HANDHAVING Preadvies Vereniging voor Agrarisch Recht 2014 mr. J.H.P. Kant*1 Inleiding Als we het hebben over handhaving impliceert dat regels. Rechtsregels zijn erg belangrijk voor onze samenleving. Niet alleen regels die het gedrag van burgers onderling in goede banen moeten leiden, maar ook de omgang tussen de burgers en de overheid regelen. Deze regels noemen we ordeningswetgeving. Het gaat om uiteenlopende wetgeving. Denk bijvoorbeeld aan regels op het gebied van inkomens- en vermogensoverdrachten, belastingwetgeving en sociale zekerheid. Of aan wetgeving op het terrein van de volksgezondheid, de bescherming van het milieu, de voedselveiligheid, leefomgeving, arbeidsveiligheid, de vrijwaring voor gevaar en hinder, de bescherming van de consument en de integriteit van de financiële sector. Zonder deze regels kan Nederland simpelweg niet functioneren. Het is daarom ook van belang dat ze goed worden gehandhaafd door effectieve handhavingsorganisaties. Deze bijdrage behandelt het overheidsingrijpen in de vorm van handhaving van genoemde rechtsregels. Regels De politiek stelt regels om in onze complexe samenleving onze relaties, onderling en met de overheid, te regelen en om te zorgen dat de veiligheid van burgers en bedrijven gewaarborgd wordt. Het paradoxale daarbij is dat we enerzijds zo weinig mogelijk regels willen hebben, immers regels worden ervaren als vrijheidsbeperkend, en anderzijds dat we als moderne burgers willen dat alles perfect geregeld is. Dit dilemma is een bron van voortdurende politieke afweging. Hoeveel publieke middelen en welke regels we willen inzetten om bepaalde risico’s te bestrijden? De algemene noodzaak van regels is onomstreden, de vraag naar welke regels noodzakelijk zijn is een politieke vraag waarbij het uitgangspunt natuurlijk is dat er geen regels worden gesteld dan nadat de democratische meerderheid van mening is dat ze er moeten komen. Onderhavige bijdrage vertrekt vanuit het gegeven dat er regels zijn die gehandhaafd dienen te worden. Als er eenmaal regels gesteld zijn volgt handhaving dan vanzelf? Nee, ook handhaving is vaak een politiek c.q. een beleidsmatig instrument om bepaalde gedragingen te bestrijden dan wel te stimuleren. In de sturing van de handhaving spelen vaak dezelfde aspecten een rol als bij het maken van de regels. Wat is de noodzaak, wat zijn de kosten voor overheid en burger en welke prioritering volgt daaruit? Overigens moet hierbij het uitgangspunt zijn dat handhaving alleen maar wordt ingezet als de andere mogelijkheden van sturing op gedrag onvoldoende blijken te werken. * mr. J.H.P. Kant is werkzaam als Hoofd Opsporing van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Het betreft een preadvies ten behoeve van de Algemene Ledenvergadering van 4 april 2014. De weergegeven opvattingen zijn uitsluitend toe te schrijven aan de auteur en vertegenwoordigen op geen enkele wijze het standpunt van de NVWA. Handhaving Wat is handhaving? Alvorens handhaving in te zetten dient naleving zo veel mogelijk bevorderd te worden door het stimuleren van gewenst gedrag. Dit door het bevorderen van zelfregulering en bijvoorbeeld het geven van voorlichting. In het geval vervolgens handhaving aan de orde is komen er verschillende instrumenten met bijbehorende bevoegdheden om de hoek kijken. Ook deze instrumenten zijn op hun beurt gebaseerd op regels. Bestuursrecht, strafrecht, civiel recht en tuchtrecht met materiële normen en procesrecht regelen ook de handhaving. Ook de regels rond handhaving werken binnen de context van Europees - en internationaal recht en rechtsbeginselen. In het algemeen geldt bijvoorbeeld het legaliteitsbeginsel dat alles wat de overheid en dus ook handhavers doen gebaseerd moet zijn op de wet. Handhavers mogen bijvoorbeeld niet eerder inbreuken maken op de persoonlijke levenssfeer van burgers dan nadat ze daartoe door middel van wettelijke regels expliciet de bevoegdheid hebben gekregen. Het toepassen van beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit is daarbij van essentieel belang. Overigens worden de begrippen controle, toezicht en handhaving vaak door elkaar gebruikt. In onderhavige bijdrage heeft het