In memoriam Bert Buunen, augustijn (1928-2014)

In memoriam
Bert Buunen, augustijn (1928-2014)
Bert werd op 25 april 1928 geboren in Geldermalsen. Hij trad
in bij de Orde der Augustijnen en deed zijn professie op 10
september 1949. Op 5 maart 1955 werd hij tot priester
gewijd. Tijdens zijn werkzame leven was hij missionaris in
Bolivia. Op 3 augustus 2014 is hij zonder benauwdheid en
pijn overleden.
Bert was de rust en de vrede zelf. Die kwamen voort uit zijn diepe blijdschap over zijn
roeping augustijn te mogen zijn en priester. Hij woonde en werkte van 1955 tot 1989
voornamelijk in de Yungas en La Paz, Bolivia. In februari 1960 ging hij met een paar
medebroeders naar Cuba, maar ze werden op het einde van dat jaar op een gewelddadige
en onheuse manier het land uitgezet.
Iedereen voelde zich bij Bert op zijn gemak en werd door hem serieus genomen, wie dat ook
was: zijn familie, zijn medebroeders, maar ook de zwerver, de dronkaard, de mens die de
weg kwijt was, in Bolivia, in Cuba, in Nederland. Bert had totaal geen pretenties, werkte zich
nooit op de voorgrond. Je kon altijd bij hem terecht, hij had nooit haast, nam de tijd voor
iedereen. Hij was blij je te ontmoeten. En dat had niets te maken met naïviteit, tenzij je zou
spreken over evangelische naïviteit, in navolging van Jezus die zelfs zijn vijanden te woord
stond.
Bert moet geleden hebben onder de boosaardigheid van de mensen die misbruik maakten
van zijn grenzeloze goedheid. Het ging hem aan het hart als hij zag hoe mensen leden onder
armoede, onrecht, ziekte. Dan was hij de mensen heel nabij.
Zijn aandacht voor de medemens bleef hij uitdragen toen ziekte hem dwong naar Nederland
te komen. Zijn laatste jaren waren in die zin zwaar dat hij 'zo weinig kon doen', maar hij wás
er, ook als vredestichter. Tijdens zijn ziekte liet hij voortdurend merken: 'maak je niet
bezorgd om mij'. Hij was niet bang voor de dood: 'het leven eindigt wel hier, maar het gaat –
nu nog voor onze ogen verborgen – door'. In volle overgave en zonder angst begon hij
daaraan. We zijn God dankbaar dat hij ons een zo nobele mens heeft geschonken. Hij
stichtte zoveel vrede.
Op 9 augustus hebben wij hem vanuit de Augustijnenkerk in Eindhoven uitgeleide gedaan.
Tekst:
Nico Beumer, OSA
Paul Clement, OSA
Overweging bij de uitvaart van Bert Buunen
“Ieder van ons verwacht Christus te ontmoeten in de hemel,
maar heb aandacht voor Christus
die op straat voor uw deur ligt;
heb aandacht voor Christus
die honger heeft en kou lijdt,
die in nood verkeert en vreemdeling is.”
Heel bewust heb ik deze woorden uit een preek van Augustinus gekozen voor deze viering.
Het evangelieverhaal van Matteüs en deze woorden van Augustinus passen helemaal bij het
leven van Bert Buunen. Vanuit dit ideaal wilde hij priester zijn voor mensen.
Bert groeide op in een gezin met 12 kinderen, hij was de oudste. In het begin van de
oorlogsjaren ging hij naar ons juvenaat in Venlo. Dat moet binnen het gezin Buunen een
belangrijk moment geweest zijn. Zijn broer Joost zal op het einde van de viering iets
vertellen over de plaats van Bert – en van ome Bert – in de familiekring.
Toen Bert naar het noviciaat ging van de Augustijnen in Witmarsum, in Friesland, moest hij ,
zoals iedere kandidaat een vragenlijst invullen. En daarin stond ook een vraag: (met de taal
uit 1948):
Zijt ge bereid naar de missie te gaan als de overste dit verlangt?
Geeft ge er de voorkeur aan missionaris te worden?
Op beide vragen, zo lees ik, gaf Bert als antwoord: Ja. Dat was in 1948 voordat hij naar het
noviciaat ging. In 1955, vlak na zijn priesterwijding, werd hij benoemd voor onze missie
in Bolivia. 35 jaar heeft hij daar met hart en ziel gewerkt, met één jaar onderbreking
in Cuba en dat was geen gemakkelijk jaar!
Toen hij in 1989 op vakantie kwam werd hem door de artsen met klem aangeraden niet
meer terug te gaan naar zijn geliefde missieland Bolivia. Dat kwam hard aan en deed hem
pijn.
Het is vanaf die tijd dat ik Bert van nabij heb leren kennen; eerst in Amsterdam-Noord,
daarna in Venlo en de laatste jaren hier in Eindhoven. En ik heb Bert leren kennen als een
medebroeder met zorg en aandacht voor iedereen; vooral de zwakken en de mensen die
door allerlei oorzaken wat aan de kant kwamen te staan. Het ging hem aan het hart als hij
zag hoe mensen leden onder armoede, onrecht, ziekte. Dan was hij die mensen nabij en
probeerde verlichting te brengen in hun leefsituatie.
Bert moet begrepen hebben waar het in het christendom ten diepste om gaat: de mens die
naast je staat en verlangend kan uitzien naar wat begrip; de mens die naast je staat en soms
hunkert naar aandacht en zorg. Zelf had hij totaal geen pretenties.
In heel zijn ziekteperiode liet hij voortdurend merken: maak je niet bezorgd om mij. Het
laatste jaar voelde hij steeds meer dat zijn krachten afnamen. Klagen was er niet bij! Een
beroep doen op onze verpleeghulp gebeurde uiterst zelden. Bel toch…zei de verpleegster
heel vaak, maar Bert wilde hen niet lastig vallen.
Een paar weken geleden zei hij met ongeveer de volgende woorden:
'Het gaat niet meer, het zal niet lang meer duren.
Ik ben niet bang om te sterven, zei hij, want ik ben er vast van overtuigd
dat het leven doorgaat…het eindigt wel hier, maar het gaat door.
Daar hebben we toch altijd ook over gepreekt, zei hij.
En nu sta ik zelf voor die grens.
Nu gaat het ook aan mij gebeuren.
En ik geloof er heilig in…in eeuwig leven./
In volle overgave en zonder benauwdheid en angst
is hij uit ons midden heengegaan naar een leven
dat voor ons nog verborgen is, maar waar hij nu in mag delen.
Een van jullie zei dezer dagen:
Bert had twee thuis/families: één bij zijn broers en zussen en één bij de Augustijnen.
In beider thuis/families zal zijn sterven nog lang voelbaar blijven.
Tekst: Louis Mulder, OSA