Addendum bij Wmo-beleidsplan 2012-2015 Verder bouwen aan een zorgzaam Lingewaard: Verantwoordelijkheid leggen waar het hoort en ondersteunen waar het nodig is Gemeente Lingewaard Afdeling Beleids- en Projectontwikkeling September 2014 1 Inhoud 1. INLEIDING ............................................................................................................................................................... 3 2. DE WMO VERANDERT: NIEUWE TAKEN ERBIJ, NIEUW BELEID ........................................................... 4 2.1. 2.2. 2.3. 3. AANPASSING TERMINOLOGIE WMO-BELEID 2015 .................................................................................... 6 3.1. 3.2. 3.3. 4. UITBREIDING VAN HET BEGRIP ‘MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING’ .............................................................. 6 UITBREIDEN VAN STRATEGISCHE WMO-BELEIDSDOELSTELLING LINGEWAARD 2015 .......................................... 6 MAATWERK IN PLAATS VAN COMPENSATIE .......................................................................................................... 6 AANVULLING SPEERPUNTEN 2015 .................................................................................................................. 8 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 5. WETSWIJZIGING ................................................................................................................................................... 4 BELEIDSAANPASSING ........................................................................................................................................... 4 GEMEENTELIJKE DOCUMENTATIE VOOR DE UITVOERING VAN DE WMO IN 2015 .................................................. 5 VOORKOMEN EN BESTRIJDEN VAN HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING .............................................. 8 VEILIGE WOONOMGEVING BIEDEN (BESCHERMD WONEN EN OPVANG) ................................................................. 8 HET BIEDEN VAN KOSTELOZE OBJECTIEVE (ONAFHANKELIJKE) CLIËNTONDERSTEUNING .................................... 9 SAMENWERKING MET ZORGVERZEKERAARS EN ZORGAANBIEDERS.................................................................... 10 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN ...................................................................................................................... 11 INWONERSPARTICIPATIE .................................................................................................................................... 12 AANPASSING ONDERZOEK ONDER INWONERS .................................................................................................... 13 RANDVOORWAARDEN ...................................................................................................................................... 14 5.1. 5.2. 5.3. UITVOERING....................................................................................................................................................... 14 FINANCIËN ......................................................................................................................................................... 14 MONITORING EN EVALUATIE ............................................................................................................................. 15 2 1. Inleiding De komende jaren worden verschillende veranderingen doorgevoerd op het brede terrein van de maatschappelijke zorg en ondersteuning. Door de invoering van de Participatiewet en de Jeugdwet, de veranderingen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en rond passend onderwijs, krijgt de gemeente een veel grotere verantwoordelijkheid in het sociale domein. In diverse documenten heeft de gemeente Lingewaard beleid geformuleerd om de veranderingen tegemoet te treden. Dit document betreft een aanvulling op het reeds bestaande beleidsplan 2012-2015 voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor de duur van het overgangsjaar 2015. Sinds 1 januari 2007 zijn gemeenten op grond van de Wmo verantwoordelijk voor het vormgeven van maatschappelijke ondersteuning. De Wet maatschappelijke ondersteuning bepaalt dat iedereen moet kunnen meedoen in de samenleving. Iedereen moet zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Als gemeente zijn wij verantwoordelijk voor de organisatie van hulp, begeleiding en ondersteuning die nodig is om te zorgen dat dit ook mogelijk is voor onze inwoners. De acties die wij daartoe ondernemen zijn opgenomen in het huidige Wmo-beleidsplan 2012-2015. Dit beleidsplan wordt in 2015 geëvalueerd ter voorbereiding op het opstellen van een nieuw beleidsplan voor de