Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht meer effect en minder last Dit is een uitgave van de Inspectie Leefomgeving en Transport Postbus 16191 | 2500 BD | Den Haag www.ilent.nl | Twitter: @InspectieLenT April 2014 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht meer effect en minder last Datum 08 april 2014 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 Samenvatting Missie Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) De ILT bewaakt en stimuleert de naleving van wet- en regelgeving voor een veilige en duurzame leefomgeving en veilig transport. Het Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht draagt bij aan de missie van de ILT. Daarmee laat de ILT ook zien dat ze haar verantwoordelijkheid als vlaggenstaat neemt. Dit inspectieprogramma draagt bij aan het behalen van de volgende doelstellingen: • zicht op het totaal van (de naleving van) veiligheid en milieu in het domein Koopvaardij; • nakomen verplichtingen door reders binnen aanvaardbare grenzen; • voldoen aan de vlaggenstaat verplichtingen. De doelstelling hebben geresulteerd in een Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht dat voorziet in een drietal hoofdtypen inspecties: • • • Reguliere Handhavende Inspecties op schepen, geïnitieerd op basis van de prestatie van de scheepsbeheerder of op basis van signalen (klachten, meldingen, ongevallen, etc.). Een schip wordt voor een inspectie geselecteerd op grond van: 1. Één of meerdere signalen. 2. Een vastgestelde selectiemethodiek op basis van de prestatie van de scheepsbeheerder (Company Performance). Dit leidt tot: a. In combinatie met ’Inspectie Scheepsbeheerder’, verscherpt toezicht op alle ’Very Low’ presterende scheepsbeheerders; b. Het inspecteren van alle schepen van ’Low’ presterende scheepsbeheerders; c. Steekproeven bij ’Medium en High’ presterende scheepsbeheerders; d. Toezicht op de Nederlandse scheepsbeheerders waarvan geen Company Performance bekend is (blinde vlek). Binnen dit type inspectie worden op basis van door ILT/Scheepvaart vastgestelde risico’s thema inspecties uitgevoerd. Inspecties Scheepsbeheerder, gericht op zeer slecht presterende scheepsbeheerders en in combinatie met Reguliere Handhavende Inspecties op schepen. Verplichte Handhavende Inspecties op schepen: Inspecties waaraan bepaalde categorieën schepen vanuit een wettelijke bepaling verplicht periodiek onderhevig zijn en waarmee de naleving van de betrokken wetgeving wordt geverifieerd. Het Inspectieprogramma is onderdeel van een managementcyclus, waarbij onder andere tussentijds wordt bepaald of het programma op basis van diverse signalen dient te worden bijgesteld. Daarnaast is de evaluatie van het programma input voor de afspraken tussen de ILT en de beleidsafdeling van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu als onderdeel van de veiligheidsmanagementcyclus. Pagina 3 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 Inhoud 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 Inleiding 5 Achtergrond 5 Nut en Noodzaak 5 Doelstelling 5 Toezichtstrategie 6 Uitvoering 6 Scope 6 Leeswijzer 6 2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.2.1. 2.2.2.2. 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 Reguliere Handhavende Inspecties 7 Algemeen 7 Selectie 7 Signalen 7 Company Performance 8 Bepalen Company Performance 8 Toepassen Company Performance 10 Uitvoering Inspecties 12 De Standaard Inspectie 12 Een Thema Inspectie 12 De Uitgebreide Inspectie (Expanded) 13 Koppeling typen inspecties en objecten van toezicht 14 3 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 Inspecties Scheepsbeheerder 15 Selectie 15 Uitvoering 15 Scope inspectie ISM-plichtige scheepsbeheerders 15 Niet ISM-plichtige scheepsbeheerders 15 4 4.1 4.2 4.3 Verplichte Handhavende Inspecties (Mandatory Inspections) 16 Algemeen 16 Selectie 16 Uitvoering 16 5 5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.4 Interventiestrategie 17 Algemeen 17 Interventies aan boord 17 Interventies bij de scheepsbeheerder 18 Directe interventies 18 Indirecte interventies 18 Interventies overig 18 6 6.1 6.2 Evalueren en bijsturen 19 Managementcyclus 19 Jaarlijkse evaluatie en rapportage 20 Bijlagen 21 A.1 Uitvoering Standaard Inspectie 21 A.2 Toepassing interventies aan boord 23 A.3 Toelichting Inspectie op schepen zonder MLC-certificaat verplichting 30 Pagina 4 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 1 Inleiding 1.1 Achtergrond In 2003 is de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)/Scheepvaart (toen nog Inspectie Verkeer en Waterstaat) gestart met handhavende inspecties aan boord van de Nederlandse koopvaardijvloot. De handhaving aan boord van Nederlandse schepen is sindsdien geïntensiveerd vanwege enerzijds de verdere uitbesteding van certificerende taken aan de markt en anderzijds vanwege signalen dat toezicht nodig is op specifieke onderdelen zoals arbo- en bemanningswetgeving. In de loop der jaren zijn deze inspecties verder uitgebreid met thema’s welke voortkwamen uit nieuwe internationale wetgeving (IMO, ILO en EU) en bijvoorbeeld ongevallenonderzoek. De EU schrijft in een aantal gevallen redelijk dwingend voor hoe vaak en wat er geïnspecteerd dient te worden. 1.2 Nut en Noodzaak De beleidsbrief Zeevaart ‘Verantwoord varen en een vitale vloot’ uit 2008 beschrijft dat het toezicht bijdraagt aan de beleidsdoelen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) op het gebied van duurzaamheid en veiligheid, door het handhaven van de wet- en regelgeving voor de zeevaart. Benadrukt wordt dat Nederland als vlaggenstaat verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van de (inter)nationale maritieme regelgeving op de schepen onder Nederlandse vlag. In lijn met het streven naar vernieuwing van de Rijksdienst vindt via ‘Vernieuwing Toezicht’ een continu proces van verbetering en professionalisering van het toezicht plaats. Tevens wordt aangegeven dat een deskundig ILT onafhankelijk toezicht houdt op basis van risicoanalyses en hierbij nauw samenwerkt met andere toezichthouders. Het nieuwe inspectieprogramma draagt bij aan de missie van ILT/Scheepvaart. Met de herinrichting van deze inspecties laat de ILT zien dat ze haar verantwoordelijkheid als vlaggenstaat neemt. Hiermee onderscheidt Nederland zich van slecht presterende vlaggenstaten die voornamelijk gebruik maken van Port State Control, die echter primair bedoeld is als vangnet om slecht presterende scheepsbeheerders eruit te vissen. ILT/Scheepvaart geeft daarnaast met dit Inspectieprogramma invulling aan diverse verplichtingen genoemd in Artikel 21 Enforcement van Resolutie A.973(24), zoals gewijzigd, van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en Artikel V Implementation and Enforcement Responsibilities van de Maritime Labour Convention, 2006, van de International Labour Organization (ILO). 1.3 Doelstelling Het resultaat van dit inspectieprogramma dient te leiden tot het behalen van de volgende doelstellingen: • zicht op het totaal van de naleving van veiligheid en milieu in het domein Koopvaardij; • nakomen verplichtingen door reders binnen aanvaardbare grenzen; • voldoen aan de vlaggenstaat verplichtingen. Pagina 5 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 Onderliggende doelen die hiermee worden beoogd, zijn de volgende: • • • • • 1.4 Minder last voor goed en meer last voor slecht presterende scheepsbeheerders; Minder slecht en meer goed presterende scheepsbeheerders; Minder ongevallen en milieuvervuiling; Positief effect op de ranking van Nederland op de ParisMoU whitelist; Verlaging (wereldwijde) inspectiedruk op de Nederlandse schepen. Toezichtstrategie De doelstelling heeft geresulteerd in een Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht dat voorziet in een drietal hoofdtypen inspecties: • • • 1.5 Reguliere Handhavende Inspecties op schepen, geïnitieerd op basis van de prestatie van de scheepsbeheerder of op basis van signalen (bijvoorbeeld klachten, meldingen, ongevallen, etc.) Inspecties Scheepsbeheerder, gericht op zeer slecht presterende scheepsbeheerders en in combinatie met Reguliere Handhavende Inspecties op schepen; Verplichte Handhavende Inspecties op schepen, op basis van een wettelijke verplichting tot inspecteren. Uitvoering De inspecteurs die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de inspecties beschikken over de kwalificaties zoals vereist voor Flag State surveyors en beschreven in de IMO Resolutie A.973(24). Eventueel kunnen zij gebruik maken van specialisten of andere personen ter ondersteuning. Er kan bij het toezicht op Nederlandse schepen ook gebruik worden gemaakt van inspecteurs gestationeerd op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze inspecteurs kunnen Nederlandse schepen inspecteren die zich voornamelijk in betreffende regio bevinden en zelden een Nederlandse haven aandoen. 