r" HET JURIDISCH STATUUT VAN HET BELGISC CONTINENTAAL PLAT Dr. E. SOMERS ^2^ Rijksuniversiteit Gent t THE LEGAL STATUS OF THE BELGIAN CONT1NENTAL SHELF This contributkm cSaals with ftiff legal concept of ff» contiiwnïat sheff as of Econonwc Affairs by tfw way of a MinistGfiat Decree whereas the such; with ttw rights of th» coastat stat» ovw its contiftwitat shelf and geMTaSconclitsonsmthivgafdtottwconcessiQns are takt down in Royal finatfy with ctelffmtsifon prohfeffis w regwd to csppostte and/or a<fa- Dvcrees. Tiwre ts n9vwtM»ss no otywtion m tt» fiekl of intefnstmwl owt coaftal states. Sinw Uw legal rsgune of the continefiiaf shstfferms Isw against attriWng the Flenvsh Rsgion wfth the @x»rcfS9 of certain partofthelawofthssw.ananatywsofthefwkHcalstatusoftheBefgian sovewfgn powws concerntng the continental shelï, as for mstance expioitation conditions are thegrantifïgofconceswons. A newlsm wwkl na! law itséff. Tfw^for» attentiofi i$ given to the Geneva Conventton of twwever be rwiuired. Witti regard to detimitatton it is highly deploraüe 1959andthsLawoftheSMCWV9ntionof1982asfwasmt@mationa{ thnt so far rw agrwment has been rewhwi with the Mighbowing continentalsheffcamotdo wttfwuï the study of the applfcable iniernatio- legal rutes are concemed and to the law ofJune 13,1969 (togettfer with Stat»s. Worse, there haven t even been realnegociatmns on this matter, sfthougfi it is said these witt bs brougfit about m the near future. This As executive decrws) wltli regard to the speciffc Betgian sitwtion. Afthough the Betgian gowrnmwrt did not sign the 19S8 G«»va policy or lack ofpoltoy has left Befgium with a fairty smaH contmmtal Conveniion, the iaw of June 13, 1960 cfffarly refl^yts this intemaïionai sfwtf, as a matter of fact with the leftovws of the rwgfibwrlng Statys. «wtrtiment's kteas and in SCHM cases öwn Hs wordings. On Vw basis Since wfuktistance seem3 to have tost its formerlyprsclommantposition o/ th»se sptfc/fc teps/ texte, Belgfwrï exwciws sw@f9lgn fights tor th9 in intwnaïhsnal law, it fs srgued that as won as possfble fwgocMwns wfth Frarwe, tlw Hethedanós and tfi9 Unftect Kingcfom shoufd begin fn expforation and exptoitatton of tt» tfving and rwn-Hving natwal resources of ifs continentai sfjeff. This impttes that the continsnïal stielf is not order to wach an agreement on an ecfintabte sfwfng of the North Sea part of B»fgiufn:s territory in any meaning of the word, Acwrding to conlinwt&l shctf. Befgian Iswa wmessiw is required tor expfofatton and @xpk>Hation of the Bffgian wntinwial shelf, Concssstons are grantsd by the Mmstry "iu l. INLEIDING Niettegenstaande de titel van deze bijdrage over het Belgisch continentaal plat kan dit onderwerp onmogelijk worden behandeld zonder de internationale dimensie ervan te belichten. De afbakening bijvoorbeeld van mariene rechtsgebieden bevat steeds een internationaai aspect en zal nooit alleen afhankelijk zijn van de wil van de kuststaat zoals die in zijn nationaal recht tot uiting komt. De appreciatie van de rechtsgeldigheid van een dergelijke delimitatie ten opzichte van andere staten behoort inderdaad tot het volkenrecht (1). Het gehele juridische statuut van het continentaal plat is ten andere een internationale rechtsconstructie. Deze maakt deel uit van het inter- nationaal zeerecht en wordt aldusdanig in de nationale rechtsorde van de staten geïncorpo- reerd, hetzij doordat de toepasselijke internationale rechtsregels via de geijkte procedures gelding krijgen (goedkeuring verdrag), hetzij door transformatie van de internationale norm in een nationale norm (omzetting in een nationale wet). De essentie van het juridisch concept van het continentaal plat en bijgevolg ook van het Belgisch continentaal plat - vinden we derhalve terug in het internationaal zeerecht. De aanleiding voor het uitwerken van het internationaalrechtelijke concept van het continentaal plat dergrond van het continentaal plat beneden de volle zee, maar aansluitend aan de kusten van de Verenigde Staten van Amerika, behoren tot voor de exploitatie van het onderzeese gebied. Deze zienswijze vinden we terug in artikel 1 en onderworpen zijn aan de rechtsbevoegdheid en de controle van de Verenigde Staten. als de zeebodem en de ondergrond van de onderzeese gebieden aansluitend aan de kust, maar gelegen buiten de territoriale In een latere press release wordt de buiten- grens van het continentaal plat gelegd op de plaats waar de diepte van de bovenliggende wateren 100 vadem bedraagt (3). continentaal plat een hele evolutie doorgemaakt (zie infra). Niet alleen op het internationaal vlak maar tevens binnen het Belgische kader zijn een 200 meter bedraagt of tot waar de diepte van de natuurlijke rijkdommen van die gebieden mogelijk maakt. Deze verdragsbepaling voert bijgevolg twee criteria in voor het vastleggen van de buitengrens van het continentaal plat. Het dieptecriterium (200 meter) biedt het grote aantal belangwekkende factoren aan te duiden die op het juridisch statuut van het continen- voordeel dat een zekere precisie kan worden bereikt maar heeft als nadeel dat de oppervlak- taal plat een nieuw licht doen schijnen. De nakende uitbreiding van de Belgische territoriale wateren tot 12 mijl, de gewestvorming en de economische noodzaak om het potentieel tot staat. van het continentaal plat efficiënt te beheren en te exploiteren, verantwoorden een nauwlettende analyse van het juridisch statuut van het Belgische continentaal plat. ten waarover de kuststaat rechtsbevoegdheid zal krijgen, zeer sterk zullen variëren van staat Het exploitatiecriterium heeft nogal wat kritiek losgemaakt. Het was inderdaad niet altijd dui delijk hoe een juridisch systeem kon worden gevestigd op een steeds verschuifbare grens. . De uitbatingsgrens is ten andere tezamen met de technologische ontwikkelingen steeds ver- II. HET JURIDISCH CONCEPT VAN HET der zeewaarts opgeschoven. Dit criterium CONTINENTAAL PLAT biedt het grote voordeel - benevens zijn flexibi- liteit - dat de kuststaten die wegens geologi1. Het verdrag van Genève van 1958 over het continentaal plat. sche omstandigheden door de enkele toepas sing van het dieptecriterium worden bena . « deeld, de mogelijkheid krijgen om de buitenDe internationale basistekst inzake het conti- grens van het plat zeewaarts te verschuiven. nentaal plat blijft ongetwijfeld het verdrag over