Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug. Tijdschrift - toelating gesloten verpakking Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X 2099 Antwerpen X n° BC 6379 erkenning: p303221 PB-nr. B-4883 2 6 m a a r t 2 0 14 | nr 7 | 2 5 s t e j a a r g a ng | w w w. k ul e u v e n . be / c k / t i jdschrif t va n de k u l eu v en “Ik werk geen dag meer tegen mijn zin” le ven na Leuven: media-arts marleen finoulst [14] Het zwakke broertje in de zee (© Wouter Van Vooren) Wijzen in het Vaticaan Bisschop Johan Bonny maakt leden van een Leuvense delegatie attent op de verborgen plekjes van Vaticaanstad. De top van de universiteit trok begin maart op eigen initiatief naar Rome om de banden met het Vaticaan aan te halen. “Wij koesteren onze rijke katholieke traditie, maar ook onze academische vrijheid”, zei rector Rik Torfs (rechts op de foto) in een gesprek met Pietro Parolin, na de paus de hoogste bestuurder binnen de kerk. Verder op de foto, vlnr: vicerectoren Danny Pieters, Wim Robberecht en Katrijn Malfliet, Jos Vaesen (directeurgeneraal Rectorale Diensten) en Marc Decramer (gedelegeerd bestuurder UZ Leuven) DNA-staal levert robotfoto op Weliswaar nog niet voor morgen, maar misschien wel overmorgen: een goed gelijkende virtuele foto op basis van een haartje, in plaats van dubieuze robotfoto’s van aarzelende getuigen. “Ik ben heel enthousiast maar ook voorzichtig, het eerste om wat er al kan, het tweede om geen gekke verwachtingen te wekken”, zegt Peter Claes van de Afdeling Beelden Spraakverwerking (ESAT/ PSI) en van het Medical Imaging Research Center op UZ Gasthuisberg. “We zijn echt nog niet toe aan een gegarandeerd juiste en volledige voorspelling van het gelaat, op basis van bijvoorbeeld een speekselstaaltje. Wat we aangetoond hebben is dat het kan, en dat de resultaten duidelijk in de goede richting gaan.” Verschijningsdata Campuskrant gedachte groeide om op grond van genetisch materiaal een gezicht te visualiseren.” “Het vergde nog heel wat studie om onze domeinen – medische beeldOrigineel gezicht en robotfoto op basis van DNA vorming en gene(© New Scientist) tica – met elkaar te doen sporen, maar De oorsprong van de publica- ik heb het gevoel dat we nu in een tie in PLOS Genetics ligt in een stroomversnelling geraakt zijn, al mailtje van Mark Shriver van blijf ik hameren op het vele werk Penn State University, zowat zes dat nog moet gebeuren.” jaar geleden. “Mark reageerde op mijn doctoraat, dat ging over Rijke beschrijving visualiseringstechnieken bij cra- “Ons gelaat is de toegang tot een niofaciale reconstructie: sche- zeer groot deel van ons wezen. del- en gelaatsherstellende chi- Het geeft informatie over onze rurgie dus. Hij had een database gezondheid, geslacht, emoties, met 3D-beelden van gezichten en noem maar op. Het is dus ook bijhorende DNA-gegevens, en de heel complex.” pagina 7 nr. 8 – 30 apr 2014 nr. 9 – 28 mei 2014 “ADHD groeit er niet uit, nee” l agere sl a agk ansen vr agen ook in hoger onderwijs om individuele a anpak [5] Op basis van het genetisch materiaal uit een DNA-staal is het mogelijk om iemands gelaatstrekken behoorlijk goed te (re)construeren. Postdoctoraal onderzoeker Peter Claes en zijn collega’s beschrijven de techniek in een recente publicatie in PLOS Genetics. Forensische, antropologische en medische toepassingen liggen – bijna – voor de hand. Ludo Meyvis bescherming van k we tsbare tarbot is ma atstaf voor goed visbeheer [3] “Erfgoed vernielen is een groeimarkt” archeoloog joris kil a trek t na ar br andha arden om cultuur te beschermen [11] “Zó klink ik dus” eigen geluid van schrijver jef aerts bekroond me t boekenleeuw-nominatie [15] Hoge druk in de studio jill pee ters l a at weermannen in spe proe ven van he t echte werk [19] nr. 10 – 25 jun 2014 nr. 1 (jg 26) – 24 sep 2014 nr. 2 (jg 26) – 22 okt 2014 2 Nieuws campuskrant Column: walter pauli colofon Maandelijks tijdschrift van de KU Leuven hoofdRedactie Sigrid Somers Reiner Van Hove Redactie Tine Danschutter, Ilse Frederickx, Jack McMartin, Ludo Meyvis, Julia Nienaber, Sarah Somers, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen, Inge Verbruggen Redactieadres Naamsestraat 22 – bus 5002 3000 Leuven T 016 32 40 13 [email protected] Adreswijzigingen Alumni Lovanienses Naamsestraat 63 – bus 5601 3000 Leuven [email protected] medewerkers Ines Minten, Katrien Steyaert Grafisch ontwerp Catapult, Antwerpen Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen Fotografie Rob Stevens Cartoons Joris Snaet Reclameregie Inge Verbruggen T 016 32 40 15 [email protected] Oplage 36.200 ex. Drukwerk Eco Print Center, Lokeren (© KU Leuven | Rob Stevens) Campuskrant Kopstukken en kingmakers Onlangs modereerde ik een politiek ‘kopstukkendebat’ in aula Max Weber. In het panel zat een jong en tot nu toe onbekend gezicht: Line De Witte, Vlaams lijsttrekker van de PVDA en ook onderzoekster aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek van de KU Leuven. Tegen kleppers als Koen Geens en Bruno Tobback trok zij haar streng, alsof het de vanzelfsprekendste zaak van de wereld was. Die avond vroeg ik me af: zou Line De Witte eigenlijk beseffen dat wat zij doet, nog niet zo lang geleden quasi onmogelijk was? Namelijk dat een Leuvens vorser openlijk, en zonder tegenwerking van de academische overheid, voor (bijna) elk politiek engagement kan uitkomen? Tot en met de jaren zeventig sloten Leuvense academici zich aan bij de CVP (de grote meerderheid) of de Volksunie (een rumoerige minderheid). Echte glansrollen waren er voor christendemocraten als vader Gaston en zoon Mark Eyskens, beiden politicus van aard en professor van natuur. Het academische en het politieke vloeiden in elkaar over, zeker als het christendemocratisch was. Zo was de Leuvense Raad van Bestuur niet zomaar een beleidsorgaan, maar ook een belangrijk (en relatief discreet) beslissings- en ontmoetingscentrum van de christelijke zuil. Voor iemand als de latere rector Roger Dillemans was dat zelfs zijn tweede natuur: mee de christendemocratie sturen. Niet vanuit een verkozen politiek mandaat, maar vanuit zijn academische positie. De boeken van Hugo De Ridder leren hoe actief en invloedrijk hij was. Eén voorbeeld: in 1972 vergadert op het kabinet van cultuurminister Van Mechelen (ook een Leuvense prof) een aantal mannen over de kwestie wie de nieuwe CVP-voorzitter wordt. De Ridder: “Als de kandidaten worden binnengeroepen, zegt Roger Dillemans: ‘Het verdict is gevallen. Wilfried wordt voorzitter.’” Wilfried Martens dus, die nadien uitgroeit tot een van de belangrijkste Belgische politici. En Roger Dillemans was een van zijn belangrijkste kingmakers. In de jaren tachtig veranderde dat. De studentenbeweging was al naar links geëvolueerd, nu wilden professoren als Luc Huyse (een socioloog) en Lode Van Outrive (een criminoloog) zich outen als ‘socialist’. Veel andere professoren vonden nog dat dit niet kon, sommigen eisten zelfs hun verwijdering van de universiteit. Tot op een professorenbal rector De Somer ostentatief mevrouw Huyse ten dans vroeg. En zo duidelijk maakte dat hij zijn professoren vrij liet in hun politieke keuze. Toch binnen bepaalde grenzen: kleinlinks (en extreemrechts) bleven moeilijk liggen, zo niet onmogelijk. Hun studentenwerkingen werd gedoogd, maar daar stopte het ongeveer. Nog in 1986 werd een PVDA’er geweigerd als studentendokter. Hij had het juiste diploma, maar de foute inzichten. En in 2000 was er ophef omdat een docent uit de rechtenfaculteit een VB’er bleek te zijn. “Met een dans maakte rector de somer duidelijk dat hij zijn professoren vrij liet in hun politieke keuze.” Maar als de samenleving verandert, dan dus ook de politieke partijen, en de universiteiten. In een instelling met ex-CD&V-senator Rik Torfs als rector en zijn ex-N-VA-collega Danny Pieters als vicerector, engageert men zich over het hele politieke spectrum. Niemand maalt erom dat economist Paul De Grauwe een liberaal senator was, of dat exSP.A-minister Frank Vandenbroucke verbonden is aan de Onderzoeksgroep Economie en Overheid. En vandaar dat op een verkiezingsdebat in aula Max Weber, helemaal aan de linkerzijde van de tafel, een jonge academica met een al even links ideeëngoed plaatsnam. Haar buurman was trouwens VB-parlements-lid Joris Van Hauthem. Alsof het vanzelfsprekend is – en dat is het ook. Walter Pauli is redacteur voor Knack. Hij studeerde oude geschiedenis aan de KU Leuven. Kanttekening Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. Huiscartoonist Joris Snaet zet de universitaire actualiteit naar zijn hand. Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen Naamsestraat 22 – bus 5000 3000 Leuven Copyright artikels (© Joris Snaet) Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Honderd jaar na de Brand van Leuven pakt Museum M uit met de expo ‘Ravage’. Lees het artikel op p. 10-11. Nieuws 3 (© Karl Vanginderdeuren) 26 maart 2014 ‘Zwakkere broertje’ van tong is ideale barometer voor overbevissing Help de tarbot! Alle vissen zijn gelijk, maar sommige zijn wat gelijker. Genetisch gezien dan toch. Biologe Sara Vandamme dook in de genen van de platvissen tarbot en griet. Ze keek hoe het gesteld is met hun genetische diversiteit. Spoort het huidige beleid tegen overbevissing wel met de biologische realiteit? Wouter Verbeylen “Nog niet zo héél lang geleden dacht men dat overbevissing eenvoudigweg onmogelijk was”, zegt biologe Sara Vandamme. “De visvoorraad in de oceanen leek oneindig groot, en dus onuitputtelijk. Maar inmiddels zijn een heel aantal vissoorten met uitsterven bedreigd door overbevissing. In Europa legt de Europese Commissie al sinds 1983 strenge visquota op, en die beginnen nu gelukkig enig effect te hebben.” Al is het te vroeg voor euforie: begin maart waarschuwde het Europees Milieuagentschap nog dat overbevissing ook vandaag een enorm probleem blijft. In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee zijn 9 op de 10 vissoorten nog overbevist. In de Noordzee zijn dat ‘slechts’ 4 soorten op de 10. Vandamme: “88 procent van de Europese stocks zijn overbevist. Er zijn wel degelijk tekenen van voorzichtig herstel, in de Noordzee bijvoorbeeld van schol en haring. Maar met sommige soorten is het inderdaad nog dramatisch gesteld: op kabeljauw mocht in 2013 quasi niet gevist worden.” “Europa dringt aan op meer wetenschappelijke gegevens voor het bepalen van de visquota. Voor een duurzaam visbeheer hebben we informatie nodig over álle beviste populaties. Nu is die er maar voor de helft. Plus: er is een mismatch tussen de biologische realiteit en de politieke realiteit. Historisch hebben beleidsmakers de zee opgedeeld in willekeurige vierkante blokken. Per blok mag elk land bepaalde quota vissen. Maar natuurlijk respecteren vispopulaties deze opgelegde grenzen niet.” Genetisch ongezond De vraag dringt zich dus op: zijn die quota altijd even toereikend? “Momenteel bepaalt men de quota op basis van eenvoudige data: aantallen, lengte, leeftijd ... Ik wilde voor mijn doctoraat nagaan of duurzame visserij niet gebaat is met genetisch onderzoek. Toegegeven: dat is duur en arbeidsintensief, maar je kan er veel van leren over de sterkte van populaties.” Immers: hoe groter de genetische diversiteit binnen een populatie is, hoe sterker die is, en dus beter bestand tegen uitsterven. Een populatie van een diersoort die genetisch alle kleuren van de regenboog heeft, kan wel tegen een stootje. Als ze maar één kleurtje heeft, is ze bijzonder kwetsbaar: één ziekte, één wijziging in het klimaat bedreigt dan meteen de hele groep. “Een bekend voorbeeld is de cheetah”, legt Vandamme uit. “Die was ooit bijna uitgestorven. Gevolg is dat alle cheetahs vandaag nauw aan elkaar verwant zijn, hun genetisch materiaal verschilt nauwelijks. Dat maakt ze genetisch ‘ongezond’: bijzonder gevoelig voor uitsterven. Als één dier niet bestand blijkt tegen een ziekte, of een ecologische verandering, is dat waarschijnlijk het geval voor de hele soort.” Vandamme verzamelde genetische gegevens voor twee soorten platvis: tarbot en griet. “Dat zijn de minder populaire neefjes van de tong en de schol: op die laatste twee wordt gericht gevist, maar tarbot en griet zijn een pak zeld- zamer, ze zijn slechts ‘bijvangst’. Ik heb stukjes van hun vin verzameld over de hele Europese kustlijn, van aan de Baltische Zee in Scandinavië tot aan de Zwarte Zee, en vervolgens gecontroleerd op 15 genetische markers.” “Tarbot en griet zijn heel nauw aan elkaar verwant. Ze hebben ook een gelijklopende geschiedenis van herkolonisatie: tijdens de laatste ijstijd hebben beide soorten zich zuidelijk teruggetrokken, in de Middellandse Zee. Nadien hebben ze zich van daaruit weer naar het noorden verspreid. Je zou dus een gelijkaardige genetische diversiteit verwachten.” “Als je de strengste maatregelen neemt voor de tarbot, bescherm je meteen veel andere vissen.” “Maar uit mijn onderzoek blijkt het tegendeel: de tarbot in de Noordzee valt genetisch uiteen in twee verschillende populaties, daarnaast treffen we nog één populatie aan in de Baltische Zee en één in de Ierse Zee. Bovendien scoren al deze populaties laag qua genetische diversiteit in vergelijking met bijvoorbeeld pladijs en tong. Geen regenboog aan kleuren: we zitten met genetisch monochrome populaties. Bij de griet gaat het slechts om één enkele grote populatie, van noord tot zuid. En die populatie is genetisch heel divers. Kortom: griet is genetisch gezond, tarbot niet.” Watermuur Wat is de oorzaak van die verschillen? Vandamme: “Die moet je zoeken bij de voortplanting bij tarbot en griet, en dan vooral de plaats waar hun eitjes terechtkomen. Halverwege de Noordzee bevindt zich een soort barrière, een front. Ten noorden en ten zuiden daarvan verschilt het water in samenstelling. In mei is dat verschil het grootst, die muur het sterkst. De griet zet haar eitjes vroeger af, zodat ze nog door die muur kunnen reizen, en daardoor blijft het één grote populatie. De tarbot paait later, de eitjes aan twee kanten van de barrière kunnen er niet meer doorheen, er ontstaan twee aparte populaties. Wanneer er minder migratie is, kan dit een negatief effect hebben op de genetische diversiteit.” Volgens Sara Vandamme kan dit soort informatie erg waardevol zijn voor beleidsmakers. “Als er twee populaties tarbot in de Noordzee zitten, die bovendien allebei erg kwetsbaar zijn, moet je die twee groepen ook apart beheren om drama’s zoals overbevissing – en eventueel uitsterven – te vermijden. Ik wil zelfs verder gaan: de tarbot is, net vanwege die kwetsbaarheid, een goede barometer voor duurzaam visbeheer. Als je de strengste maatregelen neemt om de tarbot, duidelijk het zwakkere broertje, te beschermen, dan bescherm je meteen vele andere vissoorten.” Vandammes onderzoek toont aan dat het huidige systeem van ‘quota per vierkant’ allesbehalve ideaal is. “Idealiter komen we tot een ‘ecosysteembenadering’ voor bevissing, waarbij we rekening houden met werkelijke populaties en hun levenswijze. Daarbij moeten we systematisch meten, en goed communiceren, tussen wetenschappers en beleidsmakers, én met de vissers: zij moeten de beperkingen die Europa oplegt uiteindelijk in de praktijk brengen. Ze zullen veel makkelijker hun netten binnen houden, als ze ook begrijpen waar dat allemaal goed voor is.” Dit onderzoek kwam tot stand met steun van het ILVO “Wanneer er 50.000 mensen naar de Heizel afzakken om de Rode Duivels te zien, is dat ook geen psychose. Dat woord wordt te snel gebruikt.” Hoogleraar psychologie Jozef Corveleyn over de toeloop van ‘mirakeltoeristen’ naar het lichtgevende Mariabeeld in het dorpje Jalhay: een massapsychose wil hij het niet noemen. (Het Belang van Limburg, 15/3/2014) “Hoewel een robot scherper kan zien dan een mens, wil men in delicate sectoren toch nog iemand met ‘gezond verstand’ aan de finish, als laatste filter. Want draai of keer het hoe je wil: een machine is een vakidioot.” Monique Ramioul van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving HIVA verwacht niet dat robots de productielijnen volledig zullen inpalmen. (Het Laatste Nieuws, 26/2/2014) 4 Nieuws campuskrant