download pdf - Vlaams Instituut voor de Zee

r"
HET JURIDISCH STATUUT VAN HET BELGISC
CONTINENTAAL PLAT
Dr. E. SOMERS
^2^
Rijksuniversiteit Gent
t
THE LEGAL STATUS OF THE BELGIAN CONT1NENTAL SHELF
This contributkm cSaals with ftiff legal concept of ff» contiiwnïat sheff as of Econonwc Affairs by tfw way of a MinistGfiat Decree whereas the
such; with ttw rights of th» coastat stat» ovw its contiftwitat shelf and geMTaSconclitsonsmthivgafdtottwconcessiQns are takt down in Royal
finatfy with ctelffmtsifon prohfeffis w regwd to csppostte and/or a<fa- Dvcrees. Tiwre ts n9vwtM»ss no otywtion m tt» fiekl of intefnstmwl
owt coaftal states. Sinw Uw legal rsgune of the continefiiaf shstfferms Isw against attriWng the Flenvsh Rsgion wfth the @x»rcfS9 of certain
partofthelawofthssw.ananatywsofthefwkHcalstatusoftheBefgian sovewfgn powws concerntng the continental shelï, as for mstance
expioitation conditions are thegrantifïgofconceswons. A newlsm wwkl
na! law itséff. Tfw^for» attentiofi i$ given to the Geneva Conventton of twwever be rwiuired. Witti regard to detimitatton it is highly deploraüe
1959andthsLawoftheSMCWV9ntionof1982asfwasmt@mationa{ thnt so far rw agrwment has been rewhwi with the Mighbowing
continentalsheffcamotdo wttfwuï the study of the applfcable iniernatio-
legal rutes are concemed and to the law ofJune 13,1969 (togettfer with Stat»s. Worse, there haven t even been realnegociatmns on this matter,
sfthougfi it is said these witt bs brougfit about m the near future. This
As executive decrws) wltli regard to the speciffc Betgian sitwtion.
Afthough the Betgian gowrnmwrt did not sign the 19S8 G«»va policy or lack ofpoltoy has left Befgium with a fairty smaH contmmtal
Conveniion, the iaw of June 13, 1960 cfffarly refl^yts this intemaïionai sfwtf, as a matter of fact with the leftovws of the rwgfibwrlng Statys.
«wtrtiment's kteas and in SCHM cases öwn Hs wordings. On Vw basis Since wfuktistance seem3 to have tost its formerlyprsclommantposition
o/ th»se sptfc/fc teps/ texte, Belgfwrï exwciws sw@f9lgn fights tor th9 in intwnaïhsnal law, it fs srgued that as won as possfble fwgocMwns
wfth Frarwe, tlw Hethedanós and tfi9 Unftect Kingcfom shoufd begin fn
expforation and exptoitatton of tt» tfving and rwn-Hving natwal resources of ifs continentai sfjeff. This impttes that the continsnïal stielf is not
order to wach an agreement on an ecfintabte sfwfng of the North Sea
part of B»fgiufn:s territory in any meaning of the word, Acwrding to conlinwt&l shctf.
Befgian Iswa wmessiw is required tor expfofatton and @xpk>Hation of
the Bffgian wntinwial shelf, Concssstons are grantsd by the Mmstry
"iu
l. INLEIDING
Niettegenstaande de titel van deze bijdrage
over het Belgisch continentaal plat kan dit onderwerp onmogelijk worden behandeld zonder
de internationale dimensie ervan te belichten.
De afbakening bijvoorbeeld van mariene
rechtsgebieden bevat steeds een internationaai aspect en zal nooit alleen afhankelijk zijn
van de wil van de kuststaat zoals die in zijn
nationaal recht tot uiting komt. De appreciatie
van de rechtsgeldigheid van een dergelijke
delimitatie ten opzichte van andere staten behoort inderdaad tot het volkenrecht (1). Het
gehele juridische statuut van het continentaal
plat is ten andere een internationale rechtsconstructie. Deze maakt deel uit van het inter-
nationaal zeerecht en wordt aldusdanig in de
nationale rechtsorde van de staten geïncorpo-
reerd, hetzij doordat de toepasselijke internationale rechtsregels via de geijkte procedures
gelding krijgen (goedkeuring verdrag), hetzij
door transformatie van de internationale norm
in een nationale norm (omzetting in een nationale wet).
De essentie van het juridisch concept van het
continentaal plat en bijgevolg ook van het Belgisch continentaal plat - vinden we derhalve
terug in het internationaal zeerecht. De aanleiding voor het uitwerken van het internationaalrechtelijke concept van het continentaal plat
dergrond van het continentaal plat beneden de
volle zee, maar aansluitend aan de kusten van
de Verenigde Staten van Amerika, behoren tot
voor de exploitatie van het onderzeese gebied.
Deze zienswijze vinden we terug in artikel 1
en onderworpen zijn aan de rechtsbevoegdheid en de controle van de Verenigde Staten.
als de zeebodem en de ondergrond van de
onderzeese gebieden aansluitend aan de
kust, maar gelegen buiten de territoriale
In een latere press release wordt de buiten-
grens van het continentaal plat gelegd op de
plaats waar de diepte van de bovenliggende
wateren 100 vadem bedraagt (3).
continentaal plat een hele evolutie doorgemaakt (zie infra).
Niet alleen op het internationaal vlak maar
tevens binnen het Belgische kader zijn een
200 meter bedraagt of tot waar de diepte van
de natuurlijke rijkdommen van die gebieden
mogelijk maakt. Deze verdragsbepaling voert
bijgevolg twee criteria in voor het vastleggen
van de buitengrens van het continentaal plat.
Het dieptecriterium (200 meter) biedt het grote
aantal belangwekkende factoren aan te duiden
die op het juridisch statuut van het continen-
voordeel dat een zekere precisie kan worden
bereikt maar heeft als nadeel dat de oppervlak-
taal plat een nieuw licht doen schijnen. De
nakende uitbreiding van de Belgische territoriale wateren tot 12 mijl, de gewestvorming en
de economische noodzaak om het potentieel
tot staat.
van het continentaal plat efficiënt te beheren
en te exploiteren, verantwoorden een nauwlettende analyse van het juridisch statuut van het
Belgische continentaal plat.
ten waarover de kuststaat rechtsbevoegdheid
zal krijgen, zeer sterk zullen variëren van staat
Het exploitatiecriterium heeft nogal wat kritiek
losgemaakt. Het was inderdaad niet altijd dui
delijk hoe een juridisch systeem kon worden
gevestigd op een steeds verschuifbare grens.
.
De uitbatingsgrens is ten andere tezamen met
de technologische ontwikkelingen steeds ver-
II. HET JURIDISCH CONCEPT VAN HET der zeewaarts opgeschoven. Dit criterium
CONTINENTAAL PLAT
biedt het grote voordeel - benevens zijn flexibi-
liteit - dat de kuststaten die wegens geologi1. Het verdrag van Genève van 1958 over
het continentaal plat.
sche omstandigheden door de enkele toepas
sing van het dieptecriterium worden bena
.
