View online - Ghent University Library

UNIVERSITEIT GENT
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Academiejaar 2013-2014
Taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige in de
eerstelijnsgezondheidszorg: invloed op jobinhoud, werkbelasting en
jobtevredenheid
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van
Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde
Door Nadia Van Camp
Promotor: Prof. dr. A. Van Hecke
Co-promotor: Mevr. J. Ronse
Co-promotor: Prof. dr. D. Myny
UNIVERSITEIT GENT
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Academiejaar 2013-2014
Taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige in de
eerstelijnsgezondheidszorg: invloed op jobinhoud, werkbelasting en
jobtevredenheid
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van
Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde
Door Nadia Van Camp
Promotor: Prof. dr. A. Van Hecke
Co-promotor: Mevr. J. Ronse
Co-promotor: Prof. dr. D. Myny
ABSTRACT
Probleemstelling: In België is nog geen onderzoek gedaan over taakdelegatie tussen
huisarts en verpleegkundige in de eerstelijnsgezondheidszorg en de relatie met
jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid. In de internationale literatuur zijn de
resultaten vaak tegenstrijdig. Onderzoek spitst zich vaak toe op één van bovengenoemde
thema‟s, waardoor het moeilijk is een compleet beeld van taakdelegatie en zijn effecten
te krijgen.
Doelstelling: In deze masterproef wordt een antwoord geformuleerd op de vraag wat de
relatie is tussen de mate van taakdelegatie en de jobinhoud, werkbelasting en
jobtevredenheid van huisartsen en verpleegkundigen in Belgische groepspraktijken.
Methode: Er werd een kwantitatief cross-sectioneel onderzoek opgezet in drie
groepspraktijken met twee verschillende niveaus van taakdelegatie. Jobinhoud werd
geregistreerd door middel van multi-moment opnamen. Werkbelasting werd nagegaan
door registratie van de werkagenda‟s van huisartsen en verpleegkundigen, en door
middel van het PAONCIL-instrument. Jobtevredenheid werd nagegaan door middel van
kwantitatieve jobtevredenheidsvragenlijsten: de Index of Work Satisfaction (IWS) en de
Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de gezondheidszorg (MAS-GZ).
Resultaten: Uit dit onderzoek komt naar voor dat er een significant verschil bestaat in
direct patiëntgebonden en niet-direct patiëntgebonden activiteiten bij de artsen in de
verschillende praktijken. De subjectieve werkbelasting is significant verschillend. Het
aantal geconsulteerde patiënten is significant verschillend voor de artsen van de
verschillende groepspraktijken, evenals de interactie met collega-huisartsen.
Conclusie: De eerste resultaten van taakdelegatie binnen de eerstelijnsgezondheidszorg
werden hier naar voor gebracht. In het kader van toekomstige maatschappelijke
veranderingen, wordt verder onderzoek binnen deze materie sterk aangeraden.
Aantal woorden masterproef : 12.211 (exclusief bijlagen en bibliografie)
I
INHOUDSTABEL
Inleiding ........................................................................................................................... 1
1 Evoluties in de vraag naar zorg ............................................................................. 1
2 Evoluties in het aanbod van zorg .......................................................................... 2
3 Taakdelegatie, werklast en jobtevredenheid........................................................ 3
3.1 Begripsverheldering van taakdelegatie ..........................................................................3
3.2 Taakdelegatie in West-Europa en België ......................................................................4
3.3 Begripsverheldering van werklast ..................................................................................5
3.4 Begripsverheldering van jobtevredenheid ......................................................................6
3.5 Taakdelegatie en de relatie met werkbelasting en jobtevredenheid ..............................7
Hoofdstuk 1: Literatuuronderzoek ............................................................................... 8
1 Literatuuronderzoek naar de relatie tussen werkbelasting en taakdelegatie .. 8
1.1 Zoekstrategie .................................................................................................................8
1.2 Resultaten....................................................................................................................11
1.3 Kritische beschouwingen .............................................................................................17
2 Literatuuronderzoek naar meetinstrumenten van jobtevredenheid ............... 19
2.1 Zoekstrategie ...............................................................................................................19
2.2 Vergelijking van de verschillende instrumenten ...........................................................22
2.3 Kritische beschouwingen .............................................................................................28
Hoofdstuk 2: Methodologie ........................................................................................ 30
1 Design van de studie ............................................................................................ 30
2 Steekproef .............................................................................................................. 31
3 Gegevensverzameling .......................................................................................... 32
3.1 Jobinhoud ....................................................................................................................32
3.2 Objectieve werkbelasting .............................................................................................34
3.3 Subjectieve werkbelasting ...........................................................................................34
II
3.4 Demografische gegevens ............................................................................................37
3.5 Gegevens met betrekking tot de praktijk ......................................................................37
4 Data-analyse........................................................................................................... 37
5 Ethische beschouwingen ..................................................................................... 39
Hoofdstuk 3: Resultaten .............................................................................................. 40
1 Steekproef .............................................................................................................. 40
2 Resultaten jobinhoud ............................................................................................ 42
3 Resultaten werkbelasting ..................................................................................... 47
3.1 Resultaten objectieve werkbelasting ............................................................................47
3.2 Resultaten subjectieve werkbelasting ..........................................................................48
4 Resultaten jobtevredenheid ................................................................................. 48
4.1 Deel één van de Index of Work Satisfaction ................................................................48
4.2 Deel twee van de Index of Work Satisfaction...............................................................49
4.3 Maastrichtse arbeidssatisfactieschaal gezondheidszorg .............................................54
Hoofdstuk 4: Discussie ................................................................................................ 55
1 Bespreking van de resultaten .............................................................................. 55
1.1 Resultaten met betrekking tot jobinhoud ......................................................................55
1.2 Resultaten met betrekking tot werkbelasting ...............................................................57
1.3 Resultaten met betrekking tot jobtevredenheid ............................................................58
2 Beperkingen van het onderzoek .......................................................................... 61
3 Sterktes van het onderzoek ................................................................................. 63
Hoofdstuk 5: Conclusie ............................................................................................... 64
Hoofdstuk 6: Aanbevelingen ....................................................................................... 66
Bibliografie .................................................................................................................... 67
Bijlagen .......................................................................................................................... 76
III
VOORWOORD
Een masterproef uitwerken is geen gemakkelijke opdracht. Het vergt heel wat
creativiteit, inzet en vooral doorzettingsvermogen. Het vergt ook psychologisch veel
van de student. Zich gesteund voelen tijdens heel dit proces is dan ook uiterst
belangrijk.
Voor deze steun wil ik eerst en vooral mijn promotor, Prof. dr. Ann Van Hecke, en mijn
co-promotoren, Mevr. Janneke Ronse en Prof. dr. Dries Myny, bedanken. Zij stonden
altijd klaar om eventuele onduidelijkheden toe te lichten, uitleg te geven wanneer
gevraagd en goede tips te geven tijdens het uitwerken van de masterproef. De duidelijke
planning en heldere communicatie werden erg op prijs gesteld.
Ik wil ook graag mijn familie bedanken voor de onvoorwaardelijke steun tijdens de
afgelopen twee jaren. Zonder hun steun was dit project niet gelukt. Thierry, Vico en
Nona: jullie zijn super! Voor de logistieke steun was Annie altijd present, Caroline en
Nele zijn bedankt voor het kritisch nalezen en de tips voor de uitwerking.
Daarnaast wil ik de praktijken bedanken waar ik mijn observaties voor de masterproef
kon doen. De wijkgezondheidscentra „Kapelleberg‟ en „De Kaai‟ in Gent en de
groepspraktijk Aagem medics in Oudegem werden bereid gevonden deel te nemen. De
ontvangst overal meer dan hartelijk en ik werd ten volle gesteund.
Het is dankzij al deze mensen dat deze masterproef tot een goed einde kwam, waarvoor
nogmaals hartelijk dank.
Nadia Van Camp
December 2013
IV
INLEIDING
Het Belgische zorglandschap verandert de laatste decennia aanzienlijk. Zowel in de
vraag naar zorg als in het zorgaanbod tekenen zich een aantal evoluties af. Een aspect
dat hierbij aanleunt is taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige. In deze
inleiding wordt een kort overzicht gegeven van de maatschappelijke evoluties die
belangrijk zijn in het kader van deze masterproef, en wordt een korte introductie
gegeven over taakdelegatie.
1 EVOLUTIES IN DE VRAAG NAAR ZORG
Zoals in vele Europese landen treedt ook in België een vergrijzing van de bevolking op.
Men spreekt in België van een dubbele vergrijzing, omdat zowel de gemiddelde leeftijd
van de bevolking als het percentage ouderen stijgt. In de komende 10 jaar zal in
Vlaanderen het aantal 80-plussers met 65.000 toenemen (Degadt, 2009). Deze
demografische veranderingen zullen gepaard gaan met zowel een toenemende als een
gewijzigde zorgvraag, onder andere door de stijging van het aantal chronische
aandoeningen (Demarest, Drieskens, Gisle, Van der Heyden & Tafforeau, 2008;
Nuyens, 2010). Naarmate zorgvragers ouder worden, verhoogt de medische consumptie
en worden de huisarts en thuisverpleegkundige meer gecontacteerd (Hesse, 2008;
Pacolet et al., 2004).
Niet alleen is een kwantitatieve toename van de zorgbehoeften vast te stellen, men stelt
ook vast dat de zorgvraag complexer wordt, zowel in de acute als in de chronische zorg
(Degadt, 2009). Eerstelijnsgezondheidszorg is niet meer klassiek piramidaal
georganiseerd, maar wordt meer en meer een netwerkstructuur waarbij coördinatie en
samenwerking tussen de eerstelijnsteams en andere voorzieningen steeds belangrijker
worden (Nuyens, 2010). De zorg moet daarbij afgestemd worden op maat van de
zorgvrager, de zorg is patiëntgericht eerder dan ziektegericht (Cioffi, Wilkes,
Cummings, Warne & Harrison, 2010). De huisarts treedt op als spilfiguur in het
zorgmanagement van de chronische zorgvrager, met als belangrijke opdracht het
uitwerken en opvolgen van een zorgplan en het maken van afspraken tussen de
hulpverleners en de zorgverleners (Degadt, 2009; Nuyens, 2010).
1
2 EVOLUTIES IN HET AANBOD VAN ZORG
Door de hierboven vermelde evoluties in de vraag naar zorg, moet ook het aanbod van
zorg en het gezondheidszorgsysteem aangepast worden (De Munck et al., 2011). Dit
moet toelaten om de vergrijzing van de bevolking en de behandeling van chronische
aandoeningen ten minste deels op te vangen, en de tekorten in het gezondheidspersoneel
te overwinnen.
Internationaal wordt, sinds het World Health Rapport “Primary Health Care: Now More
Than Ever” van de WHO in 2008, en de World Health Assembly resolutie in 2009, de
eerstelijnsgezondheidszorg weer op de politieke agenda‟s gezet. Uit het regeerakkoord
van de Vlaamse regering van 2009 blijkt dat er ook een politieke wil is om de
eerstelijnsgezondheidszorg in België verder uit te bouwen (Vandeurzen, 2009).
Twee belangrijke actoren binnen de eerstelijnsgezondheidszorg zijn de huisarts en de
verpleegkundige. De positie van huisarts staat echter onder druk : in België kiest één
derde van de studenten geneeskunde voor de specialisatie huisartsgeneeskunde, maar
een vierde van het quotum voor huisartsen, voorzien in het kader van de numerus
clausus, wordt niet ingevuld door de studenten (Vrijens et al., 2013). Daarbij komt dat
meer dan een derde van de afgestudeerde huisartsen actief is in andere sectoren zoals
onderzoek, onderwijs en administratie (Lorant et al., 2008). Ook de veroudering binnen
de huisartsenpopulatie speelt een rol: de gemiddelde leeftijd van de huisarts is vandaag
51,4 jaar (Vrijens et al., 2012). Dit kan in de toekomst leiden tot een tekort aan
huisartsen in België (Lorant et al., 2008).
Bij de verpleegkundigen doen zich gelijkaardige problemen voor. Ten eerste is er de
vervangingsvraag: door pensionering, door het verlaten van de sector of door deeltijds
werk vermindert het aanbod van verpleegkundigen (Degadt, 2009). Ten tweede moet
men rekening houden met de voorziene uitbreiding van de zorg. Volgens Pacolet et
al.(2004) is de grootste groei te verwachten in de ouderenzorg en de thuiszorg. Ten
derde moet men de overeenkomst (fit) tussen de opleiding en de job in acht nemen. De
specialisatie binnen de verpleegkundige sector verhoogt de bekwaamheid en de
kwaliteit, maar bemoeilijkt de inzetbaarheid en de aansluiting op de vraag (Degadt,
2009).
2
De meningen zijn verdeeld of bovenstaande evoluties een tekort aan verpleegkundigen
zullen opleveren. Volgens Wells en Norman (2009) en Stanley (2010) zal de uitstroom
groter zijn dan de instroom van de pas afgestudeerde verpleegkundigen. Het aantal
werkzame verpleegkundigen zal in de komende tien jaar om deze reden gestaag dalen,
en men zal hier proactief moeten op inspelen (Stanley, 2010). Pacolet et al. (2004)
stellen dat door een becijferd groeiscenario van afstuderende verpleegkundigen van
39% de stijgende behoefte aan verpleegkundigen volledig kan gecompenseerd worden.
3 TAAKDELEGATIE, WERKLAST EN JOBTEVREDENHEID
Naar analogie met andere landen die gelijkaardige maatschappelijke evoluties hebben
doorgemaakt, wordt taakdelegatie ook in België een steeds vaker terugkerend thema in
discussies. Hieronder wordt het begrip taakdelegatie verduidelijkt. In het kader van deze
masterproef worden de begrippen werklast en jobtevredenheid eveneens toegelicht.
3.1 BEGRIPSVERHELDERING VAN TAAKDELEGATIE
Taakdelegatie wordt dikwijls gekoppeld of verward met een aantal andere begrippen
zoals substitutie, taakherschikking of functiedifferentiatie. In Tabel 1 wordt een
overzicht gegeven van de verschillende begrippen.
3
Mogelijkheden
Praktijkvoorbeeld
Definitie en verduidelijking
Tabel 1: begripsverheldering taakdelegatie/substitutie/taakherschikking/ functiedifferentiatie
Taakdelegatie/Substitutie
Taakherschikking
Overdragen van gespecialiseerde
(deel)taken van hoog gekwalificeerd,
duur personeel naar minder
gekwalificeerd, goedkoper personeel
(Dubois,& Singh, 2009; Rachid,
2010; Vrijhoef, Diederiks,
Spreeuwenberg,& Wolffenbuttel,
2001) De gedelegeerde (deel)taken
behoren niet tot het
deskundigheidsgebied van degene
aan wie gedelegeerd wordt, maar
deze voert de (deel)taken wel
zelfstandig en onder eigen
verantwoordelijkheid uit (van de
Rijdt - Van de Ven, 2005)
In de Nederlandstalige literatuur
worden „delegatie‟ en „substitutie‟
vaak door elkaar gebruikt.
Overdragen van een deel van de zorg
zoals bv. 3-maandelijkse controles
voor patiënten met diabetes mellitus
type 2 door een huisarts aan een
verpleegkundige
Kan zowel horizontaal als verticaal
(Vrijhoef, 2001)
Taken worden structureel
aan een bestaand of
nieuw beroep toegekend.
De taak wordt
zelfstandig verricht door
en valt helemaal onder de
bevoegdheid van de
nieuwe
beroepsbeoefenaar
(Zorgnet Vlaanderen,
2011)
Creëren van functies
met verschillende
taken, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden
binnen dezelfde
beroepsgroep
(Zorgnet Vlaanderen,
2011)
Functiedifferentiatie
Overdragen van bepaalde
verpleegkundige taken
aan zorgkundigen
Referentieverpleegkundige, verpleegkundig
consulent
Kan zowel horizontaal
als verticaal
Functiedifferentiatie
leidt vaak tot
taakherschikking
3.2 TAAKDELEGATIE IN WEST-EUROPA EN BELGIË
In vele Westerse landen heeft de verschuiving van tweede- naar
eerstelijnsgezondheidszorg, samen met het terugvallende medische korps, geleid tot een
verhoogde werkbelasting voor de huisartsen (Richards, Carley, Jenkins-Clarke, &
Richards, 2000; Laurant, Hermens, Braspenning, Sibbald,& Grol, 2004). Door de focus
op het management van chronische aandoeningen neemt de werklast in de
eerstelijnsgezondheidszorg nog meer toe (Kroezen, van Dijk, Groenewegen, & Francke,
2011; Pritchard,& Kendrick, 2001; Vrijhoef, Diederiks, Wesseling, Van Schayck, &
Spreeuwenberg, 2003). Volgens Vrijhoef et al.(2001) is substitutie van zorg een
4
geschikte oplossing voor het management van chronische ziekten, en taakdelegatie in
deze situatie aangewezen.
In vele Europese landen bestaat er al een min of meer grote taakdelegatie tussen
huisartsen en verpleegkundigen (Dierick-Van Daele, Metsemakers, Derckx,
Spreeuwenberg, & Vrijhoef, 2008; Dreier, Rogalski, Oppermann, Terschüren, van den
Berg, & Hoffmann, 2009; Fagerström,& Glasberg, 2011; Kroezen, 2011). In een aantal
Europese landen mogen verpleegkundigen zelfstandig consultaties uitvoeren en mogen
ze zelfstandig voorschriften afleveren (Kroezen, Francke, Groenewegen, & van Dijk,
2012). In België staat de taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige nog in de
kinderschoenen. Waar men in bepaalde ziekenhuizen al meer vertrouwd is met de
„advanced nurse practitioner‟ (=ANP) functie, de „gespecialiseerde‟ verpleegkundige of
de „Nurse Practitioner‟ (=NP), is dit in de eerstelijnsgezondheidszorg nog maar zelden
het geval. Voorzichtige initiatieven worden genomen om sommige ANP, NP of
verpleegkundig specialistfuncties uit te bouwen in de eerste lijn, vooral dan wat betreft
chronische aandoeningen. Een voorbeeld hiervan is de hartfalenverpleegkundige bij het
Wit-Gele Kruis in Limburg, of de diabetesverpleegkundige in een
wijkgezondheidscentrum. De Belgische wetgeving is echter nog niet aangepast aan de
veranderingen, en de ANP, NP of gespecialiseerde verpleegkundige mag tot op heden
niet zelfstandig voorschriften maken voor de patiënt.
3.3 BEGRIPSVERHELDERING VAN WERKLAST
In de literatuur wordt vaak gesproken over workload (werklast). Soms wordt dit verder
opgesplitst in objectieve en subjectieve werklast. Hans Kaaij pleit in z‟n boek „Werdruk
en Werkstress‟ (1998) voor het gebruik van het begrip „werkbelasting‟ als
overkoepelend begrip, bestaande uit 2 componenten: „werkdruk‟ en „werklast‟. Tabel 2
geeft schematisch de verschillende begrippen weer. In deze masterproef zal vanaf nu
werkbelasting als overkoepelend begrip worden gebruikt.
5
Tabel 2: begripsverheldering werkbelasting
Werkbelasting als overkoepelend begrip (Kaaij, 1998)
Objectieve werklast (Laurant et al., 2004) =
Subjectieve werklast (Laurant et al., 2004)=
werklast (Kaaij, 1998)
werkdruk (Kaaij, 1998)
De objectief vast te stellen werklast: de
De werkdruk is niet objectief vast te stellen,
hoeveelheid werk die iemand in een dag
het is de subjectief beleefde werklast (Laurant
verzet (Laurant et al., 2004), en die wordt
et al., 2004). Het is de toestand die ontstaat
beïnvloed door hoeveelheid,
wanneer een of meer medewerkers gedurende
moeilijkheidsgraad, kwaliteitsnormen en
een langere periode de taak niet binnen de
snelheid van uitvoeren
gestelde tijd of gestelde normen kunnen
(Van den Berghe & Kirsch, 2010)
uitvoeren (Ulenberg, geciteerd in Van den
Berghe, 2010)
Voorbeeld : aantal consultaties of
Voorbeeld: werkstress en jobtevredenheid
administratie verricht door de huisarts
maken deel uit van werkdruk
3.4 BEGRIPSVERHELDERING VAN JOBTEVREDENHEID
Jobtevredenheid wordt gedefinieerd als positieve en negatieve gedragingen die
individuen stellen ten opzichte van hun job (Buciuniene geciteerd in Van Ham,
Verhoeven, Groenier, Groothoff & De Haan, 2006). Jobtevredenheid wordt gezien als
een onderdeel van de subjectieve werklast of werkdruk (Laurant et al., 2004). Het
bestaat uit extrinsieke en intrinsieke waarden (Prothero, Marshall & Fosbinder, 1999).
Tabel 3 geeft een overzicht.
Tabel 3: extrinsieke en intrinsieke waarden van jobtevredenheid



Extrinsieke waarden van jobtevredenheid
Loon
Voordelen (financiële of extra-legale)
Bonussen
(Prothero, 1999)
Intrinsieke waarden van jobtevredenheid
Status
Zelfverwezenlijking
Interactiemogelijkheden
Zelfvertrouwen
Zelfwaardering
Opbouwen van kennis en vaardigheden
Mogelijkheid om creatief te zijn
(Prothero, 1999)
 Zinvol doel in job (Pink, 2009)