het continentaal plat gesloten te Genève in Het criterium is evenwel niet helemaal vrij van 1958 (VCP). Dit verdrag werd door de Interna- commerciële exploitatie op het oog of volstaan tional Law Commission voorbereid, tezamen trouwens met de andere codificatieverdragen exploratietesten die de mogelijkheid van uitbating vaststellen (4) ? De vrees dat door toepassing van het exploitatiecriterium een kuststaat zijn rechtsbevoegdheid zou kunnen uitstrek- terale claim vanwege de Verenigde Staten: de alombekende Truman proclamatie van 28 september 1945 (2). De oorzaak ervan ligt evenwel in de technologische mogelijkheden om de rijkdommen van het continentaal plat ook effectief te exploiteren in het gebied voorbij de territoriale zee, met andere woorden in een over de territoriale zee, de volle zee en de zone waar geen exclusieve nationale rechts- visserij. Van bij de aanvang besliste het l.C.L. zich niet te beperken tot het geologisch begrip. Het bestaan van het continentaal plat in zijn geologische betekenis is geenszins essentieel 3 zee. Het continentaal plat strekt zich uit tot waar de diepte van de bovenliggende wateren de bovenliggende wateren de exploitatie van Sindsdien heeft het juridisch concept van het treffen we niettemin aan in een nationale unila- bevoegdheid voor handen is. In de Truman proclamatie wordt voorgehouden dat de natuurlijke rijkdommen van de bodem en de on- VCP waar het continentaal plat wordt bepaald inhoudelijke onduidelijkheid. Heeft men een ken over de diepzeebodem tot aan de grens van het tegenoverliggend continentaal plat, blijkt niet gerechtvaardigd (5). Hoewel de Water nr. 32 - jan./febr. 1987 deze grens overschrijdt. In dergelijk geval wordt de buitengrens van het continentaal plateau bepaald op grond van een vrij inge- grens bij toepassing van het exploitatiecriterium vaag kan zijn, bestaat ze reëel. Het juridisch concept bevat inderdaad een ondubbelzinnige verwijzing naar 'onder water zee. Het juridisch statuut van de wateren boven het continentaal plat alsmede van het 1 Zeerechtverdrag 1982). ling van de buitengrens op grond van deze ten'. Het begrip 'aansluiten aan de kust' is: 'une notion de dependance géophysique, géologique et géographique qui exclut par De Belgische staat beschikt aldus niet over de volledige territoriale soevereiniteit over Ierse formule, via een lijn die een aantal bovenliggende luchtruim, wordt bijgevolg niet gewijzigd (artikel 3 VCP en artikel 78 lid gelegen gebieden die aan de kust aanslui- het continentaal plat maar wel over los van de soevereiniteit staande rechten. De vraag wikkelde formule (Ierse formule). De bepa- vaste punten verbindt, impliceert evenwel niet dat de in acht te nemen vaste punten op Ook het Internationaal Gerechtshof heeft in een arrest van 20 februari 1969 inzake het dus alvast vanuit juridisch oogpunt ontken- gelijk welke afstand van de kust mogen liggen. Er wordt bepaald in het verdrag dat de vaste punten niet verder dan 350 zeemijl van de basislijnen mogen liggen ofwel niet nend worden beantwoord. verder dan 100 zeemijl voorbij de 2.500 continentaal plat van de Noordzee de nadruk erop gelegd dat het continentaal plat een natuurlijke voortzetting van het grondgebied moet zijn en bijgevolg aan de kust moet aansluiten (7). Op grond van het VCP zal men voor de bepaling van het continentaal plat in het algemeen en voor de bepaling van de buitengrens in het bijzonder zijn De wet van 13 juni 1969 over het continen- elle-même une extension illimitée du plateau continental' (6) of het Belgisch continentaal plat als een nieuwe provincie kan worden aanzien, moet .. taal plat verandert niets aan de staatsgrenzen, noch aan de samenstelling van het grondgebied van het Rijk zoals beschreven in de grondwet. Het continentaal plat maakt noch van het grondgebied van het Rijk, noch van het grondgebied van de adjacente provincie, gewest of gemeenten, noch van toevlucht dienen te nemen tot zowel het het Belgisch openbaar domein deel uit (10). diepte- als het exploitatiecriterium, met inachtneming van de voorwaarde van aan- voor ter bescherming van specifieke lands- Het continentaal plat is een gebied waar- sluiting aan de kust. belangen, bepaalde bijzondere soevereiniteitsbevoegdheden zullen gelden. De soe- 2. De Belgische wet van 13 juni 1969 vereine rechten vinden aldus hun verant- België is niet toegetreden tot het VCP. De Belgische regering was van oordeel dat dit verdrag nog een onvolmaakte rechtscon structie is (8). Vooral het ontbreken van con finaliteit waarvoor zij door het internationaal zeerecht zijn erkend, in casu de exploratie crete criteria voor de afbakening van het plat wordt als een ernstig nadeel beschouwd, voornamelijk ten aanzien van de Belgische visserij. Ook het weerhouden van het exploitatiecriterium voor de delimitatie woording maar tevens hun grenzen, in de en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen ervan. De bepaling van soevereine rechten dient onderscheiden te worden van 'soever- einiteit', een term die wel wordt aangewend met het oog op het rechtsregime van de territoriale zee (artikel 1 Verdrag over de Territoriale Zee 1958) (9). Op grond van deze soevereine rechten beschikt de kust- staat over alle noodzakelijke rechten voor en verbonden met de exploratie en de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van het continentaal plat. De kuststaat kan hiervoor bijgevolg wetgevende en uitvoerende maatregelen treffen en beschikt over rechtsmacht terzake. De verwijzing naar soeve- reine rechten impliceert dat het rechtsregime van het continentaal plat niet kan worden geassimileerd met dit van de territoriale Water nr. 32 - jan./febr. 1987 De bepaling van de buitengrens volgens de Ierse formule is allerminst eenvoudig en op de rand van het aanvaardbare vanuit juri- disch oogpunt bekeken. Niettegenstaande de kuststaten vrijelijk de methode bepalen die zij wensen te gebruiken voor het vastleggen van de buitengrens van het continentaal plat voorbij de 200 mijl, kunnen ze in deze niet helemaal willekeurig te werk gaan. Een Commissie inzake de grenzen van het II Zeerechtverdrag 1982). Door toepassing van het exploitatiecriteriurn voorzien in artikel 1 VCP worden uiter- tot effectieve uitbating over te gaan of zelfs zijn recht op te eisen, hebben de regering ertoe aangezet niet tot het verdrag toe te treden. Een bijkomende reden was het ontbreken van een verplichte arbitrageprocedure voor de geschillenregeling. rechten uitoefent over het plat ter exploratie schoven. 