periode 2016-2019. De reden om voor de duur van één jaar een aanvulling op te stellen ligt in het feit dat de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) wijzigt met ingang van 2015. Vanaf 1 januari 2015 wordt een nieuwe wet van kracht, die de huidige Wmo vervangt, namelijk de “Regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015)”. Als uitgangspunt in de Wmo 2015 geldt dat zelfredzaamheid en meedoen in de samenleving een verantwoordelijkheid is van mensen zelf. Gemeenten zijn gehouden, ter ondersteuning van mensen die niet volledig zelf kunnen voorzien in hun zelfredzaamheid en participatie of behoefte hebben aan beschermd wonen of opvang, beleid te maken. Dit beleid omvat plannen met betrekking tot het bevorderen van mantelzorg en het aanbieden van algemene voorzieningen waarmee mensen met een beperking, chronische psychische of psychologische problemen worden ondersteund bij hun participatie en zelfredzaamheid. Wanneer iemand naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders (B&W) niet in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en onvoldoende is geholpen met de inzet van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, beslist het college tot het verstrekken van een (individuele) maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening moet rekening houden met de uitkomsten van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en een passende bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de betrokkene, en deze in staat stellen zo lang mogelijk in de eigen 1 leefomgeving te blijven wonen. Het huidige Wmo-beleidsplan 2012-2015 is langs de meetlat van de nieuwe wettekst gelegd, in het bijzonder artikel 2.1.2 waarin is opgenomen welke onderwerpen het gemeentebestuur in een beleidsplan moet uitwerken. Op grond van de nieuwe wettekst moet de gemeenteraad over een klein aantal aanvullende onderwerpen nog uitspraken op beleidsniveau doen voor de periode vanaf 2015. Het merendeel van de nieuwe wet wordt al gedekt door ons huidige beleidsplan, aangezien de voorgenomen wijzigingen al langere tijd in grote lijnen bekend zijn. Daarom wordt nu alleen een aanvulling op het huidige beleid gedaan. Zoals hierboven vermeld wordt een geheel nieuw beleidsplan opgesteld voor de periode vanaf 2016. 1 Memorie van Toelichting van de Wmo 2015, artikel 1.3 3 2. De Wmo verandert: nieuwe taken erbij, nieuw beleid 2.1. Wetswijziging De wetswijziging is een gevolg van de landelijke hervormingen in de langdurige zorg. Deze hervormingen leiden tot aanpassingen in zowel de Wmo als de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De huidige Wmo wordt vervangen door een nieuwe wet, namelijk de “Wet maatschappelijke ondersteuning 2015”. Gemeenten krijgen vanaf 1 januari 2015 een bredere verantwoordelijkheid voor de deelname van mensen met een beperking of psychische problematiek aan het maatschappelijke verkeer (participatie) en het bieden van passende ondersteuning waarmee mensen in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden (zelfredzaamheid). Daarnaast wordt de gemeente verantwoordelijk voor beschermd wonen. Mensen die tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe Wmo voor hun begeleiding – gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid – een beroep kunnen doen op de AWBZ, kunnen zich ná de inwerkingtreding van de nieuwe Wmo wenden tot de gemeente. Voor een kleine groep inwoners is de gemeente ook verantwoordelijk voor het bieden van persoonlijke verzorging, namelijk wanneer de verzorging in het verlengde van de begeleiding wordt geleverd en daarmee samenhangt. De AWBZ-termen ‘begeleiding’ en ‘verzorging’ vervallen overigens in de nieuwe Wmo. Het jaar 2015 is een overgangsjaar voor de nieuwe gemeentelijke taken. Mensen met een geldig indicatiebesluit voor 2015 behouden in dat jaar hun ondersteuning op grond van de huidige AWBZ of tot het moment dat de indicatie ophoudt (dat kan ook in de loop van 2015 zijn, of – in sommige gevallen – later dan 2015). 2.2. Beleidsaanpassing De nieuwe wet is aanleiding om enkele begripsbepalingen uit het huidige Wmo-beleidsplan te herzien. Dit is onderdeel van hoofdstuk 3. De nieuwe wettekst is daarnaast aanleiding om voor enkele onderwerpen aanvullend beleid op te stellen. De Wmo bepaalt in artikel 2.1.2, lid 1 dat ‘de gemeenteraad periodiek een plan vaststelt met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning’. In de wet is vervolgens op diverse plekken opgenomen welke onderwerpen in het beleidsplan tot uiting moeten komen. Volgens de Memorie van Toelichting op de wet moet het beleidsplan, op basis van een goede analyse van de bestaande situatie, op hoofdlijnen de beleidsvoornemens bevatten, op basis waarvan het