minisicric van verkeer en waterstaat rijkswaterstaat riza rijksinstituut voor integraal zoetwaterbcheer en afvalwalcrbehandcling tel. 03200-70411, fax. 03200-49218 doorkiesnummer 70654 Onderzoek doorstroomdebiet planktonnetten maaswijdten 25, 55 en 120 jzm Werkdocument 92.051 X auteur(s) datum IOS (N. Wijnstok) januari 1992 riza riza INHOUD 1. INLEIDING 4 2. DOEL 5 3. METHODE 3.1 Apparatuur en hulpmiddelen 5 5 3.2 5 Uitvoering testen 4. RESULTATEN 8 5. CONCLUSIE 9 6. DISCUSSIE 10 Tabel 1. Debietmeting in m3/s 11 riza Figuur 1. Meetopstelling 1. Planktonnet + conus 2. Debietmeter doorstroom 3. Debietmeter aanvoer 4. Toevoerpompen riza 1. INLEIDING Voor de bemonstering van zooplankton en fytoplankton in de Rijkswateren wordt o.a. gebruik gemaakt van standaard planktonnetten. Het veranderen van de informatie-behoefte t.a.v. projecten en het realiseren van het biologisch meetnet vereisen een grotere nauwkeurigheid m.b.t. het bepalen van de soortensamenstelling en de aantallen per liter. Hierbij is het van belang nauwkeurig de bemonsterde hoeveelheid water (doorstroomdebiet) te kennen. Het doorstroomdebiet wordt berekend uit oppervlakte-instroom-opening en lengte bemonsterde waterkolom. In verband met de doorlaatbaarheid van het net en de daardoor ontstane weerstand zal het werkelijk debiet een factor lager zijn dan het berekend debiet. Deze factor is in de praktijk variabel en is o.a. afhankelijk van de doorstroomsnelheid en de in het water voorkomende hoeveelheid zwevend materiaal. Door dit zwevende materiaal slibt het net enigszins dicht waardoor het doorstroomdebiet zal afnemen. 2. DOEL Het doel van de uitgevoerde testen is, de invloed van hijssnelheid en de maaswijdte van een planktonnet op het doorstroomdebiet vast te stellen om zodoende de bemonsterde hoeveelheid water nauwkeuriger te kunnen bepalen. 3. METHODE 3.1 Apparatuur en hulpmiddelen De testen zijn uitgevoerd in de stroomgoot van de hoofdafdeling RIZA. De meetopstelling is schematisch weergegeven in fig. 1. De opstelling van de netopening is zodanig dat al het aangevoerde water, indien geen net aanwezig is, door deze opening stroomt. De debietmeting in de aanvoerleiding wordt uitgevoerd met een Endress en Hauser debietmeter. Het doorstroomdebiet wordt met een Tokyo-Keiki meter bepaald. Het debiet van de stroomgoot is instelbaar tot een maximum van 19 m3/h. Om de invloeden van verschillende maaswijdten te kunnen bepalen worden testen uitgevoerd met planktonnetten met maaswijdten van 25, 55 en 120 nm. Het toevoerdebiet is gerelateerd aan de stroomsnelheid in de goot. De stroomsnelheid kan vergeleken worden met de hijssnelheid van het net bij in situ-bemonstering. 3.2 Uitvoering testen Bij de testen zijn de twee typen debietmeters ingeregeld. Alvorens de proeven te starten zijn de meetwaarden bij gelijkblijvend debiet bepaald. Uit deze metingen blijkt dat de instrumenten praktisch gelijke meetwaarden geven (zie tabel 1, l e kolom). II riza De stroomgoot is uitgerust met een pomp, zodat het water met verschillende debieten rondgepompt kan worden. Het water dat onder invloed van de netweerstand niet door het net kan stromen bei'nvloedt de meting van het doorstroomdebiet niet. Door het verschil te bepalen tussen het toevoer- en doorstroomdebiet kan de hoeveelheid water vastgesteld worden die door het planktonnet is gegaan. Per doorvoerdebiet zijn een aantal metingen verricht. In tabel 1 zijn de gemiddelde meetwaarden