«
deeld, de mogelijkheid krijgen om de buitenDe internationale basistekst inzake het conti-
grens van het plat zeewaarts te verschuiven.
nentaal plat blijft ongetwijfeld het verdrag over
het continentaal plat gesloten te Genève in
Het criterium is evenwel niet helemaal vrij van
1958 (VCP). Dit verdrag werd door de Interna-
commerciële exploitatie op het oog of volstaan
tional Law Commission voorbereid, tezamen
trouwens met de andere codificatieverdragen
exploratietesten die de mogelijkheid van uitbating vaststellen (4) ? De vrees dat door toepassing van het exploitatiecriterium een kuststaat
zijn rechtsbevoegdheid zou kunnen uitstrek-
terale claim vanwege de Verenigde Staten: de
alombekende Truman proclamatie van 28 september 1945 (2). De oorzaak ervan ligt evenwel
in de technologische mogelijkheden om de
rijkdommen van het continentaal plat ook effectief te exploiteren in het gebied voorbij de
territoriale zee, met andere woorden in een
over de territoriale zee, de volle zee en de
zone waar geen exclusieve nationale rechts-
visserij. Van bij de aanvang besliste het l.C.L.
zich niet te beperken tot het geologisch begrip.
Het bestaan van het continentaal plat in zijn
geologische betekenis is geenszins essentieel
3
zee. Het continentaal plat strekt zich uit tot
waar de diepte van de bovenliggende wateren
de bovenliggende wateren de exploitatie van
Sindsdien heeft het juridisch concept van het
treffen we niettemin aan in een nationale unila-
bevoegdheid voor handen is. In de Truman
proclamatie wordt voorgehouden dat de natuurlijke rijkdommen van de bodem en de on-
VCP waar het continentaal plat wordt bepaald
inhoudelijke onduidelijkheid. Heeft men een
ken over de diepzeebodem tot aan de grens
van het tegenoverliggend continentaal plat,
blijkt niet gerechtvaardigd (5). Hoewel de
Water nr. 32 - jan./febr. 1987
deze grens overschrijdt. In dergelijk geval
wordt de buitengrens van het continentaal
plateau bepaald op grond van een vrij inge-
grens bij toepassing van het exploitatiecriterium vaag kan zijn, bestaat ze reëel. Het
juridisch concept bevat inderdaad een ondubbelzinnige verwijzing naar 'onder water
zee. Het juridisch statuut van de wateren
boven het continentaal plat alsmede van het
1 Zeerechtverdrag 1982).
ling van de buitengrens op grond van deze
ten'. Het begrip 'aansluiten aan de kust' is:
'une notion de dependance géophysique,
géologique et géographique qui exclut par
De Belgische staat beschikt aldus niet over
de volledige territoriale soevereiniteit over
Ierse formule, via een lijn die een aantal
bovenliggende luchtruim, wordt bijgevolg
niet gewijzigd (artikel 3 VCP en artikel 78 lid
gelegen gebieden die aan de kust aanslui-
het continentaal plat maar wel over los van
de soevereiniteit staande rechten. De vraag
wikkelde formule (Ierse formule). De bepa-
vaste punten verbindt, impliceert evenwel
niet dat de in acht te nemen vaste punten op
Ook het Internationaal Gerechtshof heeft in
een arrest van 20 februari 1969 inzake het
dus alvast vanuit juridisch oogpunt ontken-
gelijk welke afstand van de kust mogen liggen. Er wordt bepaald in het verdrag dat de
vaste punten niet verder dan 350 zeemijl
van de basislijnen mogen liggen ofwel niet
nend worden beantwoord.
verder dan 100 zeemijl voorbij de 2.500
continentaal plat van de Noordzee de nadruk erop gelegd dat het continentaal plat
een natuurlijke voortzetting van het grondgebied moet zijn en bijgevolg aan de kust
moet aansluiten (7). Op grond van het VCP
zal men voor de bepaling van het continentaal plat in het algemeen en voor de bepaling van de buitengrens in het bijzonder zijn
De wet van 13 juni 1969 over het continen-
elle-même une extension illimitée du plateau continental' (6)
of het Belgisch continentaal plat als een
nieuwe provincie kan worden aanzien, moet
..
taal plat verandert niets aan de staatsgrenzen, noch aan de samenstelling van het
grondgebied van het Rijk zoals beschreven
in de grondwet. Het continentaal plat maakt
noch van het grondgebied van het Rijk,
noch van het grondgebied van de adjacente
provincie, gewest of gemeenten, noch van
toevlucht dienen te nemen tot zowel het
het Belgisch openbaar domein deel uit (10).
diepte- als het exploitatiecriterium, met
inachtneming van de voorwaarde van aan-
voor ter bescherming van specifieke lands-
Het continentaal plat is een gebied waar-
sluiting aan de kust.
belangen, bepaalde bijzondere soevereiniteitsbevoegdheden zullen gelden. De soe-
2. De Belgische wet van 13 juni 1969
vereine rechten vinden aldus hun verant-
België is niet toegetreden tot het VCP. De
Belgische regering was van oordeel dat dit
verdrag nog een onvolmaakte rechtscon
structie is (8). Vooral het ontbreken van con
finaliteit waarvoor zij door het internationaal
zeerecht zijn erkend, in casu de exploratie
crete criteria voor de afbakening van het
plat wordt als een ernstig nadeel beschouwd, voornamelijk ten aanzien van de
Belgische visserij. Ook het weerhouden van
het exploitatiecriterium voor de delimitatie
woording maar tevens hun grenzen, in de
en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen
ervan. De bepaling van soevereine rechten
dient onderscheiden te worden van 'soever-
einiteit', een term die wel wordt aangewend
met het oog op het rechtsregime van de
territoriale zee (artikel 1 Verdrag over de
Territoriale Zee 1958) (9). Op grond van
deze soevereine rechten beschikt de kust-
staat over alle noodzakelijke rechten voor
en verbonden met de exploratie en de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van
het continentaal plat. De kuststaat kan hiervoor bijgevolg wetgevende en uitvoerende
maatregelen treffen en beschikt over rechtsmacht terzake. De verwijzing naar soeve-
reine rechten impliceert dat het rechtsregime van het continentaal plat niet kan worden geassimileerd met dit van de territoriale
Water nr. 32 - jan./febr. 1987
De bepaling van de buitengrens volgens de
Ierse formule is allerminst eenvoudig en op
de rand van het aanvaardbare vanuit juri-
disch oogpunt bekeken. Niettegenstaande
de kuststaten vrijelijk de methode bepalen
die zij wensen te gebruiken voor het vastleggen van de buitengrens van het continentaal plat voorbij de 200 mijl, kunnen ze in
deze niet helemaal willekeurig te werk gaan.
Een Commissie inzake de grenzen van het
II Zeerechtverdrag 1982).
Door toepassing van het exploitatiecriteriurn voorzien in artikel 1 VCP worden uiter-
tot effectieve uitbating over te gaan of zelfs
zijn recht op te eisen, hebben de regering
ertoe aangezet niet tot het verdrag toe te
treden. Een bijkomende reden was het ontbreken van een verplichte arbitrageprocedure voor de geschillenregeling.
rechten uitoefent over het plat ter exploratie
schoven.
