onderzoek uit/neemt uitstrijkje Dr/VPK reanimeert pt Dr/VPK brengt hechtingen aan andere Dr/VPK voert medische test uit Dr/VPK onderzoekt urine Dr/VPK voert spirometrie uit andere Dr/VPK voert administratieve taak uit Dr/VPK telefoneert Dr/VPK schrijft voorschrift/medisch dossier 2 Dr/VPK voert gegevens in in computerbestand Dr/ VPK controleert gegevens in computerbestand andere Geen Pt in Overleg consultatieruimte met Dr/VPK Overleg met collega -arts Overleg met collega -verpleegkundige Overleg met andere andere Telefoongesprek Administratie Geen Dr/VPK in Pt is alleen in consultatieruimte consultatieruimte Niemand in consultatieruimte Andere Opzoeken medische literatuur privé-tijd 3 Bijlage 4: PAONCIL-instrument Kunt u aan de hand van de onderstaande schaal, uw werklast binnen uw huidige shift evalueren ? Als "-3" staat voor een heel lage werklast en "+3" voor een zeer hoge werklast, kunt u dan aangeven waar uw werklast zich op de schaal bevindt? Kruis aan op de figuur, en omcirkel daarna het overeenkomstige vakje onderaan. -2,75 -3 -2,25 - 2,5 - 2,0 heel laag laag ernstig verhoogd - 1,75 - 1,25 - 1,5 - 0,75 -1 -0,25 - 0,5 weinig verlaagd 0,25 0 optimaal 0,75 0,5 1,25 1 1,75 1,5 weinig verhoogd 2,25 2 2,75 2,5 3 verhoogd Afbeelding. De evaluatieschaal van de subjectieve werklast – de PAONCIL-schaal Fagerström L. & Rainio A., (1999) 1 Bijlage 5: Index of Work Satisfaction versie artsen eerstelijnsgezondheidszorg Deel 1 van de IWS Hieronder vindt u 6 definities die invloed hebben op het werktevredenheidsgevoel van werknemers. Wij willen onderzoeken welke de meest belangrijke factoren zijn. 1. Loon : Baar geld en andere loonvoordelen (maaltijdcheques) dat u krijgt voor uw geleverd werk. 2. Autonomie : De grootte van werkverbonden onafhankelijkheid, initiatief en vrijheid, dat toegestaan ofwel vereist is voor uw dagelijkse werkactiviteiten. 3. Taakvereisten : Taken of activiteiten die moeten gedaan worden als standaard deel van uw werk. 4. Organisatiebeleid : Managementbeleid en procedures waarmee de praktijk zich wil profileren en algemene administratie. 5. Interactie : Gelegenheden om zowel formele als informele sociale en professionele contacten te leggen tijdens de werkuren. 6. Professionele status : Een algemeen belang dat gevoeld wordt over uw werk, zowel in uw eigen visie als in de visie van anderen. Hieronder vindt u telkens 2 factoren in paarcombinatie. Geen enkel paar is herhaald of omgekeerd. Voor elke combinatie, beslist u welke van de 2 het meest belangrijk is voor uw werktevredenheid of moraal. Bijvoorbeeld : bij nummer 1 vindt u organisatiebeleid belangrijker dan professionele status voor uw werktevredenheid, dan zet u een kruisje voor organisatiebeleid. 1 1. ……………..Professionele status of …………………………Organisatiebeleid 2. ……………..Loon of ………………………….Taakvereisten 3. ……………..Organisatiebeleid of ………………………….Interactie 4. ……………..Taakvereisten of …………………………Organisatiebeleid 5. ……………..Professionele status of …………………………Taakvereisten 6. ……………..Loon of …………………………Autonomie 7. ……………..Professionele status of …………………………Interactie 8. ……………..Professionele status of ………………………...Autonomie 9. ……………..Interactie of ………………………..Taakvereisten 10. …………….Interactie of ………………………..Loon 11. …………….Autonomie of ………………………..Taakvereisten 12. …………….Organisatiebeleid of ………………………..Autonomie 13. …………….Loon of ……………………….Professionele status 14. …………….Interactie of ……………………….Autonomie 15. …………….Organisatiebeleid of ………………………Loon 2 Deel 2 Het volgende deel bestaat uit een aantal