3. Het Zeerechtverdrag 1982 gisch) continentaal plat bevoordeligd. Op de Overeenkomstig de terminologie van het VCP bepaalt de wet dat België soevereine tengrens evenwel nog verder worden ver- van het plat. aard de staten met een uitgestrekt (geolo- de tekst overneemt. tie voor de kust van Sri Lanka, kan de bui- continentaal plat verkrijgt inderdaad bevoegdheid om aan de kuststaten terzake aanbevelingen mee te geven, waarvan niet en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen en het feit dat een kuststaat niet verplicht is In navolging van Noorwegen (Wet 21 juni 1963) wordt in een beginselwet evenwel aanspraak gemaakt op het deel van het continentaal plat van de Noordzee dat aan België toekomt. Deze beginselwet van 13 juni 1969 (B.S. 8 oktober 1969) gaat in zijn algemene bepalingen uit van de regelen van het VCP, waarvan zij soms woordelijk meter isobaat. Dit is dus de uiterste afstand van de buitengrens van het continentaal plat. In specifieke gevallen, in casu de situa- zonder meer kan worden afgeweken (annex III . DE RECHTEN VAN DE KUSTSTAAT 1. Zoals hoger vermeld oefent de kuststaat soevereine rechten uit over het continen- taal plat voor de exploratie en de exploi- Derde Zeerechtconferentie van de Verenig- tatie van de natuurlijke rijkdommen er- de Naties werd getracht hieraan te verhel- van. De soevereine rechten van de kust- pen. Artikel 76 van het Zeerechtverdrag 1982 omvat een volledig nieuwe definitie van het continentaal plat, sterk verschillend van het geologisch concept en als juridisch begrip hiermee zeker niet te vereenzelvigen (11). Dit artikel 76 voert een tweeledige notie in: een natuurlijke en en kunstmatige. Het con- tinentaal plat van een staat omvat de zeebodem en de ondergrond van de onder water gelegen gebieden die zich buiten de territoriale zee uitstrekken door de natuurlijke voortzetting van zijn landterritorium tot de buitenste grens van de continentale rand, of tot op een afstand van 200 mijl vanaf de basislijn wanneer de buitenste grens van de continentale rand zich niet zover uitstrekt. De bepaling in fine heeft uiteraard geen enkel aanknopingspunt meer met de natuurlijke geologisch omschrijving van het continentaal plat. De continentale rand omvat de onderzeese verlenging van de landmassa van de kuststaat en bestaat uit de bodem en de ondergrond van het continentaal plat, de helling en de glooiing (voet). De diepzeebodem en zijn ondergrond met inbe- grip van de oceanische bergruggen worden uitdrukkelijk uit het begrip uitgesloten (artikei 76 par. 3). Het knelpunt in de nieuwe definitie is uiteraard de bepaling van de buitengrens van het continentaal plat. Voor zover de continentale rand zich niet voorbij 200 mijl uitstrekt, is er uiteraard geen probleem. Dit is wel het geval zodra de continentale rand staat zijn exclusief. Dit betekent dat zonder de uitdrukkelijke toestemming van de kuststaat niemand tot exploratie en exploitatie mag overgaan (artikel 2 par. 2 VCP en artikel 77 par. 2 Zeerechtverdrag). Uiteraard blijft de kuststaat vrij om de exploratie en de exploitatie in concessie te geven en hieruit vergoedingen te putten. Voor de exploratie en de exploitatie van het Belgisch continentaal plateau is overeenkomstig artikel 3 van de Wet van 13 juni 1969 een concessie vereist. Het verlenen van concessies wordt geregeld in een KB van 7 oktober 1974 (BS 1 januari 1975) zoals gewijzigd bij KB 22 april 1983 (BS 18 juni 1983) (12) en in een KB 16 mei 1977 (BS 21 juli 1977). Het is de minister tot wiens bevoegdheid het Mijnwezen behoort, die op eensluidend advies van het Ministerieel comité voor economische en sociale coördinatie de concessie verleent. Concessies en vergunningen voor de exploratie en de exploitatie worden slechts verleend in bepaalde aangeduide zones, zoals bepaald in de toepasselijke Koninklijke Besluiten (KB 16 mei 1977). Buiten deze zones is elke exploratie- en exploitatieactiviteit verboden, tenzij een afwijking wordt toegestaan. Dit kan enkel op eensluidend advies van de minister tot wiens bevoegdheid het Mijnwezen behoort, de minister van landbouw en de minister van verkeerswezen. 4 r Het verkrijgen van soevereine rechten is niet afhankelijk van een of andere vorm van occupatie of van een uitdrukkelijke verklaring. Zij moeten niet worden opgeëist maar bestaan ipso facto en ab initio (13). 2. Natuurlijke rijkdommen Gelet op de finaliteit van de soevereine uitbating van het continentaal plat is het wetenschappelijk onderzoek dat daar wordt den kunnen plaatsvinden. De kuststaat is gerechtigd rond de installaties een vei- uitgevoerd. Hiervoor is op grond van het VCP en het Zeerechtverdrag 1982 de goedkeuring van de kuststaat noodzakelijk. Dergelijke bepaling ontbreekt evenwel in de Wet 13 juni 1969. Blijkens de Memorie van rechten van de kuststaat is het van be- ligheidszone te vestigen die zich over lang te bepalen wat onder natuurlijke rijkdommen wordt verstaan. Het begrip wordt verdragsrechtelijk omschreven en Toelichting bij het wetsontwerp ligt het niet in de bedoeling van de Belgische overheid de machtigingen te weigeren die nodig zijn 500 m kan uitstrekken. Binnen deze vei- voor oceanografische research met zuiver ligheidszone kunnen de nodige maatre- wetenschappelijk karakter (15) voor zover gelen getroffen worden voor de bescherming van deze installaties. De in volle bevat de minerale en andere niet leven- de rijkdommen van de zeebodem of de ondergrond alsmede de levende organismen die tot de sedentaire soort beho- hierdoor geen overlast ontstaat voor de scheepvaart, de visvangst of het in stand houden van de biologische rijkdommen van de zee. Hieruit blijkt impliciet dat ook voor het marien wetenschappelijk onderzoek op zee gevestigde installaties die blijvend op het continentaal plat zijn aangebracht, alsmede de personen en de goederen die zich aan boord ervan bevin- ren (artikel 2 lid 4 VCP; artikel 77 lid 4 Zeerechtverdrag 1982; artikel 1 Lit. b, Wet 13 juni 1969) (14) het continentaal plat een concessie of ver- den, zijn voor wat de Belgische situatie betreft onderworpen aan het Belgische recht. Dit impliceert dat iedere persoon die aan boord van een dergelijke installatie een misdrijf begaat in