Morele Ontwikkeling en Behandeling (7012K441AY)

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
College of Child Development and Education
Graduate School of Child Development and Education
Nieuwe Prinsengracht 130
1018 VZ Amsterdam
[email protected]
Morele Ontwikkeling en Behandeling (7012K441AY)
Bachelorjaar
Cursusjaar: 2013-2014
Semester: 2 (blok 2)
Coördinator:
Eveline van Vugt
Uitvoerende docenten:
Geert Jan Stams
Jan Steutel
Eveline van Vugt
Ido Weijers
Amsterdam, maart 2014
1
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen
Deelname onderwijs/tentamen
Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze
module moet je je binnen de aanmeldingsperiode aanmelden via het Studenteninformatiesysteem
(SIS). De aanmeldingsperiode van het eerste semester loopt van 17 juni t/m 01 juli 2013. De aanmeldingsperiode van het tweede semester loopt van 02 december t/m 16 december 2013.
Mocht je problemen hebben bij het aanmelden voor de vakken via SIS neem dan tijdens de aanmeldingsperiode contact op met de onderwijsadministratie via [email protected]. De onderwijsadministratie zoekt dan samen met jou uit wat het probleem is en lost het samen met jou op. Zie voor meer informatie www.student.uva.nl/pow in de A-Z lijst Vak- en tentamenaanmelding en SIS.
Deelname herkansing
De aanmelding geldt voor het onderwijs alsmede voor de eerste afsluitingsgelegenheid. Studenten die
het vak niet bij de eerste afsluitingsgelegenheid hebben behaald worden door de onderwijsbalie voor
de herkansing aangemeld. Meld je op tijd af voor vak(ken) waar je niet aan gaat deelnemen.
2. Inleiding
Introductie module
In deze module besteden we aandacht aan antisociaal (b.v. delinquentie) en prosociaal gedrag vanuit
het perspectief van gewetensontwikkeling (ook wel morele ontwikkeling genoemd). Een belangrijke
vraag hierbij is wat onder het geweten kan worden verstaan, en in het verlengde hiervan, of een gebrekkige gewetensontwikkeling grond is om jongeren verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Naast aandacht voor de rol van morele cognitie (oordelen in termen van rechtvaardigheid) en morele
emoties (schuld, schaamte, empathie), is er tevens aandacht voor de verschillende factoren die van
invloed kunnen zijn op moreel functioneren. Zo zal er worden ingegaan op biologische, psychologische en sociale determinanten van gewetensontwikkeling. Voorts zal worden ingezoomd op gewetensontwikkeling van specifieke dadergroepen zoals jeugdige zedendelinquenten en op kenmerken
(o.a. in de vorm van psychopathologie) van jongeren die van invloed kunnen zijn op mate waarin zij
in staat zijn gewetensvol te denken en handelen. Denk hierbij aan kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking, maar ook kinderen en jongeren met psychopathische trekken. De module zal
eindigen met de diverse interventievormen die (in Nederland) kunnen worden ingezet om gewetensontwikkeling te bevorderen. Voorbeeld hiervan zijn TOPS (voorheen EQUIP, als onderdeel van
YOUTURN), WSART en justitiële interventievormen waarbij een herstel tussen dader, slachtoffer en
maatschappij wordt beoogd, de zogenaamde herstelgerichte interventies, waaronder slachtofferdaderbemiddeling en “family group conferencing”. Er zal ingegaan worden op de effectiviteit van de
diverse programma’s in relatie tot recidive vermindering alsmede de invloed van deze interventies op
gewetensontwikkeling. Tot slot zal worden ingegaan op de rol van het geweten binnen het jeugdstrafrecht.
Deze module is onderdeel van de Minor Jeugdcriminaliteit en de Minor Rechten van het Kind. Tevens
is deze module aan te bevelen voor studenten die de Master Forensische Orthopedagogiek willen volgen en is relevant voor een ieder die wil gaan werken met kinderen en jongeren in een justitieel kader.
3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen
Voor studenten die deze module volgen in het kader van de minor Jeugdcriminaliteit / Rechten van
het Kind geldt dat zij de propedeuse moeten hebben afgerond. Zie OER deel A hoofdstuk 2 en OER
deel B hoofdstuk 3 voor vereiste voorkennis.