6
3.5 TAAKDELEGATIE EN DE RELATIE MET WERKBELASTING EN
JOBTEVREDENHEID
In België is nog geen onderzoek gedaan over taakdelegatie en de relatie met
werkbelasting en jobtevredenheid. Zelfs in de internationale literatuur is er weinig over
te vinden, en worden jobtevredenheid en werkbelasting en hun invloed op taakdelegatie
vaak niet als primaire uitkomstmaten weergegeven. Uit de studie van Laurant et
al.(2004) blijkt dat taakdelegatie op korte termijn geen werklastvermindering met zich
meebrengt voor de huisartsen (Laurant et al., 2004). Uit het onderzoek van Fletcher,
Baker, Copeland, Reeves, & Lowery (2007) blijkt dat ongeveer de helft van de artsen
vindt dat verpleegkundigen hun werklast verminderen, de andere helft vindt van niet.
Deze tegenstelling is een interessant gegeven voor verder onderzoek. De volgende
onderzoeksvraag kan hieruit worden afgeleid :
Wat is de relatie tussen de mate van taakdelegatie en de werkbelasting, de
jobtevredenheid en de jobinhoud van huisartsen en verpleegkundigen in
groepspraktijken?
Op deze onderzoeksvraag wordt een antwoord geformuleerd in deze masterproef.
Deze masterproef wordt als volgt ingedeeld : in hoofdstuk 1 worden de resultaten van
de literatuurstudie weergegeven. De literatuur omtrent taakdelegatie met betrekking tot
werkbelasting en de meetinstrumenten van jobtevredenheid worden beschreven. In
hoofdstuk 2 wordt stilgestaan bij de gebruikte methodologie. In hoofdstuk 3 komen de
resultaten van de studie aan bod. In hoofdstuk 4 wordt de discussie gevoerd, waarin de
meest opvallende resultaten worden verwerkt. Hier komen eveneens de beperkingen en
sterktes van dit onderzoek aan bod. Tenslotte wordt een conclusie geformuleerd in
hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 tenslotte worden mogelijke aanbevelingen voor toekomstig
onderzoek en de praktijk besproken.
7
HOOFDSTUK 1: LITERATUURONDERZOEK
In deze studie werden twee literatuuronderzoeken gedaan. Enerzijds werd de literatuur
over de relatie tussen taakdelegatie en werkbelasting binnen de
eerstelijnsgezondheidszorg in kaart gebracht. Anderzijds werd gezocht naar
instrumenten om jobtevredenheid te meten bij huisartsen en verpleegkundigen. Voor
elke literatuurstudie werden de zoekstrategie, de resultaten en enkele kritische reflecties
neergeschreven.
1 LITERATUURONDERZOEK NAAR DE RELATIE TUSSEN WERKBELASTING EN
TAAKDELEGATIE
1.1 ZOEKSTRATEGIE
Wetenschappelijke artikels werden opgezocht in 4 databanken: Cochrane Library,
PubMed, Web of Science en Cinahl. Enkel peer-reviewed Nederlandstalige en
Engelstalige artikels kwamen in aanmerking voor inclusie, op voorwaarde dat het
volledige artikel via de UGent databank vrij beschikbaar was. Artikels werden enkel
geïncludeerd als taakdelegatie, eerstelijnsgezondheidszorg én werkbelasting aan bod
kwam. Studies die handelden over taakdelegatie en werkbelasting in ziekenhuizen of
woon-en zorgcentra werden geëxcludeerd. Artikels die handelden over nietverpleegkundige of niet-medisch gerelateerde werkbelasting werden eveneens
geëxcludeerd.
Er werd geen limiet gesteld op het jaar van publicatie en geen beperking op de
onderzoeksmethodologie. In de PubMed databank werd gebruik gemaakt van de
vooropgestelde MeSH-termen.
Een overzicht van de gehanteerde zoekfilter is terug te vinden in Tabel 4.
8
Tabel 4: zoekfilter werklast
AND
OR

















task realignment
task delegation
task alignment
medically delegated tasks
work delegation
work organization
work repartition
delegation
substitution
comanagement
skills mix
interdisciplinary
multidisciplinary
task substitution
team work
shifting of tasks
task shifting
AND




primary health
care
PHC
primary care
community care



work load
case load
workload
Een eerste selectie van de 210 artikels gebeurde op basis van de titel en het abstract,
rekening houdend met hierboven vernoemde criteria. Artikels die dubbel teruggevonden
werden en artikels waarvan het volledige artikel niet beschikbaar was, werden
geëxcludeerd, evenals studies die niet voldeden aan de vooropgestelde inclusiecriteria.
Na deze eerste analyse werd de volledige tekst van de overgebleven 23 artikels
nagelezen. Daardoor werden nog 14 artikels geëxcludeerd omwille van het feit dat
werklast niet terugkwam in de resultaten, maar bijvoorbeeld alleen werd weergegeven
in de discussie. Door nazicht van de referentielijsten van de geïncludeerde artikels werd
1 bijkomend artikel geïncludeerd in de selectie.
Deze methode leverde uiteindelijk 10 bruikbare artikels op.
Figuur 1 geeft de flowchart van de zoekstrategie rond werkbelasting en taakdelegatie
weer.
9
PubMed Search (in all fields)
Limits : Language : English/Dutch
Year : geen limiet
n = 51
CINAHL Search (in all fields)
Limits : Language : English
Year : geen limiet
Peer-reviewed articles
n = 66
Web of Science Search (in topic)
Limits : Language : English
Year : geen limieten
Lemmatization on
n = 33
Cochrane search(in Title, Abstract or Keywords)
Limits : Language : English
Year : geen limieten
n = 60
Totaal zoekstrategie: n= 210
Artikels geëxcludeerd na toepassen exclusiecriteria, na
uitsluiten dubbels en na beoordeling titel en abstract: n=
187
Overgebleven artikels : n= 23
Artikels geëxcludeerd na beoordeling volledige artikel:
n= 14
Via sneeuwbalmethode
n=1
Bruikbare artikels : n=10
Figuur 1: flowchart van zoekstrategie werklast en taakdelegatie
10
1.2 RESULTATEN
1.2.1 De relatie tussen werkbelasting en taakdelegatie
In de literatuur is men het erover eens dat de werkbelasting van de huisarts de laatste
jaren toeneemt (Jenkins-Clarke & Carr-Hill, 2001; Laurant, 2004; Richards, 2000;
Scott, & Wordsworth, 1998; Urban, Ose, Joos, Szecsenyi, & Miksch, 2012).
In deze masterproef komt de vraag aan bod of het delegeren van taken een tijdswinst
voor de huisarts kan opleveren. Volgens Richards (2000) zou dit een tijdswinst van 50%
kunnen opleveren voor de huisarts. Echter, volgens een RCT opgezet door Laurant
(2004) was er geen significant verschil tussen de interventie (met extra hulp van de
NPs) en controlegroep (zonder extra hulp). De vraag die gesteld kan worden is of het
eerder gaat over het herschikken van de beschikbare tijd, of om effectieve tijdswinst
voor de artsen (Fletcher, 2007; Richards, 2000). In de studie van Fletcher (2007) werd
aan de huisartsen gevraagd of ze de indruk hadden meer tijd beschikbaar te hebben. De
artsen waren ongeveer gelijk verdeeld in hun oordeel of de NP hun werk verlichtte of
niet. De belangrijkste klacht bij de artsen was dat de supervisie van de NPs meer werk
met zich meebracht (Fletcher, 2007).
1.2.2 Andere factoren die taakdelegatie beïnvloeden
Naast de vraag of taakdelegatie een tijdsvoordeel oplevert voor de huisarts, worden in
de bestudeerde artikels een aantal andere aspecten naar voor gebracht. Zo kan men een
onderscheid maken tussen positief en negatief beïnvloedende factoren voor het
toepassen van taakdelegatie. In Tabel 5 worden deze weergegeven.
Tabel 5: positief en negatief beïnvloedende factoren van taakdelegatie
Positief beïnvloedende factoren
Vertrouwen van de arts in de verpleegkundige
Aangeven van eigen grenzen door de
verpleegkundige
Goede communicatievaardigheden van de
verpleegkundige
Persoonlijkheid van de verpleegkundige
Negatief beïnvloedende factoren
Persoonlijkheid van de verpleegkundige
Geloof van de arts in delegatiemogelijkheden
Vertrouwen: artsen willen er zeker van zijn dat verpleegkundigen over voldoende
kennis en vaardigheden beschikken om de gedelegeerde taken aan te kunnen (Wiener-
11
Ogilvie, Huby, Pinnock, Gillies, & Sheikh, 2008). Hierbij is niet alleen de behaalde
graad (Professionele Bachelors, Master of Science of eventuele specialisaties)
belangrijk, maar vooral de ervaring en vakbekwaamheid van de verpleegkundige
(Richards, 2000). Angst voor incompetentie bij de verpleegkundige speelt een
belangrijke rol in het niet willen delegeren van bepaalde taken door de arts (Richards,
2000). Voor het vertrouwen van de artsen is het belangrijk dat de verpleegkundige
haar eigen grenzen aangeeft (Walsh, Roe & Huntington, 2003; Wilson, Pearson &
Hassey, 2002). Liever een verpleegkundige die „bewust incompetent‟ is dan een
verpleegkundige die „onbewust incompetent‟ of overmoedig is (Walsh, 2003; Wilson,
2002).
Communicatievaardigheden en persoonlijkheid van de verpleegkundige: het
kunnen communiceren op een geloofwaardige en efficiënte manier en de
persoonlijkheid van de verpleegkundige die aansluit bij deze van de arts spelen een
belangrijke rol (Wiener-Ogilvie, 2008).
Geloof om (delen van) consultaties te delegeren: volgens de huisartsen kunnen niet
alle type taken worden gedelegeerd. Wanneer huisartsen bevraagd werden naar
potentiële delegatiemogelijkheden, gaven ze aan dat 17% van de huisartsenconsultaties
volledig hadden kunnen gedelegeerd worden naar verpleegkundigen (Jenkins-Clarke,
Carr-Hill & Dixon, 1998). Volgens dezelfde artsen hadden bepaalde delen van de
consultatie in 39% van de gevallen kunnen gedelegeerd worden (Jenkins-Clarke, 1998).
Toch blijken de meeste artsen ervan overtuigd dat nurse practitioners (=NPs) niet
competent zijn om complexe patiënten te managen zonder de constante supervisie van
de arts (Fletcher 2007). Ze zijn er wel van overtuigd dat NPs zich nuttig kunnen maken
in een beperkt domein of voor niet-complexe patiënten (Fletcher, 2007).
1.2.3 Vergelijking van de verschillende artikels
In Tabel 6 wordt een overzicht gegeven van de verschillende geselecteerde artikels.
12
Tabel 6: vergelijking van de artikels
Artikel
Definitie
Definitie
Onderzoeksdesign Steekproef
werkbelas- taakdelegatie
en -methode
ting
Jenkins- Geen
Clarke definitie
(1998)
Scott
(1998)
Objectieve
en
subjectieve
werkbelasting
Richards Geen
(2000) definitie, uit
artikel blijkt
objectieve
werklast
(aantal
voltijds
equivalenten
huisartsen)
Jenkins- Geen
Clarke definitie,
(2001) maar wordt
bevraagd via
Een bepaalde
taak wordt aan
iemand anders
overgedragen
Cross-sectioneel
kwantitatief +
kwalitatief
 vragenlijsten
 observaties
 invullen dagboek
(werklast +
delegatie)
 focusgroepen
Taakherschik- Cross-sectioneel
king (task
kwantitatief
shifting)
 vragenlijsten
Gevalideerd
instrument?
Interventie/
zorg
10
Niet
Doktersprak- weergegeven
tijken in het
VK*
Geen
interventie
Primaire focus
Taakdelegatie:
primaire/
secundaire
focus?
Primaire focus
86
Niet
Doktersprak- weergegeven
tijken in het
VK
Geen
interventie
Primaire focus
Secundaire focus
Primaire focus
Primaire focus
Primaire focus
Primaire focus
Delegeren van Review
huisartsen
werkbelasting
(workload)
naar andere
gezondheidswerkers
Mate waarin Cross-sectioneel
artsen
kwantitatief +
werkbelasting kwalitatief
doorgeven aan
10
Niet
doktersprak- weergegeven
tijken in het
VK
Geen
interventie
Werkbelasting:
primaire/
secundaire focus?
13
Artikel
Laurant
(2004)
Definitie
Definitie
Onderzoeksdesign Steekproef
werkbelas- taakdelegatie
en -methode
ting
het werken
van extra
uren
medewerkers
Voorbeelden
van zowel
objectieve
als
subjectieve
werklast
Overdragen
van bepaalde
aspecten van
zorg van
artsen naar
verpleegkundigen
 vragenlijsten
 observaties
 invullen
dagboeken
(werklast +
delegatie)
 focusgroepen
RCT kwantitatief
 vragenlijsten
werkbelasting
 werkagenda‟s
huisartsen
34
Ja
dokterspraktijken in
Nederland
Gevalideerd
instrument?
Interventie/
zorg
Werkbelasting:
primaire/
secundaire focus?
Interventie- Primaire focus
groep : 5
NPs werden
at random
toegevoegd
aan
bestaande
artsenpraktijken met de
bedoeling
specifieke
elementen
van de
patiëntenzorg op zich
te nemen.
Controlegroep : geen
nurse
practitioner
Taakdelegatie:
primaire/
secundaire
focus?
Primaire focus
14
Artikel
Definitie
Definitie
Onderzoeksdesign Steekproef
werkbelas- taakdelegatie
en -methode
ting
Johnson „Caseload‟
(2005) en
„workload‟,
uit artikel
blijkt
objectieve
werklast
Geen definitie Cross-sectioneel
kwalitatief
 interviews
Fletcher Geen
(2007) definitie
Geen definitie Cross-sectioneel
kwantitatief
 vragenlijst
Wiener- Geen
Ogilvie definitie
(2008)
Medische
taken worden
gedelegeerd
naar
verpleegkundigen
Geen
Overdracht
definitie, uit van bepaalde
artikel blijkt componenten
objectieve
van medische
werklast
zorg naar
(aantal „vrij gekwalifigekomen‟
ceerd
uren door
personeel
delegatie)
Cross-sectioneel
kwalitatieve casestudy
 interviews
 focusgroep
van den
Berg
(2009)
Longitudinaal
kwantitatief +
kwalitatief
 observaties
 gestandaardiseerde vragenlijsten
6 specialisten, 6 huisartsen, 3
diabestesverpleegkundigen, 2
praktijkverpleegkundigen in het
VK
7 veteranendokterspraktijken in de
VS
5 huisartsen
en 4
praktijkverpleegkundigen in het
VK
42 artsen in
praktijken
in Duitsland
Gevalideerd
instrument?
Interventie/
zorg
Werkbelasting:
primaire/
secundaire focus?
Taakdelegatie:
primaire/
secundaire
focus?
Secundaire focus.
Primaire focus :
welke impact
heeft het nieuwe
model voor
geïntegreerde
diabeteszorg?
Niet
weergegeven
Geen
interventie
Secundaire focus
Niet
weergegeven
Geen
interventie
Primaire focus,
neen
uitgedrukt in 'tijd die
dokter vrijmaakt‟
Geen
interventie
neen
Secundaire focus.
Primaire focus is
toepassen van
handleiding
Geen
interventie
Primaire focus
Secundaire focus.
Primaire focus
werklast en
therapietrouw
van patiënten
Niet
weergegeven
15
Artikel
Urban
(2012)
Definitie
Definitie
Onderzoeksdesign Steekproef
werkbelas- taakdelegatie
en -methode
ting
Geen
definitie
Medische
taken worden
gedelegeerd
naar nietartsen
Cross-sectioneel
kwantitatief
 vragenlijst
Gevalideerd
instrument?
715
Niet
huisartsen in weergegeven
Duitsland
Interventie/
zorg
Geen
interventie
Werkbelasting:
primaire/
secundaire focus?
neen
Taakdelegatie:
primaire/
secundaire
focus?
Primaire focus,
maar gaat over
'non-physician
practice staff‟,
dus niet exclusief
over
verpleegkundigen
*VK= Verenigd Koninkrijk
16
1.3 KRITISCHE BESCHOUWINGEN
Het aantal artikels met primaire focus op zowel taakdelegatie als werkbelasting is zeer
beperkt. Slechts 4 artikels beantwoorden aan dit criterium (Jenkins-Clarke, 1998;
Jenkins-Clarke, 2001; Laurant et al., 2004; Richards et al., 2000). In de meeste artikels
worden geen goede definities van werkbelasting en taakdelegatie gegeven. Dikwijls kan
wel uit het artikel worden afgeleid wat de auteur verstaat onder de definitie. Voor de
werkbelasting valt op dat het in de artikels dikwijls gaat over de werklast of objectieve
werkbelasting. Door het gebrek aan definities is het moeilijk een goede kijk op de
relatie tussen werkbelasting en taakdelegatie te krijgen.
Slechts bij één artikel wordt effectief een interventie (RCT) opgezet (Laurant et al.,
2004). De andere artikels gebruiken een niet-experimenteel onderzoeksdesign.
Men kan verschillende data-collectiemethodes onderscheiden in de artikels :
observaties, het invullen van dagboeken, interviews, focus-groepen en het
beantwoorden van vragenlijsten.
Observaties van een huisartsenconsultatie worden gebruikt in de studies van JenkinsClarke (1998, 2001). Een eerste mogelijk nadeel van directe observatie is het Hawthorneffect. Een tweede nadeel heeft te maken met de onderzoeker zelf : die mag niet te
prominent aanwezig zijn (Holloway & Wheeler, 2010). Een derde nadeel is dat het
moeilijk is voor onderzoekers om nota‟s te nemen en tegelijk te observeren (Holloway
& Wheeler, 2010). Interviews voor de data-collectie worden gebruikt in de studies van
Wiener-Ogilvie et al. (2008) en Johnson en Goyder (2005). Wiener-Ogilvie et al.
(2008) geven voor hun semi-gestructureerde interviews de handleiding weer als
appendix in het artikel, wat de transparantie verhoogt en een meerwaarde is. Het
interviewtype dat gebruikt wordt in het artikel van Johnson (2005) is, afgaande op de
vermelde thema‟s, een niet-gestructureerd, niet-gestandaardiseerd interview. Beide
auteurs proberen de mogelijke bias zo klein mogelijk te houden: ze geven beiden aan
dat er meerdere onderzoekers de geïdentificeerde thema‟s vergelijken, bediscussiëren en
in een kader uitzetten. In twee studies wordt gebruik gemaakt van focusgroepen
(Jenkins-Clarke, 1998; Wiener-Ogilvie et al, 2008). Laurant et al. (2004) is de enige die
een gerandomisserde controlestudie opzet. De studie is als volgt opgezet: in een
interventiegroep worden 5 Nurse Practicioners geïntroduceerd bij 30 huisartsen na een
17
opleiding van 2 weken. De NPs hebben een gemiddelde thuiszorgwerkervaring van 12,1
jaar bij rekrutering. Elke NP wordt toegewezen aan 6 tot 9 huisartsen. De NPs werken
samen met de artsen volgens vooropgestelde protocollen. In de controlegroep werden
geen NPs geïntroduceerd. Als besluit stellen Laurant et al. (2004) dat het inzetten van
NPs in een huisartsenpraktijk de werkbelasting niet verminderde voor de artsen.
Een paar bemerkingen zijn aan de orde bij deze studie. Ten eerste registreren de
huisartsen zelf hun werklast. In tegenstelling tot de studie van Jenkins-Clarke (1998),
waar ook met zelfregistratie wordt gewerkt, wordt bij Laurant et al.(2004) geen
triangulatie van de bekomen data toegepast, wat de validiteit beperkt. Ten tweede wordt
er een korte specifieke opleiding van twee weken voorzien voor de
thuiszorgverpleegkundigen. Dit is misschien te kort om als volwaardig NP aan de slag
te kunnen gaan. Ten derde wordt in de studie één NP tewerkgesteld bij zes tot negen
huisartsen. Een bedenking die men kan maken is of één NP per zes à negen huisartsen
wel een wezenlijk verschil kán maken in de werkbelasting. Ten vierde heeft het project
18 maanden geduurd, wat misschien (te) kort is om een effectieve vermindering van de
werkbelasting bij de deelnemende huisartsenpraktijken te zien. Tot slot kan men zich de
vraag stellen of een RCT wel een goede onderzoeksmethodologie is voor een complexe
interventie als deze (Van Hecke, 2012).
Als besluit van de kritische beschouwingen kan gesteld worden dat het
literatuuronderzoek vrij beperkt was. Alhoewel voldoende zoektermen werden gebruikt,
was het resultaat eerder teleurstellend. In de gevonden artikels kwamen zelden
werkbelasting én taakdelegatie uitgebreid aan bod. Eén van de twee kwam dikwijls
maar terzijde aan bod en de focus van de artikels was verschillend van de gezochte
focus. Bij de zoekstrategie werd ook een review gevonden. Naar wat kon worden
opgemaakt uit de methodologie van deze review, werden de zoektermen gebuikt in dit
artikel allemaal apart ingevoerd. Dit had als gevolg dat niet alle artikels, die gebruikt
werden in de review, teruggevonden werden in deze literatuurstudie. Hier werd
namelijk wel gewerkt met een combinatie van zoektermen. Daarnaast kan men besluiten
dat er een zeer diverse methodologie gebruikt werd in de verschillende artikels. Het
bevragen van de onderzoekspopulatie door middel van vragenlijsten werd frequent
18
gebruikt. Ook focusgroepen werden meerdere malen gebruikt. De meeste artikels waren
vrij oud en het bleek moeilijk recente artikels te vinden over het onderwerp.
Hierdoor ontstaat de indruk dat taakdelegatie geen „hot topic‟ meer is binnen de
eerstelijnsgezondheidszorg. Vermoedelijk is dit in sommige landen ook minder het
geval, maar in België blijft het toch een onderwerp dat het bediscussiëren waard is.
2 LITERATUURONDERZOEK NAAR MEETINSTRUMENTEN VAN
JOBTEVREDENHEID
2.1 ZOEKSTRATEGIE
Wetenschappelijke artikels werden opgezocht in 4 databanken: Cochrane Library,
PubMed, Web of Science en Cinahl. Enkel peer-reviewed Nederlandstalige of
Engelstalige artikels kwamen in aanmerking voor inclusie, op voorwaarde dat het
volledige artikel via de UGent databank vrij beschikbaar was. De inclusiecriteria
werden vastgelegd als: vragenlijst of schaal rond jobtevredenheid gebruikt voor artsen
of verpleegkundigen. Studies die niet bedoeld waren voor artsen of verpleegkundigen,
vragenlijsten rond depressie of zuiver contractuele items, vragenlijsten die handelden
over opleidingen of niet gevalideerde vragenlijsten werden geëxcludeerd.
Er werd geen limiet gesteld op het jaar van publicatie of onderzoeksmethodologie. In de
PubMed databank werd gebruik gemaakt van de vooropgestelde MeSH-termen.
Een overzicht van de gehanteerde zoekfilter is terug te vinden in Tabel 7.
19
Tabel 7: zoekstrategie jobtevredenheidsschaal
AND
OR






















General Practitioner
GP
family physician
family practitioner
ANP
APN
NP
nurse practitioner
advanced practitioner
advanced nurse practitioner
advanced nursing practice
advanced practice
CNS
clinical nurse specialist
nurse specialist
nurse clinician
practice nurse
professional practice
expanded nursing
expanded role of nursing
primary care nurs*
community health nurs*
AND