1.6 Scope Het Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht is van toepassing op de Nederlandse gecertificeerde koopvaardijvloot. Het toezicht op de klassenbureaus is tevens onderdeel van het Vlaggenstaattoezicht, maar heeft een separaat inspectieprogramma dat gecontinueerd wordt. Er wordt synergie met het toezicht op de klassenbureaus gerealiseerd met de invoering van dit nieuwe programma. Scheepsbeheerders die een convenant hebben afgesloten met de ILT/Scheepvaart vallen buiten de scope van dit inspectieprogramma, aangezien in het convenant separate afspraken zijn vastgelegd over inspecties en informatieverstrekking. 1.7 Leeswijzer In de hoofdstukken 2,3 en 4 van dit document wordt uitleg gegeven over de verschillende typen inspecties. Selectiemethodes en de wijze van uitvoering komen daarin aan bod. In hoofdstuk 5 wordt een overzicht gegeven van de toepassing van de verschillende interventiemethodes die ILT/Scheepvaart tot haar beschikking heeft. Hoofdstuk 6 omschrijft welke plaats dit programma in de Management & Control cyclus van de ILT/Scheepvaart inneemt en op welke wijze er sturing op het programma plaats vindt. Pagina 6 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 2 Reguliere Handhavende Inspecties 2.1 Algemeen Een Reguliere Handhavende Inspectie op een schip is het middel waarmee ILT/Scheepvaart toe ziet op de naleving van wet- en regelgeving die van toepassing is op Nederlandse koopvaardijschepen. Een schip wordt voor een inspectie geselecteerd op grond van: 1. Één of meerdere signalen, bijvoorbeeld klachten; 2. Een vastgestelde selectiemethodiek op basis van de prestatie van de scheepsbeheerder (Company Performance). Om het toezicht effectief in te richten is ervoor gekozen om een nadere focus op de prestatie van de scheepsbeheerder in te zetten (in plaats van scheepsspecifiek). Het toezicht is risico gestuurd ingericht, waarbij tevens een verschuiving plaatsvindt naar een systeemtoezicht gerichte aanpak. Zo zal het toezicht bij slecht presterende scheepsbeheerders zich richten op de werking van het systeem van de scheepsbeheerder. Daarnaast zal de gehele vloot aan een steekproef onderhevig zijn om zo continue de hoge prestaties van de Nederlandse vloot te waarborgen. Met deze vorm van toezicht wordt het volgende beoogd: • De risico’s in het domein Zeevaart afdekken; • Het toezicht is risico gestuurd; • Het toezicht is effectief en efficiënt; • Verlaging van de toezichtlast. Door uniforme vastlegging van inspectieresultaten op een zelfde wijze als binnen ParisMoU, kan de naleving goed gemeten worden. Hierbij kunnen internationale resultaten op basis van andere bronnen (ParisMoU, TokyoMoU, US Coast Guard) vergeleken worden met de eigen inspectieresultaten. Het effect van het programma is op deze wijze ook beter te meten en er kan, indien nodig, bijstelling van het programma plaatsvinden. Over de resultaten wordt op jaarlijkse basis een evaluatierapport opgesteld, dat gebruikt wordt om het programma bij te sturen. 2.2 Selectie 2.2.1 Signalen Schepen kunnen in aanmerking komen voor een Reguliere Handhavende Inspectie als één of meerdere van de volgende signalen bij de ILT binnenkomen: • Het schip is in het buitenland aangehouden; • Er heeft een ongeval of incident plaatsgevonden; • Er zijn klachten of meldingen ontvangen, inclusief klachten op grond van het Maritiem Arbeidsverdrag (Maritime Labour Convention, MLC). Pagina 7 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 2.2.2 Company Performance Het toezicht op de Nederlandse scheepsbeheerders bestaat hierbij uit: 1. Toezicht op de Nederlandse scheepsbeheerders waarvan de Company Performance bekend is: a. Verscherpt toezicht op alle “Low en Very Low” presterende scheepsbeheerders; b. Steekproeven bij “Medium en High” presterende scheepsbeheerders. 2. Toezicht op de Nederlandse scheepsbeheerders waarvan geen Company Performance bekend is. 2.2.2.1. Bepalen Company Performance Voor deze selectiemethode van schepen en scheepsbeheerders wordt elk jaar op peildatum 31 december: • een analyse gemaakt van de samenstelling en omvang van de Nederlandse vloot. • onderzocht hoe vaak en door wie zij zijn geïnspecteerd. Met deze analyse wordt voor elke scheepsbeheerder de Company Performance vastgesteld (deze is dus in principe een jaar geldig). Primair wordt de Company Performance vastgesteld op basis van de inspectieresultaten binnen het ParisMou. Dit wordt uitgevoerd conform de formule zoals ook toegepast in het inspectieregime van ParisMou (zie www.parismou.org; Quick links: Company Performance Calculator). Voor het vaststellen van de Company Performance wordt gebruik gemaakt van de inspectieresultaten van drie voorgaande jaren. Vervolgens wordt de Company Performance geverifieerd met behulp van de Inspectieresultaten van de volgende bronnen: • de ILT; • de TokyoMou; • de US Coastguard. De bepaling van de Performance binnen deze bronnen wordt gedaan op basis van de prestaties van de Nederlandse scheepsbeheerders onderling, waardoor de goed en minder goed presterende scheepsbeheerders kunnen worden geïdentificeerd. Deze prestaties dienen als mogelijke bijstelling op de Company Performance, berekend aan de hand van de Pmou-inspectieresultaten (contra indicatie). Bij het volledig ontbreken van inspectiedata vanuit de Pmou, worden de gegevens gebruikt om de schepen/scheepsbeheerders met een hogere of lagere prioriteit te inspecteren. Dit wordt weergegeven in onderstaande tabel: Pagina 8 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 Contra Indicatie Geen Company Very low Low Medium High Hoge Prioriteit Hoge Prioriteit Opnemen in Opnemen in in blinde vlek in blinde vlek steekproef steekproef Performance ParisMou Geen Blinde vlek Toezichtsregime Very Low Low Medium High Medium Medium Toezichtsregime Toezichtsregime Very low Very low Low Performance Performance Performance Toezichtsregime Toezichtsregime Toezichtsregime Low Low Low Performance Performance Performance Hoge Prioriteit Hoge Prioriteit Opnemen in in steekproef in steekproef steekproef High Hoge Prioriteit Hoge Prioriteit Opnemen in in steekproef in steekproef steekproef High Tabel 3 Indeling Performance na contra indicatie Wanneer er alleen gekeken zou worden naar de data van de ParisMou, dan zou er een behoorlijke zogeheten ‘blinde vlek1’ blijven bestaan. Met behulp van de inspectieresultaten van TokioMoU en USCG en de eigen vlaggenstaatinspecties wordt de blinde vlek verkleind. Een deel van de blinde vlek bestaat uit de volgende 4 clusters: 1. zeilende passagiersvaart; 2. schepen onder ILT-klasse ≥ 24 m; 3. overheidsvaartuigen; 4. pontons zonder bemanning. Voor de eerste twee clusters voert de ILT zelf nog (deels) certificerende inspecties uit. Het derde cluster behoort tot de Rijksrederij. Het vierde cluster wordt als nietrisicovol beschouwd. De blinde vlek wordt met deze vier clusters verder gereduceerd. Afhankelijk van de capaciteit en prioritering kan op individuele basis van bovenstaande tabel worden afgeweken indien dit noodzakelijk wordt geacht. Tevens kan de ILT op basis van andere signalen een scheepsbeheerder indelen in een ander toezichtregime. Indien dit leidt tot een indeling in de Low of Very Low Performance categorie, dan wordt de scheepsbeheerder hiervan op de hoogte gesteld. 