DNA-staal levert robotfoto op

Verschijnt maandelijks,
uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating
gesloten verpakking
Afgiftekantoor
2099 Antwerpen X
2099 Antwerpen X
n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
2 6 m a a r t 2 0 14 | nr 7 | 2 5 s t e j a a r g a ng | w w w. k ul e u v e n . be / c k /
t i jdschrif t va n de k u l eu v en
“Ik werk
geen dag
meer tegen
mijn zin”
le ven na Leuven:
media-arts marleen finoulst [14]
Het zwakke
broertje in de zee
(© Wouter Van Vooren)
Wijzen in het Vaticaan
Bisschop Johan Bonny maakt leden van een Leuvense delegatie attent op de verborgen plekjes van Vaticaanstad. De top van de universiteit trok begin maart op eigen initiatief naar Rome om de banden met het Vaticaan
aan te halen. “Wij koesteren onze rijke katholieke traditie, maar ook onze academische vrijheid”, zei rector Rik
Torfs (rechts op de foto) in een gesprek met Pietro Parolin, na de paus de hoogste bestuurder binnen de kerk.
Verder op de foto, vlnr: vicerectoren Danny Pieters, Wim Robberecht en Katrijn Malfliet, Jos Vaesen (directeurgeneraal Rectorale Diensten) en Marc Decramer (gedelegeerd bestuurder UZ Leuven)
DNA-staal levert
robotfoto op
Weliswaar nog niet voor morgen,
maar misschien wel overmorgen: een goed gelijkende virtuele
foto op basis van een haartje, in
plaats van dubieuze robotfoto’s
van aarzelende getuigen. “Ik ben
heel enthousiast maar ook voorzichtig, het eerste om wat er al
kan, het tweede om geen gekke
verwachtingen te wekken”, zegt
Peter Claes van de Afdeling Beelden Spraakverwerking (ESAT/
PSI) en van het Medical Imaging
Research Center op UZ Gasthuisberg. “We zijn echt nog niet toe
aan een gegarandeerd juiste en
volledige voorspelling van het
gelaat, op basis van bijvoorbeeld
een speekselstaaltje. Wat we aangetoond hebben is dat het kan,
en dat de resultaten duidelijk in
de goede richting gaan.”
Verschijningsdata Campuskrant
gedachte groeide
om op grond van
genetisch materiaal een gezicht te
visualiseren.”
“Het vergde nog
heel wat studie om
onze domeinen
– medische beeldOrigineel gezicht en robotfoto op basis van DNA
vorming en gene(© New Scientist)
tica – met elkaar te
doen sporen, maar
De oorsprong van de publica- ik heb het gevoel dat we nu in een
tie in PLOS Genetics ligt in een stroomversnelling geraakt zijn, al
mailtje van Mark Shriver van blijf ik hameren op het vele werk
Penn State University, zowat zes dat nog moet gebeuren.”
jaar geleden. “Mark reageerde
op mijn doctoraat, dat ging over Rijke beschrijving
visualiseringstechnieken bij cra- “Ons gelaat is de toegang tot een
niofaciale reconstructie: sche- zeer groot deel van ons wezen.
del- en gelaatsherstellende chi- Het geeft informatie over onze
rurgie dus. Hij had een database gezondheid, geslacht, emoties,
met 3D-beelden van gezichten en noem maar op. Het is dus ook
bijhorende DNA-gegevens, en de heel complex.”
 pagina 7
nr. 8 – 30 apr 2014
nr. 9 – 28 mei 2014
“ADHD groeit
er niet uit, nee”
l agere sl a agk ansen vr agen ook in hoger
onderwijs om individuele a anpak [5]
Op basis van het genetisch materiaal uit een DNA-staal is het mogelijk om iemands gelaatstrekken behoorlijk goed te (re)construeren. Postdoctoraal onderzoeker Peter Claes en zijn collega’s beschrijven de techniek in een recente publicatie in PLOS Genetics.
Forensische, antropologische en medische toepassingen liggen –
bijna – voor de hand.
Ludo Meyvis
bescherming van k we tsbare tarbot
is ma atstaf voor goed visbeheer [3]
“Erfgoed vernielen
is een groeimarkt”
archeoloog joris kil a trek t na ar br andha arden om cultuur te beschermen [11]
“Zó klink ik dus”
eigen geluid van schrijver jef aerts
bekroond me t boekenleeuw-nominatie [15]
Hoge druk
in de studio
jill pee ters l a at weermannen in spe
proe ven van he t echte werk [19]
nr. 10 – 25 jun 2014
nr. 1 (jg 26) – 24 sep 2014
nr. 2 (jg 26) – 22 okt 2014
2 Nieuws
campuskrant
Column: walter pauli
colofon
Maandelijks tijdschrift
van de KU Leuven
hoofdRedactie
Sigrid Somers
Reiner Van Hove
Redactie
Tine Danschutter, Ilse
Frederickx, Jack McMartin,
Ludo Meyvis, Julia Nienaber,
Sarah Somers, Rob Stevens,
Ine Van Houdenhove, Wouter
Verbeylen, Inge Verbruggen
Redactieadres
Naamsestraat 22 – bus 5002
3000 Leuven
T 016 32 40 13
[email protected]
Adreswijzigingen
Alumni Lovanienses
Naamsestraat 63 – bus 5601
3000 Leuven
[email protected]
medewerkers
Ines Minten, Katrien Steyaert
Grafisch ontwerp
Catapult, Antwerpen
Lay-out en zetwerk
Wouter Verbeylen
Fotografie
Rob Stevens
Cartoons
Joris Snaet
Reclameregie
Inge Verbruggen
T 016 32 40 15
[email protected]
Oplage
36.200 ex.
Drukwerk
Eco Print Center, Lokeren
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Campuskrant
Kopstukken en
kingmakers
Onlangs modereerde ik een politiek ‘kopstukkendebat’ in aula Max Weber. In het panel zat een
jong en tot nu toe onbekend gezicht: Line De Witte,
Vlaams lijsttrekker van de PVDA en ook onderzoekster aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek
van de KU Leuven. Tegen kleppers als Koen Geens
en Bruno Tobback trok zij haar streng, alsof het de
vanzelfsprekendste zaak van de wereld was.
Die avond vroeg ik me af: zou Line De Witte eigenlijk beseffen dat wat zij doet, nog niet zo lang geleden quasi onmogelijk was? Namelijk dat een Leuvens vorser openlijk, en zonder tegenwerking van
de academische overheid, voor (bijna) elk politiek
engagement kan uitkomen?
Tot en met de jaren zeventig sloten Leuvense academici zich aan bij de CVP (de grote meerderheid)
of de Volksunie (een rumoerige minderheid). Echte
glansrollen waren er voor christendemocraten als
vader Gaston en zoon Mark Eyskens, beiden politicus van aard en professor van natuur. Het academische en het politieke vloeiden in elkaar over, zeker
als het christendemocratisch was. Zo was de Leuvense Raad van Bestuur niet zomaar een beleidsorgaan, maar ook een belangrijk (en relatief discreet)
beslissings- en ontmoetingscentrum van de christelijke zuil.
Voor iemand als de latere rector Roger Dillemans
was dat zelfs zijn tweede natuur: mee de christendemocratie sturen. Niet vanuit een verkozen politiek
mandaat, maar vanuit zijn academische positie. De
boeken van Hugo De Ridder leren hoe actief en invloedrijk hij was. Eén voorbeeld: in 1972 vergadert
op het kabinet van cultuurminister Van Mechelen
(ook een Leuvense prof) een aantal mannen over
de kwestie wie de nieuwe CVP-voorzitter wordt. De
Ridder: “Als de kandidaten worden binnengeroepen, zegt Roger Dillemans: ‘Het verdict is gevallen.
Wilfried wordt voorzitter.’” Wilfried Martens dus,
die nadien uitgroeit tot een van de belangrijkste
Belgische politici. En Roger Dillemans was een van
zijn belangrijkste kingmakers.
In de jaren tachtig veranderde dat. De studentenbeweging was al naar links geëvolueerd, nu wilden
professoren als Luc Huyse (een socioloog) en Lode
Van Outrive (een criminoloog) zich outen als ‘socialist’. Veel andere professoren vonden nog dat dit
niet kon, sommigen eisten zelfs hun verwijdering
van de universiteit. Tot op een professorenbal rector De Somer ostentatief mevrouw Huyse ten dans
vroeg. En zo duidelijk maakte dat hij zijn professoren vrij liet in hun politieke keuze. Toch binnen
bepaalde grenzen: kleinlinks (en extreemrechts)
bleven moeilijk liggen, zo niet onmogelijk. Hun
studentenwerkingen werd gedoogd, maar daar
stopte het ongeveer. Nog in 1986 werd een PVDA’er
geweigerd als studentendokter. Hij had het juiste
diploma, maar de foute inzichten. En in 2000 was er
ophef omdat een docent uit de rechtenfaculteit een
VB’er bleek te zijn.
“Met een dans maakte
rector de somer
duidelijk dat hij zijn
professoren vrij liet
in hun politieke keuze.”
Maar als de samenleving verandert, dan dus ook
de politieke partijen, en de universiteiten. In een
instelling met ex-CD&V-senator Rik Torfs als rector en zijn ex-N-VA-collega Danny Pieters als vicerector, engageert men zich over het hele politieke
spectrum. Niemand maalt erom dat economist
Paul De Grauwe een liberaal senator was, of dat exSP.A-minister Frank Vandenbroucke verbonden is
aan de Onderzoeksgroep Economie en Overheid.
En vandaar dat op een verkiezingsdebat in aula Max
Weber, helemaal aan de linkerzijde van de tafel, een
jonge academica met een al even links ideeëngoed
plaatsnam. Haar buurman was trouwens VB-parlements-lid Joris Van Hauthem. Alsof het vanzelfsprekend is – en dat is het ook.
Walter Pauli is redacteur voor Knack. Hij studeerde
oude geschiedenis aan de KU Leuven.
Kanttekening
Campuskrant wordt gedrukt met
milieuvriendelijke waterloze
druktechnologie.
Huiscartoonist Joris Snaet zet de universitaire actualiteit naar zijn hand.
Verantwoordelijke
uitgever
Jos Vaesen
Naamsestraat 22 – bus 5000
3000 Leuven
Copyright artikels
(© Joris Snaet)
Artikels kunnen overgenomen
worden mits toestemming.
Honderd jaar na de Brand van Leuven pakt Museum M uit met de expo ‘Ravage’. Lees het artikel op p. 10-11.
Nieuws 3
(© Karl Vanginderdeuren)
26 maart 2014
‘Zwakkere broertje’ van tong is ideale barometer voor overbevissing
Help de tarbot!
Alle vissen zijn gelijk,
maar sommige zijn
wat gelijker. Genetisch
gezien dan toch. Biologe Sara Vandamme
dook in de genen van
de platvissen tarbot
en griet. Ze keek hoe
het gesteld is met hun
genetische diversiteit.
Spoort het huidige beleid tegen overbevissing wel met de biologische realiteit?
Wouter Verbeylen
“Nog niet zo héél lang geleden
dacht men dat overbevissing eenvoudigweg onmogelijk was”, zegt
biologe Sara Vandamme. “De
visvoorraad in de oceanen leek
oneindig groot, en dus onuitputtelijk. Maar inmiddels zijn een
heel aantal vissoorten met uitsterven bedreigd door overbevissing. In Europa legt de Europese
Commissie al sinds 1983 strenge
visquota op, en die beginnen nu
gelukkig enig effect te hebben.”
Al is het te vroeg voor euforie:
begin maart waarschuwde het
Europees Milieuagentschap nog
dat overbevissing ook vandaag
een enorm probleem blijft. In de
Middellandse Zee en de Zwarte
Zee zijn 9 op de 10 vissoorten nog
overbevist. In de Noordzee zijn
dat ‘slechts’ 4 soorten op de 10.
Vandamme: “88 procent van de
Europese stocks zijn overbevist.
Er zijn wel degelijk tekenen van
voorzichtig herstel, in de Noordzee bijvoorbeeld van schol en haring. Maar met sommige soorten
is het inderdaad nog dramatisch
gesteld: op kabeljauw mocht in
2013 quasi niet gevist worden.”
“Europa dringt aan op meer wetenschappelijke gegevens voor het
bepalen van de visquota. Voor een
duurzaam visbeheer hebben we
informatie nodig over álle beviste
populaties. Nu is die er maar voor
de helft. Plus: er is een mismatch
tussen de biologische realiteit en
de politieke realiteit. Historisch
hebben beleidsmakers de zee opgedeeld in willekeurige vierkante
blokken. Per blok mag elk land
bepaalde quota vissen. Maar natuurlijk respecteren vispopulaties
deze opgelegde grenzen niet.”
Genetisch ongezond
De vraag dringt zich dus op: zijn
die quota altijd even toereikend?
“Momenteel bepaalt men de
quota op basis van eenvoudige
data: aantallen, lengte, leeftijd
... Ik wilde voor mijn doctoraat
nagaan of duurzame visserij niet
gebaat is met genetisch onderzoek. Toegegeven: dat is duur en
arbeidsintensief, maar je kan er
veel van leren over de sterkte van
populaties.”
Immers: hoe groter de genetische diversiteit binnen een populatie is, hoe sterker die is, en dus
beter bestand tegen uitsterven.
Een populatie van een diersoort
die genetisch alle kleuren van de
regenboog heeft, kan wel tegen
een stootje. Als ze maar één kleurtje heeft, is ze bijzonder kwetsbaar: één ziekte, één wijziging in
het klimaat bedreigt dan meteen
de hele groep.
“Een bekend voorbeeld is de
cheetah”, legt Vandamme uit.
“Die was ooit bijna uitgestorven.
Gevolg is dat alle cheetahs vandaag nauw aan elkaar verwant
zijn, hun genetisch materiaal verschilt nauwelijks. Dat maakt ze
genetisch ‘ongezond’: bijzonder
gevoelig voor uitsterven. Als één
dier niet bestand blijkt tegen een
ziekte, of een ecologische verandering, is dat waarschijnlijk het
geval voor de hele soort.”
Vandamme verzamelde genetische gegevens voor twee soorten
platvis: tarbot en griet. “Dat zijn
de minder populaire neefjes van
de tong en de schol: op die laatste
twee wordt gericht gevist, maar
tarbot en griet zijn een pak zeld-
zamer, ze zijn slechts ‘bijvangst’.
Ik heb stukjes van hun vin verzameld over de hele Europese
kustlijn, van aan de Baltische Zee
in Scandinavië tot aan de Zwarte
Zee, en vervolgens gecontroleerd
op 15 genetische markers.”
“Tarbot en griet zijn heel nauw
aan elkaar verwant. Ze hebben
ook een gelijklopende geschiedenis van herkolonisatie: tijdens de
laatste ijstijd hebben beide soorten zich zuidelijk teruggetrokken, in de Middellandse Zee. Nadien hebben ze zich van daaruit
weer naar het noorden verspreid.
Je zou dus een gelijkaardige genetische diversiteit verwachten.”
“Als je de
strengste
maatregelen
neemt voor
de tarbot,
bescherm je
meteen veel
andere vissen.”
“Maar uit mijn onderzoek blijkt
het tegendeel: de tarbot in de
Noordzee valt genetisch uiteen
in twee verschillende populaties,
daarnaast treffen we nog één populatie aan in de Baltische Zee
en één in de Ierse Zee. Bovendien
scoren al deze populaties laag
qua genetische diversiteit in vergelijking met bijvoorbeeld pladijs en tong. Geen regenboog aan
kleuren: we zitten met genetisch
monochrome populaties. Bij de
griet gaat het slechts om één enkele grote populatie, van noord
tot zuid. En die populatie is genetisch heel divers. Kortom: griet is
genetisch gezond, tarbot niet.”
Watermuur
Wat is de oorzaak van die verschillen? Vandamme: “Die moet
je zoeken bij de voortplanting bij
tarbot en griet, en dan vooral de
plaats waar hun eitjes terechtkomen. Halverwege de Noordzee bevindt zich een soort barrière, een
front. Ten noorden en ten zuiden
daarvan verschilt het water in samenstelling. In mei is dat verschil
het grootst, die muur het sterkst.
De griet zet haar eitjes vroeger af,
zodat ze nog door die muur kunnen reizen, en daardoor blijft
het één grote populatie. De tarbot paait later, de eitjes aan twee
kanten van de barrière kunnen er
niet meer doorheen, er ontstaan
twee aparte populaties. Wanneer
er minder migratie is, kan dit een
negatief effect hebben op de genetische diversiteit.”
Volgens Sara Vandamme kan
dit soort informatie erg waardevol zijn voor beleidsmakers. “Als
er twee populaties tarbot in de
Noordzee zitten, die bovendien
allebei erg kwetsbaar zijn, moet
je die twee groepen ook apart beheren om drama’s zoals overbevissing – en eventueel uitsterven
– te vermijden. Ik wil zelfs verder
gaan: de tarbot is, net vanwege die
kwetsbaarheid, een goede barometer voor duurzaam visbeheer.
Als je de strengste maatregelen
neemt om de tarbot, duidelijk
het zwakkere broertje, te beschermen, dan bescherm je meteen
vele andere vissoorten.”
Vandammes onderzoek toont
aan dat het huidige systeem van
‘quota per vierkant’ allesbehalve
ideaal is. “Idealiter komen we tot
een ‘ecosysteembenadering’ voor
bevissing, waarbij we rekening
houden met werkelijke populaties en hun levenswijze. Daarbij
moeten we systematisch meten,
en goed communiceren, tussen
wetenschappers en beleidsmakers, én met de vissers: zij moeten de beperkingen die Europa
oplegt uiteindelijk in de praktijk
brengen. Ze zullen veel makkelijker hun netten binnen houden,
als ze ook begrijpen waar dat allemaal goed voor is.”
Dit onderzoek kwam tot stand
met steun van het ILVO
“Wanneer er 50.000
mensen naar de
Heizel afzakken om
de Rode Duivels
te zien, is dat ook
geen psychose.
Dat woord wordt
te snel gebruikt.”
Hoogleraar psychologie
Jozef Corveleyn
over de toeloop van
‘mirakeltoeristen’ naar het
lichtgevende Mariabeeld
in het dorpje Jalhay: een
massapsychose wil hij het
niet noemen. (Het Belang
van Limburg, 15/3/2014)
“Hoewel een robot
scherper kan zien
dan een mens, wil
men in delicate
sectoren toch nog
iemand met ‘gezond verstand’
aan de finish, als
laatste filter. Want
draai of keer het
hoe je wil: een
machine is een
vakidioot.”