scale
questionnaire


job satisfaction
work satisfaction
De bovenstaande combinatie van zoektermen in de verschillende databanken leverde in
totaal 553 zoekresultaten op. Deze werden in een eerste fase beoordeeld op hun
relevantie op basis van titel en abstract. Artikels die dubbel teruggevonden werden en
artikels waarvan de volledige tekst niet beschikbaar was, werden geëxcludeerd, evenals
studies die niet voldeden aan de vooropgestelde inclusiecriteria. Dit leverde uiteindelijk
28 bruikbare artikels op met 8 verschillende jobtevredenheidschalen. Via een
bijkomende internetsearch op „vragenlijst jobtevredenheid‟ werd een
haalbaarheidsstudie teruggevonden die uitgevoerd werd in opdracht van het Landelijk
Centrum Verpleging & Verzorging (=LCVV). In deze haalbaarheidsstudie werd de
tevredenheid op het werk gemeten met de Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de
gezondheidszorg (=MAS-GZ) (Landeweerd, Boumans, & Nissen, 1996). In hetzelfde
rapport werden eveneens de psychometrische eigenschappen van de MAS-GZ
20
besproken (Welling, Hutten & Francke, 2002). In totaal werden dus 9 schalen
gevonden. De verschillende schalen werden beoordeeld op interne consistentie,
Pearson‟s r, aantal items, de scoreschaal die gebruikt werd, het gebruiksgemak en de
beschikbaarheid van de schaal. Figuur 2 geeft de zoekstrategie naar meetinstrumenten
van jobtevredenheid weer.
PubMed Search (in all fields)
Limits : Language : English/Dutch; Year : geen limiet
n = 200
CINAHL Search (in all fields)
Limits : Language : English; Year : geen limiet;
Peer-reviewed articles, academic journals
n = 77
Web of Science Search (in topic)
Limits : Language : English; Year : geen limieten;
Lemmatization on
n = 40
Cochrane search(in Title, Abstract or Keywords)
Limits : Language : English; Year : geen limieten
n = 29
Totaal zoekstrategie: n= 546
Artikels geëxcludeerd na toepassen exclusiecriteria en
na beoordeling titel en abstract : n= 518
Bruikbare artikels : n= 28
Via rapport LCVV
n=1
Bruikbare artikels : n= 29
MMSS n=4
MNPJSS n= 4
WCW n=8
HHNJS n=2
IWS n=5
MSQ n=1
NJSS n=3
MAS-GZ n=1
GJSQ n=1
Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale (MNPJSS)
Mueller-McCloskey Satisfaction Scale (MMSS)
Stamp‟s & Piedmont‟s Index of Work Satisfaction (IWS)
Home Health Care Nurses Job Satisfaction (HHNJS)
Warr-Cook-Wall scale (WCW)
Minessota Satisfaction Questionnaire (MSQ)
Nursing Job Satisfaction Scale (NJSS)
Global Job Satisfaction Scale (GJSS)
Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de Gezondheidszorg (MAS-GZ)
Figuur 2: flowchart zoekstrategie meetinstrumenten van jobtevredenheid
21
2.2 VERGELIJKING VAN DE VERSCHILLENDE INSTRUMENTEN
In de geïncludeerde artikels kwamen 8 verschillende meetinstrumenten aan bod: de
Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale (MNPJSS), de Mueller-McCloskey
Satisfaction Scale (MMSS), de Stamp‟s & Piedmont‟s Index of Work Satisfaction
(IWS), de Home Health Care Nurses Job Satisfaction (HHNJS), de Warr-Cook-Wall
scale (WCW), het Minessota Satisfaction Questionnaire (MSQ), de Nursing Job
Satisfaction Scale (NJSS) en tenslotte de Global Job Satisfaction Scale (GJSS). De
schaal die teruggevonden werd via de extra internetsearch is de Maastrichtse
Arbeidssatisfactieschaal voor Gezondheidszorg (MAS-GZ).
In Tabel 8 wordt van elke schaal een beschrijving gegeven, aangevuld met andere
informatie zoals de betrouwbaarheid en validiteit, waar beschikbaar.
22
Tabel 8: meetinstrumenten van jobtevredenheid
Naam van het meetinstrument +
subschalen (taal)
Misener Nurse Practitioner Job
Satisfaction scale (E*)
 Intra-praktijk/partnerschap/collegialiteit
 Professionele/sociale/gemeenschapsinteractie
 Uitdaging/autonomie
 Professionele groei
 Tijd
 Voordelen
Mueller/McCloskey Satisfaction
Scale (E)
 Veiligheid
extrinsieke beloning
planningsmogelijkheden
familie/werk evenwicht
 Sociale beloningen
tevredenheid met collega‟s
interactie
 Psychologische beloningen
tevredenheid met professionele
mogelijkheden
lof/waardering
controle/verantwoordelijkheid
Interne
consistentie (C.a)
Pearson's
r
Aantal
items
Gebruikte
score
.96
tussen de
factors
gaande
van .33 en
.72
44
6-punt Likertschaal;
1 = zeer
ontevreden
6 = zeer
tevreden
Betalend
5-punt Likertschaal;
1 = zeer
ontevreden
5 = zeer
tevreden
Geen volledig
artikel
beschikbaar
.94
14
.89
10
.84
.86
.83
.79
.89
Betouwbaarheids
coëfficiënten voor
de subschalen
variëren van 0.52
tot 0.84
8
5
4
3
31
Geen info
3
6
3
Beschikbaarheid
Extra
informatie
Bronpublicatie
 gebaseerd op
McCloskey/
Mueller
 specifiek voor
NPs*** in de
1ste lijn
 pen en papier
Misener,T.R.& Cox
D.L.; Development of
the Misener Nurse
Practitioner Job
Satisfaction Scale;
Journal of Nursing
Measurement, 2001; 9
(1): 91-108
Mueller, C.W. &
McCloskey, J.C.
Nurses' job
satisfaction: A
proposed measure.
Nurs Res.
1990;39(2):113-117.
2
4
4
4
5
23
Naam van het meetinstrument +
subschalen (taal)
Interne
consistentie (C.a)
Pearson's
r
Stamps and Piedmont's Work
Satisfaction Index (E,
Nederlandstalige vertaling
beschikbaar)
Instrument in 2 delen
Deel 1 : de relatieve belangrijkheid van
de verschillende dimensies van
jobtevredenheid wordt nagegaan door
te kiezen tussen paren van dimensies
(15 paren voor de 6 dimensies)
Deel 2 : meet het niveau van
jobtevredenheid aan de hand van 44
items (6 dimensies)
 tevredenheid met loon
 tevredenheid met interactie met
collega's
 tevredenheid met organisatie
 tevredenheid met taakvereisten
 tevredenheid met status
 tevredenheid met autonomie
.82
.83 voor
de
Chinese
versie
(Lee,
2000)
Warr-Cook-Wall Scale (E)
 Loon
 Werkuren
 Waardering voor werk
 Mogelijkheden om eigen
competenties te gebruiken
 Mogelijkheid tot kiezen van eigen
.91
Aantal
items
Gebruikte
score
Beschikbaarheid
Extra
informatie
Bronpublicatie
7-punt Likertschaal
Geen volledig
artikel
beschikbaar,
maar
Nederlandstalige
gevalideerde
vertaling
beschikbaar in
UGent
Speciaal
ontwikkeld voor
verpleegkundigen in
ziekenhuismilieu, maar kan
bij alle soorten
gezondheidswerkers gebruikt
worden.
(Ellenbeck
2008)
Stamps, P., Piedmont,
E.B., Slavitt, D.B., &
Haase, M.A. (1978).
Measurements of work
satisfaction among
health professionals.
Medical Care,
16(4):337-352.
Stamps, P., &
Piedmonte, E. (1986).
Nurses and work
satisfaction. Ann
Arbor, MI: Health
Administration Press
Perspectives.
Stamps, P. (1997).
Nurses and work
satisfaction: An index
for measurement.
Chicago, IL: Health
Administration Press.
1 = sterk eens
met bewering
44
7 = sterk
oneens met
bewering
10
7-punts Likert
schaal
.29 en .46
.85 - .88
na 6
maanden
r = 0.63
1 = zeer
ontevreden
7 = zeer
tevreden
Betalend
Warr, P., Cook, J. &
Wall, T., (1979) Scales
for the measurement of
some work attitudes
and aspects of
psychological wellbeing. The British
Psychological Society
24
Naam van het meetinstrument +
subschalen (taal)
werkmodel
 Hoeveelheid afwisseling in de job
 Fysieke werkcondities
 Hoeveelheid gegeven
verantwoordelijkheid
 Collega's
 Algemene tevredenheid
Minnesota Satisfaction
Questionnaire (E)
 Intrinsieke tevredenheid
 Extrinsieke tevredenheid
 Algemene tevredenheid
Nursing Job Satisfaction Scale (E)
 Genoegen in het werk
 Kwaliteit van zorg
 Tijd om het werk te doen
Work Satisfaction Scale (E)
 Taakvereisten
 Administratie
Interne
consistentie (C.a)
Pearson's
r
Aantal
items
Gebruikte
score
Beschikbaarheid
Extra
informatie
Bronpublicatie
tussen .80 en .90
Test hertest na
1 week
r=0.89, na
1 jaar r =
0.70
20
12
5-punts Likert
schaal
1= zeer
ontevreden
Bronartikel
niet gevonden
Geen info
23
Weiss et al.
(1975) stelt voor
dat percentielscores van 75%
of meer een
hoog tevredenheidsniveau
weergeeft,
percentielscores van 25%
of lager een laag
tevredenheidsniveau
 samen te
gebruiken met
WSS
 gebruikt in
oudere artikels
Weiss, D. J., Dawis, R.
V., England, G. W., &
Lofquist, L. H.
(1967).Manual for the
Minnesota Satisfaction
Questionnaire.
Minnesota studies for
vocational
rehabilitation (No.
XXII). Minneapolis:
Industrial Relations
Center, University of
Minnesota.
Ontwikkeld door
Hinshaw, Smeltzer &
Atwood (1987).
Atwood, J.& Hinshaw,
A. Job stress :
instrument program
development results.
Western Journal of
Nursing Research,
.88
Subschalen tussen
.76 en .87
6
2
5= zeer
tevreden
11
7
5
Subschalen tussen
.69 en .87
32
5-punt Likertschaal
1= zeer
ontevreden
5= zeer
tevreden
Idem dan
nursing job
satisfaction
Bronartikel
niet gevonden
25
Naam van het meetinstrument +
subschalen (taal)
 Interactie/cohesie
 Professionele tevredenheid
Home Health Care Nurses Job
Satisfaction Scale (E)
 Relatie met gelijken
 Relatie met de organisatie
 Relatie met de arts
 Loon en voordelen
 Stress en werklast
 Relatie met patiënten
 Professionele trots
 Autonomie en controle
Global Job Satisfaction
Questionnaire (E)
Interne
consistentie (C.a)
Pearson's
r
Aantal
items
Gebruikte
score
Beschikbaarheid
scale
.89
Geen info
.84
.78
.77
.74
.69
.77
.71
.77
.83 - .84
30
4
3
2
4
5
5
3
4
r = 0.82 0.83
4
5-punt Likertschaal
1= sterk
oneens
Bronpublicatie
1981, 3: 48
Beschikbaar
via artikel
Ellenbecker, Byleckie
J.& Samia, L. J,
(2008). Further
Psychometric Testing
of the Home
Healthcare Nurse Job
Satisfaction Scale
Bronartikel
niet gevonden
Lashinger H. &
Havens D. (1996)
Staff nurse work
empowerment and
perceived control over
nursing practice, work
satisfaction and work
effectiveness. Nursing
Administration
Quarterly, 20, 25–41.
5= sterk eens
5-punt Likertschaal
Extra
informatie
26
Naam van het meetinstrument +
subschalen (taal)
Interne
consistentie (C.a)
Pearson's
r
Aantal
items
Gebruikte
score
Beschikbaarheid
Maastrichtse Arbeidssatisfactie
Schaal voor de Gezondheidszorg
(MAS-GZ) (NL**)
 Tevredenheid met het afdelingshoofd
 Tevredenheid met
promotiemogelijkheden
 Tevredenheid met de kwaliteit van
zorg
 Tevredenheid met
groeimogelijkheden
 Tevredenheid met contacten met
collega's
 Tevredenheid met patiëntencontact
 Tevredenheid met duidelijkheid
.85
0.40-0.60
21
5-punt Likertschaal
3
1= zeer
ontevreden
Volledige
vragenlijst
teruggevonden
Bronartikel
niet gevonden
3
3
5= zeer
tevreden
Extra
informatie
Bronpublicatie
Landeweerd, J.A.,
Boumans, N.P.G. &
Nissen, J.M.F. (1996).
De Maastrichtse
arbeidssatisfactieschaal voor de
gezondheidszorg
(MAS-GZ). University
of Maastricht; 1996.
3
3
3
3
* E = In het Engels opgemaakt
**NL = In het Nederlands opgemaakt
*** NP = Nurse Practitioner
27
2.3 KRITISCHE BESCHOUWINGEN
Uit het literatuuronderzoek kwamen de eerste 3 schalen (Misener Nurse Practitioner Job
Satisfaction Scale, de Mueller-McCloskey Satisfaction Scale, de Stamps & Piedmont‟s
Index of Work Satisfaction) het meest terug in onderzoek naar jobtevredenheid bij
verpleegkundigen. De Warr-Cook-Wall schaal werd het meest teruggevonden om te
peilen naar jobtevredenheid bij de artsen. Deze schalen worden hieronder nog kort
besproken en kritisch bekeken.
Belangrijke eigenschappen voor de betrouwbaarheid van meetschalen zijn de stabiliteit
gemeten door middel van de test-hertest, en de interne consistentie gemeten door middel
van de Crohnbach‟s alpha (Polit, 2010). Voor de test-hertest, uitgedrukt in pearson‟s r,
wordt gestreefd naar een r >.70. Voor de interne consistentie wordt gestreefd naar een
alpha >. 70. Bij de meeste gebruikte schalen wordt een goede interne consistentie
vastgesteld. Pearson‟s r is voor sommige schalen minder dan .70, of er wordt geen
specifieke informatie over teruggevonden. De bedenking moet echter worden gemaakt
dat de karaktertrekken van de testpopulatie kunnen veranderen, onafhankelijk van de
stabiliteit van het instrument (Polit, 2010). Met andere woorden: waar men een jaar
geleden ontevreden over was, hoeft vandaag niet noodzakelijk tot ontevredenheid te
leiden.
Voor de Misener Nurse Practitioner Job Satisfaction Scale (MNPJSS) varieert de
interne consistentie tussen .96 en .97 op de gehele schaal en van .74 tot .95 op de
subschalen (De Milt, Fitzpatrick, & McNulty, 2011; Faris, Douglas, Maples, Berg, &
Thrailkill, 2010; Kacel, Miller, & Norris, 2005; Schiestel, 2007). Pearson‟s r varieert
tussen de factors van .33 tot .72 (Misener & Cox, 2001).
Interne consistentie voor de Mueller en McCloskey Satisfaction Scale varieert tussen
.89 (Molinari & Monserud, 2008) en .91 (Cumbey & Alexander, 1998) voor de gehele
schaal. Cronhbach‟s alpha voor de subschalen varieert volgens Molinari (2008) tussen
.58 en .82.
De Stamps en Piedmont‟s Index of Work Satisfaction (IWS) bestaat uit 2 delen.
Yamashita, Takase, Wakabayshi, Kuroda en Owatari (2009) rapporteren een interne
consistentie van .82 voor de gehele schaal. Het tweede deel heeft een interne
consistentie van .91. In verband met de test-hertest betrouwbaarheid wordt alleen een
28
Chinese variant teruggevonden, die een betrouwbaarheid van .83 weergeeft, echter
zonder vermelding van de tijdspanne (Lee, Yang, & Chen, 2000).
De schaal die in onderzoek dikwijls wordt gebruikt voor de bevraging van
jobtevredenheid bij artsen is de War-Cook-Wall schaal (WCW). Volgens Lu, While en
Barriball (2007) en Iliopoulou en While (2010) heeft de originele WCW schaal een
interne consistentie van respectievelijk .85 en .89. Volgens dezelfde auteurs geeft de
pearson‟s correlatie van de test-hertest na 6 maanden een correlatie coëfficiënt weer van
.63.
De Index of Work Satisfaction (Stamps, 1978) en de War-Cook-Wall schaal (War,
Cook, & Wall, 1979) zijn de meest betrouwbare schalen. Bij deze twee schalen worden
de beste interne consistenties aangetroffen, en de test-hertest drukt een goede (IWS r =
.83) tot redelijke (WCW r = .63) betrouwbaarheid uit voor beide schalen. Wanneer
gekeken wordt naar inhoud van beide schalen komen dezelfde topics weer, maar
verschilt de gebruikte terminologie (bijvoorbeeld wordt in de WCW „waardering voor
het werk‟ gebruikt, terwijl dit in de IWS „tevredenheid met status‟ wordt). De dualiteit
van de IWS is een belangrijk verschilpunt van beide schalen. De IWS bestaat uit twee
delen, wat dikwijls wordt aangegeven als een voordeel ten opzichte van andere schalen
(Caers et al., 2008). Op deze manier komt ook de belangrijkheid van de verschillende
dimensies voor de onderzochte populatie aan bod. Deze dualiteit wordt in geen enkele
andere schaal teruggevonden. Daarnaast wordt in geen van beide schalen altruïsme of
belangeloosheid vermeld. Pink (2009) stelt echter dat deze gerichtheid naar een „hoger‟
doel het laatste decennium meer en meer belangrijk wordt om tevreden te zijn met zijn
job. Alhoewel „patiëntenzorg‟ wel aan bod komt in de schalen, komt in geen van beide
schalen het aspect „patiëntencontact‟ aan bod. Deze dimensie komt wel aan bod in de
Maastrichtse Arbeidssatisfactie Schaal voor de Gezondheidszorg (=MAS-GZ)
(Landeweerd, 1996) en de Home Health Care Nurses Job Satisfaction Scale
(=HHCNJSS) (Ellenbecker, 2008). Wanneer gekeken wordt naar beschikbaarheid van
de schalen is een gevalideerde Nederlandstalige vertaling van de IWS beschikbaar via
de UGent (faculteit economie en bedrijfskunde). De Engelstalige WCW wordt
teruggevonden in het originele artikel in The Journal of Occupational Psychology van
1979. De MAS-GZ en de schaal van Ellenbecker zijn ook teruggevonden.
29
HOOFDSTUK 2: METHODOLOGIE
In dit deel komt de methodologie van deze masterproefstudie aan bod. Eerst wordt het
design van de studie beschreven. Vervolgens komen de steekproef, de data-collectie en
de data-analyse aan bod. Tenslotte worden de ethische beschouwingen besproken.
1 DESIGN VAN DE STUDIE
Het doel van deze masterproef is een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag
“Wat is de relatie tussen de mate van taakdelegatie en de werkbelasting, de
jobtevredenheid en de jobinhoud van huisartsen en verpleegkundigen in
groepspraktijken?”
Er werd gekozen voor een kwantitatief observationeel en cross-sectioneel
onderzoeksdesign. Het cross-sectioneel design werd gekozen met de bedoeling op één
moment een globaal beeld te krijgen over hoe taakdelegatie werd toegepast in de
deelnemende groepspraktijken. Een kwantitatief observationeel design werd gekozen
omdat er gebruik gemaakt werd van observaties. De deelnemende artsen en
verpleegkundigen werden bevraagd naar hun jobtevredenheid door middel van
kwantitatieve vragenlijsten. Tevens werd de subjectieve werkbelasting bevraagd door
middel van het PAONCIL-instrument.
Bij gebrek aan bestaande literatuur, werd taakdelegatie door de onderzoeker
gedefinieerd op 3 niveaus. Praktijken waar verpleegkundigen alleen administratief werk
verrichtten, werden gedefinieerd als praktijken met „taakdelegatie niveau 1‟. Praktijken
waar verpleegkundigen administratief werk verrichten én medisch-verpleegtechnische
handelingen uitvoerden, werden gedefinieerd als praktijken met „taakdelegatie niveau
2‟. Praktijken waar verpleegkundigen administratief werk verrichten, medischverpleegtechnische handelingen uitvoerden én zelfstandige consultaties verrichtten,
werden gedefinieerd als praktijken met „taakdelegatie niveau 3‟.
Belangrijk is te vermelden dat een dokterspraktijk waar twee of meer erkende huisartsen
samenwerken op één locatie, volgens het Rijksinstituut voor Ziekte- en
Invaliditeitsverzekering (=RIZIV) wordt benoemd als een „groepspraktijk-huisartsen‟.
Wettelijk gezien wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen wijkgezondheidscentra en
„gewone‟ groepspraktijken. Het gehanteerde betalingssysteem leidt in vele gevallen tot
30
de verschillende benamingen. Wijkgezondheidscentra passen meestal een forfaitair
betalingssysteem toe, terwijl „gewone‟ groepspraktijken meestal een betaling-perprestatiesysteem hanteren. Toch kan elke huisarts het forfaitaire betalingssysteem in
plaats van betaling-per-prestatiesysteem aanvragen (RIZIV, 2012). Het zijn dus niet
alleen de wijkgezondheidscentra die hiervoor in aanmerking komen (RIZIV, 2012). In
deze masterproef zal gesproken worden over enerzijds „wijkgezondheidscentrum‟ en
anderzijds „dokterspraktijk‟ als zijnde de groepspraktijk.
2 STEEKPROEF
Het onderzoek gebeurde bij huisartsenpraktijken. De huisartsenpraktijken moesten deel
uitmaken van de Oost-Vlaamse huisartsenkringen van Gent of Aalst. Via deze
huisartsenkringen werd een internetenquête verspreid naar de 500 praktijken die er deel
van uitmaakten. Bedoeling was een overzicht en globaal beeld te krijgen van de
verschillende praktijken (oprichtingsjaar praktijk, aantal en kwalificaties van de
personeelsleden, locatie van de praktijk, hoeveel patiënten de praktijk in zijn bestand
heeft en of taken worden gedelegeerd naar verpleegkundigen, geïnteresseerd in verdere
deelname aan het onderzoek). De internetenquête kan worden teruggevonden in bijlage
1.
Na 2 maanden was de respons op de internetenquête 1,2%. Na overleg met promotor en
co-promotoren werd beslist de eerste (=internet) fase van het onderzoek over te slaan,
en mogelijks geïnteresseerde praktijken rechtstreeks te contacteren.
Wijkgezondheidscentra werden aangeschreven omdat hier meestal al een zeker niveau
van taakdelegatie aanwezig is. Dokterspraktijken waarin verpleegkundigen werkzaam
waren werden opgezocht op het internet. Ook via andere kanalen (persoonlijke vraag
aan (huis)artsen en collegae) werd geprobeerd de gegevens te bekomen van
groepspraktijken waar verpleegkundigen werkzaam waren.
Via mail werd contact opgenomen met 8 wijkgezondheidscentra in de Gentse regio.
Drie wijkgezondheidscentra vroegen om extra informatie die in eerste instantie
schriftelijk werd verstrekt. Alle drie antwoordden positief op het voorstel voor
mondelinge toelichting. Deze toelichting vond plaats op 23 augustus, 26 september en
31
op 4 oktober. Hier kwamen, naast de methodologie, vooral praktische zaken aan bod.
Twee wijkgezondheidscentra waren bereid te participeren.
Er werd één Gentse dokterspraktijk geïdentificeerd waar een verpleegkundige
werkzaam was. Deze praktijk werd aangeschreven begin september met uitleg over de
masterproef en een vraag tot deelname, maar reageerde negatief begin oktober.
Een mail met uitleg en vraag tot deelname werd half september verstuurd naar een
dokterspraktijk in de regio Dendermonde waar sinds begin 2013 een verpleegkundige
werkzaam was. Na mondelinge toelichting werd een akkoord tot deelname bekomen
half oktober.
Aan alle deelnemende artsen en verpleegkundigen werd vóór de observatiedagen een
enveloppe meegegeven met uitleg over het onderzoek, een toestemmingsverklaring en
de jobtevredenheidsvragenlijst. Uitleg over het onderzoek en toestemmingsverklaring
voor de artsen en verpleegkundigen is terug te vinden in bijlage 2.
3 GEGEVENSVERZAMELING
Observaties werden verricht in week 42, 43 en 44.
3.1 JOBINHOUD
Om de jobinhoud van artsen en verpleegkundigen na te gaan voerde de onderzoeker op
onregelmatige tijdstippen een korte (10”) directe observatie uit van de activiteiten van
alle consulterende artsen en verpleegkundigen in de praktijken. Deze methode van
MMO (= Multi Moment Opnamen) is een steekproefmethode die gebaseerd is op
probabiliteit en wordt al lang toegepast in de bedrijfswereld (Konorti, 2012). Een
belangrijk voordeel van MMO is dat verschillende personen geobserveerd kunnen
worden door één observator (Ammenwerth & Spötl, 2009). Observaties op
onregelmatige tijdstippen zijn belangrijk om bias uit te sluiten (Konort, 2012). Op deze
manier wordt verhinderd dat er altijd geobserveerd wordt op hetzelfde tijdstip tijdens de
verschillende consultaties en dat elke activiteit een gelijke kans heeft om te worden
geobserveerd (Konorti, 2012). Om een goed beeld te krijgen van de wekelijkse
activiteiten, wordt in sommige studies een registratieperiode van vijf tot zeven dagen
voorgesteld (Ellegard et al., 1999 in Furaker, 2009; Furaker, 2009; Oddsdottir &
Sveinsdottir, 2011). Voor het bijhouden van dagboeken blijkt echter dat een
32
registratieperiode van drie dagen in plaats van vijf of zeven dagen, gelijkaardige
resultaten oplevert (Grady et al., 2009; Tincello, Williams, Joshi, Assassa & Abrams,
2007). In deze cross-sectionele studie werd daarom gekozen om ook de registratie door
de onderzoeker te beperken tot 3 dagen, zodat ook de belasting voor de praktijken
beperkt bleef. In het kader van de observaties werd een registratie-instrument voor
PDA- gebruik (=Personal Digital Assistant) ontwikkeld. Het registratie-instrument zelf
werd in eerste instantie ontwikkeld aan de hand van geraadpleegde literatuur en eigen
inbreng. Het instrument werd twee maal voorgelegd aan huisartsen en
verpleegkundigen binnen de eerstelijnsgezondheidszorg. De oorspronkelijke versie
werd verbeterd met de eerste opmerkingen van 2 huisartsen en 1 verpleegkundige.
Opmerkingen waren gelinkt aan de verdeling van de verschillende items binnen de
bestaande categorieën en benamingen van de items. Op aangeven van de artsen en
verpleegkundigen werden ook extra items toegevoegd. Het instrument werd opnieuw
voorgelegd aan 2 andere huisartsen en 2 verpleegkundigen. Opmerkingen werden
opnieuw geïntegreerd. Het gebruikte instrument is terug te vinden in bijlage 3.
Aan elke patiënt werd individueel schriftelijke en mondelinge uitleg gegeven over de
studie en gevraagd het toestemmingsformulier te ondertekenen. Dit alles gebeurde
terwijl de patiënt in de wachtkamer wachtte op de arts of verpleegkundige. Er werd
gevraagd de volledige bundel (uitleg van de studie en toestemmingsverklaring) aan de
arts of verpleegkundige af te geven. De arts of verpleegkundige verwijderde het laatste
blad (toestemmingsverklaring voor de onderzoeker) en plaatste dit in een plastic mapje
dat bevestigd was op de deur van de consultatieruimte. Op deze manier wist de
onderzoeker wie bij de arts of verpleegkundige binnen was en of deze patiënt zijn
akkoord had gegeven voor observatie. De rest van de bundel werd aan de patiënt
meegegeven.
Naast de consultaties werden ook de huisbezoeken geregistreerd. Omdat directe
observatie bij de huisbezoeken niet mogelijk was, werd gekozen voor een telefonisch
contact. Dezelfde methodologie van MMO werd ook hier toegepast. Op onregelmatige
tijdstippen belde de onderzoeker de arts of verpleegkundige op met de vraag wat hij/zij
op het moment van het telefonisch contact precies deed. Voor de huisbezoeken werd
33
geen toestemmingsverklaring van de patiënt gevraagd, omdat de onderzoeker niet in
contact kwam met de patiënt.
In het resultatenhoofdstuk werd gekozen om een opsplitsing te maken tussen direct
patiëntgebonden activiteiten en niet-direct patiëntgebonden activiteiten. Als
patiëntgebonden activiteiten werden alle activiteiten meegenomen die onmiddellijk
gelinkt waren aan de consulterende patiënt, zoals bijvoorbeeld: een gesprek met de
patiënt, onderzoek van de patiënt, het uitvoeren van medisch-verpleegtechnische
handelingen bij de patiënt, maar ook administratieve taken met betrekking tot de
consulterende patiënt. Bij deze administratieve taken behoren het maken van een
voorschrift of het aanvullen van patiëntengegevens in het patiëntendossier. Als nietdirect patiëntgebonden activiteiten werden alle activiteiten geclassificeerd waarbij de