beweringen over hoe tevreden u bent met uw huidig medisch werk. Duid met een cirkel het nummer aan dat het best weergeeft hoe u zich voelt bij elke bewering. Betekenis van de codes : 1 = ik ben het sterk eens met deze bewering 2 = ik ben het eens met deze bewering 3 = ik ben het min of meer eens met deze bewering 4 = onbeslist (gelieve dit zo weinig mogelijk te gebruiken) 5 = ik ben het min of meer oneens 6 = ik ben het oneens 7 = ik ben het sterk oneens 3 4 5 6 7 Bijlage 6: Index of Work Satisfaction versie verpleegkundigen eerstelijnsgezondheidszorg Deel 1 van de IWS Hieronder vindt u 6 definities die invloed hebben op het werktevredenheidsgevoel van werknemers. Wij willen onderzoeken welke de meest belangrijke factoren zijn. 1. Loon : Baar geld en andere loonvoordelen (maaltijdcheques) dat u krijgt voor uw geleverd werk. 2. Autonomie : De grootte van werkverbonden onafhankelijkheid, initiatief en vrijheid, dat toegestaan ofwel vereist is voor uw dagelijkse werkactiviteiten. 3. Taakvereisten : Taken of activiteiten die moeten gedaan worden als standaard deel van uw werk. 4. Organisatiebeleid : Managementbeleid en procedures waarmee de praktijk zich wil profileren en algemene administratie. 5. Interactie : Gelegenheden om zowel formele als informele sociale en professionele contacten te leggen tijdens de werkuren. 6. Professionele status : Een algemeen belang dat gevoeld wordt over uw werk, zowel in uw eigen visie als in de visie van anderen. Hieronder vindt u telkens 2 factoren in paarcombinatie. Geen enkel paar is herhaald of omgekeerd. Voor elke combinatie, beslist u welke van de 2 het meest belangrijk is voor uw werktevredenheid of moraal. Bijvoorbeeld : bij nummer 1 vindt u organisatiebeleid belangrijker dan professionele status voor uw werktevredenheid, dan zet u een kruisje voor organisatiebeleid. 1 1. ……………..Professionele status of …………………………Organisatiebeleid 2. ……………..Loon of ………………………….Taakvereisten 3. ……………..Organisatiebeleid of ………………………….Interactie 4. ……………..Taakvereisten of …………………………Organisatiebeleid 5. ……………..Professionele status of …………………………Taakvereisten 6. ……………..Loon of …………………………Autonomie 7. ……………..Professionele status of …………………………Interactie 8. ……………..Professionele status of ………………………...Autonomie 9. ……………..Interactie of ………………………..Taakvereisten 10. …………….Interactie of ………………………..Loon 11. …………….Autonomie of ………………………..Taakvereisten 12. …………….Organisatiebeleid of ………………………..Autonomie 13. …………….Loon of ……………………….Professionele status 14. …………….Interactie of ……………………….Autonomie 15. …………….Organisatiebeleid of ………………………Loon 2 3 4 5 6 7 Bijlage 7: Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de gezondheidszorg 1 Bijlage 8: Vragenlijst demografische gegevens Geslacht : M V Leeftijd : ………………….jaar Tewerkstellingspercentage : …………….% Hoogst behaalde diploma : HBO5-diploma Bachelor Bachelor na bachelor Master Master na master PhD Jaren ervaring algemeen : ……………….jaren Jaren ervaring in deze praktijk : ………………….jaren 1 Bijlage 9: Vragenlijst bevraging praktijken In welk jaar werd de praktijk opgericht? …………………………….. Hoeveel personen heeft de praktijk in dienst ? Hoeveel daarvan zijn Full Time Equivalenten (FTE) arts verpleegkundige administratief medewerker diëtist(e) kinesist(e) andere:…………………….. andere : ………………….. Tot welke huisartsenkring behoort de praktijk ? ……………………………….. Is de praktijk gelegen : in een stad in de stadsrand in een dorp andere :…………………………………………….. Hoeveel patiënten heeft de praktijk in zijn databestand ? ……………………… Hoeveel patiënten met recht op een verhoogde tegemoetkoming heeft de praktijk in het databestand?................................ Welk systeem van betaling gebruikt de praktijk : betaling per prestatie forfaitaire betaling gemengd betalingssysteem andere: ………………………………………. 1 In welk jaar startte de eerste verpleegkundige in de praktijk ? …………… Welke taken neemt de verpleegkundige(n) in de praktijk op zich ? Van het moment u op 1 van de beschreven taken affirmatief kan antwoorden, mag u ‘ja’ aanduiden Administratieve/logistieke taken ja/neen Zoals o.a. : patiënten verwelkomen, telefoon beantwoorden, dossiers invullen, afspraken maken, gemaakte voorschriften afleveren aan patiënten, dokterslokaal opruimen, materiaal klaarzetten, stockbeheer, bestellingen doen,… Medisch –verpleegtechnische taken ja/neen Zoals o.a. : parameters nemen, allergietesten, bloedafname, staalafname, hechtingen verwijderen, wondzorg, EKG-afname, vaccins toedienen, cerumen verwijderen, cryotherapie Zelfstandig consultaties uitvoeren ja/neen zoals : patiënten educatie- en voorlichting geven, zelfstandige consultatie voor opvolging van chronische aandoeningen, andere zelfstandige consultatie (preventieconsult, COPD consult, opvolging patiënten met antistollingstherapie,…) Andere taken ja/neen (specifieer) ……………………………………………………… Bedankt voor de deelname ! 2 Bijlage 10: Gebruikte cijfercodes jobinhoud Scherm1 : Activniv1 Artsen gn registratie pt bij dr gn pt bij dr dr onderweg 1000 2000 3000 4000 VPK geen registratie pt bij vpk gn pt bij vpk vpk onderweg 5000 6000 7000 8000 Scherm2 : Activniv2 in gesprek met pt onderzoeken pt uitvoeren Vptechnische/medische handeling 2100 2200 2300 in gesprek met pt onderzoeken pt uitvoeren Vptechnische/medische handeling 6100 6200 6300 uivoeren medische test administratie patiënt aanwezig andere overleg administratie zonder pt telefoongesprek zonder pt niemand in consultatieruimte patiënt alleen in consultatieruimte 2500 2600 2700 3100 3200 3300 3400 3500 uivoeren medische test administratie patiënt aanwezig andere overleg administratie zonder pt telefoongesprek zonder pt niemand in consultatieruimte patiënt alleen in consultatieruimte 6500 6600 6700 7100 7200 7300 7400 7500 2110 2120 2130 2210 2220 2310 2320 2330 2340 2350 2360 2370 2380 2390 2410 2420 pt aan het woord vpk aan het woord anamnese nemen parameters uitvoeren klinisch onderzoek bloedafname afname ECG cryotherapie verwijderen cerumen wondzorg aanleggen verband/gips geven injectie uitvoeren mineure chirurgie verwijderen hechtingen aanbrengen hechtingen uitvoeren gyneacologisch onderzoek reanimatie verwijderen object uit oog 6110 6120 6130 6210 6220 6310 6320 6330 6340 6350 6360 6370 6380 6390 6410 6420 Scherm3 : Activniv3 pt aan het woord dr aan het woord anamnese nemen parameters uitvoeren klinisch onderzoek bloedafname afname ECG cryotherapie verwijderen cerumen wondzorg aanleggen verband/gips geven injectie uitvoeren mineure chirurgie verwijderen hechtingen aanbrengen hechtingen uitvoeren gyneacologisch onderzoek reanimatie verwijderen object uit oog 2430 2440 6430 6440 1 afschrapen veruces klaarzetten medicatie afname stoelgangstaal onderzoek urine spirometrie telefoneren patiënt aanwezig schrijven voorschrift invoeren gegevens medisch dossier PC controle gegevens medisch dossier PC betaling meegeven info(folder) pt uitvoeren hygiënische zorgen bekijken uitslagen OZ aankleden pt overleg collega-arts overleg collega-vpk overleg andere Scherm4 : activniv4 uitleggen 24-uursmonitoring