1 Onder de ‘blinde vlek’ wordt verstaan: scheepsbeheerders die niet geïnspecteerd zijn door ParisMoU, TokyoMoU, USCG, of door ILT. Pagina 9 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 In de toekomst zal er een verschuiving in de weging gaan optreden waardoor de zwaarte van het gebruik van de resultaten van de eigen inspectiedata steeds groter wordt. Door de opzet van de uitvoering van vlaggenstaat inspecties wordt de toepassing van deze data betrouwbaarder. Bijstelling Naast het genoemde toezicht op de Nederlandse vloot vinden nog ‘extra’ toezichtactiviteiten plaats die invloed kunnen hebben op de selectiemethodiek. Voorbeelden hiervan zijn: • convenanten; • toezicht op Klassenbureaus; • analyse Aanhoudingen Nederlandse schepen in het buitenland; • ongevallenonderzoek; • incidentenonderzoek; • thema inspecties; 2.2.2.2. Toepassen Company Performance ’High’ Company Performance Voor scheepsbeheerders waar de Company Performance geklasseerd is als High Performance wordt een toezichtregime ingesteld op basis van een steekproef. De steekproef wordt uitgevoerd op 10%2 van de High Performance scheepsbeheerders. Om een betrouwbaar oordeel te kunnen geven over de Performance wordt van elke scheepsbeheerder ten minste 10% van de individuele schepen geïnspecteerd. Indien de steekproef uitwijst dat de Company Performance klassering hoger is dan de beoordeling door de ILT, zal de scheepsbeheerder op de hoogte worden gesteld. Doel is om de Scheepbeheerder tot verbetering te bewegen. De scheepsbeheerder wordt dan geselecteerd voor de steekproef van het daaropvolgende jaar. Eventueel kan besloten worden om een extra verificatie inspectie op één van de andere schepen (of herhalingsinspectie) uit te voeren. Scheepsbeheerders met 10 of meer schepen, vallende in de High Company Performance, kunnen onder bepaalde voorwaarden ook in aanmerking komen voor een convenant met het daarbij horende toezichtregime (in plaats van bovengenoemd regime). ’Medium’ Company Performance Voor scheepsbeheerders waar de Company Performance geklasseerd is als ‘Medium Performance’ wordt eveneens een toezichtregime ingesteld op basis van een steekproef. De steekproef wordt uitgevoerd op 20%2 van de Medium Performance scheepsbeheerders om vast te stellen dat de klassering terecht is. De steekproef is groter dan bij de High Performance scheepsbeheerders. De kans dat een Medium Performance scheepsbeheerder een volgend jaar in de Low Performance categorie terechtkomt, is tenslotte groter. Om een betrouwbaar oordeel te kunnen vellen over de Performance wordt van elke scheepsbeheerder ten minste 20% van de individuele schepen geïnspecteerd. 2 Percentage kan naar beneden worden bijgesteld afhankelijk van prioritering van andere werkzaamheden (range ligt tussen - High: 5-10% en Medium 10-20%) Pagina 10 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 Indien de steekproef uitwijst dat de Company Performance klassering hoger is dan de beoordeling door de ILT zal de scheepsbeheerder op de hoogte worden gesteld . Doel is om de Scheepbeheerder tot verbetering te bewegen. De scheepsbeheerder zal geselecteerd worden voor de steekproef van het daaropvolgende jaar. Eventueel kan besloten worden om een extra verificatie inspectie op een van de andere schepen (of herhalingsinspectie) uit te voeren. ’Low’ Company Performance Voor scheepsbeheerders met een klassering in de Low Performance categorie zal eerst een administratieve toets plaatsvinden. Hiermee wordt bepaald of de klassering door de Paris MoU op de juiste gronden tot stand is gekomen. Indien dit het geval is, dan worden alle schepen van de scheepsbeheerder geïnspecteerd. Is de klassering niet juist, dan wordt de scheepsbeheerder in de Medium Performance categorie ingedeeld. ‘Very low’ Company Performance Voor scheepsbeheerders met een klassering in de ‘Very Low Performance’ categorie geldt een verscherpt regime. Alle schepen worden geïnspecteerd. De resultaten van deze inspecties zijn tevens onderdeel van en input voor de Inspecties Scheepsbeheerder (zie hoofdstuk 3). Blinde Vlek (geen Company Performance bekend) Beoogd wordt om van alle Nederlandse scheepsbeheerders de Company Performance vast te kunnen stellen. Als uitgangspunt wordt daarbij gehanteerd dat de Company Performance van een scheepsbeheerder bepaald kan worden als tenminste 10% van de schepen van de scheepsbeheerder is geïnspecteerd. Het accent van het toezicht ligt op de Nederlandse schepen in de Nederlandse havens. Daarbij wordt een hoge prioriteit gegeven aan die schepen in de blinde vlek met een (Very) Low contra-indicatie. Elke scheepsbeheerder waarvan de Company Performance is vastgesteld, wordt vervolgens ingedeeld in één van de vier categorieën ‘High, Medium, Low en Very Low’. De betreffende scheepsbeheerder wordt vanaf dit moment ook volgens het bij deze indeling horende toezichtregime behandeld. Pagina 11 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 2.3 Uitvoering Inspecties De Reguliere Handhavende Inspectie kent 3 verschillende vormen: • Standaard Inspectie (initial/more detailed); • Thema inspectie; • Uitgebreide Inspectie. 2.3.1 De Standaard Inspectie De inspectie heeft als doel bepalen of aan de naleving van de totaal geldende weten regelgeving voor het betreffende schip wordt voldaan. Dit betekent in de praktijk dat een globale inspectie (initial inspection) wordt uitgevoerd, waarbij de focus ligt op documentcontrole en de algemene staat van het schip. De inspectie heeft een nadere focus op de specifieke Nederlandse eisen en prioriteiten en is nader uitgewerkt in bijlage A.1). In de Standaard Inspectie zitten tevens een aantal verplichte EU inspectieonderwerpen verwerkt: • • EU Richtlijn 2000/59/EG – Havenontvangstvoorzieningen (HOI); EU Richtlijn 2005/33/EG – Zwavel. Op basis van ’professional judgement’ kan een inspecteur besluiten op onderwerpen een verdiepingsslag te maken (more detailed inspection) of de inspectiescope uit te breiden naar bijvoorbeeld een volledige inspectie met uitvoering van alle operationele testen. Daarbij kan er een nadere focus op de veiligheid- en duurzaamheidcultuur of de werking van het ISM systeem worden gelegd. Wanneer een schip is geselecteerd op grond van één of meerdere signalen, dan worden deze schepen in beginsel onderworpen aan een standaard inspectie, tenzij er een zwaarder regime van toepassing is (zie verder in deze paragraaf). Een signaal is wel altijd reden voor een verdiepingsslag op het onderwerp van het signaal. 2.3.2 Een Thema Inspectie Met deze inspectie wordt op basis van risico’s een themagerichte inspectie uitgevoerd. Het gaat hier in hoofdzaak om inspecties voor nalevingonderzoek of naar aanleiding of verificatie van signalen uit de sector. Het verschil met de Standaard Inspectie zit hem in de eerste plaats in selectie van de schepen en/of scheepsbeheerders. Primair worden deze inspecties eerst zoveel mogelijk uitgevoerd op de schepen die op grond van de paragraaf 2.2.Selectie in dit hoofdstuk zijn geselecteerd, maar kunnen worden uitgebreid naar de totale doelgroep (bijvoorbeeld inspecties op containersjorringen op alle containerschepen). Omdat een thema inspectie primair wordt uitgevoerd voor (nalevings)onderzoek, zijn het per definitie inspecties die gedurende een kortere periode of op een vastgesteld aantal schepen/scheepsbeheerders worden uitgevoerd. Het zijn dus tijdelijk te inspecteren onderwerpen. Uiteraard kunnen er wel interventies worden toegepast. Pagina 12 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 Samengevat kan een thema inspectie worden ontwikkeld als er sprake is van: • signalen uit de sector die nader toezicht noodzakelijk maken (onderzoek); • nieuwe of substantieel gewijzigde regelgeving (naleving per definitie onbekend); • onaanvaardbare risico’s en het ontbreken van gegevens over de naleving; • onaanvaardbare risico’s en een lage naleving (verlenging). Er wordt in dit verband gesproken over een onaanvaardbare risico als er sprake is van een verhoogde kans op: • • • • 2.3.3 milieuschade; ernstig letsel of dodelijke slachtoffers; schade aan vaarwegen