3. Het Zeerechtverdrag 1982
gisch) continentaal plat bevoordeligd. Op de
Overeenkomstig de terminologie van het
VCP bepaalt de wet dat België soevereine
tengrens evenwel nog verder worden ver-
van het plat.
aard de staten met een uitgestrekt (geolo-
de tekst overneemt.
tie voor de kust van Sri Lanka, kan de bui-
continentaal plat verkrijgt inderdaad bevoegdheid om aan de kuststaten terzake
aanbevelingen mee te geven, waarvan niet
en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen
en het feit dat een kuststaat niet verplicht is
In navolging van Noorwegen (Wet 21 juni
1963) wordt in een beginselwet evenwel
aanspraak gemaakt op het deel van het
continentaal plat van de Noordzee dat aan
België toekomt. Deze beginselwet van 13
juni 1969 (B.S. 8 oktober 1969) gaat in zijn
algemene bepalingen uit van de regelen
van het VCP, waarvan zij soms woordelijk
meter isobaat. Dit is dus de uiterste afstand
van de buitengrens van het continentaal
plat. In specifieke gevallen, in casu de situa-
zonder meer kan worden afgeweken (annex
III . DE RECHTEN VAN DE KUSTSTAAT
1. Zoals hoger vermeld oefent de kuststaat
soevereine rechten uit over het continen-
taal plat voor de exploratie en de exploi-
Derde Zeerechtconferentie van de Verenig-
tatie van de natuurlijke rijkdommen er-
de Naties werd getracht hieraan te verhel-
van. De soevereine rechten van de kust-
pen.
Artikel 76 van het Zeerechtverdrag 1982
omvat een volledig nieuwe definitie van het
continentaal plat, sterk verschillend van het
geologisch concept en als juridisch begrip
hiermee zeker niet te vereenzelvigen (11).
Dit artikel 76 voert een tweeledige notie in:
een natuurlijke en en kunstmatige. Het con-
tinentaal plat van een staat omvat de zeebodem en de ondergrond van de onder water
gelegen gebieden die zich buiten de territoriale zee uitstrekken door de natuurlijke
voortzetting van zijn landterritorium tot de
buitenste grens van de continentale rand,
of tot op een afstand van 200 mijl vanaf de
basislijn wanneer de buitenste grens van de
continentale rand zich niet zover uitstrekt.
De bepaling in fine heeft uiteraard geen
enkel aanknopingspunt meer met de natuurlijke geologisch omschrijving van het
continentaal plat. De continentale rand omvat de onderzeese verlenging van de landmassa van de kuststaat en bestaat uit de
bodem en de ondergrond van het continentaal plat, de helling en de glooiing (voet). De
diepzeebodem en zijn ondergrond met inbe-
grip van de oceanische bergruggen worden
uitdrukkelijk uit het begrip uitgesloten (artikei 76 par. 3).
Het knelpunt in de nieuwe definitie is uiteraard de bepaling van de buitengrens van
het continentaal plat. Voor zover de continentale rand zich niet voorbij 200 mijl uitstrekt, is er uiteraard geen probleem. Dit is
wel het geval zodra de continentale rand
staat zijn exclusief. Dit betekent dat zonder de uitdrukkelijke toestemming van
de kuststaat niemand tot exploratie en
exploitatie mag overgaan (artikel 2 par. 2
VCP en artikel 77 par. 2 Zeerechtverdrag). Uiteraard blijft de kuststaat vrij om
de exploratie en de exploitatie in concessie te geven en hieruit vergoedingen te
putten.
Voor de exploratie en de exploitatie van
het Belgisch continentaal plateau is
overeenkomstig artikel 3 van de Wet van
13 juni 1969 een concessie vereist. Het
verlenen van concessies wordt geregeld
in een KB van 7 oktober 1974 (BS 1
januari 1975) zoals gewijzigd bij KB 22
april 1983 (BS 18 juni 1983) (12) en in
een KB 16 mei 1977 (BS 21 juli 1977).
Het is de minister tot wiens bevoegdheid
het Mijnwezen behoort, die op eensluidend advies van het Ministerieel comité
voor economische en sociale coördinatie
de concessie verleent. Concessies en
vergunningen voor de exploratie en de
exploitatie worden slechts verleend in
bepaalde aangeduide zones, zoals bepaald in de toepasselijke Koninklijke Besluiten (KB 16 mei 1977). Buiten deze
zones is elke exploratie- en exploitatieactiviteit verboden, tenzij een afwijking
wordt toegestaan. Dit kan enkel op eensluidend advies van de minister tot wiens
bevoegdheid het Mijnwezen behoort, de
minister van landbouw en de minister
van verkeerswezen.
4
r
Het verkrijgen van soevereine rechten is
niet afhankelijk van een of andere vorm
van occupatie of van een uitdrukkelijke
verklaring. Zij moeten niet worden opgeëist maar bestaan ipso facto en ab
initio (13).
2. Natuurlijke rijkdommen
Gelet op de finaliteit van de soevereine
uitbating van het continentaal plat is het
wetenschappelijk onderzoek dat daar wordt
den kunnen plaatsvinden. De kuststaat
is gerechtigd rond de installaties een vei-
uitgevoerd. Hiervoor is op grond van het
VCP en het Zeerechtverdrag 1982 de goedkeuring van de kuststaat noodzakelijk. Dergelijke bepaling ontbreekt evenwel in de
Wet 13 juni 1969. Blijkens de Memorie van
rechten van de kuststaat is het van be-
ligheidszone te vestigen die zich over
lang te bepalen wat onder natuurlijke
rijkdommen wordt verstaan. Het begrip
wordt verdragsrechtelijk omschreven en
Toelichting bij het wetsontwerp ligt het niet
in de bedoeling van de Belgische overheid
de machtigingen te weigeren die nodig zijn
500 m kan uitstrekken. Binnen deze vei-
voor oceanografische research met zuiver
ligheidszone kunnen de nodige maatre-
wetenschappelijk karakter (15) voor zover
gelen getroffen worden voor de bescherming van deze installaties. De in volle
bevat de minerale en andere niet leven-
de rijkdommen van de zeebodem of de
ondergrond alsmede de levende organismen die tot de sedentaire soort beho-
hierdoor geen overlast ontstaat voor de
scheepvaart, de visvangst of het in stand
houden van de biologische rijkdommen van
de zee. Hieruit blijkt impliciet dat ook voor
het marien wetenschappelijk onderzoek op
zee gevestigde installaties die blijvend
op het continentaal plat zijn aangebracht, alsmede de personen en de goederen die zich aan boord ervan bevin-
ren (artikel 2 lid 4 VCP; artikel 77 lid 4
Zeerechtverdrag 1982; artikel 1 Lit. b,
Wet 13 juni 1969) (14)
het continentaal plat een concessie of ver-
den, zijn voor wat de Belgische situatie
betreft onderworpen aan het Belgische
recht. Dit impliceert dat iedere persoon
die aan boord van een dergelijke installatie een misdrijf begaat in België kan worden vervolgd. Bij ontstentenis van andere bepalingen tot toekenning van be-
3. Uitoefening van de rechten van de
kuststaat
Met het oog op de uitoefening van zijn
soevereine rechten kan de kuststaat op
zijn continentaal plat installaties of andere inrichtingen nodig voor de exploratie
gunning vereist is. Dit blijkt ten andere eveneens uit artikel 1 lid 3 KB 16 mei 1977 inzake
beschermingsmaatregelen bij de exploratie
en de exploitatie van het continentaal plat
(16).
voegdheid, komt deze toe aan de rechtsmachten welke te Brussel zetelen. Gebeurtenissen die andere dan strafrechte-
of de exploitatie oprichten, onderhouden
en in bedrijf stellen (artikel 5 par. 2VCP).
