Onderzoek Grondbeleid Gemeente Leek Uitgevoerd door onderzoeksbureau Metafoor, Almere in opdracht van de Rekenkamercommissie LeekMarumZuidhorn Samenvatting Leeksterveld en Oostindie “Een analyse van het grondbeleid van de projecten Leeksterveld en Oostindie op de gebieden van het gevoerde risicomanagement en de invloed van de regio” 9 oktober 2014 1 Voorwoord De periode die in het rapport over het grondbeleid van de gemeente Leek wordt beschreven bevat ook de start en het vervolg van de kredietcrisis naar aanleiding van de bankencrisis in Amerika. Tot die tijd als ‘in beton gegoten’ wetmatigheden blijken opeens niet meer geldig te zijn. Dit fenomeen doet zich in hevige mate voor op het gebied van vastgoed en heeft grote effecten op de waarde van (bouw)grond. De rekenkamercommissie kijkt terug met de kennis van nu en baseert zich op beschikbaar feitenmateriaal en komt van daar uit tot waarnemingen, conclusies en aanbevelingen. Begrip hebben voor de turbulenties leidt niet tot aanpassing van onze waarnemingen, conclusies en aanbevelingen. De rekenkamer is een apolitiek instrument van de gemeenteraad, zodat het niet aan ons is om de omgevingsfactoren mee te wegen en te beoordelen. Verder moet opgemerkt worden dat dit rapport een samenvatting van het orginele rapport is. Daar er veel vertrouwelijke stukken geraadpleegd zijn, is afgesproken dat de rapportage geschiedt in twee delen: een uitgebreid (vertrouwelijk) onderzoeksrapport, beschikbaar voor de raad en een openbaar rapport (de samenvatting) voor bredere verspreiding. Nadeel bij deze noodzakelijke werkwijze is dat de nuance die in het vertrouwelijke rapport vermeld is mogelijk niet altijd terugkomt in de samenvatting. Als rekenkamercommissie vragen we begrip voor de gekozen constructie. Inleiding In het voorliggende document presenteert de rekenkamercommissie de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek dat zij heeft laten uitvoeren naar het grondbeleid van de gemeente Leek. De keuze voor het onderwerp ‘grondbeleid’ en de nadere invulling van het onderzoek zijn in nauwe samenspraak met de raad van Leek tot stand gebracht. Begin 2012 heeft de commissie een ‘rondje langs de fracties’ gemaakt en daarbij suggesties voor potentiële onderwerpen geïnventariseerd. Uit het lijstje dat daaruit resulteerde bleek het onderwerp ‘grondbeleid’ bij meerdere fracties op een positieve respons te kunnen rekenen. Om uit te vinden waar de informatiebehoefte bij de raad precies zat organiseerde de rekenkamercommissie, samen met de griffie, een tweetal werk bijeenkomsten, waarbij het grondbeleid eerst in den brede werd behandeld en in een volgende bijeenkomst mogelijke onderzoeksfocussen werden geformuleerd en geselecteerd. Aanvankelijk had de rekenkamercommissie zelf de focus ‘informatievoorziening aan de raad betreffende het grondbeleid’ voor ogen, in samenspraak met de raad is echter nadrukkelijk gekozen voor met name aandacht voor de aspecten risicomanagement en het regionale aspect. Bovendien is met de raad afgesproken het onderzoek toe te spitsen op de twee grootste grondexploitaties van de gemeente: Oostindie en Leeksterveld. Zowel de onderwerpskeuze als de nadere invulling van het onderzoek zijn op deze wijze in nauw overleg met de (toenmalige) raad van de gemeente tot stand gekomen. Uiteraard heeft de rekenkamercommissie vervolgens zelf de technische uitwerking van het onderzoek voor zijn rekening genomen en een onderzoeksbureau geselecteerd dat het onderzoek zou kunnen uitvoeren. Het hieruit voortkomende Plan van Aanpak heeft de commissie in het najaar van 2013 aan de raad toegestuurd. Het onderzoek is uitgevoerd door Metafoor Ruimtelijke Ontwikkeling uit Almere, hetzelfde bureau dat ook de voorbereidende bijeenkomsten met de raad verzorgde. Op basis van een uitgebreide 2 documentenstudie en interviews met ambtenaren, portefeuillehouder en leden van de raad stelden de onderzoekers een conceptrapport op, dat medio februari voor ambtelijk wederhoor (feitencheck) aan de organisatie werd toegezonden. Begin april ontving de commissie een zeer uitgebreide reactie. De verwerking van deze reactie heeft helaas meer tijd genomen dan gepland, enerzijds vanwege de omvang ervan, anderzijds omdat naar een nieuwe periode waarin dat werk uitgevoerd kon worden moest worden gezocht. Begin juli kon de rekenkamercommissie het definitieve onderzoeksrapport vaststellen en voor bestuurlijk wederhoor (d.w.z. de politieke reactie) aan het college van burgemeester en wethouders sturen. Het onderzoeksrapport bestaat uit een nota van bevindingen waarin de onderzoeksvragen worden beantwoord en de voorliggende bestuurlijke samenvatting waarin de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek zijn opgenomen. Omdat de nota van bevindingen voor een belangrijk deel gebaseerd is op vertrouwelijke stukken is deze niet openbaar en zal aan de raad in een besloten bijeenkomst worden aangeboden en toegelicht. Deze bestuurlijke samenvatting is wel openbaar, evenals de reactie van het college en het nawoord van de commissie daarbij. Bedoeling van het onderzoek is dus te komen tot een analyse van het grondbeleid van de projecten Leeksterveld en Oostindie daarbij met name focussend op het gevoerde risicomanagement en de invloed van de regionale samenwerkingsverbanden. Daarnaast zijn ook de taak, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de gemeenteraad terzake onderzocht. De hoofdvraag van het onderzoek hebben wij als volgt geformuleerd: ”Wat was de rol van de Gemeente Leek en de regio bij het Leekse grondbeleid en risicomanagement rond de belangrijke wijzigingen en fase-overgangen van de twee projecten Leeksterveld en Oostindie gedurende de periode 2000 tot en met 1 juni 2013?” Deze centrale onderzoeksvraag is uitgewerkt in een fors aantal deelvragen, die wij in een bijlage bij dit document hebben opgenomen. CONCLUSIES A. Project en fasewijzigingen Leeksterveld