en/of andere vaarweggebruikers; verstoorde marktverhoudingen gerelateerd aan kosten voor naleving. De Uitgebreide Inspectie (Expanded) De Uitgebreide Inspectie wordt ten minste altijd uitgevoerd tijdens Reguliere Handhavende Inspecties op schepen van scheepsbeheerders geklasseerd in de “Very Low Performance“- categorie. De Uitgebreide inspectie wordt op schepen van scheepsbeheerders geklasseerd in de ’Very Low Performance’- categorie niet primair uitgevoerd om de mate van naleving te bepalen, maar juist om de mate van naleving sterk te beïnvloeden door intensivering van het toezicht. De Uitgebreide Inspectie wordt uitgevoerd als een Standaard Inspectie met een verdiepingsslag op zoveel mogelijk onderdelen, inclusief alle operationele verificaties (operational controls). De inspectie heeft een nadere focus op het ISM of kwaliteitssysteem aan boord. Is dit niet aanwezig dan komt de interactie tussen scheepsbeheerder en schip centraal te staan (hierbij valt te denken aan technische ondersteuning, bemanningsmanagement etc.). Deze vorm van inspectie is, in combinatie met en ter ondersteuning van de Inspectie Scheepsbeheerder (zie hoofdstuk 3), er volledig op gericht om de naleving door de scheepsbeheerder sterk te verbeteren. Pagina 13 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 2.3.4 Koppeling typen inspecties en objecten van toezicht In onderstaande tabel wordt de koppeling gemaakt tussen de selectiemethode (Signaal/Company Performance (CP) scheepsbeheerders) en typen inspecties aan boord van de schepen. Standaard Inspectie Thema inspectie √ CP-High Performance √ Steekproef (10%) CP-Medium Performance Steekproef (20%) √ CP-Blinde Vlek Prioritering √ CP-Low Performance √ √ CP-Very Low Performance √ √ Type inspectie Selectiemethode Signaal Uitgebreide Inspectie √ √ (icm Inspectie Scheepsbeheerder) Tabel 1 Koppeling Selectiemethode en Type inspectie Pagina 14 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 3 Inspecties Scheepsbeheerder 3.1.1 Selectie Een Inspectie Scheepsbeheerder wordt toegepast als bij de bepaling van de Company Performance (zie hoofdstuk 2, paragraaf 2.2.2.1) is vast komen te staan dat de scheepsbeheerder kan worden geclassificeerd in de ’Very Low Performance’categorie. 3.1.2 Uitvoering Voor het regime wordt toegepast vind er een administratieve toets plaats of de indeling correct is. Ter voorbereiding van de inspectie wordt een dossier opgebouwd aan de hand van de beschikbare informatiebronnen zoals Port State Control data, informatie van de klassenbureaus, ongevallendatabase en informatie van ILT/Scheepvaart met betrekking tot de certificering. Vervolgens worden één of meerdere schepen geïnspecteerd door middel van een Uitgebreide Inspectie (zie paragraaf 2.3.3) om de dossieropbouw compleet te maken en waarbij de resultaten als input dienen voor de inspectie. Daarna wordt de inspectie bij de scheepsbeheerder uitgevoerd. De scheepsbeheerder wordt gevraagd een verbeterplan op te stellen. Na bespreking en uitvoering van het verbeterplan worden de overige schepen (of herhalingsinspectie van het schip indien het een scheepsbeheerder met één schip betreft) geïnspecteerd, om te verifiëren of het verbeterplan effect heeft gehad. Indien geen verbetering wordt geconstateerd dan wordt er een scheepsbeheerder-specifieke strategie vastgesteld (maatwerk). 3.1.3 Scope inspectie ISM-plichtige scheepsbeheerders In geval van een ISM-plichtige scheepsbeheerder (één of meerdere schepen welke aan de ISM Code dienen te voldoen), wordt een (additionele) ISM audit uitgevoerd. Dit kan eventueel in combinatie met het betrokken klassenbureau gebeuren. 3.1.4 Niet ISM-plichtige scheepsbeheerders Indien een scheepsbeheerder niet ISM-plichtig is (geen ISM-plichtige schepen in de vloot), wordt bekeken of er een kwaliteitssysteem is dat de operationele aansturing van de vloot dekt. Is dit het geval dan wordt dit systeem ge-audit om te verifiëren of conform de procedures wordt gewerkt en of de procedures de naleving van de geldende wet- en regelgeving borgen. Is een dergelijk kwaliteitssysteem niet aanwezig dan wordt specifiek bekeken hoe de bevordering van de naleving kan worden bewerkstelligd, waarbij de focus ligt op de ondersteuning van de vloot door de scheepsbeheerder op aspecten als technisch (inclusief onderhoud), bemanning en operatie, etc. Pagina 15 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 4 Verplichte Handhavende Inspecties (Mandatory Inspections) 4.1 Algemeen Met ingang van 1 januari 2014 worden op grond van wettelijke verplichtingen inspecties uitgevoerd op specifiek benoemde categorieën schepen. Deze inspecties hebben daarom dan ook een permanent karakter. Deze vorm van inspectie werd noodzakelijk met het van kracht worden van het Maritiem Arbeidsverdrag (MLC, Maritime Labour Convention, 2006). Deze ILOconventie schrijft voor dat ook niet gecertificeerde schepen aan de gestelde eisen moeten voldoen en aan toezicht onderhevig moeten zijn. Verplichte Handhavende Inspecties kunnen dan ook worden omschreven als: Inspecties waaraan bepaalde categorieën schepen vanuit een wettelijke bepaling verplicht periodiek onderhevig zijn en waarmee de naleving van de betrokken wetgeving wordt geverifieerd. 4.2 Selectie Het is de betreffende wet die bepaalt welke categorieën schepen in aanmerking komen en hoe vaak deze schepen geïnspecteerd moeten worden. 4.3 Uitvoering Vanaf 1 januari 2014 wordt de volgende Verplichte Handhavende Inspectie uitgevoerd: • MLC-inspectie, eens in de drie jaar op elk schip dat conform de wet zeevarenden moeten voldoen aan de verplichtingen voortvloeiend uit de Maritime Labour Conventie, maar niet certificaat plichtig is en dat niet door een Erkende Instelling is gecertificeerd (vrijwillige certificering). Een toelichting op de MLC-inspectie is opgenomen in bijlage A3. Pagina 16 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 5 Interventiestrategie 5.1 Algemeen Het kiezen van de juiste interventie behoort tot het vakmanschap van de inspecteur. Hierbij is hij gebonden aan de volgende kaders, conform het ILT-brede Interventiekader: - Wet- en regelgeving; - Algemene beginselen van behoorlijk bestuur; - Toepassing van het ILT-Interventiebeleid uitgewerkt in de ILT-Interventieladder. Daar waar de inspecteur een ongewenste situatie of afwijkingen van de regelgeving constateert, maakt de inspecteur gebruik van zijn bevoegdheden om de naleving te stimuleren of af te dwingen en de situatie te herstellen. Hij doet dit zacht waar het kan, en hard waar het moet. Hiervoor heeft hij verschillende – bestuursrechtelijke en strafrechtelijke - interventiemogelijkheden tot zijn beschikking. Ze kunnen preventief, correctief, repressief, punitief en reputatief van aard zijn en dienen daarmee verschillende doelen: voorkomen van overtredingen, herstellen of bestraffen. In de zogeheten interventieladder zijn deze doelen en interventies aangegeven. Met de interventieladder zijn de escalatiemogelijkheden vastgelegd. Waar de inspecteur deze ladder precies insteekt is enerzijds afhankelijk van het wettelijk kader, en anderzijds van de omstandigheden van het geval. In de praktijk zijn de interventies onder te verdelen naar interventies aan boord, bij de scheepsbeheerder en interventies op een (doel)groep overstijgende manier. Vooral deze laatste biedt een breed scala aan mogelijke interventies welke voortvloeien uit de interventieladder. Tekortkomingen die tijdens een inspectie op het schip worden aangetroffen hebben niet alleen een interventie tot gevolg op het niveau van het schip, maar in sommige gevallen ook op het niveau van de hele scheepsbeheerder met alle schepen en worden in paragraaf 4.2 en 4.3 omschreven. De in dit hoofdstuk beschreven Interventiestrategie is een uitwerking van het ILT-brede Interventiekader. 