2
4. Leerdoelen
Kennis en inzicht (eindtermen PW: 6,7,11, 12)
• De student heeft kennis en inzicht met betrekking tot de conceptualisering van het geweten
• De student heeft kennis en inzicht met betrekking tot toerekeningsvatbaarheid vanuit het perspectief van gewetensontwikkeling
• De student heeft kennis en inzicht in de verschillende theorieën over morele ontwikkeling en
antisociaal en prosociaal gedrag
• De student heeft kennis en inzicht in verschillende biopsychosociale factoren die van invloed
kunnen zijn op gewetensontwikkeling
• De student heeft kennis en inzicht in kenmerken (in de vorm van psychopathologie) die van
invloed kunnen zijn op moreel functioneren.
• De student heeft kennis en inzicht met betrekking tot (justitiële) interventies gericht op de
gewetensontwikkeling en de effectiviteit van deze interventies
• De student heeft kennis en inzicht in de rol van geweten binnen het jeugdstrafrecht en kennis
van herstelgerichte interventies
Oordeelsvorming(eindtermen: PW 18 t/m 23)
• De student kan diverse onderzoeken op gebied van gewetensontwikkeling en antisociaal
gedrag lezen en begrijpen
• De student weet de kwaliteit van het onderzoek te beoordelen
• De student weet bevindingen uit onderzoek te verbinden met uitkomsten uit andere onder
zoeken.
• De student heeft een kritische houding: kan eigen mening onderbouwen doormiddel van
empirische bevindingen en de standpunten van anderen beoordelen.
Leervaardigheden (eindtermen: PW 24)
• De student is in staat om zelfstandig de literatuur te bestuderen en te reproduceren
(zie voor eindtermen bijlage 2).
5. Inhoud
Week
Datum
Bijeenkomst
Onderwerp
14
03/04/2014
1e College
15
10/04/2014
2e College
Introductie module & Conceptualisering van het
geweten
Liberale seksuele ethiek en zedendelinquentie
16
17/04/2014
3e College
17
24/04/2014
4e College
18
28/04/2014
5e College
19
08/05/2014
-
Psychopathologie en gewetensontwikkeling
Noot: dit college valt op een maandag (15.30-17.30)
Geen college (studieweek)
20
15/05/2014
6e College
Gewetensontwikkeling in de justitiële jeugdzorg
21
22/05/2014
7e College
22
28/05/2014
Gewetensontwikkeling in het jeugdstrafrecht & Herstelgerichte interventies
Tentamen
27
30/06/2014
Herkansing
Biologische, psychologische en sociale determinanten van gewetensontwikkeling
Gewetensontwikkeling en (zeden)delinquentie
3
College 1: Conceptualisering van het geweten
Door Prof. dr. Jan Steutel
Op verzoek van de rechter worden jeugdige verdachten van ernstige misdrijven onderzocht door een
psycholoog (en vaak ook door een psychiater). In de rapporten van dergelijk persoonlijkheidsonderzoek wordt vaak melding gemaakt van een gebrekkige gewetensontwikkeling. Deze en verwante aanduidingen veronderstellen een zeker begrip van een goed ontwikkeld geweten en daarmee ook een
zeker begrip van het geweten zelf. In dit college wordt onderzocht wat onder het geweten wordt verstaan, vooral door te analyseren uit welke componenten het geweten is opgebouwd. Twee begrippen
van geweten zullen worden onderscheiden, een relatief beperkt common sense begrip en een meer
omvattend wetenschappelijk begrip. Betoogd wordt dat een verheldering van de componenten van het
geweten van belang is voor een adequate diagnostiek en behandeling van jeugdige delinquenten.
Literatuur:
Kochanska, Grazyna & Aksan, Nazan (2004). Conscience in childhood: past, present, and future.
Merrill-Palmer Quarterly, 50, 299-310.
Ryle, G. (1973). Conscience and moral convictions. In: J. Donnelly & L. Lyons (Eds.), Conscience
(pp. 25-34). New York: Alba House.