en Oostindie Onze eerste conclusie betreft het oordeel over hoe de gemeente met de projecten Leeksterveld en Oostindie is omgegaan. Met deze conclusie worden de onderstaande deelvragen beantwoord: � Wat waren de uitgangspunten van de projecten Leeksterveld en Oostindie bij aanvang? � Welke ontwikkelingen hebben beide projecten vanaf 2000 tot en met juni 2013 doorlopen? � Welke college en raadsbesluiten zijn gedurende de onderzoeksperiode genomen ten aanzien van beide projecten. In welke documenten is dit vastgelegd (o.a. stedenbouwkundig plan, grondexploitatie, overeenkomsten)? � Welke belangrijke project en fasewijzigingen hebben bij de projecten Leeksterveld en Oostindie plaatsgevonden? Wanneer en waarom vonden deze wijzigingen plaats? Wat waren de gevolgen? Welke partijen waren betrokken bij deze wijzigingen? � Hebben deze wijzigingen geleid tot wijzigingen in het risicomanagement? Is het risicomanage ment van de grondexploitaties adequaat? 3 De projecten Leeksterveld en Oostindie werden opgezet in de jaren ’90 en begin jaren 2000, toen het economisch tij gunstig was. De projecten werden regionaal afgestemd en kregen daarbij van de regio aanzienlijk de ruimte om tot ontwikkeling te komen. Leek functioneerde als ‘schragende gemeente’ voor de regio. Beide projecten werden opgezet met een volledig actief grondbeleid: de gemeente kocht alle gronden aan om bouwrijp te maken en vervolgens uit te geven. Voor beide projecten is in de beginjaren weinig tot geen risicomanagement uitgevoerd, terwijl de investeringsniveaus op beide grondexploitaties toch aanzienlijk waren en beide projecten een lange looptijd kenden. Al sinds eind jaren ’90 werden gronden binnen het gebied aangekocht door de gemeente. De aankoopbesluiten werden door de gemeenteraad bekrachtigd. Voor het project Oostindie is in 2003 de eerste grondexploitatie vastgesteld. De boekwaarde op dat moment was al fors, maar het saldo van de grondexploitatie sloot op € 300.000 positief. De gemeenteraad verzocht bij de vaststelling van de grondexploitatie om een second opinion. Deze second opinion werd uitgevoerd als risicoanalyse en wees op een negatief risico van € 7,7 miljoen. De gemeente ging met de resultaten aan het werk en vele maatregelen werden afgewogen. Uiteindelijk werd vooral gekozen voor verdichting van de woningbouwopgave, waarna de nieuwe aangepaste grondexploitatie in mei 2005 door de gemeenteraad wordt vastgesteld. In 2006 worden de eerste kavels in Oostindie verkocht en is er nog sprake van voldoende vraag op de woningmarkt. Omdat Oostindie de grootste grondexploitatie met de meeste revenuen is, wordt door de gemeenteraad besloten de volledige jaarbijdrage aan de Regio GroningenAssen (hierna: RGA) ad € 232.596 uit de grondexploitatie Oostindie te betalen. Eind 2007 verschijnt voor het eerst een naar beneden bijgestelde woningbouwprognose voor de regio. Voor Leek is een daling van 15% voorzien. De oplossing wordt gezocht in het verlagen van de woningbouwaantallen van in voorbereiding zijnde projecten. Voor het in uitvoering zijnde Oostindie wordt het woningbouwprogramma niet naar beneden bijgesteld en ook wordt op dat moment geen waarneembaar risicomanagement uitgevoerd. Vanaf 2008 lopen de kavelverkopen sterk terug en in 2009 worden de eerste maatregelen door gevoerd in de grondexploitatie. In ieder jaar daarna worden bij de Hercalculatie Grondexploitaties meer maatregelen genomen, waardoor het saldo van de grondexploitatie ieder jaar op nul uitkomt. In 2012 wordt financiële steun toegezegd door de RGA om tekorten op projecten te verlichten en de grondexploitatie van Oostindie ontvangt € 2,72 miljoen. In 2013 wordt een apart maatregelenpakket aan de raad aangeboden, waarin alle maatregelen zijn opgesomd die worden aangepakt om de tekorten op de grondexploitatie weg te nemen. Het saldo van de grondexploitatie komt in 2013 voor het eerst uit op een saldo van € 400.000 negatief. De vanaf 2008 genomen maatregelen binnen de grondexploitatie voor Oostindie hadden géén relatie met gevoerd risicomanagement. Het risicomanagement had vanaf 2008 conform NURW uitgevoerd moeten worden, maar dit is niet gebeurd. Risico’s werden onvolledig, zeer beknopt en gecom primeerd in beeld gebracht. Risicomanagement vond alleen plaats in het kader van de Planning & Control (hierna P&C)cyclus om de benodigde weerstandscapaciteit bij de Jaarrekening in beeld te brengen. Risicomanagement werd niet ingezet om een “vooruitziende blik” in de grondexploitatie van Oostindie in te brengen en om deze te koppelen aan concrete maatregelen die uitgevoerd 4 zouden kunnen worden als een concreet risico zich zou voordoen, dan wel zou kunnen worden gemonitord. Voor het project Leeksterveld wordt in 2001 een Startnotitie vastgesteld door de gemeenteraad. Net als bij Oostindie waren toen al grondaankopen gedaan, die ook bekrachtigd waren door de gemeenteraad. In 2003 wordt een haalbaarheidsstudie uitgevoerd, waaruit een tekort blijkt van € 6,33 miljoen op de grondexploitatieberekening. Dit tekort is geen reden om het project stop te zetten; geprobeerd wordt om een provinciale “Kompassubsidie” te krijgen die een groot deel van het tekort moet aanzuiveren. Als in 2005 de plannen uitgewerkt zijn in een bestemmingsplan en grondexploitatie, blijkt dat de subsidie niet wordt toegekend. Uit de stukken blijkt niet dat er specifiek sprake is van een fout van de gemeente om bij de ontwikkeling van het project ervan uit te gaan dat de subsidie ontvangen wordt. Waarschijnlijk is er sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. In het kader van risicomanagement is niet goed ingeschat dat het ook mogelijk was dat de subsidie niet toegekend zou worden. Er is in die periode ook geen structureel risicomanagement binnen het project Leeksterveld waargenomen. Omdat het project doorgang moet vinden vanwege de aangekochte gronden en de afspraken in de regio, wordt de