KU Leuven start met opleiding islamitische theologie en godsdienstwetenschappen Vanaf academiejaar 2014-2015 start de KU Leuven met een eenjarige opleiding islamitische theologie en godsdienstwetenschappen. “Geen imamopleiding, wel een academische basisopleiding met focus op de interactie tussen de islam, andere godsdiensten en de westerse cultuur”, verduidelijkt professor Lieven Boeve, decaan van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen. Ilse Frederickx religieuze fenomenen adequaat een – christen, atheïst of moslim moeten analyseren en duiden. Ze – een opdracht geworden. En die De opleiding wordt aangeboden bestuderen ook concrete vormen zoektocht is niet makkelijk.” als optie binnen de Master in de van interreligieuze dialoog. Op de vraag of zo’n opleiding Wereldgodsdiensten, de Interwel thuishoort aan een katholiereligieuze Dialoog en de Religie- Zoektocht naar zingeving ke universiteit, antwoordt Boeve: studie (WIDR). Om toegelaten te Onze maatschappij heeft nood “Moslims opleiden maakt kaworden, moet je dus al minstens aan zo’n opleiding, stelt Boeve: tholieken niet minder katholiek een academische bachelor op zak “Tradities worden niet langer van maar potentieel net meer, want hebben. Professionele bachelors de ene generatie aan de andere bewuster katholiek. En hetzelfde islamleerkracht kunnen een doorgeven. Moderne wetenschap geldt voor moslims en hun geen emancipatie zetten klassieke loofsbeleving. Daarnaast is er schakelprogramma volgen. De nieuwe eenjarige opleiding denk- en gedragspatronen onder het praktische argument dat de richt zich niet alleen tot moslims die hun geloof willen uitdiepen. Islamleerkrachten en -consulenten, mensen die in hun job met islamitische leerlingen, cliënten of patiënten te maken krijgen, en eender wie met interesse voor de islam binnen de westerse context kan de opleiding volgen. Ze laat studenten kennismaken met de manieren waarop binnen de islam over geloof en leven wordt druk. Tegelijk is er een veelheid meeste expertise zich nu al aan nagedacht. Verschillende ge- aan religies en levensbeschou- de KU Leuven bevindt.” loofsperspectieven en -interpre- welijke bronnen. In de huidige “Voor alle duidelijkheid: dit is taties komen daarbij aan bod, samenleving is de zoektocht naar geen imamopleiding”, benadrukt en de studenten leren hoe ze identiteit en zingeving voor ieder- Boeve. Toch sluit hij dat in de toe- “Moslims opleiden maakt katholieken niet minder katholiek maar potentieel net méér, want bewuster katholiek.” Lieven Boeve komst niet uit: “We moeten eerst evalueren hoe dit loopt. Op middellange termijn is uitbreiding tot een volwaardige bachelormasteropleiding van vier of vijf jaar – in samenwerking met de masteropleiding arabistiek en islamkunde van de Faculteit Letteren – een mogelijkheid. Waarbij die uitgebreide opleiding dan ook als imamopleiding kan gelden. Maar dat is afhankelijk van onder andere de erkenning door de moslimgemeenschap en de financiering.” Onbegrepen De nieuwe opleiding ontvangt startgeld van onderwijsminister Pascal Smet, die met een tweesporenbeleid zowel een islamitisch academisch kader als een betere professionalisering voor imams wil bewerkstelligen. “De gezagsdragers in de moslimgemeenschappen in ons land zijn weinig vertrouwd met onze taal en onze cultuur. Moslimjongeren kunnen dan ook maar weinig bij hen te- (© KU Leuven | RS) recht. Ze voelen zich onbegrepen. Daarom nam ik het initiatief om de moslimgemeenschap, de onderwijswereld en de politiek samen te brengen. Deze opleiding is één van de concrete resultaten daarvan”, zegt Pascal Smet. De opleiding kwam tot stand na overleg met vertegenwoordigers van de Vlaamse moslimgemeenschappen, de UGent en de Universiteit Antwerpen. Ondertussen werd Naïma Lafrarchi, onderzoeker aan het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen van de HUB-KAHO, als praktijklector aangesteld. De sollicitatieprocedure voor een professor-islamtheoloog is lopende. Boeve hoopt de opleiding te kunnen starten met 10 tot 20 studenten. Meer info: www.islamstuderen.be Professor Lieven Boeve schreef hierover ook een bijdrage voor ‘KU Leuven Blogt’, de groepsblog door en voor personeel en studenten van de KU Leuven: kuleuvenblogt.be Onze fotograaf Rob Stevens richt zijn lens op de mens achter de actualiteit aan de universiteit, en vuurt vrank en vrij vragen af. Uitgelicht Normaal gezien leidt een openstaande deur in het Begijnhof waar toevallig een pannenkoekengeur uitstroomt niet per definitie tot de edele kunst van het partycrashen, maar als een blik naar binnen in één oogopslag een non en een bunny oplevert, waag ik met plezier de stap. In huis staat Laura Deferm (links op de foto) onvermoeibaar pannenkoeken uit te delen aan een bont gezelschap. Ze blijkt de verantwoordelijke voor de studentenwerking van de Universitaire Parochie (UP) te zijn. Het feest is ter ere van Mardi Gras, ofte Vette Dinsdag, de laatste uitspatting voor de Vasten. “We hebben geregeld avonden als deze, waar de mensen van onze gemeenschapshuizen elkaar kunnen ontmoeten. Maar we vieren sowieso feest bij UP, want we bestaan 50 jaar. Dat vieren we dus, met lezingen en activiteiten allerhande”, vertelt Laura tussen de koeken door. “Ik merk regelmatig dat sommige mensen nog een beetje een oubollig beeld hebben van de UP, terwijl we net openstaan voor mensen van alle achtergronden en overtuigingen, ook religieuze. We proberen christelijke waarden als gastvrijheid, hartelijkheid en respect aan te bieden aan iedereen die op ons een beroep doet, en zo een thuis te creëren voor iedereen die daar nood aan heeft. En dat willen we blijven doen.” Waarna het volk mort en de hongerigen gespijsd moeten. www.kuleuven.be/up/50-jaar-up/ 26 maart 2014 Nieuws 5 Studeren met - en ondanks ADHD Jongens op de lagere school die Alle Dagen Heel Druk zijn, en rilatine. Tot daar het beeld van ADHD bij het grote publiek. Maar ook universiteitsstudenten kunnen nog te kampen hebben met ADHD. Vorig academiejaar kregen 230 studenten aan de KU Leuven om die reden het statuut van student met functiebeperking. Ine Van Houdenhove Groeit ADHD er dan niet uit? Professor Dieter Baeyens is klinisch psycholoog, verbonden aan de Onderzoekseenheid Gezins- en orthopedagogiek, professor Saskia Van der Oord is klinisch psycholoog en gedragstherapeut (Onderzoekseenheid Klinische Psychologie). Volgens hen heeft naar schatting 90% van wie als kind de diagnose ADHD kreeg, als volwassene nog steeds last. Baeyens: “Moeite met concentreren, hyperactiviteit en impulsiviteit zijn de drie belangrijkste kenmerken van ADHD of voluit Attention Deficit Hyperactivity Disorder. In de wandeling noemt men het onoplettende subtype, waarbij geen sprake is van hyperactiviteit, ook wel ADD.” Van der Oord: “ADHD blijft levenslang aanwezig, maar het beeld verandert wel: vanaf de puberteit neemt de impulsiviteit af en gaat het drukke gedrag over in innerlijke rusteloosheid. Volwassenen en adolescenten met ADHD hebben meestal naast concentratieproblemen ook moeite met plannen, prioritiseren, hoofd- en bijzaken onderscheiden, uitstelgedrag, onthouden wat net gezegd is …" "Dat levert uiteraard de nodige moeilijkheden op bij de overgang naar het hoger onderwijs. Plots valt veel structuur weg en moet je je studie en je dagelijkse leven helemaal zelf zien te organiseren, en kunnen weerstaan aan de vele verleidingen om iets anders te doen dan studeren. Bij een aantal studenten, die zich dankzij hoge intelligentie of veel hulp van de ouders hebben weten te redden in het middelbaar, wordt zelfs pas op dat moment duidelijk dat ze ADHD hebben.” Terrasje of diploma? Uit internationale gegevens blijkt dat studenten met ADHD bij gelijke intelligentie minder slaagkansen hebben dan hun studiegenoten. Biedt rilatine dan geen soelaas? Baeyens: “Niet voor alle problemen. ADHD is een verzameling symptomen waaraan verschillende mechanismen ten grondslag kunnen liggen – al dan niet in combinatie met elkaar. Voor die mechanismen is er een neurobiochemische basis, als gevolg van een genetische kwetsbaarheid die in wisselwerking is met omgevingsfactoren.” Van der Oord: “Een eerste mechanisme betreft de executieve functies: een actie die in gang is gezet weer kunnen stopzetten, kunnen plannen en kunnen online houden waar je mee bezig bent, zonder afgeleid te worden – wat we het werkgeheugen noemen. Daarnaast is er het mechanisme rond motivatie: ga je voor de directe beloning – nu op een terrasje zitten – of voor de uitgestelde – je diploma halen? En dan is er nog het niet goed kunnen inschatten van tijd: overschatten hoeveel tijd je nog hebt voor een bepaalde taak en onderschatten hoelang iets in beslag zal nemen. Aan ADHD kunnen dus uiteenlopende problematieken ten grondslag liggen. Vandaar het belang van een individuele aanpak.” To-do-lijst Van der Oord: “Medicatie, zoals rilatine, slaat aan bij 90% en kan een groot effect hebben op impulsiviteit, hyperactviteit en concentratie. Maar het helpt niet om beter te plannen en te structureren. Daarvoor zijn andere vormen van begeleiding nodig, bijvoorbeeld trainen van planningsvaardigheden, in groep of individueel. Zo leer je een agenda te gebruiken, te werken met een to-do-lijst, een grote taak opdelen in kleine stukjes – allemaal vaardigheden waarvan je verwacht dat de meeste achttienjarigen erover beschikken, maar die niet evident zijn voor iemand met ADHD. Een therapeut kan ook werken aan motivatieproblemen door de student te doen (© Joris Snaet) nadenken over persoonlijke doelstellingen, de verleidingen te identificeren, en de gewoonte aan te kweken om kortetermijnbeloningen in te bouwen voor zichzelf.” Baeyens: “Medicatie kan in bepaalde gevallen het juiste antwoord zijn, maar legt wel alle verantwoordelijkheid bij de student zelf. Terwijl de omgeving misschien ook kan worden aangepast, net zoals je dat doet voor rolstoelgebruikers. Denk aan goed gestructureerde lessen, waarin duidelijke overzichten worden gegeven – alle studenten hebben daar baat bij, maar studenten met ADHD in het bijzonder. Of maak het mogelijk om opnames te maken van hoorcolleges. Ook belangrijk: geef bij examens goed aan hoeveel tijd er beschikbaar is voor een bepaald onderdeel.” “Daarnaast zijn er individuele faciliteiten mogelijk: spreiden van examens, examen afleggen in een apart lokaal, de kans krijgen om een schriftelijk examen mondeling toe te lichten. Jammer genoeg worden dergelijke faciliteiten nog te vaak beschouwd als een oneerlijk voordeel, reden voor sommige studenten om er geen beroep op te willen doen. Terwijl je eigenlijk probeert te compenseren waar de omgeving tekortschiet. De moeilijkheid ligt erin om precies dát stuk te compenseren waarin iemand bij een bepaald examen of een bepaalde manier van onderwijs door zijn beperking wordt gehinderd. Idealiter zou dat op maat gebeuren, maar om organisatorische redenen is bijvoorbeeld vastgelegd dat iedereen met het statuut van student met functiebeperking een derde van de examentijd extra krijgt. Wat studenten met ADHD ook goed zou kunnen helpen, is een buddysysteem. Peer mentors – liefst meer dan één – spelen dan nota’s door, herinneren de student tijdig aan zijn of haar deadlines. Een dergelijke begeleiding kan wonderen verrichten.” “Rilatine blijft een must tijdens de examens” Niels* (23) studeert economie: “Ik kreeg de diagnose ADHD op mijn zeventiende. Inmiddels heb ik een masterdipoma en doe ik er een extra master bij. Ik heb mettertijd met ADHD leren omgaan, en steeds goede resultaten behaald – al blijft rilatine tijdens de examens een must. Het eerste jaar werd ik wel goed geholpen door mijn toenmalige vriendin, die me structuur bood bij het studeren. Zonder haar was het toen niet gelukt. Trainingen heb ik nooit gevolgd, maar ik maak wel vaak gebruik van de extra examentijd: die heb ik nodig om een gestructureerd antwoord te formuleren. Ik ben nogal geneigd om er in mijn enthousiasme alles uit te gooien wat ik weet, en daar verlies je punten door.” Julie (18), eerste bachelor kunstwetenschap: “Dat ik ADD heb, werd vastgesteld in het tweede leerjaar. Toen ik aan de KU Leuven kwam studeren, ben ik naar de Cel Studeren met een Functiebeperking gestapt. Ik mag mijn examens spreiden, en ze hebben me ook aangeraden om mijn studieprogramma minder zwaar te maken. Tijdens de examens krijg ik ook een gelinieerd antwoordblad, heel belangrijk, anders wordt het een rommeltje. Al die maatregelen hebben succes want ik was voor alle examens geslaagd! Ik heb ook wel héél hard gewerkt. En ik neem ook rilatine, anders noteer ik bitter weinig tijdens de les …” Eva (23), vierde master geneeskunde: “Ik weet sinds mijn achttiende dat ik ADD heb. Het uit zich vooral in concentratieproblemen en uitstelgedrag. Daarvoor heb ik trainingen gevolgd, die heel goed geholpen hebben. Bij de Cel Studeren met een Functiebeperking heb ik ook goede tips gekregen, bijvoorbeeld om bij een multiplechoiceexamen de andere antwoorden af te dekken zodat ik niet halsoverkop een antwoord aanduid. In het eerste jaar mocht ik ook examen afleggen in een apart lokaal, zodat ik minder zou worden afgeleid. Desondanks heb ik toch ieder jaar herexamens gehad … maar dit jaar voor de eerste keer niet!” * Om privacyredenen zijn de gebruikte namen fictief. Eerste hulp bij ADHD Leen Buelens (Cel Studeren met een Functiebeperking): “Een aantal studenten meldt zich bij de start van hun studieloopbaan bij ons met de vraag om faciliteiten vanwege ADHD. Daarnaast krijgen we ook studenten over de vloer die nog geen diagnose hebben, maar kampen met concentratieproblemen of het gevoel hebben dat ze eigenlijk beter kunnen. Indien nodig verwijzen we door voor verdere diagnostiek.” “Studenten die worden erkend als student met functiebeperking krijgen, in overleg met ons, bepaalde examen- of onderwijsfaciliteiten. Ook bekijken we met hen de omvang en haalbaarheid van hun studieprogramma. We verwijzen ook door naar het Psychotherapeutisch Centrum, waar bijvoorbeeld groepstrainingen of individuele begeleiding rond uitstelgedrag of planning worden aangeboden, en naar de Dienst Studieadvies voor vragen rond onder meer studieplanning en -methode. Maar veel studenten zijn al goed geholpen wanneer ze gebruik kunnen maken van extra examentijd.” studfunctiebeperking@ dsv.kuleuven.be [email protected] www.kuleuven.be/studentenvoorzieningen/studieadvies 6 Portret campuskrant Joris Verbeeck schrijft boek voor en over zijn overleden broer “Het belangrijkste is dat Barts positieve boodschap overkomt” Bart Verbeeck stierf drie jaar geleden aan de gevolgen van een bottumor in zijn borstkast. Hij had een rationele en positieve kijk op het leven en wou die graag uitdragen. Het liefst had Bart zijn verhaal in een boek gegoten, maar daartoe kreeg hij de kans niet meer. Daarom heeft zijn broer Joris het voor hem gedaan. In Leef, nu ik er niet meer ben wisselen de vertelstandpunten van beide broers elkaar af. “Zo geven we een volledig beeld van wat Bart heeft meegemaakt en wat dat heeft betekend voor zijn omgeving.” Ines Minten over zijn ziekte, want hij wou heel precies weten welke symptomen De derde druk van het boek is net konden optreden, welke behanvan de persen. “Ik krijg positieve delingen er waren en welke bijreacties bij de vleet. Lezers laten werkingen die hadden.” weten dat ze nu meer stil willen staan bij het leven. Ze beseffen Uit de startblokken dat het leven uniek is en dat je er Barts vrienden organiseerden alles uit moet halen wat erin zit. een benefiet om hem een reis Zulke reacties zijn prettig om te naar Amerika cadeau te doen, het krijgen”, zegt Joris Verbeeck, die land dat hij dolgraag wilde zien. werkt op Algemene Boekhouding En hij is er geraakt, maar niet en Consolidatie en een schakel- met het benefietgeld. “Hij wilde jaar volgt om volgend jaar aan een liever dat de opbrengst naar sarmaster accountancy en revisoraat coomonderzoek zou gaan. Zo is de vzw Barts Weg ontstaan en te beginnen. vervolgens het universiteitsfonds Aanvaarden en verder dat ook zijn naam draagt. We Om de positieve, levenslustige doen verscheidene activiteiten boodschap