Schinkel, Anders (2011). Conscience and moral education. In D.J. de Ruyter & S. Miedema (Eds.),
Moral Development: A Lifetime Commitment (pp. 133-145). Rotterdam: Sense Publishers.
College 2: Liberale seksuele ethiek en zedendelinquentie
Door Prof. dr. Jan Steutel
In de zogenoemde liberale seksuele ethiek staat het principe van geldige instemming centraal. In dit
college wordt (1) uitgelegd wat dit principe inhoudt en hoe het kan worden gerechtvaardigd, alsmede
onderzocht in hoeverre de huidige strafwet („Misdrijven tegen de zeden”) aan dat principe voldoet, en
(2) verhelderd welke eigenschappen (attituden, vaardigheden) in een liberale seksuele opvoeding tot
ontwikkeling worden gebracht, als ook betoogd dat onvoldoende ontwikkeling van deze eigenschappen een oorzaak kan zijn van zedendelinquentie.
Literatuur:
Gooren, J. (2009). Over de bestraffing van ontucht met instemming van jongeren. Proces, 88, 220232.
Steutel, J. (2006). Seksuele opvoeding en de deugden van respect en zorg. In L. le Sage, H. Stegge &
J. Steutel (red.), Jeugddelinquentie en gewetensontwikkeling. Conceptualisering, diagnostiek en
behandeling (pp. 52-65). Amsterdam: SWP.
Alan Wertheimer (1996). Consent and Sexual Relations. Legal Theory, 2, 89-112.
College 3: Biologische, psychologische en sociale determinanten van gewetensontwikkeling
Door dr. Eveline van Vugt
De ontwikkeling van kinderen en jongeren kan enkel begrepen worden door naar verschillende invloeden te kijken die zich voordoen op verschillende niveaus. In de sociale wetenschappen is deze
manier van denken vertaald in het biopsychosociaal model waarin biologische, psychologische, sociale factoren zijn opgenomen. In dit college zal vanuit het biopsychosociaal model gekeken worden naar
de ontwikkeling van het geweten. Enkele specifieke onderdelen waar tijdens het college op in zal
worden gegaan zijn beschadigingen aan het brein (biologisch), sociale informatieverwerking en theory of mind (psychologisch), en opvoeding in brede zin waaronder leefklimaat (sociaal).
Literatuur:
Zal tijdig op blackboard worden geplaatst.
College 4: Gewetensontwikkeling en (zeden)delinquentie
Door Prof. Dr. Geert Jan Stams & dr. Eveline van Vugt
Een belangrijke vraag is of jeugddelinquenten een gebrekkige gewetensontwikkeling hebben. In dit
college zal worden ingegaan op de rol van theoretisch en empirisch geïdentificeerde constructen van
gewetensontwikkeling waaronder moreel redeneren, empathie, schuld en schaamte en hun relatie met
4
delinquent gedrag. Verder zal ingezoomd worden op een specifieke dadergroep, namelijk zedendelinquenten, een groep jongeren die in het algemeen beschouwd wordt als een groep met een gebrekkig
ontwikkelde gewetensfunctie. Maar wat is waar?
Literatuur:
Greene, J. & Haidt, J. (2002). How (and where) does moral judgment work. Trends in cognitive sciences, 6, 517-523.
Van Langen, M.A.M., Wissink, I.B., Van Vugt, E.S., Van der Stouwe, T., & Stams, G.J.J.M. (2014).
The relation between empathy and offending: A Meta-Analysis. Aggression and Violent Behavior, 19, 179–189.
Pizarro, D. (2000). Nothing more than feelings? The role of emotions on moral development. Journal
for the theory of social behavior, 30, 355-375.
Stams, G.J.J.M., Brugman, D., Dekovic, M., Van Rosmalen, L., Van der Laan, P.H., & Gibbs, J.C.
(2006). The moral reasoning of juvenile delinquents: A meta-analysis. Journal of Abnormal
Child Psychology, 34, 697-713.
Tangney, J.P., Stuewig, J., & Hafez, L. (2011). Shame, guilt, and remorse: implications for offender
populations. Journal of Forensic Psychiatry and Psychology, 22, 706-723.