grondexploitatie wel door de gemeenteraad vastgesteld, maar met een voorziening van € 3 miljoen vanuit de reserve grondexploitatie. De gemeente blijft tot 2006 in overleg met de provincie om toch nog een, deel van, de subsidie te ontvangen. In december 2006 wordt daadwerkelijk nog € 1,7 miljoen subsidie door de provincie toegezegd. De provincie stelt al sinds 2005 dat, om het saldo op de grondexploitatie te verbeteren, de uitgifteprijzen fors omhoog kunnen. De gemeente wil dit eerst niet vanuit concurrentie overwegingen, maar in 2008 en 2010 wordt de grondprijs toch verhoogd. Basis voor deze prijsverhoging ligt in een regionaal onderzoek naar bedrijventerreinen, waaruit blijkt dat de grondprijzen zeer aan de lage kant zijn en dat grondprijsverhogingen niet doorslaggevend zijn bij investeringsbeslissingen van bedrijven om zich ergens te vestigen. De twee verhogingen van de uitgifteprijs spelen geen prominente rol in de risicoanalyse die voor Leeksterveld in de Hercalculatie Grondexploitaties is aangetroffen. Het risico dat er wellicht een lagere opbrengst kan worden gerekend dan is ingecalculeerd, wordt niet hoog ingeschat. Zowel in 2008 als 2010 staat er namelijk ook een even hoog ingeschatte kans tegenover dat er juist hogere uitgifteprijzen kunnen worden gerekend. Door de prijsverhoging van 2010 sluit de grondexploitatie voor het eerst op het saldo nul. Alle voorgaande jaren was een voorziening nodig om het tekort af te dekken. De provincie Groningen staat in 2009 niet toe dat voor Fase 2 van Leeksterveld een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld vanwege overaanbod aan bedrijventerreinen in de regio. In 2010 leidt dit tot een convenant waarbij wordt afgesproken dat het bestemmingsplan wel mag worden vastgesteld, maar dat pas tot uitgifte mag worden overgegaan wanneer de RGA daarmee akkoord is. Omdat ook op Leeksterveld vanaf die periode steeds slechtere verkoopresultaten worden geboekt is het niet waarschijnlijk dat Fase 2 binnen afzienbare tijd wordt gerealiseerd. 5 Net als bij Oostindie worden vanaf 2010 in de Hercalculatie Grondexploitaties steeds meer maatregelen aan de gemeenteraad gerapporteerd om het saldo van de grondexploitatie op nul te houden. Dit leidt in 2013 tot een uitgebreid maatregelenpakket. Net als bij Oostindie is er geen sprake van koppeling tussen dit maatregelenpakket en het gevoerde risicomanagement. Risico’s zijn beknopt en gecomprimeerd weergegeven en dienen louter als onderbouwing voor de benodigde weerstandscapaciteit. Er is geen verband met de uitvoering en monitoring van het maatregelenpakket. Samenvattend: uitgangspunt van het project Oostindie bij vaststelling van de grondexploitatie in 2003 was het realiseren van 1208 woningen tot het jaar 2020. Bij Leeksterveld was het uitgangspunt bij de vaststelling in 2005 het realiseren van 42,7 ha kantoren en bedrijven tot het jaar 2023. Vanaf het moment van vaststelling kan worden geconcludeerd dat er sprake was van een weinig robuuste exploitatie van beide projecten. Gedwongen door marktomstandigheden worden voortdurend veranderingen in de uitgangspunten van de grondexploitatie doorgevoerd (zoals in programma, kosten, opbrengsten, looptijd, kwaliteit en risico’s) waardoor de projecten qua inhoud wijzigen. B. Risicomanagement binnen de grondexploitaties Deze conclusie betreft het oordeel over het risicomanagement binnen de grondexploitaties. Met deze conclusie worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord: � Op welke wijze is in de gemeente Leek het risicomanagement vorm gegeven en welke beleids kaders liggen daaraan ten grondslag? � In hoeverre voldoet het huidige risicomanagementbeleid en de implementatie ervan aan de ba sisvoorwaarden voor adequaat risicomanagement? � Zijn de verantwoordelijkheden voor de projecten zo verdeeld dat goede risicobeheersing moge lijk is? � In welke frequentie zijn de grondexploitaties van Leeksterveld en Oostindie herzien en past dat binnen het gemeentelijk beleid? � Wordt er in de grondexploitaties over alle kernvariabelen grondexploitaties gerapporteerd? � Is het uitgevoerde risicomanagement voor de projecten Leeksterveld en Oostindie volledig, ef fectief en efficiënt? Het beleid omtrent risicomanagement is ondermeer vastgelegd in wet en regelgeving (o.a. BBV en Gemeentewet) en gemeentelijk beleid, o.a. Verordening Kaderstelling en Controle, de Nota Uit gangspunten Risicomanagement en Weerstandsvermogen (NURW) en de Nota Grondbeleid. Het belangrijkste beleidskader op gebied van risicomanagement vormt de NURW, die op 25 augustus 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld. Vóór vaststelling van de NURW kende de gemeente Leek geen vorm van gestructureerd risico management en werd alleen op ad hocbasis risicomanagement bedreven. Er is geen sprake van een gestandaardiseerd en eenduidig risicosysteem, waarin de risico’s zowel worden vastgelegd als worden beheerd. De gevolgen hiervan zijn dat de kwaliteitsborging ontbreekt en het adequaat controle en toezicht van onder andere de gemeenteraad bemoeilijkt. Zo is het niet te controleren of alle mogelijke risico’s zijn geïnventariseerd en beoordeeld. 