5.2 Interventies aan boord De interventies aan boord zijn zoveel mogelijk voorgeschreven om in vergelijkbare situatie zo goed mogelijk eenduidig te interveniëren. Daar waar de interventiestrategie niet toereikend is , is het aan het ’professional judgement’ van de inspecteur om één van de hieronder genoemde interventies toe te passen binnen het wettelijk kader. De inspectie kent de volgende type interventies aan boord van het schip (in willekeurige volgorde): • • • • • • • • • • • aanhouding van het schip; intrekken van certificaten; tekortkoming verhelpen voor vertrek; tekortkoming verhelpen binnen een gestelde termijn (meestal 14 dagen); verhelpen van tekortkoming voor de volgende haven (inclusief terugmelding); instructie kapitein; opleggen interne audit door scheepsbeheerder/Company aan boord; opleggen van een survey of audit door de relevante Recognised (Security) Organisation (erkend klassenbureau); het naar een veilige ligplaats of gebied sturen (bij inspecties op zee); herinspectie; stillegging (operationele) activiteiten; Pagina 17 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 • • waarschuwing; aangifte politie. Deze typen interventies, inclusief de toepasbaarheid, zijn uitgewerkt in Bijlage A.3. 5.3 Interventies bij de scheepsbeheerder 5.3.1 Directe interventies De directe interventie bij de scheepsbeheerder gaat uit van de systematiek van een auditproces. Hierbij kunnen de volgende afwijkingen worden geconstateerd met bijbehorende omschrijving: Observation (OBS) Een bevinding waar een relatie met een norm-eis ontbreekt of een bevinding zonder duidelijke bewijsvoering. Het niet opvolgen van een ‘Observation’ kan in de toekomst leiden tot een Non-Conformity. Non-Conformity (NC) Een Non-conformity is een afwijking die tijdens een audit wordt geïdentificeerd en gedocumenteerd door objectief bewijs. De afwijking heeft impact op de integriteit van het systeem en behoeft een geschreven plan van correctieve maatregelen (in het kort: een Non-Conformity is het niet naleven van een verplichting). Major Non-Conformity (MNC) Een Major Non-Conformity betekent een Non-Conformity met een directe bedreiging voor de veiligheid of het milieu en behoeft een volledig (of gedeeltelijke) stillegging van de operatie van de organisatie. Er dienen direct correctieve maatregelen geïmplementeerd te worden om de MNC te ‘downgraden’ naar een NC. De afhandeling van geconstateerde tekortkomingen dient als onderdeel van het overkoepelende verbeterplan van de scheepsbeheerder te worden opgenomen om de samenhang te borgen. 5.3.2 Indirecte interventies Onder indirecte interventies richting scheepsbeheerder worden verstaan de interventies als gevolg van de inspectieresultaten op één of meerdere schepen van de scheepsbeheerder als geheel. Dit kan zowel voor de schepen als voor de scheepsbeheerderorganisatie directe gevolgen hebben. 5.4 Interventies overig Indien bovengenoemde interventies niet toereikend zijn en geen positief gevolg hebben op de naleving, zal de ILT op onderwerp, doelgroep, andere categorisering of scheepsbeheerderspecifiek andere interventies (maatwerk) aanwenden om de naleving te bevorderen. Pagina 18 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 6 Evalueren en bijsturen 6.1 Managementcyclus Het Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht is een dynamisch programma en afhankelijk van steeds wisselende factoren. Om het overzichtelijk en werkbaar te houden is de evaluatie en bijstelling ervan vastgelegd in een managementcyclus, opgebouwd vanuit de PDCA-cyclus (Plan-Do-Check-Act). Vanuit de Plan-Do-Check-Act Cyclus volgt onderstaand een toelichting op hoofdlijnen hoe er invulling aan wordt gegeven. Plan Aan de hand van de beschikbare informatie (zie de Act-fase), wordt het Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht op- of bijgesteld, waarbij jaarlijks wordt vastgesteld op welke wijze door selectie, uitvoering (inclusief interveniëren) en rapportage de prioritering vanuit de Act-fase zo efficiënt mogelijk kan worden uitgevoerd. Hierbij wordt rekening gehouden met eventuele signalen die het noodzakelijk maken dat het programma tussentijds wordt bijgesteld. Do De daadwerkelijke uitvoering van het programma vindt overeenkomstig de wijze zoals omschreven in dit document plaats. De relatie en synergie met het toezicht op en samenwerking met de klassenbureaus (in het kader van certificering) speelt hier een belangrijke rol bij, maar ook de informatiedeling en afstemming met andere toezichthouders is een continue punt van aandacht. De interventies zijn er op gericht om de naleving te vergroten en er is een nadere focus op de prestaties van de scheepsbeheerder (systeemtoezicht) om het effect te versterken. Pagina 19 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 Check De inspectieresultaten uit de Do-fase in combinatie met de informatie beschikbaar uit andere bronnen worden jaarlijks geëvalueerd om te analyseren of het beoogde effect wordt bereikt. Afhankelijk van de inspectieresultaten wordt input geleverd aan de pioritering van in de Act-fase, naar andere toezichthouders en/of er wordt onderzocht of de interventiestrategie voor bijvoorbeeld een doelgroep dient te worden veranderd om de naleving verder te bevorderen. Act Jaarlijks wordt er vanuit de beschikbare informatie als inspectieresultaten, (beleids)doelen, risico’s en verplichtingen in combinatie met de analyse van de Nederlandse vloot en beschikbare capaciteit, een prioritering opgesteld voor de uit te voeren werkzaamheden in het komende jaar. 6.2 Jaarlijkse evaluatie en rapportage Jaarlijks wordt het inspectieprogramma geëvalueerd. Hiervoor worden de resultaten van de inspecties/audits op (de schepen van) de Nederlandse scheepsbeheerders, de resultaten van ongevalonderzoek en beschikbare signalen geanalyseerd (Checkfase). De inspectieresultaten zijn afkomstig van het vlaggenstaattoezicht en van PMOU, TMOU en USCG op de Nederlandse schepen. Op basis van deze gegevens wordt opnieuw de Company Performance van de Nederlandse scheepsbeheerders bepaald. Elk jaar wordt voor 1 maart een evaluatierapport opgesteld met de resultaten over het vlaggenstaattoezicht van het afgelopen jaar. Dit rapport (geanonimiseerd) wordt besproken met de beleidsafdeling van het Ministerie van IenM en met de relevante brancheorganisaties: • Koninklijke Nederlandse Scheepsbeheerders Vereniging (KVNR) • Vereniging van Waterbouwers • Nautilus International Deze organisaties hebben de mogelijkheid om commentaar aan te dragen. ILT/Scheepvaart behoudt het eindrecht om de uiteindelijke inhoud van het document vast te stellen. Het jaarlijkse evaluatierapport dient als basis voor de jaarlijkse afspraken over de beleidsdoelen voor het toezicht als onderdeel van de Veiligheidsmanagementcyclus binnen het Ministerie van IenM. Pagina 20 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 Bijlagen A.1 Uitvoering Standaard Inspectie De Standaard Inspectie op hoofdlijnen bestaat uit de inspectie van een aantal vaste onderwerpen die altijd moeten worden bekeken. Een inspectie bestaat ten minste uit de volgende onderdelen: • het inspecteren van documenten zoals Certificaten, Journaals, Bemanningspapieren etc. tot op het niveau waarop gesteld kan worden dat naleving aangenomen mag worden of tot het moment dat vast komt te staan dan de naleving onvoldoende is; • 1. 2. 3. Ten einde een beeld te kunnen vormen over de werking van het ISM, een antwoord te geven op de volgende drie vragen: Does the ships personnel receive relevant information on the Safety Management System (SMS) in a working language or languages understood by them (ISM, chapter 6.6)? Is a planned maintanance system in place and properly implemented? (ISM, chapter 10)? Are programmes for drills and exercises in place, are they properly executed and in compliance with relevant rules and regulations (ISM, chapter 8.2)? • Ten einde een beeld te kunnen vormen over de prestatie van een klassenbureau (in de rol van Recognised (Security) Organisation; R(S)O), wordt bij elke geconstateerde tekortkoming bepaald of de oorzaak voor het ontstaan van de tekortkoming (deels) te wijten zou kunnen zijn aan de wijze waarop het klassenbureau haar rol vervuld heeft (class related). Is dit het geval, dan worden nadere gegevens verzameld en gemeld aan de afdeling Toezicht op Klasse binnen ILT/Scheepvaart. • Een ronde over het schip, waarbij onder andere de volgende ruimtes kunnen worden bezocht: 1. brug; 2. machinekamer; 3. stuurmachinekamer; 4. dek; 5. bak; 6. accommodatie (incl. kombuis en voorraadkamers); 7. ruimen/ladingtanks (incl. autodekken, passagiersruimtes); 8. ballasttanks; 9. boegschroefruimte. • Voor elke te bezoeken ruimte geldt dat, indien van toepassing, ten minste moet worden gekeken naar: 1. waterdichte afsluitingen; 2. constructieve brandbescherming; 3. schades aan constructie of aanwezige uitrusting/machinerieën; 4. bereikbaarheid van veiligheidsmiddelen; 5. bereikbaarheid en toestand van vluchtwegen; Pagina 21 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 6. 