patiënt niet aanwezig was, zoals bijvoorbeeld: overleg met collega‟s, administratieve
taken (zonder aanwezigheid van de patiënt), telefoongesprekken (zonder aanwezigheid
van de patiënt) of vervoer.
3.2 OBJECTIEVE WERKBELASTING
Tijdens de observatieperiode in de verschillende praktijken werd de objectieve werklast
ten dele nagegaan door het opvragen van de elektronische agenda‟s van huisartsen en
verpleegkundigen. Op die manier werd door de onderzoeker nagegaan hoeveel patiënten
werden geconsulteerd gedurende de opgegeven tijdsperiode.
3.3 SUBJECTIEVE WERKBELASTING
Om de subjectieve werklast na te gaan vulden de artsen en verpleegkundigen na elke
werkdag tijdens de registratie-driedaagse het PAONCIL (=Professional Assessment of
Optimal Nursing Care Intensity Level) instrument in (Frilund & Fagerstrom, 2009). Het
PAONCIL-instrument is een schaal met onderverdelingen per 0,25, van -3 tot +3. De
volgende verpleegintensiteitsniveaus worden beschreven : +3 = ernstig verhoogd, +2 =
verhoogd, +1 = weinig verhoogd, 0 = optimaal, -1 = weinig verlaagd, - 2 = laag en
tenslotte – 3 = zeer laag (Rauhala & Fagerstrom, 2004 geciteerd in Frilund 2009). Het
niveau 0 van de schaal beschrijft een situatie waarin er een evenwicht is tussen de
zorgvraag van de patiënt en de tijd die aan die patiënt kan besteed worden. Van -3 tot 0,25 is de zorgvraag van de patiënt lager dan optimaal en is er dus „tijd over‟. Van 0,25
tot +3 is de zorgvraag van de patiënt groter dan de beschikbare tijd (Fagerstrom, Rainio,
34
Rauhala, & Nojonen, 2000a). De schaal is reeds uitgetest in een eerstelijnssetting
(Frilund, 2009), maar niet eerder uitgetest bij artsen. Het PAONCIL-instrument is terug
te vinden in bijlage 5.
Jobtevredenheid wordt beschouwd als één facet van subjectieve werklast of werkdruk.
De jobtevredenheidsvragenlijst werd ingevuld zowel door de arts als de
verpleegkundige op het einde van de driedaagse registratieperiode. Er werd gekozen
voor de „Index of Work Satisfaction‟ (=IWS) van Stamps en Piedmonte (Stamps,
Piedmont, Slavitt, & Haase, 1978), gecombineerd met drie subschalen van de
Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de Gezondheidszorg (=MAS-GZ)
(Landeweerd, 1996). De index of Work Satisfaction is terug te vinden in bijlage 5
(versie artsen) en bijlage 6 (versie verpleegkundigen). De gebruikte subschalen van de
MAS-GZ zijn terug te vinden in bijlage 7.
In deel één van de IWS worden zes dimensies van jobtevredenheid weergegeven. Ze
worden beschreven in het instrument. Professionele status wordt gedefinieerd als het
algemeen belang dat gevoeld wordt bij de job, zowel in de eigen visie als in de visie van
anderen. Loon wordt gedefinieerd als geld en andere loonvoordelen. Deze andere
loonvoordelen zijn bijvoorbeeld maaltijdcheques, mobiele telefonie of een
bedrijfswagen. Als organisatiebeleid beschouwt men de algemene administratie, het
beleid en procedures waarmee de praktijk zich wil profileren. Taakvereisten worden
gedefinieerd als taken of activiteiten die gedaan moeten worden als standaard deel van
het werk. Interactie wordt gedefinieerd als de mogelijkheid om zowel formele als
informele sociale en professionele contacten te leggen tijdens de werkuren. Autonomie
tenslotte wordt gedefinieerd als de mate van werkgebonden onafhankelijkheid, initiatief
en vrijheid die toegestaan of vereist is in de dagelijkse activiteiten. In een
parencombinatie moet de respondent telkens de dimensie aankruisen die hij het
belangrijkst vindt, bijvoorbeeld bij autonomie/loon moet hij kiezen of hij autonomie dan
wel loon het belangrijkste vindt. Er worden 15 verschillende parencombinaties gegeven.
Bij de analyse werden de frequenties berekend van de verschillende dimensies,
bijvoorbeeld autonomie werd 4 keer als belangrijkste ingeschat, professionele status 3
keer enz...Daarna werd een rangschikking opgemaakt van de verschillende dimensies
per onderzochte populatie (huisartsen of verpleegkundigen).
35
In deel twee van de IWS moeten 44 beweringen worden gescoord door middel van een
7-punts Likertschaal, gaande van „1= sterk eens‟ tot „7= sterk oneens‟. Volgens de
factoranalyse uitgevoerd door Willem, Buelens en De Jonghe (2007) zijn er in de
Nederlandstalige versie 7 factoren aanwezig, namelijk tevredenheid met: loon, interactie
verpleegkundige-arts of omgekeerd, interactie tussen artsen of verpleegkundigen
onderling, taakvereisten, inspraak, professionele status en autonomie. Van de 44
beweringen die bevraagd worden in de IWS, worden 20 negatieve beweringen
gehercodeerd. Door deze hercodering werd ervoor gezorgd dat een lage score gelijk is
aan een hoge jobtevredenheid. Na de berekening van de somscores per factor werd de
score omgezet in een omgekeerde (hoge) score voor een vlotte interpreteerbaarheid.
Hoe hoger de uiteindelijke score, hoe hoger de jobtevredenheid. Nog volgens de
factoranalyse uitgevoerd door Willem (2007) worden zes items of beweringen niet
meegenomen in de analyses wegens te lage factorladingen (item 2, 9, 18, 26, 31 en 33).
Voor de 3 subschalen van de MAS-GZ vragenlijst moesten de negen items worden
gescoord op een 5-punts Likert-schaal. Alle items zijn positief verwoord: hoe hoger de
score, hoe meer tevreden de respondent is in zijn job. Er werden geen hercoderingen
uitgevoerd. Somscores werden gemaakt van de 3 subschalen.
Er waren drie redenen om voor de IWS en de MAS-GZ te kiezen. Ten eerste konden de
goede psychometrische eigenschappen van beide schalen aangehaald worden (zie
hoofdstuk 2.2). Ten tweede werd in de literatuur de dubbele vragenlijst van de IWS
expliciet als een sterkte beschreven. Ten derde waren beide schalen vrij beschikbaar in
het Nederlands. Er werd geopteerd om het aspect „patiëntencontact‟ toe te voegen
onder de vorm van een subschaal van de MAS-GZ. Twee andere subschalen van de
MAS-GZ werden toegevoegd, namelijk tevredenheid met groeimogelijkheden en
tevredenheid met de contacten met collega‟s.
Een belangrijk gegeven is dat de beschikbare, gevalideerde Nederlandstalige Index of
Work Satisfaction opgemaakt is voor verpleegkundigen in een ziekenhuisomgeving. De
schaal werd daarom qua taalgebruik aangepast aan de eerstelijnsgezondheidszorg. De
originele bewering „geneesheren werken samen met de verpleegkundigen op mijn
eenheid‟ werd geherformuleerd als „huisartsen werken samen met de verpleegkundigen
in de praktijk waar ik werk‟. Omdat de doelpopulatie bestond uit artsen en
36
verpleegkundigen, werd de schaal in twee versies opgemaakt. Voor huisartsen werd
bovenstaand voorbeeld dus „verpleegkundigen werken samen met de huisartsen in de
praktijk waar ik werk‟. De gereviseerde schaal werd voorgelegd aan 2 huisartsen en 2
eerstelijns-verpleegkundigen, die onafhankelijk van elkaar opmerkingen formuleerden.
Bedoeling was om na te gaan of het taalgebruik aangepast was aan verpleegkundigen en
huisartsen in de eerste lijn. Opmerkingen gingen over de gebruikte terminologie en over
inhoudelijke discussies. Het ging bijvoorbeeld over volgende zin (oorspronkelijke
tekst): „De geneesheren in dit ziekenhuis kijken te veel neer op de verpleegkundigen.‟
Als deze zin werd aangepast naar verpleegkundigen, zou het dan best
„verpleegkundigen in deze praktijk kijken te veel op naar huisartsen‟ of
„verpleegkundigen in deze praktijk kijken te veel neer op huisartsen‟ worden. Na
onderling overleg werd besloten de oorspronkelijke tekst zo veel mogelijk te behouden,
en voor optie twee te kiezen.
3.4 DEMOGRAFISCHE GEGEVENS
Volgende gegevens worden bevraagd: geslacht, leeftijd, tewerkstellingspercentage,
hoogst behaalde diploma, jaren ervaring algemeen en jaren ervaring in de deelnemende
praktijk. De vragenlijst is terug te vinden in bijlage 8.
3.5 GEGEVENS MET BETREKKING TOT DE PRAKTIJK
Gegevens van de 3 praktijken werden verzameld aan de hand van een vragenlijst.
Volgende gegevens werden bevraagd: jaar van oprichting van de praktijk; aantal
personen en aantal voltijds equivalenten in dienst; beroep van de personeelsleden; of de
praktijk gelegen is in de stad, stadsrand of dorp; hoeveel patiënten de praktijk in z‟n
bestand heeft; hoeveel patiënten recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming; welk
betalingssysteem de praktijk gebruikt; in welk jaar de eerste verpleegkundige startte en
welk niveau van taakdelegatie wordt toegepast in de praktijk. In bijlage 9 is de
vragenlijst terug te vinden.
4 DATA-ANALYSE
De data werden geïmporteerd en geanalyseerd in SPSS® 22.0 (SPSS® Inc., New York,
IBM). Op de data werd beschrijvende statistiek uitgevoerd: gemiddelde en
standaarddeviatie werden nagegaan. Normaalverdelingen werden nagegaan. Indien er
sprake was van een normaalverdeling, werd de vergelijkende statistiek uitgevoerd aan
37
de hand van parametrische testen. Indien niet, werden niet-parametrische testen
uitgevoerd. Het significantieniveau werd vastgelegd op p = 0.05.
Met betrekking tot de jobinhoud werden alle handelingen gecodeerd aan de hand van
cijfercodes. Er werd een onderscheid gemaakt in de cijfercodes al naargelang de arts of
verpleegkundige ze uitvoerde. In bijlage 10 worden de cijfercodes per activiteitenniveau
weergegeven. Het label „geen registratie‟ werd gebruikt wanneer geen toestemming tot
observatie kon verkregen worden van de patiënt, wanneer er geen tijd was om uitleg te
geven aan de patiënt of wanneer de patiënt het toestemmingsformulier niet begreep.
Daarna werd de lijst met cijfercodes geïmporteerd in SPSS en werden frequenties
berekend voor de verschillende activiteiten. De data werden geanalyseerd met behulp
van het UmtPlus-softwarepakket. Deze software wordt gebruikt voor
tijdscontrolestudies.
Activiteiten van artsen en verpleegkundigen werden in kaart gebracht. Er werd ook
gekeken naar de direct patiëntgebonden en niet-direct patiëntgebonden activiteiten per
niveau van taakdelegatie en per populatie. Verschillen in percentages werden
geanalyseerd met behulp van de Mann-Whitney U-test.
Aan de hand van de elektronisch agenda‟s werd berekend hoeveel consulten de artsen
en verpleegkundigen uitgevoerd hadden tijdens de observatieperiode van 3 dagen. De
normaalverdeling werd onderzocht met behulp van een histogram en een Q-Q plot.
Gezien de variabele niet-Gaussiaans verdeeld was, werd geopteerd voor het uitvoeren
van de niet-parametrische Mann-Whitney U-test. Deze test werd gebruikt omdat er 2
onafhankelijke categorische variabelen zijn (taakdelegatie niveau 2 en taakdelegatie
niveau 3), en 1 kwantitatieve variabele (aantal consultaties). Analyses werden
uitgevoerd voor artsen en verpleegkundigen apart. Voor de berekening van de
subjectieve werkbelasting of werkdruk werden somscores berekend aan de hand van het
PAONCIL-instrument. Een Mann-Whitney U-test werd uitgevoerd om te bestuderen of
er tussen de praktijken met een verschillende mate van taakdelegatie (2 groepen) een
significant verschil bestaat wat betreft de gemiddelde werkbelasting.
38
Voor het eerste deel van de IWS werd een frequentie-analyse uitgevoerd. Verder werd
de Mann-Whitney U-test uitgevoerd. Er werd opnieuw gekozen voor een nietparametrische test wegens het niet-Gaussiaans verdeeld zijn van de variabelen.
Om de relaties te bestuderen tussen de verschillende niveaus van taakdelegatie en
jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid werden verschillende analyses uitgevoerd.
Om het verband weer te geven tussen taakdelegatie en jobinhouden werden
kruistabellen opgevraagd. Om het verschil weer te geven tussen de verschillende
niveaus van taakdelegatie en werkbelasting werden Mann-Whitney U-testen uitgevoerd.
Om het verschil weer te geven tussen de verschillende niveaus van taakdelegatie en
jobtevredenheid werden eveneens Mann-Whitney U-testen uitgevoerd.
5 ETHISCHE BESCHOUWINGEN
Er werd goedkeuring verkregen van het Comité voor Medische Ethiek van het
Universitair Ziekenhuis Gent (Belgisch registratienummer B670201316201).
Er werd een informatiebrief bezorgd aan en schriftelijke toestemming verkregen van de
deelnemende artsen en verpleegkundigen. Tijdens de gesprekken in de verschillende
wijkgezondheidscentra kwam naar voor dat een groot deel van de patiëntenpopulatie
van allochtone oorsprong was en het Nederlands niet goed beheerste. De
toestemmingsformulieren voor de patiënten werden daarom vertaald in het Frans,
Engels en Turks. De onderzoeker stelde een bijkomend kort informatiedocument ter
beschikking waarin werd weergegeven wat het onderzoek precies inhield. Dit document
is terug te vinden in bijlage 11. Anonimiteit werd gegarandeerd.
39
HOOFDSTUK 3: RESULTATEN
1 STEEKPROEF
De steekproef bestond uit twee wijkgezondheidscentra en één dokterspraktijk. In de
twee wijkgezondheidscentra wordt taakdelegatie op niveau 3 toegepast, in de
dokterspraktijk wordt taakdelegatie op niveau 2 toegepast. Er werden 17 respondenten
bevraagd. In Tabel 9 wordt een overzicht gegeven van de demografische gegevens van
de respondenten.
De dokterspraktijk is gelegen in een dorp, één wijkgezondheidscentrum in de stadsrand
en een ander wijkgezondheidscentrum in de stad.
De twee wijkgezondheidscentra hebben beiden een patiëntenbestand van tussen de 2000
en 3000 patiënten en passen het forfaitaire betalingssysteem toe. De dokterspraktijk
heeft een patiëntenbestand van bijna 4000 patiënten en past betaling per prestatie toe.
Zowel in de wijkgezondheidscentra als in de dokterspraktijk wordt aan taakdelegatie
gedaan, alhoewel op een verschillend niveau. In de dokterspraktijk is de taakdelegatie
beperkt tot administratie en medische-verpleegtechnische handelingen door de
verpleegkundige (= taakdelegatie niveau 2), in de wijkgezondheidscentra doen
verpleegkundigen daarbovenop ook zelfstandige consultaties (= taakdelegatie niveau 3).
40
Tabel 9: demografische gegevens van de respondenten
Totaal N = 17
Verpleegkundige
N= 5
Geslacht
Man
Vrouw
4 (76.5%)
13 (23.5%)
Leeftijd
26-35 jaar
35-45 jaar
>45 jaar
7 (41.2%)
9 (52.9%)
1 (5.9%)
1 (20%)
4 (80%)
Hoogst behaalde diploma
HBO5
Bachelor
Master
Master na Master
1 (5.9%)
4 (23.4%)
3 (17.6%)
9 (52.9%)
1 (20%)
4 (80%)
Tewerkgesteld in praktijk
met taakdelegatie
Op niveau 2
Op niveau 3
3 (17.6%)
14 (82.4%)
1 (20%)
4 (80%)
Werkervaring
<1 jaar
1-5 jaar
6-10 jaar
>10 jaar
1 (5.9%)
4 (23.5%)
3 (17.6%)
9 (52.9%)
1 (20%)
Werkervaring in de
praktijk
<1 jaar
1-5 jaar
6-10 jaar
>10 jaar
5 (29.4%)
8 (47.1%)
3 (17.6%)
1 (5.9%)
3 (60%)
1 (20%)
1 (20%)
Tewerkstellingspercentage
<50%
50-90%
100%
1 (5.9%)
7 (41.2%)
9 (52.9%)
5 (100%)
Huisarts N= 12
4 (33.3%)
8 (66.7%)
6 (50%)
5 (41.7%)
1 (8.3%)
3 (25%)
9 (75%)
1 (20%)
3 (60%)
4 (80%)
1 (20%)
2 (16.7%)
10 (83.3%)
4 (33.3%)
2 (16.7%)
6 (50%)
2 (16.7%)
7 (58.3%)
2 (16.7%)
1 (8.3%)
1 (8.3%)
3 (25%)
8 (66.7%)
41
2 RESULTATEN JOBINHOUD
In eerste instantie worden de bekomen data geanalyseerd. In tweede instantie wordt
gekeken of er een significant verband bestaat tussen jobinhoud en taakdelegatie.
Iets meer dan 70% van de patiënten in de praktijken gaven toestemming voor
participatie (319/450). Van de in totaal 1009 observaties werden 812 (80,5%)
observaties uitgevoerd bij de huisartsen en 197 (19,5%) bij de verpleegkundigen. In de
praktijk waar taakdelegatie op niveau 2 werd toegepast werden 265 observaties
uitgevoerd (26,3%), 744 observaties (73,7%) vonden plaats in de praktijken waar
taakdelegatie op niveau 3 werd toegepast.
Het „geen registratie‟ percentage was het hoogst in de praktijk met taakdelegatie op
niveau 2 (25,98%) tegenover 16,79% in de praktijken met taakdelegatie niveau 3.
Uit de observaties kunnen frequentietabellen berekend worden voor artsen en
verpleegkundigen. In de grafiek hieronder worden percentages weergegeven per niveau
van taakdelegatie voor de huisartsen. Het grootste verschil is te vinden in het percentage
administratief werk dat de artsen deden met of zonder aanwezigheid van de patiënt. Het
percentage administratief werk met de patiënt aanwezig, was in de praktijken met
taakdelegatie niveau 2 duidelijk hoger dan in de praktijken met taakdelegatie niveau 3
(23,2% ten opzichte van 11,8%). Omgekeerd was het percentage administratief werk dat
huisartsen deden zonder dat de patiënt aanwezig was in de praktijken met taakdelegatie
niveau 3 hoger dan in de praktijken met taakdelegatie niveau 2 (21,9 ten opzichte van
0%).
42
Activiteiten huisartsen in percentages per niveau van taakdelegatie
Arts onderweg
2,3%
0,7%
Arts voert telefoongesprek zonder patiënt
aanwezig
Arts doet administratief werk zonder patiënt
aanwezig
Arts in overleg
Andere (hygiënische zorgen, bekijken
uitslagen OZ, aankleden pt)
5,6%
4,8%
0,0%
21,9%
0,6%
1,9%
4,5%
0,2%
taakdelegatie niveau 2
Arts doet administratief werk met patiënt
aanwezig
Arts voert medische test uit
Arts voert medisch/verpleegtechnische
handeling uit
Arts onderzoekt patiënt
Arts voert gesprek met patiënt
11,8%
23,2%
taakdelegatie niveau 3
0,0%
0,2%
5,6%
5,3%
18,1%
12,7%
40,1%
40,4%
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45%
Figuur 3: activiteiten van de huisartsen (procentueel) per niveau van taakdelegatie
In figuur 4 wordt een verdeling gemaakt tussen direct patiëntgebonden activiteiten en
niet-direct patiëntgebonden activiteiten. Hieruit blijkt dat huisartsen van praktijken met
taakdelegatie niveau 2 veel meer bezig zijn met direct-patiëntgebonden activiteiten
(90,1%) ten opzichte van huisartsen van praktijken met taakdelegatie niveau 3 (67%).
43
Direct patiëntgebonden en niet direct- patiëntgebonden
activiteiten van huisartsen per niveau van taakdelegatie
Niet direct patiënt gebonden
activiteiten
9,0%
33,0%
taakdelegatie niveau 2
taakdelegatie niveau 3
Direct patiëntgebonden
activiteiten
91,0%
67,0%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Figuur 4: niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden activiteiten van de huisartsen
Wanneer de resultaten in figuur 4 worden geanalyseerd met de Mann-Whitney U-test
om te testen op significante verschillen, wordt een significantie gevonden van p < 0.01,
en dit zowel voor direct patiëntgebonden als niet-direct patiëntgebonden activiteiten. Er
is dus een significant verschil tussen de direct patiëntgebonden en niet-direct
patiëntgebonden activiteiten van de huisartsen in de praktijken met taakdelegatie op
niveau 2 en deze op niveau 3. Resultaten zijn te vinden in Tabel 10.
Tabel 10: Mann-Whitney U-test voor niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden
activiteiten van huisartsen per niveau van taakdelegatie
Huisartsen
N
Niet-direct
patiëntgebonden
activiteiten
Taakdelegatie niveau 2
p-waarde
16
< 0.01
Taakdelegatie niveau 3
145
Taakdelegatie niveau 2
162
Direct patiëntgebonden
activiteiten
< 0.01
Taakdelegatie niveau 3
294
44
Dezelfde grafieken kunnen worden opgemaakt voor verpleegkundigen (figuur 5 en 6).
Hieruit blijkt dat de medisch-verpleegtechnische handelingen in de praktijk met
taakdelegatie op niveau 2 75% van alle activiteiten uitmaakten. In de praktijken met
taakdelegatie op niveau 3 was er veel meer variatie in het totale activiteitenpakket van
de verpleegkundigen. In navolging van de huisartsen, waren ook de verpleegkundigen
in de praktijk met taakdelegatie niveau 2 meer bezig met direct patiëntgebonden
activiteiten dan de praktijken met taakdelegatie niveau 3.
Activiteiten verpleegkundigen in percentages per niveau van taakdelegatie
Verpleegkundige onderweg
0,0%
7,3%
Verpleegkundige voert telefoongesprek zonder
patiënt aanwezig
0,0%
0,6%
Verpleegkundige doet administratief werk
zonder patiënt aanwezig
0,0%
Verpleegkundige in overleg
Andere (hygiënische zorgen, bekijken uitslagen
OZ, aankleden pt)
Verpleegkundige doet administratief werk met
patiënt aanwezig
15,2%
Verpleegkundige voert gesprek met patiënt
taakdelegatie niveau 3
0,0%
11,0%
8,3%
3,7%
Verpleegkundige voert
medisch/verpleegtechnische handeling uit
Verpleegkundige onderzoekt patiënt
taakdelegatie niveau 2
8,3%
1,2%
75,0%
47,0%
8,3%
3,0%
0,0%
11,0%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Figuur 5: activiteiten van de verpleegkundigen (procentueel) per niveau van taakdelegatie
45
Direct patiëntgebonden en niet direct- patiëntgebonden
activiteiten van verpleegkundigen per niveau van taakdelegatie
Niet direct
patiëntengebonden
activiteiten
8,3%
25,7%
taakdelegatie niveau 2
taakdelegatie niveau 3
91,7%
Direct patiëntgebonden
activiteiten
74,3%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Figuur 6: niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden activiteiten van de verpleegkundigen
De Mann-Whitney U-test wordt opnieuw toegepast. Alleen voor de direct
patiëntengebonden activiteiten wordt nu een significant resultaat gevonden van
p < 0.01. Voor verpleegkundigen is er dus alleen een significant verschil tussen de
direct patiëntgebonden activiteiten van de verpleegkundigen in de praktijken met
taakdelegatie op niveau 2 en deze op niveau 3. Resultaten zijn te vinden in Tabel 11.
Tabel 11: Mann-Whitney U-test voor niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden
activiteiten van verpleegkundigen per niveau van taakdelegatie
Verpleegkundigen
N
Niet-direct
patiëntgebonden
activiteiten
Taakdelegatie niveau 2
p-waarde
1
0.064
Taakdelegatie niveau 3
43
Taakdelegatie niveau 2
11
Direct patiëntgebonden
activiteiten
< 0.01
Taakdelegatie niveau 3
124
46
Om na te gaan of er een verband bestaat tussen de 2 variabelen „taakdelegatie‟ en
„uitgevoerde activiteiten‟ (jobinhoud), wordt een chi-kwadraat test gedaan. De p-waarde
is kleiner dan 0,01, waaruit kan besloten worden dat er een significant verband is tussen
beide variabelen.
3 RESULTATEN WERKBELASTING
3.1 RESULTATEN OBJECTIEVE WERKBELASTING
Uit de registratie van de agenda‟s bleek dat artsen van de praktijk met taakdelegatie op
niveau 2 significant meer patiënten gezien hadden per arts dan de artsen van de praktijk
met taakdelegatie op niveau 3. De verpleegkundige in de praktijk met taakdelegatie op
niveau 2 consulteerde minder dan de verpleegkundigen in de praktijken met
taakdelegatie op niveau 3, doch niet significant minder. De cijfers zijn terug te vinden in
Tabel 12.
Tabel 12: frequentie-analyse en Mann-Whitney U-test voor het aantal patiënten geconsulteerd
tijdens de observatiedagen
Verpleegkundigen
Huisartsen
Taakdelegatie
niveau 2
Taakdelegatie
niveau 3
Taakdelegatie
niveau 2
Taakdelegatie
niveau 3
Totaal
N
Aantal
consulten
Mediaan
per
VPK*/arts
1
11 (2%)
11
4
116 (21.2%)
27.5
2
154 (28.1%)
77
10
267 (48.7%)
20.5
17
548
32.3
p-waarde
0.157
0.031
*VPK = verpleegkundige
47
3.2 RESULTATEN SUBJECTIEVE WERKBELASTING
Taakdelegatie werd ook bekeken in functie van de subjectief ervaren werkbelasting
tijdens de observatiedagen. De werkbelasting werd gemeten met het PAONCIL
instrument met onderverdelingen per 0,25, gaande van -3 tot +3 en waarbij -3 een
ernstig verlaagde werkbelasting weergeeft, +3 een ernstig verhoogde werkbelasting.
Resultaten zijn terug te vinden in Tabel 13.
Tabel 13: Mann-Whitney U-test voor de subjectieve werkbelasting van artsen en verpleegkundigen
volgens niveau van taakdelegatie
N
Somscore
werkbelasting
Taakdelegatie niveau 2
1
1.17
Taakdelegatie niveau 3
4
0.25
Taakdelegatie niveau 2
2
1.08
Taakdelegatie niveau 3
10
-2.67
Taakdelegatie niveau 2
3
2.25
Taakdelegatie niveau 3
14
-2.42
p-waarde
Verpleegkundigen
0.157
Huisartsen
Verpleegkundigen
en artsen samen
0.131
0.031
Uit de statistische analyse kan worden geconcludeerd dat er geen significante
verschillen zijn tussen de verpleegkundigen en artsen onderling, maar dat er wel een
significant verschil is (p = 0,031) in subjectief ervaren werkbelasting tussen de
praktijken die taakdelegatie toepassen op niveau 2, en deze op niveau 3.
4 RESULTATEN JOBTEVREDENHEID
4.1 DEEL ÉÉN VAN DE INDEX OF WORK SATISFACTION
In dit eerste deel van de IWS moest de respondent in een parencombinatie telkens de
dimensie aankruisen die hij het belangrijkst vindt, bijvoorbeeld bij autonomie/loon moet
hij kiezen of hij autonomie dan wel loon het belangrijkste vindt. Er worden 15
verschillende parencombinaties gegeven. Van de aangekruiste dimensies wordt een
frequentie-analyse gedaan. Uit deze frequentie-analyse (Tabel 14) blijkt dat
verpleegkundigen autonomie het belangrijkst vinden voor hun jobtevredenheidsgevoel,
48
gevolgd door taakvereisten, interactie, organisatiebeleid, professionele status en loon.
Artsen daarentegen vinden taakvereisten het belangrijkst, gevolgd door interactie,
autonomie, organisatiebeleid, loon en professionele status.
Tabel 14: frequentie-analyse voor deel 1 van de Index of Work Satisfaction voor verpleegkundigen
en huisartsen
Verpleegkundigen (N=5)
Huisartsen (N=12)
Dimensies
Mediane score per
dimensie (0-6)
1
Autonomie
4.0
Taakvereisten
4.0
2
Taakvereisten
3.0
Interactie
3.5
3
Interactie
2.0
Autonomie
3.0
4
Organisatiebeleid
2.0
Organisatiebeleid
2.5
5
Professionele status
2.0
Loon
1.0
6
Loon
1.0
Professionele status
0.0
Dimensies
Mediane score per
dimensie (0-6)
4.2 DEEL TWEE VAN DE INDEX OF WORK SATISFACTION
Voor de verschillende dimensies (zoals aangegeven in de factoranalyse van Willem,
2007) worden de mediane scores berekend op de twee populaties (artsen en