6 Risicobeheersingsmaatregelen worden niet altijd helder gedefinieerd, en indien deze worden uitgevoerd, dan worden deze te beperkt geëvalueerd. Over de uitkomsten van de evaluatie wordt niet gerapporteerd. Sinds 2013 wordt ten aanzien van de voortgang van de beheersingsmaatregelen in de nietopenbare Kwartaalrapportages aan de gemeenteraad gerapporteerd. Toezicht, controle en voortgangsbewaking op de kwaliteit van het risicobeheer vinden buiten de lijnorganisatie niet of nauwelijks plaats. Dit maakt de kwaliteit van het risicobeheer kwetsbaar. In de rapportage aan de raad wordt gerapporteerd op alle kernvariabelen grondexploitaties. Deze kernvariabelen grondexploitaties zijn geformuleerd door de Rekenkamer Rotterdam in samenspraak met de NVRR. Deze kernvariabelen vormen een maatstaf of de inhoud van de rapportages aan de gemeenteraad voldoende is, zodat de gemeenteraad op grond hiervan haar controlerende en toezichthoudende taak op gebied van grondexploitaties en risicomanagement kan uitvoeren. De kernvariabelen worden echter niet in één overzicht per grondexploitatie en in de jaarrekening weergegeven. Hierdoor moet een raadslid zelf in deze stukken op zoek naar deze parameters. Op grond van deze maatstaf moet echter worden geconcludeerd dat de raad op dit punt voldoende wordt geinformeerd. De grondexploitaties worden jaarlijks geactualiseerd. Bij substantiële projectwijzigingen vindt echter niet standaard een herziening van de grondexploitatie plaats. Het gevolg hiervan is dat de projectinhoud wijzigt zonder dat de gemeenteraad hier expliciet goedkeuring voor geeft. Vóór 2007 zijn in sommige grondexploitaties enkele risico’s opgenomen, het risicomanagement kent echter een adhoc karakter. Vanaf 2007 vindt jaarlijks bij de Jaarrekening een actualisatie van zowel de grondexploitatie als de risicoanalyse plaats. Deze actualisaties zijn opgenomen in het boekwerk Hercalculatie Grondexplotaties dat als nietopenbare bijlage bij de Jaarrekening is gevoegd. Van 2007 tot en met 2009 is in dit boekwerk per project een beknopte risicoanalyse opgenomen, waarin de positieve en negatieve risico’s van dit project worden weergegeven. 2010 is een overgangsjaar. Voor het project Leeksterveld is overeenkomstig de periode 2007 tot en met 2009 een beknopte risicoanalyse opgenomen. Bij het project Oostindie ontbreekt deze echter. In plaats hiervan is een variantenanalyse uitgevoerd. Vanaf 2011 worden meerdere risicoscenario’s voor de grondexploitaties Leeksterveld en Oostindie opgesteld en besproken met de gemeenteraad. In deze scenario’s worden meerdere afzonderlijke risico’s opgenomen die samengevoegd worden weergegeven als één risico. De financiële gevolgen van deze risico’s binnen één scenario worden derhalve ook alleen samengevoegd, als één financieel gevolg , weergegeven. De financiële gevolgen van de afzonderlijke risico’s, waaruit het scenario bestaat, worden niet weergegeven. Het is onduidelijk waarom deze risico’s zijn opgenomen en andere risico’s niet. Een onderbouwing van de gekozen risico’s door middel van een risicomatrix/lijst per project ontbreekt. Van deze scenario’s wordt éém scenario gekozen als slechtweerscenario en gepresenteerd aan de raad in de risicoanalyse van de Hercalculatie Grondexploitaties. Een goede onderbouwing waarom dit scenario als slechtweerscenario kan worden aangemerkt, ontbreekt echter. Door het samenvoegen van de verschillende risico’s in een slechtweerscenario per grondexploitatie in de Hercalculatie Grondexploitaties wordt aan de gemeenteraad het zicht ontnomen op de kans van optreden en financiële gevolgen van de afzonderlijke risico’s. Ook belemmert dit adequaat risicomanagement. Hiervoor is vereist dat per risico een risicostrategie wordt gekozen, waarvan het treffen van een beheersmaatregel om het risico te reduceren één van de te kiezen strategieën is. Een 7 beheersmaatregel kan alleen effectief getroffen worden als dit gericht is op een specifiek risico. Deze koppeling ontbreekt. De gemeenteraad kan daardoor niet toetsen of getroffen beheersmaatregelen effectief zijn en/of aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. Samenvattend: Het risicomanagement van de grondexploitaties Oostindie en Leeksterveld beoordelen wij gedurende de gehele looptijd als onvoldoende adequaat. Binnen de organisatie is er onvoldoende (intern) toezicht en zijn er te weinig waarborgen dat dit risicomanagement wel naar behoren plaatsvindt. De impact van de Nota uitgangspunten risicomanagement en weerstandsvermogen (NURW) op het gevoerde beleid is beperkt. In een aantal opzichten neemt na inwerkingtreding van de nota de kwaliteit van het risicomanagement zelfs af. Vanaf 2013 wordt één belangrijke verbetering doorgevoerd: vanaf dat moment wordt de gemeenteraad via de Kwartaalrapportages nader geïnformeerd over de stand van zaken van de genomen beheersmaatregelen. Hoewel de grondexploitaties jaarlijks worden geactualiseerd, vindt er bij substantiële projectwijzigingen niet standaard een herziening van de grondexploitatie plaats. In de rapportage aan de raad wordt gerapporteerd op alle kernvariabelen grondexploitaties. De rapportage op de kernvariabelen wordt echter niet overzichtelijk per grondexploitatie gepresenteerd. De raadsleden moeten daarom veel moeite doen om deze kernvariabelen te vergaren. C. Risicomanagement in relatie tot het weerstandsvermogen Deze conclusie betreft het oordeel ten aanzien van het risicomanagement in relatie tot het weerstandsvermogen. In deze conclusie worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord. � Op welke momenten en op welke wijze dient bij projecten op gebied van risicomanagement in de gemeente Leek te worden bijgestuurd? Hoe wordt daarover gerapporteerd? � Zijn er door de raad vastgestelde acceptatiegrenzen? Zijn deze grenzen overschreden zonder dat vooraf hiervoor instemming is gevraagd van de raad? � Hoe verhouden de risico’s zich ten opzichte van de weerstandscapaciteit en weerstandsreserve. Is er sprake van een portefeuille brede aanpak? Tot aan de vaststelling van de NURW op 25 augustus 2008 kende de gemeente Leek geen beleid omtrent weerstandsvermogen en risicomanagement, ofschoon dit via wet en regelgeving (BBV, Gemeentewet) en de gemeentelijke Verordening Kaderstelling en Controle wel verplicht was. Bij vaststelling van de NURW is dit door het college met de gemeenteraad gedeeld. Het weerstandsvermogen wordt uitgedrukt in de beschikbare weerstandscapaciteit afgezet tegen de risico’s (benodigde weerstandscapaciteit) die de gemeente loopt. De beschikbare weerstands capaciteit wordt in de NURW gedefinieerd als “de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken zonder dat de begroting en het beleid aangepast hoeven worden”. De benodigde weerstandscapaciteit wordt gedefinieerd als “de geïdentificeerde risico’s uitgedrukt in geld en waarvoor geen voorzieningen of verzekeringen zijn afgesloten”. In 2004 werd gemeentebreed de eerste risicoinventarisatie uitgevoerd om de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen ten behoeve van het weerstandsvermogen. In de NURW was bepaald dat deze gemeentebrede risicoinventarisatie in 2008 zou worden herhaald. Vanaf dat 8 moment zou jaarlijks in zowel de Programmabegroting alsmede in de Jaarrekening de benodigde weerstandscapaciteit worden geactualiseerd. Met medeweten van de gemeenteraad vindt de tweede gemeentebrede risicoinventarisatie pas in 2010 voor het eerst plaats. Vanaf 2011 worden jaarlijks bij de Jaarrekening deze risicoinventarisatie en de benodigde weerstandscapaciteit geactualiseerd. Bij de Programmabegroting vindt afwijkend van de NURW geen actualisatie van de benodigde weerstandscapaciteit plaats. De risicoinventarisatie wordt bij de Programmabegroting niet herzien. In de Programmabegroting wordt de benodigde weerstandscapaciteit vastgesteld op basis van de Jaarrekening. In het geval ingeschat wordt dat de risico’s groter of kleiner zijn geworden, wordt deze door middel van een stelpost bijgesteld ten opzichte van de Jaarrekening. Tot 2010 werd het benodigd weerstandsvermogen niet gerapporteerd in de paragraaf weerstands vermogen. In de periode 2007 tot en met 2010 wordt de uitgevoerde risicoanalyse bij de Hercalculatie Grondexploitaties niet verwerkt in de benodigde weerstandscapaciteit van het weerstandsvermogen. Vanaf 2011 wordt dit wel meegenomen. De benodigde weerstandscapaciteit wordt onjuist vastgesteld. Hierdoor kan het (veel) te hoog dan wel (veel) te laag zijn vastgesteld. Hierdoor is geen goed inzicht in de totale risico’s die de gemeente loopt en hoe dit zich verhoudt tot de reserves. De benodigde weerstandscapaciteit wordt slechts één keer per jaar geactualiseerd, terwijl dit op grond van wet en regelgeving (het BBV) minimaal twee keer per jaar vereist is. De gemeenteraad heeft in de NURW daar een derde actualisatiemoment aan toegevoegd. Dit komt omdat de hiervoor benodigde risicomanagementprocescyclus (waar de risicoanalyse onderdeel van uitmaakt) slechts één keer per jaar wordt doorlopen. De gemeentelijke Nota Grondbeleid schrijft slechts één keer per jaar voor. Op dit punt is deze nota dus in strijd met wet en regelgeving en komt het niet overeen met het gemeentelijk beleid in de NURW. De rapportage van de risico’s in de paragraaf weerstandsvermogen van zowel de Jaarrekening, als in de Programmabegroting alsmede in de Kadernota voldoet gedurende de gehele onderzoeksperiode niet aan wet en regelgeving, alsmede niet aan de eigen gemeentelijke beleidsregels (NURW). Vanaf de Kadernota 20112014 (2010) wordt gerapporteerd over risico’s in de paragraaf weerstands vermogen. Alle risico’s binnen alle grondexploitaties worden in deze paragraaf samengevoegd tot één risico, het risico grondexploitaties. Door het samenvoegen van alle risico’s tot één risico grondexploitaties in de paragraaf weerstandsvermogen wordt de raad het zicht ontnomen op de materiёle risico’s van de verschillende grondexploitatieprojecten waaruit het risico grondexploitaties binnen het weerstandsvermogen is opgebouwd. Voor de gemeenteraad is het daardoor onmogelijk om de ontwikkeling van deze risico’s in de loop van de tijd te toetsen en aan te geven of het risicomanagement adequaat wordt uitgevoerd. In de NURW heeft de gemeenteraad een acceptatiegrens vastgesteld dat de gemeenteraad in de paragraaf weerstandsvermogen geïnformeerd moet worden over alle risico’s met een score van 9 of hoger. Ook heeft de gemeenteraad vastgesteld dat zij bij deze risico’s per risico op een aantal verplichte onderdelen (waaronder de risicoscore en de te treffen beheersmaatregelen) geïnformeerd moet worden. Hieraan wordt niet voldaan. Hierdoor heeft de gemeenteraad onvoldoende zicht op het gevoerde risicomanagement en kan zij niet bepalen of het risicomanagement adequaat is. 9 De ratio weerstandsvermogen (de verhouding tussen het beschikbare en benodigde weerstands capaciteit) moet op basis van de NURW niet lager dan 1,0 zijn. In het geval de ratio lager is dan 1,0 dan zijn de gemeentelijke reserves onvoldoende om de risico’s op te vangen. Om deze reden heeft de gemeenteraad bepaald dat in het geval dit kengetal lager dan 1,0 is, het college ervoor zorgt dat deze binnen 3 jaar tenminste weer op een niveau van 1,0 of hoger is. Vanaf de Jaarrekening 2011 (2012) zakt dit kengetal onder de 1,0. Bij de Jaarrekening 2011 wordt dit voor het eerst gecon stateerd. Vervolgens wordt echter door het college nagelaten om in de paragraaf weerstands vermogen te vermelden welke maatregelen het college neemt om het weerstandsvermogen terug te brengen naar 1,0. Samenvattend: Op grond van wet en regelgeving (BBV) en NURW dient de gemeenteraad in de paragraaf weerstandsvermogen van de Jaarrekening, Programmabegroting en Kadernota te worden geïnformeerd over risico’s. De raad wordt in deze rapportages inderdaad tijdig geïnformeerd. De inhoud van de informatie is echter niet volledig en de juistheid is niet vast te stellen. De inhoud van de paragraaf weerstandsvermogen geeft de raad onvoldoende beeld van het uitgevoerde risicomanagement en de opbouw van de grondexploitatierisico’s. De gemeenteraad kan op basis van de paragraaf niet adequaat bijsturen, noch vaststellen of het risicomanagement voldoende is. Voor de paragraaf weerstandsvermogen worden de beleidsregels in de NURW niet gevolgd. Zo wordt de risicoscore niet vermeld, ontbreekt de relatie tussen de risico’s en de benodigde weerstandcapaciteit en reserve. Daarbij is er geen sprake van een portefeuillebrede aanpak. D. � � � � Regionale samenwerkingsverbanden Wanneer zijn deze