College 5: Psychopathologie en gewetensontwikkeling
Door dr. Eveline van Vugt
In dit college zal worden ingegaan op verschillende vormen van psychopathologie die van invloed
zijn op de mate waarin een kind of jongere moreel kan functioneren. De volgende stoornissen zullen
hierbij behandeld worden, namelijk autisme spectrum stoornis, hechtingsstoornis, en verstandelijke
beperking. Ook het hebben van psychopathische trekken wordt in relatie gebracht met het moreel
functioneren van jongeren. De vraag is wat de invloed van deze problematiek betekent voor de mate
waarin iemand het strafbare feit kan worden toegerekend (art. 39 Sr)?
Aan het einde van dit college zal uitleg worden gegeven over de paperopdracht.
Literatuur:
Zal tijdig op blackboard worden geplaatst.
College 6: Gewetensontwikkeling in de justitiële jeugdzorg
Door prof. dr. Geert Jan Stams & dr. Eveline van Vugt
Binnen de justitiële jeugdzorg zijn er verschillende programma’s die kunnen worden ingezet om gewetenstonwikkeling te bevorderen dan wel recidive te voorkomen. In dit college zullen we verschillende interventies, denk hierbij aan WSART en TOPS (voorheen EQUIP, als onderdeel van youturn,
een basismethodiek die in instellingen wordt gebruikt), bespreken en laten zien wat de effecten van
deze interventies zijn. Ook zullen we kort ingaan op de effecten van herstelgerichte interventies en
ingaan op wat we kunnen doen om deze interventies effectiever te laten zijn, dan wel beter onderzoek
hier naar te doen.
Literatuur:
Van der Laan, P.H., Slotboom, A., & Stams, G.J.J.M. (2010). Wat Werkt. In P.J. Van Koppen, H.
Merckelbach, M. Jelicic, & J.W. de Keijser. Reizen met mijn Rechter (pp. 987-1001). Deventer:
Kluwer.
Salekin, R.T., Worley, C., & R.D. Grimes (2010). Treatment of Psychopathy: A Review and brief
introduction to the mental model approach for psychopathy. Behavioral Sciences and the Law,
28, 235-266.
Van Stam, M.A., Van der Schuur, W.A., Tserkezis, S., Van Vugt, E.S., Asscher, J.J., Gibbs, J.C., &
Stams, G.J.J.M. (2014). The effectiveness of Equip on sociomoral development and recidivism
reduction: A Meta-analytic study. Children and Youth Services Review, 38, 44-51.
5
College 7: Gewetensontwikkeling in het jeugdstrafrecht en herstelgerichte interventies.
Door prof.dr. Ido Weijers
In dit college zal de notie van verantwoordelijkheid bij jeugdige delinquenten centraal staan. Aan de
ene kant wordt uiteengezet dat jongeren nog maar betrekkelijk verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor wat ze hebben gedaan. Aan de andere kant zal worden gewezen op de pedagogische noodzaak om jongeren te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor hun handelen. Daarbij zal achtereenvolgens worden gewezen op de mogelijkheden (en beperkingen) die de rechter daartoe heeft en op de
mogelijkheden (en beperkingen) die het herstelgesprek daartoe biedt.
De paperopdracht moet uiterlijk 22 mei, 17.00 uur worden ingeleverd via blackboard Euphorus
Assignments.
Literatuur:
Zal tijdig op blackboard worden geplaatst.
6. Literatuur
De literatuur is gebaseerd op artikelen die allemaal te vinden zijn op blackboard.
7. Onderwijsvormen
Deze module wordt gegeven in de vorm van een reeks hoorcolleges met een interactief karakter, welke zal worden afgesloten met een tentamen. Deze module beslaat 6 EC wat betekent dat de tijdsinvestering voor deze module 168 uur is. Zeventien uur hiervan wordt besteed aan de colleges en het tentamen. De overige 151 uur moeten worden besteed aan het bestuderen van de literatuur en de voorbereiding van het tentamen. Voor het bestuderen van literatuur geldt als norm 6 pagina’s per uur in de
postpropedeutische fase (OER deel A artikel 2.4). Verder zal er een korte paperopdracht worden gemaakt (geen cijfer; enkele voldoende/onvoldoende). Binnen de paperopdracht wordt gewerkt met
Peerfeedback.