begrip handhaving de breedste betekenis en omvat de begrippen toezicht (controle) en opsporing. Allereerst komen bij handhaving de begrippen controle c.q. toezicht om de hoek kijken. Er zijn de laatste twintig jaar vele in toenemende mate ingewikkelde vormen van toezicht ontstaan en langzamerhand zien velen door de bomen het bos niet meer. De toenemende complexiteit van de samenleving c.q. de daarbij gelden wetgeving heeft een dito effect gehad op handhaving. Handhaven is een vak geworden wat eigenlijk alleen nog maar kan worden uitgevoerd door goed opgeleide professionals die werken in speciaal daartoe ingerichte organisaties. Regeringsvisie op toezicht In 2001 en 2005 hebben de toenmalige kabinetten kaderstellende visies op toezicht uitgebracht2. Deze twee visies hebben in de eerste plaats richting gegeven aan de ontwikkeling van het toezicht binnen het rijk. In de tweede plaats hebben zij ook zeker de externe beeldvorming ten aanzien van het rijkstoezicht beïnvloed, onder andere bij het parlement. In het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst heeft het huidige kabinet voor 2012 de derde kaderstellende visie op toezicht aangekondigd. Mede naar aanleiding van geconstateerde tekortkomingen bij een aantal zeer ernstige veiligheidsincidenten3 heeft de regering in 2001 voor het eerst een visie gegeven op toezicht. Onder toezicht wordt in deze visie “zowel de controle op de naleving van wet- en regelgeving als ook het bestuurlijke toezicht op medeoverheden en zelfstandige bestuursorganen verstaan. Het kabinet hanteert voor de functie van toezicht de volgende definitie: «toezicht is het verzamelen van de 2 Kaderstellende visie op toezicht, Tweede Kamer 2000-2001, 27 831, nr. 1, “Vertrouwen in onafhankelijkheid”; Kaderstellende visie op toezicht, Tweede Kamer 2005-2006, 27 831, nr. 15, “Minder last, meer effect” 3 De vuurwerkramp Enschede, of kortweg de vuurwerkramp, vond plaats op zaterdag 13 mei 2000 in de Nederlandse stad Enschede. Bij de ramp vatte een opslagruimte met vuurwerk van het bedrijf S.E. Fireworks vlam. Er vielen 23 doden (waaronder vier brandweermannen) en ongeveer 950 mensen raakten gewond, 200 woningen werden geheel vernield. In de nieuwjaarsnacht van 2000 op 2001 vond in Café De Hemel (Volendam) een zware brand plaats. Veertien (veelal jonge) mensen zijn omgekomen. Daarnaast werden er 241 mensen opgenomen in een ziekenhuis, van wie er 200 ernstig gewond waren. 2 Handhaving informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren»” Samengevat: toezicht is het verzamelen van informatie, daarover een oordeel vormen en zo nodig interveniëren. Er worden bij deze visie ook nadere eisen gesteld aan goed toezicht: het moet voldoen aan principes van onafhankelijkheid, transparantie en professionaliteit. Ten behoeve van die onafhankelijkheid en transparantie ging het kabinet uit van een functiescheiding van beleid, uitvoering en toezicht hetgeen zich dient te vertalen in een zo hoog mogelijke interne positionering van inspectiediensten, bij voorkeur rechtstreeks onder de Secretaris-generaal als hoogste ambtenaar van een departement. Toezicht wordt gezien als instrument voor beleidsrealisatie en wordt hierbij ook gezien als de ogen en oren van de minister van het betreffende departement. In deze kabinetsvisie is toezicht onderscheiden van opsporing4, wat niet wordt gerekend tot de interveniërende taak van een toezichthouder. Naast de opsporing van (commune) criminaliteit door de politie kennen de domeinen van de ordeningswetgeving vier Bijzondere opsporingsdiensten5 (BOD-en) die uitsluitend met gebruikmaking van de strafrechtelijke invalshoek actief zijn onder het gezag van het Functioneel Parket (FP) van het Openbaar Ministerie (OM). Het gebruik van opsporing kwam in de visie van het kabinet pas aan de orde als het toezicht onvoldoende effectief is gebleken6. Met het ontwerpen en inrichten van de Wet op de BOD’en hebben de vakministers er in 2006 nadrukkelijk voor gekozen om dicht bij het eigen ministerie de expertise, bevoegdheden en ‘mindset’ te organiseren die noodzakelijk is voor het succesvol inwinnen van inlichtingen en uitvoeren van complexe opsporingsonderzoeken