verpleegkundigen). Dit wordt verder opgesplitst per niveau van taakdelegatie.
De mediane waarden in tabel 15, 16 en 17 zijn steeds ten opzichte van de gebruikte 7punts Likert-schaal in de Index of Work Satisfaction. Hoe hoger de score, hoe hoger de
tevredenheid.
Algemeen zijn de eerstelijnshuisartsen en -verpleegkundigen het minst tevreden met
hun loon (5,20) en het meest tevreden met hun autonomie (6,00). Artsen en
verpleegkundigen van de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 zijn het minst tevreden
met de taakvereisten (4,80) en het meest tevreden met de interactie arts/verpleegkundige
of omgekeerd (6,00). Artsen en verpleegkundigen van de praktijken waar taakdelegatie
op niveau 3 wordt toegepast, zijn het minst tevreden met hun loon (5,27) en het meest
tevreden met hun autonomie (6,00). Resultaten zijn in Tabel 15 te vinden. Voor geen
enkele dimensie zijn er significante verschillen terug te vinden tussen de artsen en
verpleegkundigen die werken met de verschillende niveaus van taakdelegatie.
49
Tabel 15: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test voor
huisartsen en verpleegkundigen samen en per niveau van taakdelegatie
Algemeen
Mediane score
per factor (0-7)
Professionele
status
5.83
Loon
5.20
Organisatiebeleid
Taakvereisten
Niveau van
taakdelegatie
Mediane score
per factor (0-7)
Taakdelegatie niveau 2
5.83
Taakdelegatie niveau 3
5.83
Taakdelegatie niveau 2
5.17
Taakdelegatie niveau 3
5.27
Taakdelegatie niveau 2
5.75
Taakdelegatie niveau 3
5.86
Taakdelegatie niveau 2
4.80
Taakdelegatie niveau 3
5.50
Taakdelegatie niveau 2
6.00
Taakdelegatie niveau 3
5.50
Taakdelegatie niveau 2
5.60
Taakdelegatie niveau 3
5.90
Taakdelegatie niveau 2
5.75
Taakdelegatie niveau 3
6.00
p-waarde
0.799
0.704
5.86
0.899
5.40
Interactie met
arts/verpleegkundige
5.60
Interactie met
gelijken
5.80
Autonomie
6.00
0.342
0.280
0.179
0.796
Wanneer de analyse per populatie wordt gemaakt, zien we dat voor de huisartsen de
waarden terug te vinden zijn tussen 5,80 voor interactie met andere artsen en 5,18 voor
de factor loon. Artsen zijn dus het meest tevreden met de interactie met gelijken, en het
minst tevreden met hun loon. Geanalyseerd per niveau van taakdelegatie zijn de artsen
die werken in de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 het meest tevreden met hun
professionele status (6,00), maar het minst tevreden met de interactie met andere artsen
(5,20). Dit is significant verschillend van de artsen die werken in praktijken met
taakdelegatie op niveau 3 (p = 0,047). Artsen die werken in praktijken met taakdelegatie
op niveau 3 zijn het meest tevreden met hun autonomie (5,88), en het minst tevreden
met hun loon (5,02). Resultaten zijn terug te vinden in Tabel 16.
50
Tabel 16: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test voor
huisartsen en per niveau van taakdelegatie
Huisartsen N=12
Mediane score
per factor (0-7)
Professionele
status
5.83
Loon
5.18
Organisatiebeleid
Taakvereisten
Niveau van
taakdelegatie
Mediane score
per factor (0-7)
Taakdelegatie niveau 2
6.00
Taakdelegatie niveau 3
5.83
Taakdelegatie niveau 2
5.33
Taakdelegatie niveau 3
5.02
Taakdelegatie niveau 2
5.86
Taakdelegatie niveau 3
5.71
Taakdelegatie niveau 2
4.50
Taakdelegatie niveau 3
5.80
Taakdelegatie niveau 2
5.90
Taakdelegatie niveau 3
5.60
Taakdelegatie niveau 2
5.20
Taakdelegatie niveau 3
5.80
Taakdelegatie niveau 2
5.38
Taakdelegatie niveau 3
5.88
0.587
0.516
5.71
0.667
5.60
Interactie met
verpleegkundigen
5.60
Interactie met
gelijken
5.80
Autonomie
5.75
p-waarde
0.105
0.446
0.047
0.115
Verpleegkundigen zijn het meest tevreden met hun professionele status (6,33) en het
minst tevreden met de interactie met de artsen en hun taakvereisten (allebei 5,40). Per
niveau van taakdelegatie zijn verpleegkundigen die werken in een praktijk die
taakdelegatie op niveau 2 toepast het minst tevreden met hun loon (4,40) en het meest
tevreden met hun autonomie (6,50). Verpleegkundigen die werken in een praktijk met
taakdelegatie op niveau 3 zijn het meest tevreden met hun professionele status (6,33), en
het minst tevreden met de interactie met de artsen (5,30). Geen enkele dimensie is
echter significant verschillend voor verpleegkundigen die werken in een praktijk met
taakdelegatie op niveau 2 of op niveau 3. Een overzicht is terug te vinden in Tabel 17.
51
Tabel 17: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test voor
verpleegkundigen en per niveau van taakdelegatie
Verpleegkundigen N=5
Mediane score
per factor (0-7)
Professionele
status
6.33
Loon
5.67
Organisatiebeleid
Taakvereisten
Interactie met arts
Niveau van
taakdelegatie
Mediane score
per factor (0-7)
Taakdelegatie niveau 2
5.83
Taakdelegatie niveau 3
6.33
Taakdelegatie niveau 2
4.40
Taakdelegatie niveau 3
5.75
Taakdelegatie niveau 2
5.75
Taakdelegatie niveau 3
5.93
Taakdelegatie niveau 2
6.00
Taakdelegatie niveau 3
5.40
Taakdelegatie niveau 2
6.00
Taakdelegatie niveau 3
5.30
Taakdelegatie niveau 2
6.00
Taakdelegatie niveau 3
6.00
Taakdelegatie niveau 2
6.50
Taakdelegatie niveau 3
6.00
0.468
0.480
5.86
0.480
5.40
0.147
5.40
Interactie met
gelijken
6.00
Autonomie
6.00
p-waarde
0.480
1.000
0.147
De algemene jobtevredenheid tenslotte wordt weergegeven in Tabel 18. Het verschil
van de algemene jobtevredenheid van verpleegkundigen en huisartsen werkend in
praktijken met taakdelegatie niveau 2 en niveau 3 is niet significant verschillend (p=
0,900). Wanneer dezelfde analyses worden gedaan voor artsen en verpleegkundigen
apart, worden ook geen significante verschillen genoteerd.
52
Tabel 18: Mann-Whitney U-test: verschil van algemene jobtevredenheid gemeten met de Index of
Work Satisfaction volgens niveau van taakdelegatie
Mediane score
algemene
jobtevredenheid
IWS (1-7)
pwaarde
Niveau van
taakdelegatie
Taakdelegatie
Verpleegkundigen
en artsen samen
niveau 2
0.900
Taakdelegatie
Taakdelegatie
niveau 2
5.78
Taakdelegatie
niveau 3
0.461
5.64
5.71
5.78
1.000
5.79
Taakdelegatie
niveau 2
Huisartsen
pwaarde
5.78
5.71
niveau 3
Verpleegkundigen
Mediane score
algemene
jobtevredenheid
IWS (1-7)
5.45
0.572
Taakdelegatie
niveau 3
5.64
53
4.3 MAASTRICHTSE ARBEIDSSATISFACTIESCHAAL GEZONDHEIDSZORG
Van de gegevens verkregen door middel van de MAS-GZ werd de mediane
jobtevredenheid berekend. Resultaten zijn terug te vinden in Tabel 19. Er zijn geen
significante verschillen op te merken tussen de verschillende populaties.
Tabel 19: Mann-Whitney U-test voor MAS-GZ jobtevredenheid
Mediane score
algemene
jobtevredenheid
MAS-GZ (1-5)
pwaarde
Niveau van
taakdelegatie
Taakdelegatie
Verpleegkundigen
en artsen samen
niveau 2
0.684
Taakdelegatie
Taakdelegatie
niveau 2
4.00
Taakdelegatie
niveau 3
0.909
Taakdelegatie
niveau 2
Huisartsen
4.00
pwaarde
4.00
4.00
niveau 3
Verpleegkundigen
Mediane score
algemene
jobtevredenheid
MAS-GZ (1-5)
4.00
4.78
0.264
4.00
3.78
0.193
Taakdelegatie
niveau 3
4.22
54
HOOFDSTUK 4: DISCUSSIE
Dit onderzoek had als doel een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag : “Wat is
de relatie tussen de mate van taakdelegatie en de werkbelasting, de jobtevredenheid en
de jobinhoud van huisartsen en verpleegkundigen in groepspraktijken?”
In dit hoofdstuk zal op een kritische manier ingegaan worden op de methode en de
resultaten van het onderzoek. De bekomen resultaten zullen ook vergeleken worden met
bevindingen uit de wetenschappelijke literatuur.
1 BESPREKING VAN DE RESULTATEN
1.1 RESULTATEN MET BETREKKING TOT JOBINHOUD
Uit de resultaten van de jobinhoud bij artsen komt vooral een groot verschil in
administratief werk naar voor tussen de praktijken met taakdelegatie niveau 2 en deze
met taakdelegatie niveau 3. Administratief werk komt vooral aan bod in de niet-direct
patiëntgebonden activiteiten. De direct-patiëntgebonden activiteiten zijn significant
groter in de praktijk met taakdelegatie niveau 2 (91%) dan de praktijken met
taakdelegatie niveau 3 (67%). Verschillende studies in ziekenhuizen vermelden cijfers
tussen de 29% en 43% voor direct-patiëntgebonden activiteiten (Ammenwerth, 2009;
Fontaine, Speedie, Abelson & Wold, 2000). Gottschalk en Flocke (2005) vermelden
percentages van 55% direct-patiëntgebonden activiteiten in de eerstelijnsgezondheidszorg. De direct-patiëntgebonden activiteiten in de wijkgezondheidscentra liggen in deze
studie in vergelijking met de studie van Gottschalk (2005) iets hoger (taakdelegatie
niveau 3 = 67%). Dit heeft mogelijks te maken met het betalingssysteem: de
administratie in een systeem met forfaitaire betaling blijkt overzichtelijker dan in een
praktijk met een betaling-per-prestatiesysteem (Vodde, 2010). Het globaal medisch
dossier en de diabetesregistratie zijn bijvoorbeeld gemakkelijker aan te geven, omdat de
patiënten vast ingeschreven zijn (Vodde, 2010). De aangifte moet ook maar één keer per
jaar worden geactualiseerd (Vodde, 2010). Verder kan de administratie door
administratieve medewerkers gedaan worden. Er moeten geen prestatiebrieven of
betalingen worden geregeld tijdens de consultatie (Vodde, 2010).
55
In de geobserveerde praktijk met taakdelegatie niveau 2 bedroegen de patiëntgebonden
activiteiten echter 91%. Een mogelijke verklaring is dat administratieve taken thuis
werden gedaan voor of na de werkdag, waardoor ze niet werden meegenomen in de
registratie, en bijna alleen direct-patiëntgebonden activiteiten in de registraties naar voor
kwamen (Dr. P, persoonlijke communicatie).
Een groter aandeel administratieve taken (= niet direct-patiëntgebonden activiteiten)
binnen het takenpakket van de artsen wordt geassocieerd met een verhoogde tijdsdruk
en lage jobtevredenheid (Ammenwerth, 2009). Tijdsdruk en jobtevredenheid zijn allebei
dimensies van subjectieve werkbelasting. In ons onderzoek komt niet naar voor dat
artsen van de praktijk met taakdelegatie op niveau 3 algemeen minder tevreden zijn met
hun job dan artsen van praktijken waar taakdelegatie op niveau 2 wordt toegepast. In
tegenstelling tot de bevindingen van Ammenwerth (2009), is in ons onderzoek de
subjectief ervaren werkbelasting in de praktijk met taakdelegatie op niveau 2 (waar het
meest patiëntgebonden activiteiten plaatsvonden) significant hoger in vergelijking met
de praktijken waar taakdelegatie wordt toegepast op niveau 3. Dit kan misschien
verklaard worden door het significant hoger aantal geconsulteerde patiënten per arts in
de dokterspraktijk (taakdelegatie niveau 2), zeker wanneer dit wordt gecombineerd met
administratief thuiswerk.
De resultaten van de jobinhoud-analyse werden ook vergeleken tussen huisartsen en
verpleegkundigen. Ten eerste valt op dat het percentage administratief werk van de
huisartsen veel hoger is dan het percentage administratief werk van de verpleegkundige.
Ten tweede is het geregistreerde percentage medisch-verpleegtechnische handelingen
veel hoger bij de verpleegkundigen (75% bij taakdelegatie niveau 2, 47% bij
taakdelegatie niveau 3) dan bij de artsen (respectievelijk 5,6% en 5,3%). Dit wijst erop
dat artsen nog steeds medisch-verpleegtechnische handelingen doen, maar dat deze toch
zeer beperkt zijn. Ten derde valt op dat de activiteiten uitgevoerd door de
verpleegkundigen in de wijkgezondheidscentra veel meer divers zijn. Misschien heeft
dit te maken met het feit dat de wijkgezondheidscentra reeds enkele jaren bestaan,
waardoor taakdelegatie goed is ingeburgerd in de multidisciplinaire structuur van de
centra. De taakdelegatie in de dokterspraktijk staat nog in de beginfase, waardoor
misschien een beperkt aantal taken wordt gedelegeerd.
56
1.2 RESULTATEN MET BETREKKING TOT WERKBELASTING
Uit de resultaten met betrekking tot de werkbelasting komen enerzijds de registraties
van de agenda‟s aan bod, anderzijds de subjectieve werkbelasting.
Bij de registratie van de agenda‟s valt op dat de praktijk met taakdelegatie op niveau 2
significant meer patiënten per arts (p = 0.031) heeft gezien tijdens de observatiedagen
(165/3 ten opzichte van 383/14 voor praktijk met taakdelegatie op niveau 3).
Verschillende studies tonen aan dat huisartsen die werken in een betaling-per-prestatie
systeem (= praktijk met taakdelegatie niveau 2) meer uren presteren, meer tijd
spenderen aan patiënt-gerelateerde activiteiten, meer patiënten zien, kortere consultaties
doen en meer huisbezoeken verrichten (Gosden et al., 2000; Groenewegen & Hutten,
1995; van den Berg, de Bakker, Westert, van der Zee & Groenewegen, 2009). In België
werken zelfstandige huisartsen, die meestal werken in een betaling-per-prestatie
systeem, gemiddeld 60 uur per week (Syndicaat voor Vlaamse Huisartsen, 2012).
Vermits er in een betaling-per-prestatiesysteem wordt betaald per prestatie, is er in dit
systeem een verband tussen het aantal consultaties en het inkomen (Gosden et al.,
2000). Het forfaitaire systeem streeft een andere filosofie na: de praktijk krijgt een
forfaitair bedrag per ingeschreven patiënt. Hierdoor is men niet gebaat bij veelvuldige
consultaties (Art & De Maeseneer, z.j.). Men kan zich de vraag stellen of
meerconsumptie niet gestimuleerd wordt in het betaling-per-prestatiesysteem. Uit
verschillende studies blijkt dat het gedrag van huisartsen soms wordt beïnvloed door
financiële prikkels (Hickson et al., 1987; Hughes en Yule, 1992; Gosden et al. 1999;
Iverson en Lurås, 2000; Gosden et al., 2000 en 2001, geciteerd in Nederlandse
Zorgautoriteit, z.j.). Deze mogelijke meerconsumptie wordt ook aangehaald als een
potentieel nadeel van het betaling-per-prestatie systeem in het WHO-Health Financing
Policy-rapport (2007). Aan de andere kant is een onderconsumptie van het forfaitaire
betalingssysteem door bepaalde doelgroepen een mogelijk nadeel (WHO, 2007). Ook
het aantal chronische zorgvragers blijkt een belangrijke invloed te hebben op de
werkbelasting van de artsen. Hoe meer chronische zorgvragers in het patiëntenbestand,
hoe hoger de te verwachten werkbelasting (Kroezen et al., 2011; Pritchard, 2001;
Vrijhoef et al., 2003). Bovendien delegeren huisartsen de consultatie van multimorbide
chonische patiënten niet gemakkelijk naar NPs (Moth, Vestergaard & Vedsted, 2012).
57
Het aspect chroniciteit werd echter in deze masterproef niet specifiek bekeken,
waardoor hierover geen uitspraken kunnen worden gedaan.
Hierop aansluitend blijkt de subjectief beleefde werklast bij de huisartsen en
verpleegkundigen van de praktijk die taakdelegatie op niveau 2 toepast, significant
hoger dan deze van de praktijken die taakdelegatie op niveau 3 toepassen (p = 0.031).
Huisartsengeneeskunde in België wordt over het algemeen gezien als een beroep met
moeilijke werkomstandigheden (Lorant et al., 2008). Deze moeilijke
werkomstandigheden worden beschreven als: een gebrek aan controle (eisen van
patiënten en collega‟s, beschikbaarheid), stressvolle situaties (spoedgevallen), hoge
werkbelasting en moeilijke relaties met patiënten en/of met andere huisartsen (Lorant et
al., 2008). Het feit dat artsen en verpleegkundigen een lagere subjectieve werklast
ervaren in wijkgezondheidscentra, kan te maken hebben met de multidisciplinaire
structuur ervan. Grotere praktijken hebben meer mogelijkheden om de werkbelasting te
structureren door middel van een afsprakensysteem en een systeem van taakdelegatie
naar andere beroepsgroepen (Groenewegen, 1995).
1.3 RESULTATEN MET BETREKKING TOT JOBTEVREDENHEID
In dit deel worden de resultaten van de twee delen van de Index of Work Satisfaction
kritisch bekeken.
In deel één van de Index of Work Satisfaction werd nagegaan hoe de respondenten de
belangrijkheid van de verschillende dimensies van jobtevredenheid voor zichzelf
inschatten.
Voor verpleegkundigen komt autonomie naar voor als de belangrijkste dimensie. In een
review van Finn (2001) is autonomie ook de belangrijkste component in de
jobtevredenheid van verpleegkundigen. Toch blijkt autonomie belangrijker voor
eerstelijnsverpleegkundigen dan voor ziekenhuisverpleegkundigen (Schutzenhofer &
Musser, geciteerd in Finn, 2001). Ook in een onderzoek van Walsh (2003) komt
autonomie als de belangrijkste motivator voor eerstelijnsverpleegkundigen naar voor.
Eerstelijnsverpleegkundigen vinden het belangrijk om, binnen bepaalde grenzen, „hun‟
praktijk te kunnen uitbouwen. Ze zijn gemotiveerd om verpleegkundige
eerstelijnsgezondheidszorg verder te ontwikkelen en professionele en organisatorische
grenzen te verleggen (Walsh, 2003).
58
Bij de eerstelijnsverpleegkundigen wordt loon als minst belangrijk ingeschat. Deze
bevindingen zijn in contrast met het onderzoek van Willem (2007), die eveneens de
IWS gebruiken. Uit dit onderzoek van Willem (2007) komt naar voor dat
verpleegkundigen in drie Belgische ziekenhuizen loon als de belangrijkste dimensie van
jobtevredenheid zien, gevolgd door autonomie en interactie. Autonomie en interactie
zijn echter ook bij eerstelijnsverpleegkundigen belangrijke dimensies. Het kan zijn dat
loon niet als een belangrijke dimensie wordt gezien, omdat eerstelijnsverpleegkundigen
het verschil willen maken voor „hun‟ populatie, en welzijn willen voor de mensen die
zij verzorgen. Eerstelijnsverpleegkundigen zijn in dat opzicht misschien eerder
intrinsiek dan extrinsiek gemotiveerd (Walsh, 2003).
Bij de huisartsen worden taakvereisten als belangrijkste dimensie gescoord. De taken
van de huisarts veranderen constant onder invloed van het veranderende
gezondheidsklimaat. Toch zien huisartsen het als hun taak om zich aan te passen aan
nieuwe concepten en hun kennis constant bij te scholen (Wiener-Ogilvie et al., 2008).
Traditioneel wordt de relatie tussen artsen en verpleegkundigen als hiërarchischcompetitief omschreven (Wilson, Coulon & Hillege, 2005). In deze studie komt echter
naar voor dat dokters hun professionele status als minst belangrijke dimensie van
jobtevredenheid zien. Een mogelijke verklaring ligt in het feit dat de huisartsen werken
in een samenwerkingsverband dat gebaseerd is op kennis en expertise, eerder dan op
rollen en titels (Wilson, 2005).
In deel twee van de Index of Work Satisfaction wordt door middel van een 7-punts
Likertschaal gepeild naar de tevredenheid van de verschillende dimensies binnen
jobtevredenheid.
Hieruit komt naar voor dat artsen het minst tevreden zijn met hun loon. Ook in een
studie van Götz, Broge, Willms, Joos en Szecsenyi (2010) komt naar voor dat
huisartsen het minst tevreden zijn met hun loon. Wanneer dit bekeken wordt samen met
de resultaten uit deel 1 van de IWS (waar gepeild wordt naar de belangrijkheid van de
verschillende dimensies), blijkt dat in deze studie artsen wel het minst tevreden zijn met
hun loon, maar hun loon relatief gezien niet zo belangrijk is voor hen. Dit kan misschien
59
worden verklaard doordat ze ethische consideraties belangrijker vinden dan hun loon
(Nederlandse Zorgautoriteit, z.j.).
Artsen zijn het meest tevreden met de interactie met gelijken, dat in deze studie als
tweede belangrijkste dimensie wordt ingeschat door de artsen. In een studie van Geneau
Lehoux, Pineault en Lamarche (2008) geven huisartsen aan dat ze interacties met
gelijken als een belangrijke bron van kennis beschouwen. Deze interacties nemen vaak
de vorm aan van patiëntenbesprekingen of (interne) bijscholingen. Dit is een probleem
voor huisartsen die werken in een systeem van betaling-per-prestatie, waar de
mogelijkheid tot patiëntenbesprekingen zich minder voordoet dan in een forfaitair
betalingssysteem (Geneau, 2008). De momenten van overleg zijn ook in ons onderzoek
minder aanwezig in de praktijken met taakdelegatie op niveau 2 (0,6%) ten opzichte van
deze op niveau 3 (1,9%), maar het verschil is miniem. Het aspect interactie met gelijken
komt eveneens naar voor in de resultaten per niveau van taakdelegatie, waar er een
significant verschil werd gevonden tussen tevredenheid met interactie met andere artsen
in de praktijken met taakdelegatie op niveau 2 of op niveau 3.
Verpleegkundigen zijn het meest tevreden met hun professionele status, en het minst
tevreden met hun taakvereisten en de interactie met de artsen. Professionele status wordt
echter niet als erg belangrijk ingeschat door de verpleegkundigen. Taakvereisten en
interactie echter worden wel als belangrijk ingeschat door verpleegkundigen, maar ze
zijn er het minst tevreden over, vooral in de praktijken met taakdelegatie op niveau 3.
Ook de artsen zijn niet erg tevreden over de interactie met de verpleegkundigen. Binnen
multidisciplinaire teams komt het frequent voor dat dokters zichzelf zien als leiders en
hun ideeën willen doordrukken (Wilson, 2005). Uit andere studies blijkt dat artsen
onvoldoende (willen) samenwerken met andere beroepen (Hultberg et al., 2003
geciteerd in Hansson, Friberg, Segesten, Gedda & Mattsson, 2008). Toch zijn
wederzijds vertrouwen, respect, conflicthanteringscompetenties en
onderhandelingscompetenties belangrijke eigenschappen om tot een vlot
samenwerkende praktijk te komen (Pullon, McKinlay & Dew, 2009; Wilson, 2005).
60
2 BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste beperkingen.
Het was de bedoeling een globaal beeld te krijgen over taakdelegatie in de
huisartsenkringen van Aalst en Gent. Daarom werd een internetenquête verspreid.
Zowel bij internet- als postenquêtes is het lage responspercentage van dokters al langer
gekend en een bevraging bij dokters geeft altijd een lagere respons dan in de algemene
bevolking (Braithwaite, Emery, de Lusignan, & Sutton, 2003; Flanigan, T.S.,
McFarlane, E.& Cook, S., 2008; Grava-Gubins & Scott, 2008). Meestal wordt bij artsen
een responspercentage van ongeveer 30% bereikt bij een eerste mail, afhankelijk van de
studie (Braithwaite, 2003; Grava-Gubins, 2008). Via de huisartsenkring Aalst werd de
internetenquête naar 150 praktijken verspreid. Slechts 6 enquêtes werden teruggestuurd.
In de Gentse huisartsenkring met 350 praktijken werd de enquête enkel gepubliceerd op
de algemene website van de huisartsenkring, waardoor huisartsen de link moesten
aanklikken om de enquête in te vullen. Geen enkele huisarts klikte de link aan in de
vooropgestelde tijdsperiode. Hierdoor bleef het algemene responspercentage zeer laag
(1,2%). Het was op deze manier niet mogelijk een globaal beeld te krijgen van het
toepassen van taakdelegatie in de Gentse en Aalsterse dokterspraktijken.
In samenspraak met (co)promotor werd overgegaan tot het actief contacteren van
praktijken die het systeem van taakdelegatie toepassen. Door deze methode te gebruiken
was de kans op bias groter, omdat er niet kan uitgegaan worden van een representatieve
steekproef (Polit, 2008). Niet alle gecontacteerde praktijken wilden in de studie stappen,
wat nogmaals een bias kan creëren. Uiteindelijk was de steekproefgrootte klein, omdat
het niet gemakkelijk was praktijken te vinden die het systeem van taakdelegatie
toepasten en tevens wilden participeren in het onderzoek. Dit gegeven kan zijn weerslag
hebben op de resultaten, omdat deze mogelijks niet kunnen gegeneraliseerd worden.
In deze studie is gekozen voor korte observatiemomenten, de zogenaamde multimoment opnames. Waarschijnlijk zou completere informatie worden verkregen indien
de onderzoeker aan volledige consultaties had deelgenomen, zoals in de studie van
Jenkins-Clarke (1998, 2001). Op die manier zou bijvoorbeeld een diepgaander beeld
kunnen worden geschetst van de educatiegesprekken die de arts of verpleegkundige
voert. In de korte observatiemomenten kon nu dikwijls niet worden achterhaald
61
waarover het gesprek precies ging. De keuze werd echter gemaakt om op korte tijd veel
data te verkrijgen door de frequente observatiemomenten en een breder beeld te krijgen
van alle activiteiten. Er werd ook gekozen om de praktijken niet te veel te belasten met
de observaties. Daarom werd ervoor gekozen om de observaties te beperken tot de
consultatieruimtes. Een gevolg hiervan is dat vergaderingen, administratieve taken of
telefoongesprekken die buiten de consultatieruimte werden gehouden, niet werden
geregistreerd.
Alhoewel in verschillende studies wordt aangegeven dat het aantal chronische
zorgvragers in het patiëntenbestand de werkbelasting beïnvloedt (Kroezen et al., 2011;
Pritchard, 2001; Vrijhoef et al., 2003), kon dit in deze studie niet worden meegenomen.
Door het systeem van multi-moment opnamen was het niet mogelijk te beoordelen of
een zorgvrager aan een chronische ziekte leed.
De studie duurde 3 dagen in elke praktijk. Deze beperkte periode kan uiteraard een
vertekend beeld geven. Naargelang de 3 observatiedagen in een drukke of eerder kalme
periode vielen, zullen de verkregen resultaten verschillend zijn. Toch blijkt dat 3 dagen
observaties voldoende is om een goed beeld te krijgen van de praktijk (Grady et al.,
2009; Tincello, 2007).
Verder moet ook worden opgemerkt dat de verpleegkundige werkend in de
dokterspraktijk pas begin 2013 is gestart. Haar interventies zijn niet zo talrijk, omdat
deze volgens de arts gradueel moeten opgebouwd worden (persoonlijke communicatie
Dr. P., 23 oktober 2013). Het zou door de patiënten niet goed onthaald worden indien ze
te veel activiteiten van de artsen zou overnemen op korte termijn. Dit heeft als gevolg