De communicatie van de module zal volledig via blackboard lopen. Hierop is de studiehandleiding als
wel de literatuur per college te vinden. Check deze pagina ook regelmatig voor mededelingen en wijzigingen. Heb je een vraag, kijk dan eerst even op blackboard of in de studiehandleiding alvorens je
de coördinator van deze module, Eveline van Vugt, mailt: [email protected]
Er worden geen webcolleges beschikbaar gesteld. De student wordt geacht zelf de informatie die in
het college is verschaft te verkrijgen via een medestudent, indien hij/zij zelf niet bij het college aanwezig kan zijn. De stof tijdens college is verplichte tentamenstof.
Op Blackboard vind je onder Studenten POW de cursusevaluaties van afgelopen jaar. Je kunt hierin
lezen welke cursusaanpassingen plaatsvinden naar aanleiding van de evaluaties door de studenten en
de docent(en).
8. Rooster
De colleges vinden plaats op donderdagochtend van 9.00-11.00 uur. De collegereeks start op donderdag 3 april en bestaat uit zeven colleges. De module zal op woensdag 28 mei (tussen 14.00-17.00 uur)
worden afgesloten met een multiple choice tentamen. Zie voor een overzicht van de te bestuderen
literatuur het kopje “inhoud”. Bij de colleges waar nog geen literatuur vermeld staat in deze studiehandleiding, zie blackboard voor de verplichte literatuur. De herkansing van deze module zal plaatsvinden op maandag 30 juni (9-12u).
6
De locatie van het onderwijs en tentamens vind je op http://rooster.uva.nl. Houd de Mededelingen op
de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow en/of de blackboardomgeving van Morele ontwikkeling en Behandeling in de gaten voor roosterwijzigingen.
9. Van de student verwachte activiteiten



10.





Bestuderen van de literatuur
Actieve participatie tijdens de collegebijeenkomsten
Er is geen aanwezigheidsverplichting.
Beoordeling
Tot de tentamenstof behoort alle literatuur opgegeven 1 bij de colleges en de stof behandeld tijdens
de college, waaronder de collegesheets.
De module wordt afgesloten met een multiple choice tentamen en een paperopdracht.
De paperopdracht wordt enkel beoordeeld met een voldoende/onvoldoende. De paperopdracht
moet voldoende zijn om de module af te ronden.
De module moet met minimaal een 5.5 worden afgesloten (zie ook de OER).
Voorbeeld tentamenvragen zullen elk college worden gegeven.
In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) vind je meer algemene informatie over toetsing, bijvoorbeeld over de voorwaarden om aan tentamens te mogen deelnemen, herkansingen en de geldigheidsduur van uitslagen. Zorg ervoor dat je van deze informatie op de hoogte bent! Je vindt de OER in de
digitale studiegids, en op www.student.uva.nl/pow onder Onderwijs- en examenregeling (OER). De
OER bevat ook andere belangrijke informatie, zoals over volgordeverplichtingen, aanwezigheidsverplichtingen, keuzepunten en minoren.
NB. In de OER is het volgende vastgelegd:
Deel A, artikel 3.3.: In geval van een paper, verslag, opdracht of scriptie, zoals beschreven in deel A
van deze regeling, artikel 3.4, lid 3, is de herkansing in de vorm van revisie. Indien een paper, verslag,
opdracht of scriptie met een voldoende beoordeeld is, zoals in artikel 3.6, lid 2, is vastgelegd, mag
deze eveneens herkanst worden.
Deel A, artikel 3.6.2: De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 5,5 of hoger. Eindbeoordelingen tussen 5,0 en 6,0 worden in de registratie afgerond op hele cijfers.
Deel A, artikel 3.6.3: Bij deeltoetsingen wordt de eindbeoordeling bepaald op basis van een (gewogen) gemiddelde van de samenstellende delen. Daarbij worden geen minimumeisen gesteld aan het
niveau waarop de afzonderlijk deeltoetsen worden afgesloten, tenzij deze voor aanvang van het
onderdeel zijn goedgekeurd door de examencommissie en zijn opgenomen in de studiehandleiding.