Monique Ramioul van
het Onderzoeksinstituut
voor Arbeid en
Samenleving HIVA
verwacht niet dat robots
de productielijnen volledig
zullen inpalmen. (Het
Laatste Nieuws, 26/2/2014)
4 Nieuws
campuskrant
KU Leuven start met opleiding
islamitische theologie en
godsdienstwetenschappen
Vanaf academiejaar 2014-2015 start de KU Leuven met een eenjarige opleiding islamitische theologie en godsdienstwetenschappen. “Geen imamopleiding, wel een
academische basisopleiding met focus op de interactie tussen de islam, andere
godsdiensten en de westerse cultuur”, verduidelijkt professor Lieven Boeve, decaan
van de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen.
Ilse Frederickx
religieuze fenomenen adequaat een – christen, atheïst of moslim
moeten analyseren en duiden. Ze – een opdracht geworden. En die
De opleiding wordt aangeboden bestuderen ook concrete vormen zoektocht is niet makkelijk.”
als optie binnen de Master in de van interreligieuze dialoog.
Op de vraag of zo’n opleiding
Wereldgodsdiensten, de Interwel thuishoort aan een katholiereligieuze Dialoog en de Religie- Zoektocht naar zingeving
ke universiteit, antwoordt Boeve:
studie (WIDR). Om toegelaten te Onze maatschappij heeft nood “Moslims opleiden maakt kaworden, moet je dus al minstens aan zo’n opleiding, stelt Boeve: tholieken niet minder katholiek
een academische bachelor op zak “Tradities worden niet langer van maar potentieel net meer, want
hebben. Professionele bachelors de ene generatie aan de andere bewuster katholiek. En hetzelfde
islamleerkracht kunnen een doorgeven. Moderne wetenschap geldt voor moslims en hun geen emancipatie zetten klassieke loofsbeleving. Daarnaast is er
schakelprogramma volgen.
De nieuwe eenjarige opleiding denk- en gedragspatronen onder het praktische argument dat de
richt zich niet alleen tot moslims
die hun geloof willen uitdiepen.
Islamleerkrachten en -consulenten, mensen die in hun job met
islamitische leerlingen, cliënten
of patiënten te maken krijgen, en
eender wie met interesse voor de
islam binnen de westerse context
kan de opleiding volgen. Ze laat
studenten kennismaken met de
manieren waarop binnen de islam over geloof en leven wordt druk. Tegelijk is er een veelheid meeste expertise zich nu al aan
nagedacht. Verschillende ge- aan religies en levensbeschou- de KU Leuven bevindt.”
loofsperspectieven en -interpre- welijke bronnen. In de huidige “Voor alle duidelijkheid: dit is
taties komen daarbij aan bod, samenleving is de zoektocht naar geen imamopleiding”, benadrukt
en de studenten leren hoe ze identiteit en zingeving voor ieder- Boeve. Toch sluit hij dat in de toe-
“Moslims opleiden maakt
katholieken niet minder
katholiek maar potentieel net
méér, want bewuster katholiek.”
Lieven Boeve
komst niet uit: “We moeten eerst
evalueren hoe dit loopt. Op middellange termijn is uitbreiding
tot een volwaardige bachelormasteropleiding van vier of vijf
jaar – in samenwerking met de
masteropleiding arabistiek en
islamkunde van de Faculteit Letteren – een mogelijkheid. Waarbij die uitgebreide opleiding dan
ook als imamopleiding kan gelden. Maar dat is afhankelijk van
onder andere de erkenning door
de moslimgemeenschap en de financiering.”
Onbegrepen
De nieuwe opleiding ontvangt
startgeld van onderwijsminister
Pascal Smet, die met een tweesporenbeleid zowel een islamitisch
academisch kader als een betere
professionalisering voor imams
wil bewerkstelligen. “De gezagsdragers in de moslimgemeenschappen in ons land zijn weinig
vertrouwd met onze taal en onze
cultuur. Moslimjongeren kunnen
dan ook maar weinig bij hen te-
(© KU Leuven | RS)
recht. Ze voelen zich onbegrepen.
Daarom nam ik het initiatief om
de moslimgemeenschap, de onderwijswereld en de politiek samen te brengen. Deze opleiding
is één van de concrete resultaten
daarvan”, zegt Pascal Smet. De opleiding kwam tot stand na
overleg met vertegenwoordigers
van de Vlaamse moslimgemeenschappen, de UGent en de Universiteit Antwerpen. Ondertussen
werd Naïma Lafrarchi, onderzoeker aan het Hoger Instituut voor
Gezinswetenschappen van de
HUB-KAHO, als praktijklector
aangesteld. De sollicitatieprocedure voor een professor-islamtheoloog is lopende. Boeve hoopt
de opleiding te kunnen starten
met 10 tot 20 studenten.
Meer info: www.islamstuderen.be
Professor Lieven Boeve schreef
hierover ook een bijdrage voor
‘KU Leuven Blogt’, de groepsblog
door en voor personeel en studenten van de KU Leuven: kuleuvenblogt.be
Onze fotograaf Rob Stevens richt zijn lens op de mens achter de actualiteit aan de universiteit, en vuurt vrank en vrij vragen af.
Uitgelicht
Normaal gezien leidt een openstaande deur in
het Begijnhof waar toevallig een pannenkoekengeur uitstroomt niet per definitie tot de edele kunst van het partycrashen, maar als een blik
naar binnen in één oogopslag een non en een
bunny oplevert, waag ik met plezier de stap.
In huis staat Laura Deferm (links op de foto)
onvermoeibaar pannenkoeken uit te delen
aan een bont gezelschap. Ze blijkt de verantwoordelijke voor de studentenwerking van de
Universitaire Parochie (UP) te zijn. Het feest is
ter ere van Mardi Gras, ofte Vette Dinsdag, de
laatste uitspatting voor de Vasten. “We hebben geregeld avonden als deze, waar de mensen van onze gemeenschapshuizen elkaar kunnen ontmoeten. Maar we vieren sowieso feest
bij UP, want we bestaan 50 jaar. Dat vieren we
dus, met lezingen en activiteiten allerhande”,
vertelt Laura tussen de koeken door.
“Ik merk regelmatig dat sommige mensen nog
een beetje een oubollig beeld hebben van de
UP, terwijl we net openstaan voor mensen
van alle achtergronden en overtuigingen, ook
religieuze. We proberen christelijke waarden
als gastvrijheid, hartelijkheid en respect aan
te bieden aan iedereen die op ons een beroep
doet, en zo een thuis te creëren voor iedereen
die daar nood aan heeft. En dat willen we blijven doen.”
Waarna het volk mort en de hongerigen gespijsd moeten.
www.kuleuven.be/up/50-jaar-up/
26 maart 2014
Nieuws 5
Studeren met
- en ondanks ADHD
Jongens op de lagere school die Alle
Dagen Heel Druk zijn, en rilatine. Tot
daar het beeld van ADHD bij het grote
publiek. Maar ook universiteitsstudenten kunnen nog te kampen hebben
met ADHD. Vorig academiejaar kregen
230 studenten aan de KU Leuven om
die reden het statuut van student met
functiebeperking.
Ine Van Houdenhove
Groeit ADHD er dan niet uit?
Professor Dieter Baeyens is klinisch psycholoog, verbonden
aan de Onderzoekseenheid
Gezins- en orthopedagogiek,
professor Saskia Van der Oord
is klinisch psycholoog en gedragstherapeut (Onderzoekseenheid Klinische Psychologie). Volgens hen heeft naar
schatting 90% van wie als kind
de diagnose ADHD kreeg, als
volwassene nog steeds last.
Baeyens: “Moeite met concentreren, hyperactiviteit en
impulsiviteit zijn de drie belangrijkste kenmerken van
ADHD of voluit Attention Deficit Hyperactivity Disorder. In
de wandeling noemt men het
onoplettende subtype, waarbij
geen sprake is van hyperactiviteit, ook wel ADD.” Van der
Oord: “ADHD blijft levenslang
aanwezig, maar het beeld verandert wel: vanaf de puberteit
neemt de impulsiviteit af en
gaat het drukke gedrag over in
innerlijke rusteloosheid. Volwassenen en adolescenten met
ADHD hebben meestal naast
concentratieproblemen ook
moeite met plannen, prioritiseren, hoofd- en bijzaken onderscheiden, uitstelgedrag, onthouden wat net gezegd is …"
"Dat levert uiteraard de nodige moeilijkheden op bij de
overgang naar het hoger onderwijs. Plots valt veel structuur
weg en moet je je studie en je
dagelijkse leven helemaal zelf
zien te organiseren, en kunnen
weerstaan aan de vele verleidingen om iets anders te doen
dan studeren. Bij een aantal
studenten, die zich dankzij
hoge intelligentie of veel hulp
van de ouders hebben weten
te redden in het middelbaar,
wordt zelfs pas op dat moment
duidelijk dat ze ADHD hebben.”
Terrasje of diploma?
Uit internationale gegevens
blijkt dat studenten met
ADHD bij gelijke intelligentie
minder slaagkansen hebben
dan hun studiegenoten. Biedt
rilatine dan geen soelaas?
Baeyens: “Niet voor alle problemen. ADHD is een verzameling symptomen waaraan
verschillende mechanismen
ten grondslag kunnen liggen –
al dan niet in combinatie met
elkaar. Voor die mechanismen
is er een neurobiochemische
basis, als gevolg van een genetische kwetsbaarheid die in
wisselwerking is met omgevingsfactoren.”
Van der Oord: “Een eerste
mechanisme betreft de executieve functies: een actie die
in gang is gezet weer kunnen
stopzetten, kunnen plannen
en kunnen online houden
waar je mee bezig bent, zonder
afgeleid te worden – wat we
het werkgeheugen noemen.
Daarnaast is er het mechanisme rond motivatie: ga je
voor de directe beloning – nu
op een terrasje zitten – of voor
de uitgestelde – je diploma halen? En dan is er nog het niet
goed kunnen inschatten van
tijd: overschatten hoeveel tijd
je nog hebt voor een bepaalde
taak en onderschatten hoelang iets in beslag zal nemen.
Aan ADHD kunnen dus uiteenlopende problematieken
ten grondslag liggen. Vandaar
het belang van een individuele
aanpak.”
To-do-lijst
Van der Oord: “Medicatie, zoals rilatine, slaat aan bij 90% en
kan een groot effect hebben op
impulsiviteit, hyperactviteit en
concentratie. Maar het helpt
niet om beter te plannen en te
structureren. Daarvoor zijn andere vormen van begeleiding
nodig, bijvoorbeeld trainen
van planningsvaardigheden,
in groep of individueel. Zo leer
je een agenda te gebruiken, te
werken met een to-do-lijst, een
grote taak opdelen in kleine
stukjes – allemaal vaardigheden waarvan je verwacht dat
de meeste achttienjarigen erover beschikken, maar die niet
evident zijn voor iemand met
ADHD. Een therapeut kan ook
werken aan motivatieproblemen door de student te doen
(© Joris Snaet)
nadenken over persoonlijke
doelstellingen, de verleidingen
te identificeren, en de gewoonte aan te kweken om kortetermijnbeloningen in te bouwen
voor zichzelf.”
Baeyens: “Medicatie kan in
bepaalde gevallen het juiste
antwoord zijn, maar legt wel
alle verantwoordelijkheid bij
de student zelf. Terwijl de omgeving misschien ook kan worden aangepast, net zoals je dat
doet voor rolstoelgebruikers.
Denk aan goed gestructureerde lessen, waarin duidelijke
overzichten worden gegeven
– alle studenten hebben daar
baat bij, maar studenten met
ADHD in het bijzonder. Of
maak het mogelijk om opnames te maken van hoorcolleges. Ook belangrijk: geef bij
examens goed aan hoeveel tijd
er beschikbaar is voor een bepaald onderdeel.”
“Daarnaast zijn er individuele
faciliteiten mogelijk: spreiden
van examens, examen afleggen
in een apart lokaal, de kans
krijgen om een schriftelijk examen mondeling toe te lichten.
Jammer genoeg worden dergelijke faciliteiten nog te vaak
beschouwd als een oneerlijk
voordeel, reden voor sommige
studenten om er geen beroep
op te willen doen. Terwijl je
eigenlijk probeert te compenseren waar de omgeving
tekortschiet. De moeilijkheid
ligt erin om precies dát stuk
te compenseren waarin iemand bij een bepaald examen
of een bepaalde manier van
onderwijs door zijn beperking
wordt gehinderd. Idealiter zou
dat op maat gebeuren, maar
om organisatorische redenen
is bijvoorbeeld vastgelegd dat
iedereen met het statuut van
student met functiebeperking
een derde van de examentijd
extra krijgt. Wat studenten met
ADHD ook goed zou kunnen
helpen, is een buddysysteem.
Peer mentors – liefst meer dan
één – spelen dan nota’s door,
herinneren de student tijdig
aan zijn of haar deadlines. Een
dergelijke begeleiding kan
wonderen verrichten.”
“Rilatine blijft een must
tijdens de examens”
Niels* (23) studeert economie:
“Ik kreeg de diagnose ADHD op
mijn zeventiende. Inmiddels
heb ik een masterdipoma en
doe ik er een extra master bij. Ik
heb mettertijd met ADHD leren
omgaan, en steeds goede resultaten behaald – al blijft rilatine
tijdens de examens een must.
Het eerste jaar werd ik wel goed
geholpen door mijn toenmalige
vriendin, die me structuur bood
bij het studeren. Zonder haar
was het toen niet gelukt. Trainingen heb ik nooit gevolgd,
maar ik maak wel vaak gebruik
van de extra examentijd: die heb
ik nodig om een gestructureerd
antwoord te formuleren. Ik ben
nogal geneigd om er in mijn enthousiasme alles uit te gooien
wat ik weet, en daar verlies je
punten door.”
Julie (18), eerste bachelor
kunstwetenschap: “Dat ik ADD
heb, werd vastgesteld in het
tweede leerjaar. Toen ik aan de
KU Leuven kwam studeren, ben
ik naar de Cel Studeren met een
Functiebeperking gestapt. Ik
mag mijn examens spreiden,
en ze hebben me ook aangeraden om mijn studieprogramma
minder zwaar te maken. Tijdens
de examens krijg ik ook een gelinieerd antwoordblad, heel belangrijk, anders wordt het een
rommeltje. Al die maatregelen
hebben succes want ik was voor
alle examens geslaagd! Ik heb
ook wel héél hard gewerkt. En ik
neem ook rilatine, anders noteer
ik bitter weinig tijdens de les …”
Eva (23), vierde master geneeskunde: “Ik weet sinds mijn achttiende dat ik ADD heb. Het uit
zich vooral in concentratieproblemen en uitstelgedrag. Daarvoor heb ik trainingen gevolgd,
die heel goed geholpen hebben.
Bij de Cel Studeren met een
Functiebeperking heb ik ook
goede tips gekregen, bijvoorbeeld om bij een multiplechoiceexamen de andere antwoorden
af te dekken zodat ik niet halsoverkop een antwoord aanduid.
In het eerste jaar mocht ik ook
examen afleggen in een apart
lokaal, zodat ik minder zou worden afgeleid. Desondanks heb
ik toch ieder jaar herexamens
gehad … maar dit jaar voor de
eerste keer niet!”
* Om privacyredenen zijn de
gebruikte namen fictief.
Eerste hulp bij ADHD
Leen Buelens (Cel Studeren met
een Functiebeperking): “Een aantal studenten meldt zich bij de start
van hun studieloopbaan bij ons met
de vraag om faciliteiten vanwege
ADHD. Daarnaast krijgen we ook
studenten over de vloer die nog geen
diagnose hebben, maar kampen
met concentratieproblemen of het
gevoel hebben dat ze eigenlijk beter
kunnen. Indien nodig verwijzen we
door voor verdere diagnostiek.”
“Studenten die worden erkend als
student met functiebeperking krijgen, in overleg met ons, bepaalde
examen- of onderwijsfaciliteiten.
Ook bekijken we met hen de omvang
en haalbaarheid van hun studieprogramma. We verwijzen ook door
naar het Psychotherapeutisch Centrum, waar bijvoorbeeld groepstrainingen of individuele begeleiding
rond uitstelgedrag of planning worden aangeboden, en naar de Dienst
Studieadvies voor vragen rond onder
meer studieplanning en -methode.
Maar veel studenten zijn al goed geholpen wanneer ze gebruik kunnen
maken van extra examentijd.”
studfunctiebeperking@
dsv.kuleuven.be
[email protected]
www.kuleuven.be/studentenvoorzieningen/studieadvies
6 Portret
campuskrant
Joris Verbeeck schrijft boek
voor en over zijn overleden broer
“Het belangrijkste is
dat Barts positieve
boodschap overkomt”
Bart Verbeeck stierf drie jaar geleden aan de gevolgen van een
bottumor in zijn borstkast. Hij had een rationele en positieve kijk op het leven en wou die graag uitdragen. Het liefst had
Bart zijn verhaal in een boek gegoten, maar daartoe kreeg hij
de kans niet meer. Daarom heeft zijn broer Joris het voor hem
gedaan. In Leef, nu ik er niet meer ben wisselen de vertelstandpunten van beide broers elkaar af. “Zo geven we een volledig
beeld van wat Bart heeft meegemaakt en wat dat heeft betekend voor zijn omgeving.”
Ines Minten
over zijn ziekte, want hij wou heel
precies weten welke symptomen
De derde druk van het boek is net konden optreden, welke behanvan de persen. “Ik krijg positieve delingen er waren en welke bijreacties bij de vleet. Lezers laten werkingen die hadden.”
weten dat ze nu meer stil willen
staan bij het leven. Ze beseffen Uit de startblokken
dat het leven uniek is en dat je er Barts vrienden organiseerden
alles uit moet halen wat erin zit. een benefiet om hem een reis
Zulke reacties zijn prettig om te naar Amerika cadeau te doen, het
krijgen”, zegt Joris Verbeeck, die land dat hij dolgraag wilde zien.
werkt op Algemene Boekhouding En hij is er geraakt, maar niet
en Consolidatie en een schakel- met het benefietgeld. “Hij wilde
jaar volgt om volgend jaar aan een liever dat de opbrengst naar sarmaster accountancy en revisoraat coomonderzoek zou gaan. Zo
is de vzw Barts Weg ontstaan en
te beginnen.
vervolgens het universiteitsfonds
Aanvaarden en verder
dat ook zijn naam draagt. We
Om de positieve, levenslustige doen verscheidene activiteiten
boodschap van zijn broer is het om de vzw levendig te houden
Joris allemaal te doen. “Het allerbelangrijkst voor mij is dat die
overkomt. Ik heb liever dat ze enkele mensen écht bereikt dan dat
duizenden mensen het boek kopen en er niets mee doen.”