dat het aantal patiënten dat de verpleegkundige consulteerden eerder beperkt was tijdens
de observatiedagen.
Een vergelijking met een praktijk zonder taakdelegatie was binnen deze masterproef
niet mogelijk. Zou dit gebeurd zijn, zouden misschien cijfers gevonden zijn die meer
verschillend waren. Deze studie gaat ook niet in op de financiële aspecten van
taakdelegatie.
62
3 STERKTES VAN HET ONDERZOEK
Taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige in de eerstelijnsgezondheidszorg is in
België geen courant gegeven. Dit onderzoek snijdt het thema aan en komt naar buiten
met eerste bevindingen op het vlak van jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid
van artsen en verpleegkundigen in relatie met taakdelegatie. Er werd geprobeerd een
zicht te krijgen op de jobinhoud van artsen en verpleegkundigen door middel van
directe observaties. Op deze manier konden in een korte periode voldoende data worden
verzameld. Voor de verschillende metingen werden gevalideerde instrumenten gebruikt,
en allemaal werden ze afgetoetst bij experten op het terrein.
63
HOOFDSTUK 5: CONCLUSIE
Taakdelegatie binnen de Belgische context is geen courant gegeven. Alhoewel slechts
drie praktijken werden geïncludeerd in deze studie, werden toch belangrijke inzichten
rond taakdelegatie verworven binnen de deelnemende groepspraktijken. Taakdelegatie
werd binnen deze masterproef op verschillende niveaus gedefinieerd. In de praktijk
waar taakdelegatie op niveau 2 werd toegepast, deed de verpleegkundige
administratieve taken en medisch-verpleegtechnische handelingen. In de praktijken
waar taakdelegatie op niveau 3 werd toegepast, deden de verpleegkundigen
administratieve taken, medisch-verpleegtechnische handelingen en zelfstandige
consultaties.
Met betrekking tot jobinhoud kon een significant groter percentage direct
patiëntgebonden activiteiten worden vastgesteld in de praktijk die taakdelegatie op
niveau 2 toepaste. De niet-direct patiëntgebonden activiteiten daarentegen waren
significant lager in de praktijk die taakdelegatie op niveau 2 toepaste.
Met betrekking tot de registratie van de elektronische agenda‟s als deel van de
objectieve werkbelasting kon een significant verschil worden geconstateerd tussen het
aantal geconsulteerde patiënten in de praktijken met taakdelegatie op niveau 2 en deze
op niveau 3. Er werden per arts meer patiënten gezien in de praktijk met taakdelegatie
op niveau 2. Bij verpleegkundigen kon geen significant verschil worden aangetoond.
Met betrekking tot de subjectieve werkbelasting kon eveneens een significant grotere
subjectieve werkbelasting worden geconstateerd in de praktijk met taakdelegatie op
niveau 2.
De jobtevredenheid van de respondenten was over het algemeen hoog. Het enige
significante verschil kon worden opgemeten bij de huisartsen binnen de dimensie
„interactie met gelijken‟, waar de artsen in de praktijk met taakdelegatie op niveau 2
significant minder tevreden waren dan de artsen van de andere praktijken.
De vooropgestelde onderzoeksvraag „Wat is de relatie tussen de mate van taakdelegatie
en de jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid van huisartsen en verpleegkundigen
in groepspraktijken‟ kan dus worden beantwoord.
64
Verder kunnen we concluderen dat het begrip werkbelasting in de internationale
literatuur geen eenduidig begrip is (Richards et al. 2000), waardoor de interpretatie van
resultaten niet gemakkelijk gemaakt wordt. Hetzelfde geldt voor het verschil aan de de
nodige kwalificaties voor verpleegkundigen om zelfstandige consultaties te mogen
uitvoeren. Ook hier is er geen eenduidigheid tussen de verschillende landen, wat de
interpreteerbaarheid bemoeilijkt en de generaliseerbaarheid beperkt.
De link leggen tussen dit onderzoek en de literatuur is alleen mogelijk rond de
begrippen taakdelegatie en werkbelasting. Rond jobinhoud werd niet op een
systematische wijze literatuur opgezocht. Rond jobtevredenheid werd alleen gezocht
naar instrumenten om jobtevredenheid te onderzoeken. Voor de resultaten rond
werkbelasting, kunnen we besluiten dat de er toch een verschil lijkt de zijn tussen het
literatuuronderzoek en dit onderzoek. Alhoewel in de RCT van Laurant et al. (2004)
geen significant verschil in werkbelasting werd aangetoond tussen de praktijken met of
zonder NP, komt dit in deze studie wel naar voor.
65
HOOFDSTUK 6: AANBEVELINGEN
Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen in de gezondheidszorg is het aangewezen
verder onderzoek te doen binnen het domein van taakdelegatie in de
eerstelijnsgezondheidszorg. De onderzoekspopulatie wordt best vergroot zodat de
resultaten uitgebreider en vollediger in kaart kunnen worden gebracht. Op deze manier
kan bijvoorbeeld ook zicht worden gekregen op chronische zorgvragers. Praktijken die
geen taakdelegatie toepassen worden ook best in de studie betrokken om over
volledigere onderzoeksresultaten te kunnen beschikken. Eventuele verschillen in
jobinhoud, werkbelasting en jobtevredenheid zullen op deze manier duidelijker bloot
komen te liggen. Er zal ook een completer beeld kunnen geschetst worden van de
huidige beperkingen van onze eerstelijnsgezondheidszorg, zodat eventuele oplossingen
voor morgen kunnen worden bekeken.
Voor de dokterspraktijken zelf liggen de aanbevelingen misschien eerder op
organisatorisch vlak. Een goede ondersteuning voor de huisartsen is nodig. Dit kan door
de praktijk op een efficiënte manier te organiseren en administratieve en andere taken
te delegeren waar mogelijk. De jobtevredenheid bij de onderzochte populatie is
algemeen hoog, maar de verpleegkundigen in de wijkgezondheidscentra zijn het minst
tevreden met de interactie met de artsen. Hier misschien ook een punt waar
multidisciplinaire praktijken aandacht aan moeten besteden.
Als laatste nog een aanbeveling voor de overheid. Alhoewel de laatste decennia al veel
veranderd is in de Belgische eerstelijnszorg, lijken een aantal belangrijke beslissingen
aan de orde. Hoe wil de overheid de kosten drukken van de gezondheidszorg, hoe het
dreigend tekort aan huisartsen aanpakken, hoe de verhoogde prevalentie van chronische
aandoeningen aanpakken, enz..? Een herziening van de wetgeving is daarom een
aanbeveling, zodat verpleegkundigen binnen een doordacht en strikt wettelijk kader
huisartsen kunnen bijstaan met het consulteren van een duidelijk afgebakende
patiëntenpopulatie.
66
BIBLIOGRAFIE
Ammenwerth, E.,& Spötl, H-.P. (2009). The time needed for clinical documentation
versus direct patient care. Methods Inf Med, 48: 84–91.
Art, B., & De Maeseneer, J. (z.j.). Forfaitaire betaling: een beter systeem voor patiënt
en huisarts? Opgeroepen op November 15, 2013, van website van WGC De
Kaai:
http://www.wgcdekaai.be/media/tekst/Artikel%20forfaitaire%20betaling%20%20Bruno%20Art%20-%20Jan%20De%20Maeseneer.pdf
Braithwaite, D., Emery, J., de Lusignan, S., & Sutton, S. (2003). Using the internet to
conduct surveys of health professionals: a valid alternative? Family Practice,
20: 545–551.
Caers, R., Du Bois, C., Jegers, M., De Gieter, S., De Cooman, R., & Pepermans, R.
(2008). Measuring community nurses’ job satisfaction: literature review. Journal
of Advanced Nursing, 62(5), 521–529.
Cioffi, J., Wilkes, L., Cummings, J., Warne, B., & Harrison, K. (2010). Multidisciplinary
teams caring for clients with chronic conditions : experiences of community
nurses and allied health professionals. Contemporary Nurse, 36(1-2): 61-70.
Cumbey, D. A., Alexander, J.W., . (1998). The relationship of job satisfaction with
organizational variables in public health nursing. The Journal of Nursing
Administration, 28(5), 39-46.
De Milt, D.G., Fitzpatrick, J.J., & McNulty, R. (2011). Nurse practitioners’ job
satisfaction and intent to leave current positions, the nursing profession, and the
nurse practitioner role as a direct care provider. Journal of the American
Academy of Nurse Practitioners , 23: 42–50.
De Munck, P., Paligot, F., Barbosa, V., Heymans, I., Somasse, E., Saint Amand, F.,
...Macq, J. (2011). De beroepen van morgen van de
eerstelijnsgezondheidszorg. Brussel: Federale Overheidsdienst
Volksgezondheid.
Degadt, P. (2009). De toekomst van het verpleegkundig beroep. Viering 100 jaar
Verpleegkundig Onderwijs (p. 17). Gent: Zorgnet Vlaanderen.
Demarest, S., Van der Heyden, J., Gisle, L., Buziarsist, J., Miermans, P., Sartor, F., ...
Tafforeau, J. (2008). Gezondheidsenquête door interview, deel 1:
gezondheidstoestand, chronische aandoeningen. Opgeroepen op Oktober 10,
2012, van Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WiV) Dienst
epidemiologie: https://www.wivisp.be/epidemio/epinl/crospnl/hisnl/his08nl/4.chronische%20aandoeningen.pdf
Demarest, S., Van der Heyden, J., Gisle, L., Buziarsist, J., Miermans, P., Sartor,
F.,...Tafforeau, J. (2008). Gezondheidsenquête door interview, deel 2:
67
gezondheidstoestand, chronische aandoeningen. Opgeroepen op Oktober 10,
2012, van Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WiV) Dienst
epidemiologie: https://www.wivisp.be/epidemio/epinl/crospnl/hisnl/his08nl/4.chronische%20aandoeningen.pdf
Demarest, S., Van der Heyden, J., Gisle, L., Buziarsist, J., Miermans, P., Sartor,
F.,...Tafforeau, J. (2008). Gezondheidsenquête door interview, deel 5: socioeconomische ongelijkheden. Opgeroepen op Oktober 10, 2012, van
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WiV) Dienst epidemiologie:
https://www.wivisp.be/epidemio/epinl/crospnl/hisnl/his08nl/r5/SUMMARY_rapport_V_NL.pdf
Dierick-Van Daele, A.T.M., Metsemakers, J.F.M., Derckx, E.W.C.C., Spreeuwenberg,
C.,& Vrijhoef, H.J.M. (2008). Nurse Practitioners substituting for general
practitioners : randomized controlled trial. Journal of Advanced Nursing, 65 (2),
391-401.
Dreier, A., Rogalski, H., Oppermann, R.F., Terschüren, C., van den Berg, N.,&
Hoffmann, W. (2009). A curriculum for nurses in Germany undertaking
medically-delegated tasks in primary care. Journal of Advanced Nursing, 66 (3)
635-644.
Dubois, C.A.,& Singh, D. (2009). From staff-mix to skill-mix and beyond : towards a
systematic approach to health workforce management. Opgeroepen op Oktober
13, 2012, van Human Resources for Health: http://www.human-resourceshealth.com/content/7/1/87
Ellenbecker, C.H., Byleckie, J.J., & Samia, L.W. (2008). Further psychometric testing of
the Home Healthcare Nurse Job Satisfaction Scale. Research in Nursing &
Health, 31: 152–164.
Fagerstrom, L., Rainio, A.-K., Rauhala, A. ,& Nojonen, K. (2000a). Professional
assessment of optimal nursing care intensity level a new method for resource
allocation as an alternative to classical time studies. Scandinavian Journal of
Caring Sciences, 14, 97-104.
Fagerström, L.,& Glasberg, A.-L. (2011). The first evaluation of the advanced practice
nurse role in Finland - the perspective of nurse leaders. Journal of Nursing
Management, 19:925-932.
Faris, J.A., Douglas, M.K., Maples, D.C., Berg, L.R., & Thrailkill, A. (2010). Job
satisfaction of advanced practice nurses in the Veterans Health Administration.
Journal of the American Academy of Nurse Practitioners , 22: 35–44.
Finn, C.P. (2001). Autonomy: an important component for nurses’ job satisfaction.
International Journal of Nursing Studies , 38: 349–357.
Flanigan, T.S., McFarlane, E.,& Cook, S. (2008). Conducting survey research among
physicians and other medical professionals – A review of current literature.
68
Opgeroepen op November 3th, 2013, van website van amstat:
http://www.amstat.org/sections/srms/proceedings/y2008/files/flanigan.pdf
Fletcher, C.E., Baker, S.J., Copeland, L.A., Reeves, P.J., & Lowery J.C. (2007). Nurse
practitioners’ and physicians’ views of NPs as providers of primary care to
veterans. Journal of Nursing Scholarship, 39(4): 358–362.
Fontaine, B.R., Speedie, S., Abelson, D.,& Wold, C. (2000). A work-sampling tool to
measure the effect of electronic medical record implementation on health care
workers. Journal of Ambulatory Care Management, 23(1): 71-85.
Frilund, M.,& Fagerstrom, L. (2009). Managing the optimal workload by the PAONCIL
method - a challenge for nursing leadership in care of older people. Journal of
Nursing Management, 17, 426-434.
Furaker, C. (2009). Nurses’ everyday activities in hospital care. Journal of nursing
management, 17:269-277.
Geneau, R., Lehoux, P., Pineault, R., & Lamarche, P. (2008). Understanding the work
of general practitioners: a social science perspective on the context of medical
decision making in primary care. BioMed Central, 9:12 doi:10.1186/1471-22969-12.
Gosden, T., Forland, F., Kristiansen, I.S., Sutton, M., Leese, B., Giuffrida, A., Sergison,
M.,& Pedersen, L. (2000). Capitation, salary, fee-for-service and mixed systems
of payment: effects on the behaviour of primary care physicians. Cochrane
Database Syst Review, (3):Art. No.: CD002215. DOI: 10.1002/14651858.
Gottschalk, A., & Flocke, S.A. (2005). Time spent in face-to-face patient care and work
outside the examination room. Annals of Family Medecine, 3:488-493.
Götz, K., Broge, B., Willms, S., Joos, S., & Szecsenyi, J. (2010). Job satisfaction of
general practitioners. Medizische Klinik, 105:767–71.
Grady, D., Macer, J., Kristof, M., Shen, H., Tagliaferri, M.,& Creasman, J. (2009). Is a
shorter hot flash diary just as good as a 7-day diary? Menopause, 16(5), 932936.
Grava-Gubins, I.,& Scott, S. (2008). Effects of various methodologic strategies.
Canadian Family Physician, 54:1424-30.
Groenewegen, P.P., & Hutten, J.B.F. (1995). The influence of supply-related
characteristics on general practioners' workload. Social Science and Medecine,
40(3): 349-358.
Hansson, A., Friberg, F., Segesten, K., Gedda, B., & Mattsson, B. (2008). Two sides of
the coin – General Practitioners’ experience of working in multidisciplinary
teams. Journal of Interprofessional Care, 22(1): 5 – 16.
69
Hesse, E. (2008). Gezondheidsenquête 2008 : Contacten met paramedische
zorgverstrekkers. Opgeroepen op Oktober 17, 2012, van Wetenschappelijk
Instituut Volksgezondheid: https://www.wivisp.be/epidemio/EPINL/CROSPNL/HISNL/his08nl/r3/6_contactenparamedische
zorgverstrekkers_oh_report3_nl.pdf
Holloway, I. &. (2010). Qualitative research in nursing and healthcare. West-Sussex,
UK: Wiley-Blackwell.
Iliopoulou, K.K., & While, A.E. (2010). Professional autonomy and job satisfaction:
survey of critical care nurses in mainland Greece. Journal of Advanced Nursing
, 66(11): 2520–2531.
Instituut voor Functieclassificatie (if-ic). (2012). loonstudie 2011-2012
wijkgezondheidscentra-maisons médicales. Opgeroepen op november 10,
2013, van Instituut voor Functieclassificatie: http://www.ific.org/loonstudies/wijkgezondheidscentra/
Jacobs, M. (2007, Augustus). Impact van de vergrijzing op het tekort aan
verpleegkundigen. Arbeidsmigratie : een oplossing ? . Antwerpen, Antwerpen,
België.
Jenkins-Clarke, S, Carr-Hill, R., & Dixon, P. (1998). Teams and seams: skill mix in
primary care. Journal of Advanced Nursing, 28(5): 1120-1126.
Jenkins-Clarke, S., & Carr-Hill, R. . (2001). Changes, challenges and choices for the
primary health care workforce: looking to the future. Journal of Advanced
Nursing , 34(6): 842-849.
Johnson, M., & Goyder, E. (2005). Changing roles, changing responsibilities and
changing relationships: an exploration of the impact of a new model for
delivering integrated diabetes care in general practice. Quality in Primary Care ,
13:85–90.
Kaaij, H. (1998). Werkdruk en werkstress. In H. Kaaij, & F. de Kruif, Werkdruk en
werkstress (pp. 15-17). Alphen aan den Rijn: Samson.
Kacel, B., Miller, M., & Norris, D. (2005). Measurement of nurse practitioner job
satisfaction in a Midwestern State. Journal of the American Academy of nurse
practitioners, 17(1): 27-32.
Konorti, E. (2012). Give ratio-delay a chance : tried and true IE tools like work sampling
should not be forgotten. Industrial Engineer, 24-39.
Kroezen, M., Francke, A.L., Groenewegen, P., & van Dijk, L. (2012). Nurse prescribing
of medicines in Western European and Anglo-Saxon countries: A survey on
forces, conditions and jurisdictional control. International Journal of Nursing
Studies, 49:1002–1012.
70
Kroezen, M., van Dijk, L., Groenewegen, P.P.,& Francke, A.L. (2011). Nurse
prescribing of medecines in Western European and Anglo-Saxan countries: a
systematic review of the literature. BMC Health Service Research, 11:127.
Landeweerd, J. A., Boumans, N. P. G, & Nissen, J.M.J.F. (2006). De Maastrichtse
Arbeidssatisfactie Schaal voor de Gezondheidszorg (MAS-GZ). RUL: Divisie
Arbeid en Gezondheid, Instituut Health, Faculteit der
Gezondheidswetenschappen.
Laurant, M., Hermens, R., Braspenning,J., Sibbald, B.,& Grol, R. . (2004). Impact of
nurse practitioners on workload of general practitioners:randomised controlled
trial . BMJ, 328:927.
Lee, L.-C., Yang, K.-P., & Chen, T.-Y. (2000). A quasi-experimental study on a quality
circle program in a Taiwanese hospital. Internal Journal for Quality in Health
Care, 12(5): 413-418.
Lorant, V., Geerts, C., D'Hoore, W., Sauwens, D., Remmen, R., Peremans, L....Paulus,
D. (2008). Huisartsgeneeskunde: aantrekkingskracht en beroepstrouw
bevorderen. Brussel: Health Services Research (HSR). Federaal
Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). KCE reports 90A.
Lu, H., While, A.E. & Barriball, K.L. (2007). A model of job satisfaction of nurses: a
reflection of nurses’ working lives in Mainland China. Journal of Advanced
Nursing, 58(5): 468–479.
Misener, D.R., & Cox, D.L. (2001). Development of the Misener Nurse Practitioner Job
Satisfaction Scale. Journal of Nursing Measurement, 9(1):91-108.
Molinari, D.L., Monserud, M.A. (2008, December 3). Rural nurse job satisfaction.
Opgeroepen op Oktober 22, 2012, van The International Electronic Journal of
Rural and Remote Health Research, Education, Practice and Policy:
http://www.rrh.org.au
Moth, G., Vestergaard, M., & Vedsted, P. (2012). Chronic care management in Danish
general practice - a cross-sectional study of workload and multimorbidity.
Biomed Central Family Practice , 13:52.
Nederlandse Zorgautoriteit. (z.j.). An optimal remuneration for General Practitioners.
Nederlandse Zorgautoriteit.
NederlandseZorgautoriteit, N. (z.d.). An optimal remuneration for general practitioners.
Nederlandse zorgautoriteit.
Nuyens, Y. (11 december 2010). Meer lijn in de eerstelijn - syntheserapport.
Conferentie eerstelijnsgezondheidszorg (p. 41). Antwerpen: KULeuven &
UAntwerpen.
71
Oddsdottir, E.J.,& Sveinsdottir, H. (2011). The content of the work of clinical nurse
specialists described by use of daily activity diaries. Journal of clinical nursing,
20, 1393-1404.
OECD. (2011). OECD Factbook 2011-2012. Opgeroepen op Oktober 17, 2012, van
OECD Factbook Statistics (database).:
http://stats.oecd.org/BrandedView.aspx?oecd_bv_id=factbook-dataen&doi=data-00589-en
Pacolet, J., Deliege, S., Artoisenet, C., Cattaert, G., Coudron, V., Leroy, X.,...Swine, C.
(2004). Vergrijzing, gezondheidszorg en ouderenzorg in België. FOD Sociale
Zekerheid: Directie-generaal sociaal beleid.
Pink, D. (2009, Augustus). info over intrinsieke motivatoren [video file]. Opgeroepen op
Maart 10, 2013, van TED Talks:
http://www.ted.com/talks/dan_pink_on_motivation.html
Polit, D.F., & Beck, C.T. (2010). Data collection Methods. In D. &. Polit, Essentials of
Nursing Research : Appraising Evidence for Nursing Practice (pp. 338-367).
Wolters Kluwer Health.
Pritchard, A.,& Kendrick, D. (2001). Practice nurse and health visitor management of
acute and minor illness in a general practice. Journal of Advanced Nursing,
36(4); 556-562.
Prothero, M.M., Marshall, E.S., & Fosbinder, D.M. (1999 ). Implementing differentiated
practice: personal values and work satisfaction among hospital staff nurses. J
Nurses Staff Dev. , 15(5): 185-192.
Pullon, S., McKinlay, E., & Dew, K. (2009). Primary health care in New Zealand: the
impact of organisational factors on teamwork. British Journal of General
Practice, 59: 191–197.
Rachid, D. (2010). Benefits and limitations of nurses taking on aspects of the clinical
role of doctors in primary care : integrative literature review. Journal of
Advanced Nursing, 66 (8), 1658-1670.
Richards, A., Carley, J., Jenkins-Clarke, S., & Richards, D.A. (2000 (37)). Skill mix
between nurses and doctors working in primary care-delegation or allocation: a
review of the literature. International Journal of Nursing Studies , 185-197.
Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (2012, januari). Informatiebrochure
2012/1 - 4e Deel - Parlementaire vragen en antwoorden. Opgeroepen op
september 23, 2013, van website van het RIZIV:
http://riziv.fgov.be/presentation/nl/publications/news-bulletin/20121/pdf/part04.pdf
Schiestel, C. (2007). Job satisfaction among Arizona adult nurse practitioners. Journal
of the American Academy of Nurse Practitioners , 19: 30–34.
72
Scott, A, & Wordsworth, S. (1998). The effects of shifts in the balance of care on
general practice workload. Family Practice, 16:12-17.
Stamps, P.l., Piedmont, E.B., Slavitt, D.B., & Haase, A.M. (1978). Measurement of
work satisfaction among health professionals. Medical Care, 16(4): 337-352.
Stanley, D. (2010). Multigenerational workforce issues and their implications for
leadership in nursing. Journal of Nursing Management, 18, 846-852.
Syndicaat voor Vlaamse Huisartsen. (2012). Management samenvatting : Inkomens
medisch specialisten en huisartsen in Europa. Opgeroepen op november 10,
2013, van Website van Syndicaat voor Vlaamse Huisartsen:
http://www.svh.be/inkomenhuisartsenineuropa.pdf
Tincello, D.G., Williams, K.S., Joshi, M., Assassa, R.P.,& Abrams, K.R. (2007). Urinary
diaries: a comparison of data collected for three days versus seven days.
Obstetrics and Gynecology, 109(2): 277-280.
Urban, E., Ose, D., Joos, S., Szecsenyi, J., & Miksch, A. (2012). Technical support and
delegation to practice staff - status quo and (possible) future perspectives for
primary health care in Germany. BMC Medical Informatics and Decision
Making, 12:81 doi:10.1186/1472-6947-12-81.
van de Rijdt-Van de Ven, A.H.J. (2005). Praktijkwijzer verwijzing en taakdelegatie.
Nieuwegein: Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van Tandheelkunde.
van den Berg, M.J, de Bakker, D.H., Westert, G.P., van der Zee, J., & Groenewegen,
P.P. (2009). Do list size and remuneration affect GPs' decisions about how they
provide consultations? BMC Health Services Research , 9:39
doi:10.1186/1472-6963-9-39.
Van den Berghe, W., & Kirsch, M. . (2010). Werkdruk van de lectoren in de Vlaamse
hogescholen - Syntheserapport 2010. Regeringscommissariaat van het
Vlaamse Hoger Onderwijs.
Van Ham, I., Verhoeven, A. A. H., Groenier, K. H., Groothoff, J.W.,& De Haan, J.
(2006). Job satisfaction among general practitioners: A systematic literature
review. European Journal of General Practice, 12: 174-180.
Van Hecke, A. (2011). Cursus Advanced nurse practice. Ghent University, Ghent,
Belgium.
Vandeurzen, J. (2009). Beleidsnota 2009-2014. Beleidsnota 2009-2014 (p. 75).
Brussel: Ministerie van welzijn, volksgezondheid en gezin.
Verhagen, A.P., de Vet, H.C., de Bie, R.A., Kessels, A.G., Boers, M., Bouter, L.M.,&
Knipschild, P.G. (1998). The Delphi list: a criteria list for quality assessment of
randomized clinical trials for conducting systematic reviews developed by
Delphi consensus. Journal of Clinical Epidemiology, 51(12):1235-1241.
73
Vodde, C. (2010). Een analyse van het overschakelen naar het forfaitaire
betalingssysteem in een traditionele praktijk in Vlaanderen. Opgeroepen op
November 22, 2013, van website van het praktijkhuis:
http://websites.mijndokter.be/hetpraktijkhuis/wpcontent/uploads/sites/60/2013/04/Doc_Scriptie.pdf
Vrijens, F., Renard, F., Jonckheer, P., Van Den Heede, K., Desomer, A., Van de
Voorde, C.....Meeus, P. (2013). De performantie van het Belgische
gezondheidssysteem - Syntheserapport 2012 (KCE rapport196As). Brussel:
Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg.
Vrijhoef, H.J.M, Diederiks, J.P.M., Spreeuwenberg, C.,& Wolffenbuttel, B.H.R. (2001).
Substitution model with central role for nurse specialist is justified in the care for
stable type 2 diabetic patients. Journal of Advanced Nursing, 36 (4),546-555.
Vrijhoef, H.J.M, Diederiks, J.P.M., Wesseling, G.J.J., Van Schayck, C.P.,&
Spreeuwenberg, C. (2003). Undiagnosed patients and patients at risk for COPD
in primary health care: early detection with the support of non-physicians.
Journal of Clinical Nursing, 12: 366-373.
Walsh, N., Roe, B.,& Huntington, J. (2003). Delivering a different kind of primary care?
Nurses working in personal medical service pilots. Journal of Clinical Nursing,
12:333-340.
Welling, B.J.M., Hutten, J.B.F., & Francke, A.L. (2002). Opzet van het panel
verpleegkundigen en verzorgenden : haalbaarheidsstudie. Utrecht: LCVV en
NIVEL.
Wells, J.S.,& Norman, I.J. (2009). The ‘greying’ of Europe – Reflections on the state of
nursing and nurse education in Europe. Nurse Education Today, 29, 811-815.
