Papieren Spreekuur

Papieren Spreekuur
Haematologie
1. Noem twee situaties waarbij een standaard Hb meting verkeerd geïnterpreteerd kan
worden doordat de meting een lagere waarde aangeeft dan wezenlijk het geval is.
2. Hoe komt een patiënte met sikkelcellen tijdens een crises aan haar pijn?
3. Vitamine K is nodig voor de vorming van 4 stollingsfactoren. Noem twee situaties
waarbij er makkelijk een vitamine K tekort kan ontstaan.
4. Welke therapie is aangewezen bij een door chemotherapie opgewekte diepe
granulocytopenie?
Huiselijk Geweld
1. Hoe vaak heeft u de laatste 3 jaar in uw praktijk te maken gehad met huiselijk
geweld?
En betrof dit geweld t.a.v. kinderen, ouderen ,tussen partners onderling of anders?
2. Bent u bekend met de Meldcode huiselijk geweld
Wilt u een casus in gedachten nemen waar sprake was van huiselijk geweld. De casus is
bedoeld als warming-up. maar zal zelf niet worden gebruikt tijdens het onderdeel
huiselijk geweld.
3. Kunt u de casus kort opschrijven.
4. Welke signalen heeft u als huisarts opgemerkt, die zouden kunnen duiden op
huiselijk geweld?
5. Is het u gelukt uw vermoeden van huiselijk geweld bespreekbaar te maken? Hoe
heeft u dit aangepakt en hoe is het verlopen? Wat hielp wel en wat hielp niet?
Chirurgie
1.
Welke factor is het meest belangrijk voor een goede wondgenezing?
a. Gebruik van het juiste snij- en hechtmateriaal
b. Hechttechniek van de behandelaar
c. Wondspanning
d. Afdoende en correcte desinfectie, cq nettoyage van de wond
2. Welk middel kun je het best gebruiken voor desinfectie van een snijwond?
a. Alcohol 70%
b. Betadine of Jodium
c. Chloorhexidine of Hibicet
d. Dettol
e. Water
3. En welk middel gebruik je voor desinfectie van een schaafwond?
a. Alcohol 70%
b. Betadine of Jodium
c. Chloorhexidine of Hibicet
d. Dettol
e. Water
4.
Met welk middel verdoof je voordat je een snijwond hecht of een huidafwijking
excideert op de romp, het hoofd, aan een arm of een been? Beïnvloed de leeftijd van
de patiënt jouw keuze? – Ja / Nee
a. Lidocaïne 1% (of Xylocaïne)
b. Lidocaïne 2%
c. Lidocaïne met adrenaline
5. Met welk middel verdoof je voordat je een snijwond hecht of een huidafwijking
excideert aan vingers, tenen, oren of neus? Hoeveel milliliter lokaal anestheticum
mag je maximaal injecteren in dit gebied?
a. Lidocaïne 1% (of Xylocaïne)
a. 1ml
b. Lidocaïne 2%
b. 2ml
c. Lidocaïne met adrenaline
c. 4ml
6. Welk mesje (maat) kies je om een huidafwijking op de romp, een arm, been of de
behaarde hoofdhuid te excideren?
a. Scalpelmesje maat 10 (passend bij scalpel maat 3)
b. Scalpelmesje maat 15 (passend bij scalpel maat 3)
c. Scalpelmesje maat 20 (passend bij scalpel maat 4)
d. Scalpelmesje maat 22 (passend bij scalpel maat 4)
7.