van zijn broer is het om de vzw levendig te houden Joris allemaal te doen. “Het allerbelangrijkst voor mij is dat die overkomt. Ik heb liever dat ze enkele mensen écht bereikt dan dat duizenden mensen het boek kopen en er niets mee doen.” Bart Verbeeck was 16 toen hij te horen kreeg dat hij kanker had. “Hij had een Ewing-sarcoom”, vertelt professor Patrick Schöffski van UZ Leuven. “Sarcomen zijn een heterogene familie van meer en het Bart Verbeeck Fonds voor dan 50 verschillende, erg zeld- Sarcoomonderzoek te spijzen. zame aandoeningen. Alle sarco- Ook wat ik verdien aan het boek men samen maken maar 1% uit schenk ik met plezier. Sinds kort van alle tumoren die men in een is er dankzij het fonds een ondergroot ziekenhuis ziet.” zoekster voltijds met sarcoomonJoris Verbeeck: “Bart heeft zich derzoek bezig. We zijn blij dat we geen seconde afgevraagd waarom zulke dingen kunnen bereiken. net hem dit nu moest overko- Het is iets wat Bart ook heel graag men. Hij aanvaardde de situatie wilde.” onmiddellijk en wou vooral bekij- “Fondsen zoals dit zijn inderken hoe hij vanaf dat punt verder daad erg belangrijk”, bevestigt kon gaan. Hij zocht ook veel op professor Schöffski. “Zeker in onderzoek naar zeldzame ziekten kun je met elke extra 500 of 1.000 euro iets nuttigs doen. Een zeldzame ziekte is namelijk weinig aantrekkelijk voor de farmaceutische industrie, die veel onderzoek sponsort. Er valt veel meer geld te verdienen met de ontwikkeling van medicatie tegen frequent voorkomende ziekten. Sarcomen zijn dan nog zo’n complexe familie dat veel spelers in de farma-industrie en zelfs oncologen ze niet goed kennen. Ons laboratorium is één van de weinige die er intensief onderzoek naar doen.” Een tweede academische instelling die zich met sarcoomonderzoek bezighoudt, is het Memorial Sloan Kettering Cancer Center in “Zeker in onderzoek naar zeldzame ziekten kun je met elke extra 500 euro iets nuttigs doen.” New York. Dankzij het Bart Verbeeck Fonds kon een delegatie Leuvense artsen en onderzoekers naar Manhattan reizen. “Het was een belangrijk moment”, vertelt Schöffski. “We hebben behoorlijk wat overlappend onderzoek en samenwerking tussen New York en Leuven kan dus nuttig zijn. Het is niet eenvoudig om trans-Atlantische samenwerkingsverbanden op te zetten, maar het begint te lukken: een aantal gezamenlijke Joris Verbeeck: “Bart en ik waren niet alleen broers, maar ook beste vrienden. We vertelden elkaar alles.” (© KU Leuven | Rob Stevens) onderzoeken staan in of zijn net piekerde ik er veel langer over. Dat doe ik nu niet meer. Ik denk uit de startblokken.” aan Bart en dan slaat het snel om. Kleine dingen Waarom zou je met iets blijven Joris Verbeeck was zelf de eerste zitten als je het kunt oplossen met persoon die beïnvloed werd door een telefoontje of een gesprek?” de positieve boodschap van zijn Eenvoudig was het niet om al die broer. Hij was 14 toen Bart ziek herinneringen weer op te rakelen werd en besefte in het begin niet voor het boek en voor interviews. helemaal wat er aan de hand was. Maar Joris doet het voor Bart en “Ik zag dat mijn broer ziek was, dat maakt het allemaal toch weer maar ik ging ervan uit dat het tij- prettiger. Intussen koestert hij delijk was. Naarmate we ouder vooral de mooie herinneringen werden en hij me meer over zijn aan zijn broer. “Ik herinner me ziekte vertelde, begreep ik beter bijvoorbeeld hoe we samen aan hoe ernstig het was. Vanaf dan de Grand Canyon naar de zonsonprobeerde ik zoveel mogelijk bij dergang stonden te kijken. Maar hem te zijn en vooral de kleine voorts zijn het vooral de alledaagdingen zo intens mogelijk samen se dingen die ik mis: een babbel te beleven.” slaan, naar de cinema gaan ... Die De broers hadden altijd al een kleine dingen blijken toch altijd sterke band, maar die werd de weer de belangrijkste.” laatste jaren van Barts leven onverwoestbaar. “We waren niet Joris Verbeeck en Inge Delva, alleen broers, maar ook beste ‘Leef, nu ik er niet meer ben’, vrienden. We vertelden elkaar al- Uitgeverij Van Halewyck, 2014, les. Als ik ’s avonds thuis kwam, 240 p. ging ik eerst naar zijn kamer om Het fonds steunen kan met een wat te praten. We deden eigenlijk gift op IBAN-rekeningnummer alles samen.” BE45 7340 1941 7789; BIC-code: En de jonge broer nam veel over KREDBEBB van de KU Leuven van de open, optimistische le- met vermelding ‘EOQ-FOBVF1venskijk van de oudere. “Niet dat O2010’. Een gift vanaf 40 euro ik van nature zo pessimistisch per jaar levert een belastingvoorben, maar als iets me dwars zat, deel op. Bachelorbeurs Studeren aan KU Leuven: alle info onder één dak Zaterdag 3 mei 2014 (10-16 u.). Universiteitshal, Leuven. www.kuleuven.be/bachelorbeurs 26 maart 2014 Onderzoek 7 Problemen in energiefabriekjes hersencellen spelen rol bij ontstaan parkinson Een defect in het Pink1-gen leidt tot problemen met de energievoorziening in de hersencellen, en dat speelt dan weer een rol in het ontstaan van de ziekte van Parkinson. Dat inzicht van Leuvense neurowetenschappers, gepubliceerd in Science, vormt een doorbraak in het parkinsononderzoek. ludo meyvis Neurowetenschappers van het VIB (Vlaams Instituut voor Biotechnologie) en KU Leuven hebben een zeer belangrijke stap gezet in de ontrafeling van het ontstaan van de ziekte van Parkinson. “We hebben bij fruitvliegjes, muizen en cellen van patiënten aangetoond dat een defect op het Pink1-gen op moleculair vlak leidt tot een tekort in de energievoorziening van de cel en tot symptomen van parkinson”, legt professor Bart De Strooper uit. “Pink1 regelt namelijk een klein onderdeeltje van de energiefa- nen vertellen wat te doen, dát betekent het om parkinson te hebben”, zegt zijn collega Vanessa Moraïs. “De hoop daar een oplossing voor te vinden is al jaren mijn stimulans om te ontrafelen wat er mis gaat in de cellen van par- Bart De Strooper kinsonpatiënten. Dit onderzoek is een belangrijke stap voorwaarts.” kunnen we heel wat kankers als een chronische en niet zelden Geen fatalisme zelfs behandelbare ziekte beOok professor Bart De Strooper is schouwen. Dat zie ik ook met paroptimistisch. “Ik heb er alle hoop kinson gebeuren. In elk geval is briekjes in de hersencellen, via op dat parkinson op termijn de fatalisme uit den boze.” een chemische reactie – fosforyla- weg van kanker zal volgen. Tot “Uiteraard is er nog heel veel tie – die we nu in kaart brachten. Wanneer we dat onderdeeltje vervolgens corrigeerden, kwam de energievoorziening weer op gang en herstelden de energiefabriekjes in de cellen van de parkinsonpatiënten.” “Dit is niet de enige factor bij het ontstaan van de ziekte, maar wel een belangrijke. Het onderzoekt opent nieuwe perspectieven om de ziekte van Parkinson te benaderen, en het impliceert duidelijke wegen naar een mogelijke pakweg 30 jaar geleden was een onderzoek nodig, ook wat onze kankerdiagnose ongeveer gelijk invalshoek betreft. De volgende behandeling.” “Je eigen lichaam niet meer kun- aan een doodsvonnis. Intussen stap is nagaan of deze aanpak “De referees die onze paper beoordeelden, zijn ervan overtuigd dat ons onderzoek het denken over parkinson aanzienlijk zal beïnvloeden.” (© VIB) ook de juiste is bij andere parkinsonpatiënten. Dat zal nog jaren onderzoek vergen – en de medewerking van vele patiënten. Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om hen daartoe op te roepen. We hebben hun inbreng echt nodig.” “De redactie van Science heeft van onze paper een advanced online publication gemaakt. Dat doen ze alleen wanneer ze overtuigd zijn van het vernieuwende karakter van de publicatie. Ook de referees die onze tekst op zijn merites moesten beoordelen, zijn ervan overtuigd dat ons onderzoek het denken over parkinson aanzienlijk zal beïnvloeden. Het is goed dat we nu aangetoond hebben dat zoiets met Vlaamse onderzoeksgelden en met onderzoek van eigen bodem mogelijk is.” DNA-staal levert robotfoto op pagina 1 “Toch werd het tot nu toe vaak beschreven met redelijk simplistische parameters: de lengte van de neus, de kleur van de ogen, de afstand tussen de mondhoeken, … Ook de vormelijke kenmerken die konden voorspeld worden op grond van genetische informatie waren beperkt. Daarmee kom je nooit tot een goede beschrijving of tot een betrouwbare weergave door een computer. Dat moest beter kunnen.” “We hebben ons onderzoek gebaseerd op een rijkere genetische basis. Zo hebben we twintig genen kunnen aanwijzen die een invloed hebben op de vorm van ons gelaat. Dat betekent natuurlijk nog geen volledige bepaling: ook andere genen, onze leeftijd, de omgeving, onze leefgewoonten enzovoort hebben een invloed op de uiteindelijke vorm van het gezicht. Maar het is in elk geval een degelijk vertrekpunt.” “We hebben die genetische informatie getoetst aan 3D-foto’s van een testgroep van 600 vrijwilligers van gemengd AfrikaansEuropese origine. Dat is een interessante populatie voor dit soort onderzoek omdat ze nog maar recent gedivergeerd zijn, waar- door je makkelijker genetische variabelen kunt opsporen die de vorm van het gezicht bepalen. Op de 3D-foto’s van die vrijwilligers hebben we een rasterpatroon met 7.000 meetpunten aangebracht. Dat maakt uiteraard een veel nauwkeuriger beschrijving van de gelaatsvorm mogelijk dan de negen meetpunten die tot nu toe meestal gebruikt werden ...” “De informatie uit het DNA en uit de grondige gelaatsmetingen hebben we, samen met gegevens over het geslacht en de genomische afkomst van de proefpersonen, verwerkt in een programma. Daardoor kan je een hoogdimensioneel iets als het gelaat laten correleren met een grote hoeveelheid kleine en onderling gerelateerde informatiepakketjes uit het DNA. Dat maakt op zijn beurt een virtuele reconstructie of voorspelling van het gelaat mogelijk. Die komt, zo leren de eerste ervaringen, heel goed in de buurt van het echte gezicht.” De toekomst Claes en zijn collega’s werken de techniek nu verder uit. “We zoeken naar extra genen die een invloed hebben op een of ander gelaatskenmerk. Maar we bekijken ook het omgekeerde spoor: wat is Beelden uit een Japanse reportage over de nieuwe techniek het DNA van iemand met die en die gelaatskenmerken? Zo zou je bijvoorbeeld de duizenden voorbijgangers op een beveiligingscamera kunnen verbinden met DNA dat je op de plaats van een misdaad gevonden hebt. Je kan de politie helpen om zoekprofielen te vernauwen. Maar je kunt ook denken aan toepassingen bij het stellen van een medische diagnose: wat is de genetische pro- blematiek van iemand met deze specifieke gelaatstrekken?” Ook in de antropologie zijn er wellicht mogelijkheden: “Je zou op zoek kunnen gaan naar het uiterlijk van onze verre voorouders. Je vertrekt daarbij dan van het ‘fossiele DNA’ dat Europeanen wel en Aziaten niet hebben overgeërfd. Daaruit kan je vervolgens de genen isoleren die voor gelaatstrekken coderen, wat een realistisch beeld van onze Neandertal-voorouders zou kunnen opleveren.” Mooie toekomstmuziek dus, maar er is nog heel wat werk nodig om die te doen weerklinken: “We zijn blij met de resultaten, maar beseffen inderdaad dat er nog heel wat jaren van finetuning en uitbreiding nodig zullen zijn voor we dergelijke toepassingen concreet kunnen maken.” 8 Onderzoek campuskrant Beeldige wetenschap Psychedelisch behang? Een vroege Keith Haring? Fotograaf: Kelly Houben Een microscopisch bovenaanzicht van eilandjes van tin op nanoschaal. De kleuren geven de diepte weer: blauw betekent laaggelegen, geel hoog. Op nanoschaal – miljardsten van een meter – veranderen de eigenschappen van een materiaal en dat is stof tot nadenken voor een pak wetenschappers. Zo ook voor fysica Kelly Houben, die doctoreert in de Afdeling Vastestoffysica en Magnetisme onder leiding van professor Margriet Van Bael. Samen met collega’s van het Instituut voor Kern- en Stralingsfysica gaat Houben na hoe de supergeleidende eigenschappen van tin veranderen als de schaal verkleint: “In een supergeleider kan stroom vloeien zonder weerstand en kunnen er geen magnetische velden binnendringen. Tin is pas supergeleidend vanaf een zeer lage temperatuur, ongeveer -270 graden Celsius. Maar op nanoschaal verandert dat: afhankelijk van de grootte en de hoogte van de eilandjes zien we kleine verschillen in die kritische temperatuur. Het doel van het onderzoek is om te verklaren waarom de kritische temperatuur verhoogt in tinnen nanostructuren.” Voor haar metingen trok Kelly Houben naar de synchrotron in het Franse Grenoble: een opslagring voor elektronen met een omtrek van 900 meter. “Elektronen – negatief geladen deeltjes – bewegen daarin aan lichtsnelheid. Als die snelle deeltjes door een bocht gaan, zenden ze x-stralen uit die gebruikt wordt voor experimenten. In mijn geval: om trillingen van de atomen in de tinnen eilandjes te meten. Het is door de wisselwerking met die trillingen dat elektronen in het tin zich groeperen in paren. En dat maakt dat het tin supergeleidend wordt.” Geduld is zeker een schone deugd als je doctoreert over supergeleiding: “Er bestaan maar enkele van die synchrotrons in de wereld die bruikbaar zijn voor dit type onderzoek: de competitie is dus groot. Ik heb een jaar moeten wachten voor ik er gebruik van kon maken!” Ilse Frederickx Efficiëntere operatie voor verwikkeling tweelingzwangerschap Bij tien procent van de tweelingzwangerschappen met een gemeenschappelijke moederkoek ontstaat er een onevenwicht in de bloeduitwisseling tussen de foetussen. Een verbetering van de operatietechniek betekent een belangrijke stap vooruit in de behandeling van dat levensbedreigende tweelingtransfusiesyndroom. Ann Lemaître Bij een op vijf tweelingzwangerschappen hebben de baby’s een gemeenschappelijke moederkoek. Daardoor delen de foetussen bloedvaatjes en wisselen ze bloed uit. Op zich geen probleem, maar bij één op tien van die tweelingen raakt de bloeduitwisseling uit balans: de ene foetus krijgt te veel vruchtwater (de receptor), de andere te weinig (de donor). Dat tweelingtransfusiesyndroom is levensbedreigend. Een miskraam of overlijden van de foetussen is meestal onvermijdelijk. De diagnose kan gesteld worden in de periode tussen de zestiende en zesentwintigste zwangerschapsweek, wanneer de baby’s nog niet levensvatbaar zijn. Het syndroom kan verholpen worden door een foetale operatie, waarbij de chirurg met een heel fijne camera de moederkoek bekijkt en op zoek gaat naar elk bloedvaatje dat vertrekt vanuit de receptorfoetus, om te zien of het in verbinding staat met die van de Bij de verbeterde operatietechniek brandt de chirurg een lijn die de beide delen van de moederkoek volledig scheidt. (© UZ Leuven) donorfoetus. De chirurg brandt elk gemeenschappelijk bloedvat dicht met een laserstraal, zodat de bloeduitwisseling stopt. Het probleem is dat er vaak nog onzichtbare bloedvaatjes zijn die na de ingreep toch weer voor verwikkelingen zorgen, zoals een terugkeer van het syndroom of bloedarmoede bij een van de foetussen. Een nieuwe verbeterde operatiemethode voorkomt die complicaties: na het dichtbranden van de zichtbare bloed- vatverbindingen vervolledigt de chirurg de operatie door een lijn te branden die de beide delen van de moederkoek volledig scheidt. Daardoor worden ook alle onzichtbare verbindingen dichtgebrand en is de kans op het terugkeren van een transfusieprobleem vijf keer kleiner. Hoewel de nieuwe techniek al enige tijd wordt toegepast, verscheen nu voor het eerst een internationale studie over de resultaten van de ingreep, in het medische tijdschrift The Lancet. De studie bevestigt de voordelen van de verbeterde operatietechniek. UZ Leuven is een belangrijk verwijscentrum voor foetale chirurgie: jaarlijks ondergaan gemiddeld 30 patiënten deze ingreep, waaronder heel wat buitenlandse patiënten. In UZ Leuven nam professor Liesbeth Lewi het voortouw in de studie. Het Leuvens Foetaal Therapiecentrum onder leiding van professor Jan Deprest speelde ook een voortrekkersrol in de ontwikkeling van de instrumenten voor deze operatie. 