Bart Verbeeck was 16 toen hij te
horen kreeg dat hij kanker had.
“Hij had een Ewing-sarcoom”,
vertelt professor Patrick Schöffski
van UZ Leuven. “Sarcomen zijn
een heterogene familie van meer en het Bart Verbeeck Fonds voor
dan 50 verschillende, erg zeld- Sarcoomonderzoek te spijzen.
zame aandoeningen. Alle sarco- Ook wat ik verdien aan het boek
men samen maken maar 1% uit schenk ik met plezier. Sinds kort
van alle tumoren die men in een is er dankzij het fonds een ondergroot ziekenhuis ziet.”
zoekster voltijds met sarcoomonJoris Verbeeck: “Bart heeft zich derzoek bezig. We zijn blij dat we
geen seconde afgevraagd waarom zulke dingen kunnen bereiken.
net hem dit nu moest overko- Het is iets wat Bart ook heel graag
men. Hij aanvaardde de situatie wilde.”
onmiddellijk en wou vooral bekij- “Fondsen zoals dit zijn inderken hoe hij vanaf dat punt verder daad erg belangrijk”, bevestigt
kon gaan. Hij zocht ook veel op professor Schöffski. “Zeker in
onderzoek naar zeldzame ziekten
kun je met elke extra 500 of 1.000
euro iets nuttigs doen. Een zeldzame ziekte is namelijk weinig
aantrekkelijk voor de farmaceutische industrie, die veel onderzoek
sponsort. Er valt veel meer geld te
verdienen met de ontwikkeling
van medicatie tegen frequent
voorkomende ziekten. Sarcomen
zijn dan nog zo’n complexe familie dat veel spelers in de farma-industrie en zelfs oncologen ze niet
goed kennen. Ons laboratorium
is één van de weinige die er intensief onderzoek naar doen.”
Een tweede academische instelling die zich met sarcoomonderzoek bezighoudt, is het Memorial
Sloan Kettering Cancer Center in
“Zeker in onderzoek
naar zeldzame ziekten kun je
met elke extra 500 euro
iets nuttigs doen.”
New York. Dankzij het Bart Verbeeck Fonds kon een delegatie
Leuvense artsen en onderzoekers
naar Manhattan reizen. “Het was
een belangrijk moment”, vertelt
Schöffski. “We hebben behoorlijk
wat overlappend onderzoek en samenwerking tussen New York en
Leuven kan dus nuttig zijn. Het is
niet eenvoudig om trans-Atlantische samenwerkingsverbanden
op te zetten, maar het begint te
lukken: een aantal gezamenlijke
Joris Verbeeck: “Bart en ik waren niet alleen broers, maar ook beste vrienden. We
vertelden elkaar alles.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
onderzoeken staan in of zijn net piekerde ik er veel langer over.
Dat doe ik nu niet meer. Ik denk
uit de startblokken.”
aan Bart en dan slaat het snel om.
Kleine dingen
Waarom zou je met iets blijven
Joris Verbeeck was zelf de eerste zitten als je het kunt oplossen met
persoon die beïnvloed werd door een telefoontje of een gesprek?”
de positieve boodschap van zijn Eenvoudig was het niet om al die
broer. Hij was 14 toen Bart ziek herinneringen weer op te rakelen
werd en besefte in het begin niet voor het boek en voor interviews.
helemaal wat er aan de hand was. Maar Joris doet het voor Bart en
“Ik zag dat mijn broer ziek was, dat maakt het allemaal toch weer
maar ik ging ervan uit dat het tij- prettiger. Intussen koestert hij
delijk was. Naarmate we ouder vooral de mooie herinneringen
werden en hij me meer over zijn aan zijn broer. “Ik herinner me
ziekte vertelde, begreep ik beter bijvoorbeeld hoe we samen aan
hoe ernstig het was. Vanaf dan de Grand Canyon naar de zonsonprobeerde ik zoveel mogelijk bij dergang stonden te kijken. Maar
hem te zijn en vooral de kleine voorts zijn het vooral de alledaagdingen zo intens mogelijk samen se dingen die ik mis: een babbel
te beleven.”
slaan, naar de cinema gaan ... Die
De broers hadden altijd al een kleine dingen blijken toch altijd
sterke band, maar die werd de weer de belangrijkste.”
laatste jaren van Barts leven onverwoestbaar. “We waren niet
Joris Verbeeck en Inge Delva,
alleen broers, maar ook beste ‘Leef, nu ik er niet meer ben’,
vrienden. We vertelden elkaar al- Uitgeverij Van Halewyck, 2014,
les. Als ik ’s avonds thuis kwam, 240 p.
ging ik eerst naar zijn kamer om Het fonds steunen kan met een
wat te praten. We deden eigenlijk gift op IBAN-rekeningnummer
alles samen.”
BE45 7340 1941 7789; BIC-code:
En de jonge broer nam veel over KREDBEBB van de KU Leuven
van de open, optimistische le- met vermelding ‘EOQ-FOBVF1venskijk van de oudere. “Niet dat O2010’. Een gift vanaf 40 euro
ik van nature zo pessimistisch per jaar levert een belastingvoorben, maar als iets me dwars zat, deel op.
Bachelorbeurs
Studeren aan KU Leuven: alle info onder één dak
Zaterdag 3 mei 2014 (10-16 u.). Universiteitshal, Leuven.
www.kuleuven.be/bachelorbeurs
26 maart 2014
Onderzoek 7
Problemen in energiefabriekjes
hersencellen spelen rol bij
ontstaan parkinson
Een defect in het Pink1-gen leidt tot problemen met de energievoorziening in de hersencellen, en dat speelt dan weer een rol
in het ontstaan van de ziekte van Parkinson. Dat inzicht van Leuvense neurowetenschappers, gepubliceerd in Science, vormt
een doorbraak in het parkinsononderzoek.
ludo meyvis
Neurowetenschappers van het
VIB (Vlaams Instituut voor Biotechnologie) en KU Leuven hebben een zeer belangrijke stap
gezet in de ontrafeling van het
ontstaan van de ziekte van Parkinson. “We hebben bij fruitvliegjes,
muizen en cellen van patiënten
aangetoond dat een defect op
het Pink1-gen op moleculair vlak
leidt tot een tekort in de energievoorziening van de cel en tot
symptomen van parkinson”, legt
professor Bart De Strooper uit. “Pink1 regelt namelijk een klein
onderdeeltje van de energiefa-
nen vertellen wat te doen, dát betekent het om parkinson te hebben”, zegt zijn collega Vanessa
Moraïs. “De hoop daar een oplossing voor te vinden is al jaren mijn
stimulans om te ontrafelen wat
er mis gaat in de cellen van par- Bart De Strooper
kinsonpatiënten. Dit onderzoek is
een belangrijke stap voorwaarts.” kunnen we heel wat kankers als
een chronische en niet zelden
Geen fatalisme
zelfs behandelbare ziekte beOok professor Bart De Strooper is schouwen. Dat zie ik ook met paroptimistisch. “Ik heb er alle hoop kinson gebeuren. In elk geval is
briekjes in de hersencellen, via op dat parkinson op termijn de fatalisme uit den boze.”
een chemische reactie – fosforyla- weg van kanker zal volgen. Tot “Uiteraard is er nog heel veel
tie – die we nu in kaart brachten.
Wanneer we dat onderdeeltje vervolgens corrigeerden, kwam de
energievoorziening weer op gang
en herstelden de energiefabriekjes in de cellen van de parkinsonpatiënten.”
“Dit is niet de enige factor bij
het ontstaan van de ziekte, maar
wel een belangrijke. Het onderzoekt opent nieuwe perspectieven om de ziekte van Parkinson te
benaderen, en het impliceert duidelijke wegen naar een mogelijke pakweg 30 jaar geleden was een onderzoek nodig, ook wat onze
kankerdiagnose ongeveer gelijk invalshoek betreft. De volgende
behandeling.”
“Je eigen lichaam niet meer kun- aan een doodsvonnis. Intussen stap is nagaan of deze aanpak
“De referees die onze paper
beoordeelden, zijn ervan
overtuigd dat ons onderzoek
het denken over parkinson
aanzienlijk zal beïnvloeden.”
(© VIB)
ook de juiste is bij andere parkinsonpatiënten. Dat zal nog
jaren onderzoek vergen – en de
medewerking van vele patiënten.
Ik wil graag van de gelegenheid
gebruik maken om hen daartoe
op te roepen. We hebben hun inbreng echt nodig.”
“De redactie van Science heeft
van onze paper een advanced online publication gemaakt. Dat doen
ze alleen wanneer ze overtuigd
zijn van het vernieuwende karakter van de publicatie. Ook de referees die onze tekst op zijn merites
moesten beoordelen, zijn ervan
overtuigd dat ons onderzoek het
denken over parkinson aanzienlijk zal beïnvloeden. Het is goed
dat we nu aangetoond hebben dat
zoiets met Vlaamse onderzoeksgelden en met onderzoek van eigen bodem mogelijk is.”
DNA-staal
levert
robotfoto op
 pagina 1
“Toch werd het tot nu toe vaak
beschreven met redelijk simplistische parameters: de lengte van
de neus, de kleur van de ogen, de
afstand tussen de mondhoeken,
… Ook de vormelijke kenmerken
die konden voorspeld worden op
grond van genetische informatie
waren beperkt. Daarmee kom je
nooit tot een goede beschrijving
of tot een betrouwbare weergave
door een computer. Dat moest
beter kunnen.”
“We hebben ons onderzoek gebaseerd op een rijkere genetische
basis. Zo hebben we twintig genen kunnen aanwijzen die een invloed hebben op de vorm van ons
gelaat. Dat betekent natuurlijk
nog geen volledige bepaling: ook
andere genen, onze leeftijd, de
omgeving, onze leefgewoonten
enzovoort hebben een invloed op
de uiteindelijke vorm van het gezicht. Maar het is in elk geval een
degelijk vertrekpunt.”
“We hebben die genetische informatie getoetst aan 3D-foto’s
van een testgroep van 600 vrijwilligers van gemengd AfrikaansEuropese origine. Dat is een interessante populatie voor dit soort
onderzoek omdat ze nog maar
recent gedivergeerd zijn, waar-
door je makkelijker genetische
variabelen kunt opsporen die de
vorm van het gezicht bepalen. Op
de 3D-foto’s van die vrijwilligers
hebben we een rasterpatroon met
7.000 meetpunten aangebracht.
Dat maakt uiteraard een veel
nauwkeuriger beschrijving van
de gelaatsvorm mogelijk dan de
negen meetpunten die tot nu toe
meestal gebruikt werden ...”
“De informatie uit het DNA en
uit de grondige gelaatsmetingen
hebben we, samen met gegevens
over het geslacht en de genomische afkomst van de proefpersonen, verwerkt in een programma.
Daardoor kan je een hoogdimensioneel iets als het gelaat laten
correleren met een grote hoeveelheid kleine en onderling gerelateerde informatiepakketjes uit
het DNA. Dat maakt op zijn beurt
een virtuele reconstructie of voorspelling van het gelaat mogelijk.
Die komt, zo leren de eerste ervaringen, heel goed in de buurt van
het echte gezicht.”
De toekomst
Claes en zijn collega’s werken de
techniek nu verder uit. “We zoeken naar extra genen die een invloed hebben op een of ander gelaatskenmerk. Maar we bekijken
ook het omgekeerde spoor: wat is
Beelden uit een Japanse reportage over de nieuwe techniek
het DNA van iemand met die en
die gelaatskenmerken? Zo zou je
bijvoorbeeld de duizenden voorbijgangers op een beveiligingscamera kunnen verbinden met
DNA dat je op de plaats van een
misdaad gevonden hebt. Je kan
de politie helpen om zoekprofielen te vernauwen. Maar je kunt
ook denken aan toepassingen bij
het stellen van een medische diagnose: wat is de genetische pro-
blematiek van iemand met deze
specifieke gelaatstrekken?”
Ook in de antropologie zijn er
wellicht mogelijkheden: “Je zou
op zoek kunnen gaan naar het
uiterlijk van onze verre voorouders. Je vertrekt daarbij dan van
het ‘fossiele DNA’ dat Europeanen wel en Aziaten niet hebben
overgeërfd. Daaruit kan je vervolgens de genen isoleren die voor
gelaatstrekken coderen, wat een
realistisch beeld van onze Neandertal-voorouders zou kunnen
opleveren.”
Mooie toekomstmuziek dus,
maar er is nog heel wat werk nodig om die te doen weerklinken:
“We zijn blij met de resultaten,
maar beseffen inderdaad dat er
nog heel wat jaren van finetuning
en uitbreiding nodig zullen zijn
voor we dergelijke toepassingen
concreet kunnen maken.”
8 Onderzoek
campuskrant
Beeldige wetenschap
Psychedelisch behang? Een vroege Keith Haring?
Fotograaf: Kelly Houben
Een microscopisch bovenaanzicht van eilandjes van tin op nanoschaal. De kleuren
geven de diepte weer: blauw betekent laaggelegen, geel hoog. Op nanoschaal – miljardsten van een meter – veranderen de
eigenschappen van een materiaal en dat
is stof tot nadenken voor een pak wetenschappers.
Zo ook voor fysica Kelly Houben, die doctoreert in de Afdeling Vastestoffysica en
Magnetisme onder leiding van professor
Margriet Van Bael. Samen met collega’s van
het Instituut voor Kern- en Stralingsfysica
gaat Houben na hoe de supergeleidende
eigenschappen van tin veranderen als de
schaal verkleint: “In een supergeleider kan
stroom vloeien zonder weerstand en kunnen
er geen magnetische velden binnendringen.
Tin is pas supergeleidend vanaf een zeer
lage temperatuur, ongeveer -270 graden
Celsius. Maar op nanoschaal verandert dat:
afhankelijk van de grootte en de hoogte van
de eilandjes zien we kleine verschillen in
die kritische temperatuur. Het doel van het
onderzoek is om te verklaren waarom de
kritische temperatuur verhoogt in tinnen
nanostructuren.”
Voor haar metingen trok Kelly Houben naar
de synchrotron in het Franse Grenoble: een
opslagring voor elektronen met een omtrek
van 900 meter. “Elektronen – negatief geladen deeltjes – bewegen daarin aan lichtsnelheid. Als die snelle deeltjes door een bocht
gaan, zenden ze x-stralen uit die gebruikt
wordt voor experimenten. In mijn geval: om
trillingen van de atomen in de tinnen eilandjes te meten. Het is door de wisselwerking
met die trillingen dat elektronen in het tin
zich groeperen in paren. En dat maakt dat
het tin supergeleidend wordt.”
Geduld is zeker een schone deugd als je
doctoreert over supergeleiding: “Er bestaan
maar enkele van die synchrotrons in de wereld die bruikbaar zijn voor dit type onderzoek: de competitie is dus groot. Ik heb een
jaar moeten wachten voor ik er gebruik van
kon maken!”
Ilse Frederickx
Efficiëntere operatie voor
verwikkeling tweelingzwangerschap
Bij tien procent van de tweelingzwangerschappen met een gemeenschappelijke moederkoek ontstaat er een
onevenwicht in de bloeduitwisseling
tussen de foetussen. Een verbetering
van de operatietechniek betekent een
belangrijke stap vooruit in de behandeling van dat levensbedreigende tweelingtransfusiesyndroom.
Ann Lemaître
Bij een op vijf tweelingzwangerschappen hebben de baby’s een
gemeenschappelijke
moederkoek. Daardoor delen de foetussen bloedvaatjes en wisselen ze
bloed uit. Op zich geen probleem,
maar bij één op tien van die tweelingen raakt de bloeduitwisseling
uit balans: de ene foetus krijgt te
veel vruchtwater (de receptor), de
andere te weinig (de donor). Dat
tweelingtransfusiesyndroom is
levensbedreigend. Een miskraam
of overlijden van de foetussen is
meestal onvermijdelijk. De diagnose kan gesteld worden in de
periode tussen de zestiende en
zesentwintigste zwangerschapsweek, wanneer de baby’s nog niet
levensvatbaar zijn. Het syndroom kan verholpen
worden door een foetale operatie, waarbij de chirurg met een
heel fijne camera de moederkoek
bekijkt en op zoek gaat naar elk
bloedvaatje dat vertrekt vanuit de
receptorfoetus, om te zien of het
in verbinding staat met die van de
Bij de verbeterde operatietechniek brandt de chirurg een lijn die de beide delen
van de moederkoek volledig scheidt.
(© UZ Leuven)
donorfoetus. De chirurg brandt
elk gemeenschappelijk bloedvat
dicht met een laserstraal, zodat
de bloeduitwisseling stopt. Het probleem is dat er vaak nog
onzichtbare bloedvaatjes zijn
die na de ingreep toch weer voor
verwikkelingen zorgen, zoals
een terugkeer van het syndroom
of bloedarmoede bij een van de
foetussen. Een nieuwe verbeterde operatiemethode voorkomt
die complicaties: na het dichtbranden van de zichtbare bloed-
vatverbindingen
vervolledigt
de chirurg de operatie door een
lijn te branden die de beide delen van de moederkoek volledig
scheidt. Daardoor worden ook
alle onzichtbare verbindingen
dichtgebrand en is de kans op het
terugkeren van een transfusieprobleem vijf keer kleiner. Hoewel de nieuwe techniek al
enige tijd wordt toegepast, verscheen nu voor het eerst een
internationale studie over de resultaten van de ingreep, in het
medische tijdschrift The Lancet.
De studie bevestigt de voordelen
van de verbeterde operatietechniek.
UZ Leuven is een belangrijk
verwijscentrum voor foetale
chirurgie: jaarlijks ondergaan
gemiddeld 30 patiënten deze
ingreep, waaronder heel wat buitenlandse patiënten. In UZ Leuven nam professor Liesbeth Lewi
het voortouw in de studie. Het
Leuvens Foetaal Therapiecentrum onder leiding van professor Jan Deprest speelde ook een
voortrekkersrol in de ontwikkeling van de instrumenten voor
deze operatie.
26 maart 2014
Onderzoek 9
Europa ziet meer bos door de bomen
“Wereldwijd bekeken is er nog altijd sprake van ontbossing,
maar die gaat elk jaar trager.” Dat zegt bio-ingenieur Steven
Vanonckelen, die voor zijn doctoraat aan de Afdeling Geografie
de bossen van de Roemeense Karpaten in kaart bracht. Daar
neemt het bosgebied verrassend genoeg zelfs toe. Maar er zijn
ook kanttekeningen bij het goede nieuws.