Wiener-Ogilvie, S., Huby, G., Pinnock, H., Gillies, J., & Sheikh, A. (2008). Practice
organisational characteristics can impact on compliance with the BTS/SIGN
asthma guideline: Qualitative comparative case study in primary care. BMC
Family Practice , 9:32 doi:10.1186/1471-2296-9-32.
Willem, A., Buelens, M., & De Jonghe, Y. (2007). Impact of organizational structure on
nurses’ job satisfaction: A questionnaire survey. International Journal of Nursing
Studies , 44: 1011–1020.
Wilson, A., Pearson, D.,& Hassey, A. (2002). Barriers to developing the nurse
practitioner role in primary care - the GP perspective. Family Practice, (19):
641-646.
Wilson, K., Coulon. L., & Hillege, S. (2005). Nurse Practitioners' experiences of working
collaboratively with general practitioners and allied health professionals in New
South Wales, Australia. Australian Journal of Advanced Nursing, (23):22-27.
World Health Organisation (WHO). (2011). NCD Country Profiles. WHO.
74
World Health Organisation (WHO). (2012). World Health Statistics. WHO.
World Health Organisation-Department of Health System Financing. (2007). Provider
Payments and Cost-containment: lessons from OECD countries. WHO.
Yamashita, M., Takase, M., Wakabayshi, C., Kuroda, K., & Owatari, N. (2009). Work
satisfaction of Japanese public health nurses: Assessing validity and reliability
of a scale. Nursing and Health Sciences , 11: 417–421.
Zorgnet Vlaanderen. (2011). Functiedifferentiatie en functieclassificatie in de
verpleegkundige beroepsbeoefening: Voorstellen tot actualisatie van de
zorgorganisatie. Brussel: auteur.
75
BIJLAGEN
Bijlage 1: Internetenquête
Bijlage 2: Uitleg onderzoek en toestemmingsverklaring
Bijlage 3: Registratie-instrument voor het bepalen van de jobinhoud per
activiteitenniveau
Bijlage 4: PAONCIL-instrument
Bijlage 5: Index of Work Satisfaction versie artsen eerstelijnsgezondheidszorg
Bijlage 6: Index of Work Satisfaction versie verpleegkundigen
eerstelijnsgezondheidszorg
Bijlage 7: Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de gezondheidszorg
Bijlage 8: Vragenlijst demografische gegevens
Bijlage 9: Vragenlijst bevraging praktijken
Bijlage 10: Gebruikte cijfercodes jobinhoud
Bijlage 11: Bijkomend informatiedocument zorgvragers
76
Bijlage 1: Internetenquête
Geachte dokter, geachte heer, mevrouw,
Onze gezondheidszorg is in verandering…De eerstelijnsgezondheidszorg wordt een alsmaar
belangrijkere schakel in ons Belgisch gezondheidssysteem. Er wordt alsmaar meer en
complexere zorg verwacht van eerstelijnshulpverleners. Taakdelegatie in de eerste lijn wordt
gezien als een mogelijke deeloplossing voor het toenemende werk.
In het kader van een masterproef met als titel „taakdelegatie tussen huisarts en
verpleegkundige bij chronische aandoeningen in de eerstelijnsgezondheidszorg : invloed
op werklast en jobtevredenheid’ willen we nagaan in welke mate taakdelegatie reeds
aanwezig is tussen de huisarts en verpleegkundige(n) werkend in een huisartsenpraktijk of
eerstelijnscentrum. Alhoewel een onmisbare component binnen de eerste lijn, gaat het binnen
het kader van deze masterproef niet om de thuiszorg, maar wel degelijk om de
huisartsenpraktijken/gezondheidscentra.
We hopen dat we u en uw praktijk kunnen motiveren om aan dit onderzoek mee te werken.
We zijn ervan overtuigd dat dit onderzoek, dat kadert in een doctoraatstudie, betekenisvolle
informatie aan het licht kan brengen voor de verdere uitbouw van onze
eerstelijnsgezondheidszorg. Uw deelname is echter volkomen vrijwillig en al of niet
deelnemen aan deze enquête zal de werkrelatie met onze dienst niet beïnvloeden.
Binnen dit kader zou ik u willen vragen om deze korte vragenlijst in te vullen. U kan deelnemen
door de link aan te klikken die hieronder aangegeven staat.
Wij nemen aan dat u door deelname aan deze enquête uw consent geeft. Dit is gewoon om de
administratieve werkmassa te verkleinen.
Er worden in totaal ….vragen gesteld. Elke vraag staat op 1 pagina. U kan pas doorklikken naar
de volgende vraag wanneer u een vraag hebt beantwoord. Mocht u problemen ondervinden bij
het invullen van de vragenlijst, kan u altijd volgende personen contacteren :
Mevr. Nadia Van Camp (masterstudente)
Tel : 0484/952 592
[email protected]
Of
Mevr. Janneke Ronse (co-promotor Masterproef)
Tel : 09/ 332 02 10
[email protected]
U kan uiteraard rekenen op een discrete verwerking van de gegevens.
Alvast bedankt voor uw bereidwillige medewerking.
1
In welk jaar werd de praktijk opgericht? ……………………………..
Hoeveel personen heeft de praktijk in dienst ?
Hoeveel daarvan zijn
Full Time Equivalenten (FTE)
arts
verpleegkundige
administratief medewerker
diëtist(e)
kinesist(e)
andere:……………………..
andere : …………………..
Tot welke huisartsenkring behoort de praktijk ? ………………………………..
Is de praktijk gelegen :
in een stad
in de stadsrand
in een dorp
andere :……………………………………………..
Hoeveel patiënten heeft de praktijk in zijn databestand ? ………………………
Hoeveel patiënten met recht op een verhoogde tegemoetkoming heeft de praktijk in het
databestand?................................
Welk systeem van betaling gebruikt de praktijk :
betaling per prestatie
forfaitaire betaling
gemengd betalingssysteem
andere: ……………………………………….
In welk jaar startte de eerste verpleegkundige in de praktijk ? ……………
2
Welke taken neemt de verpleegkundige(n) in de praktijk op zich ? Van het moment u op 1 van
de beschreven taken affirmatief kan antwoorden, mag u ‘ja’ aanduiden
Administratieve/logistieke taken
ja/neen
Zoals o.a. : patiënten verwelkomen, telefoon beantwoorden, dossiers invullen, afspraken
maken, gemaakte voorschriften afleveren aan patiënten, dokterslokaal opruimen,
materiaal klaarzetten, stockbeheer, bestellingen doen,…
Medisch –verpleegtechnische taken
ja/neen
Zoals o.a. : parameters nemen, allergietesten, bloedafname, staalafname, hechtingen
verwijderen, wondzorg, EKG-afname, vaccins toedienen, cerumen verwijderen,
cryotherapie
Zelfstandig consultaties uitvoeren
ja/neen
zoals : patiënteneducatie- en voorlichting geven, zelfstandige consultatie voor opvolging
van chronische aandoeningen, andere zelfstandige consultatie (preventieconsult, COPD
consult, opvolging patiënten met antistollingstherapie,…)
Andere taken
ja/neen
(specifieer) ………………………………………………………
In een verder stadium van het onderzoek willen we nagaan in welke mate de eventuele
taakdelegatie een invloed heeft op de jobtevredenheid van zowel arts als verpleegkundige, en
in welke mate de eventuele taakdelegatie invloed heeft op de werklast van zowel arts als
verpleegkundige.
Zou u geïnteresseerd zijn om verder geïnformeerd te worden over dit onderzoek (het vragen om
geïnformeerd te worden houdt geenszins een verplichting tot deelname aan het onderzoek in)?
ja/neen
3
Wie zal in dat geval optreden als contactpersoon ?
Naam: …………………………………………
Telefoonnummer : ……………………………
Mailadres : …………………………………….
Zou u en uw groepspraktijk aan verder onderzoek willen meewerken omtrent
taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige(n) ?
ja/neen
Als u toestemt voor dit onderzoek, kan u uw toestemming steeds herroepen. U heeft het recht te
weigeren om deel te nemen aan ons onderzoek. Indien uw toestemming tot onderzoek niet
wordt gegeven of wordt herroepen, zal dit uiteraard geen invloed hebben op de kwaliteit van de
onderzoeker-deelnemer relatie.
4
Bijlage 2a: Uitleg onderzoek en toestemmingsverklaring voor artsen en
verpleegkundigen
INFORMATIE VOOR DE DEELNEMER
Studietitel
De invloed van taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige
eerstelijnsgezondheidszorg op de werklast, jobinhoud en jobtevredenheid.
in
de
Beschrijving en doel van de studie
Door demografische veranderingen (vergrijzing van de bevolking), evoluties in de morbiditeit
(toename chronische ziekten en geestelijke ongezondheid), het toenemend belang van sociale
determinanten en het tekort aan bepaalde hulpverleners, ziet de overheid zich verplicht ons
gezondheidszorgsysteem anders te gaan organiseren en aan te passen. Volgens een rapport van
de Wereld Gezondheid Organisatie (WGO) van 2008, “Primary Health Care, now more than
ever” moet de eerstelijnsgezondheidszorg een meer centrale rol opnemen binnen de totale
gezondheidszorg.
Taakdelegatie en optimaal gebruik maken van de competenties en kennis van de artsen en
verpleegkundigen zouden er kunnen toe bijdragen dat we beter voorbereid zijn op de
uitdagingen van morgen.
In deze masterproef willen we nagaan wat de invloed is van taakdelegatie op de werklast en
jobtevredenheid bij artsen en verpleegkundigen werkend in groepspraktijken. Hiervoor willen
we een bevraging doen in de groepspraktijken die reeds met verpleegkundigen werken. We
willen ook een observatie doen in dezelfde groepspraktijken om onze data te vervolledigen.
Onze steekproef zal bestaan uit artsen en verpleegkundigen werkzaam in groepspraktijken in de
provincie Oost-Vlaanderen.
Deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek
verbonden aan het UZ Gent en wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen voor de goede klinische
praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van Helsinki opgesteld ter bescherming van mensen
deelnemend aan klinische studies. In geen geval dient u de goedkeuring door de commissie voor
medische ethiek te beschouwen als een aanzet tot deelname aan deze studie. Alle studies
worden uitgevoerd onder toezicht van Prof. dr. A. Van Hecke.
Toestemming en weigering
Met bijgevoegd document willen we uw toestemming vragen voor deze studie. U bent dus niet
verplicht om aan deze studie deel te nemen. Als u toestemt, wordt u gevraagd het
toestemmingsformulier te tekenen en bijgevoegde vragenlijst in te vullen. U heeft het recht te
1
weigeren om deel te nemen aan ons onderzoek. Indien uw toestemming tot onderzoek niet
wordt gegeven of wordt herroepen, zal dit uiteraard geen invloed hebben op de kwaliteit van de
onderzoeker-deelnemer relatie.
Voordelen
De studies bieden geen medisch of ander voordeel voor uzelf, maar de bekomen resultaten
kunnen leiden tot nieuwe inzichten in de eerstelijnsgezondheidszorg.
Kosten
Uw deelname aan de studie brengt geen bijkomende kosten mee voor u, maar biedt ook geen
financieel voordeel.
Vertrouwelijkheid
Uit de resultaten van ons onderzoek kunnen op geen enkele manier individuen worden
geïdentificeerd. In overeenstemming met de Belgische wet van 8 december 1992 en de
Belgische wet van 22 augustus 2002, zal uw persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd. Als
de resultaten van de studie worden gepubliceerd, zal uw anonimiteit aldus verzekerd zijn. Het
zal dus niet mogelijk zijn om te achterhalen wie welke vragenlijst heeft ingevuld.
Contactpersonen
Nadia Van Camp
Smid Lambrechtstraat 55
9406 Outer, België
GSM : + 32 (0) 484 952 592
Mail : [email protected]
Janneke Ronse (co-promotor)
Prof. dr. Ann Van Hecke (promotor)
UZ – 2 Blok A, De Pintelaan 185
UZ – 2 Blok A, De Pintelaan 185
9000 Gent, België
9000 Gent, België
Tel: +32 (0) 9 332 02 10
Tel: +32 (0) 9 332 36 29
GSM: +32 (0) 472 75 32 80
Fax: +32 (0) 9 332 49 94
Fax: +32 (0) 9 332 49 94
Mail: [email protected]
Mail: [email protected]
2
Toestemmingsverklaring (exemplaar voor de deelnemer)
Tussen de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, 9000 Gent enerzijds, en
De deelnemer
………………………………………………………………………………………
Anderzijds, werd het volgende overeengekomen :
De deelnemer stemt erin toe :
Om bijgevoegde vragenlijst in te vullen, waarbij de gegevens op anonieme wijze zullen
worden geanalyseerd en dat hierrond zal worden gepubliceerd in medische bladen.
Dat de onderzoeker naar de groepspraktijk komt observeren met als doel de data te
vervolledigen.
Gelezen en goedgekeurd,
Datum : ……………………
Deelnemer…………………………………………………………………………………………
(Naam en handtekening)
Onderzoeker:………………………………………………………………………………………
(Handtekening onderzoeker)
3
Toestemmingsverklaring (exemplaar voor de onderzoeker)
Tussen de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, 9000 Gent enerzijds, en
De deelnemer
………………………………………………………………………………………
Anderzijds, werd het volgende overeengekomen :
De deelnemer stemt erin toe :
Om bijgevoegde vragenlijst in te vullen, waarbij de gegevens op anonieme wijze zullen
worden geanalyseerd en dat hierrond zal worden gepubliceerd in medische bladen.
Dat de onderzoeker naar de groepspraktijk komt observeren met als doel de data te
vervolledigen.
Gelezen en goedgekeurd,
Datum : ……………………
Deelnemer…………………………………………………………………………………………
…….
(Naam en handtekening)
……………………………………………………………………………………………………
……..
(Handtekening onderzoeker)
4
Bijlage 2b: Uitleg onderzoek en toestemmingsverklaring voor
zorgvragers-patiënten
INFORMATIE VOOR DE ZORGVRAGER/PATIËNT
Studietitel
De invloed van taakdelegatie tussen huisarts en verpleegkundige
eerstelijnsgezondheidszorg op de werklast, jobinhoud en jobtevredenheid.
in
de
Beschrijving en doel van de studie
Door demografische veranderingen (vergrijzing van de bevolking), evoluties in de morbiditeit
(toename chronische ziekten en geestelijke ongezondheid), het toenemend belang van sociale
determinanten en het tekort aan bepaalde hulpverleners, ziet de overheid zich verplicht ons
gezondheidszorgsysteem anders te gaan organiseren en aan te passen. Volgens een rapport van
de Wereld Gezondheid Organisatie (WGO) van 2008, “Primary Health Care, now more than
ever” moet de eerstelijnsgezondheidszorg een meer centrale rol opnemen binnen de totale
gezondheidszorg.
Taakdelegatie en optimaal gebruik maken van de competenties en kennis van de artsen en
verpleegkundigen zouden er kunnen toe bijdragen dat we beter voorbereid zijn op de
uitdagingen van morgen.
In deze masterproef willen we nagaan wat de invloed is van taakdelegatie op de werklast en
jobtevredenheid bij artsen en verpleegkundigen werkend in groepspraktijken. Hiervoor willen
we een bevraging doen bij artsen en verpleegkundigen, en dit in de groepspraktijken die reeds
met verpleegkundigen werken. We willen ook een observatie doen in dezelfde groepspraktijken
om onze data te vervolledigen. Onze steekproef zal bestaan uit artsen en verpleegkundigen
werkzaam in groepspraktijken in de provincie Oost-Vlaanderen.
Om wettelijk en ethisch in orde te zijn, moet u als zorgvrager/patiënt uw toestemming geven dat
onze aanwezigheid door u aanvaard wordt tijdens de consulatie bij uw arts of verpleegkundige.
Deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek
verbonden aan het UZ Gent en wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen voor de goede klinische
praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van Helsinki opgesteld ter bescherming van mensen
deelnemend aan klinische studies. In geen geval dient u de goedkeuring door de commissie voor
medische ethiek te beschouwen als een aanzet tot deelname aan deze studie. Alle studies
worden uitgevoerd onder toezicht van Prof. dr. A. Van Hecke.
Toestemming en weigering
5
Met bijgevoegd document willen we uw toestemming vragen voor deze studie. U bent dus niet
verplicht om aan deze studie deel te nemen. Als u toestemt, wordt u gevraagd het
toestemmingsformulier te tekenen. U heeft het recht te weigeren om deel te nemen aan ons
onderzoek. Indien uw toestemming tot onderzoek niet wordt gegeven of wordt herroepen, zal dit
uiteraard geen invloed hebben op de kwaliteit van de onderzoeker-deelnemer relatie.
Voordelen
De studies bieden geen medisch of ander voordeel voor uzelf, maar de bekomen resultaten
kunnen leiden tot nieuwe inzichten in de eerstelijnsgezondheidszorg.
Kosten
Uw deelname aan de studie brengt geen bijkomende kosten mee voor u, maar biedt ook geen
financieel voordeel.
Vertrouwelijkheid
Uit de resultaten van ons onderzoek kunnen op geen enkele manier individuen worden
geïdentificeerd. In overeenstemming met de Belgische wet van 8 december 1992 en de
Belgische wet van 22 augustus 2002, zal uw persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd. Als
de resultaten van de studie worden gepubliceerd, zal uw anonimiteit aldus verzekerd zijn.
Contactpersonen
Nadia Van Camp
Smid Lambrechtstraat 55
9406 Outer, België
GSM : + 32 (0) 484 952 592
Mail : [email protected]
Janneke Ronse (co-promotor)
Prof. dr. Ann Van Hecke (promotor)
UZ – 2 Blok A, De Pintelaan 185
UZ – 2 Blok A, De Pintelaan 185
9000 Gent, België
9000 Gent, België
Tel: +32 (0) 9 332 02 10
Tel: +32 (0) 9 332 36 29
GSM: +32 (0) 472 75 32 80
Fax: +32 (0) 9 332 49 94
Fax: +32 (0) 9 332 49 94
Mail: [email protected]
Mail: [email protected]
6
Toestemmingsverklaring (exemplaar voor de deelnemer)
Tussen de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, 9000 Gent enerzijds, en
De deelnemer
………………………………………………………………………………………
Anderzijds, werd het volgende overeengekomen :
De deelnemer stemt erin toe :
dat de onderzoeker uw consultatie bij de arts of verpleegkundige observeert.
Gelezen en goedgekeurd,
Datum : ……………………
Deelnemer…………………………………………………………………………………………
(Naam en handtekening)
……………………………………………………………………………………………………
(Handtekening onderzoeker)
7
Toestemmingsverklaring (exemplaar voor de onderzoeker)
Tussen de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, 9000 Gent enerzijds, en
De deelnemer
………………………………………………………………………………………
Anderzijds, werd het volgende overeengekomen :
De deelnemer stemt erin toe :
dat de onderzoeker uw consultatie bij de arts of verpleegkundige observeert.
Gelezen en goedgekeurd,
Datum : ……………………
Deelnemer…………………………………………………………………………………………
(Naam en handtekening)
……………………………………………………………………………………………………
(Handtekening onderzoeker)
8
Bijlage 3: Registratie-instrument voor het bepalen van de jobinhoud per activiteitenniveau
Scherm 1
Scherm 2
Pt in
Dr/VPK in gesprek met pt
consultatieruimte (zittend aan bureau)
met Dr/VPK
Scherm 3
Scherm 4
Pt aan het woord (anamnese, )
Dr/VPK aan het woord (educatie,
counseling, bespreking
onderzoeksresultaten…)
Dr/VPK legt gebruik 24h Bdmonitoring uit
Dr/VPK legt medicatiegebruik uit
andere
Dr/VPK onderzoekt pt
Dr/VPK neemt parameters
Dr/VPK neemt BD
Dr/VPK neemt temperatuur
Dr/VPK neemt pols
Dr/ VPK meet/weegt pt
andere
Dr/VPK voert klinisch onderzoek uit
Dr/VPK ausculteert pt
Dr/VPK palpeert pt
Dr/ VPK onderzoekt heup/been/knie/voet dmv
beweging
Dr/VPK palpeert keel/hals van pt
Dr/VPK onderzoekt oor/keel/neus dmv
laryngoscoop
Dr/VPK bekijkt/beoordeelt huidabnormaliteit /
wonde
Dr/ VPK voert monofilamenttest uit
1
Dr/VPK voert PPA uit
andere
Dr/VPK voert
medische/verpleegkundige
handeling uit bij pt
Dr/VPK doet bloedafname
Dr/VPK neemt ECG af
Dr/VPK doet cryotherapie
Dr/VPK verwijdert cerumen
Dr/VPK doet wondzorg
Dr/VPK legt verband/gips aan
Dr/VPK geeft injectie
Dr/VPK voert mineure chirurgie uit onder lokale verdoving
Dr/VPK verwijdert hechtingen
Dr/ VPK voert gyneacologisch onderzoek uit/neemt uitstrijkje
Dr/VPK reanimeert pt
Dr/VPK brengt hechtingen aan
andere
Dr/VPK voert medische
test uit
Dr/VPK onderzoekt urine
Dr/VPK voert spirometrie uit
andere
Dr/VPK voert
administratieve taak uit
Dr/VPK telefoneert
Dr/VPK schrijft voorschrift/medisch
dossier
2
Dr/VPK voert gegevens in in
computerbestand
Dr/ VPK controleert gegevens in
computerbestand
andere
Geen Pt in
Overleg
consultatieruimte
met Dr/VPK
Overleg met collega -arts
Overleg met collega -verpleegkundige
Overleg met andere
andere
Telefoongesprek
Administratie
Geen Dr/VPK in Pt is alleen in
consultatieruimte consultatieruimte
Niemand in
consultatieruimte
Andere
Opzoeken medische
literatuur
privé-tijd
3
Bijlage 4: PAONCIL-instrument
Kunt u aan de hand van de onderstaande schaal, uw werklast binnen uw huidige shift evalueren ?
Als "-3" staat voor een heel lage werklast en "+3" voor een zeer hoge werklast,
kunt u dan aangeven waar uw werklast zich op de schaal bevindt?
Kruis aan op de figuur, en omcirkel daarna het overeenkomstige vakje onderaan.
-2,75
-3
-2,25
- 2,5
- 2,0
heel laag
laag
ernstig verhoogd
- 1,75
- 1,25
- 1,5
- 0,75
-1
-0,25
- 0,5
weinig verlaagd
0,25
0
optimaal
0,75
0,5
1,25
1
1,75
1,5
weinig verhoogd
2,25
2
2,75
2,5
3
verhoogd
Afbeelding. De evaluatieschaal van de subjectieve werklast – de PAONCIL-schaal
Fagerström L. & Rainio A., (1999)
1
Bijlage 5: Index of Work Satisfaction versie artsen
eerstelijnsgezondheidszorg
Deel 1 van de IWS
Hieronder vindt u 6 definities die invloed hebben op het werktevredenheidsgevoel van
werknemers. Wij willen onderzoeken welke de meest belangrijke factoren zijn.
1. Loon :
Baar geld en andere loonvoordelen (maaltijdcheques) dat u krijgt voor uw geleverd
werk.
2. Autonomie :
De grootte van werkverbonden onafhankelijkheid, initiatief en vrijheid, dat toegestaan
ofwel vereist is voor uw dagelijkse werkactiviteiten.
3. Taakvereisten :
Taken of activiteiten die moeten gedaan worden als standaard deel van uw werk.
4. Organisatiebeleid :
Managementbeleid en procedures waarmee de praktijk zich wil profileren en
algemene administratie.
5. Interactie :
Gelegenheden om zowel formele als informele sociale en professionele contacten te
leggen tijdens de werkuren.
6. Professionele status :
Een algemeen belang dat gevoeld wordt over uw werk, zowel in uw eigen visie als in
de visie van anderen.
Hieronder vindt u telkens 2 factoren in paarcombinatie. Geen enkel paar is herhaald of
omgekeerd.
Voor elke combinatie, beslist u welke van de 2 het meest belangrijk is voor uw
werktevredenheid of moraal.
Bijvoorbeeld : bij nummer 1 vindt u organisatiebeleid belangrijker dan professionele
status voor uw werktevredenheid, dan zet u een kruisje voor organisatiebeleid.
1
1. ……………..Professionele status
of …………………………Organisatiebeleid
2. ……………..Loon
of ………………………….Taakvereisten
3. ……………..Organisatiebeleid
of ………………………….Interactie
4. ……………..Taakvereisten
of …………………………Organisatiebeleid
5. ……………..Professionele status
of …………………………Taakvereisten
6. ……………..Loon
of …………………………Autonomie
7. ……………..Professionele status
of …………………………Interactie
8. ……………..Professionele status
of ………………………...Autonomie
9. ……………..Interactie
of ………………………..Taakvereisten
10. …………….Interactie
of ………………………..Loon
11. …………….Autonomie
of ………………………..Taakvereisten
12. …………….Organisatiebeleid
of ………………………..Autonomie
13. …………….Loon
of ……………………….Professionele status
14. …………….Interactie
of ……………………….Autonomie
15. …………….Organisatiebeleid
of ………………………Loon
2
Deel 2
Het volgende deel bestaat uit een aantal beweringen over hoe tevreden u bent met uw huidig
medisch werk.
Duid met een cirkel het nummer aan dat het best weergeeft hoe u zich voelt bij elke bewering.
Betekenis van de codes :
1 = ik ben het sterk eens met deze bewering
2 = ik ben het eens met deze bewering
3 = ik ben het min of meer eens met deze bewering
4 = onbeslist (gelieve dit zo weinig mogelijk te gebruiken)
5 = ik ben het min of meer oneens
6 = ik ben het oneens
7 = ik ben het sterk oneens
3
4
5
6
7
Bijlage 6: Index of Work Satisfaction versie verpleegkundigen
eerstelijnsgezondheidszorg
Deel 1 van de IWS
Hieronder vindt u 6 definities die invloed hebben op het werktevredenheidsgevoel van
werknemers. Wij willen onderzoeken welke de meest belangrijke factoren zijn.
1. Loon :
Baar geld en andere loonvoordelen (maaltijdcheques) dat u krijgt voor uw
geleverd werk.
2. Autonomie :
De grootte van werkverbonden onafhankelijkheid, initiatief en vrijheid, dat
toegestaan ofwel vereist is voor uw dagelijkse werkactiviteiten.
3. Taakvereisten :
Taken of activiteiten die moeten gedaan worden als standaard deel van uw werk.
4. Organisatiebeleid :
Managementbeleid en procedures waarmee de praktijk zich wil profileren en
algemene administratie.
5. Interactie :
Gelegenheden om zowel formele als informele sociale en professionele
contacten te leggen tijdens de werkuren.
6. Professionele status :
Een algemeen belang dat gevoeld wordt over uw werk, zowel in uw eigen visie
als in de visie van anderen.
Hieronder vindt u telkens 2 factoren in paarcombinatie. Geen enkel paar is
herhaald of omgekeerd.
Voor elke combinatie, beslist u welke van de 2 het meest belangrijk is voor uw
werktevredenheid of moraal.
Bijvoorbeeld : bij nummer 1 vindt u organisatiebeleid belangrijker dan
professionele status voor uw werktevredenheid, dan zet u een kruisje voor
organisatiebeleid.
1
1. ……………..Professionele status
of …………………………Organisatiebeleid
2. ……………..Loon
of ………………………….Taakvereisten
3. ……………..Organisatiebeleid
of ………………………….Interactie
4. ……………..Taakvereisten
of …………………………Organisatiebeleid
5. ……………..Professionele status
of …………………………Taakvereisten
6. ……………..Loon
of …………………………Autonomie
7. ……………..Professionele status
of …………………………Interactie
8. ……………..Professionele status
of ………………………...Autonomie
9. ……………..Interactie
of ………………………..Taakvereisten
10. …………….Interactie
of ………………………..Loon
11. …………….Autonomie
of ………………………..Taakvereisten
12. …………….Organisatiebeleid
of ………………………..Autonomie
13. …………….Loon
of ……………………….Professionele status
14. …………….Interactie
of ……………………….Autonomie
15. …………….Organisatiebeleid
of ………………………Loon
2
3
4
5
6
7
Bijlage 7: Maastrichtse Arbeidssatisfactieschaal voor de
gezondheidszorg
1
Bijlage 8: Vragenlijst demografische gegevens
Geslacht : M
V
Leeftijd : ………………….jaar
Tewerkstellingspercentage : …………….%
Hoogst behaalde diploma :