op de specifieke domeinen van de betreffende departementen. Daar waar de kabinetsvisie van 2001 nog hoofdzakelijk handelde over de vormgeving en positionering van goed en onafhankelijk toezicht ligt bij de kabinetsvisie van 2005 het accent meer op de (politieke) visie dat met name ook de burger zelf een zekere verantwoordelijkheid heeft om zelf keuzes te maken c.q. een gestelde verschuiving van verantwoordelijkheid naar overheid naar samenleving. De onderliggende principes van goed toezicht worden uitgebreid naar zes: 4 Opsporing is het instellen van een onderzoek naar strafbare feiten ter voorbereiding van strafvorderlijke beslissingen. Het verrichten van opsporingsactiviteiten kan in Nederland slechts onder gezag van het Openbaar Ministerie door de politie of een daartoe aangewezen bijzondere opsporingsdienst plaatsvinden. 5 Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, Stb. 2006, 285. De vier BOD-en zijn de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) bij de Belastingdienst van het ministerie van Financiën, de directie Opsporing bij de Inspectie SZW (ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ministerie van I&M) en de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de NVWA (ministerie van Economische Zaken). 6 Het opmaken van een proces-verbaal (strafrecht) bij eenvoudige overtredingen door een Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) wordt hierbij wel tot toezicht gerekend. 3 Handhaving In 2005 werd een nieuw uitgangspunt het (radicaal) verminderen van de toezichtlast voor burgers en bedrijven naast en door middel van deregulering, vermindering van administratieve lasten en een verbetering van de samenwerking door inspectiediensten. Toenemende aandacht voor fraude Inmiddels is de visie van 2005 voor een belangrijk deel achterhaald. Onder invloed van diverse incidenten7 is er in de samenleving en politiek een toenemende aandacht voor fraude. Fraude is ‘hot’. “Fraude” is een containerbegrip dat doorgaans wordt gebruikt voor het beschrijven van allerlei vormen van malversaties, oplichting, zwendel en bedrog. Fraude is een inbreuk op het vertrouwen van anderen. Daarbij gebruikt de fraudeur valse voorwendselen om zichzelf of de eigen groep te bevoordelen, of om een nadeel voor zichzelf of de groep te reduceren. Dit gebeurt bij fraude ten koste van anderen. De benadeelde anderen kunnen individuen, bedrijven, instanties of overheden zijn. Fraude bestrijkt een groot aantal verschillende gedragingen. Onder de term fraude verstaat men bijvoorbeeld een niet-correcte boekhouding voeren, van de baas stelen, criminele vermogens witwassen, afval illegaal in diervoeders verwerken, prijsafspraken maken, misleidende informatie verstrekken bij de verkoop van goederen of diensten, afgekeurd voedsel opnieuw bestemmen voor humane consumptie, illegalen uitbuiten en met voorkennis handelen. Vanaf 2012 wordt in toenemende mate het ene na het andere fraude-incident breed uitgemeten in de media waarbij de politieke aandacht volgt. Hierbij worden ook steevast kritische vragen gesteld naar de inzet en effectiviteit van toezicht. Daarbij zijn de eisen ten aanzien van garanties steeds 7 Onder meer financiële debacles rond woningbouwcorporaties, de zgn. “Bulgarenfraude” waarbij er misbruik bestond uit het bij de belastingdienst illegaal aanvragen en ontvangen van toeslagen; Paardenvleesfraude; Bio-eierenfraude; Zorgfraude waarbij er onder meer sprake is van illegaal gebruik van de regeling rond persoonsgebonden budgetten. 4 Handhaving hoger, er is een verwachting van 100% zekerheid en veiligheid. Anderzijds is er steeds minder (consumenten)vertrouwen, momenteel met name bijvoorbeeld ook in een veilige voedselketen8. Dit wordt weerspiegeld in de politiek waar momenteel ook high trust, high penalty een belangrijk uitgangspunt is. Een standaard reactie is meestal de roep om meer toezicht en opsporing. Goederen en dienstenstromen worden steeds internationaler en sneller. Productieketens zijn complex en niet meer transparant. De economische crisis leg een grote druk op burgers en ondernemers en hun naleving van regelgeving, ‘shortcuts’ worden minder snel gemeden. ’Free-rider’ gedrag is een groeiend aspect dat bovendien de druk op ‘reguliere’ bedrijven nog meer vergroot. Het bedrijfsleven eist minder last en meer kwaliteit, maar zeker ook het door de overheid aanpakken van de rotte appels. Digitalisering en de ontwikkelingen in digitale dienstverlening genereren steeds meer data en geven meer en meer gelegenheid tot anonimiteit en niet alleen grootschalige maar ook kleinschalige handel over de grens, iets waar slinkse partijen graag gebruik van maken. De burgers worden steeds kritischer en verwachten een slagvaardige, moderne overheid die handhaaft en “de boef” straft. Het maatschappelijk en politiek-bestuurlijk veld en de ontwikkelingen daarin vergen veel van een handhavingsorganisatie. Een en ander vraagt om een handhavers die gericht zijn op de keten, met bevoegdheden om door de complexe ketens en internationale grenzen heen te prikken, weten welke mogelijkheden deze complexiteit, ondoorzichtigheid en anonimiteit onwelwillende lieden biedt. Die rotte appels aanpakken en de boeven passend bestraffen. Die de competenties hebben om de complexe economische ordening, digitalisering en schaduwstromen het hoofd te bieden en aan te pakken, met gevoel voor de maatschappelijke en politieke gevoeligheden die hierbij spelen. Én direct beschikbaar zijn om ook publiekelijk een antwoord te bieden op maatschappelijke en politieke druk om beschaamd vertrouwen tot de bodem uit te zoeken en met een afdoende high penalty kunnen reageren. Handhaven is een (wetenschappelijk) vak Om in deze complexe context goed te (kunnen) handhaven moeten er een aantal randvoorwaarden vervuld worden. Allereerst dient de regelgeving een behoorlijk goede kwaliteit te hebben (handhaafbaarheidstoets) waarbij het ook van groot belang is dat er een behoorlijk groot draagvlak in de samenleving voor de regels bestaat. Anders is het handhaven “met de kraan open”. Het gaat daarbij om motieven van (niet-)naleving en een effectieve doelgroepenanalyse is daarbij van belang. Voor een dergelijke analyse zijn diverse methoden en technieken ontwikkeld, o.a. het zogenaamde “Barrièremodel”9 of de zogenaamde “Tafel van Elf”10. Ook de invloed van de (perceptie op de) effectiviteit van handhaving, sanctiekans en sanctie-ernst worden bij deze analyses betrokken. 8 Zie onder andere het rapport “Risico's in de vleesketen” van 26 maart 2014, Onderzoeksraad voor Veiligheid http://www.onderzoeksraad.nl/uploads/phase-docs/559/0257ce30ca1drisico-s-vleesketen-nl-web.pdf 9 Het gaat barrièremodel gaat ervan uit dat er een aantal hobbels (barrières) overwonnen moeten worden voordat een voornemen uiteindelijk wordt omgezet in een concrete daad, bv. voordat je hennep kunt telen heb je materiaal nodig wat afgenomen wordt in een zogenaamde ‘growshop’. 10 De Tafel van elf is ontwikkeld om de sterke en zwakke kanten van naleving en handhaving in kaart te brengen. Het model is gebaseerd op gedragswetenschappelijk onderzoek en ondersteunt de handhaver bij het beantwoorden van 5 Handhaving Vervolgens gaat het om de beschikbaarheid van voldoende capaciteit, zowel kwantitatief als kwalitatief. Deze capaciteit dient op een goede manier georganiseerd te worden in gespecialiseerde diensten die tot op zekere hoogte onafhankelijk van beleid en uitvoering op een transparante wijze kunnen functioneren. Een belangrijke organisatievorm is de inspectiedienst. Vrijwel elk departement heeft één of meerdere inspectiediensten, momenteel ook met elkaar verbonden via de zogenaamde inspectieraad. De respectievelijke Bijzondere Opsporingsdiensten maken een onafhankelijk onderdeel uit van ‘hun’ inspectiedienst. Het handhaven zelf dient programmatisch11 te worden aangepakt op basis van een voortdurende analyse van de benodigde informatie naar risico’s van niet-naleving voor de veiligheid van burgers en bedrijven. Bij bedreiging van die veiligheid dient vervolgens geïntervenieerd te kunnen worden om de veiligheid te borgen. Er is veel kennis en informatie nodig, onder andere van de doelgroepen (o.a. de interne normen van een doelgroep), manieren van niet-naleven c.q. modus operandi, zicht op de bestaande nalevingsniveau’s en vervolgens op de effecten