België kan worden vervolgd. Bij ontstentenis van andere bepalingen tot toekenning van be- 3. Uitoefening van de rechten van de kuststaat Met het oog op de uitoefening van zijn soevereine rechten kan de kuststaat op zijn continentaal plat installaties of andere inrichtingen nodig voor de exploratie gunning vereist is. Dit blijkt ten andere eveneens uit artikel 1 lid 3 KB 16 mei 1977 inzake beschermingsmaatregelen bij de exploratie en de exploitatie van het continentaal plat (16). voegdheid, komt deze toe aan de rechtsmachten welke te Brussel zetelen. Gebeurtenissen die andere dan strafrechte- of de exploitatie oprichten, onderhouden en in bedrijf stellen (artikel 5 par. 2VCP). Hieraan zijn evenwel beperkingen verbonden die uitdrukkelijk in het VCP en het Zeerechtverdrag 1982 zijn opgeno- lijke rechtsgevolgen hebben en die zich voordoen op dergelijke installaties, worden geacht zich in België te hebben voorgedaan. De installaties nodig voor de exploratie of de exploitatie mogen ook geen overlast bezorgen of een belemmering uitmaken voor het gebruik van onderzeese kabels, pijpleidingen en ande- men. Voor het Belgisch continentaal plat wordt de uitoefening van de soevereine rechten geregeld op grond van interne wetgeving. Zo worden in de Wet van 13 juni 1969, in het bijzonder artikel 7, 8 en re leidingen. De voorwaarden waaraan 9 en in het KB 16 mei 1977 houdende maatregelen tot bescherming van de iedere installatie dient te voldoen, evenals de wijze van afbakening van de veilig- De Belgische wetgeving bevat evenmin expliciete bepalingen omtrent het leggen van kabels en pijpleidingen op het continentaal plat behoudens de Wet 1 8 april 1885 (BS 21 april 1888) die het Internaiionaal Kabelverdrag van Parijs van 14 maart 1884 goedkeurt. Verdragsrechtelijk wordt evenwel uitdrukkelijk bepaald dat de kuststaat het leggen of het onderhoud van onderzeese kabels en pijpleidingen op het continentaal plat niet mag belemmeren. Niettemin - en dit behoort ongetwijfeld tot de soevereine rechten van de kuststaat - is voor de tracébepaling de toestemming van de kuststaat vereist. De kuststaat bezit daarenboven het scheepvaart, de zeevisserij, het milieu en andere wezenlijke belangen bij de exploratie en de exploitatie van mineralen en andere niet-levende rijkdommen heidszone en de na te leven voorwaarden in die zone worden telkens voor elke van de zeebedding en de ondergrond in wanneer vaststaat dat de concessie- of de territoriale zee en op het continentaal plateau een aantal bepalingen geformu- vergunninghouder weigert de wettelijke, In het licht van de uitbreiding van het continentaal plateau in het Zeerechtverdrag leerd. De uitoefening van exploratie en reglementaire of concessievoorwaarden na te leven, kunnen de vereiste maatre- exploitatierechten gebeurt in België op grond van concessies. De voorwaarden hiervoor worden bepaald bij Koninklijk Besluit, terwijl het verlenen van de concessie zelf geschiedt bij Ministerieel Be- gelen getroffen worden om de veiligheid van de schepen, de visserij, het milieu en andere wezenlijke belangen veilig te stellen. Deze maatregelen moeten binnen de bepaalde termijnen worden uitge- levende rijkdommen voorbij 200 zeemijl exclusieve recht voor het machtigen en het regelen van alle boringen op het continentaal plat (artikel 81 Zeerechtverdrag). concessie in het specifieke Koninklijke Besluit bepaald. Bij dreigend gevaar, of 1982 , wordt voor de exploitatie van de niet- sluit. De uitbating van de levende orga- voerd door of op kosten en risico van de nismen wordt voorbehouden aan Belgische onderdanen, behoudens uitzonde- concessie-of vergunninghouder. Bij niet naleving van de maatregelen of fermijnen zal de minister tot wiens bevoegdheid het Mijnwezen behoort, de concessie ofwel schorsen ofwel geheel of gedeelfelijk intrekken (artikel 7 KB 16 mei 1977). Indien het gebruik van een installatie voor de exploratie of de exploitatie definitief wordt stopgezet, dan moet deze op vraag van de bevoegde overheid op kosten en op het risico van de concessiehouder worden weggenomen. Het toezicht op de naleving van de conces- ringen welke de Koning kan toestaan. Deze bepaling maakt het mogelijk het beleid op een soepele wijze aan te pas sen in het licht van de reglementering van de Europese Gemeenschap inzake visserij. Installaties die gebruikt worden voor de exploratie en de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van het continentaal plateau, en die gevestigd zijn in - volle zee, mogen geen overlast aandoen aan de scheepvaart, de visserij of het in stand houden van de levende rijkdommen van de zee. Daarenboven mogen zij .. ook niet het gebruik van de regelmatige 5 overlast verhinderd wordt, aangezien anders de uitoefening van de soevereine rechten dode letter zou lijken. Ten andere het is ondenkbaar dat exploratie- en exploitatie-activiteiten op het continentaal plateau zonder enige vorm van overlast voor de scheepvaart of visserij zou- sievoorwaarden wordt toevertrouwd aan ambtenaren aangeduid door de dienst voor het Mijnwezen. scheepvaartroutes die van belang zijn voor de internationale scheepvaart, of het fundamenteel oceanografisch of ander wetenschappelijk onderzoek belemmeren. Het gaat in deze wel om een niet te verrechtvaardigen overlast. Dit bete- De bepalingen van het VCP - en bijgevolg ook van de Wet 13 juni 1969 - inzake de exploratie- en exploitatie- installaties wor den grotendeels in het Zeerechtverdrag kent bijgevolg dat niet elke vorm van Een bijzonder element met het oog op de 1982 hernomen. vanaf de basislijn gesteld dat de kuststaat jaarlijkse betalingen zal doen of bijdragen in natura ter beschikking stellen. De betalin- gen of bijdragen hebben betrekking op de produktie van een bepaald exploitatieter rein. Voor de eerste vijf produktiejaren wordt vrijstelling verleend. Daarenboven genieten ontwikkelingslanden van een bijzonder statuut (artikel 82 Zeerechtverdrag). 