Hieraan zijn evenwel beperkingen verbonden die uitdrukkelijk in het VCP en
het Zeerechtverdrag 1982 zijn opgeno-
lijke rechtsgevolgen hebben en die zich
voordoen op dergelijke installaties, worden geacht zich in België te hebben voorgedaan. De installaties nodig voor de
exploratie of de exploitatie mogen ook
geen overlast bezorgen of een belemmering uitmaken voor het gebruik van onderzeese kabels, pijpleidingen en ande-
men. Voor het Belgisch continentaal plat
wordt de uitoefening van de soevereine
rechten geregeld op grond van interne
wetgeving. Zo worden in de Wet van 13
juni 1969, in het bijzonder artikel 7, 8 en
re leidingen. De voorwaarden waaraan
9 en in het KB 16 mei 1977 houdende
maatregelen tot bescherming van de
iedere installatie dient te voldoen, evenals de wijze van afbakening van de veilig-
De Belgische wetgeving bevat evenmin expliciete bepalingen omtrent het leggen van
kabels en pijpleidingen op het continentaal
plat behoudens de Wet 1 8 april 1885 (BS 21
april 1888) die het Internaiionaal Kabelverdrag van Parijs van 14 maart 1884 goedkeurt. Verdragsrechtelijk wordt evenwel uitdrukkelijk bepaald dat de kuststaat het leggen of het onderhoud van onderzeese kabels en pijpleidingen op het continentaal
plat niet mag belemmeren. Niettemin - en dit
behoort ongetwijfeld tot de soevereine rechten van de kuststaat - is voor de tracébepaling de toestemming van de kuststaat vereist. De kuststaat bezit daarenboven het
scheepvaart, de zeevisserij, het milieu
en andere wezenlijke belangen bij de
exploratie en de exploitatie van mineralen en andere niet-levende rijkdommen
heidszone en de na te leven voorwaarden in die zone worden telkens voor elke
van de zeebedding en de ondergrond in
wanneer vaststaat dat de concessie- of
de territoriale zee en op het continentaal
plateau een aantal bepalingen geformu-
vergunninghouder weigert de wettelijke,
In het licht van de uitbreiding van het continentaal plateau in het Zeerechtverdrag
leerd. De uitoefening van exploratie en
reglementaire of concessievoorwaarden
na te leven, kunnen de vereiste maatre-
exploitatierechten gebeurt in België op
grond van concessies. De voorwaarden
hiervoor worden bepaald bij Koninklijk
Besluit, terwijl het verlenen van de concessie zelf geschiedt bij Ministerieel Be-
gelen getroffen worden om de veiligheid
van de schepen, de visserij, het milieu en
andere wezenlijke belangen veilig te stellen. Deze maatregelen moeten binnen
de bepaalde termijnen worden uitge-
levende rijkdommen voorbij 200 zeemijl
exclusieve recht voor het machtigen en het
regelen van alle boringen op het continentaal plat (artikel 81 Zeerechtverdrag).
concessie in het specifieke Koninklijke
Besluit bepaald. Bij dreigend gevaar, of
1982 , wordt voor de exploitatie van de niet-
sluit. De uitbating van de levende orga-
voerd door of op kosten en risico van de
nismen wordt voorbehouden aan Belgische onderdanen, behoudens uitzonde-
concessie-of vergunninghouder. Bij niet
naleving van de maatregelen of fermijnen zal de minister tot wiens bevoegdheid het Mijnwezen behoort, de concessie ofwel schorsen ofwel geheel of gedeelfelijk intrekken (artikel 7 KB 16 mei
1977). Indien het gebruik van een installatie voor de exploratie of de exploitatie
definitief wordt stopgezet, dan moet deze op vraag van de bevoegde overheid
op kosten en op het risico van de concessiehouder worden weggenomen. Het
toezicht op de naleving van de conces-
ringen welke de Koning kan toestaan.
Deze bepaling maakt het mogelijk het
beleid op een soepele wijze aan te pas
sen in het licht van de reglementering
van de Europese Gemeenschap inzake
visserij. Installaties die gebruikt worden
voor de exploratie en de exploitatie van
de natuurlijke rijkdommen van het continentaal plateau, en die gevestigd zijn in
-
volle zee, mogen geen overlast aandoen
aan de scheepvaart, de visserij of het in
stand houden van de levende rijkdommen van de zee. Daarenboven mogen zij
..
ook niet het gebruik van de regelmatige
5
overlast verhinderd wordt, aangezien anders de uitoefening van de soevereine
rechten dode letter zou lijken. Ten andere het is ondenkbaar dat exploratie- en
exploitatie-activiteiten op het continentaal plateau zonder enige vorm van overlast voor de scheepvaart of visserij zou-
sievoorwaarden wordt toevertrouwd aan
ambtenaren aangeduid door de dienst
voor het Mijnwezen.
scheepvaartroutes die van belang zijn
voor de internationale scheepvaart, of
het fundamenteel oceanografisch of ander wetenschappelijk onderzoek belemmeren. Het gaat in deze wel om een niet
te verrechtvaardigen overlast. Dit bete-
De bepalingen van het VCP - en bijgevolg
ook van de Wet 13 juni 1969 - inzake de
exploratie- en exploitatie- installaties wor
den grotendeels in het Zeerechtverdrag
kent bijgevolg dat niet elke vorm van
Een bijzonder element met het oog op de
1982 hernomen.
vanaf de basislijn gesteld dat de kuststaat
jaarlijkse betalingen zal doen of bijdragen in
natura ter beschikking stellen. De betalin-
gen of bijdragen hebben betrekking op de
produktie van een bepaald exploitatieter
rein. Voor de eerste vijf produktiejaren
wordt vrijstelling verleend. Daarenboven genieten ontwikkelingslanden van een bijzonder statuut (artikel 82 Zeerechtverdrag).
4. Bevoegdheidsverdeling
Het internationaal zeerecht kent een
aantal rechten over het continentaal plat
toe aan de kuststaten. In een unitaire
staatsstructuur zal het geen moelijkheden opleveren om te bepalen welke de
(intern) bevoegde overheidsdienst is die
belast zal worden met de uitoefening van
deze bevoegdheden. In federale staatsstructuren kan deze zaak evenwel moei-
lijker liggen temeer daar de federale
grondwetten slechts zelden op dit domein specifieke bevoegdheisregelingen
voorzien (17). Dit heeft tot heel wat geschillen aanleiding gegeven tussen de
n
federale overheid en de overheid van de
deelstaten. Het probleem om uit te maken welk van beide beschikt over de be-
voegdheid die door het internationale
Water nr. 32 - jan./febr. 1987
^
rale staat kan worden beschouwd,
land gebruikt inderdaad een rechte basislijn
ter hoogte van de Scheldemonding, in
plaats van de laagwaterlijn langs de kust.