Ilse Frederickx
De Karpaten vormen een bosrijke
bergketen die zich uitstrekt over
Oost-Europa. Het grootste deel
ligt in Roemenië, en daar trok
Steven Vanonckelen verschillende keren naartoe. “In die bergen
vind je nog stukken oerbos: ongerepte bossen waar je op beren,
wolven en lynxen kan botsen. Het
verschil met de bewoonde wereld,
de hoofdstad Boekarest bijvoorbeeld, is enorm. Met de val van het
communisme is het landgebruik
in Roemenië sterk veranderd: het
land dat in handen was van de
staat werd geprivatiseerd. Toen is
er veel bos gekapt: er heerste een
economische crisis en de mensen
waren ook bang dat de bossen op-
nieuw genationaliseerd zouden
worden.”
De monitoring van bossen gebeurt met satellietbeelden, maar
dat brengt een aantal problemen
met zich mee: “In berggebieden
heb je door de stand van de zon
altijd één onderbelichte flank.
Bovendien kan het weer ook roet
in het eten gooien met wolken,
nevel en mist. Je moet de satellietbeelden daarvoor dus corrigeren. In de Roemeense Karpaten
zijn we meermaals met een huurwagen naar afgelegen gebieden
getrokken om gps-punten te registreren en te noteren om welk
type bos het daar ging, zoals een
loofbos of naaldbos. Daardoor
kan je vergelijken met satellietbeelden en de correctiemethodes
perfectioneren. ”
Verplicht herbebossen
Vanonckelen analyseerde satellietbeelden van de periode tussen
1985 en 2010. “Misschien verrassend voor het brede publiek,
maar we stelden een lichte toename vast van de bossen in de
Karpaten. Dat valt onder andere
te verklaren door een wet die verplicht te herbebossen als de natuur zich na twee jaar niet spontaan herstelt. Bovendien is er na
de val van het communisme veel
landbouwgebied verdwenen: het
land werd verlaten en de natuur
kon het opnieuw overnemen. Op
zich dus positief nieuws voor de
bossen, al moet er wel een kanttekening bij gemaakt worden: met
Een voorbeeld van de grootschalige kappingen in de Roemeense Karpaten die Steven Vanonckelen met zijn collega’s bezocht.
(© ingezonden)
satellietbeelden is het moeilijk
om in kaart te brengen of er oerbossen gekapt zijn en later weer
herbebost. Als dat zo is, is de ecologische waarde van die oerbossen verloren.”
“Niet alleen in Roemenië, maar
in heel Europa zien we een toename van bossen. We zijn andere
energiebronnen dan hout gaan
gebruiken en bossen worden
meer en meer beschermd. Onze
landbouw is ook intensiever geworden, waardoor we er minder
plaats voor nodig hebben. Maar
we moeten wel eerlijk zijn: wij
importeren hout uit andere delen van de wereld, zoals Brazilië
en Oeganda. In die landen daalt
het bosbestand nog steeds. Wereldwijd bekeken is er nog altijd
sprake van ontbossing, al gaat die
ontbossing elk jaar trager.”
Verzoenen
(© Joris Snaet)
In België is een uitbreiding van
het bosgebied moeilijk: “Onder
andere omdat je concurreert met
woongebieden. Je kan wel het bestaande bos goed beheren door
de verschillende bestemmingen
– recreatie, kappen of beschermen – goed te verzoenen. Daarnaast moet je ook investeren in
bossen in andere landen; anders
betekent houtimport in feite een
verplaatsing van ons probleem.”
Ondertussen blijft de enthousiaste Vanonckelen professioneel bezig met bossen: “Ik werk
nu voor het Agentschap Natuur
en Bos. Mijn dagelijkse werkter-
“We moeten
ook investeren
in bossen in
andere landen.
Anders is
houtimport
gewoon een
verplaatsing
van ons eigen
probleem.”
rein is het Zoniënwoud: dat bos
wordt door verschillende wegen
en spoorwegen doorkruist. We
willen het ontsnipperen voor dieren door middel van een ecoduct,
boombruggen en ecotunnels. Je
kan niet alles veranderen, maar
wel kleine stapjes zetten.”
Hoe lezen we een dubbelzinnig gezicht?
Snel pijn detecteren bij anderen is belangrijk om te
overleven: het kan betekenen dat je zelf in gevaar
bent. We herkennen dan ook snel gepijnigde gelaatsuitdrukkingen. Maar hoe interpreteren we een
gezicht met zowel pijnlijke als vrolijke kenmerken?
En wat zegt dat over ons?
Psycholoog Ali Khatibi beantwoordde die vraag in zijn doctoraat onder leiding van professor Johan Vlaeyen en Martien
Schrooten van de Onderzoekseenheid Gezondheidspsychologie. In
één van zijn experimenten liet hij
mensen foto’s zien van blije, pijnlijke of dubbelzinnige gelaatsuitdrukkingen. De foto’s van dubbelzinnige gelaatsuitdrukkingen
waren een combinatie van karakteristieken van een blij en een
pijnlijk gezicht, en konden dus
ook geïnterpreteerd worden als
ofwel blij ofwel pijnlijk. Daarnaast liet Khatibi alle deelnemers
vragen beantwoorden over hoe ze
zelf met pijn omgingen.
Sommige mensen ‘catastroferen’: ze gaan de pijn die ze ervaren
uitvergroten, ze piekeren erover
en voelen zich hulpeloos. “Die
categorie ziet in dubbelzinnige
gezichten van andere mensen
sneller pijn. Hun interpretatie
van zo’n gelaatsuitdrukking hangt
duidelijk af van hun eigen pijnbeleving.” Wat we in de gezichten van
anderen lezen, is dus vertekend.
Khatibi legt uit dat de interpretatie van gelaatsuitdrukkingen
ook het gedrag beïnvloedt: “Als
iemand anders een doos optilt
met een gezicht dat jij als pijnlijk
interpreteert, zal je tweemaal nadenken vooraleer je er zelf aan begint. Je gaat al dan niet onbewust
zo’n taak vermijden.”
Bovendien lopen mensen die
catastroferen een hoger risico om
chronische pijn te ontwikkelen.
“Daaronder verstaan we in deze
context meer dan drie maanden
pijn zonder dat daar een fysieke
oorzaak voor wordt gevonden.
Chronische pijn heeft uiteraard
meerdere oorzaken. Maar als uit
verder onderzoek blijkt dat catastroferen veel bijdraagt tot chronische pijn, dan kunnen we nagaan
of een specifieke therapie die
negatieve interpretaties ombuigt
daar een effect op heeft.”
(if)
“Wie zijn eigen pijn ‘catastrofeert’, ziet in dubbelzinnige gezichten van andere
mensen sneller pijn.”
(© ingezonden)
10 Cultuur
campuskrant
Kunst is
kwetsbaar
Expo ‘Ravage’ belicht kunst en
cultuur in tijden van conflict
De verwoeste universiteitsbibliotheek in augustus 1914, toen gevestigd in de Universiteitshal. Het was slechts één van de
1.100 Leuvense gebouwen die in de vlammen opgingen. Dit beeld ging letterlijk de wereld rond als postkaart, in de geallieerde
propagandastrijd tegen de ‘barbaarse Duitsers’. (© Pierre Alphonse en Pierre Emile Arnou | Universiteitsarchief KU Leuven)
1914: Leuven brandt
De shock is compleet op 25 en 26 augustus 1914. De Duitsers, met hun
hoogstaande wetenschap en hun sympathieke studentenromantiek, steken meer dan duizend Leuvense panden in brand, waaronder de oude
bibliotheek van ‘the Oxford of Belgium’. Is het een bewuste barbaarse
daad? En waarom spreken sommigen nadien over ‘the Lie of Louvain’?
Wouter Verbeylen
Tot aan de oorlog lagen Duitsers
nochtans niet slecht in universiteitsstad Leuven, vertelt Mark Derez van het Universiteitsarchief.
“In universitaire kringen was er
sprake van oprechte sympathie
voor het land. Velen bewonderden de Duitse wetenschap en
technologie, en studenten kwamen terug van Duitsland met de
mond vol van de Duitse studentenromantiek.”
Maar met het begin van WO I
werd Leuven een doorgangsstad
voor Duitse troepen. “Van 19 tot
28 augustus trok er een onophoudelijke stroom Duitsers door Leuven, constant waren er tussen de
10.000 en 17.000 passanten. Heel
intimiderend voor de bevolking,
maar terreur bleef voorlopig uit.”
Wespensteek
Tot 24 augustus 1914: de Belgische troepen deelden vanuit Antwerpen een wespensteek uit aan
de Duitsers. “Duitsland had geen
hoge dunk van het Belgisch leger”,
zegt Derez. “België lag hooguit in
de weg richting Frankrijk. Het innemen zou een zondagswandeling worden. De uitval vanuit Antwerpen irriteerde de Duitsers dan
ook, de Belgen konden hen even
terugdringen tot vlak boven Leuven. In de stad zelf voelden ze zich
bestookt door snipers, sluipschutters. Was het paranoia? In elk
geval gingen ze, ‘uit zelfverdediging’, over tot een wraakactie: ze
staken pand na pand in brand.”
Vier dagen duurde de strafexpeditie. 1.100 panden werden opgestookt, vooral huizen van burgers
en professoren, maar ook de SintPieterskerk, en natuurlijk de Universiteitshal, met de vermaarde
bibliotheek. Bijna 300.000 boeken verkoolden, waaronder een
anatomische atlas van Vesalius,
maar ook de stichtingsbul van de
universiteit. “De historische waarde van de bibliotheek was groot”,
vertelt Derez. “Sinds de 17de eeuw
was ze organisch gegroeid met
de universiteit. Ze weerspiegelde
haar intellectuele ontwikkeling.
En vergeet de waarde van het gebouw niet, met haar 14de-eeuwse
en 18de-eeuwse vleugels, van plint
tot plafond bekleed met portretten van onze knappe koppen.”
Cultureel trauma
In een mum van tijd werd Leuven
in het buitenland een symbool
voor de culturele barbarij van de
Duitsers. Nochtans was het lang
niet de enige martelaarsstad: relatief gezien lagen de verliezen in
Dinant en Aarschot zelfs hoger.
“Toch stal Leuven de show”, zegt
Derez. “Wegens de naamsbekendheid als ‘the Oxford of Belgium’.
En ook vanwege de aanwezigheid
hier van tal van buitenlandse journalisten en fotografen, embedded
in het Duitse leger. De beroemde
Amerikaanse correspondent Richard Davis zag de rookpluimen
boven Leuven opstijgen, en een
dag later al vulden ze de voorpagina van de New York Tribune. ‘Erger
dan de brand van San Francisco’,
schreef een andere reporter met
gevoel voor overdrijving.”
De Brand van Leuven was ook
een menselijk drama: 248 burgers kwamen om, standrechtelijk geëxecuteerd, gestikt in hun
brandende huizen, verdronken
in de ondergelopen kelders, in de
rug geschoten op hun vlucht. “En
toch moest het menselijk leed
het afleggen tegen het cultureel
trauma”, zegt Mark Derez. “Met
de tijd verbleken die individuele
tragedies. Vergelijk het met de terreur van de Taliban in Afghanistan
begin deze eeuw: de individuele
slachtoffers kennen we niet, maar
wat op ons netvlies gebrand staat
is de vernietiging van de Boeddhabeelden van Bamyan in 2001.”
De vernieling van de Leuvense universiteitsbibliotheek in WO I staat al 100 jaar symbool
voor de nietsontziende verwoesting van oorlog, die ook cultuur niet spaart. In Museum
M loopt nu de expo Ravage, die de Brand van
Leuven als vertrekpunt neemt voor een reis
langs kunst en cultuur in tijden van oorlog.
Begin 2013 nog steken moslimrebellen de waardevolle bibliotheek van Timboektoe in
Mali in brand: duizenden boeken en manuscripten gaan in
de vlammen op. Meteen is de
stap naar de Brand van Leuven
héél klein. “Het verwoesten van
cultureel erfgoed is jammer
genoeg van alle tijden”, vertelt
Eline Van Assche, curator van
Ravage. “Denk ook aan de vernieling door de Taliban van de
Boeddhabeelden in Afghanistan begin deze eeuw: de link
met de Beeldenstorm in onze
contreien is snel gelegd.”
De tentoonstelling Ravage
legt tal van dit soort verbanden, en vat ‘cultureel erfgoed’
daarbij in de breedste zin op:
van de diefstal en vernietiging
van kunstwerken op zich, tot
zogenaamde urbicide: de totale
vernieling van hele historische
stadscentra. “Maar Ravage is
geen louter documentaire tentoonstelling, we willen de bezoekers vooral laten meekijken
door de ogen van kunstenaars”,
zegt Van Assche. “Hoe brengen
zij vernielingen in beeld? Hoe
Zinvolle oorlog
Een maand na Leuven moest
Reims en haar beroemde kathedraal eraan geloven, nog een paar
maanden later Ieper. “Die drie
steden worden sindsdien in één
adem genoemd. Maar waar Ieper
het symbool is voor de absurditeit, het zinloze van de oorlog, zijn
Leuven en Reims dat juist niet.
Zij verschaften juist argumenten voor een zinvolle oorlog, een
gerechtvaardigde strijd tegen de
Duitsers die zich vergrijpen aan
‘onschuldig’ erfgoed, dat geen
enkel militair belang had.”
Blijft de vraag: was het ook een
bewuste barbaarse daad? “Daar
is geen hard bewijs voor. Ik denk
dat veel factoren meespeelden:
een mengeling van weerwraak
voor de Belgische weerstand, de
waanvoorstelling over de snipers,
en ja: berekende terreur om te demoraliseren en verzet te breken.”
“Er kwamen achteraf nooit officiële excuses, en dat steekt de
martelaarssteden tot vandaag.
Leuven heeft daar minder last van:
het heeft de enorme solidariteit
na de oorlog kunnen verzilveren.
Denk maar aan de nieuwe universiteitsbibliotheek op het Ladeuzeplein die de VS ons schonken.
Britse pacifisten hadden na de
oorlog maar weinig begrip voor
alle aangedikte verhalen rond de
Brand van Leuven: dat vergrootte
alleen maar de spanningen met
Duitsland. Ze noemden het zelfs
‘the Lie of Louvain’. Een onrechtstreeks gevolg was dat twintig jaar
later, in WO II, ook de eerste verhalen over de wreedheden van de
nazi’s met een stevige korrel zout
genomen werden ...”
American Welfare – Commission for Relief in Belgium, wandtapijt naar Floris
Jespers, 1935. Een gift van België uit dankbaarheid aan de Amerikanen. Centraal in beeld: de nieuwe Leuvense universiteitsbibliotheek.
(© De Wit)
Daniel van Heil, De brand van Antwerpen met het paard van
Troje, olie op doek, 17de eeuw
26 maart 2014
laten zij zich inspireren door de
verwoesting? Voor Ravage brachten we meer dan honderd kunstwerken samen, van de vijftiende
eeuw tot nu, van oude meesters en
hedendaagse kunstenaars.”
Verontwaardiging
Niet toevallig telt Ravage een heel
aantal kunstenaars uit de 17de
eeuw. “Zij hadden van dichtbij
of van ver de Beeldenstorm, de
Spaanse Furie of de Brand van Antwerpen meegemaakt. Ze leefden
als het ware tussen de vernielingen
van de oorlog”, legt Van Assche uit.
“Velen grepen in hun werk terug
naar iconische voorbeelden uit
de klassieke oudheid om hun verontwaardiging over de eigentijdse
vernielingen kracht bij te zetten.”
Zo kan het dat in een zeventiendeeeuws schilderij over de Brand van
Antwerpen plots het paard van Troje opduikt.
Ravage toont meer dan schilderkunst – van fotografie tot monumentale hedendaagse installaties.
Eén van de pronkstukken is een
imposant wandtapijt van zes bij
vijf meter, naar een ontwerp van
Floris Jespers. “Het tapijt werd
halfweg de twintigste eeuw aan de
Amerikanen geschonken, als dank
voor hun vrijgevigheid ten aanzien
van België na WO I. Zij bouwden
immers de nieuwe Leuvense universiteitsbibliotheek. Vandaag is
het wandtapijt voor het eerst te
zien op Belgische bodem.” Op het
doek van Jespers neemt de nieuwe
bibliotheek op het Ladeuzeplein
een centrale plaats in: de cirkel is
rond.
(wv)
‘Ravage. Kunst en cultuur in tijden
van conflict’ loopt tot 1 september
in Museum M, Leuven.
www.ravage1914.be
In het boek ‘Ravage. Kunst en
cultuur in tijden van conflict’ van
Jo Tollebeek en Eline Van Assche
(red.) belichten meer dan dertig essays de vernielzucht, de ravage die
kunstenaars in beeld brachten en
de erfgoedzorg die eruit ontstond.
300 p., Mercatorfonds, € 39,95
Cai Guo-Qiang, Black Fireworks: Project
for Hiroshima, 2008 (© Seiji Toyonaga)
Cultuur 11
Een eeuw geleden was het
de universiteitsbib van Leuven, vorig jaar nog brandde
de bibliotheek van Timboektoe in Mali uit. Archeoloog Joris Kila was daarbij,
net als in Bagdad tien jaar
eerder, en in de brandhaarden Macedonië, Libië en
Egypte. “Ik doe wat ik kan:
vernielingen fotograferen,
schade opmeten en bewijzen verzamelen, in de hoop
het in de toekomst te voorkomen.” Een soort hedendaagse ‘Monuments Man’
dus? “Een film als The Monuments Men is Hollywood,
en soldaten die kunstwerken redden hebben we sinds
WO II niet meer gezien.”
Joris Kila met een escorte van het Malinese leger onderweg naar Timboektoe
(© Joris Kila)
2014: De wereld brandt
Archeoloog Joris Kila: ‘Erfgoed vernielen is een groeimarkt’
Wouter Verbeylen
“Niemand zit op mij te wachten”, zegt de Nederlandse
erfgoeddeskundige Joris Kila
droog. “Om in brandhaarden
als Libië ter plaatse te raken is
het altijd behelpen. Militaire
erfgoedeenheden bestaan vooralsnog niet, dus niemand die
mij officieel meevraagt. Wat wel
soms helpt: ik ben ook reserveofficier in het Nederlands leger.
Mijn eerste missie te velde, in
Bagdad tijdens de Iraakse oorlog van 2003, was in de schoot
van het Nederlands leger. Maar
in de meeste conflicten ga je
undercover, je moet goed gek
zijn om daar verkleed als militair rond te lopen.”