4. Bevoegdheidsverdeling Het internationaal zeerecht kent een aantal rechten over het continentaal plat toe aan de kuststaten. In een unitaire staatsstructuur zal het geen moelijkheden opleveren om te bepalen welke de (intern) bevoegde overheidsdienst is die belast zal worden met de uitoefening van deze bevoegdheden. In federale staatsstructuren kan deze zaak evenwel moei- lijker liggen temeer daar de federale grondwetten slechts zelden op dit domein specifieke bevoegdheisregelingen voorzien (17). Dit heeft tot heel wat geschillen aanleiding gegeven tussen de n federale overheid en de overheid van de deelstaten. Het probleem om uit te maken welk van beide beschikt over de be- voegdheid die door het internationale Water nr. 32 - jan./febr. 1987 ^ rale staat kan worden beschouwd, land gebruikt inderdaad een rechte basislijn ter hoogte van de Scheldemonding, in plaats van de laagwaterlijn langs de kust. Deze rechte basislijn heeft uiteraard tot geIV. DE AFBAKENING VAN HET CONTIvolg dat de laterale delimitatie aanzienlijk NENTAAL PLAT gewijzigd wordt t.o.v. het gebruik van de brengt de gewestvorming toch een aantal bevoegdheidsverdelingen met zich mee op het gebied van de uitbating van de natuurlijke rijkdommen. Voor de exploratie en de exploitatie van de minerale 1. Een belangrijk probleem waarvoor nog normale basislijn. geen beginselvaste oplossing werd gevonden, is de afbakening van het continentaal plat tussen aangrenzende of tegenoverliggende staten. In het VCP wordt evenwel een 2. De toepassing van het equidistantiecriterium kan in bepaalde geografische situaties echter vrij snel tot onbillijke toestanden lei- recht in deze wordt voorzien, wordt in het algemeen in het voordeel van de federaIe overheid beslist (18). Hoewel België bezwaarlijk als een fede- het continentaal plat op gelijke voet wordt gezet met het territorium van de lidstaten (21). en andere niet-levende rijkdommen van delimitatiemethode voorgeschreven; de den. In de internationale rechtspraak en ar- de zeebodem en van de ondergrond is een concessie vereist (zie supra). Con- moeilijkheid is nochtans dat dit verdrag slechts door een 56-tal staten werd gerati- bitrage zijn dan ook een aantal correcties dienaangaande aangebracht. Zo was het cessies kunnen worden toegestaan aan eigen onderdanen - hetzij natuurlijke personen, hetzij rechtspersonen - maar ook aan vreemdelingen, apatriden en vennootschappen of instellingen zonder nationaliteit. Aangevraagde vergunningen kunnen uiteraard ook worden geweigerd, inzonderheid wanneer veiligheidsoverwegingen of de kans op vroegtijdige uitputting van de rijkdommen daartoe nopen. De afgeleverde concessies betreffen tot hiertoe enkel de winning van zand en grind (19). In België blijft bijgevolg de bevoegdheid voor het bepalen van de exploitatievoorwaarden en voor het verlenen van concessies voorbehouden aan de nationale overheid. Niettemin geeft de bijzondere wet van 8 augustus 1980 (BS 1 5 augustus 1980) tot hervorming der instellingen, de gewesten de bevoegdheid over de exploitatievoorwaarden voor de natuurlijke rijkdommen en de concessies die hierop betrek- king hebben (artikel 6 par. 1, VI, 1). De bevoegdheid van de gewesten is evenwel beperkt tot hun grondgebied en aangezien het continentaal plat niet tot het grondgebied van de gewesten behoort, verandert deze bepaling niets aan de fieerd. Voor de andere - zowat honderd sta- Internationaal Gerechtshof van oordeel in ten - gelden de bepalingen van het VCP bijgevolg niet als recht tenzij ze de bevestiging zijn van een gewoonterechtelijke regel de zaak van het continentaal plat van de Noordzee dat in dit geschil tussen Duitsland aan de ene kant en Nederland-Denemarken aan de andere kant, de afbakening diende quod non. eerste instantie de afbakening regelen bij overeenkomst. Slechts indien geen over- te gebeuren door een akkoord op billijke basis afgesloten en waarbij rekening wordt gehouden met al de relevante omstandighe- eenkomst kan worden bereikt wordt in het den zodat elke partij zoveel mogelijk kan geval van tegenover elkaar gelegen kusten de grens verlegd op de middellijn, waarvan elk punt op gelijke afstand ligt van de meest nabij gelegen punten van de basislijnen. In het geval van aanpalende kusten is de grenslijn de lijn van gelijke afstand van de meest nabijgelegen punten van de basislij- beschikken over de totaliteit van het conti- Overeenkomstig het VCP zullen de staten in nentaal plat welke de natuurlijke verlenging is van zijn grondgebied, zonder inbreuk op de natuurlijke verlening van het grondgebied van de andere. De roep voor een billijke oplossing van delimitatiegeschillen heeft zich sindsdien algemeen doorge- nen. Zowel van de middellijn als van de equidistantielijn kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden een andere grenslijn rechtvaardigen (artikel 6 VCP). De Belgische Wet 13 juni 1969 gaat in zijn algemene bepalingen voor wat betreft de afbakening uit van het VCP. De equidistan- zet. Niettegenstaande de equidistantiemethode een dwingende regel is voor de verdragspartijen van het VCP, blijkt onverbloemd dat het toepassen van het equidistantieprincipe afhankelijk is van het hiermee al dan niet bereiken van een billijke oplos- tiemethode wordt als afbakeningsmethode sing, rekening gehouden met de concrete geografische en andere omstandigheden. naar voor geschoven. Aldus wordt de grens Voorbeelden van deze omstandigheden zijn van het Belgische continentaal plat ten opzichte van het continentaal plat van het Ver- heid van eilanden, de landgrenzen, een pro- de configuratie van de kust, de aanwezig- afzonderlijke wet vereist. Het indienen van een wetsontwerp voor het regelen van de bevoegdheden inzake de exploi- portionele verhouding tussen het continentaal plat en de lengte van het relevante deel van de kustlijn (22). Vaak zal aldus in geval van een geschil de oorspronkelijke equidisnen waarvan de respectieve territoriale zee tantielijn worden aangepast om een billijk wordt gemeten. De grens van het continenresultaat te verkrijgen. In een recente studie taal plateau ten opzichte van Frankrijk en werd vastgesteld dat op een totaal van honNederland wordt vastgesteld door toepasderd delimitatieverdragen er 64 zijn welke sing van het beginsel van de gelijke afstand de mediaan of equidistantielijn hanteren en van de dichtsbijgelegen punten van de banog eens 18 een aangepaste mediaan. sislijnen vanwaar de breedte van de territori ale zee van elk der betrokken mogendhe- Slechts in 14 verdragen werd een afwijkende grens overeengekomen (23). den wordt gemeten. In elke van deze gevallen kan de grens in een bijzonder akkoord 3. Het Zeerechtverdrag 1982 heeft voor wat met de betrokken staat worden aangepast. tatievoorwaarden van de natuurlijke rijkdammen en de concessies die hierop Niettemin werden nog steeds geen bijzondere akkoorden met de buurlanden geslo- betrekking hebben werd reeds in 1980 aangekondigd door de toenmalige regering (20). Zes jaar later werd evenwel nog steeds geen aanstalten gemaakt om de uitwisseling van officieuze coördinaten die hebben toegelaten de exploratie- en de bestaande toestand. Volkenrechtelijk staat er evenwel niets in de weg om de bevoegdheden inzake de exploitatievoorwaarden van de natuurlijke rijkdommen van het continentaal plat (alsmede van de territoriale zee) en de concessies die hierop betrekking hebben aan het Vlaamse Gewest als adjacente entiteit toe te kennen. Hiervoor is evenwel een hieraan concreet gevolg te geven. 