26 maart 2014 Onderzoek 9 Europa ziet meer bos door de bomen “Wereldwijd bekeken is er nog altijd sprake van ontbossing, maar die gaat elk jaar trager.” Dat zegt bio-ingenieur Steven Vanonckelen, die voor zijn doctoraat aan de Afdeling Geografie de bossen van de Roemeense Karpaten in kaart bracht. Daar neemt het bosgebied verrassend genoeg zelfs toe. Maar er zijn ook kanttekeningen bij het goede nieuws. Ilse Frederickx De Karpaten vormen een bosrijke bergketen die zich uitstrekt over Oost-Europa. Het grootste deel ligt in Roemenië, en daar trok Steven Vanonckelen verschillende keren naartoe. “In die bergen vind je nog stukken oerbos: ongerepte bossen waar je op beren, wolven en lynxen kan botsen. Het verschil met de bewoonde wereld, de hoofdstad Boekarest bijvoorbeeld, is enorm. Met de val van het communisme is het landgebruik in Roemenië sterk veranderd: het land dat in handen was van de staat werd geprivatiseerd. Toen is er veel bos gekapt: er heerste een economische crisis en de mensen waren ook bang dat de bossen op- nieuw genationaliseerd zouden worden.” De monitoring van bossen gebeurt met satellietbeelden, maar dat brengt een aantal problemen met zich mee: “In berggebieden heb je door de stand van de zon altijd één onderbelichte flank. Bovendien kan het weer ook roet in het eten gooien met wolken, nevel en mist. Je moet de satellietbeelden daarvoor dus corrigeren. In de Roemeense Karpaten zijn we meermaals met een huurwagen naar afgelegen gebieden getrokken om gps-punten te registreren en te noteren om welk type bos het daar ging, zoals een loofbos of naaldbos. Daardoor kan je vergelijken met satellietbeelden en de correctiemethodes perfectioneren. ” Verplicht herbebossen Vanonckelen analyseerde satellietbeelden van de periode tussen 1985 en 2010. “Misschien verrassend voor het brede publiek, maar we stelden een lichte toename vast van de bossen in de Karpaten. Dat valt onder andere te verklaren door een wet die verplicht te herbebossen als de natuur zich na twee jaar niet spontaan herstelt. Bovendien is er na de val van het communisme veel landbouwgebied verdwenen: het land werd verlaten en de natuur kon het opnieuw overnemen. Op zich dus positief nieuws voor de bossen, al moet er wel een kanttekening bij gemaakt worden: met Een voorbeeld van de grootschalige kappingen in de Roemeense Karpaten die Steven Vanonckelen met zijn collega’s bezocht. (© ingezonden) satellietbeelden is het moeilijk om in kaart te brengen of er oerbossen gekapt zijn en later weer herbebost. Als dat zo is, is de ecologische waarde van die oerbossen verloren.” “Niet alleen in Roemenië, maar in heel Europa zien we een toename van bossen. We zijn andere energiebronnen dan hout gaan gebruiken en bossen worden meer en meer beschermd. Onze landbouw is ook intensiever geworden, waardoor we er minder plaats voor nodig hebben. Maar we moeten wel eerlijk zijn: wij importeren hout uit andere delen van de wereld, zoals Brazilië en Oeganda. In die landen daalt het bosbestand nog steeds. Wereldwijd bekeken is er nog altijd sprake van ontbossing, al gaat die ontbossing elk jaar trager.” Verzoenen (© Joris Snaet) In België is een uitbreiding van het bosgebied moeilijk: “Onder andere omdat je concurreert met woongebieden. Je kan wel het bestaande bos goed beheren door de verschillende bestemmingen – recreatie, kappen of beschermen – goed te verzoenen. Daarnaast moet je ook investeren in bossen in andere landen; anders betekent houtimport in feite een verplaatsing van ons probleem.” Ondertussen blijft de enthousiaste Vanonckelen professioneel bezig met bossen: “Ik werk nu voor het Agentschap Natuur en Bos. Mijn dagelijkse werkter- “We moeten ook investeren in bossen in andere landen. Anders is houtimport gewoon een verplaatsing van ons eigen probleem.” rein is het Zoniënwoud: dat bos wordt door verschillende wegen en spoorwegen doorkruist. We willen het ontsnipperen voor dieren door middel van een ecoduct, boombruggen en ecotunnels. Je kan niet alles veranderen, maar wel kleine stapjes zetten.” Hoe lezen we een dubbelzinnig gezicht? Snel pijn detecteren bij anderen is belangrijk om te overleven: het kan betekenen dat je zelf in gevaar bent. We herkennen dan ook snel gepijnigde gelaatsuitdrukkingen. Maar hoe interpreteren we een gezicht met zowel pijnlijke als vrolijke kenmerken? En wat zegt dat over ons? Psycholoog Ali Khatibi beantwoordde die vraag in zijn doctoraat onder leiding van professor Johan Vlaeyen en Martien Schrooten van de Onderzoekseenheid Gezondheidspsychologie. In één van zijn experimenten liet hij mensen foto’s zien van blije, pijnlijke of dubbelzinnige gelaatsuitdrukkingen. De foto’s van dubbelzinnige gelaatsuitdrukkingen waren een combinatie van karakteristieken van een blij en een pijnlijk gezicht, en konden dus ook geïnterpreteerd worden als ofwel blij ofwel pijnlijk. Daarnaast liet Khatibi alle deelnemers vragen beantwoorden over hoe ze zelf met pijn omgingen. Sommige mensen ‘catastroferen’: ze gaan de pijn die ze ervaren uitvergroten, ze piekeren erover en voelen zich hulpeloos. “Die categorie ziet in dubbelzinnige gezichten van andere mensen sneller pijn. Hun interpretatie van zo’n gelaatsuitdrukking hangt duidelijk af van hun eigen pijnbeleving.” Wat we in de gezichten van anderen lezen, is dus vertekend. Khatibi legt uit dat de interpretatie van gelaatsuitdrukkingen ook het gedrag beïnvloedt: “Als iemand anders een doos optilt met een gezicht dat jij als pijnlijk interpreteert, zal je tweemaal nadenken vooraleer je er zelf aan begint. Je gaat al dan niet onbewust zo’n taak vermijden.” Bovendien lopen mensen die catastroferen een hoger risico om chronische pijn te ontwikkelen. “Daaronder verstaan we in deze context meer dan drie maanden pijn zonder dat daar een fysieke oorzaak voor wordt gevonden. Chronische pijn heeft uiteraard meerdere oorzaken. Maar als uit verder onderzoek blijkt dat catastroferen veel bijdraagt tot chronische pijn, dan kunnen we nagaan of een specifieke therapie die negatieve interpretaties ombuigt daar een effect op heeft.” (if) “Wie zijn eigen pijn ‘catastrofeert’, ziet in dubbelzinnige gezichten van andere mensen sneller pijn.” (© ingezonden) 10 Cultuur campuskrant Kunst is kwetsbaar Expo ‘Ravage’ belicht kunst en cultuur in tijden van conflict De verwoeste universiteitsbibliotheek in augustus 1914, toen gevestigd in de Universiteitshal. Het was slechts één van de 1.100 Leuvense gebouwen die in de vlammen opgingen. Dit beeld ging letterlijk de wereld rond als postkaart, in de geallieerde propagandastrijd tegen de ‘barbaarse Duitsers’. (© Pierre Alphonse en Pierre Emile Arnou | Universiteitsarchief KU Leuven) 1914: Leuven brandt De shock is compleet op 25 en 26 augustus 1914. De Duitsers, met hun hoogstaande wetenschap en hun sympathieke studentenromantiek, steken meer dan duizend Leuvense panden in brand, waaronder de oude bibliotheek van ‘the Oxford of Belgium’. Is het een bewuste barbaarse daad? En waarom spreken sommigen nadien over ‘the Lie of Louvain’? Wouter Verbeylen Tot aan de oorlog lagen Duitsers nochtans niet slecht in universiteitsstad Leuven, vertelt Mark Derez van het Universiteitsarchief. “In universitaire kringen was er sprake van oprechte sympathie voor het land. Velen bewonderden de Duitse wetenschap en technologie, en studenten kwamen terug van Duitsland met de mond vol van de Duitse studentenromantiek.” Maar met het begin van WO I werd Leuven een doorgangsstad voor Duitse troepen. “Van 19 tot 28 augustus trok er een onophoudelijke stroom Duitsers door Leuven, constant waren er tussen de 10.000 en 17.000 passanten. Heel intimiderend voor de bevolking, maar terreur bleef voorlopig uit.” Wespensteek Tot 24 augustus 1914: de Belgische troepen deelden vanuit Antwerpen een wespensteek uit aan de Duitsers. “Duitsland had geen hoge dunk van het Belgisch leger”, zegt Derez. “België lag hooguit in de weg richting Frankrijk. Het innemen zou een zondagswandeling worden. De uitval vanuit Antwerpen irriteerde de Duitsers dan ook, de Belgen konden hen even terugdringen tot vlak boven Leuven. In de stad zelf voelden ze zich bestookt door snipers, sluipschutters. Was het paranoia? In elk geval gingen ze, ‘uit zelfverdediging’, over tot een wraakactie: ze staken pand na pand in brand.” Vier dagen duurde de strafexpeditie. 1.100 panden werden opgestookt, vooral huizen van burgers en professoren, maar ook de SintPieterskerk, en natuurlijk de Universiteitshal, met de vermaarde bibliotheek. Bijna 300.000 boeken verkoolden, waaronder een anatomische atlas van Vesalius, maar ook de stichtingsbul van de universiteit. “De historische waarde van de bibliotheek was groot”, vertelt Derez. “Sinds de 17de eeuw was ze organisch gegroeid met de universiteit. Ze weerspiegelde haar intellectuele ontwikkeling. En vergeet de waarde van het gebouw niet, met haar 14de-eeuwse en 18de-eeuwse vleugels, van plint tot plafond bekleed met portretten van onze knappe koppen.” Cultureel trauma In een mum van tijd werd Leuven in het buitenland een symbool voor de culturele barbarij van de Duitsers. Nochtans was het lang niet de enige martelaarsstad: relatief gezien lagen de verliezen in Dinant en Aarschot zelfs hoger. “Toch stal Leuven de show”, zegt Derez. “Wegens de naamsbekendheid als ‘the Oxford of Belgium’. En ook vanwege de aanwezigheid hier van tal van buitenlandse journalisten en fotografen, embedded in het Duitse leger. De beroemde Amerikaanse correspondent Richard Davis zag de rookpluimen boven Leuven opstijgen, en een dag later al vulden ze de voorpagina van de New York Tribune. ‘Erger dan de brand van San Francisco’, schreef een andere reporter met gevoel voor overdrijving.” De Brand van Leuven was ook een menselijk drama: 248 burgers kwamen om, standrechtelijk geëxecuteerd, gestikt in hun brandende huizen, verdronken in de ondergelopen kelders, in de rug geschoten op hun vlucht. “En toch moest het menselijk leed het afleggen tegen het cultureel trauma”, zegt Mark Derez. “Met de tijd verbleken die individuele tragedies. Vergelijk het met de terreur van de Taliban in Afghanistan begin deze eeuw: de individuele slachtoffers kennen we niet, maar wat op ons netvlies gebrand staat is de vernietiging van de Boeddhabeelden van Bamyan in 2001.” De vernieling van de Leuvense universiteitsbibliotheek in WO I staat al 100 jaar symbool voor de nietsontziende verwoesting van oorlog, die ook cultuur niet spaart. In Museum M loopt nu de expo Ravage, die de Brand van Leuven als vertrekpunt neemt voor een reis langs kunst en cultuur in tijden van oorlog. Begin 2013 nog steken moslimrebellen de waardevolle bibliotheek van Timboektoe in Mali in brand: duizenden boeken en manuscripten gaan in de vlammen op. Meteen is de stap naar de Brand van Leuven héél klein. “Het verwoesten van cultureel erfgoed is jammer genoeg van alle tijden”, vertelt Eline Van Assche, curator van Ravage. “Denk ook aan de vernieling door de Taliban van de Boeddhabeelden in Afghanistan begin deze eeuw: de link met de Beeldenstorm in onze contreien is snel gelegd.” De tentoonstelling Ravage legt tal van dit soort verbanden, en vat ‘cultureel erfgoed’ daarbij in de breedste zin op: van de diefstal en vernietiging van kunstwerken op zich, tot zogenaamde urbicide: de totale vernieling van hele historische stadscentra. “Maar Ravage is geen louter documentaire tentoonstelling, we willen de bezoekers vooral laten meekijken door de ogen van kunstenaars”, zegt Van Assche. “Hoe brengen zij vernielingen in beeld? Hoe Zinvolle oorlog Een maand na Leuven moest Reims en haar beroemde kathedraal eraan geloven, nog een paar maanden later Ieper. “Die drie steden worden sindsdien in één adem genoemd. Maar waar Ieper het symbool is voor de absurditeit, het zinloze van de oorlog, zijn Leuven en Reims dat juist niet. Zij verschaften juist argumenten voor een zinvolle oorlog, een gerechtvaardigde strijd tegen de Duitsers die zich vergrijpen aan ‘onschuldig’ erfgoed, dat geen enkel militair belang had.” Blijft de vraag: was het ook een bewuste barbaarse daad? “Daar is geen hard bewijs voor. Ik denk dat veel factoren meespeelden: een mengeling van weerwraak voor de Belgische weerstand, de waanvoorstelling over de snipers, en ja: berekende terreur om te demoraliseren en verzet te breken.” “Er kwamen achteraf nooit officiële excuses, en dat steekt de martelaarssteden tot vandaag. Leuven heeft daar minder last van: het heeft de enorme solidariteit na de oorlog kunnen verzilveren. Denk maar aan de nieuwe universiteitsbibliotheek op het Ladeuzeplein die de VS ons schonken. Britse pacifisten hadden na de oorlog maar weinig begrip voor alle aangedikte verhalen rond de Brand van Leuven: dat vergrootte alleen maar de spanningen met Duitsland. Ze noemden het zelfs ‘the Lie of Louvain’. Een onrechtstreeks gevolg was dat twintig jaar later, in WO II, ook de eerste verhalen over de wreedheden van de nazi’s met een stevige korrel zout genomen werden ...” American Welfare – Commission for Relief in Belgium, wandtapijt naar Floris Jespers, 1935. Een gift van België uit dankbaarheid aan de Amerikanen. Centraal in beeld: de nieuwe Leuvense universiteitsbibliotheek. (© De Wit) Daniel van Heil, De brand van Antwerpen met het paard van Troje, olie op doek, 17de eeuw 26 maart 2014 laten zij zich inspireren door de verwoesting? Voor Ravage brachten we meer dan honderd kunstwerken samen, van de vijftiende eeuw tot nu, van oude meesters en hedendaagse kunstenaars.” Verontwaardiging Niet toevallig telt Ravage een heel aantal kunstenaars uit de 17de eeuw. “Zij hadden van dichtbij of van ver de Beeldenstorm, de Spaanse Furie of de Brand van Antwerpen meegemaakt. Ze leefden als het ware tussen de vernielingen van de oorlog”, legt Van Assche uit. “Velen grepen in hun werk terug naar iconische voorbeelden uit de klassieke oudheid om hun verontwaardiging over de eigentijdse vernielingen kracht bij te zetten.” Zo kan het dat in een zeventiendeeeuws schilderij over de Brand van Antwerpen plots het paard van Troje opduikt. Ravage toont meer dan schilderkunst – van fotografie tot monumentale hedendaagse installaties. Eén van de pronkstukken is een imposant wandtapijt van zes bij vijf meter, naar een ontwerp van Floris Jespers. “Het tapijt werd halfweg de twintigste eeuw aan de Amerikanen geschonken, als dank voor hun vrijgevigheid ten aanzien van België na WO I. Zij bouwden immers de nieuwe Leuvense universiteitsbibliotheek. Vandaag is het wandtapijt voor het eerst te zien op Belgische bodem.” Op het doek van Jespers neemt de nieuwe bibliotheek op het Ladeuzeplein een centrale plaats in: de cirkel is rond. (wv) ‘Ravage. Kunst en cultuur in tijden van conflict’ loopt tot 1 september in Museum M, Leuven. www.ravage1914.be In het boek ‘Ravage. Kunst en cultuur in tijden van conflict’ van Jo Tollebeek en Eline Van Assche (red.) belichten meer dan dertig essays de vernielzucht, de ravage die kunstenaars in beeld brachten en de erfgoedzorg die eruit ontstond. 