samenwerkingsverbanden opgericht en wat is de doelstelling van deze sa menwerkingsverbanden? Welke bevoegdheden hebben deze samenwerkingsverbanden ten aanzien van de projecten Leeksterveld en Oostindie? Wat was de rol van de regiosamenwerkingsverbanden op de projecten Leeksterveld en Oostin die bij project en fasewijzigingen? Welke invloed is er vanuit de samenwerkingsverbanden op de projecten Leeksterveld en Oost indie? Indien aanwezig, heeft deze invloed tot wijzigingen geleid? De RGA is sinds de oprichting in 1996 voor de gemeente Leek het belangrijkste samenwerkings verband waarin regionaal wordt samengewerkt (tussen de provincies Groningen en Drenthe en 15 gemeenten). In het verlengde van de samenwerking in de RGA ligt de samenwerking bij de IGS. Deze IGS vormt een uitwerking van de Regiovisie GroningenAssen. De projecten Leeksterveld en Oostindie maken ook deel uit van de Regiovisie en de IGS. De doelstelling van de samenwerking is om als gemeenten en provincie elkaar te versterken en een meerwaarde te creëren door de steeds groter wordende ruimtelijke opgaven met elkaar af te stemmen. De bevoegdheden van het uitvoeren van projecten blijven volledig bij de deelnemers en zij zijn zelf volledig operationeel en financieel verantwoordelijk voor hun eigen projecten. Bijzonder element in de samenwerking is het Regiofonds, een fonds dat gevuld wordt met jaarlijkse bijdragen van de deelnemers waaruit vervolgens bijdragen worden gedaan aan voor de regio belangrijke projecten en maatregelen. De rol en invloed van de RGA op het ontstaan en toestaan van de projecten Leeksterveld en Oostindie is groot geweest. Zonder afstemming in dit regioverband hadden beide 10 projecten niet op deze manier kunnen bestaan. Vooraf zijn er enige programmatische uitgangs punten afgestemd, maar de operationele en financiële verantwoordelijkheid van de uitvoering van beide projecten lag en ligt volledig bij de gemeente Leek. In de IGS zijn de projecten Oostindie en Leeksterveld als bestaande projecten opgenomen. In 2012 is de RGA van invloed geweest op beide projecten, toen in de stuurgroep werd besloten om de gemeente Leek een financiële bijdrage te verstrekken vanuit het Regiofonds om de tekorten aan te zuiveren op de grondexploitaties van de lopende IGSprojecten. Formeel was dit niet verplicht , omdat gemeenten immers financieel zelf verantwoordelijk zijn voor hun projecten. Toch werd hiertoe besloten vanwege de “schragende” functie van Leek en de aanhoudende verslechterde economische omstandigheden. De grondexploitaties van Leeksterveld en Oostindie hebben met deze bijdrage een deel van de tekorten kunnen aanzuiveren. Samenvattend: Sinds de start van de samenwerking tussen de gemeente in de Regio Groningen Assen zijn de ontwikkelingen in regioperspectief van groot belang. De Intergemeentelijke Structuurvisie LeekRoden (hierna: IGS) heeft dit versterkt. Ondanks dat er geen formele bevoegdheden zijn overgedragen, was de invloed van de regionale samenwerking groot. Met name de omvang van beide projecten is ingegeven vanuit de Regiovisie. De operationele aansturing was een gemeentelijke verantwoordelijkheid. E. � � � De gemeenteraad Wat zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de gemeenteraad ten aanzien van de projecten Leeksterveld en Oostindie? Hoe heeft de gemeenteraad deze taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden gedurende de onderzoeksperiode ingevuld? Is, en zo ja wanneer, de raad geïnformeerd over project en fasewijzigingen gedurende de on derzoeksperiode? Op basis van de onderzochte stukken kan worden vastgesteld dat de raad tijdig van informatie wordt voorzien. Ten aanzien van zowel de grondexploitaties als het paragraaf weerstandsvermogen in de Jaarrekening, Programmabegroting en Kadernota is deze echter onjuist en onvolledig. Dit komt omdat de wet en regelgeving en het gemeentelijk beleid ten aanzien risicomanagementbeleid onvoldoende wordt gevolgd en hier onvoldoende invulling aan wordt gegeven, hetgeen nader wordt toegelicht in voorgaande conclusies. Anders dan bij de Nota Grondbeleid is in de gemeentelijke Verordening Kaderstelling en Controle niet vastgelegd dat de NURW elke vier jaar moet worden herzien. Door het ontbreken van deze beleidsregel wordt door de gemeenteraad onvoldoende geborgd dat het risicomanagementbeleid actueel blijft. De gemeenteraad wordt betrokken bij de initiële opzet van een grondexploitatie en de reguliere voortgang. Bij belangrijke wijzingen in het project wordt de raad niet standaard betrokken, zoals reeds toegelicht is bij de conclusie risicomanagement. Het gevolg hiervan is dat de projectinhoud wijzigt zonder dat de gemeenteraad hier expliciet goedkeuring voor geeft. 11 Verder moet worden geconstateerd dat er niet volledig wordt gerapporteerd. Dat heeft in de eerste plaats te maken met de mate van samenvoegen van informatie waardoor er een te beperkt beeld ontstaat van de onderliggende risico’s. Ook worden de beleidsregels waarover gerapporteerd moet worden niet gevolgd en vindt hierop onvoldoende kwaliteitstoezicht plaats. De gemeenteraad ontbeert hierdoor voldoende zicht op de uitvoering van het risicomanagement én kan daardoor ook onvoldoende invulling geven aan haar controlerende taak. College en raad worden regelmatig vertrouwelijk worden geïnformeerd over de grondexploitaties en risico’s en hebben de indruk dat ze volledig worden geïnformeerd, terwijl dat dus niet strookt met de vereisten conform de wet en regelgeving én het gemeentelijk beleid. De uiteindelijke conclusie is dat de raad kwalitatief (volledig, juist en tijdig) onvoldoende informatie krijgt. Belangrijk is te vermelden dat de geïnterviewde raadsleden dit beperkt of niet ervaren. Samenvattend: De informatie die de gemeenteraad en het college krijgen ten aanzien van risico’s binnen de grondexploitaties wordt tijdig geleverd. De inhoud van de informatie (zoals eerder aangegeven) is