5. Het continentaal plat en de EEG Het EEG-Verdrag van 25 maart 1957 vermeldt nergens het begrip continentaal plat. Het is echter aannemelijk dat de EG-bepalingen ook toepasselijk zijn op . enigd Koninkrijk bepaald door de middellijn waarvan elk punt evenver verwijderd is van de dichtsbijgelegen punten van de basislij- n ten. Het enige dat tot hiertoe is gebeurd, is exploitatiezones te omschrijven. Recentelijk werd evenwel verklaard dat een aanvang wordt gemaakt met de consultatie- en coör- naai recht zoals bedoeld in artikel 38 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof. gelijk maken tijdens de komende maanden De bedoeling is een billijke oplossing te onderhandelingen hierover aan te vatten. Met Frankrijk bestaan geen bijzondere problemen, tenzij een meningsverschil omtrent het continentaal plat van de lidstaten de bepaling van de basislijnen zelf. Dit probleem is hoofdzakelijk van cartografische aard, in die zin dat België zich beroept op den die ze al dan niet binnen hun grenzen uitoefenen, hieraan onderworpen de gemiddelde laagwaterlijn en Franrkijk de basislijnen bepaalt op grond van de laagste zijn. Daarenboven heeft de Commissie reeds in 1970 uitdrukkelijk verklaard dat voor de toepassing van het EG-Verdrag laagwaterlijn. Met Nederland ligt de toestand enigszins anders omdat hier de locatie van de basislijnen betwist wordt. Neder- l. er opgelost. Artikel 83 lid 1 stelt dat voor de afbakening van het continentaal plat tussen staten met tegenover elkaar liggende of aan elkaar grenzende kusten dit geschiedt bij overeenkomst op basis van het internatio- dinatiewerkzaamheden die het moeten mo- aangezien deze als volkenrechtelijke rechtssubjecten met al hun bevoegdhe- Water nr. 32 - jan./febr. 1987 betreft de delimitatieproblematiek ongetwijfeld voor meer moeilijkheden gezorgd dan bereiken. Deze oplossing is er een van een geïnstitutionaliseerde vaagheid, welke de oorspronkelijke ietwat bevoorrechte delimitatiemethode van de equidistantie duidelijk van zijn voetstuk haalt. Daarenboven blijkt ook geen verwijzing naar bijzondere of relevante omstandigheden weerhouden te zijn. Niettemin blijft de aanwezigheid van eilanden bijvoorbeeld, een belangrijke factor waarmee rekening moet worden gehouden voor de afbakening van het continentaal 6 plateau. Juridisch is dus de bepaling van het Zeerechtverdrag 1982 ongetwijfeld een achteruitgang voor wat de rechtszekerheid betreft; niettemin blijft het een aanvaardbare bepaling aangezien zij erop gericht is om een billijk resultaat te bekomen, wat met de equidistantiemethode alleen niet altijd mogelijk was. areas concerned may be deemed to be actu- ally part of the territory over which the coastal state already has dominion, in the sense that, although covered with water, they are a prolongation or continuation of that territory, an extension of it under the sea', l.C.J. Reports 1969, 31. (8.) Memorie van toelichting bij het wetsontwerp inzake het continentaal plat van België, Pari. St., Kamer, 1966-67, 471/1. De equidistantiemethode is blijkens de praktijk niet altijd de meest geschikte delimitatiemethode. Voor zover evenwel een billijke regeling kan worden getroffen komen alle delimitatiemethodes in aanmerking (24). 4. Het gebrekkige Belgische beleid dat inzake de afbakening van het continentaal plat werd gevoerd en dat tot op heden enkel geleid heeft tot de uitwisseling met onze buurlanden van een aantal officieuze coör- dinaten voor het bepalen van de exploratie en de exploitatiezones, dient dringend op een andere leest te worden geschoeid. De internationale rechtspraak en het Zeerechtverdrag 1982 hebben onbetwistbaar aangetoond dat een billijke verdeling van het continentaal plat van de Noordzee de stelregel moet zijn. Het wordt dus ook hoog tijd dat onze beleidsmensen ter zake hun verant- woordelijkheid opnemen en onderhandelingen met onze buurlanden aanvatten. Alle eventuele meeropbrengsten van de exploitatie van een verruimd Belgisch continentaal plat zullen ongetwijfeld een welkome verademing betekenen voor onze openbare financiën. Deze kansen niet benutten zou een ernstige vorm van nalatigheid zijn die wij ons in de Belgische context niet kunnen .. veroorloven. REFERENTIES (1.) Fisheries Case, United Kingdom v. Norway, Judgment, December 18, 1951, International Court of Justice Reports (1951), 132 (2.) Tekst in Department of State Bulletin 1945, 485. Zie hierover JUDA, L., Ocean Space Rights: Developing U.S. Policy, New York, Praeger, 1975, 11-32; WATT, C., First Steps in the Enclosure of the Oceans: the Origins welke pleitten voor 'soevereiniteit' aan de ene kant en 'controle en rechtsmacht' aan de van paria. Zie SOMERS, E., Inleiding tot het internationaal zeerecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1984, 139-141 (4.) Hierbij aansluitend kan men de vraag stellen of exploitatie voorbij de 200 meter grens door een staat die hiervoor de technologische mogelijkheden bezit, de andere staten ipso facto het recht geeft ook hun buitengrens op eenzelfde diepte te brengen. Gelet op de exclusieve rechten van de kuststaat op het continentaal plat is dit uiteraard van belang. (5.) Cfr. Doe. A/AC. 135/19 dd.21 juni 1968, par. 24-26 en 28-34. (6.) Verklaring van Frankrijk bij de ratificatie van het VCP; zie Revue générale de droit international public 1965, 1136. (7.) Het Hof stelde dat de rechtsbevoegdheid van de kuststaat over het continentaal plat wordt gesteund op 'the fact that the submarine nal law Cases 1783-1968, IV. In de Verenigde Staten werd de bevoegdheid van de fede- heid heeft in verband met het continentaal kend van het territorium van de staat en dat