7. 8. 9. security, inclusief toegangscontrole; veilig werken; veilig leven; rechten van zeevarenden. • Een beoordeling van de deugdelijke staat van onderhoud en het voor onmiddellijk gebruik gereed zijn van de veiligheidsmiddelen, brandmeldinstallaties, brandbestrijdingsmiddelen, de middelen die worden gebruikt voor het afmeren en alle middelen die kunnen worden gebruikt voor het aan en van boord komen. • Een beoordeling van het voldoende bekend en getraind zijn van de bemanning met veiligheidsmiddelen, brandmeldinstallaties, brandbestrijdingsmiddelen (familiarisatie) en security. Verdieping (more detailed) Indien nodig kan de Standaard Inspectie worden uitgevoerd met een verdieping op onderwerpen of een volledige verdieping op alle onderwerpen. De verdieping bestaat uit het uitvoeren van diverse testen van apparatuur of middelen waarmee tevens de geoefendheid van de bemanning kan worden beoordeeld. Indien een volledige verdieping van de Standaard Inspectie wordt uitgevoerd, moeten ten minste (indien uit veiligheidsoverwegingen mogelijk) de volgende testen worden uitgevoerd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. GMDSS-apparatuur (werking apparatuur, werking op noodvoorziening); noodverlichting; brandmeld-systeem; elektrische noodstoppen machinekamer; (Nood)brandbluspomp; brandrol; MOB-rol/schip verlaten rol; baadwerkelijk lanceren van MOB-boot/ reddingsboot (simulatie igv vrijevalboot); 9. noodafsluiters machinekamer; 10. noodgenerator; 11. werking Lenswater Olie Separator inclusief bilge-alarmen; 12. noodsturen; (13. Optioneel: Security-drill). Op grond van bovenstaande kan worden samengevat dat de standaardinspectie een steekproef in het kader van toezicht op de volgende wet- en regelgeving omvat: • • • • • • • • • • • Schepenwet (inclusief onderliggende regelgeving); Wet verontreiniging door schepen (inclusief onderliggende regelgeving); Wet Zeevarenden (inclusief onderliggende regelgeving en MLC); Arbeidsomstandighedenwet en -besluit(incl. Arbocatalogus Zeescheepvaart); Wet scheepsuitrusting; Wetboek van Koophandel en Schepelingenbesluit; Registratie wetgeving; Burgerlijk wetboek – Boek 8 en Wet aansprakelijkheid olietankschepen; Diverse Europese Richtlijnen en Verordeningen; Wet laden en lossen zeeschepen; Havenbeveiligingswet. Pagina 22 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 A.2 Toepassing interventies aan boord In deze bijlage wordt de toepassing van interventies aan boord genoemd in hoofdstuk 4.2 nader uitgewerkt. Deze bijlage is opgebouwd uit 3 delen: 1. Interventies 2. Maatregelen bij het niet opvolgen van opgelegde interventies 3. Bijzondere situaties Interventies • Aanhouding Bij de selectie van individuele schepen voor inspectie is de ’Company Performance’ van de scheepsbeheerder een belangrijk criterium. Het is daarbij van belang dat de berekening van de Company Performance voor het overgrote deel gelijk is aan de berekening van de Company Performance binnen ParisMoU Port State Control, om zodoende een betrouwbare vergelijking (contra-indicatie) tussen de resultaten van beide regimes te kunnen maken. Omdat het aantal aanhoudingen een belangrijke factor is in de berekening van de Company Performance, zullen de gronden voor aanhouding zoveel mogelijk gelijk moeten zijn. Daarom is ervoor gekozen om de gronden voor aanhouding zoveel mogelijk op basis van de internationale kaders uit te voeren. Om uniformiteit in de toepassing en referentie aan de internationale kaders te borgen is gekozen voor de Engelse tekst: -------------Main criteria When exercising his professional judgement as to whether or not a ship should be detained the PSCO will apply the following criteria: .1 Timing: ships which are unsafe to proceed to sea will be detained upon the first inspection irrespective of the time the ship will stay in port; .2 Criterion: the ship will be detained if the deficiencies on a ship are sufficiently serious to merit a PSCO returning to the ship to satisfy himself that they have been rectified before the ship sails. The need for the PSCO to return to the ship classifies the seriousness of the deficiencies. However, it does not impose such an obligation for every case. It implies that the Authority will verify, one way or other, preferably by a further visit, that the deficiencies have been rectified before departure. Application of main criteria When deciding whether the deficiencies found in a ship are sufficiently serious to merit detention the PSCO will assess whether: .1 the ship has relevant, valid documentation; .2 the ship has the crew required in the Minimum Safe Manning Document. During inspection the PSCO will further assess whether the ship and/or crew is able to: .3 navigate safely throughout the forthcoming voyage; .4 safely handle, carry and monitor the condition of the cargo throughout the forthcoming voyage; .5 operate the engine room safely throughout the forthcoming voyage; .6 maintain proper propulsion and steering throughout the forthcoming voyage; .7 fight fires effectively in any part of the ship if necessary during the forthcoming voyage; .8 abandon ship speedily and safely and effect rescue if necessary during the forthcoming voyage; .9 prevent pollution of the environment throughout the forthcoming voyage; .10 maintain adequate stability throughout the forthcoming voyage; .11 maintain adequate watertight integrity throughout the forthcoming voyage; Pagina 23 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 .12 communicate in distress situations if necessary during the forthcoming voyage; .13 provide safe and healthy conditions on board throughout the forthcoming voyage; .14 provide the maximum of information in case of accident (as provided by the voyage data recorder). If the result of any of these assessments is negative, taking into account all deficiencies found, the ship will be strongly considered for detention. A combination of deficiencies of a less serious nature may also warrant the detention of the ship. Detainable deficiencies To assist the PSCO in the use of these procedures there follows a list of deficiencies, grouped under relevant Conventions and/or Codes, which are considered of such a serious nature that they may warrant the detention of the ship involved. This list is not considered exhaustive but is intended to give an exemplification of relevant items. However, the detainable deficiencies in the area of STCW 78, listed in 3.4.12, are the only grounds for detention under this Convention. General The lack of valid certificates and documents as required by the relevant instruments. However, ships flying the flag of States not a party to a Convention (relevant instrument) or not having implemented an other relevant instrument, are not entitled to carry the certificates provided for by the Convention or other relevant instrument. Therefore, absence of the required certificates will not by itself constitute reason to detain these ships, however, in applying the 'no more favourable treatment' clause, substantial compliance with the provisions must be required before the ship sails. Areas under SOLAS .1 failure of proper operation of propulsion and other essential machinery, as well as electrical installations; .2 insufficient cleanliness of engine room, excess amount of oily-water mixtures in bilges, insulation of piping including exhaust pipes in engine