echter onvoldoende en niet volledig. De consequentie hiervan is dat het college niet optimaal in staat is om zijn uitvoerende taak in te vullen. Ook de gemeenteraad kan derhalve onvoldoende invulling kan geven aan haar kaderstellende en controlerende taak. Door de onderzoekers kon niet worden vastgesteld of de gemeenteraad voldoende op de hoogte was dat de gemeente vóór inwerkingtreding van de NURW niet voldeed aan wet en regelgeving. De raad werd hier bij inwerkingtreding van de NURW van op de hoogte van gesteld. De raad was er in ieder geval van op de hoogte dat de gemeente in de paragraaf Weerstandsvermogen van de Programmabegroting, Jaarrekening en Kadernota tot aan 2010 niet voldeed aan de NURW. Dat de gemeente ook na 2010 niet voldoet aan wet en regelgeving en de NURW is de gemeenteraad zich naar verwachting onvoldoende bewust. AANBEVELINGEN Op basis van het onderzoek komen wij tot de volgende aanbevelingen aan college en raad van de gemeente: 1. Maak gebruik van een standaard risicobeheersingssysteem, dat passend is binnen de organi satieomvang van de gemeente. Zorg ervoor dat alle risico’s hierin worden vastgelegd en dat alle rapportages vanuit dit systeem plaatsvinden. Zorg er ook voor dat het weerstandsver mogen hier vanuit wordt bepaald. Zie er op toe dat dit systeem eenduidig en consequent wordt gehanteerd. 2. Vul als gemeenteraad de bestaande Verordening Kaderstelling en Controle 2013 aan met de beleidsregel dat elke vier jaar de beleidsnota omtrent weerstandsvermogen en risicomana gement geactualiseerd en geëvalueerd moet worden. Hiermee borgt de gemeenteraad dat het beleidskader actueel blijft. 3. Voer tenminste 3x per jaar ten behoeve van de Jaarrekening, Programmabegroting en Ka dernota de volledige risicomanagementcyclus uit. Maak daarbij de volledige risicomanage 12 mentcyclus af, zoals ook opgenomen in de NURW. Zet daarbij bewust extra in op het formu leren, uitvoeren en evalueren van beheersmaatregelen, omdat deze onderdelen van de cy clus binnen Leek op dit moment onvoldoende aandacht krijgen. 4. Formuleer de beheersmaatregelen SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Wijs per beheersmaatregel een verantwoordelijke voor de uitvoering aan. Leg ook de benodigde kosten en capaciteit vast voor de uitvoering van deze maatregelen. 5. De vier mogelijke strategieën om met risico’s om te gaan, zijn het vermijden, het overdragen, het accepteren en het reduceren van risico’s. Leg de gekozen risicostrategie per risico binnen het risicomanagementproces in de rapportages vast en licht de keuze toe. Leg daarbij ook vast door welk orgaan of persoon deze keuze is gemaakt. 6. Formuleer voor risico’s heldere tolerantiegrenzen voor projectmanagement, managementni veau en bestuur. Niet alleen voor het financiële aspect, maar ook voor de looptijd, kwaliteit en het programma van het project. Een voorbeeld van een dergelijke tolerantiegrens is dat wanneer bij een risico een vertraging wordt geconstateerd van meer dan 3 maanden dit via de reguliere routine wordt gerapporteerd aan de raad en dat bij een vertraging van een jaar of meer de raad actief wordt geïnformeerd. 7. Risico’s met een risicoscore waarvoor een acceptatiegrens is vastgesteld, moeten altijd wor den toegelicht. Aanvullend op de NURW moeten de ontwikkeling van bestaande risico’s met deze score en de voortgang van beheersmaatregelen altijd worden toegelicht. Hierdoor wordt van de uitvoering en kwaliteit van het risicomanagement controleerbaar en inzichte lijk. 8. Neem in de risicorapportages een categorie ‘totaal overige risico’s’ op. Hierdoor wordt in zicht gekregen in de financiële omvang van alle risico’s. Hierin dienen ook de risico’s te wor den opgenomen die verder niet aan de gemeenteraad worden toegelicht. 9. Geef per grondexploitatie de gehanteerde parameters kostenstijging, opbrengstenstijging en rekenrente weer en onderbouw deze. 10. Maak per grondexploitatie een uitgebreide risicoanalyse, waarin de afzonderlijke risico’s per grondexploitatie, een scenarioanalyse en een gevoeligheidsanalyse worden weergegeven. 11. Rapporteer in de paragraaf weerstandsvermogen van de Programmabegroting, Kadernota en Jaarrekening per individueel materieel risico per project in plaats van deze risico’s samen te voegen. Hierdoor wordt de opbouw van het totale actuele risico transparant weergegeven en wordt deze voor de gemeenteraad controleerbaar. 13 12. Formuleer heldere beleidsregels in het geval niet kan worden volstaan met een actualisatie van de grondexploitatie, maar de grondexploitatie middels een herziening ter goedkeuring aan de raad moet worden voorgelegd. Formuleer daarbij in ieder geval regels voor substanti ele projectwijzigingen op de aspecten (financiën, tijd, kwaliteit, risico’s en scope). Voorbeel den hiervan zijn een wijziging van het financieel resultaat met meer dan € 1 miljoen, een wij ziging van de looptijd van 1 jaar of meer en een programmawijziging van 10 woningen of meer. Met de vaststelling van deze specifieke normen wordt de wettelijke richtlijn die volgt uit de “Notitie Grondexploitatie bijgesteld” van de Commissie BBV (2012) geïmplementeerd. Daarnaast wordt hiermee de onduidelijkheid opgelost wanneer aan de raad wel en wanneer aan de raad niet een grondexploitatieherziening moet worden voorgelegd. 13. Laat het risicomanagement verder deel uitmaken van het projectmatig werken. Organiseer robuust toezicht, voortgangsbewaking en controle op het risicomanagement en beheer. Geef daarbij voldoende aandacht aan de evaluatie van de gehanteerde beheersmaatregelen. Overweeg of hiervoor binnen de organisatie een aparte risicomedewerker moet worden aangesteld. 