Deze rechte basislijn heeft uiteraard tot geIV. DE AFBAKENING VAN HET CONTIvolg dat de laterale delimitatie aanzienlijk
NENTAAL PLAT
gewijzigd wordt t.o.v. het gebruik van de
brengt de gewestvorming toch een aantal bevoegdheidsverdelingen met zich
mee op het gebied van de uitbating van
de natuurlijke rijkdommen. Voor de exploratie en de exploitatie van de minerale
1. Een belangrijk probleem waarvoor nog
normale basislijn.
geen beginselvaste oplossing werd gevonden, is de afbakening van het continentaal
plat tussen aangrenzende of tegenoverliggende staten. In het VCP wordt evenwel een
2. De toepassing van het equidistantiecriterium kan in bepaalde geografische situaties
echter vrij snel tot onbillijke toestanden lei-
recht in deze wordt voorzien, wordt in het
algemeen in het voordeel van de federaIe overheid beslist (18).
Hoewel België bezwaarlijk als een fede-
het continentaal plat op gelijke voet
wordt gezet met het territorium van de
lidstaten (21).
en andere niet-levende rijkdommen van
delimitatiemethode voorgeschreven; de
den. In de internationale rechtspraak en ar-
de zeebodem en van de ondergrond is
een concessie vereist (zie supra). Con-
moeilijkheid is nochtans dat dit verdrag
slechts door een 56-tal staten werd gerati-
bitrage zijn dan ook een aantal correcties
dienaangaande aangebracht. Zo was het
cessies kunnen worden toegestaan aan
eigen onderdanen - hetzij natuurlijke personen, hetzij rechtspersonen - maar ook
aan vreemdelingen, apatriden en vennootschappen of instellingen zonder nationaliteit. Aangevraagde vergunningen
kunnen uiteraard ook worden geweigerd, inzonderheid wanneer veiligheidsoverwegingen of de kans op vroegtijdige
uitputting van de rijkdommen daartoe
nopen. De afgeleverde concessies betreffen tot hiertoe enkel de winning van
zand en grind (19). In België blijft bijgevolg de bevoegdheid voor het bepalen
van de exploitatievoorwaarden en voor
het verlenen van concessies voorbehouden aan de nationale overheid.
Niettemin geeft de bijzondere wet van 8
augustus 1980 (BS 1 5 augustus 1980) tot
hervorming der instellingen, de gewesten de bevoegdheid over de exploitatievoorwaarden voor de natuurlijke rijkdommen en de concessies die hierop betrek-
king hebben (artikel 6 par. 1, VI, 1). De
bevoegdheid van de gewesten is evenwel beperkt tot hun grondgebied en aangezien het continentaal plat niet tot het
grondgebied van de gewesten behoort,
verandert deze bepaling niets aan de
fieerd. Voor de andere - zowat honderd sta-
Internationaal Gerechtshof van oordeel in
ten - gelden de bepalingen van het VCP
bijgevolg niet als recht tenzij ze de bevestiging zijn van een gewoonterechtelijke regel
de zaak van het continentaal plat van de
Noordzee dat in dit geschil tussen Duitsland
aan de ene kant en Nederland-Denemarken
aan de andere kant, de afbakening diende
quod non.
eerste instantie de afbakening regelen bij
overeenkomst. Slechts indien geen over-
te gebeuren door een akkoord op billijke
basis afgesloten en waarbij rekening wordt
gehouden met al de relevante omstandighe-
eenkomst kan worden bereikt wordt in het
den zodat elke partij zoveel mogelijk kan
geval van tegenover elkaar gelegen kusten
de grens verlegd op de middellijn, waarvan
elk punt op gelijke afstand ligt van de meest
nabij gelegen punten van de basislijnen. In
het geval van aanpalende kusten is de
grenslijn de lijn van gelijke afstand van de
meest nabijgelegen punten van de basislij-
beschikken over de totaliteit van het conti-
Overeenkomstig het VCP zullen de staten in
nentaal plat welke de natuurlijke verlenging is van zijn grondgebied, zonder inbreuk op de natuurlijke verlening van het
grondgebied van de andere. De roep voor
een billijke oplossing van delimitatiegeschillen heeft zich sindsdien algemeen doorge-
nen. Zowel van de middellijn als van de
equidistantielijn kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden een andere grenslijn rechtvaardigen (artikel 6 VCP).
De Belgische Wet 13 juni 1969 gaat in zijn
algemene bepalingen voor wat betreft de
afbakening uit van het VCP. De equidistan-
zet. Niettegenstaande de equidistantiemethode een dwingende regel is voor de verdragspartijen van het VCP, blijkt onverbloemd dat het toepassen van het equidistantieprincipe afhankelijk is van het hiermee
al dan niet bereiken van een billijke oplos-
tiemethode wordt als afbakeningsmethode
sing, rekening gehouden met de concrete
geografische en andere omstandigheden.
naar voor geschoven. Aldus wordt de grens
Voorbeelden van deze omstandigheden zijn
van het Belgische continentaal plat ten opzichte van het continentaal plat van het Ver-
heid van eilanden, de landgrenzen, een pro-
de configuratie van de kust, de aanwezig-
afzonderlijke wet vereist. Het indienen
van een wetsontwerp voor het regelen
van de bevoegdheden inzake de exploi-
portionele verhouding tussen het continentaal plat en de lengte van het relevante deel
van de kustlijn (22). Vaak zal aldus in geval
van een geschil de oorspronkelijke equidisnen waarvan de respectieve territoriale zee
tantielijn worden aangepast om een billijk
wordt gemeten. De grens van het continenresultaat te verkrijgen. In een recente studie
taal plateau ten opzichte van Frankrijk en
werd vastgesteld dat op een totaal van honNederland wordt vastgesteld door toepasderd delimitatieverdragen er 64 zijn welke
sing van het beginsel van de gelijke afstand
de mediaan of equidistantielijn hanteren en
van de dichtsbijgelegen punten van de banog eens 18 een aangepaste mediaan.
sislijnen vanwaar de breedte van de territori
ale zee van elk der betrokken mogendhe- Slechts in 14 verdragen werd een afwijkende grens overeengekomen (23).
den wordt gemeten. In elke van deze gevallen kan de grens in een bijzonder akkoord
3. Het Zeerechtverdrag 1982 heeft voor wat
met de betrokken staat worden aangepast.
tatievoorwaarden van de natuurlijke rijkdammen en de concessies die hierop
Niettemin werden nog steeds geen bijzondere akkoorden met de buurlanden geslo-
betrekking hebben werd reeds in 1980
aangekondigd door de toenmalige regering (20). Zes jaar later werd evenwel nog
steeds geen aanstalten gemaakt om
de uitwisseling van officieuze coördinaten
die hebben toegelaten de exploratie- en de
bestaande toestand. Volkenrechtelijk
staat er evenwel niets in de weg om de
bevoegdheden inzake de exploitatievoorwaarden van de natuurlijke rijkdommen van het continentaal plat (alsmede
van de territoriale zee) en de concessies
die hierop betrekking hebben aan het
Vlaamse Gewest als adjacente entiteit
toe te kennen. Hiervoor is evenwel een
hieraan concreet gevolg te geven.