Welke hechtdraad (maat) kies je om een huidafwijking op de romp, een arm, been of
de behaarde hoofdhuid te hechten?
a. Ethilon 3.0
b. Ethilon 4.0
c. Ehilon 5.0
En welke voor het gelaat of een vinger?
a. Ethilon 3.0
b. Ethilon 4.0
c. Ehilon 5.0
8. Wanneer kun je gebruik maken van diathermie? (Meerdere antwoorden mogelijk)
a. Oppervlakkig verwijderen van een papuleuze benigne huidafwijking (zoals
naevus of dermatofibroom)
b. Excideren van een benigne huidafwijking (zoals niet-verheven naevus)
c. Coaguleren van een klein arteriëel bloedinkje
d. Ontlasten van een subunguaal hematoom
e. …
9. Wanneer een patiënt 8 jaar geleden voor het laatst is ingeënt tegen Tetanus en als
kind volledig gevaccineerd is, krijgt hij/zij de volgende profylaxe bij een snijwond:
a. Patiënt krijgt geen profylactische injecties
b. 1 injectie met het tetanusvaccin
c. 1 injectie met het tetanusvaccin en 1 injectie met antistoffen
10. Wanneer een patiënt 12 jaar geleden voor het laatst is ingeënt tegen Tetanus en als
kind volledig gevaccineerd is, krijgt hij/zij de volgende profylaxe bij een snijwond:
a. 1 injectie met het tetanusvaccin
b. 1 injectie met het tetanusvaccin en 1 injectie met antistoffen
c. 1 injectie met het tetanusvaccin, 1 injectie met antistoffen, over 1 maand
een 2e injectie met vaccin en over 6 maanden een 3e injectie met vaccin
11. In welk geval geef je antibiotische profylaxe aan een patiënt met een wond?
(Meerdere antwoorden mogelijk)
a. Patiënt uit een risicogroep (zoals diabeet, immuungecompromitteerd)
b. Patiënt met een hartklep of vaatprothese
c. Patiënt met een prothese (zoals heup-, knie-, schouderprothese)
d. Kleine kinderen en ouderen
e. Een gecontamineerde wond
f.
Een wond in het gelaat of aan een hand of voet
g. …
Reumatologie
Casus patiënt met keelpijn.
Een 50 jarige man komt op uw spreekuur in verband met hoesten sinds 2 weken. Af en
toe heeft hij zijn temperatuur (rectaal) opgenomen: 38 graden. Verder is hij niet erg
ziek, hij is niet benauwd. U kent deze man nauwelijks, een snelle blik op het scherm
vertelt u dat hij in geen jaren is geweest. In de probleemlijst staan de episodes algemeen
journaal en gewrichtsklachten.
Bij lichamelijk onderzoek hoort u over de longen enkele losse rhonchi. In eerste instantie
denkt u aan een bovenste luchtweginfectie en u overweegt het nog even aan te zien. Net
voor het beëindigen van het consult kijkt u toch nog even in de actuele medicatielijst.
Patiënt blijkt naproxen, methotrexaat en foliumzuur te gebruiken.
1.
Blijft u bij het aanvankelijk voorgenomen beleid? Waarom wel/niet?
2.
Verricht u verder lichamelijk onderzoek? Waarom wel/niet?
3.
Vraagt u lab-onderzoek aan? Waarom wel/niet? Wat kruist u aan op het formulier?
4.
Vraagt u andere aanvullend onderzoek aan, zo ja welk en waarom?
5.
Overlegt u met de behandelend reumatoloog?
6.
Checkt u de gebruikte dosering methotrexaat en past u de dosering aan? Zo ja hoe
dan?
Patiënt blijkt al jaren bij de reumatoloog onder behandeling vanwege een ernstige
reumatoïde artritis. U wijzigt de episode gewrichtsklachten in reumatoïde artritis en
besluit de laatste brief van de reumatoloog nog eens goed door te lezen; de conclusie
luidt dat sinds patiënt Humira gebruikt de gewrichtsklachten sterk zijn verbeterd.
7. Verandert het gebruik van Humira de antwoorden op de vragen 1-5?
8. Past u de dosering van Humira aan en zo ja hoe dan?
9. Welke controle op welke termijn spreekt u met patiënt af?
10. Heeft deze patiënt een ruiter griepvaccinatie in uw HIS?
Dilemma’s
Patiënt A vraagt u een ‘eigen verklaring’ CBR te ondertekenen.