“Wat ik daar precies doe? Zoveel mogelijk erfgoedschade in
beeld brengen: fotograferen,
filmen, getuigen spreken. Ter
plekke oorlogsschade voorkomen, daar is geen sprake van:
dat is te gevaarlijk. We hebben
in Libië weleens een sluipschutter weggejaagd van een archeologische site, maar that’s it. Terug thuis zetten we ons verslag
op internet en brengt de organisatie Blue Shield (het culturele equivalent van het Rode Kruis
– red.) een persbericht uit.”
Kila zoekt niet bewust gevaar op. “Noem me alsjeblieft
geen Indiana Jones. Ik neem
berekende risico’s: de meeste
erfgoedschade wordt aan het
begin van conflicten aangericht. Ik probeer dus zo vroeg
mogelijk ter plaatse te geraken.
Wacht je tot de kust helemaal
veilig is, dan kom je te laat.”
Zie: de geroofde kunstschat
van Benghazi, een grote hoeveelheid munten en juwelen
die in 2011 tijdens de revolutie
in Libië gestolen wordt. “Maar
niemand had interesse, en nu
is de schat spoorloos. Ik ben er
zelf nog tevergeefs achteraan
gegaan, maar organisaties als
Unesco doen niets, dat zijn papieren tijgers. In het beste geval
zeggen ze achteraf doodleuk
Men, nu in de zalen, over een
Amerikaanse legereenheid van
kunstkenners tijdens WO II die
in nazi-Duitsland schilderijen
gaan redden? “Die film is Hollywood, en moet je met een stevige korrel zout nemen. Maar
ik geef toe: hij plaatst het redden van erfgoed wel even in de
aandacht. Blijkbaar vindt iedereen dat geweldig: soldaten die
kunstwerken redden! (laconiek)
Dat het meteen ook de laatste
keer was dat zoiets gebeurde,
wordt dan vergeten.”
Maar blijkbaar beweegt er
toch iets bij diezelfde Amerikanen. “Het leeghalen van de
musea in Bagdad in 2003, voor
het oog van CNN-camera’s –
een vrouw die op naaldhakken
over de scherven tippelt! – was
héél slechte pr voor het Amerikaans leger. Vooral omdat men
dacht dat Amerikaanse militairen meededen aan de plunderingen – wat niet klopte. Nu
mag ik voor het Amerikaans leger één en ander op papier zetten. En Bagdad was anno 2003,
nu zijn er de sociale media die
misstanden in een vingerknip
Slechte pr
de wereld rond kunnen sturen:
Al te vaak moet Joris Kila dat dat verhoogt de druk.”
werk nog verdedigen: moeten
we écht over erfgoed beginnen Geen tranen
in conflicten waar duizenden Want daar is Kila van overmensenlevens op het spel staan? tuigd: er kan aan die ravage
“Dat is een valse tegenstelling, en beeldenstormen alleen iets
alsof het één het ander uitsluit. veranderen als er systematisch
Elk zijn taak: we gaan toch ook samenwerking tussen wetenniet enkel voedsel uitdelen, en schappers en militairen komt:
huisvesting als ‘tweederangs’ nieuwe Monuments Men dus,
beschouwen?” Bewustwording nieuwe militaire cultuureenhelijkt dus hoogdringend. Helpen den. “Want het zijn militairen
dan films als The Monuments die op het terrein beslissen om
dat zij me gestuurd hebben.”
“Op lange termijn is mijn doel
dat wie zich schuldig maakt
aan vernietiging van erfgoed,
alvast wéét dat er iemand komt
kijken, en twee keer nadenkt.”
Nochtans zijn misdaden tegen
cultureel erfgoed al zestig jaar
beschermd door de Conventie
van Den Haag in 1954: ze vallen onder ‘oorlogsmisdaden’.
Alleen is er nog nooit iemand
voor vervolgd. “In de Haagse
Conventie legde men cultuurbescherming vast op maat van
symmetrische, officiële oorlogen tussen landen. Maar sinds
Korea begin jaren 50 is er niet
meer zo’n ‘officiële oorlog’ geweest. De brandhaarden van
vandaag – Libië, Egypte, Syrië
– zijn asymmetrisch. De oorlogsvoerende partijen zonder
officiële status, zoals rebellen,
kunnen dus niet vervolgd worden. Wél kan je vandaag individuen persoonlijk vervolgen
via het Internationaal Strafhof
in Den Haag. Mijn werk, bewijs
verzamelen, is dus nog belangrijker geworden.”
Bewijsmateriaal van
een barbaarse daad:
een verbrand
manuscript uit
de bibliotheek van
Timboektoe
(© Joris Kila)
erfgoed als uitvalsbasis te nemen, of het net te beschermen.
Vernielingen worden achteraf
te gemakzuchtig afgedaan als
collateral damage, als ‘noodzaak’. Je moet de militairen dus
meekrijgen, met argumenten
die voor hen hout snijden: ‘Als
je het niet voor het erfgoed
doet, doe het dan voor het conflict zelf’. In Syrië bijvoorbeeld
smokkelen de strijdende partijen kunst het land uit om te
verkopen voor wapens. Kunstschatten verdwijnen zo, en sites
worden daarbij vernield door
het amateurisme van de opgravingen. Zodus: als militairen
dat erfgoed zouden beschermen, zouden er minder wapens
binnenkomen. En zou het conflict minder lang aanslepen.”
“In Syrië zie je vandaag het
hele spectrum van culturele vernietiging. Ik moet er dus dringend naartoe. Ik heb een poging
gedaan mee te gaan met het
konvooi dat chemische wapens
ontmantelt, maar zoals gezegd:
vandaag zit niemand daarop te
wachten.” Om moedeloos van
te worden, toch? “Ik ben wetenschapper”, zegt Kila. “Ik barst
niet in tranen uit als er alweer
een kunstwerk sneuvelt bij een
conflict. Dat valt te voorzien.
Maar inderdaad: ik ben niet
optimistisch voor de toekomst.
Het vernielen en plunderen van
erfgoed is, zeg maar, een ‘groeimarkt’. Het aantal kunstroven
in Egypte bijvoorbeeld is sterk
omhoog gegaan sinds het afzetten van Moebarak in 2011,
simpelweg omdat de interesse
en het geld voor toereikende
bewaking ontbreken. De onderbetaalde bewakers vluchten liever voor kunstrovers, dan dat ze
voor een paar centen hun leven
riskeren. Tegelijk blijven degenen die er een beleid kúnnen
doordrukken – de Unesco, de legerleiding – opvallend afwezig.”
www.joriskila.com
Op 24 april gaat Joris Kila in
Museum M in gesprek met Rudi
Vranckx
12 Studenten
campuskrant
Hallo
buitenland?
Pikante kost maar ook cornflakes eten in Zuid-Korea,
piranha’s bakken in Brazilië, in de krant en op tv verschijnen in
Bulgarije en danswedstrijden winnen in de VS. Een jaar in het
buitenland studeren brengt niet alleen nieuwe kennis maar ook
ongekende ervaringen. Dorien, Emilia, Adriaan en Stijn houden
Campuskrant via Skype op de hoogte van hun wedervaren.
ë
n Brazili
Emili a i
Tekst:
Ine Van Houdenhove
Emilia Ockerman (22) trok voor haar eerste master architectuur naar São Paulo in Brazilië: “In
december en januari was de universiteit gesloten. Ik ben drie weken naar huis gegaan voor de
feestdagen, maar we zijn ook zes dagen door het
Amazonewoud getrokken met een gids. Alligators en slangen spotten: onvergetelijk. We overnachtten bij de lokale bevolking en hebben ook
een nacht doorgebracht in een hangmat aan de
oever van de rivier.
Veel geslapen heb ik
niet, met al die oerwoudgeluiden om
me heen – vooral
de brulapen waren
zeer
luidruchtig.
Om naar het toilet
te gaan moesten
we een boom in de
jungle opzoeken,
dat heb ik ’s nachts
toch ook maar niet
gedaan.”
“We hebben daar
net zoals de locals
piranha’s
gevangen, met een bamboestok met een ijzerdraadje
en een stukje vlees, en de vangst nadien ook opgegeten – het smaakte heel gewoon, zoals elke
witte vis.”
“Het was wel fijn om even in een koelere omgeving te zijn, want het is hier ontzettend warm
geweest – tot 35 graden. De zomer was ongewoon heet en droog. Nu is het gelukkig weer wat
draaglijker.”
“Het academiejaar loopt hier gelijk met het
kalenderjaar, dus nu is het eerste semester begonnen. Voor mij wel comfortabeler dan in september, toen ik middenin het semester moest
starten. Geen stoet met togati hier trouwens, het
academiejaar werd ingeluid door een percussiegroep die urenlang verkleed door de straten
trok, gevolgd door uitgelaten studenten.”
“En dan moest carnaval nog komen: daarvoor
kregen we drie dagen vrijaf, met het weekend erbij werd er vijf dagen feest gevierd. Zelfs de buschauffeurs waren verkleed. Carnaval is echt het
moment waarop de Brazilianen zich helemaal
laten gaan. Even was er geen sprake van de spanningen die het nakende WK voetbal met zich
meebrengt. Er worden anders geregeld auto’s in
brand gestoken en ruiten ingegooid. Het geweld
richt zich tot nog toe nooit op personen, maar
als wij een incidentje zien, maken we ons toch
snel uit de voeten.”
“Alligators
en slangen
spotten:
onvergetelijk”

Van boven naar onder:
Emilia op de Amazone, Stijn en Mitali op de
dansvloer, de Koreaanse versie van barbecue
en obicham te in Bulgarije
26 maart 2014
Studenten 13
Adriaan
Stijn
Dorien
Emilia
e VS
Stijn i n d
Stijn Koshari (22), tweede master chemische ingenieurstechnieken, studeert dit jaar aan de University of Delaware in Newark.
“Het is hier bitterkoud geweest, tot twintig onder
nul, met enkele zware sneeuwstormen. Dan duurt
het wel even voor de wegen zijn vrijgemaakt, het
is hier ook allemaal zo uitgestrekt. De universiteit is dan ook een aantal keer een dagje gesloten
geweest, net zoals de meeste bedrijven. Maar de
combinatie van sneeuw en een wolkenloze hemel
was ook prachtig natuurlijk …”
“Inmiddels
hebben
mijn vriendin Mitali
en ik ons ook aan een
paar danswedstrijden
gewaagd. Eenmaal behaalden we de derde
plaats overall in de American Smooth, met een
eerste plaats in foxtrot
en een tweede in tango.
Mitali heeft vorige week
ook kennisgemaakt met
mijn moeder en mijn broer en zus, toen die een
bezoek aan New York brachten.”
“Na de winter break ben ik nu begonnen aan het
tweede semester. Les heb ik vrijwel niet meer, ik
werk nu vooral aan mijn masterthesis. Daarvoor
doe ik onderzoek naar een manier om proteïnenadsorptie in chromatografische partikels te
bestuderen via neutronenverstrooiing, een techniek die niet eerder op dit soort systemen is toegepast, op een schaal die veel kleiner is dan die
van de lichtmicroscoop. Ik voer daarvoor experimenten uit aan het NCNR, een Center for Neutron
Research nabij Washington DC. Dat is een van de
voornaamste voordelen van mijn verblijf aan de
University of Delaware. Er zijn over de hele wereld
maar een paar neutronenfaciliteiten en je raakt er
niet zomaar binnen. Maar de universiteit van Delaware werkt veel samen met het NCNR, vandaar.
Elke week gaan er wel studenten naartoe – het ligt
op tweeëneenhalf uur rijden, niet ver dus naar
Amerikaanse maatstaven.”
“Inmiddels ben ik erover aan het denken om
ook mijn PhD hier te doen. Dat zou betekenen dat
ik nog drie jaar langer zou blijven. Ik had dat al
een beetje in mijn achterhoofd voor ik naar hier
vertrok. Het zou dus niet enkel voor de liefde zijn
(lacht).”
“Misschien
blijf ik
hier wel”
rije
i n Bu l ga
n
a
a
i
r
d
A
Adriaan Wauters (21), derde bachelor handelswetenschappen op de campus HUB, studeert dit jaar
marketing management aan de University of National and World Economy in Sofia (Bulgarije).
“Ik heb de kerstvakantie in België doorgebracht
en toen ik terugkwam in januari was het hier een
beetje saai: de Bulgaarse studenten hadden examens en de meeste Erasmusstudenten waren
naar huis. Maar inmiddels is er weer leven in de
brouwerij, ik ben onder andere in de Bulgaarse
media opgedoken. Tijdens de International Students’ Day vorige week was ik genomineerd als excellent student. Ik heb met een Franse collega een
presentatie gehouden over het Erasmusgebeuren
en heb ook een interviewtje gegeven op tv. Diezelfde week ben ik naar de voetbalmatch Ludogorets
– Valencia gaan kijken en zo zijn mijn metgezellen
en ik met een groepsfoto in de krant beland
– niets spectaculairs,
gewoon een foto waarop
we onze tickets aan het
kopen zijn (lacht).”
“Excellent student ten
spijt is mijn Bulgaars
nog steeds niet zo goed,
de lessen worden nogal
ongestructureerd gegeven. Ik kan me behelpen
met een paar standaardzinnetjes, maar dat is
het zowat. Met mijn
Bulgaarse vriendin Antoaneta, met wie ik sinds
oktober samen ben, spreek ik dan ook Engels. In
het Bulgaars zou ik snel uitgepraat zijn (lacht). Ik
hou van jou? Dat is obicham te.”
“Mijn Erasmusverblijf valt heel goed mee, maar
ik ben me ervan bewust dat hier écht leven toch
niet zo aangenaam moet zijn. De corruptie tiert
welig, er zijn weinig jobs en al helemaal geen
goedbetaalde. Hier ooit komen wonen is geen optie, nee. Maar voor ons als studenten is het in Sofia best oké, met talloze restaurants, bars, clubs,
sportfaciliteiten …”
“En het weer is ook méér dan oké: vandaag is het
24 graden! En dat terwijl het een week geleden nog
lichtjes vroor en zelfs sneeuwde. Vreemd. Maar zo
denken de Bulgaren er ook over hoor! (lacht)”
“Ik hou
van jou
is
obicham
te”
a
u i d -Kore
Z
n
i
n
e
i
Dor
Dorien Dockx (25), derde bachelor japanologie,
studeert sinds augustus aan de Ewha Womans (sic)
University in Seoul. “Het tweede semester is hier
begin maart begonnen, we hebben dus ruim twee
maanden vakantie gehad. Ik ben zes weken naar
huis geweest, maar eenmaal terug was het alsof ik
nooit was weggeweest.”
“Ik volg nu Koreaans level 3 – geen Engels meer in
het handboek! – en trek me eigenlijk al goed uit de
slag. Dat ik Koreaanse vrienden heb – en Koreaans
met hen spreek – doet veel.”
“In mijn vrije tijd probeer ik zoveel mogelijk
lokale gerechten uit. Ik
eet véél liever Koreaans
dan Belgische kost, absoluut! Zelfs thuis eet ik
vaker rijst dan aardappelen, en ik kon al voor
ik naar hier kwam prima
overweg met eetstokjes.
Koreaanse gerechten zijn
over het algemeen vrij pikant. Voor buitenlanders
is er meestal een mildere
versie, maar ik neem gewoonlijk de real thing. En
ik word er steeds beter in (lacht). Heel populair is
samgyeopsal – de Koreaanse versie van barbecue.
Opmerkelijk is dat je niet alleen op restaurant
maar ook in elke coffeeshop altijd gratis water kan
krijgen.”
“Koreanen eten drie keer per dag warm, maar je
kan hier gelukkig ook gewoon brood en cornflakes
vinden. Rijst als ontbijt is zelfs voor mij een brug
te ver (lacht).”
“Het valt me op dat België hier bekender is geworden nu we tegen Korea zijn uitgeloot in de wereldbeker. Zelf ben ik onlangs naar een wedstrijd
van FC Seoul gaan kijken – het stadium ligt niet ver
van de universiteit. Er stonden heel veel camera’s
opgesteld zodat je de wedstrijd van op elke plaats
goed kon volgen op twee reusachtige schermen
achter de goals. Ik ben een fervent voetballiefhebber en dat vond ik wel handig.”
“Een bizarre beautytrend hier is aegyo sal of oogglimlach: van nature hebben Aziaten niet voldoende huid onder de ogen voor wallen, en vooral zangeressen en actrices laten zich met make-up, tape
of plastische chirurgie puffy eyes aanmeten. Alles
om er meer westers uit te zien …”
“Nog geen
rijst als
ontbijt”
14 Leven na Leuven
campuskrant
Media-arts
marleen finoulst
Ze studeerde geneeskunde, maar ruilde
haar patiënten in voor lezers en kijkers,
die ze evengoed in optima forma probeert
te houden. “Correcte informatie over gezondheid is zo belangrijk”, zegt Marleen
Finoulst. “Dat hooggeschoolden zeven
jaar langer leven dan laaggeschoolden is
toch niet rechtvaardig?”
“Ik voel me
soms de luis
in de pels”
Ine Van Houdenhove
een ziekenhuis werken niets voor
mij was: die voortdurende confrontatie met leven en dood, de
hiërarchische structuur, de angst
om fouten te maken ook. Na mijn
afstuderen deed ik een paar jaar
vervangingen als huisarts, maar
ik voelde me eenzaam en opgesloten in zo’n dokterskabinet. Er
was nog geen gsm, en ook geen
weekwachtregeling, dus je was
min of meer aan je praktijk gekluisterd. Ik was echt een beetje
op de dool toen.”
Een avondstudie informatica
aan de VUB moest soelaas brengen, maar toen kreeg haar toenmalige echtgenoot een opdracht
in Congo – toen nog Zaïre – en
besloot ze mee te gaan: “We bemanden met ons tweeën een
brousseziekenhuis in het noorden, waar we verantwoordelijk
waren voor 15.000 patiënten.
Zonder noemenswaardige kennis
van tropische geneeskunde, en in
de meest primitieve omstandigheden – geen stromend water,
slechts af en toe elektriciteit. Als
jonge vrouwelijke arts voelde ik
me met de nek aangekeken. En
ik had grote moeite met de vele
patiënten die stierven zonder
dat je er iets aan kon doen – we
werden zelfs geconfronteerd met
wat wellicht Ebola geweest moet
zijn. Toen we een jaar later, in
1990, halsoverkop in een C130
het land verlieten vanwege de diplomatieke rel na de slachting op
de campus in Lubumbashi – met
een vervalst doktersbriefje, want
ik was hoogzwanger – besloot ik
nooit meer terug te keren.”