bijgevolg diens soevereiniteit dezelfde is als op het land. plat voorbij de buitengrens van de territoriale zee: zie re: Offshore Mineral Rights of British Contra: R. v. St., VZW Koninklijk Belgisch Yachting preme Court of Canada 8 maart 1984, inzake Newfoundland, American Journal of Inter- Verbond, nr. 17569, 17 april 1976. Zie nocht- national Law 1985, 139. Deze tendens vin- Columbia, en ook de beslissing van het Su- ans de commentaar van LEJEUNE, Y., in den we ook terug in Australië: New South Administration Publique 1977, 332-345 en Wales v. Commonwealth (1975), International Law Reports, Vol. 51, 89. tevens SOMERS, E., The Division of Powers in MaritimeAreas, Belgisch Tijdschrift voor Internationaal REcht 1982-83, 329 e.v. Zie (19.) Volgende lijst is een staalkaart van de belgiook: VAN DER MENSBRUGGHE, Y., Draagsche wetgeving inzake concessies. wijdte van de octrooireglementering in zee, - Wet op het continentaal plateau van 13 juni Rechtskundig Weekblad 1981-82, 17171969 (BS 8 oktober 1969) 1726. - KB 7 oktober 1974 (BS 1 januari 1975) (10.)Zie het advies van de Raad van State van 28 februari 1966, Pari. St., Kamer, 1966-67, 471/1; Tevens het advies van de Raad van State over het ontwerp van bijzondere wet tot hervorming van de instellingen, Pari. St., Kamer, 1979-80, 6217/12. (11.) Verdrag van de Verenigde Naties inzake het internationaal zeerecht, Montego Bay 10 december 1982. België heeft het verdrag ondertekend op 5 december 1984 maar heeft het nog niet geratificeerd. Zestig ratificaties zijn vereist vooraleer het verdrag in werking kan treden. Momenteel hebben 25 staten dit verdrag geratificeerd. (12.) Deze wijziging heeft betrekking op exploratie en exploitatie van zand bestemd voor haven- en kustwerken. De concessie aanvraag wordt hiervoor vervangen door een aangifte vanweakte heeft genomen, kunnen de werken star- van de bodem en de ondergrond van de Golf Recht, 324. 18.)2ie bijvoorbeeld de zaken: United States v. California (1947), United States v. Louisiana (1950); United States v. Texas (1950) in DEAK, F. en RUDDY, F., American Internatio- ale zee kan worden aanzien als deel uitma- dit mariene rechtsgebied, eventueel met of the Continental Shelf, Marine Policy 1979, maar uit het ijle niets tevoorschijn gekomen. Deze proclamatie steunt op een Argentijns decreet van 24 januari 1944 op het verdrag van 26 februari 1942 gesloten tussen GrootBrittannië en Venezuela over de verdeling Belgisch Tijdschrift voor Internationaal inachtneming van mogelijke volkenrechtelijRe beperkingen. Dit impliceert dat de territori- De bewering dat een staat soevereiniteit bezit over zijn territoriale zee komt neer op de volle uitoefening van zijn rechtsbevoegdheid over of Truman's Proclamation on the Resources 211-224. worden afgeweken, ...', BS 21 juli 1977. (17.) Een uitzondering hierop is ongetwijfeld de Mexicaanse grondwet. Cfr., SOMERS, E., rale overheid over het continentaal plat bevestigd in de Outer Continental Shelf Lands Act, 1953. Zie ook nog de uitspraak van het Supreme Court van 17 maart 1975 in United States v. Maine, American Journal ofInternational Law 1975,432. Ook in Canada werd in een aantal zaken de stelling weerhouden dat de centrale overheid exclusieve bevoegd- andere kant. Zie ILC, Yearbook 1956, II, 297. ge de Minister van Openbare Werken. Nadat de Minister van Economische Zaken hiervan (3.) De Truman Proclamatie is uiteraard niet zo- 7 (9.) 'Soevereine rechten' is een compromis van de ILC tussen de oorspronkelijke opvattingen voor exploratie met wetenschappelijke doeleinden of nodig voor het belang van het land ten. (13.)North Sea Continental Shelf, Judgment, I.C.J. Reports 1969, 22 par. 19. (14.) In de nationale wetgeving van sommige staten wordt een lijst opgenomen met een expliciete bepaling van wat tot de natuurlijke rijkdammen van het continental plat wordt gerekend. Zie bijvoorbeeld de Amerikaanse Sub- merged Lands Act van 1953. Voor de Sovjet Unie zie: List of Living Organisms which are Natural Resources of the Continental Shelf of the USSR, in BUTLER, W., The USSR, Eastem Europe and the Development of the LawoftheSea, Londen, Oceana, 1986, G.2. Een bijzonder probleem stelt zich hier ook met betrekking tot wrakken en ladingen die zich op het continentaal plat bevinden. Zijn dit al dan niet natuurlijke rijkdommen? De ILC liet er geen twijfel over bestaan dat scheepswrakken en hun ladingen niet het voorwerp van exclusieve bevoegdheid van de kuststaat kunnen uitmaken. De recht- spraak lijkt deze stellingname te beamen. 15.)Cfr. SOMERS. E., Internationaal Zeerecht, 396-399. (16.)Artikel1 lid 3:'Van het bepaalde in het eerste lid kan voor concessies en vergunningen betreffende het verlenen van concessies, het onderzoek en de exploitatie van de minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat. - M B 31 december 1976 (BS 4 maart 1977) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal plat van België. - KB 10 januari 1977 (BS 4 maart 1977) betreffende de exploratie en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit nr. 76/A/211 dd. 31 december 1976 voor de exploratie en de exploitatie van zand en grind van het continentaal plat van België, verleend aan de tijdelijke vereniging N.V. Dredging International, N.V. Ondernemingen Jan de Nul en de N.V. Baggerwerken Decloedt en zoon, Begijnenvest 113, te 2000 Antwerpen. - KB 16 mei 1977 (BS 21 juli 1977) betrekking hebbende op de beschermingsmaatregelen voor de scheepvaart, de zeevisse- rij, de omgeving en andere belangrijkheden bij de exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen op de bodem van de zee, de ondergrond van de territoriale zee en van het continentaal plat. - MB 10 april 1978 houdende concessie voor de exploratie en exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat van België. - MB 24 juli 1979 (BS 15 november 1979) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal plat van België. - MB 24 juli 1979 (BS 30 november 1979) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal plat van België. - KB 27 juli 1979 (BS 15 november 1979) betreffende de exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit nr. 79/A/1994/47, dd. 24 juli 1979, voor de exploitatie van zand van het continentaal Water nr. 32 - jan./febr. 1987 plat van België, verleend aan de N.V. Andredco te Antwerpen. - KB 27 juli 1979 (BS 30 