Het kerstboomfeest van

Het kerstboomfeest van Pippi
Kijk ook op
www.ploegsma.nl
www.astridlindgren.se
ISBN 978 90 216 7343 1 / NUR 227
Oorspronkelijke titel: ‘Pippi har julgransplundring’
Verschenen bij: Rabén & Sjögren, Stockholm 2011
© Tekst: Astrid Lindgren 1950 / Saltkråkan AB
© Illustraties: Ingrid Vang Nyman 1950 / Saltkråkan AB
Vertaling: Maydo van Marwijk Kooy
Vormgeving: Studio Cursief, Irma Hornman
© Nederlandse uitgave: Uitgeverij Ploegsma bv, Amsterdam 2014
Alle rechten voorbehouden.
Astrid Lindgren
Het kerstboomfeest van
Met tekeningen van Ingrid Vang Nyman
Uitgeverij Ploegsma Amsterdam
Plunderfeest!
In Zweden houden ze erg van kerstmis vieren. Op 13 januari,
als daar de kerstboom de deur uitgaat, vieren ze opnieuw feest.
Dan wordt er gezongen en er worden spelletjes gedaan, en daarna wordt de kerstboom geplunderd. De versiering wordt uit de
boom gehaald en het laatste lekkers wordt opgegeten.
Op een dag in de kerstvakantie gebeurde er iets leuks in het
stadje waar Pippi woonde. Aan de deur van het stadhuis bij
het plein hing een groot aanplakbiljet:
Dat had Pippi natuurlijk niet zelf geschreven. Zij wist heus
niet hoe je ‘kerstboomplunderfeest’ moest schrijven. Tommy
had haar geholpen.
De hele dag stonden er kinderen voor het stadhuis. Ze
spelden wat er stond, en als ze klaar waren met lezen, juichten ze. Dan renden ze snel naar huis om hun moeders over de
uitnodiging te vertellen en te vragen of ze erheen mochten.
Tommy en Annika wisten allang dat Pippi een kerstboomplunderfeest zou geven, maar ze waren net zo ongeduldig
als de anderen. Ze zaten thuis te wachten tot het avond was.
Anders waren ze altijd de hele dag bij Pippi, maar nu had
9
Pippi gezegd dat ze in haar eentje alles wilde voorbereiden.
Er was die vakantie veel sneeuw gevallen, maar toen alle kinderen ’s avonds op weg gingen naar Villa Kakelbont, was er
een heldere sterrenlucht, er stond geen zuchtje wind en het
was precies koud genoeg. Vooraan in de rij kinderen liepen
Tommy en Annika. Maar toen Tommy het tuinhek van Villa
Kakelbont had opengedaan, bleef hij stokstijf staan. Hoe kon
dat nou? Er brandde helemaal geen licht in Villa Kakelbont,
nog niet het kleinste kaarsje. Het huis lag doodstil tussen de
met sneeuw bedekte bomen. Het leek wel verlaten.
De kinderen waren opeens bezorgd.
‘Misschien zijn we op de verkeerde avond gekomen,’ zei
een klein jongetje.
‘Misschien moeten we morgenvond pas de kerstboom
plunderen.’
O, wat een teleurstelling! Ze hadden zich er zo op verheugd…
Tommy rende naar de veranda en voelde aan de deur. Die
was op slot! Een klein meisje werd zo verdrietig dat ze begon
te huilen.
10
Oh, wat een kerstboom!
Er zat niets anders op dan weer naar huis te gaan. Ze liepen
naar het hek – een sombere groep kinderen die probeerden
niet te laten zien hoe verdrietig ze waren. Toen kwam meneer Nilsson, Pippi’s aapje, aanrennen. Hij had een dik winterpakje aan. Dat had Pippi voor hem genaaid zodat hij het
niet koud zou krijgen in de wintersneeuw. Meneer Nilsson
sprong op Tommy’s schouder en gaf hem een briefje.
‘Pippi heeft vast een verrassing bedacht,’ zei Tommy blij en
hij las het briefje.