5. Het continentaal plat en de EEG
Het EEG-Verdrag van 25 maart 1957 vermeldt nergens het begrip continentaal
plat. Het is echter aannemelijk dat de
EG-bepalingen ook toepasselijk zijn op
.
enigd Koninkrijk bepaald door de middellijn
waarvan elk punt evenver verwijderd is van
de dichtsbijgelegen punten van de basislij-
n
ten. Het enige dat tot hiertoe is gebeurd, is
exploitatiezones te omschrijven. Recentelijk
werd evenwel verklaard dat een aanvang
wordt gemaakt met de consultatie- en coör-
naai recht zoals bedoeld in artikel 38 van het
Statuut van het Internationaal Gerechtshof.
gelijk maken tijdens de komende maanden
De bedoeling is een billijke oplossing te
onderhandelingen hierover aan te vatten.
Met Frankrijk bestaan geen bijzondere problemen, tenzij een meningsverschil omtrent
het continentaal plat van de lidstaten
de bepaling van de basislijnen zelf. Dit probleem is hoofdzakelijk van cartografische
aard, in die zin dat België zich beroept op
den die ze al dan niet binnen hun grenzen uitoefenen, hieraan onderworpen
de gemiddelde laagwaterlijn en Franrkijk de
basislijnen bepaalt op grond van de laagste
zijn. Daarenboven heeft de Commissie
reeds in 1970 uitdrukkelijk verklaard dat
voor de toepassing van het EG-Verdrag
laagwaterlijn. Met Nederland ligt de toestand enigszins anders omdat hier de locatie van de basislijnen betwist wordt. Neder-
l.
er opgelost. Artikel 83 lid 1 stelt dat voor de
afbakening van het continentaal plat tussen
staten met tegenover elkaar liggende of aan
elkaar grenzende kusten dit geschiedt bij
overeenkomst op basis van het internatio-
dinatiewerkzaamheden die het moeten mo-
aangezien deze als volkenrechtelijke
rechtssubjecten met al hun bevoegdhe-
Water nr. 32 - jan./febr. 1987
betreft de delimitatieproblematiek ongetwijfeld voor meer moeilijkheden gezorgd dan
bereiken. Deze oplossing is er een van een
geïnstitutionaliseerde vaagheid, welke de
oorspronkelijke ietwat bevoorrechte delimitatiemethode van de equidistantie duidelijk
van zijn voetstuk haalt. Daarenboven blijkt
ook geen verwijzing naar bijzondere of relevante omstandigheden weerhouden te zijn.
Niettemin blijft de aanwezigheid van eilanden bijvoorbeeld, een belangrijke factor
waarmee rekening moet worden gehouden
voor de afbakening van het continentaal
6
plateau. Juridisch is dus de bepaling van het
Zeerechtverdrag 1982 ongetwijfeld een
achteruitgang voor wat de rechtszekerheid
betreft; niettemin blijft het een aanvaardbare bepaling aangezien zij erop gericht is om
een billijk resultaat te bekomen, wat met de
equidistantiemethode alleen niet altijd mogelijk was.
areas concerned may be deemed to be actu-
ally part of the territory over which the coastal
state already has dominion, in the sense that,
although covered with water, they are a prolongation or continuation of that territory, an
extension of it under the sea', l.C.J. Reports
1969, 31.
(8.) Memorie van toelichting bij het wetsontwerp
inzake het continentaal plat van België, Pari.
St., Kamer, 1966-67, 471/1.
De equidistantiemethode is blijkens de
praktijk niet altijd de meest geschikte delimitatiemethode. Voor zover evenwel een billijke regeling kan worden getroffen komen
alle delimitatiemethodes in aanmerking
(24).
4. Het gebrekkige Belgische beleid dat inzake de afbakening van het continentaal
plat werd gevoerd en dat tot op heden enkel
geleid heeft tot de uitwisseling met onze
buurlanden van een aantal officieuze coör-
dinaten voor het bepalen van de exploratie
en de exploitatiezones, dient dringend op
een andere leest te worden geschoeid. De
internationale rechtspraak en het Zeerechtverdrag 1982 hebben onbetwistbaar aangetoond dat een billijke verdeling van het continentaal plat van de Noordzee de stelregel
moet zijn. Het wordt dus ook hoog tijd dat
onze beleidsmensen ter zake hun verant-
woordelijkheid opnemen en onderhandelingen met onze buurlanden aanvatten. Alle
eventuele meeropbrengsten van de exploitatie van een verruimd Belgisch continentaal plat zullen ongetwijfeld een welkome
verademing betekenen voor onze openbare
financiën. Deze kansen niet benutten zou
een ernstige vorm van nalatigheid zijn die
wij ons in de Belgische context niet kunnen
..
veroorloven.
REFERENTIES
(1.) Fisheries Case, United Kingdom v. Norway,
Judgment, December 18, 1951, International
Court of Justice Reports (1951), 132
(2.) Tekst in Department of State Bulletin 1945,
485. Zie hierover JUDA, L., Ocean Space
Rights: Developing U.S. Policy, New York,
Praeger, 1975, 11-32; WATT, C., First Steps
in the Enclosure of the Oceans: the Origins
welke pleitten voor 'soevereiniteit' aan de
ene kant en 'controle en rechtsmacht' aan de
van paria. Zie SOMERS, E., Inleiding tot het
internationaal zeerecht, Antwerpen, Kluwer
Rechtswetenschappen, 1984, 139-141
(4.) Hierbij aansluitend kan men de vraag stellen
of exploitatie voorbij de 200 meter grens door
een staat die hiervoor de technologische mogelijkheden bezit, de andere staten ipso facto
het recht geeft ook hun buitengrens op eenzelfde diepte te brengen. Gelet op de exclusieve rechten van de kuststaat op het continentaal plat is dit uiteraard van belang.
(5.) Cfr. Doe. A/AC. 135/19 dd.21 juni 1968, par.
24-26 en 28-34.
(6.) Verklaring van Frankrijk bij de ratificatie van
het VCP; zie Revue générale de droit international public 1965, 1136.
(7.) Het Hof stelde dat de rechtsbevoegdheid van
de kuststaat over het continentaal plat wordt
gesteund op 'the fact that the submarine
nal law Cases 1783-1968, IV. In de Verenigde Staten werd de bevoegdheid van de fede-
heid heeft in verband met het continentaal
kend van het territorium van de staat en dat
bijgevolg diens soevereiniteit dezelfde is als
op het land.
plat voorbij de buitengrens van de territoriale
zee: zie re: Offshore Mineral Rights of British
Contra: R. v. St., VZW Koninklijk Belgisch
Yachting
preme Court of Canada 8 maart 1984, inzake
Newfoundland, American Journal of Inter-
Verbond, nr. 17569, 17 april 1976. Zie nocht-
national Law 1985, 139. Deze tendens vin-
Columbia, en ook de beslissing van het Su-
ans de commentaar van LEJEUNE, Y., in
den we ook terug in Australië: New South
Administration Publique 1977, 332-345 en
Wales v. Commonwealth (1975), International Law Reports, Vol. 51, 89.
tevens SOMERS, E., The Division of Powers
in MaritimeAreas, Belgisch Tijdschrift voor
Internationaal REcht 1982-83, 329 e.v. Zie
(19.) Volgende lijst is een staalkaart van de belgiook: VAN DER MENSBRUGGHE, Y., Draagsche wetgeving inzake concessies.
wijdte van de octrooireglementering in zee,
- Wet op het continentaal plateau van 13 juni
Rechtskundig Weekblad 1981-82, 17171969 (BS 8 oktober 1969)
1726.