HBO5-diploma

Bachelor

Bachelor na bachelor

Master

Master na master

PhD
Jaren ervaring algemeen : ……………….jaren
Jaren ervaring in deze praktijk : ………………….jaren
1
Bijlage 9: Vragenlijst bevraging praktijken
In welk jaar werd de praktijk opgericht? ……………………………..
Hoeveel personen heeft de praktijk in dienst ?
Hoeveel daarvan zijn
Full Time Equivalenten (FTE)
arts
verpleegkundige
administratief medewerker
diëtist(e)
kinesist(e)
andere:……………………..
andere : …………………..
Tot welke huisartsenkring behoort de praktijk ? ………………………………..
Is de praktijk gelegen :
in een stad
in de stadsrand
in een dorp
andere :……………………………………………..
Hoeveel patiënten heeft de praktijk in zijn databestand ? ………………………
Hoeveel patiënten met recht op een verhoogde tegemoetkoming heeft de praktijk in het
databestand?................................
Welk systeem van betaling gebruikt de praktijk :
betaling per prestatie
forfaitaire betaling
gemengd betalingssysteem
andere: ……………………………………….
1
In welk jaar startte de eerste verpleegkundige in de praktijk ? ……………
Welke taken neemt de verpleegkundige(n) in de praktijk op zich ? Van het moment u op
1 van de beschreven taken affirmatief kan antwoorden, mag u ‘ja’ aanduiden
Administratieve/logistieke taken
ja/neen
Zoals o.a. : patiënten verwelkomen, telefoon beantwoorden, dossiers invullen,
afspraken maken, gemaakte voorschriften afleveren aan patiënten, dokterslokaal
opruimen, materiaal klaarzetten, stockbeheer, bestellingen doen,…
Medisch –verpleegtechnische taken
ja/neen
Zoals o.a. : parameters nemen, allergietesten, bloedafname, staalafname,
hechtingen verwijderen, wondzorg, EKG-afname, vaccins toedienen, cerumen
verwijderen, cryotherapie
Zelfstandig consultaties uitvoeren
ja/neen
zoals : patiënten educatie- en voorlichting geven, zelfstandige consultatie voor
opvolging van chronische aandoeningen, andere zelfstandige consultatie
(preventieconsult, COPD consult, opvolging patiënten met
antistollingstherapie,…)
Andere taken
ja/neen
(specifieer) ………………………………………………………
Bedankt voor de deelname !
2
Bijlage 10: Gebruikte cijfercodes jobinhoud
Scherm1 : Activniv1
Artsen
gn registratie
pt bij dr
gn pt bij dr
dr onderweg
1000
2000
3000
4000
VPK
geen registratie
pt bij vpk
gn pt bij vpk
vpk onderweg
5000
6000
7000
8000
Scherm2 : Activniv2
in gesprek met pt
onderzoeken pt
uitvoeren Vptechnische/medische
handeling
2100
2200
2300
in gesprek met pt
onderzoeken pt
uitvoeren Vptechnische/medische
handeling
6100
6200
6300
uivoeren medische test
administratie patiënt aanwezig
andere
overleg
administratie zonder pt
telefoongesprek zonder pt
niemand in consultatieruimte
patiënt alleen in consultatieruimte
2500
2600
2700
3100
3200
3300
3400
3500
uivoeren medische test
administratie patiënt aanwezig
andere
overleg
administratie zonder pt
telefoongesprek zonder pt
niemand in consultatieruimte
patiënt alleen in consultatieruimte
6500
6600
6700
7100
7200
7300
7400
7500
2110
2120
2130
2210
2220
2310
2320
2330
2340
2350
2360
2370
2380
2390
2410
2420
pt aan het woord
vpk aan het woord
anamnese
nemen parameters
uitvoeren klinisch onderzoek
bloedafname
afname ECG
cryotherapie
verwijderen cerumen
wondzorg
aanleggen verband/gips
geven injectie
uitvoeren mineure chirurgie
verwijderen hechtingen
aanbrengen hechtingen
uitvoeren gyneacologisch
onderzoek
reanimatie
verwijderen object uit oog
6110
6120
6130
6210
6220
6310
6320
6330
6340
6350
6360
6370
6380
6390
6410
6420
Scherm3 : Activniv3
pt aan het woord
dr aan het woord
anamnese
nemen parameters
uitvoeren klinisch onderzoek
bloedafname
afname ECG
cryotherapie
verwijderen cerumen
wondzorg
aanleggen verband/gips
geven injectie
uitvoeren mineure chirurgie
verwijderen hechtingen
aanbrengen hechtingen
uitvoeren gyneacologisch
onderzoek
reanimatie
verwijderen object uit oog
2430
2440
6430
6440
1
afschrapen veruces
klaarzetten medicatie
afname stoelgangstaal
onderzoek urine
spirometrie
telefoneren patiënt aanwezig
schrijven voorschrift
invoeren gegevens medisch
dossier PC
controle gegevens medisch
dossier PC
betaling
meegeven info(folder) pt
uitvoeren hygiënische zorgen
bekijken uitslagen OZ
aankleden pt
overleg collega-arts
overleg collega-vpk
overleg andere
Scherm4 : activniv4
uitleggen 24-uursmonitoring
uitleggen medicatiegebruik
medische info geven
andere
nemen bloeddruk
nemen temperatuur
nemen pols
wegen/meten
andere
auscultatie
palpatie
onderzoek dmv beweging
bekijken neus/keel/oor met otolaryngoscoop
bekijken wonde/huid
uitvoeren monofilamenttest
uitvoeren ppa
2450
2460
2470
2510
2520
2610
2620
2630
2640
2650
2660
2710
2720
2730
3110
3120
3130
2121
2122
2123
2124
2211
2212
2213
2214
2215
2221
2222
2223
2224
2225
2226
2227
afschrapen veruces
klaarzetten medicatie
afname stoelgangstaal
onderzoek urine
spirometrie
telefoneren patiënt aanwezig
schrijven voorschrift
invoeren gegevens medisch
dossier PC
controle gegevens medisch
dossier PC
betaling
meegeven infofolder pt
uitvoeren hygiënische zorgen
bekijken uitslagen OZ
aankleden pt
overleg collega-arts
overleg collega-vpk
overleg andere
6450
6460
6470
6510
6520
6610
6620
6630
uitleggen 24-uursmonitoring
uitleggen medicatiegebruik
medische info geven
andere
nemen bloeddruk
nemen temperatuur
nemen pols
wegen/meten
andere
auscultatie
palpatie
onderzoek dmv beweging
bekijken neus/keel/oor met otolaryngoscoop
bekijken wonde/huid
uitvoeren monofilamenttest
uitvoeren ppa
6121
6122
6123
6124
6211
6212
6213
6214
6215
6221
6222
6223
6224
6640
6650
6660
6710
6720
6730
7110
7120
7130
6225
6226
6227
2
Bijlage 11a: Bijkomend informatiedocument zorgvragers
wijkgezondheidscentrum
Studie : De invloed van taakdelegatie tussen huisarts en
verpleegkundige op de werklast, jobinhoud en jobtevredenheid in de
eerstelijnsgezondheidszorg.
Beste Mijnheer, Mevrouw,
Ik ben Nadia Van Camp, studente van de masteropleiding verpleegkunde aan de
Universiteit van Gent.
Ik zal hier in het wijkgezondheidscentrum gedurende 3 dagen observaties
uitvoeren. Praktisch houdt dit in dat ik de consultatie tussen u en de arts of
verpleegkundige mogelijks zal storen.
Mijn onderzoek bestaat er namelijk uit dat ik om de 20 minuten bekijk waarmee
de arts of verpleegkundige bezig is. Hiervoor is het nodig dat ik de deur van de
consultatieruimte eventjes open doe.
Ik zal u geen vragen stellen, maar als u vragen hebt in verband met mijn
onderzoek, zal ik deze graag beantwoorden.
U bent niet verplicht om deel te nemen aan mijn onderzoek. Indien u wel wil
deelnemen, gelieve dan bijgevoegde formulieren aandachtig te lezen en het
laatste blad in te vullen.
Alvast bedankt voor uw interesse,
Nadia Van Camp
GSM : 0484/952 592
Bijlage 11b: Bijkomend informatiedocument zorgvragers
dokterspraktijk
Studie : De invloed van taakdelegatie tussen huisarts en
verpleegkundige op de werklast, jobinhoud en jobtevredenheid in de
eerstelijnsgezondheidszorg.
Beste Mijnheer, Mevrouw,
Ik ben Nadia Van Camp, studente van de masteropleiding verpleegkunde aan de
Universiteit van Gent.
Ik zal hier in de dokterspraktijk gedurende 3 dagen observaties uitvoeren.
Praktisch houdt dit in dat ik de consultatie tussen u en de arts of verpleegkundige
mogelijks zal storen.
Mijn onderzoek bestaat er namelijk uit dat ik ongeveer om de 15 minuten bekijk
waarmee de arts of verpleegkundige bezig is. Hiervoor is het nodig dat ik de deur
van de consultatieruimte eventjes open doe.
Ik zal u geen vragen stellen, maar als u vragen hebt in verband met mijn
onderzoek, zal ik deze graag beantwoorden.
U bent niet verplicht om deel te nemen aan mijn onderzoek. Indien u wel wil
deelnemen, gelieve dan bijgevoegde formulieren aandachtig te lezen en het
laatste blad in te vullen.
Alvast bedankt voor uw interesse,
Nadia Van Camp
GSM : 0484/952 592
LIJST VAN TABELLEN
Tabel 1: begripsverheldering taakdelegatie/substitutie/taakherschikking/ functiedifferentiatie ....4
Tabel 2: begripsverheldering werkbelasting .................................................................................6
Tabel 3: extrinsieke en intrinsieke waarden van jobtevredenheid ................................................6
Tabel 4: zoekfilter werklast ..........................................................................................................9
Tabel 5: positief en negatief beïnvloedende factoren van taakdelegatie .....................................11
Tabel 6: vergelijking van de artikels ..........................................................................................13
Tabel 7: zoekstrategie jobtevredenheidsschaal ...........................................................................20
Tabel 8: meetinstrumenten van jobtevredenheid ........................................................................23
Tabel 9: demografische gegevens van de respondenten .............................................................41
Tabel 10: Mann-Whitney U-test voor niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden
activiteiten van huisartsen per niveau van taakdelegatie ............................................................44
Tabel 11: Mann-Whitney U-test voor niet-direct patiëntgebonden en direct patiëntgebonden
activiteiten van verpleegkundigen per niveau van taakdelegatie ...........................................46
Tabel 12: frequentie-analyse en Mann-Whitney U-test voor het aantal patiënten geconsulteerd
tijdens de observatiedagen ....................................................................................................47
Tabel 13: Mann-Whitney U-test voor de subjectieve werkbelasting van artsen en
verpleegkundigen volgens niveau van taakdelegatie .............................................................48
Tabel 14: frequentie-analyse voor deel 1 van de Index of Work Satisfaction voor
verpleegkundigen en huisartsen ...........................................................................................49
Tabel 15: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test
voor huisartsen en verpleegkundigen samen en per niveau van taakdelegatie .......................50
Tabel 16: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test
voor huisartsen en per niveau van taakdelegatie....................................................................51
Tabel 17: frequentie-analyse van de Index of Work Satisfaction deel 2 en Mann-Whitney U-test
voor verpleegkundigen en per niveau van taakdelegatie .......................................................52
Tabel 18: Mann-Whitney U-test: verschil van algemene jobtevredenheid gemeten met de Index
of Work Satisfaction volgens niveau van taakdelegatie ........................................................53
Tabel 19: Mann-Whitney U-test voor MAS-GZ jobtevredenheid ..............................................54
LIJST VAN FIGUREN
Figuur 1: flowchart van zoekstrategie werklast en taakdelegatie……………………………..10
Figuur 2: flowchart zoekstrategie meetinstrumenten van jobtevredenheid…………………...22
Figuur 3: activiteiten van de huisartsen (procentueel) per niveau van taakdelegatie…………45
Figuur 4: patiënt gebonden en niet-patiënt gebonden activiteiten van de huisartsen…………46
Figuur 5: activiteiten van de verpleegkundigen (procentueel) per niveau van taakdelegatie...47
Figuur 6: patiënt gebonden en niet-patiënt gebonden activiteiten van de verpleegkundigen...48