14. Werk aan een verdere professionalisering van eenduidige rapportage over risico’s. Voer deze eenduidigheid in alle verschillende rapportages door. Maak uitsluitend onderscheid door heldere tolerantiegrenzen te formuleren. Een voorbeeld van een dergelijke tolerantiegrens is de grens van risico’s met score 9 of hoger. Op grond van de NURW geldt hiervoor een infor matieplicht aan de raad. Geef standaard in de rapportages de verschillen tussen verschillen de rapportagemomenten aan op het gebied van risico’s en de getroffen beheersmaatrege len. Hierdoor worden de ontwikkelingen in de tijd helder en kunnen deze ook worden geëva lueerd. 15. Zorg ervoor dat er in de toekomst ten aanzien van risicomanagement wel gerapporteerd wordt conform bestaande wet en regelgeving en bestaande gemeentelijke beleidsregels. BESTUURLIJKE REACTIE COLLEGE Zie bijlage. NAWOORD REKENKAMERCOMMISSIE Wij danken het college voor zijn uitgebreide reactie op het onderzoeksverslag. Wij betreuren het dat het college onze analyses niet onderschrijft, maar zijn verheugd dat inmiddels verbeteringen in de administratieve organisatie en het risicomanagement worden doorgevoerd. Het college brengt naar voren dat wij bij de verwerking van het ambtelijk wederhoor niet zijn ingegaan op een aantal fundamentele opmerkingen die in een begeleidende brief bij de ambtelijke reactie zijn neergelegd. Dat is juist. Echter, de bedoeling van het ambtelijk wederhoor is het 14 verifiëren van de weergave van de feiten, niet het voeren van een fundamentele discussie over insteek en aanpak van het onderzoek zelf. De aanvullende documenten die naar aanleiding van het ambtelijk wederhoor zijn toegestuurd, zijn bestudeerd en gebruikt bij de verificatie en bijstelling van het onderzoeksverslag. De conclusies van het onderzoek zijn er evenwel niet door veranderd. De hoofdconclusies van het onderzoek zijn dat het risicomanagement niet gestandaardiseerd, gestructureerd en op een eenduidige wijze plaatsvindt en dat risico’s en het benodigd weerstandsvermogen onjuist en onvolledig worden gerapporteerd. Deze conclusies worden bereikt door toetsing aan wettelijke normen en de door de raad vastgestelde Nota Uitgangspunten Risicomanagement en Weerstandsvermogen. Uit de reactie van het college zou de indruk kunnen ontstaan dat in het onderzoek voornamelijk getoetst is aan (onduidelijke en slecht kenbare) ‘deskundigennormen’. Wij hechten er daarom aan te benadrukken dat eerst en vooral aan de wet en de afspraken met de raad, zoals neergelegd in de genoemde nota, is getoetst en dat onze conclusies op basis daarvan moesten worden getrokken. Het college geeft onderaan op pagina 4 aan bezig te zijn met het doorvoeren van verbeteringen in het risicomanagement en daarbij een aantal van onze aanbevelingen mee te nemen, alsmede (op pagina 5, voorlaatste alinea) een aantal van onze aanbevelingen over te willen nemen. Wij raden de raad aan het college te vragen op welke aanbevelingen daarbij precies wordt gedoeld en met hem in discussie te gaan over het uitvoeren van de overige aanbevelingen die wij op basis van het onderzoek hebben gedaan. 15 BIJLAGE: Onderzoeksdeelvragen Project en fasewijzigingen Leeksterveld en Oostindie 1. Wat waren de uitgangspunten van de projecten Leeksterveld en Oostindie bij aanvang? 2. Welke ontwikkelingen hebben beide projecten vanaf 2000 tot en met juni 2013 doorlopen? 3. Welke college en raadsbesluiten zijn gedurende de onderzoeksperiode genomen ten aan zien van beide projecten. In welke documenten is dit vastgelegd (o.a. stedenbouwkundig plan, grondexploitatie, overeenkomsten)? 4. Welke belangrijke project en fasewijzigingen hebben bij de projecten Leeksterveld en Oost indie plaatsgevonden? Wanneer en waarom vonden deze wijzigingen plaats? Wat waren de gevolgen? Welke partijen waren betrokken bij deze wijzigingen? 5. Hebben deze wijzigingen geleid tot wijzigingen in het risicomanagement? Risicomanagement 6. Op welke wijze is in de gemeente Leek het risicomanagement vorm gegeven en welke be leidskaders liggen daaraan ten grondslag? 7. In hoeverre voldoet het huidige risicomanagementbeleid en de implementatie ervan aan de basisvoorwaarden voor adequaat risicomanagement? 8. Zijn de verantwoordelijkheden voor de projecten zo verdeeld dat goede risicobeheersing mogelijk is? 9. In welke frequentie zijn de grondexploitaties van Leeksterveld en Oostindie herzien en past dat binnen het gemeentelijk beleid? 10. Op welke momenten en op welke wijze dient bij projecten op gebied van risicomanagement in de gemeente Leek te worden bijgestuurd? Hoe wordt daarover gerapporteerd? 11. Zijn er door de raad vastgestelde acceptatiegrenzen? Zijn deze grenzen overschreden zonder dat vooraf hiervoor instemming is gevraagd van de raad? 12. Wordt er in de grondexploitaties over alle kernvariabelen grondexploitaties gerapporteerd? 13. Is het uitgevoerde risicomanagement voor de projecten Leeksterveld en Oostindie volledig, effectief en efficiënt? 14. Hoe verhouden de risico’s zich ten opzichte van de weerstandscapaciteit en weerstandsre serve? Is er sprake van een portefeuillebrede aanpak? Regionale samenwerkingsverbanden 15. Wanneer zijn deze samenwerkingsverbanden opgericht en wat is de doelstelling van deze samenwerkingsverbanden? 16. Welke bevoegdheden hebben deze samenwerkingsverbanden ten aanzien van de projecten Leeksterveld en Oostindie? 17. Wat was de rol van de regiosamenwerkingsverbanden op de projecten Leeksterveld en Oost indie bij project en fasewijzigingen? 18. Welke invloed is er vanuit de samenwerkingsverbanden op de projecten Leeksterveld en Oostindie? Indien aanwezig, heeft deze invloed tot wijzigingen geleid? Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden gemeenteraad 19. Wat zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de gemeenteraad ten aan zien van de projecten Leeksterveld en Oostindie? 20. Hoe heeft de gemeenteraad deze taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden geduren de de onderzoeksperiode ingevuld? 16 21. Is, en zo ja wanneer, de raad geïnformeerd over project en fasewijzigingen gedurende de onderzoeksperiode? 17
© Copyright 2024 ExpyDoc