300 p., Mercatorfonds, € 39,95 Cai Guo-Qiang, Black Fireworks: Project for Hiroshima, 2008 (© Seiji Toyonaga) Cultuur 11 Een eeuw geleden was het de universiteitsbib van Leuven, vorig jaar nog brandde de bibliotheek van Timboektoe in Mali uit. Archeoloog Joris Kila was daarbij, net als in Bagdad tien jaar eerder, en in de brandhaarden Macedonië, Libië en Egypte. “Ik doe wat ik kan: vernielingen fotograferen, schade opmeten en bewijzen verzamelen, in de hoop het in de toekomst te voorkomen.” Een soort hedendaagse ‘Monuments Man’ dus? “Een film als The Monuments Men is Hollywood, en soldaten die kunstwerken redden hebben we sinds WO II niet meer gezien.” Joris Kila met een escorte van het Malinese leger onderweg naar Timboektoe (© Joris Kila) 2014: De wereld brandt Archeoloog Joris Kila: ‘Erfgoed vernielen is een groeimarkt’ Wouter Verbeylen “Niemand zit op mij te wachten”, zegt de Nederlandse erfgoeddeskundige Joris Kila droog. “Om in brandhaarden als Libië ter plaatse te raken is het altijd behelpen. Militaire erfgoedeenheden bestaan vooralsnog niet, dus niemand die mij officieel meevraagt. Wat wel soms helpt: ik ben ook reserveofficier in het Nederlands leger. Mijn eerste missie te velde, in Bagdad tijdens de Iraakse oorlog van 2003, was in de schoot van het Nederlands leger. Maar in de meeste conflicten ga je undercover, je moet goed gek zijn om daar verkleed als militair rond te lopen.” “Wat ik daar precies doe? Zoveel mogelijk erfgoedschade in beeld brengen: fotograferen, filmen, getuigen spreken. Ter plekke oorlogsschade voorkomen, daar is geen sprake van: dat is te gevaarlijk. We hebben in Libië weleens een sluipschutter weggejaagd van een archeologische site, maar that’s it. Terug thuis zetten we ons verslag op internet en brengt de organisatie Blue Shield (het culturele equivalent van het Rode Kruis – red.) een persbericht uit.” Kila zoekt niet bewust gevaar op. “Noem me alsjeblieft geen Indiana Jones. Ik neem berekende risico’s: de meeste erfgoedschade wordt aan het begin van conflicten aangericht. Ik probeer dus zo vroeg mogelijk ter plaatse te geraken. Wacht je tot de kust helemaal veilig is, dan kom je te laat.” Zie: de geroofde kunstschat van Benghazi, een grote hoeveelheid munten en juwelen die in 2011 tijdens de revolutie in Libië gestolen wordt. “Maar niemand had interesse, en nu is de schat spoorloos. Ik ben er zelf nog tevergeefs achteraan gegaan, maar organisaties als Unesco doen niets, dat zijn papieren tijgers. In het beste geval zeggen ze achteraf doodleuk Men, nu in de zalen, over een Amerikaanse legereenheid van kunstkenners tijdens WO II die in nazi-Duitsland schilderijen gaan redden? “Die film is Hollywood, en moet je met een stevige korrel zout nemen. Maar ik geef toe: hij plaatst het redden van erfgoed wel even in de aandacht. Blijkbaar vindt iedereen dat geweldig: soldaten die kunstwerken redden! (laconiek) Dat het meteen ook de laatste keer was dat zoiets gebeurde, wordt dan vergeten.” Maar blijkbaar beweegt er toch iets bij diezelfde Amerikanen. “Het leeghalen van de musea in Bagdad in 2003, voor het oog van CNN-camera’s – een vrouw die op naaldhakken over de scherven tippelt! – was héél slechte pr voor het Amerikaans leger. Vooral omdat men dacht dat Amerikaanse militairen meededen aan de plunderingen – wat niet klopte. Nu mag ik voor het Amerikaans leger één en ander op papier zetten. En Bagdad was anno 2003, nu zijn er de sociale media die misstanden in een vingerknip Slechte pr de wereld rond kunnen sturen: Al te vaak moet Joris Kila dat dat verhoogt de druk.” werk nog verdedigen: moeten we écht over erfgoed beginnen Geen tranen in conflicten waar duizenden Want daar is Kila van overmensenlevens op het spel staan? tuigd: er kan aan die ravage “Dat is een valse tegenstelling, en beeldenstormen alleen iets alsof het één het ander uitsluit. veranderen als er systematisch Elk zijn taak: we gaan toch ook samenwerking tussen wetenniet enkel voedsel uitdelen, en schappers en militairen komt: huisvesting als ‘tweederangs’ nieuwe Monuments Men dus, beschouwen?” Bewustwording nieuwe militaire cultuureenhelijkt dus hoogdringend. Helpen den. “Want het zijn militairen dan films als The Monuments die op het terrein beslissen om dat zij me gestuurd hebben.” “Op lange termijn is mijn doel dat wie zich schuldig maakt aan vernietiging van erfgoed, alvast wéét dat er iemand komt kijken, en twee keer nadenkt.” Nochtans zijn misdaden tegen cultureel erfgoed al zestig jaar beschermd door de Conventie van Den Haag in 1954: ze vallen onder ‘oorlogsmisdaden’. Alleen is er nog nooit iemand voor vervolgd. “In de Haagse Conventie legde men cultuurbescherming vast op maat van symmetrische, officiële oorlogen tussen landen. Maar sinds Korea begin jaren 50 is er niet meer zo’n ‘officiële oorlog’ geweest. De brandhaarden van vandaag – Libië, Egypte, Syrië – zijn asymmetrisch. De oorlogsvoerende partijen zonder officiële status, zoals rebellen, kunnen dus niet vervolgd worden. Wél kan je vandaag individuen persoonlijk vervolgen via het Internationaal Strafhof in Den Haag. Mijn werk, bewijs verzamelen, is dus nog belangrijker geworden.” Bewijsmateriaal van een barbaarse daad: een verbrand manuscript uit de bibliotheek van Timboektoe (© Joris Kila) erfgoed als uitvalsbasis te nemen, of het net te beschermen. Vernielingen worden achteraf te gemakzuchtig afgedaan als collateral damage, als ‘noodzaak’. Je moet de militairen dus meekrijgen, met argumenten die voor hen hout snijden: ‘Als je het niet voor het erfgoed doet, doe het dan voor het conflict zelf’. In Syrië bijvoorbeeld smokkelen de strijdende partijen kunst het land uit om te verkopen voor wapens. Kunstschatten verdwijnen zo, en sites worden daarbij vernield door het amateurisme van de opgravingen. Zodus: als militairen dat erfgoed zouden beschermen, zouden er minder wapens binnenkomen. En zou het conflict minder lang aanslepen.” “In Syrië zie je vandaag het hele spectrum van culturele vernietiging. Ik moet er dus dringend naartoe. Ik heb een poging gedaan mee te gaan met het konvooi dat chemische wapens ontmantelt, maar zoals gezegd: vandaag zit niemand daarop te wachten.” Om moedeloos van te worden, toch? “Ik ben wetenschapper”, zegt Kila. “Ik barst niet in tranen uit als er alweer een kunstwerk sneuvelt bij een conflict. Dat valt te voorzien. Maar inderdaad: ik ben niet optimistisch voor de toekomst. Het vernielen en plunderen van erfgoed is, zeg maar, een ‘groeimarkt’. Het aantal kunstroven in Egypte bijvoorbeeld is sterk omhoog gegaan sinds het afzetten van Moebarak in 2011, simpelweg omdat de interesse en het geld voor toereikende bewaking ontbreken. De onderbetaalde bewakers vluchten liever voor kunstrovers, dan dat ze voor een paar centen hun leven riskeren. Tegelijk blijven degenen die er een beleid kúnnen doordrukken – de Unesco, de legerleiding – opvallend afwezig.” www.joriskila.com Op 24 april gaat Joris Kila in Museum M in gesprek met Rudi Vranckx 12 Studenten campuskrant Hallo buitenland? Pikante kost maar ook cornflakes eten in Zuid-Korea, piranha’s bakken in Brazilië, in de krant en op tv verschijnen in Bulgarije en danswedstrijden winnen in de VS. Een jaar in het buitenland studeren brengt niet alleen nieuwe kennis maar ook ongekende ervaringen. Dorien, Emilia, Adriaan en Stijn houden Campuskrant via Skype op de hoogte van hun wedervaren. ë n Brazili Emili a i Tekst: Ine Van Houdenhove Emilia Ockerman (22) trok voor haar eerste master architectuur naar São Paulo in Brazilië: “In december en januari was de universiteit gesloten. Ik ben drie weken naar huis gegaan voor de feestdagen, maar we zijn ook zes dagen door het Amazonewoud getrokken met een gids. Alligators en slangen spotten: onvergetelijk. We overnachtten bij de lokale bevolking en hebben ook een nacht doorgebracht in een hangmat aan de oever van de rivier. Veel geslapen heb ik niet, met al die oerwoudgeluiden om me heen – vooral de brulapen waren zeer luidruchtig. Om naar het toilet te gaan moesten we een boom in de jungle opzoeken, dat heb ik ’s nachts toch ook maar niet gedaan.” “We hebben daar net zoals de locals piranha’s gevangen, met een bamboestok met een ijzerdraadje en een stukje vlees, en de vangst nadien ook opgegeten – het smaakte heel gewoon, zoals elke witte vis.” “Het was wel fijn om even in een koelere omgeving te zijn, want het is hier ontzettend warm geweest – tot 35 graden. De zomer was ongewoon heet en droog. Nu is het gelukkig weer wat draaglijker.” “Het academiejaar loopt hier gelijk met het kalenderjaar, dus nu is het eerste semester begonnen. Voor mij wel comfortabeler dan in september, toen ik middenin het semester moest starten. Geen stoet met togati hier trouwens, het academiejaar werd ingeluid door een percussiegroep die urenlang verkleed door de straten trok, gevolgd door uitgelaten studenten.” “En dan moest carnaval nog komen: daarvoor kregen we drie dagen vrijaf, met het weekend erbij werd er vijf dagen feest gevierd. Zelfs de buschauffeurs waren verkleed. Carnaval is echt het moment waarop de Brazilianen zich helemaal laten gaan. Even was er geen sprake van de spanningen die het nakende WK voetbal met zich meebrengt. Er worden anders geregeld auto’s in brand gestoken en ruiten ingegooid. Het geweld richt zich tot nog toe nooit op personen, maar als wij een incidentje zien, maken we ons toch snel uit de voeten.” “Alligators en slangen spotten: onvergetelijk” Van boven naar onder: Emilia op de Amazone, Stijn en Mitali op de dansvloer, de Koreaanse versie van barbecue en obicham te in Bulgarije 26 maart 2014 Studenten 13 Adriaan Stijn Dorien Emilia e VS Stijn i n d Stijn Koshari (22), tweede master chemische ingenieurstechnieken, studeert dit jaar aan de University of Delaware in Newark. “Het is hier bitterkoud geweest, tot twintig onder nul, met enkele zware sneeuwstormen. Dan duurt het wel even voor de wegen zijn vrijgemaakt, het is hier ook allemaal zo uitgestrekt. De universiteit is dan ook een aantal keer een dagje gesloten geweest, net zoals de meeste bedrijven. Maar de combinatie van sneeuw en een wolkenloze hemel was ook prachtig natuurlijk …” “Inmiddels hebben mijn vriendin Mitali en ik ons ook aan een paar danswedstrijden gewaagd. Eenmaal behaalden we de derde plaats overall in de American Smooth, met een eerste plaats in foxtrot en een tweede in tango. Mitali heeft vorige week ook kennisgemaakt met mijn moeder en mijn broer en zus, toen die een bezoek aan New York brachten.” “Na de winter break ben ik nu begonnen aan het tweede semester. Les heb ik vrijwel niet meer, ik werk nu vooral aan mijn masterthesis. Daarvoor doe ik onderzoek naar een manier om proteïnenadsorptie in chromatografische partikels te bestuderen via neutronenverstrooiing, een techniek die niet eerder op dit soort systemen is toegepast, op een schaal die veel kleiner is dan die van de lichtmicroscoop. Ik voer daarvoor experimenten uit aan het NCNR, een Center for Neutron Research nabij Washington DC. Dat is een van de voornaamste voordelen van mijn verblijf aan de University of Delaware. Er zijn over de hele wereld maar een paar neutronenfaciliteiten en je raakt er niet zomaar binnen. Maar de universiteit van Delaware werkt veel samen met het NCNR, vandaar. Elke week gaan er wel studenten naartoe – het ligt op tweeëneenhalf uur rijden, niet ver dus naar Amerikaanse maatstaven.” “Inmiddels ben ik erover aan het denken om ook mijn PhD hier te doen. Dat zou betekenen dat ik nog drie jaar langer zou blijven. Ik had dat al een beetje in mijn achterhoofd voor ik naar hier vertrok. Het zou dus niet enkel voor de liefde zijn (lacht).” “Misschien blijf ik hier wel” rije i n Bu l ga n a a i r d A Adriaan Wauters (21), derde bachelor handelswetenschappen op de campus HUB, studeert dit jaar marketing management aan de University of National and World Economy in Sofia (Bulgarije). “Ik heb de kerstvakantie in België doorgebracht en toen ik terugkwam in januari was het hier een beetje saai: de Bulgaarse studenten hadden examens en de meeste Erasmusstudenten waren naar huis. Maar inmiddels is er weer leven in de brouwerij, ik ben onder andere in de Bulgaarse media opgedoken. Tijdens de International Students’ Day vorige week was ik genomineerd als excellent student. Ik heb met een Franse collega een presentatie gehouden over het Erasmusgebeuren en heb ook een interviewtje gegeven op tv. Diezelfde week ben ik naar de voetbalmatch Ludogorets – Valencia gaan kijken en zo zijn mijn metgezellen en ik met een groepsfoto in de krant beland – niets spectaculairs, gewoon een foto waarop we onze tickets aan het kopen zijn (lacht).” “Excellent student ten spijt is mijn Bulgaars nog steeds niet zo goed, de lessen worden nogal ongestructureerd gegeven. Ik kan me behelpen met een paar standaardzinnetjes, maar dat is het zowat. Met mijn Bulgaarse vriendin Antoaneta, met wie ik sinds oktober samen ben, spreek ik dan ook Engels. In het Bulgaars zou ik snel uitgepraat zijn (lacht). Ik hou van jou? Dat is obicham te.” “Mijn Erasmusverblijf valt heel goed mee, maar ik ben me ervan bewust dat hier écht leven toch niet zo aangenaam moet zijn. De corruptie tiert welig, er zijn weinig jobs en al helemaal geen goedbetaalde. Hier ooit komen wonen is geen optie, nee. Maar voor ons als studenten is het in Sofia best oké, met talloze restaurants, bars, clubs, sportfaciliteiten …” “En het weer is ook méér dan oké: vandaag is het 24 graden! En dat terwijl het een week geleden nog lichtjes vroor en zelfs sneeuwde. Vreemd. Maar zo denken de Bulgaren er ook over hoor! (lacht)” “Ik hou van jou is obicham te” a u i d -Kore Z n i n e i Dor Dorien Dockx (25), derde bachelor japanologie, studeert sinds augustus aan de Ewha Womans (sic) University in Seoul. “Het tweede semester is hier begin maart begonnen, we hebben dus ruim twee maanden vakantie gehad. Ik ben zes weken naar huis geweest, maar eenmaal terug was het alsof ik nooit was weggeweest.” “Ik volg nu Koreaans level 3 – geen Engels meer in het handboek! – en trek me eigenlijk al goed uit de slag. Dat ik Koreaanse vrienden heb – en Koreaans met hen spreek – doet veel.” “In mijn vrije tijd probeer ik zoveel mogelijk lokale gerechten uit. Ik eet véél liever Koreaans dan Belgische kost, absoluut! Zelfs thuis eet ik vaker rijst dan aardappelen, en ik kon al voor ik naar hier kwam prima overweg met eetstokjes. Koreaanse gerechten zijn over het algemeen vrij pikant. Voor buitenlanders is er meestal een mildere versie, maar ik neem gewoonlijk de real thing. En ik word er steeds beter in (lacht). Heel populair is samgyeopsal – de Koreaanse versie van barbecue. Opmerkelijk is dat je niet alleen op restaurant maar ook in elke coffeeshop altijd gratis water kan krijgen.” “Koreanen eten drie keer per dag warm, maar je kan hier gelukkig ook gewoon brood en cornflakes vinden. Rijst als ontbijt is zelfs voor mij een brug te ver (lacht).” “Het valt me op dat België hier bekender is geworden nu we tegen Korea zijn uitgeloot in de wereldbeker. Zelf ben ik onlangs naar een wedstrijd van FC Seoul gaan kijken – het stadium ligt niet ver van de universiteit. Er stonden heel veel camera’s opgesteld zodat je de wedstrijd van op elke plaats goed kon volgen op twee reusachtige schermen achter de goals. Ik ben een fervent voetballiefhebber en dat vond ik wel handig.” “Een bizarre beautytrend hier is aegyo sal of oogglimlach: van nature hebben Aziaten niet voldoende huid onder de ogen voor wallen, en vooral zangeressen en actrices laten zich met make-up, tape of plastische chirurgie puffy eyes aanmeten. Alles om er meer westers uit te zien …” “Nog geen rijst als ontbijt” 14 Leven na Leuven campuskrant Media-arts marleen finoulst Ze studeerde geneeskunde, maar ruilde haar patiënten in voor lezers en kijkers, die ze evengoed in optima forma probeert te houden. “Correcte informatie over gezondheid is zo belangrijk”, zegt Marleen Finoulst. “Dat hooggeschoolden zeven jaar langer leven dan laaggeschoolden is toch niet rechtvaardig?” “Ik voel me soms de luis in de pels” Ine Van Houdenhove een ziekenhuis werken niets voor mij was: die voortdurende confrontatie met leven en dood, de hiërarchische structuur, de angst om fouten te maken ook. Na mijn afstuderen deed ik een paar jaar vervangingen als huisarts, maar ik voelde me eenzaam en opgesloten in zo’n dokterskabinet. Er was nog geen gsm, en ook geen weekwachtregeling, dus je was min of meer aan je praktijk gekluisterd. Ik was echt een beetje op de dool toen.” Een avondstudie informatica aan de VUB moest soelaas brengen, maar toen kreeg haar toenmalige echtgenoot een opdracht in Congo – toen nog Zaïre – en besloot ze mee te gaan: “We bemanden met ons tweeën een brousseziekenhuis in het noorden, waar we verantwoordelijk waren voor 15.000 patiënten. Zonder noemenswaardige kennis van tropische geneeskunde, en in de meest primitieve omstandigheden – geen stromend water, slechts af en toe elektriciteit. Als jonge vrouwelijke arts voelde ik me met de nek aangekeken. En ik had grote moeite met de vele patiënten die stierven zonder dat je er iets aan kon doen – we werden zelfs geconfronteerd met wat wellicht Ebola geweest moet zijn. Toen we een jaar later, in 1990, halsoverkop in een C130 het land verlieten vanwege de diplomatieke rel na de slachting op de campus in Lubumbashi – met een vervalst doktersbriefje, want ik was hoogzwanger – besloot ik nooit meer terug te keren.” De