Snert Na een ruige tocht bij echt hondenweer is het altijd weer fijn om behouden in de haven aan te komen. Hongerig als we dan zijn, hoort bij zulk snertweer een lekker bord erwtensoep: Snert Woorden als snertweer, snertding, snertwerk, snertjoch, snerttocht, snertboek betekenen doorgaans niet veel soeps. Volgens Van Dale’s Groot etymologisch woordenboek is het woord snert in de betekenis van erwtensoep bekend sinds 1768. Het is waarschijnlijk verwant aan het woord sneirts dat met drinken te maken heeft. Met eenen sneirts betekent: in één teug. Hollandse soldaten in Nederlands-Indië gebruikten omstreeks de vorige eeuwwisseling de uitdrukking een hap snert voor een glas jenever. En bij de marine beschouwden de matrozen snert als hun rats, kuch & bonen. Volgens Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal is snert afgeleid van het Oostfriese snirt en betekent het een dunne soep, iets van weinig belang. Erwtensoep met worst is een traditioneel Nederlands gerecht dat vooral in de winter gegeten wordt. De soep wordt van oudsher gegeten met roggebrood, belegd met katenspek, kaas of boter. In Scandinavische landen zijn pannenkoeken het traditionele dessert na erwtensoep. De soep smaakt het beste als deze een dag van tevoren in een grote hoeveelheid wordt bereid. Gekoeld blijft de soep een aantal dagen goed, maar hij kan ook prima worden ingevroren. De hoeveelheden van de diverse ingrediënten variëren. In totaal moet er zoveel groente aan de soep worden toegevoegd dat de massa bijzonder dik wordt. Mijn vader vroeg altijd of we erwtensoep met een rietje, een lepel of mes en vork wilden. De bemanning aan boord koos steevast voor de laatste variant met drijfijs, waarin dobbelsteentjes spek in het bord dreven. Je hebt nodig: 500 – 600 gram schouderkarbonade aan het stuk, 2 rookworsten, 300 gram spliterwten en 200 gram groene erwten (of 500 gram spliterwten), 3 á 4 liter water, 3 stengels prei (gebruik ook het groen!), 1 bos selderij, 1 selderijknol, kleine winterpeen, 2 aardappelen, handje spruiten, klein blikje doperwtjes, zout, peper, 1 theelepel tijm. Zo maak je het: Was de erwten en laat ze – indien mogelijk – een paar uur weken. Zet hele erwten een dag van te voren in de week. Zet het vlees met de erwten en een flinke hoeveelheid water op. Voeg na een half uur de schoongemaakte en fijn gesneden groenten en kruiden toe. Laat alles in ongeveer 2 uur gaar koken. Af en toe roeren, zodat de soep niet kan aankoken. Laat de laatste 20 minuten de worst in zijn geheel meetrekken. Als de soep klaar is, het vlees en de worst snijden en het blikje doperwtjes toevoegen. Eet hierbij sneetjes roggebrood met (katen)spek of kaas. En vergeet niet de pot met mosterd op tafel te zetten. Mieke Hollebrand-Bonsang
© Copyright 2024 ExpyDoc