- KB 7 oktober 1974 (BS 1 januari 1975)
(10.)Zie het advies van de Raad van State van 28
februari 1966, Pari. St., Kamer, 1966-67,
471/1; Tevens het advies van de Raad van
State over het ontwerp van bijzondere wet tot
hervorming van de instellingen, Pari. St., Kamer, 1979-80, 6217/12.
(11.) Verdrag van de Verenigde Naties inzake het
internationaal zeerecht, Montego Bay 10 december 1982. België heeft het verdrag ondertekend op 5 december 1984 maar heeft het
nog niet geratificeerd. Zestig ratificaties zijn
vereist vooraleer het verdrag in werking kan
treden. Momenteel hebben 25 staten dit verdrag geratificeerd.
(12.) Deze wijziging heeft betrekking op exploratie
en exploitatie van zand bestemd voor haven-
en kustwerken. De concessie aanvraag wordt
hiervoor vervangen door een aangifte vanweakte heeft genomen, kunnen de werken star-
van de bodem en de ondergrond van de Golf
Recht, 324.
18.)2ie bijvoorbeeld de zaken: United States v.
California (1947), United States v. Louisiana
(1950); United States v. Texas (1950) in DEAK, F. en RUDDY, F., American Internatio-
ale zee kan worden aanzien als deel uitma-
dit mariene rechtsgebied, eventueel met
of the Continental Shelf, Marine Policy 1979,
maar uit het ijle niets tevoorschijn gekomen.
Deze proclamatie steunt op een Argentijns
decreet van 24 januari 1944 op het verdrag
van 26 februari 1942 gesloten tussen GrootBrittannië en Venezuela over de verdeling
Belgisch Tijdschrift voor Internationaal
inachtneming van mogelijke volkenrechtelijRe beperkingen. Dit impliceert dat de territori-
De bewering dat een staat soevereiniteit bezit
over zijn territoriale zee komt neer op de volle
uitoefening van zijn rechtsbevoegdheid over
of Truman's Proclamation on the Resources
211-224.
worden afgeweken, ...', BS 21 juli 1977.
(17.) Een uitzondering hierop is ongetwijfeld de
Mexicaanse grondwet. Cfr., SOMERS, E.,
rale overheid over het continentaal plat bevestigd in de Outer Continental Shelf Lands
Act, 1953. Zie ook nog de uitspraak van het
Supreme Court van 17 maart 1975 in United
States v. Maine, American Journal ofInternational Law 1975,432. Ook in Canada werd
in een aantal zaken de stelling weerhouden
dat de centrale overheid exclusieve bevoegd-
andere kant. Zie ILC, Yearbook 1956, II, 297.
ge de Minister van Openbare Werken. Nadat
de Minister van Economische Zaken hiervan
(3.) De Truman Proclamatie is uiteraard niet zo-
7
(9.) 'Soevereine rechten' is een compromis van
de ILC tussen de oorspronkelijke opvattingen
voor exploratie met wetenschappelijke doeleinden of nodig voor het belang van het land
ten.
(13.)North Sea Continental Shelf, Judgment,
I.C.J. Reports 1969, 22 par. 19.
(14.) In de nationale wetgeving van sommige staten wordt een lijst opgenomen met een expliciete bepaling van wat tot de natuurlijke rijkdammen van het continental plat wordt gerekend. Zie bijvoorbeeld de Amerikaanse Sub-
merged Lands Act van 1953. Voor de Sovjet
Unie zie: List of Living Organisms which are
Natural Resources of the Continental Shelf of
the USSR, in BUTLER, W., The USSR, Eastem Europe and the Development of the
LawoftheSea, Londen, Oceana, 1986, G.2.
Een bijzonder probleem stelt zich hier ook
met betrekking tot wrakken en ladingen die
zich op het continentaal plat bevinden. Zijn
dit al dan niet natuurlijke rijkdommen? De
ILC liet er geen twijfel over bestaan dat
scheepswrakken en hun ladingen niet het
voorwerp van exclusieve bevoegdheid van
de kuststaat kunnen uitmaken. De recht-
spraak lijkt deze stellingname te beamen.
15.)Cfr. SOMERS. E., Internationaal Zeerecht,
396-399.
(16.)Artikel1 lid 3:'Van het bepaalde in het eerste
lid kan voor concessies en vergunningen
betreffende het verlenen van concessies,
het onderzoek en de exploitatie van de
minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat.
- M B 31 december 1976 (BS 4 maart 1977)
houdende concessie voor de exploratie en
de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal
plat van België.
- KB 10 januari 1977 (BS 4 maart 1977)
betreffende de exploratie en exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit nr. 76/A/211 dd. 31 december
1976 voor de exploratie en de exploitatie
van zand en grind van het continentaal plat
van België, verleend aan de tijdelijke vereniging N.V. Dredging International, N.V.
Ondernemingen Jan de Nul en de N.V.
Baggerwerken Decloedt en zoon, Begijnenvest 113, te 2000 Antwerpen.
- KB 16 mei 1977 (BS 21 juli 1977) betrekking hebbende op de beschermingsmaatregelen voor de scheepvaart, de zeevisse-
rij, de omgeving en andere belangrijkheden bij de exploratie en de exploitatie van
minerale en andere niet-levende rijkdommen op de bodem van de zee, de ondergrond van de territoriale zee en van het
continentaal plat.
- MB 10 april 1978 houdende concessie voor
de exploratie en exploitatie van minerale
en andere niet-levende rijkdommen van
het continentaal plat van België.
- MB 24 juli 1979 (BS 15 november 1979)
houdende concessie voor de exploratie en
de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal
plat van België.
- MB 24 juli 1979 (BS 30 november 1979)
houdende concessie voor de exploratie en
de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal
plat van België.
- KB 27 juli 1979 (BS 15 november 1979)
betreffende de exploitatievoorwaarden
verbonden aan het concessiebesluit nr.
79/A/1994/47, dd. 24 juli 1979, voor de
exploitatie van zand van het continentaal
Water nr. 32 - jan./febr. 1987
plat van België, verleend aan de N.V. Andredco te Antwerpen.
- KB 27 juli 1979 (BS 30 november 1979)
betreffende de exploitatievoorwaarden
verbonden aan het concessiebelsuit nr.
79/A 2000/50 dd. 24 juli 1979 voor de ex-
ploitatie van zand van het continentaal plat
van België verleend aan de N.V. Alzagri, te
Brugge.