Daarop stond met grote letters:
11
De spelling was vreemd, maar Tommy begreep dat het betekende: ‘Volg het spoor en eet het op.’
Welk spoor? En wat bedoelde ze met ‘eet het op’? Je kon
een spoor toch niet opeten?
‘Kijk,’ riep Tommy plotseling, ‘daar! In de sneeuw!’
En ja hoor, door de sneeuw kronkelde een spoor van rode
snoepjes, dat verdween om de hoek van Villa Kakelbont. Een
minuut later hadden de kinderen het spoor tot aan de hoek
12
van het huis opgegeten en daarachter... Daarachter bleven de
snoepjes bijna in hun keel steken, zo verbaasd waren ze.
‘Wat een kerstboom,’ fluisterde Annika, ‘oh, wat een kerstboom!’
En zo was het. In de tuin van Pippi groeiden een heleboel
bomen en midden achter het huis stond een spar – een hoge,
mooie, donkergroene spar. Hij stond daar te stralen in het
kaarslicht, en er zaten niet van die kleine kaarsjes in maar
13
grote, stevige kaarsen, die de hele boom verlichtten. En er zat
nog meer in de boom.
Er hingen koekenmannetjes in, en gevlochten mandjes van
glanzende stroken papier, en kerstkransjes en reuzenbonbons en massa’s, massa’s vlaggetjes – allemaal nog groter dan
anders.
En het vreemdste van alles was: er hingen een heleboel
cadeautjes in!
De kinderen waren helemaal stil, maar daarna begonnen
ze te joelen.
‘O, wat is Pippi toch lief!’ riepen ze.
14
15
Pippi en Elof
Waar was Pippi eigenlijk? Ze hadden haar nog steeds niet
gezien. Maar vlak naast de boom stond een iglo, die Pippi,
Tommy en Annika hadden gebouwd. Nu scheen er licht door
de spleten en stak er een rood hoofd door de ingang naar
buiten.
‘Wil er iemand chocolademelk en taart, voor we om de
kerstboom gaan dansen?’ riep Pippi.
Alle kinderen wilden chocolademelk en taart. Achter elkaar aan kropen ze naar binnen.
‘Wat hebben we toch een mooie sneeuwhut gebouwd,’ zei
Tommy tevreden terwijl hij tussen de anderen op de grond
zat. Daar was iedereen het mee eens, het was echt een prachthut. Pippi had een grote ketel dampende chocolademelk
midden op de grond gezet en een heleboel taarten. Ze wilde
net gaan inschenken, toen ze door een van de spleten naar
buiten keek en bij de hoek van het huis een klein jongetje zag
16
staan. Hij woonde pas een paar dagen in het kleine stadje en
kende Pippi nog niet. Daarom dacht hij dat hij natuurlijk
niet voor Pippi’s feestje was uitgenodigd. Hij had de hele dag
al een brok in zijn keel, en toen het avond werd, kon hij het
niet laten om achter de anderen aan te lopen. Alleen maar
om even te kijken. Het was niet de bedoeling dat iemand hem
zou zien.
Nu stond hij daar bij de hoek van het huis naar de prachtige kerstboom en de sneeuwhut te kijken, waarin de kinderen
zaten te lachen en te praten, en toen voelde hij plotseling zo’n
17
vreselijk grote brok in zijn keel dat het pijn deed. Dat was het
moment dat Pippi hem zag. Het kleine jongetje schrok toen
Pippi de hut uit kwam kruipen. Hij wilde weghollen, maar
op de een of andere manier lukte dat niet.
‘En wie ben jij?’ vroeg Pippi.
‘Ik heet Elof,’ zei het jongetje. ‘Ik... zal nergens aankomen.’
Toen zei hij snel: ‘Ik wilde vragen of ik ook even in de hut
mag komen, als ik beloof dat ik niets zal eten?’
Het glipte er zo uit, voor hij tijd had om na te denken. Want
hij wilde zo graag met de anderen in de hut zitten, al was het
maar eventjes.
‘Geen sprake van,’ zei Pippi.