per debiet van netten met maaswijdte 25, 55 en 120 /im vermeld. riza riza Figuur 2 16 E 14 planktonnet 25 inn 12 G planktonnet 55 iim fan1 $ n o TJ 10 o planktonnet 120 um 8 E o 0 4- CO L. 0 0 Q 6 8 10 12 14 16 J L J—J 32 36 40 Aanvoerdebiet [m3/h] 4 J I I L 8 12 16 20 24 28 Ophaalsnelheid [cm/s] 8 riza 4. RESULTATEN De meetwaarden in tabel 1 zijn grafisch weergegeven in figuur 2. In de grafiek is op de vertikale as het doorstroomdebiet uitgezet (TokyoKeiki); en op de horizontale as de verschillende aanvoerdebieten met bijbehorende stroomsnelheid (Endress en Hauser). Voor alle 3 maaswijdten geldt dat de netweerstand het doorstroomdebiet bei'nvloedt. Bij een grote maaswijdte is het doorstroomdebiet groter dan bij een kleine. In het onderzochte meetbereik van 0-15 nvVh is de afname van het debiet voor de maaswijdten rechtlijnig. Indien het debiet door het netje uitgezet wordt tegen het aanvoerdebiet kunnen door de 3 relaties (25, 55, 120 ^m) respectievelijk 3 rechte lijnen worden getrokken. De richtingscoefficient van elke lijn is een directe afname van het debiet door de netjes. Hieruit volgt voor elk nettype de af name-factor: planktonnet 25 /im dw = 0,66306 x da planktonnet 55 /xm dw = 0,82105 x da planktonnet 120 /xm dw • 0,87778 x da dw: debiet door het net da: toevoer debiet 5. CONCLUSIE Het doorstroomdebiet is afhankelijk van de grootte van het toevoerdebiet. Bij maaswijdte 25, 55 en 120 /jm verloopt, bij een toevoerdebiet van 0-15 m3/s, de afname in het doorstroomdebiet praktisch rechtlijnig. Het doorstroombediet kan berekend worden uit het toevoerdebiet in het geteste meetbereik (0-15 mVs / 0-40 cm/s) riza 6. DISCUSSIE Wanneer de resultaten van de testen naar de bemonstering in de praktijk worden vertaald, kan het toevoerdebiet gerelateerd worden aan bemonsterde waterkolom en de hijssnelheid. Tijdens bemonsteringen in het veld is de hijssnelheid veelal variabel. Oorzaken hiervan kunnen zijn: variabele opwindsnelheid van de lier; variabele ophaalsnelheid (met handkracht) van de waarnemer; bewegingen van het vaartuig (slingeren en stampen) Het is niet goed mogelijk de bemonsterde lengte van de waterkolom te meten omdat het vaartuig niet stil ligt tijdens de bemonstering. Door slingeren, stampen en afdrijven van het vaartuig wordt de bemonsterde waterkolom vergroot. In welke mate is niet te kwantificeren. Een ander aspect is dat tijdens de bemonstering het net dichtslibt waardoor de maaswijdte kleiner wordt. In hoeverre genoemde factoren van invloed zijn op de nauwkeurigheid van het berekende doorstroomdebiet is niet bekend. De factoren zijn niet constant en dikwijls afhankelijk van de tijdens de bemonstering opgetreden omstandigheden. De bepaling van het doorstroomdebiet blijft altijd een onzeker factor, tenzij in de netopening het debiet gemeten wordt b.v. met een akoestische debietmeter. 10 riza Tabel 1. Debietmeting in m'/s debiet m3/s zonder net 0,4 0,6 0,8 1,0 1.2 1.4 1,6 1.7 net 120 |im 0.3 0,8 0.3 0,6 0,6 1.2 1,3 1,2 1.0 1,1 2,1 2.2 2,4 2,5 2,7 2,1 IS 2,9 2,0 1,4 1,7 1,9 1.6 2,6 2,3 2,7 1.9 2.6 2,9 3,2 3,3 3C4 3.3 5 3,5 4,7 4.1 4.1 6,2 5,3 5.0 4.5 6,0 6,0 5,3 5.6 8,6 8,7 8,9 9,3 9.5 9.9 10.6 10.8 10,9 11,0 12,2 13,1 1.3,5 15,0 15,4 15,6 net 55 \nn 0,0 w 3,0 3.1 3.2 4,(1 4.2 4.6 4.S 5,0 5,2 5,5 5,6 5,9 6,2 (..4 6,9 7,6 7,8 8,0 net 25 \im 7,1 7.1 6,3 7.5 8,7 7,5 6,1 8.8 10.5 6,9 8.7 9.7 12,2 8,2 10.5 11,8 14,9 10.1 12,6 11 13.8 riza 12
© Copyright 2024 ExpyDoc