- MB 25 november 1980 (BS 7 februari 1981)
houdende concessie voor de exploratie en
de exploitatie van minerale en andere niet-
levende rijkdommen van het continentaal
plat van België.
- KB 1 december 1980 (BS 7 februari 1981
betreffende de exploitatievoorwaarden
dere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat van België.
- MB 18 mei (BS 24 juni 1982) houdende
concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet-levende
rijkdommen van het continentaal plat van
België.
- MB 18 juni 1982 (BS 25 augustus 1982)
houdende concessie voor de exploratie en
de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal
plat van België (betreffende bouwproducten Vyncke Gent).
- MB 18 juni 1982 (BS 25 augustus 1982)
houdende concessie voor de exploratie en
verbonden aan het concessiebesluit nr.
80/A.2C ;0/198 dd. 25 november 1980 voor
de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal
plat van België (betreffende G. D'Hoore,
de exploitatie van zand van het continen-
Brugge).
taal plat van België, verleend aan de N.V.
Readymic - Belgium te Hasselt.
- MB 5 juni 1981 (BS 28 juli 1981) houdende
concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en andere niet-levende
rijkdommen van het continentaal plat van
België.
- MB 17 november 1981 (BS 30 december
1981) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en
andere niet-levende rijkdommen van het
continentaal plat van België.
- KB 23 november 1981 (BS 30 december
1981) betreffende de exploitatievoorwaarden verbonden aan het concessiebesluit
nr. 81/A. 2109/184 dd. 17 november 1981
voor de exploitatie vn zand en grind van het
continentaal plat van België, verleend aan
de Heer De Zaever D. te Nieuwpoort (vervallen op 24 juni 1982).
- MB 30 november 1981 (BS 16 december
1981) houdende concessie voor de explorate en de exploitatie van minerale en an-
- MB 18 april 1983 (BS 9 augustus 1983)
houdende concessie voor de exploratie en
de exploitatie van minerale en andere nietlevende rijkdommen van het continentaal
plat van België.
- KB 22 april 1 983(BS 18 juli 1983)houdende wijziging van het KB 7 oktober 1974
betreffende het verlenen van concessies
voor de exploratie en de exploitatie van
minerale en andere niet-levende rijkdommen van het continentaal plat.
- M B 26 oktober 1984 (BS 23 november
1984) houdende concessie voor de exploratie en de exploitatie van minerale en
andere niet-levende rijkdommen van het
continentaal plat van België.
CHAEL, M., L'applicabilité du traité institu
ant la C.E.E. et du droit dérivé au plateau
continental des états membres, Parijs,
L.G.D.J., 1984.
(22.)Zie International Court of Justice 20 februari
1969, Duitse Bondsrepubliek/Nederland-
Denemarken, Reports 1969, 3; Arbitragehof
ad hoc 30 juni 1977, Frankrijk/Verenigd Koninkrijk, International Legal Materials 1979,
399 (rechtzetting materiële vergissing rm*
1979, 462); International Court of Justice
24 februari 1982, Tunesië/Lybië, Reports
1982, 18; International Court of Justice 12
oktober 1984, Canada/Verenigde Staten, Re-
ports 1984, 246; International Court ofJustice 3 juni 1985, Lybië/malta, Reports 1985,
13; Arbitragehof ad hoc 14 febrauri 1985,
Guinea/Guinée-Bissau, Revue générale de
droit international public 1985, 484.
(23.)JAGOTA, S., Maritime Boundary, Dor
drecht, M. Nijhoff, 1985, 121 e.v..
(24.) Een nieuw geluid is bijvoorbeeld de equiratjo
methode: 'A boundary line between the offshore areas under the jurisdiction of two co
astal states, with either adjacent or opposite
m
coastlines, wille be called an equiratio line
when every point of it is defined by a constant
fraction, or ratio, of its distance from the
nearest point of the base line from which the
breadt of the territorial sea of each of the two
states is measured', LANGERAAR, W., Maritime Delimitation : the Equiratio Method - A
New Approach, Marine Policy 1 986,3; Idem,
Delimitation of Continental Shelf Areas: A
New Approach, Journal of Maritime Law
and Commerce 1986, 389.
(20.)Zie Nota van de regering over de territoriale
wateren en het continentaal plat, Pari. St.,
Kamer, 1979-80, Nr. 627/12.
(21 .)Cfr. Memorandum concerning the Applicability of the Treaty establishing the EEC to the
Continental Shelf (18 september 1970),
l.L.M. 1970, 202.Zie hierover tevens: Ml-
HYDRAULISCHE ASPECTEN VAN HET BEL
CONTINENTAAL PLAT EN DE INVLOED OP
KUST
^2o^
ir. R. SIMDEN
Inspecteur-generaal van Bruggen en Wegen - Ministerie van Openbare Werken
Het hydraulisch regime van het B.C.P. funk-
vinden in de Atlantische Oceaan.
afgesloten zone, doch in feite het zuidelijk
De Noordzee waarin dit getij zich voortplant
is te aanzien als een groot resonantiebek-
tioneert niet op zichzelf. Het B.C.P. is geen
deel van de Noordzee (fig.1) waarvan het
hydraulisch regime in hoofdzaak gekenmerkt is door:
- het getij
- de getijstromingen
- de invloed van meteorologische faktoren
die o.m. golven en stormen veroorzaken.
Voor het getijfenomeen is zelfs de Noord
zee nog te klein van afmetingen om aan de
aantrekkende kracht van maan en zon toe
te laten er een eigen getij te veroorzaken.
De getijen die in de Noordzee worden waar-
genomen zijn het gevolg van de inwerking
van afgeleide getijgolven die hun oorsprong
Water nr. 32 - jan./febr. 1987
ken met een trimodaal kenmerk. In dit bek-
ken worden de getijden voortgebracht en
onderhouden door pulsaties die in de eerste
plaats worden overgebracht door de afgeleide getijgolf die langs het Noorden van
Schotland uit de Atlantische Oceaan bin-
ter mee aan de getijen die ze in de drie
nodale zones voortbrengt. In elk van die
zones is er wegens de draaiende aardbewe-
ging een beperkt gebied waarrond de getijgolf een draairichting tegen de zon in (in
tegen tegenuurwijzerzin) uitoefent in een
tijdspanne van gemiddels 12u25'. Het gaat
om de drie punten A, B en C, amfidromische
punten genoemd, waarin het getijverschil
nendringt.
praktisch nul is.
De afgeleide getijgolf die uit het Kanaal
komt is minder krachtig doch ze vertoont de
eigenschap + in faze te staan met de getijgolf die in het bekken C heerst en door
voortplanting van het getij langs de Belgi-
interferentie met deze laatste een vergro-
ting van de amplitude voortbrengt.
De oorspronkelijke getijgolf, die vanuit het
Noorden komt, deelt haar halfdaagse karak-
Het is in dat amfidromisch stelsel dat de
sche en de Nederlandse Kust tot aan het
eiland Texel wordt beheerst door de zuidelijke resonantiezone van de Noordzee (the
Flemish Bight) waartoe het B.C.P. behoort,
en waarvan het amfidromisch punt C gesitueerd is op 52°32' NB en 20°55'EL, onge8