Ja, Elof had natuurlijk niet anders verwacht. Maar de brok
in zijn keel werd nog een stukje groter.
18
‘Als je belooft om niets te eten, mag je absoluut niet in de
hut komen,’ zei Pippi. ‘Maar als je belooft om het meest te
eten van allemaal, dan ben je van harte welkom.’
Toen duwde ze Elof de hut in. Daar zat hij al gauw tussen
de anderen op de grond en dronk zo veel chocolademelk en
at zo veel taart dat er geen plaats meer was voor een brok in
zijn keel, en zijn ogen schitterden net zoals de kaarsen die
Pippi had vastgemaakt in de sneeuwmuren.
19
Hoe Pippi een hond kreeg
Maar er was nog iemand die op Pippi’s kerstboomplunderfeest wilde komen. De kinderen zaten nog maar nauwelijks
toen er uit de tuin een jankend geluid kwam dat ontzettend
verdrietig klonk. Op een bergje sneeuw zat een harig zwart
hondje zielig te kijken. Pippi strekte haar armen naar hem
uit.
‘Kom maar bij Pippi. Vertel me alles,’ zei ze. En geloof het
of niet, het hondje was met twee sprongen bij haar en kroop
bij haar op schoot, alsof hij daar zijn hele leven al naar verlangd had. Hij piepte en jankte druk alsof hij uit wilde leggen
waarom hij zo verdrietig was.
‘O, daarom!’ zei Pippi. ‘Wat zielig!’
‘Wat bedoel je met daarom, Pippi?’ vroeg Tommy. ‘ Begrijp
je echt wat hij zegt?’
‘Waarom zou ik het niet begrijpen als iemand mij in prima Zweeds iets vertelt?’ zei Pippi. ‘Hij zegt dat hij Pärk heet
20
en dat hij helemaal alleen is en niemand heeft die voor hem
zorgt en dat hij al drie dagen door de sneeuw loopt en zo
verschrikkelijk veel honger en dorst heeft dat hij graag mijn
hond wil zijn, als dat mag.’
‘Ah, Pippi, dat mag toch wel?’ vroeg Annika smekend.
Pippi nam het hoofd van Pärk tussen haar handen en keek
hem recht in zijn ogen.
21
‘Dat mag,’ zei ze.
Pärk sprong een gat in de lucht en blafte en kwispelde en
probeerde over Pippi’s vlechten en voorhoofd en wangen te
likken en toen rolden ze samen door de sneeuw tot Pärk niet
meer een zwart, verdrietig hondje was, maar een vrolijke,
witte hond met een vacht vol sneeuw. Pippi rende Villa Kakelbont in om een paar stukken vlees te halen die Pärk kreeg
in plaats van slagroomtaart, en een grote bak melk om te
drinken. Dolblij bleef hij de hele avond tussen de kinderen de
sneeuwhut in en uit kruipen en gooide in zijn enthousiasme
een hele slagroomtaart om.
‘Stel je voor, Pippi,’ zei Tommy, ‘nu heb je een hond en een
paard en een aap in Villa Kakelbont.’
22
‘Ja, en nu hoef ik alleen nog maar een krokodil en een paar
ratelslangen,’ zei Pippi tevreden.
‘Nee, Pippi, neem alsjeblieft geen ratelslangen,’ riep Annika
geschrokken. ‘Dan durf ik nooit meer bij je te komen.’
‘Je weet maar nooit,’ zei Pippi. ‘Op een mooie avond komt
er misschien een huilende ratelslang op bezoek, die vraagt of
hij bij me mag blijven als halsketting.’
‘O, wat eng,’ zei Elof. ‘Wat zeg je dan, Pippi?’
‘Ik kan nooit nee zeggen,’ zei Pippi. ‘Tegen de ratelslang zeg
ik waarschijnlijk ook dat het mag.’
‘Brrr,’ zei Annika.
‘Komt tijd, komt raad,’ zei Pippi vrolijk. ‘Nu gaan we nog
wat taart eten.’
23
24