avond na ons interview zal ze in Volt passeren, om er zin en onzin van dure waterfilters uit te klaren; de zondag voordien getuigde ze in een debat in De zevende dag over de door cannabis veroorzaakte psychose van haar oudste zoon. “Daarmee naar buiten treden was niet evident – ik weet uit ervaring hoe iets in de pers een eigen leven kan gaan leiden. Maar na het voorstel om cannabis te legaliseren kon ik niet anders. Cannabis heeft nog steeds een sympathiek en onschadelijk imago, mensen moeten wéten hoe gevaarlijk het kan zijn.” Het publiek informeren en mythes doorprikken, het is de missie van Marleen Finoulst (51), hoofdredacteur van Bodytalk en bezieler van de website www. gezondheidenwetenschap.be, waar ook echtgenoot Patrik Vankrunkelsven aan meewerkt. Als jongste van drie groeide ze op in Bensberg, waar haar vader als leraar wiskunde verbonden was aan het Atheneum van de Belgische Strijdkrachten in Duitsland, tot het gezin naar Diepenbeek verhuisde. “Zowat tegelijk met ons huis verrees daar de campus van het LUC en het sprak vanzelf dat ik daar zou gaan studeren. Was ik in een ander gezin geboren, dan was ik ongetwijfeld Germaanse gaan doen – Nederlands en Engels waren mijn lievelingsvakken. Maar bij ons was de druk groot om voor wetenschappen te kiezen – wiskunde was hét gespreksonderwerp aan tafel. Ik begon dan maar aan geneeskunde, zonder goed te weten Libido Weer in België ging ze opnieuw waaróm.” aan de slag in een praktijk van Ebola Geneeskunde voor het Volk, Ze genoot van het studentenle- waar ze eerder al had gewerkt: ven, eerst in Diepenbeek en na de “Ik vond de nadruk die daar lag kandidaturen in Leuven, al voel- op preventie heel interessant – de ze zich ook een buitenbeentje en aanvankelijk was de druk om tussen haar studiegenoten die ge- lid te worden van de PVDA nog dreven waren om arts te worden. niet al te groot.” Daarnaast sol“Studeren ging me vlot af, maar liciteerde ze op een vacature als ik wist al snel dat ik eigenlijk iets copywriter en kwam zo terecht bij ánders wou doen – wat dat dan wat Artsenkrant bleek te zijn. “Ik ook mocht zijn. Tijdens mijn hoorde later dat de directeur me stage werd alvast duidelijk dat in had aangenomen omdat hij me (© KU Leuven | Rob Stevens) de mooiste kandidate vond. Maar de toenmalige hoofdredacteur – ook een arts – heeft me – met veel kritische rode strepen door mijn artikels – wel leren schrijven. Ik besteedde middagpauzes en avonden aan het kneden van en schaven aan teksten, iets wat ik nog steeds ongelofelijk plezant vind. En al gauw voelde ik me veel meer journalist dan arts, ik had mijn ding gevonden.” Na een jaar ging ze voltijds en voluit voor de medische journalistiek. Zonder praktijk was de weg terug natuurlijk snel afgesloten, maar ze heeft het zich nooit beklaagd. “Collega-artsen vroegen soms schamper of ik dáárvoor dan zeven jaar had gestudeerd, maar ik genoot er net van om op kleine problemen worden gepathologiseerd en gezonde mensen medicatie wordt aangepraat om een markt te creëren – denk aan pillen tegen een verminderd libido of het zogenaamde prikkelbareblaassyndroom.” Voor het brede publiek hoopte ze méér te kunnen betekenen: “Ik maak moeilijke dingen graag makkelijk, ik heb liever dat de boodschap begrepen wordt dan dat alle details aan bod komen.” Ze richtte een eenpersoons-bvba op en kon sindsdien een breed gamma aan communicatiekanalen afvinken: nieuwsbrieven van ziekenhuizen, Test Gezondheid, Goed Gevoel, Knack en Trends … Samen met experts schreef ze een half dozijn boeken, waaronder “Ik maak moeilijke dingen graag makkelijk: ik heb liever dat de boodschap begrepen wordt dan dat alle details aan bod komen.” mijn medische kennis te combineren met mijn passie.” Zeker toen ze na een tijdje overschakelde naar publicaties voor het brede publiek. “Ik kreeg steeds meer moeite met de druk die de farma-industrie uitoefent op de door haar gefinancierde medische vakpers. Ik stoorde me – en nog steeds – aan de manier waar- de bestseller Vrouwen, humeuren en hormonen, met Myriam Van Moffaert. In een vaste rubriek in het Tijdschrift voor Geneeskunde houdt ze dokters op de hoogte van wat er speelt in de media: “Zoals onlangs die heisa over bacteriën op stethoscopen – dan begrijpen dokters tenminste waarom hun patiënten opeens polsen hoe vaak ze hun stethoscoop ontsmetten (lacht).” Ook op het scherm werd Marleen Finoulst een vertrouwd gezicht, van Mimi en Goedemorgen op VTM tot Zonder voorschrift en Hoe? Zo! op VRT. En een tijdlang was ze vaste tv-arts in De zevende dag: “Sinds 2006 ben ik bijna voltijds hoofdredacteur van Bodytalk, een kritisch gezondheidsmagazine: een heel intensieve job – nog intensiever sinds de reorganisatie van de redactie – maar ik doe het heel graag. Als arts-journalist heb ik nooit één dag tegen mijn zin gewerkt.” Al knaagt het soms dat gezondheidsadvies uiteindelijk maar bij een selecte groep terechtkomt: “Ik zou me er graag voor inzetten om dié mensen te informeren die we nu op geen enkele manier bereiken – ik weet alleen nog niet hoe. Dat laagopgeleiden minder lang leven, botst met mijn gevoel voor rechtvaardigheid.” Rode wijn Niet iedereen is even enthousiast over de activiteiten van dokter Finoulst. In haar lezing ‘Gezondheid te koop’ trekt ze onder meer van leer tegen misleidende claims van voedingsproducenten. Haar boek De prostaat. Lust en leed pleit ervoor om terughoudender te zijn bij het behandelen van prostaatkanker, wat niet bij alle artsen in goede aarde viel. “Ik voel me soms een beetje de luis in de pels, ja. Maar ik wil gewoon dat mensen correcte informatie krijgen. Ik ben helemaal niet tegen bijvoorbeeld de farmaceu- 26 maart 2014 tische industrie an sich, ik ga evengoed tekeer tegen de antivaccinatielobby.” Dat er behoefte is aan degelijke informatie over gezondheid, bewijst het succes van de website www.gezondheidenwetenschap.be, onlangs opgezet door het Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine (CEBAM). Patrick Vankrunkelsven, als deeltijds docent verbonden aan het Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde, is sinds kort directeur van CEBAM. Marleen werd al eerder aangezocht om het luik publiekscommunicatie op te starten. Daardoor werkt het koppel nu opnieuw samen. “Niet lang na mijn scheiding ben ik een tijdje Patriks medewerker geweest in de senaat – tot we een relatie kregen.” Wat heeft hun website méér te bieden dan Doctor Google? “Er verschijnt zoveel onzin in de pers en de adviezen zijn zo vaak tegenstrijdig: pakweg rode wijn, of melk, mag nu weer niet en dan weer wel. Veel mensen raken het noorden erbij kwijt. Op onze site worden mediaberichten in verband met gezondheid geduid, en gecorrigeerd als dat nodig is. We baseren ons daarbij steeds op de laatste stand van zaken in evidence based onderzoek. Ook geven we patiëntenrichtlijnen voor een groot aantal aandoeningen.” En bezoekers kunnen vragen stellen, die ze met veel plezier beantwoordt: kan het kwaad om dicht bij een hoogspanningslijn te wonen, moet je de kinderkamer schoonmaken met Dettol? Busje Het is véél. “Maar ik werk graag veel en hard. Gelukkig verwacht Patrik niet dat ik om vijf uur alles laat vallen, of omgekeerd, we werken meestal samen laat door aan de eettafel.” En tussendoor gaan ze lopen. “Drie keer per week tien tot twintig kilometer, in de aanloop naar een marathon is dat vier tot vijf keer per week. Trainen doen we niet samen – Patrik loopt sneller (lacht) –, maar van een marathon maken we steeds een weekendje weg. Door pakweg Athene of New York lopen geeft je een heel andere blik op zo’n stad. Dat bewegen helpt om depressie te voorkomen, is trouwens géén gezondheidsmythe. En het trainen is ook erg gezond, alleen de marathon zelf is vanuit dat oogpunt net een tiental kilometer te lang. Maar ik heb zo’n doel nodig.” In 2013, na tien jaar samenzijn, zijn ze getrouwd, al leven ze vooralsnog deeltijds apart: “Ons nieuw samengestelde gezin telt zeven kinderen – drie van mij, vier van Patrik. We hebben een busje waar we alle negen in passen, al zijn er intussen al vier het huis uit. Zolang mijn dochter, die beurtelings bij haar vader en bij mij woont, nog naar de middelbare school gaat, blijf ik één week op twee in Boutersem. Maar het huis in Laakdal is al klaar voor mijn komst, compleet met verbouwing om alle kinderen een thuis te geven. De afstand Laakdal-Boutersem bedraagt precies 42 kilometer. Dat kan geen toeval zijn (lacht).” Alumni 15 Alumnus Jef Aerts rijft dubbele nominatie voor Boekenleeuw binnen ‘Ik word onnozel als ik niet schrijf’ Na vier romans, een dichtbundel en ettelijke theaterervaringen is Jef Aerts geland als jeugdschrijver. “Ik was veertig en voelde: Zó klink ik dus.” Gevolg is dat er nu meer dan ooit op het spel staat, bijvoorbeeld bij zijn dubbele Boekenleeuw-nominatie. “Ik verlang naar verankering.” Katrien Steyaert In het donker stapt een jongen over een bevroren meer met in zijn tas de kempvis van zijn depressieve vader. Dat is de zeer korte inhoud van Vissen smelten niet, het derde en recentste jeugdboek van Jef Aerts (41). Het haalde de shortlist van de prestigieuze Boekenleeuw, net als zijn prentenboek Groter dan een droom. Hij kaapt zo twee van de vier nominatieplaatsen weg. “Ik ben blij met de lof voor dingen waar ik hard aan werk: emotionele gelaagdheid, sfeerschepping en stijl. Het is natuurlijk een voordeel dat ik al veel geoefend heb”, zegt Aerts, die in 1999 debuteerde voor volwassenen. “In die romans zag je al het magisch realisme dat me typeert. Ik geloof er sterk in dat de realiteit overloopt in de verbeelding en dat beide even waar zijn.” Neem nu Groter dan een droom, over een jongen die met zijn overleden zusje door de nacht gaat fietsen. “Dat is een droom, maar tegelijk is het voor die jongen echt, en voor mij als schrijver ook. Wat je verzint, bedenkt of ervaart is toch even waar als de zogenaamde realiteit? Als lezers me vertellen dat ze af en toe nog praten met een gestorven dierbare, wie ben ik dan om te zeggen dat die ervaring niet echt is? Met de liefde is het toch ook zo? Je kunt die reduceren tot een chemische reactie, maar hoe je in de liefde gelooft vind ik even waar. Daarvoor moet je natuurlijk durven loslaten. Dat verwacht ik ook een beetje van mijn lezers: dat ze durven lezen met een open blik en zo het boek echt voelen.” Ransberg Het is zijn hoop: dat vonkje teweegbrengen, de verbeelding van kinderen in gang zetten, ook van de minder enthousiaste. “Misschien sloof ik me te veel uit”, zucht hij glimlachend, “maar ik wil niet toegeven aan de neiging van sommigen om kinderboeken minder diep te maken. Kinderen zijn op z’n minst gelijkwaardige communicatiepartners, die heel eerlijk en soms onverwacht reageren.” Hun enthousiaste brieven vallen in de bus ten huize Aerts in Ransberg, zijn groene schuiloord gevoeligheden die ik ken, zeker ging ik Germaanse studeren en daarna twee jaar theaterwetenin de kinderboeken.” schappen.” Het leverde hem jobs Kiezen voor kunst op als toneelauteur en dramaturg, En die naderen soms heel dicht, onder meer bij de Roovers en Tozoals in Groter dan een droom, over neelgroep Amsterdam. “Achteraf zijn eigen overleden zusje. “Ze bekeken is elke ervaring zinvol werd begraven aan de abdij van geweest. Nu begeleid ik bij ArtfoVlierbeek”, zegt hij zacht, “en die rum al twee jaar een voorleesproheeft Marit (Törnqvist, de befaam- ject, waarbij ik heel intensief met de illustratrice – red.) ook echt af- kinderboeken bezig ben. Daargebeeld.” Een minder drastisch door heb ik me het metier sneller voorbeeld is Rue Fontaine d’Amour eigen kunnen maken.” (2008), zijn laatste roman voor volwassenen. “Die begon pas te Vrij in het hoofd vlotten toen ik na maanden werk Zijn opgang in het jeugdboekenbesliste het verhaal te vertellen wereldje is inderdaad steil. Zijn debuut, Het kleine paradijs (2012), haalde meteen een Boekenleeuwnominatie binnen en riep volgens sommige recensenten meesterverteller Paul Biegel in herinnering. Opvolger Groter dan een droom kreeg vrij snel een Zweedse, Duitse en Japanse vertaling. “Het voelde meteen goed, haast beter dan mijn boeken voor volvanuit de vijftienjarige Lize. Dat wassenen. Die wil ik ooit weer puberen, dat kantelen, dat kende maken, maar nu werk ik het liefst ik en kon ik voelen. Toen kwam aan kinderboeken. Daarin vind ik veel sneller de vrijheid in mijn het boek bijna vanzelf.” “Als puber heb ik er nooit aan hoofd waar ik zo van hou.” gedacht om jeugdauteur te wor- Zijn blik is broos, maar hoopden – niet stoer genoeg, zeker? vol. “Nu ik weet dat kinderlitera– maar ik maakte wel muziek en tuur echt is waar ik het meest als wilde kunstenaar worden. Vanuit mezelf klink en waarin ik verder een primaire creatiedrang, denk naar die stem kan zoeken, wil ik ik, om mezelf een stem geven in er volledig voor gaan. Ik word stilde wereld. Alleen wist ik niet in aan zenuwachtig voor de Boekenleeuw (op 30 maart – red.) omdat welke discipline.” Aerts – die nu nog muziek maakt ik daarmee een breder publiek met zijn vrouw en broer onder de zou kunnen vinden, meer schrijfnoemer Momomatique – begon tijd zou kunnen kopen, kortom destijds vreemd genoeg een stu- me zou kunnen verankeren als die rechten. “Ik heb er veel aan jeugdschrijver. Daar droom ik gehad als algemene vorming, van. En dromen vloeien soms maar na een jaar ben ik gestopt over in de realiteit, hé?” Hij glimomdat ik wilde schrijven. En dus lacht. “Hopen maar.” “Wat je verzint, bedenkt of ervaart is toch even waar als de zogenaamde realiteit?” waar hij doet wat hij het liefste doet: schrijven. “Ik vind schrijven veel minder moeilijk dan niet schrijven. Van niet schrijven word ik onrustig, onnozel bijna. Als ik kan werken, zet ik altijd iets op papier. Ik ben daar strenger in geworden. Vroeger geloofde ik dat tijd verliezen er af en toe bij hoorde, maar dat kan ik me nu, met drie jonge kinderen, niet meer permitteren.” De Ransbergse rust is hem dierbaar. “Ik ben gemakkelijk van mijn stuk te brengen. Dan verlies ik het spontane schrijven dat ik zo belangrijk vind omdat ik zo een connectie maak met mijn emotionele spectrum. Geloofwaardigheid is heel belangrijk voor mij en dus schrijf ik het liefste over De Ransbergse rust is Jef Aerts dierbaar: “Ik ben gemakkelijk van mijn stuk te brengen.” (© KU Leuven | Rob Stevens) 16 Maatschappij campuskrant Dirk Draulans Wetenschapsjournalist (© ingezonden) Geachte Heer Rector, Het is u misschien ook opgevallen, maar er zit een cyclus in de invulling van het rectormandaat van uw universiteit. Sinds 1968 – het jaar vanaf wanneer het in Leuven interessant begon te worden – is er afwisselend iemand uit de humane wetenschappen (een jurist of een theoloog) en iemand uit de andere wetenschappen (een arts of een ingenieur) rector geweest. Alsof er telkens tegen de sector van de vertrekker gekozen werd. Wat te veel doorgeslagen in de ene richting, dus hop naar de andere. U bent als kerkjurist een mooie hybride van uw twee humane voorgangers. U zette zich ook meteen af tegen uw rechtstreekse voorganger, de arts Mark Waer, die geen opvallend parcours reed. Hij ontsloeg wel een activiste die het woord had gevoerd ter verdediging van een actie waarbij een vergund experiment rond genetische manipulatie van een andere universiteit gedeeltelijk vernield werd. U maakte dat ontslag ongedaan en liet zich interviewen met de dame in kwestie, die geëvolueerd is van een wat bedeesd slachtoffer-van-de-situatie tot een furie die steeds krachtiger uit de hoek komt in haar gevecht voor wat ze cultiveert als haar Grote Waarheid. Ik ben benieuwd wat u zult doen mocht ze opnieuw het voortouw nemen in een aanval op een experiment. U stond ook vrolijk te blinken in het blaadje van de dierenrechtenbeweging GAIA, waarvan de kopstukken u kwamen bezoeken omdat ze in u een medestander in de strijd tegen dierproeven zien. Dat wordt op eieren lopen, vrees ik, aangezien uw universiteit op een aantal fronten tot de wereldtop van het wetenschappelijk onderzoek behoort met resultaten gebaseerd op werk met proefdieren. U ging zelfs op eigen initiatief naar het Vaticaan, “De tijd dat rectoren ongenaakbaar