De avond na ons interview zal ze
in Volt passeren, om er zin en onzin van dure waterfilters uit te klaren; de zondag voordien getuigde
ze in een debat in De zevende dag
over de door cannabis veroorzaakte psychose van haar oudste zoon.
“Daarmee naar buiten treden was
niet evident – ik weet uit ervaring
hoe iets in de pers een eigen leven kan gaan leiden. Maar na het
voorstel om cannabis te legaliseren kon ik niet anders. Cannabis
heeft nog steeds een sympathiek
en onschadelijk imago, mensen
moeten wéten hoe gevaarlijk het
kan zijn.” Het publiek informeren en mythes doorprikken, het
is de missie van Marleen Finoulst
(51), hoofdredacteur van Bodytalk
en bezieler van de website www.
gezondheidenwetenschap.be,
waar ook echtgenoot Patrik Vankrunkelsven aan meewerkt.
Als jongste van drie groeide ze
op in Bensberg, waar haar vader als leraar wiskunde verbonden was aan het Atheneum van
de Belgische Strijdkrachten in
Duitsland, tot het gezin naar Diepenbeek verhuisde. “Zowat tegelijk met ons huis verrees daar de
campus van het LUC en het sprak
vanzelf dat ik daar zou gaan studeren. Was ik in een ander gezin
geboren, dan was ik ongetwijfeld
Germaanse gaan doen – Nederlands en Engels waren mijn lievelingsvakken. Maar bij ons was
de druk groot om voor wetenschappen te kiezen – wiskunde
was hét gespreksonderwerp aan
tafel. Ik begon dan maar aan geneeskunde, zonder goed te weten Libido
Weer in België ging ze opnieuw
waaróm.”
aan de slag in een praktijk van
Ebola
Geneeskunde voor het Volk,
Ze genoot van het studentenle- waar ze eerder al had gewerkt:
ven, eerst in Diepenbeek en na de “Ik vond de nadruk die daar lag
kandidaturen in Leuven, al voel- op preventie heel interessant –
de ze zich ook een buitenbeentje en aanvankelijk was de druk om
tussen haar studiegenoten die ge- lid te worden van de PVDA nog
dreven waren om arts te worden. niet al te groot.” Daarnaast sol“Studeren ging me vlot af, maar liciteerde ze op een vacature als
ik wist al snel dat ik eigenlijk iets copywriter en kwam zo terecht bij
ánders wou doen – wat dat dan wat Artsenkrant bleek te zijn. “Ik
ook mocht zijn. Tijdens mijn hoorde later dat de directeur me
stage werd alvast duidelijk dat in had aangenomen omdat hij me
(© KU Leuven | Rob Stevens)
de mooiste kandidate vond. Maar
de toenmalige hoofdredacteur
– ook een arts – heeft me – met
veel kritische rode strepen door
mijn artikels – wel leren schrijven. Ik besteedde middagpauzes
en avonden aan het kneden van
en schaven aan teksten, iets wat
ik nog steeds ongelofelijk plezant
vind. En al gauw voelde ik me veel
meer journalist dan arts, ik had
mijn ding gevonden.”
Na een jaar ging ze voltijds en
voluit voor de medische journalistiek. Zonder praktijk was de weg
terug natuurlijk snel afgesloten,
maar ze heeft het zich nooit beklaagd. “Collega-artsen vroegen
soms schamper of ik dáárvoor
dan zeven jaar had gestudeerd,
maar ik genoot er net van om
op kleine problemen worden gepathologiseerd en gezonde mensen medicatie wordt aangepraat
om een markt te creëren – denk
aan pillen tegen een verminderd
libido of het zogenaamde prikkelbareblaassyndroom.”
Voor het brede publiek hoopte
ze méér te kunnen betekenen:
“Ik maak moeilijke dingen graag
makkelijk, ik heb liever dat de
boodschap begrepen wordt dan
dat alle details aan bod komen.”
Ze richtte een eenpersoons-bvba
op en kon sindsdien een breed
gamma aan communicatiekanalen afvinken: nieuwsbrieven van
ziekenhuizen, Test Gezondheid,
Goed Gevoel, Knack en Trends …
Samen met experts schreef ze een
half dozijn boeken, waaronder
“Ik maak moeilijke dingen
graag makkelijk: ik heb liever
dat de boodschap begrepen
wordt dan dat alle details
aan bod komen.”
mijn medische kennis te combineren met mijn passie.” Zeker
toen ze na een tijdje overschakelde naar publicaties voor het
brede publiek. “Ik kreeg steeds
meer moeite met de druk die de
farma-industrie uitoefent op de
door haar gefinancierde medische vakpers. Ik stoorde me – en
nog steeds – aan de manier waar-
de bestseller Vrouwen, humeuren
en hormonen, met Myriam Van
Moffaert. In een vaste rubriek in
het Tijdschrift voor Geneeskunde
houdt ze dokters op de hoogte van
wat er speelt in de media: “Zoals
onlangs die heisa over bacteriën
op stethoscopen – dan begrijpen
dokters tenminste waarom hun
patiënten opeens polsen hoe vaak
ze hun stethoscoop ontsmetten
(lacht).”
Ook op het scherm werd Marleen Finoulst een vertrouwd gezicht, van Mimi en Goedemorgen
op VTM tot Zonder voorschrift en
Hoe? Zo! op VRT. En een tijdlang
was ze vaste tv-arts in De zevende
dag: “Sinds 2006 ben ik bijna
voltijds hoofdredacteur van Bodytalk, een kritisch gezondheidsmagazine: een heel intensieve job
– nog intensiever sinds de reorganisatie van de redactie – maar ik
doe het heel graag. Als arts-journalist heb ik nooit één dag tegen
mijn zin gewerkt.”
Al knaagt het soms dat gezondheidsadvies uiteindelijk maar bij
een selecte groep terechtkomt:
“Ik zou me er graag voor inzetten om dié mensen te informeren
die we nu op geen enkele manier
bereiken – ik weet alleen nog niet
hoe. Dat laagopgeleiden minder
lang leven, botst met mijn gevoel
voor rechtvaardigheid.”
Rode wijn
Niet iedereen is even enthousiast over de activiteiten van dokter Finoulst. In haar lezing ‘Gezondheid te koop’ trekt ze onder
meer van leer tegen misleidende
claims van voedingsproducenten. Haar boek De prostaat. Lust
en leed pleit ervoor om terughoudender te zijn bij het behandelen
van prostaatkanker, wat niet bij
alle artsen in goede aarde viel. “Ik
voel me soms een beetje de luis
in de pels, ja. Maar ik wil gewoon
dat mensen correcte informatie
krijgen. Ik ben helemaal niet tegen bijvoorbeeld de farmaceu-
26 maart 2014
tische industrie an sich, ik ga
evengoed tekeer tegen de antivaccinatielobby.”
Dat er behoefte is aan degelijke informatie over gezondheid, bewijst het succes van de
website www.gezondheidenwetenschap.be, onlangs opgezet door het Belgisch Centrum
voor Evidence-Based Medicine
(CEBAM). Patrick Vankrunkelsven, als deeltijds docent verbonden aan het Academisch
Centrum voor Huisartsgeneeskunde, is sinds kort directeur
van CEBAM. Marleen werd al
eerder aangezocht om het luik
publiekscommunicatie op te
starten. Daardoor werkt het
koppel nu opnieuw samen.
“Niet lang na mijn scheiding
ben ik een tijdje Patriks medewerker geweest in de senaat –
tot we een relatie kregen.”
Wat heeft hun website méér
te bieden dan Doctor Google?
“Er verschijnt zoveel onzin
in de pers en de adviezen zijn
zo vaak tegenstrijdig: pakweg
rode wijn, of melk, mag nu
weer niet en dan weer wel. Veel
mensen raken het noorden erbij kwijt. Op onze site worden
mediaberichten in verband
met gezondheid geduid, en gecorrigeerd als dat nodig is. We
baseren ons daarbij steeds op
de laatste stand van zaken in
evidence based onderzoek. Ook
geven we patiëntenrichtlijnen
voor een groot aantal aandoeningen.” En bezoekers kunnen
vragen stellen, die ze met veel
plezier beantwoordt: kan het
kwaad om dicht bij een hoogspanningslijn te wonen, moet
je de kinderkamer schoonmaken met Dettol?
Busje
Het is véél. “Maar ik werk graag
veel en hard. Gelukkig verwacht
Patrik niet dat ik om vijf uur alles laat vallen, of omgekeerd,
we werken meestal samen laat
door aan de eettafel.” En tussendoor gaan ze lopen. “Drie
keer per week tien tot twintig
kilometer, in de aanloop naar
een marathon is dat vier tot vijf
keer per week. Trainen doen we
niet samen – Patrik loopt sneller (lacht) –, maar van een marathon maken we steeds een
weekendje weg. Door pakweg
Athene of New York lopen geeft
je een heel andere blik op zo’n
stad. Dat bewegen helpt om depressie te voorkomen, is trouwens géén gezondheidsmythe.
En het trainen is ook erg gezond, alleen de marathon zelf
is vanuit dat oogpunt net een
tiental kilometer te lang. Maar
ik heb zo’n doel nodig.”
In 2013, na tien jaar samenzijn, zijn ze getrouwd, al leven
ze vooralsnog deeltijds apart:
“Ons nieuw samengestelde
gezin telt zeven kinderen –
drie van mij, vier van Patrik.
We hebben een busje waar we
alle negen in passen, al zijn er
intussen al vier het huis uit.
Zolang mijn dochter, die beurtelings bij haar vader en bij mij
woont, nog naar de middelbare school gaat, blijf ik één week
op twee in Boutersem. Maar
het huis in Laakdal is al klaar
voor mijn komst, compleet met
verbouwing om alle kinderen
een thuis te geven. De afstand
Laakdal-Boutersem bedraagt
precies 42 kilometer. Dat kan
geen toeval zijn (lacht).”
Alumni 15
Alumnus Jef Aerts rijft dubbele nominatie voor Boekenleeuw binnen
‘Ik word onnozel als ik niet schrijf’
Na vier romans, een dichtbundel en ettelijke theaterervaringen is Jef Aerts geland als jeugdschrijver. “Ik was veertig en voelde: Zó klink ik dus.” Gevolg is dat er nu meer dan ooit op het spel
staat, bijvoorbeeld bij zijn dubbele Boekenleeuw-nominatie. “Ik verlang naar verankering.”
Katrien Steyaert
In het donker stapt een jongen
over een bevroren meer met in
zijn tas de kempvis van zijn depressieve vader. Dat is de zeer
korte inhoud van Vissen smelten
niet, het derde en recentste jeugdboek van Jef Aerts (41). Het haalde
de shortlist van de prestigieuze
Boekenleeuw, net als zijn prentenboek Groter dan een droom. Hij
kaapt zo twee van de vier nominatieplaatsen weg.
“Ik ben blij met de lof voor dingen waar ik hard aan werk: emotionele gelaagdheid, sfeerschepping en stijl. Het is natuurlijk een
voordeel dat ik al veel geoefend
heb”, zegt Aerts, die in 1999 debuteerde voor volwassenen. “In
die romans zag je al het magisch
realisme dat me typeert. Ik geloof
er sterk in dat de realiteit overloopt in de verbeelding en dat
beide even waar zijn.”
Neem nu Groter dan een droom,
over een jongen die met zijn
overleden zusje door de nacht
gaat fietsen. “Dat is een droom,
maar tegelijk is het voor die jongen echt, en voor mij als schrijver
ook. Wat je verzint, bedenkt of ervaart is toch even waar als de zogenaamde realiteit? Als lezers me
vertellen dat ze af en toe nog praten met een gestorven dierbare,
wie ben ik dan om te zeggen dat
die ervaring niet echt is? Met de
liefde is het toch ook zo? Je kunt
die reduceren tot een chemische
reactie, maar hoe je in de liefde
gelooft vind ik even waar. Daarvoor moet je natuurlijk durven
loslaten. Dat verwacht ik ook een
beetje van mijn lezers: dat ze durven lezen met een open blik en zo
het boek echt voelen.”
Ransberg
Het is zijn hoop: dat vonkje teweegbrengen, de verbeelding van
kinderen in gang zetten, ook van
de minder enthousiaste. “Misschien sloof ik me te veel uit”,
zucht hij glimlachend, “maar ik
wil niet toegeven aan de neiging
van sommigen om kinderboeken
minder diep te maken. Kinderen
zijn op z’n minst gelijkwaardige
communicatiepartners, die heel
eerlijk en soms onverwacht reageren.”
Hun enthousiaste brieven vallen in de bus ten huize Aerts in
Ransberg, zijn groene schuiloord
gevoeligheden die ik ken, zeker ging ik Germaanse studeren en
daarna twee jaar theaterwetenin de kinderboeken.”
schappen.” Het leverde hem jobs
Kiezen voor kunst
op als toneelauteur en dramaturg,
En die naderen soms heel dicht, onder meer bij de Roovers en Tozoals in Groter dan een droom, over neelgroep Amsterdam. “Achteraf
zijn eigen overleden zusje. “Ze bekeken is elke ervaring zinvol
werd begraven aan de abdij van geweest. Nu begeleid ik bij ArtfoVlierbeek”, zegt hij zacht, “en die rum al twee jaar een voorleesproheeft Marit (Törnqvist, de befaam- ject, waarbij ik heel intensief met
de illustratrice – red.) ook echt af- kinderboeken bezig ben. Daargebeeld.” Een minder drastisch door heb ik me het metier sneller
voorbeeld is Rue Fontaine d’Amour eigen kunnen maken.”
(2008), zijn laatste roman voor
volwassenen. “Die begon pas te Vrij in het hoofd
vlotten toen ik na maanden werk Zijn opgang in het jeugdboekenbesliste het verhaal te vertellen wereldje is inderdaad steil. Zijn
debuut, Het kleine paradijs (2012),
haalde meteen een Boekenleeuwnominatie binnen en riep volgens
sommige recensenten meesterverteller Paul Biegel in herinnering. Opvolger Groter dan een
droom kreeg vrij snel een Zweedse, Duitse en Japanse vertaling.
“Het voelde meteen goed, haast
beter dan mijn boeken voor volvanuit de vijftienjarige Lize. Dat wassenen. Die wil ik ooit weer
puberen, dat kantelen, dat kende maken, maar nu werk ik het liefst
ik en kon ik voelen. Toen kwam aan kinderboeken. Daarin vind
ik veel sneller de vrijheid in mijn
het boek bijna vanzelf.”
“Als puber heb ik er nooit aan hoofd waar ik zo van hou.”
gedacht om jeugdauteur te wor- Zijn blik is broos, maar hoopden – niet stoer genoeg, zeker? vol. “Nu ik weet dat kinderlitera– maar ik maakte wel muziek en tuur echt is waar ik het meest als
wilde kunstenaar worden. Vanuit mezelf klink en waarin ik verder
een primaire creatiedrang, denk naar die stem kan zoeken, wil ik
ik, om mezelf een stem geven in er volledig voor gaan. Ik word stilde wereld. Alleen wist ik niet in aan zenuwachtig voor de Boekenleeuw (op 30 maart – red.) omdat
welke discipline.”
Aerts – die nu nog muziek maakt ik daarmee een breder publiek
met zijn vrouw en broer onder de zou kunnen vinden, meer schrijfnoemer Momomatique – begon tijd zou kunnen kopen, kortom
destijds vreemd genoeg een stu- me zou kunnen verankeren als
die rechten. “Ik heb er veel aan jeugdschrijver. Daar droom ik
gehad als algemene vorming, van. En dromen vloeien soms
maar na een jaar ben ik gestopt over in de realiteit, hé?” Hij glimomdat ik wilde schrijven. En dus lacht. “Hopen maar.”
“Wat je verzint, bedenkt of
ervaart is toch even waar als
de zogenaamde realiteit?”
waar hij doet wat hij het liefste
doet: schrijven. “Ik vind schrijven veel minder moeilijk dan
niet schrijven. Van niet schrijven
word ik onrustig, onnozel bijna.
Als ik kan werken, zet ik altijd iets
op papier. Ik ben daar strenger
in geworden. Vroeger geloofde
ik dat tijd verliezen er af en toe
bij hoorde, maar dat kan ik me
nu, met drie jonge kinderen, niet
meer permitteren.”
De Ransbergse rust is hem dierbaar. “Ik ben gemakkelijk van
mijn stuk te brengen. Dan verlies
ik het spontane schrijven dat ik zo
belangrijk vind omdat ik zo een
connectie maak met mijn emotionele spectrum. Geloofwaardigheid is heel belangrijk voor mij
en dus schrijf ik het liefste over
De Ransbergse rust is Jef Aerts dierbaar: “Ik ben gemakkelijk van mijn stuk te brengen.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
16 Maatschappij
campuskrant
Dirk Draulans
Wetenschapsjournalist
(© ingezonden)
Geachte Heer Rector,
Het is u misschien ook opgevallen, maar er zit een cyclus in de invulling van het rectormandaat van uw universiteit. Sinds 1968 – het jaar vanaf wanneer het in
Leuven interessant begon te worden – is er afwisselend
iemand uit de humane wetenschappen (een jurist of een
theoloog) en iemand uit de andere wetenschappen (een
arts of een ingenieur) rector geweest. Alsof er telkens
tegen de sector van de vertrekker gekozen werd. Wat te
veel doorgeslagen in de ene richting, dus hop naar de
andere.
U bent als kerkjurist een mooie hybride van uw twee
humane voorgangers. U zette zich ook meteen af tegen
uw rechtstreekse voorganger, de arts Mark Waer, die
geen opvallend parcours reed. Hij ontsloeg wel een activiste die het woord had gevoerd ter verdediging van een
actie waarbij een vergund experiment rond genetische
manipulatie van een andere universiteit gedeeltelijk vernield werd. U maakte dat ontslag ongedaan en liet zich
interviewen met de dame in kwestie, die geëvolueerd is
van een wat bedeesd slachtoffer-van-de-situatie tot een
furie die steeds krachtiger uit de hoek komt in haar gevecht voor wat ze cultiveert als haar Grote Waarheid. Ik
ben benieuwd wat u zult doen mocht ze opnieuw het
voortouw nemen in een aanval op een experiment.