Patiënt is diabeet en moet rijbewijs vernieuwen. De eigen verklaring is zelf ingevuld met
enkele positief beantwoorde items. Een ‘arts’ moet deze items op het formulier toelichten
en ondertekenen.
1. Doet u dit voor uw eigen patiënten ?
2. En doet u dit voor patiënten uit een andere praktijk, waarvan de eigen huisarts dit
niet wil doen ?
3. Hoe pakt u dit aan voor uw eigen patiënt ?
6. Hoe pakt u dit aan voor de waarneempatiënt, waarvan u geen medische gegevens
kunt inzien ? (alleen anamnese of doet u toch een ‘rijbewijskeuring’ waarvoor op het
formulier geen plaats is).
7. Wat rekent u voor uw handelen aan de patiënt?
Enkele weken later krijgt u een verzoek van het CBR om nog enkele aanvullingen te
geven op de door u ondertekende verklaring.
8.
Wat doet u nu ? Als het uw eigen patiënt is of als het uw waarneempatiënt is, en wat
rekent u?
De heer E 48 jaar, bezoekt het spreekuur.
Hij heeft recent, via de assistente, een lab formulier gevraagd en komt nu op het
spreekuur om de uitslagen te vragen en te bespreken.
In uw aantekeningen ziet u dat dit 3 jaar geleden ook gebeurd is, toen n.a.v. een
overlijden in de schoonfamilie (hartproblematiek). De heer A is een corpulente man,
rookt, doet niet aan sport.
De lab uitslagen zijn cholesterol totaal 6.3, HDL-chol. 1.06, LDL chol. 3.9, TG 2.2, ratio
5.9. Glucose nuchter 6.1, HbAc1 41
3 jaar geleden waren deze 6.2, HDL 1.2, LDL 3.8, TG 2.0, ratio 5.2, gluc 5.9, HbAc1 39.
U ziet in uw aantekeningen dat de tensie destijds 146/88 was. Gewicht en lengte niet
genoteerd, maar toen en nu waarneembaar overgewicht. In het journaal genoteerd:
uitleg en adviezen, controle tensie 3 maanden. Zoals u gewoon bent te doen bestaat de
uitleg over voorlichting cardiovasculaire problematiek en de algemene adviezen uit
afvallen, meer bewegen, dieet houden, roken staken, etc. Patiënt is niet geweest op de
controle afspraak.
U meet nu opnieuw de tensie (138/92), lengte 1.75, gewicht 93 kg.
9. Wat doet u nu?
U geeft opnieuw uitleg over de cardiovasculaire risico’s van de huidige leefstijl van patiënt
en spreekt af om nu wel na enkele maanden dit te evalueren.
Patiënt haalt een formuliertje uit de jas, en vraagt u om dit te ondertekenen.
Het is een dieetverklaring voor de belastingdienst. Patiënt heeft voor het eerst een
belastingadviseur in de arm genomen, en deze heeft hem verteld dat er teruggave is bij
het houden van een dieet. U hebt immers enkele jaren geleden gezegd dat patiënt dieet
moest houden, en dat komt nu (financieel) goed uit. U bekijkt het formulier, aangekruist
zijn diverse diëten, zoutbeperking en nierfunctiestoornis, cholesterolverlagend.
10. Wat doet u nu? Tekent u de verklaring?
11. Wilt u de verklaring tekenen, terwijl u objectief kunt waarnemen dat er niets
veranderd is?
12. Mag u de verklaring tekenen, terwijl u niet kunt nagaan of de patiënt daadwerkelijk
dieet gehouden heeft?
Feedback:
Vrijdag gaan we het hebben over feedback - een spel van geven en nemen. Beschrijf een
situatie waarin je iemand feedback zou willen geven, maar dat tot nu toe niet gedaan
hebt.