Deel A, artikel 3.7.5: Indien de afsluiting van een onderdeel bestaat uit meerdere tentamenvormen,
worden deze afzonderlijk beoordeeld en bepalen deze deelresultaten tezamen het eindcijfer.
Deelresultaten zijn geldig gedurende één studiejaar. Uitzondering hierop zijn resultaten van schriftelijke deeltentamens, zoals beschreven in deel A, artikel 3.4, lid 3. Deelresultaten van schriftelijke
tentamens vervallen indien bij de eerste tentamengelegenheid deze gezamenlijk een onvoldoende resultaat opleveren en het eindcijfer van het onderdeel onvoldoende is. De herkansing van
deeltentamens in de vorm van schriftelijke tentamens is altijd overkoepelend; schriftelijke tentamens kunnen niet in delen worden herkanst.
1
In het geval er in de studiehandleiding nog geen literatuur is vermeld bij het betreffende college, zie dan
blackboard voor de verplichte literatuur.
7
In uitzonderlijke gevallen kan een deelresultaat langer gehandhaafd blijven, mits dit vooraf door de
examencommissie is goedgekeurd, in de studiehandleiding is opgenomen en een maximale duur betreft van hooguit een extra studiejaar.”
11. Feedback
Tentamens
Feedback op het gemaakte tentamen wordt individueel gegeven:
Op vrijdag 13 juni is er een inzage moment voor studenten. Studenten dienen zich uiterlijk vrijdag 6
juni hier voor aan te melden via [email protected].
12. Belangrijk (dit hoofdstuk standaard invoegen)
Evaluatie van het onderwijs
Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit
van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de
volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student,
omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van
een module.
Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste
college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze
vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van
het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten
van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module,
organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd
en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop
en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek
aanvragen.
Op Blackboard vind je onder Onderwijsevaluaties POW de cursusevaluaties van afgelopen jaar. Je
kunt hierin lezen welke cursusaanpassingen plaatsvinden naar aanleiding van de evaluaties door de
studenten en de docent(en).
Fraude
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van
een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of
gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het
op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die
in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat.
Plagiaat
Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen
altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet
en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd.
Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen.
Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen
overneemt. Zie ook de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow, in de A-Z lijst onder Plagiaat,
fraude, plagiaat en bronvermelding, en OER en bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde, deel A, artikel 3.11.
Beroepsmogelijkheden
8
Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele
klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX.
Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure. Je kunt hen bereiken via een e-mailbericht
aan [email protected].
Onderwijs- examenregeling (OER)
Algemene en specifieke informatie die geldig is voor de bachelor- en mastervakken kan gevonden
worden in de Onderwijs- en examenregeling (OER). De OER is gepubliceerd op de studentenwebsite
in de A-Z lijst onder OER en in de UvA Studiegids 2013-2014.
9
Bijlage 1. Dublindescriptoren
kennis en inzicht
toepassen van
kennis en inzicht
oordeelsvorming
communicatie
leervaardigheden
Bachelor
Heeft aantoonbare kennis en
inzicht van een vakgebied,
waarbij wordt voortgebouwd op
het niveau bereikt in het
voortgezet onderwijs en dit wordt
overtroffen, functioneert
doorgaans op een niveau met
ondersteuning van
gespecialiseerde handboeken,
enige aspecten voorkomen
waarvoor kennis van de laatste
ontwikkelingen in het vakgebied
vereist is.
Is in staat om zijn/haar kennis en
inzicht op een dusdanige wijze
toe te passen, dat dit een
professionele benadering van
zijn/haar werk of beroep laat
zien, en beschikt verder over
competenties voor het opstellen
en verdiepen van argumentaties
en voor het oplossen van
problemen op het vakgebied.
Is in staat om relevante
gegevens te verzamelen en
interpreteren (meestal op het
vakgebied) met het doel een
oordeel te vormen dat mede
gebaseerd is op het afwegen
van relevante sociaalmaatschappelijke,
wetenschappelijke of ethische
aspecten.
Is in staat om informatie, ideeën
en oplossingen over te brengen
op een publiek bestaande uit
specialisten en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die
noodzakelijk zijn om een
vervolgstudie die een hoog
niveau van autonomie
veronderstelt aan te gaan.