november 1979) betreffende de exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebelsuit nr. 79/A 2000/50 dd. 24 juli 1979 voor de ex- ploitatie van zand van het continentaal plat van België verleend aan de N.V. Alzagri, te Brugge. - MB 25 november 1980 (BS 7 februari 1981) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet- levende rijkdommen van het continentaal plat van België. - KB 1 december 1980 (BS 7 februari 1981 betreffende de exploitatievoorwaarden dere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat van België. - MB 18 mei (BS 24 juni 1982) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat van België. - MB 18 juni 1982 (BS 25 augustus 1982) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal plat van België (betreffende bouwproducten Vyncke Gent). - MB 18 juni 1982 (BS 25 augustus 1982) houdende concessie voor de exploratie en verbonden aan het concessiebesluit nr. 80/A.2C ;0/198 dd. 25 november 1980 voor de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal plat van België (betreffende G. D'Hoore, de exploitatie van zand van het continen- Brugge). taal plat van België, verleend aan de N.V. Readymic - Belgium te Hasselt. - MB 5 juni 1981 (BS 28 juli 1981) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat van België. - MB 17 november 1981 (BS 30 december 1981) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat van België. - KB 23 november 1981 (BS 30 december 1981) betreffende de exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit nr. 81/A. 2109/184 dd. 17 november 1981 voor de exploitatie vn zand en grind van het continentaal plat van België, verleend aan de Heer De Zaever D. te Nieuwpoort (vervallen op 24 juni 1982). - MB 30 november 1981 (BS 16 december 1981) houdende concessie voor de explorate en de exploitatie van minerale en an- - MB 18 april 1983 (BS 9 augustus 1983) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal plat van België. - KB 22 april 1 983(BS 18 juli 1983)houdende wijziging van het KB 7 oktober 1974 betreffende het verlenen van concessies voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat. - M B 26 oktober 1984 (BS 23 november 1984) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat van België. CHAEL, M., L'applicabilité du traité institu ant la C.E.E. et du droit dérivé au plateau continental des états membres, Parijs, L.G.D.J., 1984. (22.)Zie International Court of Justice 20 februari 1969, Duitse Bondsrepubliek/Nederland- Denemarken, Reports 1969, 3; Arbitragehof ad hoc 30 juni 1977, Frankrijk/Verenigd Koninkrijk, International Legal Materials 1979, 399 (rechtzetting materiële vergissing rm* 1979, 462); International Court of Justice 24 februari 1982, Tunesië/Lybië, Reports 1982, 18; International Court of Justice 12 oktober 1984, Canada/Verenigde Staten, Re- ports 1984, 246; International Court ofJustice 3 juni 1985, Lybië/malta, Reports 1985, 13; Arbitragehof ad hoc 14 febrauri 1985, Guinea/Guinée-Bissau, Revue générale de droit international public 1985, 484. (23.)JAGOTA, S., Maritime Boundary, Dor drecht, M. Nijhoff, 1985, 121 e.v.. (24.) Een nieuw geluid is bijvoorbeeld de equiratjo methode: 'A boundary line between the offshore areas under the jurisdiction of two co astal states, with either adjacent or opposite m coastlines, wille be called an equiratio line when every point of it is defined by a constant fraction, or ratio, of its distance from the nearest point of the base line from which the breadt of the territorial sea of each of the two states is measured', LANGERAAR, W., Maritime Delimitation : the Equiratio Method - A New Approach, Marine Policy 1 986,3; Idem, Delimitation of Continental Shelf Areas: A New Approach, Journal of Maritime Law and Commerce 1986, 389. (20.)Zie Nota van de regering over de territoriale wateren en het continentaal plat, Pari. St., Kamer, 1979-80, Nr. 627/12. (21 .)Cfr. Memorandum concerning the Applicability of the Treaty establishing the EEC to the Continental Shelf (18 september 1970), l.L.M. 1970, 202.Zie hierover tevens: Ml- HYDRAULISCHE ASPECTEN VAN HET BEL CONTINENTAAL PLAT EN DE INVLOED OP KUST ^2o^ ir. R. SIMDEN Inspecteur-generaal van Bruggen en Wegen - Ministerie van Openbare Werken Het hydraulisch regime van het B.C.P. funk- vinden in de Atlantische Oceaan. afgesloten zone, doch in feite het zuidelijk De Noordzee waarin dit getij zich voortplant is te aanzien als een groot resonantiebek- tioneert niet op zichzelf. Het B.C.P. is geen deel van de Noordzee (fig.1) waarvan het hydraulisch regime in hoofdzaak gekenmerkt is door: - het getij - de getijstromingen - de invloed van meteorologische faktoren die o.m. golven en stormen veroorzaken. Voor het getijfenomeen is zelfs de Noord zee nog te klein van afmetingen om aan de aantrekkende kracht van maan en zon toe te laten er een eigen getij te veroorzaken. De getijen die in de Noordzee worden waar- genomen zijn het gevolg van de inwerking van afgeleide getijgolven die hun oorsprong Water nr. 32 - jan./febr. 1987 ken met een trimodaal kenmerk. In dit bek- ken worden de getijden voortgebracht en onderhouden door pulsaties die in de eerste plaats worden overgebracht door de afgeleide getijgolf die langs het Noorden van Schotland uit de Atlantische Oceaan bin- ter mee aan de getijen die ze in de drie nodale zones voortbrengt. In elk van die zones is er wegens de draaiende aardbewe- ging een beperkt gebied waarrond de getijgolf een draairichting tegen de zon in (in tegen tegenuurwijzerzin) uitoefent in een tijdspanne van gemiddels 12u25'. Het gaat om de drie punten A, B en C, amfidromische punten genoemd, waarin het getijverschil nendringt. praktisch nul is. De afgeleide getijgolf die uit het Kanaal komt is minder krachtig doch ze vertoont de eigenschap + in faze te staan met de getijgolf die in het bekken C heerst en door voortplanting van het getij langs de Belgi- interferentie met deze laatste een vergro- ting van de amplitude voortbrengt. De oorspronkelijke getijgolf, die vanuit het Noorden komt, deelt haar halfdaagse karak- Het is in dat amfidromisch stelsel dat de sche en de Nederlandse Kust tot aan het eiland Texel wordt beheerst door de zuidelijke resonantiezone van de Noordzee (the Flemish Bight) waartoe het B.C.P. behoort, en waarvan het amfidromisch punt C gesitueerd is op 52°32' NB en 20°55'EL, onge8
© Copyright 2025 ExpyDoc