van interventies daarop12. In het meest optimale geval is er ruimte voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek om deze kennis en informatie te vergaren. De Algemene Rekenkamer gaf in 2008 blijk van zorg over de hiertoe benodigde middelen vanwege de bezuinigingstaakstelling van 20% op de rijksinspecties. Afhankelijk van de beschikbare informatie kan vervolgens gekozen worden voor de inzet van een optimale mix van verschillende handhavingsinstrumenten. Informatie- en communicatietechnologie speelt daarbij in toenemende mate een belangrijke rol. Belangrijk is dat daarbij in een keten gedacht wordt van preventie, toezicht, opsporing en strafrechtelijke vervolging. Handhaving dient te werken met een gedifferentieerde benadering van doelgroepen binnen domeinen waarbij afhankelijk van risico’s, nalevingsgedrag en ontwikkelingen binnen een sector de te hanteren (combinatie van) handhavingsmethode(n) wordt bepaald. Deze gedifferentieerde benadering is gebaseerd op de handhavingspiramide (zie figuur hieronder). twee belangrijke vragen: Waarom leeft de doelgroep een regel wel of niet na? Wat is de perceptie van de doelgroep van de handhavng? Zie: http://www.hetccv.nl/instrumenten/programmatisch-handhaven/Landelijk+-+Tafel+van+Elf 11 Het interdepartementale project “Rijk aan Handhaving” heeft de werkwijze van programmatisch handhaven op rijksniveau geïntroduceerd. Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 800 VI, nr. 111. Zie ook de website van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid: http://www.hetccv.nl/publicaties/webwinkel/Algemeen/programmatisch-handhaven---gids-voor-departmenten-ea 12 Zie onder meer de rapporten van de Algemene Rekenkamer “Handhaven en gedogen”, Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 050, nr. 2 en vergaderjaar 2007–2008, 30 050, nrs. 4–5 6 Handhaving Bij preventie kan onder meer gedacht worden aan handhavingscommunicatie, ‘compliance assistance’ en ‘naming & shaming’. Ook zijn de eerste experimenten gestart met het openbaar maken van inspectieresultaten. De ‘traditionele inspectie’ wordt meer en meer aangevuld en maakt soms plaats voor vormen van handhaving waarbij sprake is van systeemtoezicht of vormen waarbij op andere wijze gebruik wordt gemaakt van audittechnieken. De in bedrijven aanwezige en functionerende systemen (kwaliteitssystemen, ISO veiligheidssystemen) vormen daarvoor dan het uitgangspunt. Opsporing is hierbij vaak niet meer uitsluitend het ultimum remedium maar kan door de inzet van verdergaande bevoegdheden bepaalde modus operandi blootleggen die anders onbekend zouden blijven. Overigens zijn handhavers zelf nog vaak bezig met de vraag naar de effectiviteit de verschillende interventies. Het onderzoek daarnaar staat nog in de kinderschoenen13. Tot slot Het uiteindelijke resultaat van de handhavingsketen vanaf beleidsvorming tot en met effect is afhankelijk van de zwakste schakel. Het gaat daarbij om de schakels kwaliteit van regelgeving, draagvlak voor die regelgeving en de omvang van de inzet op het vlak van kwaliteit en kwantiteit van handhavingsinstrumenten. De relatie tussen beleid en handhaving is tweerichtingsverkeer. De kennis en manier van kijken en werken van handhavers brengt zaken aan het licht die anders onbekend zouden zijn gebleven. De handhavingsbril geeft een diepte-inkijkje in de werking van beleid en regelgeving in de ‘echte wereld’. De positie van een handhavende dienst dicht bij een ministerie betekent dat de lessen uit handhaving direct bij de beleidsdirecties teruggelegd kunnen worden om het vervolgens te benutten voor de evaluatie en bijstelling van beleid. Wat blijft is dat er structureel met enige ambivalentie gekeken wordt naar handhaving. In rustige tijden wordt handhaving vaak beschouwd als hinderlijk en te duur. In tijden met veel (fraude)incidenten wordt er vaak gesteld dat de handhaving onvoldoende effectief is c.q. onvoldoende capaciteit heeft. Onweersproken is de vaststelling dat handhaving onmisbaar onderdeel is in de beleidscyclus. 13 Zie rapport “Toezien op publieke belangen” van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2013, nr. 89. 7
© Copyright 2024 ExpyDoc