Master
Heeft aantoonbare kennis en
inzicht, gebaseerd op de kennis
en het inzicht op het niveau van
Bachelor en deze te overtreffen
en/of verdiepen, als mede een
basis of kans bieden om een
originele bijdrage te bieden aan
het ontwikkelen en/of toepassen
van ideeën, vaak in
onderzoeksverband.
Is in staat om kennis en inzicht
en probleemoplossende
methodes toe te passen in
nieuwe of onbekende
omstandigheden binnen een
bredere (of multidisciplinaire)
context die gerelateerd is aan het
vakgebied; is in staat om kennis
te integreren en met complexe
materie om te gaan.
Is in staat om oordelen te
formuleren op grond van
onvolledige informatie en daarbij
rekening te houden met sociaalmaatschappelijke
en ethische
verantwoordelijkheden, die zijn
verbonden aan het toepassen
van de eigen kennis en oordelen.
Is in staat om conclusies,
alsmede de kennis, motieven en
overwegingen die hieraan ten
grondslag liggen, duidelijk en
ondubbelzinnig over te brengen
op een publiek van specialisten
en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die
hem of haar in staat stellen een
vervolgstudie aan te gaan met
een grotendeels zelfgestuurd of
autonoom karakter.
10
Bijlage 2
Eindtermen van de opleidingen, zoals beschreven in de OER.
OPLEIDING PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN
Eindtermen Bachelor Pedagogische Wetenschappen
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in:
1. wetenschappelijke theorieën en onderzoeken over vraagstukken die betrekking hebben op de opvoeding van
kinderen en jonge volwassenen
2. (de actuele en historische ontwikkelingen van) opvoedingspraktijken, en het pedagogische onderzoeks- en
beroepenveld
3. methoden om opvoedingssituaties te diagnosticeren
4. methoden voor het plannen van interventies om problematische opvoedingssituaties te verbeteren
5. methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek
6. ethische vraagstukken die een rol spelen in de pedagogische onderzoeks- en beroepspraktijk
7. de disciplines psychologie, onderwijskunde, neurologie en filosofie in relatie tot de pedagogische wetenschappen
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat om:
8. relevante wetenschappelijke theorie en praktijkinformatie te gebruiken om opvoedingsvraagstukken te
formuleren en te analyseren
9. wetenschappelijk literatuuronderzoek uit te voeren over pedagogische vraagstukken
10. onder begeleiding empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek uit te voeren
11. onder begeleiding (simulaties van) opvoedingssituaties te diagnosticeren
12. onder begeleiding interventies te plannen om (simulaties van) problematische opvoedingssituaties te verbeteren
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat om:
13. sociaalwetenschappelijk onderzoek te beoordelen
14. op basis van sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over algemene pedagogische vraagstukken en benaderingen
15. op basis van relevante praktijkinformatie en sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over
specifieke problemen uit de pedagogische beroepspraktijk
16. eigen standpunten te formuleren en te onderbouwen
17. de onderbouwing van standpunten van anderen te beoordelen
De afgestudeerde heeft:
18. een open en kritische houding tegenover de eigen standpunten en die van anderen
Communicatie
De student is in staat om:
19. schriftelijk te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan
vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek
20. mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan
vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek
21. in groepsverband te werken
Leervaardigheden
De student is in staat om:
23. het eigen leerproces te sturen
24. zelfstandig de interesse in het eigen vakgebied te verdiepen en te verbreden
11
Eindtermen Master Pedagogische Wetenschappen
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in:
1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken van de gekozen specialisatie alsmede van onderwerpen binnen of buiten die specialisatie die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn;
2. de psychodiagnostiek en behandelingsmethoden, dan wel van de pedagogische probleemformulering en
handelings- of interventiemethoden.
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat tot:
3. het toepassen van pedagogische kennis binnen een voor de pedagogisch relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de pedagogiek.
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat tot:
4. het hanteren van geavanceerde technieken voor pedagogisch onderzoek;
5. het zelfstandig opstellen en uitvoeren van een onderzoeks- of beïnvloedingsplan in verschillende fasen,
zoals het verzamelen van relevante literatuur en het verzamelen, verwerken en interpreteren van gegevens;
6. het plannen, nemen van beslissingen en dragen van verantwoordelijkheid in de beroepssituatie.