uitleggen medicatiegebruik medische info geven andere nemen bloeddruk nemen temperatuur nemen pols wegen/meten andere auscultatie palpatie onderzoek dmv beweging bekijken neus/keel/oor met otolaryngoscoop bekijken wonde/huid uitvoeren monofilamenttest uitvoeren ppa 2450 2460 2470 2510 2520 2610 2620 2630 2640 2650 2660 2710 2720 2730 3110 3120 3130 2121 2122 2123 2124 2211 2212 2213 2214 2215 2221 2222 2223 2224 2225 2226 2227 afschrapen veruces klaarzetten medicatie afname stoelgangstaal onderzoek urine spirometrie telefoneren patiënt aanwezig schrijven voorschrift invoeren gegevens medisch dossier PC controle gegevens medisch dossier PC betaling meegeven infofolder pt uitvoeren hygiënische zorgen bekijken uitslagen OZ aankleden pt overleg collega-arts overleg collega-vpk overleg andere 6450 6460 6470 6510 6520 6610 6620 6630 uitleggen 24-uursmonitoring uitleggen medicatiegebruik medische info geven andere nemen bloeddruk nemen temperatuur nemen pols wegen/meten andere auscultatie palpatie onderzoek dmv beweging bekijken neus/keel/oor met otolaryngoscoop bekijken wonde/huid uitvoeren monofilamenttest uitvoeren ppa 6121 6122 6123 6124 6211 6212 6213 6214 6215 6221 6222 6223 6224 6640 6650 6660 6710 6720 6730 7110 7120 7130 6225 6226 6227 2 Bijlage 11a: Bijkomend informatiedocument zorgvragers wijkgezondheidscentrum Studie : De invloed van taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige op de werklast, jobinhoud en jobtevredenheid in de eerstelijnsgezondheidszorg. Beste Mijnheer, Mevrouw, Ik ben Nadia Van Camp, studente van de masteropleiding verpleegkunde aan de Universiteit van Gent. Ik zal hier in het wijkgezondheidscentrum gedurende 3 dagen observaties uitvoeren. Praktisch houdt dit in dat ik de consultatie tussen u en de arts of verpleegkundige mogelijks zal storen. Mijn onderzoek bestaat er namelijk uit dat ik om de 20 minuten bekijk waarmee de arts of verpleegkundige bezig is. Hiervoor is het nodig dat ik de deur van de consultatieruimte eventjes open doe. Ik zal u geen vragen stellen, maar als u vragen hebt in verband met mijn onderzoek, zal ik deze graag beantwoorden. U bent niet verplicht om deel te nemen aan mijn onderzoek. Indien u wel wil deelnemen, gelieve dan bijgevoegde formulieren aandachtig te lezen en het laatste blad in te vullen. Alvast bedankt voor uw interesse, Nadia Van Camp GSM : 0484/952 592 Bijlage 11b: Bijkomend informatiedocument zorgvragers dokterspraktijk Studie : De invloed van taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige op de werklast, jobinhoud en jobtevredenheid in de eerstelijnsgezondheidszorg. Beste Mijnheer, Mevrouw, Ik ben Nadia Van Camp, studente van de masteropleiding verpleegkunde aan de Universiteit van Gent. Ik zal hier in de dokterspraktijk gedurende 3 dagen observaties uitvoeren. Praktisch houdt dit in dat ik de consultatie tussen u en de arts of verpleegkundige mogelijks zal storen. Mijn onderzoek bestaat er namelijk uit dat ik ongeveer om de 15 minuten bekijk waarmee de arts of verpleegkundige bezig is. Hiervoor is het nodig dat ik de deur van de consultatieruimte eventjes open doe. Ik zal u geen vragen stellen, maar als u vragen hebt in verband met mijn onderzoek, zal ik deze graag beantwoorden. U bent niet verplicht om deel te nemen aan mijn onderzoek. Indien u wel wil deelnemen, gelieve dan bijgevoegde formulieren aandachtig te lezen en het laatste blad in te vullen. Alvast bedankt voor uw interesse, Nadia Van Camp GSM : 0484/952 592 LIJST VAN TABELLEN Tabel 1: begripsverheldering taakdelegatie/substitutie/taakherschikking/ functiedifferentiatie ....4 Tabel 2: begripsverheldering werkbelasting .................................................................................6 Tabel 3: extrinsieke en intrinsieke waarden van jobtevredenheid ................................................6 Tabel 4: zoekfilter werklast ..........................................................................................................9 Tabel 5: positief en negatief beïnvloedende factoren van taakdelegatie .....................................11 Tabel 6: vergelijking van de artikels ..........................................................................................13 Tabel 7: zoekstrategie jobtevredenheidsschaal ...........................................................................20 Tabel 8: meetinstrumenten van jobtevredenheid ........................................................................23 Tabel 9: demografische gegevens van de respondenten .............................................................41 Tabel 10: Mann-Whitney U-test voor niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden activiteiten van huisartsen per niveau van taakdelegatie ............................................................44 Tabel 11: Mann-Whitney U-test voor niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden activiteiten van verpleegkundigen per niveau van taakdelegatie ...........................................46 Tabel 12: frequentie-analyse en Mann-Whitney U-test voor het aantal patiënten geconsulteerd tijdens de observatiedagen ....................................................................................................47 Tabel 13: Mann-Whitney U-test voor de subjectieve werkbelasting van artsen en verpleegkundigen volgens niveau van taakdelegatie .............................................................48 Tabel 14: frequentie-analyse voor deel 1 van de Index of Work Satisfaction voor verpleegkundigen en huisartsen ...........................................................................................49 Tabel 15: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test voor huisartsen en verpleegkundigen samen en per niveau van taakdelegatie .......................50 Tabel 16: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test voor huisartsen en per niveau van taakdelegatie....................................................................51 Tabel 17: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test voor verpleegkundigen en per niveau van taakdelegatie .......................................................52 Tabel 18: Mann-Whitney U-test: verschil van algemene jobtevredenheid gemeten met de Index of Work Satisfaction volgens niveau van taakdelegatie ........................................................53 Tabel 19: Mann-Whitney U-test voor MAS-GZ jobtevredenheid ..............................................54 LIJST VAN FIGUREN Figuur 1: flowchart van zoekstrategie werklast en taakdelegatie……………………………..10 Figuur 2: flowchart zoekstrategie meetinstrumenten van jobtevredenheid…………………...22 Figuur 3: activiteiten van de huisartsen (procentueel) per niveau van taakdelegatie…………45 Figuur 4: patiënt gebonden en niet-patiënt gebonden activiteiten van de huisartsen…………46 Figuur 5: activiteiten van de verpleegkundigen (procentueel) per niveau van taakdelegatie...47 Figuur 6: patiënt gebonden en niet-patiënt gebonden activiteiten van de verpleegkundigen...48
© Copyright 2025 ExpyDoc