room contaminated by oil, improper operation of bilge pumping arrangements; .3 failure of the proper operation of emergency generator, lighting, batteries and switches; .4 failure of the proper operation of the main and auxiliary steering gear; .5 absence, insufficient capacity or serious deterioration of personal lifesaving appliances, survival craft and launching arrangements; .6 absence, non-compliance or substantial deterioration to the extent that it can not comply with its intended use of fire detection system, fire alarms, fire fighting equipment, fixed fire extinguishing installation, ventilation valves, fire dampers, quick closing devices; .7 absence, substantial deterioration or failure of proper operation of the cargo deck area fire protection on tankers; .8 absence, non-compliance or serious deterioration of lights, shapes or sound signals; .9 absence or failure of the proper operation of the radio equipment for distress and safety communication; .10 absence or failure of the proper operation of navigation equipment, taking the provisions of SOLAS into account; .11 absence of corrected navigational charts, and/or all other relevant nautical publications necessary for the intended voyage, taking into account that typeapproved electronic chart display and information system (ECDIS) operating on official data may be used as a substitute for the charts; Pagina 24 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 .12 absence of non-sparking exhaust ventilation for cargo pump rooms; .13 Serious deficiencies in the operational requirements, see PSCCInstruction Guidance on procedures for operational controls; Areas under the IBC Code .1 transport of a substance not mentioned in the Certificate of Fitness or missing cargo information; .2 missing or damaged high-pressure safety devices; .3 electrical installations not intrinsically safe or corresponding to code requirements; .4 sources of ignition in hazardous locations; .5 contraventions of special requirements; .6 exceeding of maximum allowable cargo quantity per tank; .7 insufficient heat protection for sensitive products. Areas under the IGC Code .1 transport of a substance not mentioned in the Certificate of Fitness or missing cargo information; .2 missing closing devices for accommodations or service spaces; .3 bulkhead not gastight; .4 defective air locks; .5 missing or defective quick closing valves; .6 missing or defective safety valves; .7 electrical installations not intrinsically safe or not corresponding to code requirements; .8 ventilators in cargo area not operable; .9 pressure alarms for cargo tanks not operable; .10 gas detection plant and/or toxic gas detection plant defective; .11 transport of substances to be inhibited without valid inhibitor certificate. Areas under LOADLINES .1 significant areas of damage or corrosion, or pitting of plating and associated stiffening in decks and hull effecting seaworthiness or strength to take local loads, unless proper temporary repairs for a voyage to a port for permanent repairs have been carried out; .2 a recognized case of insufficient stability; .3 absence of sufficient and reliable information, in an approved form, which by rapid and simple means, enables the master to arrange for the loading and ballasting of his ship in such a way that a safe margin of stability is maintained at all stages and at varying conditions of the voyage, and that the creation of any unacceptable stresses in the ship's structure are avoided; .4 absence, substantial deterioration or defective closing devices, hatch closing arrangements and water tight doors; .5 overloading; .6 absence of or impossibility to read draught mark. Areas under Annex I to MARPOL .1 absence, serious deterioration or failure of proper operation of the oily-water filtering equipment, the oil discharge monitoring and control system or the 15 ppm alarm arrangements; .2 remaining capacity of slop and/or sludge tank insufficient for the intended voyage; .3 oil record book not available; .4 unauthorized discharge bypass fitted; .5 survey report file missing or not in conformity with the double hull and double bottom requirements. Pagina 25 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 Areas under Annex II to MARPOL .1 absence of the P&A Manual; .2 cargo is not categorized; .3 no cargo record book available; .4 transport of oil-like substances without satisfying the requirements; .5 unauthorized discharge by-pass fitted. 3.4.8 Areas under Annex III to MARPOL .1 absence of a valid Document of Compliance for carriage of dangerous goods (if required); .2 absence of a Dangerous Cargo manifest or detailed stowage plan before departure of the ship (SOLAS Chapter VII R4.5; IMDG Chapter 5.4.3); .3 stowage and segregation provisions of the IMDG Code Chapter 7.1 and 7.2 are not met; .4 ship is carrying dangerous goods not in compliance with the Document of Compliance for carriage of dangerous goods of the ship; .5 ship is carrying damaged or leaking dangerous goods packages; .6 ship’s personnel assigned to specific duties related to the cargo are not familiar with those duties, any dangers posed by the cargo and with the measures to be taken in such a context. Areas under Annex IV to MARPOL Areas under Annex V to MARPOL .1 absence of the garbage management plan; .2 no garbage record book available; .3 ship’s personnel not familiar with disposal/discharge requirements of garbage management plan. Areas under Annex VI to MARPOL .1 see PSCCInstruction Guidelines for port State control inspections for compliance with Annex VI of MARPOL regulations for the prevention of air pollutions from ships. Areas under STCW 78 as amended .1 Failure of navigational or engineering watch arrangements to conform to the requirements specified for the ship by the flag State Administration; .2 Absence in a watch of a person qualified to operate equipment essential to safe navigation, safety radio communications or the prevention of marine pollution; .3 Inability to provide for the first watch at the commencement of a voyage and for subsequent relieving watches persons who are sufficiently rested and otherwise fit for duty. .4 further see PSCCInstruction Guidelines on STCW78 Convention as amended and minimum manning requirements. Areas under ILO Conventions (e.g. MLC) .1 insufficient food for voyage to next port; .2 insufficient potable water for voyage to next port; .3 excessively unsanitary conditions on board; .4 no heating in accommodation of a ship operating in areas where temperatures may be excessively low; .5 excessive garbage, blockage by equipment or cargo or otherwise unsafe conditions in passageways/accommodations; .6 further see PSCCInstruction Guideline on the inspection of hours of work/rest. Pagina 26 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 Areas under AFS Convention .1 see PSCCInstruction Preliminary Guidelines for port State control officers on control of Anti-Fouling Systems (AFS) on ships • Tekortkoming verhelpen voor vertrek Deze interventie wordt toegepast: 1. op tekortkomingen die niet direct als aanhoudingsgrond kunnen worden aangemeld, maar zwaar genoeg zijn om het verhelpen voor vertrek te eisen (professional judgement). Voor deze interventie wordt geëist dat schriftelijke afmelding voor vertrek plaats vindt. 