U stond ook vrolijk te blinken in het blaadje van de dierenrechtenbeweging GAIA, waarvan de kopstukken u
kwamen bezoeken omdat ze in u een medestander in de
strijd tegen dierproeven zien. Dat wordt op eieren lopen,
vrees ik, aangezien uw universiteit op een aantal fronten
tot de wereldtop van het wetenschappelijk onderzoek
behoort met resultaten gebaseerd op werk met proefdieren. U ging zelfs op eigen initiatief naar het Vaticaan,
“De tijd dat rectoren ongenaakbaar
waren is voorbij, en gelukkig maar.”
waar men niet collectief staat te juichen om sommige
aspecten van het baanbrekende werk dat aan uw universiteit wordt uitgevoerd. Ik neem echter aan dat het niet
uw bedoeling is om topposities prijs te geven, al was
het maar omdat industriële en medische toepassingen
van onderzoek inkomsten genereren. Anders loopt u
het risico dat bij de volgende rectorverkiezing de cyclus
verder wordt gezet, en er iemand uit een andere wetenschap dan de uwe wordt verkozen.
Er zitten trouwens nog tendensen in de evolutie van
het rector-zijn. Er is nog nooit een vrouwelijke rector geweest – een misschien wat kwalijke constante die u met
uw verkiezing in stand hebt weten te houden. Voorts
neemt de lengte van een mandaat geleidelijk af – de laatste twee rectoren ruimden na vier jaar al baan voor hun
opvolger.
Als er één trend is die u kunt doorbreken, lijkt het deze
laatste te zijn. U speelt uw BV-schap als rector ongegeneerd uit. De tijd dat rectoren ongenaakbaar en onbereikbaar waren, onder meer voor studenten, is voorbij,
en gelukkig maar. Als een koning als het ware verplicht
kan worden om publiek het swingende lied Ik Hou Van
U met het volk mee te prevelen, moet een rector in het
blaadje van GAIA kunnen pronken. Het bewijst dat onze
maatschappij verder democratiseert.
Tot ergens onderweg, geachte Heer Rector.
Dirk Draulans
Elke maand deelt een betekenisvolle binnen- of buitenstaander
in een brief aan de rector zijn of haar visie op de rol van de KU
Leuven.
Deze keer: Dirk Draulans, bioloog, opiniemaker en
wetenschapsjournalist, onder meer voor Knack en Canvas
Het emeritusevangelie: paul van houtte
Ludo Meyvis
“Mijn vader was officier, en als
hij ergens anders gekazerneerd
werd, moesten we verhuizen. Dat
gebeurde vrij vaak. Ik heb een
deel van mijn humaniora gedaan
in Antwerpen, maar de laatste
twee jaar woonden we in Rösrath
bij Keulen. De school bevond zich
daar in een kasteel, wel leuk. Ik
deed Latijn-wiskunde. Op aanraden van een leraar aan wie ik de
beste herinneringen heb, koos
ik daarna voor burgerlijk ingenieur. Het toelatingsexamen was
een uitdaging, maar ook een heel
secure waardemeter. Hopelijk is
de recent ingevoerde ijkingstoets
even betrouwbaar.”
Woelige jaren
“In 1965 ging ik naar Leuven. De
overgang was intellectueel redelijk groot. De partieels, proefexamens in januari, vielen echter
heel goed mee. Mijn zelfvertrouwen groeide, en in juni had ik
zelfs onderscheiding, enigszins
tot mijn eigen verbazing. Ik koos
voor wat toen ‘burgerlijk elektrotechnisch werktuigkundig ingenieur richting mechanica’ heette,
een mondvol. Mijn studentenjaren, tot 1970, waren tamelijk
woelig. Er waren geregeld lange
periodes zonder les, omdat er
weer eens een staking uitgebroken was.”
“Na mijn legerdienst wilde ik
gaan werken, maar professor
Aernoudt zag wel brood in een
doctoraat, een sterk wiskundige
studie van krachten en deformatie van de kristalstructuur van
eigenschappen enzovoort, onontbeerlijk voor de industrie.”
het buitenland. Maar ik overschat
het ook niet.”
In de mist
Van examens naar opera
“Ik voelde me onderzoeker – tot
ik prof werd ... Dat gebeurde in
1992. Daarna word je hoe dan
ook voor een groot deel van je tijd
manager. Ik ben wel altijd contact met mijn assistenten en hun
werk blijven houden, en ik ben
zelf ook onderzoek blijven doen,
maar je hebt er eenvoudigweg
veel minder tijd voor.”
“Bestuurswerk maakt volgens
de regel van
mij wel degelijk deel uit van het
drie
leven van een hoogleraar die
zichzelf respecteert. In 1996 ben
ik departementsvoorzitter van
“Wat je ook doet, beleef
MTM geworden. Ik had al wel
er genoegen aan.”
wat bestuurservaring in LOVAN,
tegenwoordig de VAP, de vereni“Staar je niet blind
ging van het academisch persoop onderwijsflexineel. Maar dat hielp niet bijster
bilisering.”
veel toen ik het departement
moest leiden. Ik voelde me als
“Schuw bestuurswerk
een chauffeur die op topsnelheid
niet.”
plots in dichte mist terechtkomt.
Maar het is een job waarin je snel
veel leert, ook wat het bestuur
van de faculteit betreft. Ik heb dynamiek van wat je bestuurt.”
“Daarna heb ik me weer ten
volle kunnen concentreren op
de IUAP (interuniversitaire attractiepolen – red.) die ik van professor Aernoudt had overgenomen.
Dat onderzoekswerk gaat over de
grenzen van de eigen universiteit
heen, en er komt heel wat administratie bij kijken. Gelukkig was
er ook veel inhoudelijk werk, en
daar komt het toch op aan. Mijn
het acht jaar gedaan. Langer zou onderzoekskwaliteit? Ach, ik ben
niet goed geweest zijn, want dan geen Nobelprijswinnaar. Ik denk
nestel je je te veel in een bepaald dat mijn werk degelijk was, dat
patroon. Dat is niet goed voor de het gewaardeerd wordt, ook in
“De huidige universiteit is wel
anders dan die uit mijn jonge
dagen. De publicatiedruk is
overdreven. Vroeger voelde je de
drang om te publiceren, nu voel
je de druk, een wezenlijk verschil.
Dat kan veranderen, maar dan alleen als de overheid meewil, en
wanneer er gesleuteld wordt aan
de financieringsparameters. Nog
een grondig verschil heeft te maken met de onderwijsorganisatie
– het enige bestuursgebied waar
ik altijd zo weinig mogelijk mee
te maken wilde hebben. De flexibilisering is veel te ver gegaan.
Studenten moeten nu alles zelf
kiezen. Geloof me: veel studenten
vinden dat niét leuk. Studenten
moeten na afstuderen een visitekaartje kunnen voorleggen dat
zegt dat ze verstandige mensen
zijn, geen lijst van vakken.”
“Nu ben ik emeritus. De grootste opluchting is dat ik nu geen
examens meer moet afnemen.
Daar stop je relatief gezien heel
veel tijd in. Maar ik heb zeker nog
ruim voldoende werk. Ik ben voorzitter van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit. Ik ben
ook nog twee jaar bestuurder van
de Klasse der Natuurwetenschappen van de KVAB, de academie. Ik
doe visitatie- en refereewerk, en
ik ben nog van nabij betrokken
bij het Europese onderzoekswereldje. En daarnaast heb ik eindelijk wat meer tijd voor mijn privéleven, reizen met mijn vrouw,
wat meer lezen, bezoekjes aan de
opera ... Ik verveel me niet.”
“De flexibilisering is veel te ver
gegaan. Studenten moeten nu alles
zelf kiezen. Geloof me: veel
studenten vinden dat niét leuk.”
metaal bij het draadtrekken. Relevant was het wel: de vervorming
van een metaal bepaalt de sterkte, de stijfheid, de magnetische
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“Wat je aanvaardt, moet je met goesting
doen”, zegt professor Paul Van Houtte,
emeritus bij het Departement Metaalkunde en Toegepaste Materiaalkunde (MTM).
Hij heeft ook na zijn emeritaat nog ruim
voldoende taken om het beruchte zwarte
gat nog lang niet te zien opdoemen. Come
to think of it, daar hebben we eigenlijk nog
geen enkele emeritus over horen klagen.
26 maart 2014
Geschiedenis 17
150 jaar Ingenieurswetenschappen
‘Rijk verleden, nog rijkere toekomst’
Wie Heverlee aandoet, kan zich
moeilijk voorstellen dat de ingenieurs er niet altijd
hun habitat hebben gehad. De Leuvense ingenieurswetenschappen
zijn ‘pas’ 150 jaar
oud. “Er zijn ups
en downs geweest,
maar we hebben
nu zoveel talent
en mogelijkheden
dat enige trots niet
misplaatst is”, zegt
emeritus professor
Herman Neuckermans.
Ludo Meyvis
Anderhalve eeuw bestaan: dat
dient uiteraard gevierd. Professor
Neuckermans was voorzitter van
de commissie die het feestjaar
heeft voorbereid. Er werd geen
gedenkboek gemaakt, wel een
tijdlijn die verwijst naar tal van
bronnen en facts and figures over
de Faculteit Ingenieurswetenschappen en haar geschiedenis.
“Onze wortels liggen bij Wetenschappen”, begint professor
Neuckermans. “Die faculteit organiseerde vanaf 1864 lessen aan
de Écoles des Mines et des Arts et
Manufactures, in het Pauscollege
en het Maria Theresia College.
Het ging om een zogenaamde
‘wetenschappelijke graad’, wat
betekende dat Leuvense ingenieurs niet mochten deelnemen
aan de staatsexamens voor jobs in
de mijnen, bij de spoorwegen en
bij ‘bruggen en wegen’. Dat was
voorbehouden aan de ingenieurs
van Gent, Luik en Bergen. Pas in
1890 veranderde dat en werd de
Leuvense ingenieursgraad ook
‘wettelijk’ voor wat de richtingen
mijnbouw en burgerlijke bouwkunde betrof. De studieduur werd
toen ook op vijf jaar gebracht.”
Van ‘speciale school’
naar faculteit
“Een volgende belangrijke stap
vond plaats in 1929, toen negen
wettelijke ingenieursgraden ingevoerd werden, waarvan vijf
nieuwe in Leuven – metallurgie,
industriële scheikunde, elektrotechniek, mechanica en architectuur. In die jaren werd ook de
infrastructuur van de faculteit gevoelig uitgebreid met nieuwe instituten in het Arenbergpark, dat
Ingenieursstudenten in 1900 voor de Grote Aula van het Maria Theresia College
(© Universiteitsarchief KU Leuven. Archief en Museum van het Vlaams Studentenleven, Fotoverzameling)
door de KU Leuven na de Eerste
Wereldoorlog verworven was. De
Arenbergcampus werd in 1931 in
gebruik genomen, ongeveer gelijktijdig met het kasteel.”
“Er was toen nog geen sprake
van een faculteit. De studierichtingen burgerlijk ingenieur werden georganiseerd door wat ‘Speciale Scholen’ heette. Gaandeweg
hadden die wel een vrij verregaande zelfstandigheid uitgebouwd,
maar formeel hingen ze af van
de Faculteit Wetenschappen. Die
vaardigde een ‘inspecteur’ af als
hoofd van de scholen en als officiële aanspreekpersoon. Pas in
1961 werden de Speciale Scholen
erkend als Faculteit der Toegepaste Wetenschappen – Faculté des
Sciences Appliquées in de toen nog
tweetalige universiteit.”
“De vernederlandsing van de
opleidingen is een complex verhaal. In 1914 werd al gestart met
de taalsplitsing van sommige cursussen, die zowel in het Nederlands als het Frans georganiseerd
werden. Het aantal Nederlandse
opleidingen nam geleidelijk toe,
maar van een gesplitste faculteit
was pas sprake in 1964. Richard
Van Cauteren werd toen de eerste
Vlaamse decaan van de Nederlandstalige faculteit. De Franstalige verhuisde begin jaren 70 naar
Louvain-la-Neuve.”
“Het aantal afstudeerrichtingen
nam systematisch toe: toegepaste
wiskunde en bedrijfsleiding, later
industrieel beleid genoemd, vanaf
1962; kernwetenschappen vanaf
1966; computerwetenschappen
vanaf 1971; naast een reeks certificaten en bijzondere studies. In
1981 werd het nieuwe Departement Computerwetenschappen
opgericht en werd het Departement Constructie gesplitst in
het Departement Architectuur,
Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening en het Departement Burgerlijke Bouwkunde.”
Van imec tot integratie
“Het wetenschappelijk onderzoek nam een snelle vlucht. Misschien interessant: het eerste
Nederlandstalig doctoraat in de
Toegepaste Wetenschappen, gestart in de nieuwe faculteit, dateert uit 1966. Op de eerste vrouwelijke docent was het wachten
tot 1977, met Ann Haegemans.”
“Ik moet zeker ook vermelden
dat de faculteit de wieg is van heel
wat spin-offs. Ook imec is hier
ontstaan. Professor Roger Van
Overstraeten nam daartoe het initiatief in 1984, toen hij een gewillig oor vond bij minister Gaston
Geens. Wat kleinschalig begon,
is nu een reus geworden: imec is
een wereldspeler op het vlak van
de micro- en nano-elektronica.”
“De belangrijkste recente evo-
lutie is natuurlijk de inkanteling
van een aantal industriële hogescholen (Geel, Aalst, Diepenbeek,
Gent, Leuven, Sint-Katelijne-Waver, Oostende – red.) in de nieuwe
Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen, en de integratie
van de masteropleidingen architectuur van Sint-Lucas Brussel
en Gent. Die werden in een eigen
Faculteit Architectuur ondergebracht en maken volwaardig
deel uit van de KU Leuven. Voor
een buitenstaander lijkt het misschien vreemd dat je zowel voor
burgerlijk ingenieur-architect als
voor architect kunt studeren aan
eenzelfde instelling, maar er is
wel degelijk een substantieel verschil qua invalshoek en inhoud.
En dat hoort zo te blijven. Idem
dito voor de voormalige industrieel ingenieurs die in eerste instantie op kmo’s zijn gericht.”
Grote namen, grote toekomst
“In al die jaren werd onze opleiding natuurlijk bevolkt door
aardig wat grote figuren. Naast
Roger Van Overstraeten denk ik
bijvoorbeeld aan André Dumont,
overleden in 1920. Hij heeft de
eerste industrieel ontginbare
koolsteenlagen ontdekt in Limburg en zette de provincie op weg
naar een eeuw economische ontwikkeling. Minder bekend, maar
van groot internationaal belang,
was Arthur Vierendeel, overleden
in 1940. Bruggen die op zijn constructietechniek gebaseerd zijn,
vind je nog wereldwijd. Joris Helleputte was dan weer een gangmaker van de neogotische bouwstijl.
Je vindt daar nog tal van voorbeelden van, ook in Leuven.”
“De Leuvense ingenieurs hebben zeker geen rechtlijnige geschiedenis gekend”, besluit professor Neuckermans. “Er zijn
ups en downs geweest. Maar als
je naar de huidige faculteit kijkt,
zie je een zodanige diversiteit aan
talent, specialisaties en mogelijkheden, dat enige trots niet misplaatst is. We hebben een rijk verleden, maar een nog veel rijkere
toekomst.”
Meer info over het feestjaar op
eng.kuleuven.be/
kuleuveningenieurt150jaar/
De tijdlijn vindt u op
eng.kuleuven.be/
kuleuveningenieurt150jaar/
tijdlijn
18 Personalia
campuskrant
Boek /
delen
“Wiskundigen hebben een imagoprobleem”, zegt Paul Levrie van het
Departement Computerwetenschappen licht zuchtend. “Maar dat is
onterecht. Wiskunde is gewoon veel te prettig om voor jezelf te houden.” Ho even: wiskunde en prettig, in dezelfde zin?
“Neem nu het twin prime-probleem. De vraag is of er oneindig
veel koppels priemgetallen bestaan op een afstand van 2 van elkaar – zoals 41 en 43. Dat is nooit
aangetoond. Vorig jaar heeft een
Chinees-Amerikaanse wiskundige bewezen dat er oneindig
veel paren zijn op minder dan
70.000.000 van elkaar. Als leek
zou je dan denken: het doel is nog
lang niet bereikt. Maar intussen is
de bewezen afstand al geslonken
tot 252, dankzij een wereldwijde
samenwerking van wiskundigen.
Dat is toch plezánt?”
Oneindig plezant. Is dat ook de
reden waarom u er samen met uw
collega Rudi Penne een boek over
geschreven hebt, De pracht van
priemgetallen?
“Priemgetallen intrigeren me, ja.
Bovendien vormen ze een mooi
afgebakend geheel, handig om
er een boek over te maken voor
het grote publiek. Er is al heel
veel over geschreven, en ze hebben nog belangrijke toepassingen ook. Blijkbaar is er wel belangstelling voor: ons boek is op
enkele maanden tijd al aan zijn
derde druk toe. Het is natuurlijk
niet het eerste boek over priemgetallen. The Music of the Primes
van Marcus du Sautoy, die hier in
Leuven nog een Christmas Lecture
gegeven heeft, is zeker ook een
aanrader.”
“Ons boek hebben we voor een
deel historisch opgevat. Geschiedenis van de wiskunde is een heel
leuke discipline. Als ik hier in
onze bibliotheek de verzamelde
werken van mijn lievelingswiskundige Leonhard Euler bekijk
– meer dan tachtig delen, mijn
vrouw wil niet dat ik ze koop – kan
ik daar enorm van genieten. Hij
schreef erg goed.”
Ook sommige niet-wiskundigen
schrijven best aardig. Wie is uw
lievelingsauteur?
“Godfried Bomans. Ik heb zijn
verzamelde werken, en hij heeft
een prachtige ironie en stijl, gevarieerd, en vol taalspelletjes. Daar
houd ik van. Dat is ook waarom
een boek als Opperlans! van Battus, alias Hugo Brandt Corstius,
zo geweldig is. Battus was trou-
Maar heel gauw zocht ik ook naar
populariserende wiskundeboeken, die je toen vrij veel had in de
Prisma- en Aula-reeksen.”
“Misschien wel het belangrijkste boek dat mij op het pad van de
wiskunde gezet heeft, is Mathematics and the Imagination van Edward Kasner en James Newman.
Ook de vele bundels met wiskundecolumns van Martin Gardner
vond ik geweldig. Hij schreef 35
jaar lang maandelijkse bijdragen
voor Scientific American, meestal
over wiskundepuzzels. Zijn commentaar op Alice’s Adventures in
Wonderland van Lewis Carroll is
een boek waar je als wiskundige
veel plezier aan beleeft.”
“Als je zegt dat je niks hebt met
wiskunde, kom je daar gewoon
mee weg. Wel, dat kán niet.”
wens een wiskundige … Hoe hij
zovele vormen van taalvirtuositeit in een structuur weet te gieten, prachtig. Maar het is wel een
boek waarvan je de charme niet
uitgelegd krijgt aan iemand die
er niet gevoelig voor is.”
Las u als kind al veel?
“Ja. Mijn moeder werkte in de
bibliotheek van Turnhout, in De
Warande, en daar verslond ik
de boeken. Ik las de gebruikelijke kinder- en jeugdliteratuur:
Biggles, Karl May en consorten.
Leest u ook andere literatuur?
“Aan Nederlandse literatuur kom
ik te weinig toe. De Max Havelaar
vond ik prachtig, maar veel verder
gaat het niet. Ik lees vooral veel
Engelstalig werk. Ik heb iets met
winnaars van de Booker Prize, een
bekroning die blijkbaar wel garant staat voor kwaliteit. Van John
Irving heb ik intussen het belangrijkste wel gelezen. Ik ben ook
dol op het werk van John Dickson
Carr. Dat zijn meestal Sherlock
Holmes-achtige detectives, van
Benoemd of onderscheiden
Professor Geert Bouckaert (Instituut
voor de Overheid) heeft een eredoctoraat ontvangen van de Babes-Bolyai
University (BBU) in Roemenië voor zijn
bijdragen in het domein van overheidsadministratie en overheidsmanagement.
Professor Filip Dochy, hoofd van het
Centrum voor Professionele Opleiding en Ontwikkeling en Levenslang
Leren (Faculteit Psychologie en
Pedagogische wetenschappen), werd
opgenomen in de Academia Europaea
(European Academy of Sciences).
Professor Ann Swillen (Centrum voor
Menselijke Erfelijkheid) is aangesteld
om de Europese tak van het International Consortium on Brain and
Behavior in 22q11.2 Deletion Syndrome
te coördineren, een consortium dat 22
gezondheidsinstellingen omvat. Het
onderzoeksbudget van 12 miljoen dollar
wordt verstrekt door het Amerikaanse
National Institute of Mental Health
(NIMH), onderdeel van de National
Institutes of Health (NIH).
De European Radiology Private Foundation heeft een Albert Baert Editorial Fellowship opgericht, als erkenning van
de verdiensten van emeritus professor
Albert Baert (Faculteit Geneeskunde),
onder meer als hoofdredacteur van
European Radiology (1996 – 2007).
Valerie Uijtterhaegen, masterstudente architectuur aan KU Leuven
@ LUCA, won de eerste juryprijs
van de Bold & Beautiful Student
Façade Design Award met haar
project Greenhouse Wall System.
Emeritus professor Stefaan Top
(Faculteit Letteren) is laureaat van de
Europäischer Märchenpreis 2014 van
de Märchenstiftung Walter Kahn. Hij
krijgt de prijs voor zijn verdiensten voor
de wetenschappelijke beoefening van
de volkskunde.
Heleen Sintobin, masterstudente
interieurarchitectuur aan
KU Leuven @ LUCA, was één van
de winnaars in de VITRA Benelux
Academic Architecture Award
2014, waarin studenten een
architecturaal project moesten
analyseren.
Derdebachelorstudenten Jona
Beysens (Handelsingenieur), Joran
Liessens, Thomas Verelst en Thomas
Vyncke (Ingenieurswetenschappen)
hebben met hun team Mindset de
bachelorcompetitie gewonnen van
de BCG Strategy Cup. Daarin losten
ze samen met BCG-consultants een
business case op voor SOS Kinderdorpen. Aan de wedstrijd namen meer dan
1.200 Belgische studenten deel.
Het werk van Rense van der Hout
en Nicolas De Paepe, eerstebachelorstudenten architectuur aan
KU Leuven @ LUCA, werd uit 130
inzendingen geselecteerd voor de
ideeënwedstrijd Kanal Playground,
waarin op zoek wordt gegaan naar
mogelijkheden om meer kwaliteitsvolle publieke ruimte te creëren. De 29 geselecteerde ideeën
worden nu verder onderzocht.
De pracht van
priemgetallen
Paul Levrie en Rudi Penne
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Ludo Meyvis
De leeslijst van
paul levrie
The Music of the Primes
Marcus du Sautoy
De verzamelde werken
van Leonhard Euler
het ‘gesloten-kamer-genre’, met
misdaden die op het eerste gezicht onmogelijk zijn. En 1Q84
van Haruki Murakami vond ik erg
meeslepend.”
“Maar het liefste lees ik toch
dingen die iets met mijn vakgebied te maken hebben. Dat mag
héél populariserend zijn. Ik denk
dan aan Getallen zijn je beste vrienden van de Nederlander Vincent
van der Noort, of Alex Bellos met
Alex’s Adventures in Numberland.
Dat zijn boeken waar het enthousiasme van af spat, en daar hou ik
van. Wiskunde mag populairder
worden, met goede boeken, of
met een blog, zoals ik er samen
met Rudi Penne eentje onderhoud bij Scilogs, onder de titel
Wiskunde is sexy . De uitgeverijen
sturen me geregeld boeken die ik
daar bespreek, wat mooi meegenomen is, zolang het maar voor
de goede zaak is.”
“Een beetje propaganda voor wiskunde is nodig. Als je zegt dat literatuur of psychologie je gestolen
kunnen worden, word je bekeken
als een barbaar. Terecht – maar
als je zegt dat je niks hebt met wiskunde, kom je daar gewoon mee
weg. Wel, dat kán niet.”
De blog: ‘Wiskunde is sexy’ is te
vinden op weetlogs.scilogs.be
Werken
Godfried Bomans
Opperlans!
Battus
De Biggles-boeken
van William Earl Johns
Mathematics and the
Imagination
Edward Kasner en James
Newman
Alice’s Adventures in
Wonderland
Lewis Carroll
De verhalen met detective
Dr. Gideon Fell
van John Dickson Carr
1Q84
Haruki Murakami
Getallen zijn je beste
vrienden
Vincent van der Noort
Alex’s Adventures in
Numberland
Alex Bellos
In Memoriam
De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:
Piet Cardyn
Ere-AP aan de Faculteit Economie en
Bedrijfswetenschappen
geboren op 7 maart 1935 en overleden op 5 februari 2014
Professor Jan De Meyer
Emeritus hoogleraar aan de Faculteit Rechten
geboren op 21 februari 1921 en overleden op 15 februari 2014
Professor Eric Engelbrecht
Ere-hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde
geboren op 13 augustus 1947 en overleden op 18 februari 2014
Professor Guido Persoons
Emeritus hoofddocent aan de Faculteit Letteren
geboren op 8 april 1931 en overleden op 21 februari 2014
Steven Michiels
Student Bachelor in de Rechten aan de KU Leuven
– Campus Brussel (HUB) – Bachelor in de Medische
Beeldvorming (HUB)
geboren op 5 december 1992 en overleden op 27 februari 2014
26 maart 2014
Studenten 19
Droomjob
weerman
Zijn de
verwachtingen
van studenten
over hun
droomjob
realistisch? En
hoe moeten ze
die felbegeerde
baan te pakken
krijgen? Stap
één: wij regelen
een ontmoeting
met een alumnus
die de droom
beleeft. In deze
aflevering: Niels,
Lander en de
weervrouw.
De weermannen in spe proeven in de studio van het echte werk. Lander (rechts): “Weer is zo fascinerend: iets wat ons als mensen overstijgt.” Niels: “Er zijn niet veel jobs
in deze sector, maar gelukkig ook niet veel studenten.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Ine Van Houdenhove
Voor masterstudent geografie
Niels Souverijns (21) en zijn studiegenoot uit de eerste bachelor
Lander Van Tricht (19) is het weer
méér dan een handig gespreksonderwerp. Lander: “Als kind
hing ik briefjes op het prikbord
met mijn voorspelling voor de
volgende dagen, en stond ik ’s
nachts op het balkon de bliksem
te filmen. Weer is zoiets fascinerends: zo veranderlijk en iets wat
ons als mensen overstijgt.” Sinds
vier jaar heeft hij een eigen website, www.weerturnhout.be: “Aan
de hand van satellietbeelden en
computermodellen voorspel ik
daarop iedere dag het weer in de
streek rond Turnhout, waar ik
woon.”
Niels: “Sinds ik op mijn zestiende An Inconvenient Truth van
Al Gore zag, ben ik gefascineerd
door het klimaat – ik maak mijn
masterproef dan ook over de opwarming van de aarde. Ook het
weer boeit me mateloos: de natuurkrachten die erachter zitten,
begrijpen hoe fenomenen als wolken en wind tot stand komen …”
Lander droomt ervan om op
tv te komen, voor Niels mag het
evengoed iets achter de schermen zijn. “Er zijn niet zoveel jobs
in deze sector, maar gelukkig ook
niet zoveel studenten.” Na hun
studie geografie mogen ze zich
nog geen metereoloog noemen
– daarvoor moet je eerst doctoreren, in het buitenland. Maar
voor het zover is, gaan we op een
grijze lenteavond naar Vilvoorde,
Medialaan 1, waar Jill Peeters (39)
al veertien jaar het mooie weer
maakt op VTM en Q-music.
Handen uit de zakken
De koning en de koningin zijn
pas op bezoek geweest: de gangen achter de schermen van de
Vlaamse Mediamaatschappij ruiken nog naar verse verf en splinternieuw tapijt. “Wat voor weer
wordt het vanavond?” vraagt Jill
“Ik zeg nooit dat
het ‘slecht’ weer wordt”
terwijl ze ons voorgaat naar de
studio waar naast Het Nieuws ook
Het Weer wordt opgenomen. “Bewolkt? Dat is meestal het juiste
antwoord, jullie beginnen goed
(lacht).”
Even later staan Lander en Niels
voor het scherm waarop de weerkaarten worden geprojecteerd –
enkel zichtbaar voor de camera
en de kijker. Zelf zien ze de kaarten op een tweede, veel kleiner
heerst, is láng (lacht). Als je weerman wil worden, is dictielessen
volgen trouwens een goed idee:
je moet je stem juist weten te gebruiken als je veel moet praten.”
“Tijdens mijn lerarenopleiding
bij geografie kreeg ik ook een
gouden tip: je moet je publiek
aankijken als je wil dat ze naar je
luisteren, en alleen naar de kaart
kijken als je wil dat zij dat ook
doen. Wat ik hier dan weer heb
gemaakt, op basis van de meest
recente gegevens van Meteoservices: “Maar ik heb jullie om mij
te helpen, niet? Mensen zien me
een paar minuten per dag op het
scherm en snappen soms niet wat
ik de rest van de tijd doe: voornamelijk kaarten maken dus. Maar
ik doe eigenlijk alles voor Het
Weer: de productie, de redactie,
ik bepaal welke camera mij wanneer pakt …”
Weervrouw Jill Peeters:
“Als kind nam ik dondergeluiden op cassette op,
om ernaar te luisteren als ik niet kon slapen.”
scherm. “Vertel maar even wat
voor weer de kijkers vannacht
kunnen verwachten”, sommeert
Jill. Wat volgt, stemt haar tevreden: “Het klopte langs geen kanten, maar het werd met overtuiging gebracht. Zorg alleen wel dat
je niet met je handen in je broekzakken staat …”
Improviseren is iets wat een
weerman of -vrouw moet kunnen. “Ik schrijf enkel de intro
en de outro uit, omdat de regie
dat nodig heeft. Verder komt het
hieruit (wijst op hoofd, buik en
hart – red.). Ik heb geen autocue,
ik lees de weerkaarten. Het Weer
duurt tussen drie en vijf minuten,
dat hangt af van de verdere programmatie. Vijf minuten moeten
volpraten als er al tien dagen op
rij een stabiel hogedrukgebied
geleerd: als het maar even gaat re- “Ik arriveer meestal rond de
genen, práát daar dan ook maar middag, maar op dagen waarop
heel even over. Anders krijgt de ik ook voor Q-music werk, sta ik
kijker een verkeerd idee.”
om kwart over zes op om een uurtje later het eerste weerbericht
Vintage
te brengen. Ik zorg ook voor het
Op weg naar haar bureau passeert weerbericht in Het Laatste Nieuws.
Jill even langs de make-up – “Ja, Rond halfnegen ’s avonds zit mijn
bijwerken moet écht voor elke werkdag erop. Op woensdag werk
opname” –, keurt de outfit die ik alleen voor de krant. Het wordt
klaarhangt voor morgen – “Vanaf zwaar als een collega een tijdje afovermorgen zomercollectie!”, – wezig is en je moet inspringen.”
en vist uit een rek een lange rode
avondjurk: “Gereserveerd! Deze Tovenaar
wil ik aan tijdens de Nacht van “Wat denken jullie? Polaire onde Televisiesterren. Vintage, dus: stabiliteit? Die buiencluster is
duurzaam. Ik ben daar erg mee voor Vlaanderen, maar passeert
bezig, ik werk ook aan een boek vrij laat: het water zal in zee vallen. Wat is jullie favoriete weertyover de klimaatsverandering.”
Over minder dan een halfuur pe eigenlijk? Sneeuw, Lander? En
gaat ze live en er moeten nog jij, Niels, onweer? Als kind nam
een paar weerkaarten worden ik dondergeluiden op cassette
op, om ernaar te luisteren als ik
niet kon slapen. Maar inmiddels
heb ik nogal wat ijzer in mijn rug
zitten en ben ik er niet helemaal
gerust in als het onweert (lacht).
Ik hou enorm van polaire buien:
maartse buien, aprilse grillen,
gevolgd door witte wolkjes en
blauwe lucht. Maar in mijn weerberichten laat ik het niet merken
als ik het weer maar niks vind –
dat vind ik niet fair tegenover het
weer. Ik praat ook nooit of te nimmer over slecht weer, want dat is
subjectief, het hangt er maar vanaf wat voor job je doet.”
“Doorwerken jongens. Zal het
droog blijven? En welk icoontje kiezen we hier: helder of bewolkt?”
“Dit is een droomjob, zeker weten. Zelfs bij de bakker praat ik
graag over mijn weer (lacht). Als
kind zei ik niet dat ik weervrouw
wou worden, ik zei dat ik weervrouw ging worden. Ik stuurde gedichtjes naar Armand Pien, die tovenaar op tv die ervoor zorgde dat
het ging sneeuwen. Nu ik eraan
denk, van jullie heb ik nog geen
gedichtjes gekregen … (lacht)*
Maar er is zoveel méér dan tv: de
sociale media sméken om weermannen. Jullie zouden zo aan de
slag kunnen als jullie al waren afgestudeerd … Maar nu moeten we
écht terug naar de studio!”
* Inmiddels is er een gedicht
gemaakt, verstuurd en goed
ontvangen.
Ben jij een student die een droomjob voor ogen heeft? Laat het ons
weten via [email protected]
20 Buitenkant
campuskrant
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Stof tot nakijken
Stilaan uitgegroeid tot een klassieker, ook voor onze fotograaf: de Umoja Fashion Show, een wervelend modespektakel vol Afrikaanse accenten in kledij én muziek, georganiseerd door
studenten, de Eenheid Ontwikkelingssamenwerking en de Cel Internationale Studenten. Ook deze vierde editie, op zondag 23 maart, gaf de Museumzaal weer een exotisch tintje.
gevonden:
VOORWERP
Elke maand gaan we op zoek naar het verhaal achter een opmerkelijk
voorwerp dat zich ergens binnen de muren van de universiteit bevindt. Of
méérdere voorwerpen: driehoog bij Computerwetenschappen lopen we
door een heus museumpje van de computer, gewoon in de gang.
Het is een hobbyproject van systeembeheerder
Jean Huens. Voor nerds, geboren toen dat woord
nog niet bestond, is het een goudmijntje: minicomputers uit de pionierstijd, oeroude Apples en
Macs, obscure terminals …
“De eerste computer die we hier hadden, was
een Varian V73 uit 1974. Prijs: anderhalf miljoen frank, toén. Het toestel zelf is naar de UCL
verhuisd, maar we hebben nog wel een Teletype,
een wonderlijke combinatie van tikmachine en
ponsbandlezer. Daarmee kon je met de Varian
werken – op een bescheiden schaal, want we hadden maar vier opslagschijven, ter grootte van vijf
megabyte elk. Ik dénk dat ik die Teletype nog wel
aan de praat kan krijgen, maar de kabels lijken
me wat onbetrouwbaar. Eén van de populairste
toepassingen was Lambik, een flipperkastsimulatie. Volgens bewaarde resultatenlijsten heeft
zowat het hele departement daar wel eens mee
gespeeld.”
“En hier heb je de Apple Macintosh Plus, de eerste Mac op het departement, uit 1984. Vier van
onze professoren, nu natuurlijk emeriti, waren
bij de voorstelling in Brussel aanwezig – Apple
verzorgde zijn marketing toen al. Zij mochten
met MacDraw een treintje tekenen, één van de
weinige stukjes toen beschikbare software. Blijkbaar waren ze zo overweldigd dat ze levenslang
Mac-gebruikers gebleven zijn. Leuk is dat je de
handtekeningen van de oervaders, Steve Jobs en
Bill Wozniak, op de binnenkant van die eerste
Macs terugvindt.”
“Toen het internet aan zijn opmars begon, speelde de KU Leuven daar een hoofdrol in. Er waren
in ons land aanvankelijk, in 1991, welgeteld twee
name servers – die zorgen voor de koppeling van
je computer aan het internet. Eén van beide staat
hier nu op de gang, een machine van Sun. Toch wel
frappant, als je bedenkt dat je met die ene machine het hele Belgische internet lam kon leggen …”
“Het grote probleem is dat veel dingen nog wel
operationeel zijn, maar dat we niet meer over de
expertise, de dragers of de lezers beschikken om
er iets mee te doen. Neem bijvoorbeeld floppy’s.
De kleintjes kan je nog wel gelezen krijgen. Maar
voor de zachte, vijf-en-een-kwart inch, ken ik nog
maar twee toestellen die dat eventueel zouden
kunnen. En de grote floppy’s, acht inch, kan je
helemaal vergeten. Denk ook aan de vele soorten
tapes en allerlei voorlopers van de harde schijf,
allemaal onleesbaar. Ponskaarten? Ponsbanden?
Een klus voor ingenieur-archivarissen …”
“Een echt museum is het natuurlijk niet, al
staan er aardige dingen bij. Over de waarde ervan
kan je twisten. In een heel specifieke niche zijn
sommige machines misschien iets waard, maar
dat mag je niet overdrijven.”
“Veiligheidsproblemen hebben we nog nooit
gehad. Op een ochtend zijn er wel eens een paar
personen bezig geweest om zoveel mogelijk machines aan de praat te krijgen. Dat viel blijkbaar
nogal tegen. Maar erger dan dat is het nooit geweest.”
(Ludo Meyvis)
www.cs.kuleuven.be/museum/
 Jean Huens op de name server van Sun, met naast hem een oeroude Teletype
(© KU Leuven | Rob Stevens)