De afgestudeerde heeft:
7. specialistische vaardigheid op het gebied van psychodiagnostiek en behandeling dan wel van pedagogische
probleemformulering en handelingstrategie of interventie;
8. specialistische vaardigheid op het gebied van gesprekvoering, observatie en rapportage;
9. inzicht in de consequenties van het eigen handelen voor anderen in de beroepssituatie;
10. besef van de ethische aspecten van de beroepsmatige omgang met anderen, zowel cliënten als proefpersonen, met inbegrip van de bredere consequenties van eigen onderzoeksresultaten en praktijkbeoefening;
11. besef van eigen beperkingen, d.w.z. op het juiste moment inroepen van deskundigheid van anderen en het
zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen.
Communicatie
De afgestudeerde heeft:
12. vaardigheid in het omgaan met anderen, het werken in teamverband.
Leervaardigheden
De afgestudeerde heeft:
13. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
12
OPLEIDING ONDERWIJSKUNDE
Eindtermen Bachelor Onderwijskunde
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in:
1. hoofdproblemen op onderwijskundig gebied en de theorievorming over deze problemen
2. de ontwikkeling, sturing, opbouw en structuur van het Nederlands onderwijssysteem (inclusief de verzorgingsstructuur)
3. onderwijsbeleid en schoolorganisatie
4. onderwijs- en leerprocessen in formele onderwijssettings
5. de disciplines pedagogiek, filosofie, psychologie en sociologie in relatie tot de onderwijskunde
6. de historische ontwikkelingen van het onderwijs, het denken over onderwijs en de onderwijskunde
7. opzetten en uitvoeren van sociaalwetenschappelijk onderzoek
8. ethische vraagstukken die een rol spelen in de onderwijskundige praktijk
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat om:
9. theorie te gebruiken om vraagstukken op het gebied van onderwijsbeleid, schoolorganisaties, onderwijs- en
opleidingsprogramma’s en onderwijsleerprocessen te benoemen, te analyseren en te interpreteren
10. deze analyse vervolgens te vertalen in adviezen, handelingsaanwijzingen en onderzoeksplannen met betrekking tot de inrichting, besturing en vormgeving van onderwijs en opleiding
11. eenvoudig onderwijskundig onderzoek uit te voeren
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat om:
12. een sociaalwetenschappelijk probleem (in het bijzonder op het terrein van de onderwijskunde) te formuleren
en te analyseren
13. onderwijskundig onderzoek kritisch te beoordelen
14. sociaalwetenschappelijke publicaties zowel in theoretisch als in empirisch opzicht kritisch te evalueren
15. de onderwijskunde te positioneren ten opzichte van andere disciplines en wetenschapsfilosofische tradities
Communicatie
De afgestudeerde is in staat om:
16. schriftelijk en mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) een sociaalwetenschappelijk probleem, zowel aan vakgenoten als aan een breder publiek
17. zelfstandig en in groepsverband te werken
Leervaardigheden
De afgestudeerde heeft:
18. vaardigheden die noodzakelijk zijn om zich als onderwijskundige professioneel te blijven ontwikkelen.
13
Eindtermen Master Onderwijskunde
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in:
1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken binnen de onderwijskunde alsmede van onderwerpen
binnen of buiten de onderwijskunde die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn.
Toepassen kennis en inzicht
De afgestudeerde is in staat tot:
2. het toepassen van onderwijskundige kennis binnen een voor de onderwijskunde relevant werkterrein en dit te
relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de onderwijskunde.
Oordeelsvorming
De afgestudeerde is in staat om:
3. nieuwe kennis met betrekking tot de sturing en inrichting van onderwijs te produceren;
4. zelfstandig empirisch onderwijskundig onderzoek uit te voeren;
5. complexe onderwijskundige vraagstukken vanuit verschillende theoretische perspectieven te analyseren en empirisch te onderbouwen.
Communicatie
De afgestudeerde is in staat om:
6. te rapporteren over (de analyse van) complexe onderwijskundige vraagstukken, aan vakgenoten en aan een breder
publiek.
Leervaardigheden
De afgestudeerde heeft:
7. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
14