2. Indien het schip wordt aangehouden, dan wordt deze interventie opgelegd voor alle tekortkomingen die niet als aanhoudingsgrond worden aangemerkt (met uitzondering van ISM Non-Conformities (3 maanden)). • Tekortkoming verhelpen binnen een gestelde termijn (meestal 14 dagen) Wordt toegepast op alle technische tekortkomingen die geen aanhoudingsgrond zijn en ook niet zo ernstig zijn dat verhelpen voor vertrek noodzakelijk wordt geacht (professional judgement). Herinspectie Wordt opgelegd indien de inspecteur het noodzakelijk vindt om op termijn aan boord te verifiëren dat naar aanleiding van geconstateerde tekortkomingen verbetering heeft plaatsgevonden. Deze interventie zal voornamelijk gebruikt kunnen worden met de interventie ’Instrueren Kapitein’. Opleggen interne audit door scheepsbeheerder/Company aan Wordt opgelegd als de inspecteur van mening is dat tekortkomingen gerelateerd kunnen worden aan tekortkomingen in het SMS of het op kleine onderdelen falen van het SMS. Opleggen van survey of audit door Recognised Organisation Wordt opgelegd als de inspecteur van mening is dat tekortkomingen gerelateerd kunnen worden aan ernstige tekortkomingen in het SMS of het op cruciale onderdelen falen van het SMS (major breakdown of the system = Major NonConformity) Stillegging (operationele) activiteiten Wordt opgelegd indien de inspecteur van mening is dat er onmiddellijk gevaar is voor bemanning, milieu, omgeving etc.. Voorbeelden zijn: – duidelijke tekenen van fatigue; – het niet naar behoren werken (of gebrekkig onderhoud aan) van in gebruik zijnde inert-gas systemen, los- en of laad werktuigen, etc.; – lassen/branden in de ladingzone van tankers. Waarschuwen Kan worden opgelegd indien er sprake is van bijvoorbeeld kleine strafbare feiten die niet opzettelijk zijn begaan (onwetendheid), of in combinatie met de interventie ’instrueren kapitein’. Vordering het schip te brengen naar een veilige haven Wordt toegepast wanneer bij inspecties op zee blijkt dat het aantal officieren aan boord niet ten minste gelijk is aan hetgeen op het Minimum Safe Manning Document wordt geëist. Instrueren kapitein Deze interventie kan wordt opgelegd in de volgende gevallen; • • • • • • • Pagina 27 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 1. 2. Indien een tekortkoming dusdanig gevaarlijk is dat verhelpen onmiddellijk noodzakelijk is. Bijvoorbeeld het niet veilig bevestigd zijn van een gangway. Als de tekortkoming niet kan worden opgelost met een enkele tijdgebonden actie (reparatie, keuring etc). Voorbeelden zijn: • rusturen lijsten; • bijhouden journaals. Maatregelen bij niet opvolgen opgelegde interventies Indien aan boord geen opvolging is gegeven aan opgevolgde interventies (uitvoering, termijn) wordt de tekortkoming opnieuw geschreven. Daarnaast wordt voor conventieschepen voor vertrek een externe ISM-audit door RO geëist (aanhouding). Voor non-conventie schepen is de deficiency grond voor aanhouding. Bijzondere Situaties • Herhaaldelijk voorkomende deficiencies 1. Bij een herhaalde constatering van een tekortkoming wordt in alle gevallen waarin dat mogelijk is als interventie een interne audit door de scheepsbeheerder/Company tegen de relevante sectie uit het SMS opgelegd, uit te voeren binnen drie maanden, naast het oplossen voor vertrek van de tekortkoming. 2. Indien voor de derde maal een tekortkoming wordt geconstateerd, of een opgelegde interne audit door scheepsbeheerder/Company is niet of onvoldoende uitgevoerd, dan wordt een audit door de relevante RO tegen de relevante sectie uit het SMS opgelegd, uit te voeren voor vertrek. In deze gevallen wordt het schip aangehouden. Bij de opheffing moet ook de tekortkoming zijn opgelost. • Ernstige strafbare feiten Bij constatering van ernstige strafbare feiten wordt te allen tijde aangifte of melding gedaan bij de Politie. In dergelijke gevallen zal de inspecteur gedetailleerd verslag moeten doen van zijn bevindingen. Voorbeelden zijn illegale lozingen (scheepsafvalstoffen, ladingrestanten), Valsheid in geschrifte. Pagina 28 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 • Handhavingsrichtlijn EU Richtlijn 2000/59/EG – Havenontvangstvoorzieningen (HOI); : Annex I4 Annex IV1 Annex V Volgende haven De kapitein kan De kapitein kan De kapitein kan afzien is EU-haven2 afzien van afgifte afzien van afgifte van van afgifte van Annex V van sludge en Annex IV afvalstoffen indien er tenminste bilgewater indien er indien er tenminste 75% opslagcapaciteit tenminste 25% 25% tankcapaciteit beschikbaar is voor 3 beschikbaar is voor opvang van deze beschikbaar is voor opvang van deze afvalstoffen gedurende opvang van deze afvalstoffen de reis naar de afvalstoffen gedurende de reis volgende haven. gedurende de reis naar de volgende naar de volgende haven. tankcapaciteit haven. Volgende De kapitein kan De kapitein kan 100% opslagcapaciteit haven is geen afzien van afgifte afzien van afgifte van moet beschikbaar zijn EU-haven van sludge en Annex IV afvalstoffen voor de opvang van bilgewater indien er indien er tenminste vuilnis. tenminste 75% 25% tankcapaciteit tankcapaciteit beschikbaar is voor beschikbaar is voor opvang van deze opvang van deze afvalstoffen afvalstoffen gedurende de reis gedurende de reis naar de volgende naar de volgende haven haven én de kapitein genoegzaam kan aantonen dat er in de volgende haven voldoende voorzieningen zijn. Volgende 100% 25% tankcapaciteit 100% opslagcapaciteit haven is tankcapaciteit moet moet beschikbaar zijn moet beschikbaar zijn onbekend beschikbaar zijn voor de opvang van voor de opvang van voor de opvang van afvalstoffen vuilnis. sludge en bilgewater 1 Annex IV afval mag altijd onder het MARPOL verdrag worden geloosd buiten de 12 mijlszone (met wat detailuitzonderingen). Dat betekent dat volstaan kan worden met het criterium dat de volgende haven bekend moet zijn en dat nog 25% opslagcapaciteit beschikbaar moet zijn. 2 In EU-havens wordt op basis van de EU-richtlijn verondersteld voldoende voorzieningen beschikbaar te zijn voor het in ontvangst nemen van de afvalstoffen. Onder EU-havens worden ook begrepen de havens in Noorwegen en Baltische Staten omdat deze i.k.v. HELCOM verdrag ook meedoen aan de EU-richtlijn, en IJsland. ³ definitie tankcapaciteit Annex I: De capaciteit van de tanks vermeld op het IOPP certificaat. 4 Capaciteit sludge tank en bilge tank separaat bekijken. Pagina 29 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht | 08 april 2014 A.3 Toelichting Inspectie op schepen zonder MLC-certificaat verplichting Een Maritime Labour Certificate (MLC-certificaat) is niet verplicht voor zeeschepen kleiner dan 500 GT en voor zeeschepen die geen internationale reis maken. Hoewel het certificaat niet verplicht is, moeten deze schepen wel voldoen aan de MLC-eisen. Om problemen bij havenautoriteiten in andere landen te voorkomen adviseert de Nederlandse overheid om ook voor deze schepen een certificaat aan te vragen. Vanaf 2014 controleert ILT/Scheepvaart alle schepen of die aan de MLC-eisen voldoen, ook de schepen waarop het MLC-certificaat niet verplicht is. Voor deze schepen wordt geadviseerd om een DMLC, part I aan te vragen en een DMLC, part II op te stellen waarin de procedures staan. Wanneer een compleet DMLC part I en II aan boord zijn, zijn alle zaken die betrekking hebben op het MLC-verdrag makkelijk terug te vinden. Dat is prettig voor zowel de kapitein als de inspecteur. Bovendien kan de inspectietijd dan korter zijn. Inspecties plannen Vanaf 1 november 2013 neemt ILT/Scheepvaart contact op met de scheepsbeheerders om de inspectie te plannen. Dat geeft de scheepsbeheerder de gelegenheid om een datum en locatie aan te geven die hem goed uitkomen. Kan de scheepbeheerder geen datum en locatie aangeven, dan plant ILT/Scheepvaart vanaf 1 januari 2014 een datum waarop zij de inspectie kan uitvoeren. Voor de inspectie gelden de volgende voorwaarden: 1. 2. 3. Het schip voldoet aan de MLC-eisen die op 20 augustus 2013 in werking zijn getreden. Het schip is bedrijfsklaar. Het schip is vier uur beschikbaar en alle zeevarenden zijn aan boord om de inspectie te begeleiden en om vragen te beantwoorden. Het inspectierapport Als het schip aan de eisen voldoet (met of zonder certificaat) dan wordt een MLCinspectierapport zonder bemerkingen achtergelaten. Blijkt uit de inspectie dat het schip niet aan de eisen voldoet, dan staat op het inspectierapport binnen welke termijn de tekortkomingen moeten zijn hersteld. Bij ernstige overtredingen bestaat de mogelijkheid dat het schip wordt aangehouden. Pagina 30 van 30 Inspectieprogramma Vlaggenstaattoezicht meer effect en minder last Dit is een uitgave van de Inspectie Leefomgeving en Transport Postbus 16191 | 2500 BD | Den Haag www.ilent.nl | Twitter: @InspectieLenT April 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc