Verwantschap, afstamming en identiteit Ouderschapscontrole is gebaseerd op de vergelijking van erfelijke informatie van nakomeling, vermeende moeder(s) en vermeende vader(s). De erfelijke variatie die aanwezig is bij een nakomeling, is afkomstig van beide ouders. De helft van de variatie is afkomstig van de vader, terwijl de andere helft van de moeder afkomstig is. Het principe van afstammingscontrole is bruikbaar in meerdere soorten, inclusief dieren en mensen. Bij dieren kan monstermateriaal zoals haarwortels, swabs, bloed, sperma en diverse andere materialen gebruikt worden voor ouderschapscontrole. Van elk monster wordt een DNA-patroon in beeld gebracht. Momenteel is de meest gebruikelijke DNAmarker voor het vastleggen van een dergelijk DNA-patroon de zogenaamde STR (Short Tandem Repeat)-marker ook wel Microsatelliet genaamd. Voor enkele diersoorten bieden wij ook de mogelijkheid om de afstamming te controleren o.b.v. zogenaamde SNP-markers. De erfelijke informatie van elk monster wordt opgeslagen in een database, en kan als een soort barcode weergegeven worden. Ieder individu heeft een unieke barcode. (behalve in geval van een eeneiige tweeling of gekloonde dieren). Bij een afstammingscontrole wordt de erfelijke informatie van een individu vergeleken met die van de mogelijke ouderdieren. Bij een correcte afstamming zijn alle erfelijke kenmerken van de nakomeling terug te vinden bij de ouders. In normale situaties heeft de afstammingscontrole een betrouwbaarheid van tenminste 99,5 procent. Bij afstammingscontrole worden DNA-markers in beeld gebracht, waarbij één DNA-marker twee varianten (zogenaamde allelen) heeft. Het ene allel is afkomstig van de vader, terwijl het andere allel afkomstig is van de moeder. Door voldoende allelen te visualiseren kan worden vastgesteld of in een nakomeling allelen (DNA-varianten) aanwezig zijn die niet bij de opgegeven ouders aangetroffen worden. Wanneer alle DNA-varianten van de nakomeling terug te vinden zijn bij de ouders, kan op basis van statistiek de betrouwbaarheid van een onderzoek bepaald worden. Het resultaat van een afstammingscontrole of identiteitscontrole beperkt zich tot de vraagstelling. In normale gevallen wordt een uitspraak gedaan op basis van een groot aantal DNA-markers, waardoor een betrouwbaarheid van meer dan 99,5 procent behaald wordt wanneer beide ouders bij het onderzoek betrokken konden worden. De kans dat een onjuiste afstamming niet opgespoord wordt is zeer klein. Betrouwbaarheden verminderen bijvoorbeeld bij de afwezigheid van een ouderdier of wanneer het DNA-patroon van een ouderdier gereconstrueerd moet worden. Hiernaast wordt de betrouwbaarheid van een resultaat beïnvloed door de genetische variatie in de populatie. De DNAmarkers die gebruikt worden voor afstammingscontrole en identificatie leveren geen informatie op over eigenschappen zoals kleur en kwaliteit of over de aan/afwezigheid van erfelijke ziekten. Identificatie In een aantal gevallen zijn fokdieren zeer waardevol vanwege hun uiterlijke kenmerken. Voor deze dieren bestaat een aantal methoden voor identificatie zoals tatoeages, chips en oornummers. In bepaalde gevallen kan het echter van belang zijn om ook een DNA-profiel vast te stellen zodat een dier zonder deze hulpmiddelen ook geïdentificeerd kan worden. Denk bijvoorbeeld aan diefstal, verlies van oornummer of onleesbare chip. Wanneer van een aantal DNA-markers de allelen zijn vastgesteld, is voor het individu waarvan dit uitgevoerd wordt een ‘DNA-patroon’ vastgelegd. Dit DNA-patroon is uniek voor een bepaald dier, zodat bij twijfel over de identiteit opnieuw het DNA-patroon vastgesteld kan worden om de identiteit te bevestigen. Het DNA-patroon van één dier is in elk deel van het lichaam gelijk. Het maakt voor het vaststellen van een DNA-patroon niet uit, of het DNA afkomstig is uit haarwortels, swabs, bloed, sperma, of ander weefsel. Doordat grote variatie aanwezig is in het DNA, is de kans afwezig dat bij twee willekeurige, onverwante, individuen een identieke barcode aanwezig is. Elk individu zal een eigen DNA-patroon hebben, die op één of meerdere punten van andere dieren zal verschillen. Uitzondering hierop zijn vanzelfsprekend eeneiige tweelingen en gekloonde dieren, die een volledig identiek DNA-patroon hebben. Rechtsgeldig DNA-onderzoek De rechtsgeldige DNA-test kent een aantal verschillen ten opzicht van de ‘normale’ afstammings- of identiteitscontrole. Naast een aanvullende statistische berekening en een uitgebreidere rapportage zijn de regels omtrent het afnemen en het veiligstellen van het monstermateriaal afwijkend. Het is erg belangrijk dat de “Chain of Custody” in tact blijft. Dit wil zeggen dat iedere stap van het proces van monstername tot en met rapportage vastgelegd en gecontroleerd moet worden. Een dergelijk onderzoek brengt daardoor meer kosten met zich mee. Neem altijd vooraf contact met ons op indien een dergelijk onderzoek mogelijk noodzakelijk is. Achteraf is het niet altijd mogelijk om nog aan alle eisen van een rechtsgeldig DNA-onderzoek te kunnen voldoen. Erfelijke Ziekten De wetenschap koppelt variatie in het DNA aan ziektebeelden. Door het in kaart brengen van de verschillen in het DNA tussen dieren die gezond zijn en dieren die drager of lijder zijn van een bepaalde erfelijke ziekte kan vastgesteld worden in welk gen en op welke positie een mutatie in het DNA is ontstaan die de erfelijke ziekte veroorzaakt. Door vergelijking van de symptomen van een ziekte met variatie in het DNA wordt een diagnostische test bewezen. Dit leidt normaal gesproken tot publicatie in een wetenschappelijk artikel. Vaak zijn deze artikelen gebaseerd op een enkel ras. De beschikbaarheid van DNA testen om vast te stellen of een dier drager of lijder is van een erfelijke ziekte biedt fokkers de mogelijkheid om gebruik te maken van deze kennis bij de keuze van een paringspartner voor hun fokdier(en). Hierdoor kan voorkomen worden dat er nakomelingen geboren worden die lijden aan een erfelijke ziekte en kan het dierenwelzijn verbeterd worden. Wanneer de uitslag van een DNA-test aangeeft dat een dier lijder (twee kopiën van de mutatie) is, is dit normaal gesproken de basis om aan te nemen dat een dier de erfelijke ziekte zal ontwikkelen. Wanneer de uitslag van een DNA-test aangeeft dat een dier geen drager is van de mutatie die het betreffende ziektebeeld veroorzaakt is dit geen garantie dat dit dier nooit deze erfelijke ziekte zal ontwikkelen, er kunnen namelijk mutaties op andere plekken in het DNA voorkomen die hetzelfde ziektebeeld veroorzaken. Mutaties die beschreven en gevalideerd zijn in één ras kunnen ook voorkomen in andere rassen. Vaak wordt dit niet meer gepubliceerd in wetenschappelijke artikelen. Het voorkomen van deze mutaties in andere rassen wordt vastgesteld door laboratoria die de testen uitvoeren. Het is niet eenvoudig om te bepalen hoe betrouwbaar een bepaalde test voor een bepaald ras is. Op onze website geven wij enkel een test voor een bepaald ras aan indien deze wetenschappelijk gepubliceerd is of omdat de mutatie in dit ras vastgesteld is door een laboratorium. De eigenaar beslist of hij/zij een test uit wil laten voeren o.b.v. bovenstaande criteria. Overige erfelijke kenmerken De wetenschap koppelt variatie in het DNA aan bepaalde kenmerken van een dier. Door het in kaart brengen van de verschillen in het DNA tussen dieren die het kenmerk wel bezitten en dieren die het kenmerk niet bezitten kan vastgesteld worden in welk gen en op welke positie een mutatie in het DNA is ontstaan die dit uiterlijk kenmerk veroorzaakt. Door vergelijking van de uiterlijke kenmerken met variatie in het DNA wordt een DNA-test bewezen. Dit leidt normaal gesproken tot publicatie in een wetenschappelijk artikel. Vaak zijn deze artikelen gebaseerd op een enkel ras. De mogelijkheden en toepassingen van DNA-testen voor dergelijke uiterlijke kenmerken voor de fokkerij zijn legio. Denk bijvoorbeeld aan DNA-testen voor vachtkleuren (diverse diersoorten), hoornloosheid, melkeiwitten (rund), vleeskenmerken en gevoeligheid voor E. coli (varken), scrapie gevoeligheid (schaap), haarlengte (kat en hond), geslachtbepaling (oa. vogel, hyena, capybara, miereneter en luiaard) en kwaliteitsgen (duif). De beschikbaarheid van deze DNA-testen biedt fokkers de mogelijkheid om gebruik te maken van deze kennis en m.b.v. dergelijke DNA-testen de kwaliteit van een populatie of ras te verbeteren. Mutaties die beschreven en gevalideerd zijn in één ras kunnen ook voorkomen in andere rassen. Vaak wordt dit niet meer gepubliceerd in wetenschappelijke artikelen. Het voorkomen van deze mutaties in andere rassen wordt vastgesteld door laboratoria die de testen uitvoeren. Het is niet eenvoudig om te bepalen hoe betrouwbaar een bepaalde test voor een bepaald ras is. Op onze website geven wij enkel een test voor een bepaald ras aan indien deze wetenschappelijk gepubliceerd is of omdat de mutatie in dit ras vastgesteld is door een laboratorium. De eigenaar beslist of hij/zij een test uit wil laten voeren o.b.v. bovenstaande criteria. (Bron: http://www.vhlgenetics.com/nl-nl/onzediensten/dnatesten.aspx) De Van Haeringen Groep is onderdeel van de holding Dr. van Haeringen Global bv. Binnen de Van Haeringen Groep vallen drie gecertificeerde en onafhankelijke laboratoria: • Dr. van Haeringen Laboratorium B.V. (VHL) in Wageningen, Nederland; • Dr. van Haeringen Polygen bvba (VHP) in Malle, België. • Certagen GmbH in Rheinbach, Duitsland.
© Copyright 2024 ExpyDoc