waren is voorbij, en gelukkig maar.” waar men niet collectief staat te juichen om sommige aspecten van het baanbrekende werk dat aan uw universiteit wordt uitgevoerd. Ik neem echter aan dat het niet uw bedoeling is om topposities prijs te geven, al was het maar omdat industriële en medische toepassingen van onderzoek inkomsten genereren. Anders loopt u het risico dat bij de volgende rectorverkiezing de cyclus verder wordt gezet, en er iemand uit een andere wetenschap dan de uwe wordt verkozen. Er zitten trouwens nog tendensen in de evolutie van het rector-zijn. Er is nog nooit een vrouwelijke rector geweest – een misschien wat kwalijke constante die u met uw verkiezing in stand hebt weten te houden. Voorts neemt de lengte van een mandaat geleidelijk af – de laatste twee rectoren ruimden na vier jaar al baan voor hun opvolger. Als er één trend is die u kunt doorbreken, lijkt het deze laatste te zijn. U speelt uw BV-schap als rector ongegeneerd uit. De tijd dat rectoren ongenaakbaar en onbereikbaar waren, onder meer voor studenten, is voorbij, en gelukkig maar. Als een koning als het ware verplicht kan worden om publiek het swingende lied Ik Hou Van U met het volk mee te prevelen, moet een rector in het blaadje van GAIA kunnen pronken. Het bewijst dat onze maatschappij verder democratiseert. Tot ergens onderweg, geachte Heer Rector. Dirk Draulans Elke maand deelt een betekenisvolle binnen- of buitenstaander in een brief aan de rector zijn of haar visie op de rol van de KU Leuven. Deze keer: Dirk Draulans, bioloog, opiniemaker en wetenschapsjournalist, onder meer voor Knack en Canvas Het emeritusevangelie: paul van houtte Ludo Meyvis “Mijn vader was officier, en als hij ergens anders gekazerneerd werd, moesten we verhuizen. Dat gebeurde vrij vaak. Ik heb een deel van mijn humaniora gedaan in Antwerpen, maar de laatste twee jaar woonden we in Rösrath bij Keulen. De school bevond zich daar in een kasteel, wel leuk. Ik deed Latijn-wiskunde. Op aanraden van een leraar aan wie ik de beste herinneringen heb, koos ik daarna voor burgerlijk ingenieur. Het toelatingsexamen was een uitdaging, maar ook een heel secure waardemeter. Hopelijk is de recent ingevoerde ijkingstoets even betrouwbaar.” Woelige jaren “In 1965 ging ik naar Leuven. De overgang was intellectueel redelijk groot. De partieels, proefexamens in januari, vielen echter heel goed mee. Mijn zelfvertrouwen groeide, en in juni had ik zelfs onderscheiding, enigszins tot mijn eigen verbazing. Ik koos voor wat toen ‘burgerlijk elektrotechnisch werktuigkundig ingenieur richting mechanica’ heette, een mondvol. Mijn studentenjaren, tot 1970, waren tamelijk woelig. Er waren geregeld lange periodes zonder les, omdat er weer eens een staking uitgebroken was.” “Na mijn legerdienst wilde ik gaan werken, maar professor Aernoudt zag wel brood in een doctoraat, een sterk wiskundige studie van krachten en deformatie van de kristalstructuur van eigenschappen enzovoort, onontbeerlijk voor de industrie.” het buitenland. Maar ik overschat het ook niet.” In de mist Van examens naar opera “Ik voelde me onderzoeker – tot ik prof werd ... Dat gebeurde in 1992. Daarna word je hoe dan ook voor een groot deel van je tijd manager. Ik ben wel altijd contact met mijn assistenten en hun werk blijven houden, en ik ben zelf ook onderzoek blijven doen, maar je hebt er eenvoudigweg veel minder tijd voor.” “Bestuurswerk maakt volgens de regel van mij wel degelijk deel uit van het drie leven van een hoogleraar die zichzelf respecteert. In 1996 ben ik departementsvoorzitter van “Wat je ook doet, beleef MTM geworden. Ik had al wel er genoegen aan.” wat bestuurservaring in LOVAN, tegenwoordig de VAP, de vereni“Staar je niet blind ging van het academisch persoop onderwijsflexineel. Maar dat hielp niet bijster bilisering.” veel toen ik het departement moest leiden. Ik voelde me als “Schuw bestuurswerk een chauffeur die op topsnelheid niet.” plots in dichte mist terechtkomt. Maar het is een job waarin je snel veel leert, ook wat het bestuur van de faculteit betreft. Ik heb dynamiek van wat je bestuurt.” “Daarna heb ik me weer ten volle kunnen concentreren op de IUAP (interuniversitaire attractiepolen – red.) die ik van professor Aernoudt had overgenomen. Dat onderzoekswerk gaat over de grenzen van de eigen universiteit heen, en er komt heel wat administratie bij kijken. Gelukkig was er ook veel inhoudelijk werk, en daar komt het toch op aan. Mijn het acht jaar gedaan. Langer zou onderzoekskwaliteit? Ach, ik ben niet goed geweest zijn, want dan geen Nobelprijswinnaar. Ik denk nestel je je te veel in een bepaald dat mijn werk degelijk was, dat patroon. Dat is niet goed voor de het gewaardeerd wordt, ook in “De huidige universiteit is wel anders dan die uit mijn jonge dagen. De publicatiedruk is overdreven. Vroeger voelde je de drang om te publiceren, nu voel je de druk, een wezenlijk verschil. Dat kan veranderen, maar dan alleen als de overheid meewil, en wanneer er gesleuteld wordt aan de financieringsparameters. Nog een grondig verschil heeft te maken met de onderwijsorganisatie – het enige bestuursgebied waar ik altijd zo weinig mogelijk mee te maken wilde hebben. De flexibilisering is veel te ver gegaan. Studenten moeten nu alles zelf kiezen. Geloof me: veel studenten vinden dat niét leuk. Studenten moeten na afstuderen een visitekaartje kunnen voorleggen dat zegt dat ze verstandige mensen zijn, geen lijst van vakken.” “Nu ben ik emeritus. De grootste opluchting is dat ik nu geen examens meer moet afnemen. Daar stop je relatief gezien heel veel tijd in. Maar ik heb zeker nog ruim voldoende werk. Ik ben voorzitter van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit. Ik ben ook nog twee jaar bestuurder van de Klasse der Natuurwetenschappen van de KVAB, de academie. Ik doe visitatie- en refereewerk, en ik ben nog van nabij betrokken bij het Europese onderzoekswereldje. En daarnaast heb ik eindelijk wat meer tijd voor mijn privéleven, reizen met mijn vrouw, wat meer lezen, bezoekjes aan de opera ... Ik verveel me niet.” “De flexibilisering is veel te ver gegaan. Studenten moeten nu alles zelf kiezen. Geloof me: veel studenten vinden dat niét leuk.” metaal bij het draadtrekken. Relevant was het wel: de vervorming van een metaal bepaalt de sterkte, de stijfheid, de magnetische (© KU Leuven | Rob Stevens) “Wat je aanvaardt, moet je met goesting doen”, zegt professor Paul Van Houtte, emeritus bij het Departement Metaalkunde en Toegepaste Materiaalkunde (MTM). Hij heeft ook na zijn emeritaat nog ruim voldoende taken om het beruchte zwarte gat nog lang niet te zien opdoemen. Come to think of it, daar hebben we eigenlijk nog geen enkele emeritus over horen klagen. 26 maart 2014 Geschiedenis 17 150 jaar Ingenieurswetenschappen ‘Rijk verleden, nog rijkere toekomst’ Wie Heverlee aandoet, kan zich moeilijk voorstellen dat de ingenieurs er niet altijd hun habitat hebben gehad. De Leuvense ingenieurswetenschappen zijn ‘pas’ 150 jaar oud. “Er zijn ups en downs geweest, maar we hebben nu zoveel talent en mogelijkheden dat enige trots niet misplaatst is”, zegt emeritus professor Herman Neuckermans. Ludo Meyvis Anderhalve eeuw bestaan: dat dient uiteraard gevierd. Professor Neuckermans was voorzitter van de commissie die het feestjaar heeft voorbereid. Er werd geen gedenkboek gemaakt, wel een tijdlijn die verwijst naar tal van bronnen en facts and figures over de Faculteit Ingenieurswetenschappen en haar geschiedenis. “Onze wortels liggen bij Wetenschappen”, begint professor Neuckermans. “Die faculteit organiseerde vanaf 1864 lessen aan de Écoles des Mines et des Arts et Manufactures, in het Pauscollege en het Maria Theresia College. Het ging om een zogenaamde ‘wetenschappelijke graad’, wat betekende dat Leuvense ingenieurs niet mochten deelnemen aan de staatsexamens voor jobs in de mijnen, bij de spoorwegen en bij ‘bruggen en wegen’. Dat was voorbehouden aan de ingenieurs van Gent, Luik en Bergen. Pas in 1890 veranderde dat en werd de Leuvense ingenieursgraad ook ‘wettelijk’ voor wat de richtingen mijnbouw en burgerlijke bouwkunde betrof. De studieduur werd toen ook op vijf jaar gebracht.” Van ‘speciale school’ naar faculteit “Een volgende belangrijke stap vond plaats in 1929, toen negen wettelijke ingenieursgraden ingevoerd werden, waarvan vijf nieuwe in Leuven – metallurgie, industriële scheikunde, elektrotechniek, mechanica en architectuur. In die jaren werd ook de infrastructuur van de faculteit gevoelig uitgebreid met nieuwe instituten in het Arenbergpark, dat Ingenieursstudenten in 1900 voor de Grote Aula van het Maria Theresia College (© Universiteitsarchief KU Leuven. Archief en Museum van het Vlaams Studentenleven, Fotoverzameling) door de KU Leuven na de Eerste Wereldoorlog verworven was. De Arenbergcampus werd in 1931 in gebruik genomen, ongeveer gelijktijdig met het kasteel.” “Er was toen nog geen sprake van een faculteit. De studierichtingen burgerlijk ingenieur werden georganiseerd door wat ‘Speciale Scholen’ heette. Gaandeweg hadden die wel een vrij verregaande zelfstandigheid uitgebouwd, maar formeel hingen ze af van de Faculteit Wetenschappen. Die vaardigde een ‘inspecteur’ af als hoofd van de scholen en als officiële aanspreekpersoon. Pas in 1961 werden de Speciale Scholen erkend als Faculteit der Toegepaste Wetenschappen – Faculté des Sciences Appliquées in de toen nog tweetalige universiteit.” “De vernederlandsing van de opleidingen is een complex verhaal. In 1914 werd al gestart met de taalsplitsing van sommige cursussen, die zowel in het Nederlands als het Frans georganiseerd werden. Het aantal Nederlandse opleidingen nam geleidelijk toe, maar van een gesplitste faculteit was pas sprake in 1964. Richard Van Cauteren werd toen de eerste Vlaamse decaan van de Nederlandstalige faculteit. De Franstalige verhuisde begin jaren 70 naar Louvain-la-Neuve.” “Het aantal afstudeerrichtingen nam systematisch toe: toegepaste wiskunde en bedrijfsleiding, later industrieel beleid genoemd, vanaf 1962; kernwetenschappen vanaf 1966; computerwetenschappen vanaf 1971; naast een reeks certificaten en bijzondere studies. In 1981 werd het nieuwe Departement Computerwetenschappen opgericht en werd het Departement Constructie gesplitst in het Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening en het Departement Burgerlijke Bouwkunde.” Van imec tot integratie “Het wetenschappelijk onderzoek nam een snelle vlucht. Misschien interessant: het eerste Nederlandstalig doctoraat in de Toegepaste Wetenschappen, gestart in de nieuwe faculteit, dateert uit 1966. Op de eerste vrouwelijke docent was het wachten tot 1977, met Ann Haegemans.” “Ik moet zeker ook vermelden dat de faculteit de wieg is van heel wat spin-offs. Ook imec is hier ontstaan. Professor Roger Van Overstraeten nam daartoe het initiatief in 1984, toen hij een gewillig oor vond bij minister Gaston Geens. Wat kleinschalig begon, is nu een reus geworden: imec is een wereldspeler op het vlak van de micro- en nano-elektronica.” “De belangrijkste recente evo- lutie is natuurlijk de inkanteling van een aantal industriële hogescholen (Geel, Aalst, Diepenbeek, Gent, Leuven, Sint-Katelijne-Waver, Oostende – red.) in de nieuwe Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen, en de integratie van de masteropleidingen architectuur van Sint-Lucas Brussel en Gent. Die werden in een eigen Faculteit Architectuur ondergebracht en maken volwaardig deel uit van de KU Leuven. Voor een buitenstaander lijkt het misschien vreemd dat je zowel voor burgerlijk ingenieur-architect als voor architect kunt studeren aan eenzelfde instelling, maar er is wel degelijk een substantieel verschil qua invalshoek en inhoud. En dat hoort zo te blijven. Idem dito voor de voormalige industrieel ingenieurs die in eerste instantie op kmo’s zijn gericht.” Grote namen, grote toekomst “In al die jaren werd onze opleiding natuurlijk bevolkt door aardig wat grote figuren. Naast Roger Van Overstraeten denk ik bijvoorbeeld aan André Dumont, overleden in 1920. Hij heeft de eerste industrieel ontginbare koolsteenlagen ontdekt in Limburg en zette de provincie op weg naar een eeuw economische ontwikkeling. Minder bekend, maar van groot internationaal belang, was Arthur Vierendeel, overleden in 1940. Bruggen die op zijn constructietechniek gebaseerd zijn, vind je nog wereldwijd. Joris Helleputte was dan weer een gangmaker van de neogotische bouwstijl. Je vindt daar nog tal van voorbeelden van, ook in Leuven.” “De Leuvense ingenieurs hebben zeker geen rechtlijnige geschiedenis gekend”, besluit professor Neuckermans. “Er zijn ups en downs geweest. Maar als je naar de huidige faculteit kijkt, zie je een zodanige diversiteit aan talent, specialisaties en mogelijkheden, dat enige trots niet misplaatst is. We hebben een rijk verleden, maar een nog veel rijkere toekomst.” Meer info over het feestjaar op eng.kuleuven.be/ kuleuveningenieurt150jaar/ De tijdlijn vindt u op eng.kuleuven.be/ kuleuveningenieurt150jaar/ tijdlijn 18 Personalia campuskrant Boek / delen “Wiskundigen hebben een imagoprobleem”, zegt Paul Levrie van het Departement Computerwetenschappen licht zuchtend. “Maar dat is onterecht. Wiskunde is gewoon veel te prettig om voor jezelf te houden.” Ho even: wiskunde en prettig, in dezelfde zin? “Neem nu het twin prime-probleem. De vraag is of er oneindig veel koppels priemgetallen bestaan op een afstand van 2 van elkaar – zoals 41 en 43. Dat is nooit aangetoond. Vorig jaar heeft een Chinees-Amerikaanse wiskundige bewezen dat er oneindig veel paren zijn op minder dan 70.000.000 van elkaar. Als leek zou je dan denken: het doel is nog lang niet bereikt. Maar intussen is de bewezen afstand al geslonken tot 252, dankzij een wereldwijde samenwerking van wiskundigen. Dat is toch plezánt?” Oneindig plezant. Is dat ook de reden waarom u er samen met uw collega Rudi Penne een boek over geschreven hebt, De pracht van priemgetallen? “Priemgetallen intrigeren me, ja. Bovendien vormen ze een mooi afgebakend geheel, handig om er een boek over te maken voor het grote publiek. Er is al heel veel over geschreven, en ze hebben nog belangrijke toepassingen ook. Blijkbaar is er wel belangstelling voor: ons boek is op enkele maanden tijd al aan zijn derde druk toe. Het is natuurlijk niet het eerste boek over priemgetallen. The Music of the Primes van Marcus du Sautoy, die hier in Leuven nog een Christmas Lecture gegeven heeft, is zeker ook een aanrader.” “Ons boek hebben we voor een deel historisch opgevat. Geschiedenis van de wiskunde is een heel leuke discipline. Als ik hier in onze bibliotheek de verzamelde werken van mijn lievelingswiskundige Leonhard Euler bekijk – meer dan tachtig delen, mijn vrouw wil niet dat ik ze koop – kan ik daar enorm van genieten. Hij schreef erg goed.” Ook sommige niet-wiskundigen schrijven best aardig. Wie is uw lievelingsauteur? “Godfried Bomans. Ik heb zijn verzamelde werken, en hij heeft een prachtige ironie en stijl, gevarieerd, en vol taalspelletjes. Daar houd ik van. Dat is ook waarom een boek als Opperlans! van Battus, alias Hugo Brandt Corstius, zo geweldig is. Battus was trou- Maar heel gauw zocht ik ook naar populariserende wiskundeboeken, die je toen vrij veel had in de Prisma- en Aula-reeksen.” “Misschien wel het belangrijkste boek dat mij op het pad van de wiskunde gezet heeft, is Mathematics and the Imagination van Edward Kasner en James Newman. Ook de vele bundels met wiskundecolumns van Martin Gardner vond ik geweldig. Hij schreef 35 jaar lang maandelijkse bijdragen voor Scientific American, meestal over wiskundepuzzels. Zijn commentaar op Alice’s Adventures in Wonderland van Lewis Carroll is een boek waar je als wiskundige veel plezier aan beleeft.” “Als je zegt dat je niks hebt met wiskunde, kom je daar gewoon mee weg. Wel, dat kán niet.” wens een wiskundige … Hoe hij zovele vormen van taalvirtuositeit in een structuur weet te gieten, prachtig. Maar het is wel een boek waarvan je de charme niet uitgelegd krijgt aan iemand die er niet gevoelig voor is.” Las u als kind al veel? “Ja. Mijn moeder werkte in de bibliotheek van Turnhout, in De Warande, en daar verslond ik de boeken. Ik las de gebruikelijke kinder- en jeugdliteratuur: Biggles, Karl May en consorten. Leest u ook andere literatuur? “Aan Nederlandse literatuur kom ik te weinig toe. De Max Havelaar vond ik prachtig, maar veel verder gaat het niet. Ik lees vooral veel Engelstalig werk. Ik heb iets met winnaars van de Booker Prize, een bekroning die blijkbaar wel garant staat voor kwaliteit. Van John Irving heb ik intussen het belangrijkste wel gelezen. Ik ben ook dol op het werk van John Dickson Carr. Dat zijn meestal Sherlock Holmes-achtige detectives, van Benoemd of onderscheiden Professor Geert Bouckaert (Instituut voor de Overheid) heeft een eredoctoraat ontvangen van de Babes-Bolyai University (BBU) in Roemenië voor zijn bijdragen in het domein van overheidsadministratie en overheidsmanagement. Professor Filip Dochy, hoofd van het Centrum voor Professionele Opleiding en Ontwikkeling en Levenslang Leren (Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen), werd opgenomen in de Academia Europaea (European Academy of Sciences). Professor Ann Swillen (Centrum voor Menselijke Erfelijkheid) is aangesteld om de Europese tak van het International Consortium on Brain and Behavior in 22q11.2 Deletion Syndrome te coördineren, een consortium dat 22 gezondheidsinstellingen omvat. Het onderzoeksbudget van 12 miljoen dollar wordt verstrekt door het Amerikaanse National Institute of Mental Health (NIMH), onderdeel van de National Institutes of Health (NIH). De European Radiology Private Foundation heeft een Albert Baert Editorial Fellowship opgericht, als erkenning van de verdiensten van emeritus professor Albert Baert (Faculteit Geneeskunde), onder meer als hoofdredacteur van European Radiology (1996 – 2007). Valerie Uijtterhaegen, masterstudente architectuur aan KU Leuven @ LUCA, won de eerste juryprijs van de Bold & Beautiful Student Façade Design Award met haar project Greenhouse Wall System. Emeritus professor Stefaan Top (Faculteit Letteren) is laureaat van de Europäischer Märchenpreis 2014 van de Märchenstiftung Walter Kahn. Hij krijgt de prijs voor zijn verdiensten voor de wetenschappelijke beoefening van de volkskunde. Heleen Sintobin, masterstudente interieurarchitectuur aan KU Leuven @ LUCA, was één van de winnaars in de VITRA Benelux Academic Architecture Award 2014, waarin studenten een architecturaal project moesten analyseren. Derdebachelorstudenten Jona Beysens (Handelsingenieur), Joran Liessens, Thomas Verelst en Thomas Vyncke (Ingenieurswetenschappen) hebben met hun team Mindset de bachelorcompetitie gewonnen van de BCG Strategy Cup. Daarin losten ze samen met BCG-consultants een business case op voor SOS Kinderdorpen. Aan de wedstrijd namen meer dan 1.200 Belgische studenten deel. Het werk van Rense van der Hout en Nicolas De Paepe, eerstebachelorstudenten architectuur aan KU Leuven @ LUCA, werd uit 130 inzendingen geselecteerd voor de ideeënwedstrijd Kanal Playground, waarin op zoek wordt gegaan naar mogelijkheden om meer kwaliteitsvolle publieke ruimte te creëren. De 29 geselecteerde ideeën worden nu verder onderzocht. De pracht van priemgetallen Paul Levrie en Rudi Penne (© KU Leuven | Rob Stevens) Ludo Meyvis De leeslijst van paul levrie The Music of the Primes Marcus du Sautoy De verzamelde werken van Leonhard Euler het ‘gesloten-kamer-genre’, met misdaden die op het eerste gezicht onmogelijk zijn. En 1Q84 van Haruki Murakami vond ik erg meeslepend.” “Maar het liefste lees ik toch dingen die iets met mijn vakgebied te maken hebben. Dat mag héél populariserend zijn. Ik denk dan aan Getallen zijn je beste vrienden van de Nederlander Vincent van der Noort, of Alex Bellos met Alex’s Adventures in Numberland. Dat zijn boeken waar het enthousiasme van af spat, en daar hou ik van. Wiskunde mag populairder worden, met goede boeken, of met een blog, zoals ik er samen met Rudi Penne eentje onderhoud bij Scilogs, onder de titel Wiskunde is sexy . De uitgeverijen sturen me geregeld boeken die ik daar bespreek, wat mooi meegenomen is, zolang het maar voor de goede zaak is.” “Een beetje propaganda voor wiskunde is nodig. Als je zegt dat literatuur of psychologie je gestolen kunnen worden, word je bekeken als een barbaar. Terecht – maar als je zegt dat je niks hebt met wiskunde, kom je daar gewoon mee weg. Wel, dat kán niet.” De blog: ‘Wiskunde is sexy’ is te vinden op weetlogs.scilogs.be Werken Godfried Bomans Opperlans! Battus De Biggles-boeken van William Earl Johns Mathematics and the Imagination Edward Kasner en James Newman Alice’s Adventures in Wonderland Lewis Carroll De verhalen met detective Dr. Gideon Fell van John Dickson Carr 1Q84 Haruki Murakami Getallen zijn je beste vrienden Vincent van der Noort Alex’s Adventures in Numberland Alex Bellos In Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Piet Cardyn Ere-AP aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen geboren op 7 maart 1935 en overleden op 5 februari 2014 Professor Jan De Meyer Emeritus hoogleraar aan de Faculteit Rechten geboren op 21 februari 1921 en overleden op 15 februari 2014 Professor Eric Engelbrecht Ere-hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde geboren op 13 augustus 1947 en overleden op 18 februari 2014 Professor Guido Persoons Emeritus hoofddocent aan de Faculteit Letteren geboren op 8 april 1931 en overleden op 21 februari 2014 Steven Michiels Student Bachelor in de Rechten aan de KU Leuven – Campus Brussel (HUB) – Bachelor in de Medische Beeldvorming (HUB) geboren op 5 december 1992 en overleden op 27 februari 2014 26 maart 2014 Studenten 19 Droomjob weerman Zijn de verwachtingen van studenten over hun droomjob realistisch? En hoe moeten ze die felbegeerde baan te pakken krijgen? Stap één: wij regelen een ontmoeting met een alumnus die de droom beleeft. In deze aflevering: Niels, Lander en de weervrouw. De weermannen in spe proeven in de studio van het echte werk. Lander (rechts): “Weer is zo fascinerend: iets wat ons als mensen overstijgt.” Niels: “Er zijn niet veel jobs in deze sector, maar gelukkig ook niet veel studenten.” (© KU Leuven | Rob Stevens) Ine Van Houdenhove Voor masterstudent geografie Niels Souverijns (21) en zijn studiegenoot uit de eerste bachelor Lander Van Tricht (19) is het weer méér dan een handig gespreksonderwerp. Lander: “Als kind hing ik briefjes op het prikbord met mijn voorspelling voor de volgende dagen, en stond ik ’s nachts op het balkon de bliksem te filmen. Weer is zoiets fascinerends: zo veranderlijk en iets wat ons als mensen overstijgt.” Sinds vier jaar heeft hij een eigen website, www.weerturnhout.be: “Aan de hand van satellietbeelden en computermodellen voorspel ik daarop iedere dag het weer in de streek rond Turnhout, waar ik woon.” Niels: “Sinds ik op mijn zestiende An Inconvenient Truth van Al Gore zag, ben ik gefascineerd door het klimaat – ik maak mijn masterproef dan ook over de opwarming van de aarde. Ook het weer boeit me mateloos: de natuurkrachten die erachter zitten, begrijpen hoe fenomenen als wolken en wind tot stand komen …” Lander droomt ervan om op tv te komen, voor Niels mag het evengoed iets achter de schermen zijn. “Er zijn niet zoveel jobs in deze sector, maar gelukkig ook niet zoveel studenten.” Na hun studie geografie mogen ze zich nog geen metereoloog noemen – daarvoor moet je eerst doctoreren, in het buitenland. Maar voor het zover is, gaan we op een grijze lenteavond naar Vilvoorde, Medialaan 1, waar Jill Peeters (39) al veertien jaar het mooie weer maakt op VTM en Q-music. Handen uit de zakken De koning en de koningin zijn pas op bezoek geweest: de gangen achter de schermen van de Vlaamse Mediamaatschappij ruiken nog naar verse verf en splinternieuw tapijt. “Wat voor weer wordt het vanavond?” vraagt Jill “Ik zeg nooit dat het ‘slecht’ weer wordt” terwijl ze ons voorgaat naar de studio waar naast Het Nieuws ook Het Weer wordt opgenomen. “Bewolkt? Dat is meestal het juiste antwoord, jullie beginnen goed (lacht).” Even later staan Lander en Niels voor het scherm waarop de weerkaarten worden geprojecteerd – enkel zichtbaar voor de camera en de kijker. Zelf zien ze de kaarten op een tweede, veel kleiner heerst, is láng (lacht). Als je weerman wil worden, is dictielessen volgen trouwens een goed idee: je moet je stem juist weten te gebruiken als je veel moet praten.” “Tijdens mijn lerarenopleiding bij geografie kreeg ik ook een gouden tip: je moet je publiek aankijken als je wil dat ze naar je luisteren, en alleen naar de kaart kijken als je wil dat zij dat ook doen. Wat ik hier dan weer heb gemaakt, op basis van de meest recente gegevens van Meteoservices: “Maar ik heb jullie om mij te helpen, niet? Mensen zien me een paar minuten per dag op het scherm en snappen soms niet wat ik de rest van de tijd doe: voornamelijk kaarten maken dus. Maar ik doe eigenlijk alles voor Het Weer: de productie, de redactie, ik bepaal welke camera mij wanneer pakt …” Weervrouw Jill Peeters: “Als kind nam ik dondergeluiden op cassette op, om ernaar te luisteren als ik niet kon slapen.” scherm. “Vertel maar even wat voor weer de kijkers vannacht kunnen verwachten”, sommeert Jill. Wat volgt, stemt haar tevreden: “Het klopte langs geen kanten, maar het werd met overtuiging gebracht. Zorg alleen wel dat je niet met je handen in je broekzakken staat …” Improviseren is iets wat een weerman of -vrouw moet kunnen. “Ik schrijf enkel de intro en de outro uit, omdat de regie dat nodig heeft. Verder komt het hieruit (wijst op hoofd, buik en hart – red.). Ik heb geen autocue, ik lees de weerkaarten. Het Weer duurt tussen drie en vijf minuten, dat hangt af van de verdere programmatie. Vijf minuten moeten volpraten als er al tien dagen op rij een stabiel hogedrukgebied geleerd: als het maar even gaat re- “Ik arriveer meestal rond de genen, práát daar dan ook maar middag, maar op dagen waarop heel even over. Anders krijgt de ik ook voor Q-music werk, sta ik kijker een verkeerd idee.” om kwart over zes op om een uurtje later het eerste weerbericht Vintage te brengen. Ik zorg ook voor het Op weg naar haar bureau passeert weerbericht in Het Laatste Nieuws. Jill even langs de make-up – “Ja, Rond halfnegen ’s avonds zit mijn bijwerken moet écht voor elke werkdag erop. Op woensdag werk opname” –, keurt de outfit die ik alleen voor de krant. Het wordt klaarhangt voor morgen – “Vanaf zwaar als een collega een tijdje afovermorgen zomercollectie!”, – wezig is en je moet inspringen.” en vist uit een rek een lange rode avondjurk: “Gereserveerd! Deze Tovenaar wil ik aan tijdens de Nacht van “Wat denken jullie? Polaire onde Televisiesterren. Vintage, dus: stabiliteit? Die buiencluster is duurzaam. Ik ben daar erg mee voor Vlaanderen, maar passeert bezig, ik werk ook aan een boek vrij laat: het water zal in zee vallen. Wat is jullie favoriete weertyover de klimaatsverandering.” Over minder dan een halfuur pe eigenlijk? Sneeuw, Lander? En gaat ze live en er moeten nog jij, Niels, onweer? Als kind nam een paar weerkaarten worden ik dondergeluiden op cassette op, om ernaar te luisteren als ik niet kon slapen. Maar inmiddels heb ik nogal wat ijzer in mijn rug zitten en ben ik er niet helemaal gerust in als het onweert (lacht). Ik hou enorm van polaire buien: maartse buien, aprilse grillen, gevolgd door witte wolkjes en blauwe lucht. Maar in mijn weerberichten laat ik het niet merken als ik het weer maar niks vind – dat vind ik niet fair tegenover het weer. Ik praat ook nooit of te nimmer over slecht weer, want dat is subjectief, het hangt er maar vanaf wat voor job je doet.” “Doorwerken jongens. Zal het droog blijven? En welk icoontje kiezen we hier: helder of bewolkt?” “Dit is een droomjob, zeker weten. Zelfs bij de bakker praat ik graag over mijn weer (lacht). Als kind zei ik niet dat ik weervrouw wou worden, ik zei dat ik weervrouw ging worden. Ik stuurde gedichtjes naar Armand Pien, die tovenaar op tv die ervoor zorgde dat het ging sneeuwen. Nu ik eraan denk, van jullie heb ik nog geen gedichtjes gekregen … (lacht)* Maar er is zoveel méér dan tv: de sociale media sméken om weermannen. Jullie zouden zo aan de slag kunnen als jullie al waren afgestudeerd … Maar nu moeten we écht terug naar de studio!” * Inmiddels is er een gedicht gemaakt, verstuurd en goed ontvangen. Ben jij een student die een droomjob voor ogen heeft? Laat het ons weten via [email protected] 20 Buitenkant campuskrant (© KU Leuven | Rob Stevens) Stof tot nakijken Stilaan uitgegroeid tot een klassieker, ook voor onze fotograaf: de Umoja Fashion Show, een wervelend modespektakel vol Afrikaanse accenten in kledij én muziek, georganiseerd door studenten, de Eenheid Ontwikkelingssamenwerking en de Cel Internationale Studenten. Ook deze vierde editie, op zondag 23 maart, gaf de Museumzaal weer een exotisch tintje. gevonden: VOORWERP Elke maand gaan we op zoek naar het verhaal achter een opmerkelijk voorwerp dat zich ergens binnen de muren van de universiteit bevindt. Of méérdere voorwerpen: driehoog bij Computerwetenschappen lopen we door een heus museumpje van de computer, gewoon in de gang. Het is een hobbyproject van systeembeheerder Jean Huens. Voor nerds, geboren toen dat woord nog niet bestond, is het een goudmijntje: minicomputers uit de pionierstijd, oeroude Apples en Macs, obscure terminals … “De eerste computer die we hier hadden, was een Varian V73 uit 1974. Prijs: anderhalf miljoen frank, toén. Het toestel zelf is naar de UCL verhuisd, maar we hebben nog wel een Teletype, een wonderlijke combinatie van tikmachine en ponsbandlezer. Daarmee kon je met de Varian werken – op een bescheiden schaal, want we hadden maar vier opslagschijven, ter grootte van vijf megabyte elk. Ik dénk dat ik die Teletype nog wel aan de praat kan krijgen, maar de kabels lijken me wat onbetrouwbaar. Eén van de populairste toepassingen was Lambik, een flipperkastsimulatie. Volgens bewaarde resultatenlijsten heeft zowat het hele departement daar wel eens mee gespeeld.” “En hier heb je de Apple Macintosh Plus, de eerste Mac op het departement, uit 1984. Vier van onze professoren, nu natuurlijk emeriti, waren bij de voorstelling in Brussel aanwezig – Apple verzorgde zijn marketing toen al. Zij mochten met MacDraw een treintje tekenen, één van de weinige stukjes toen beschikbare software. Blijkbaar waren ze zo overweldigd dat ze levenslang Mac-gebruikers gebleven zijn. Leuk is dat je de handtekeningen van de oervaders, Steve Jobs en Bill Wozniak, op de binnenkant van die eerste Macs terugvindt.” “Toen het internet aan zijn opmars begon, speelde de KU Leuven daar een hoofdrol in. Er waren in ons land aanvankelijk, in 1991, welgeteld twee name servers – die zorgen voor de koppeling van je computer aan het internet. Eén van beide staat hier nu op de gang, een machine van Sun. Toch wel frappant, als je bedenkt dat je met die ene machine het hele Belgische internet lam kon leggen …” “Het grote probleem is dat veel dingen nog wel operationeel zijn, maar dat we niet meer over de expertise, de dragers of de lezers beschikken om er iets mee te doen. Neem bijvoorbeeld floppy’s. De kleintjes kan je nog wel gelezen krijgen. Maar voor de zachte, vijf-en-een-kwart inch, ken ik nog maar twee toestellen die dat eventueel zouden kunnen. En de grote floppy’s, acht inch, kan je helemaal vergeten. Denk ook aan de vele soorten tapes en allerlei voorlopers van de harde schijf, allemaal onleesbaar. Ponskaarten? Ponsbanden? Een klus voor ingenieur-archivarissen …” “Een echt museum is het natuurlijk niet, al staan er aardige dingen bij. Over de waarde ervan kan je twisten. In een heel specifieke niche zijn sommige machines misschien iets waard, maar dat mag je niet overdrijven.” “Veiligheidsproblemen hebben we nog nooit gehad. Op een ochtend zijn er wel eens een paar personen bezig geweest om zoveel mogelijk machines aan de praat te krijgen. Dat viel blijkbaar nogal tegen. Maar erger dan dat is het nooit geweest.” (Ludo Meyvis) www.cs.kuleuven.be/museum/ Jean Huens op de name server van Sun, met naast hem een oeroude Teletype (© KU Leuven | Rob Stevens)
© Copyright 2024 ExpyDoc