college besluiten kan nemen of handelingen kan verrichten. Onderstaande onderwerpen komen nog niet (of onvoldoende) in het Wmo-beleidsplan 2012-2015 tot uiting: 1. Voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld en kindermishandeling; 2. Veilige woonomgeving bieden (beschermd wonen en opvang); 3. Het bieden van kosteloze cliëntondersteuning; 4. Samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders met het oog op een zo integraal mogelijke dienstverlening; 5. Wijze van toepassing van de mogelijkheid om inwoners een tegemoetkoming te bieden voor aannemelijke meerkosten die verband houden met zelfredzaamheid en participatie. Daarnaast bevat de nieuwe wet enkele wijzigingen in onderwerpen die al onderdeel uitmaken van de huidige gemeentelijke verantwoordelijkheid, maar die vanaf 2015 een andere invulling kunnen krijgen, te weten: 6. Inwonersparticipatie; 7. Klanttevredenheidsonderzoek wordt klantervaringsonderzoek. In hoofdstuk 4 worden voor deze zeven onderwerpen de beleidsvoornemens voor het jaar 2015 uitgewerkt. Tot slot mag niet onvermeld blijven dat de Wmo het college van B&W opdraagt zorg te dragen voor de organisatie van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK). Het oprichten van het AMHK wordt regionaal opgepakt en uitgewerkt. 4 2.3. Gemeentelijke documentatie voor de uitvoering van de Wmo in 2015 Op grond van de wet moet de gemeenteraad in elk geval een beleidsplan en een verordening vaststellen. Het beleidsplan bevat de beleidsvoornemens van het gemeentebestuur op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. De verordening bevat de regels die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het beleidsplan en de door het college van burgemeester en wethouders ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen. Naast deze twee documenten kunnen de gemeenteraad of het college van B&W nog andere documenten vaststellen. Hieronder wordt schematisch weergegeven welke formele documenten geldig zijn voor de uitvoering van de gemeente Lingewaard van de Wmo in het jaar 2015: Rijk Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 Eventuele nog te verschijnen maatregelen van bestuur of ministeriële regelingen. Gemeenteraad Wmo-beleidsplan 20122015 Regionale en lokale visie op begeleiding 2012 Addendum bij Wmobeleidsplan 2012-2015 (= dit document) Wmo-verordening 2015 (nog vast te stellen in november 2014) College van B&W Wmo-uitvoeringsplan 2012-2015 (wordt jaarlijks geactualiseerd) Keuzenotitie Transformatie sociaal domein 2013 (waarin de verbinding gelegd wordt tussen de Wmo en aanpalende wetten in het sociaal domein) Diverse beleidsnotities op onderliggende onderwerpen, o.a. mantelzorg- en vrijwilligersondersteuning, sport, cultuur, jongerenwerk. Deze dienen o.a. als onderlegger voor het verstrekken van subsidies. Besluit Wmo 2015 (werktitel, nog op te stellen ter uitwerking van de Wmo-verordening 2015). 5 3. Aanpassing terminologie Wmo-beleid 2015 3.1. Uitbreiding van het begrip ‘maatschappelijke ondersteuning’ Het gemeentebestuur moet zorgdragen voor maatschappelijke ondersteuning en voor de kwaliteit en continuïteit van de voorzieningen. In de Wmo 2015 is het begrip maatschappelijke ondersteuning breder gedefinieerd dan in de huidige wettekst. Daarom hanteren we vanaf 2015 de nieuwe begripsbepaling. Wijziging 1: Onder ‘maatschappelijke ondersteuning’ verstaan wij vanaf 1 januari 2015 hetgeen in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 is opgenomen: 1. Het bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, 2. Ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving, 3. Bieden van beschermd wonen en opvang. 3.2. Uitbreiden van strategische Wmo-beleidsdoelstelling Lingewaard 2015 Naar aanleiding van de aangepaste begripsbepaling is het nodig de strategische beleidsdoelstelling, zoals opgenomen in het Wmo-beleidsplan 2012-2015 uit te breiden met de begrippen zelfredzaamheid en beschermd wonen. De doelstelling wordt dan als volgt geformuleerd, waarbij de nieuwe elementen gearceerd zijn: Wijziging 2: strategische beleidsdoelstelling: Het bevorderen van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van alle inwoners, al of niet geholpen door hun eigen netwerk (vrienden, familie of bekenden). Daar waar mensen dit niet zelf georganiseerd krijgen, biedt de gemeente ondersteuning door onder andere: • het stimuleren van de eigen kracht en de zelfredzaamheid van burgers; • het vergroten van het zelfregelend vermogen van de samenleving (civil society); • het stimuleren van een andere manier van werken bij maatschappelijke organisaties; • het bevorderen van de sociale contacten tussen burgers; • het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; • het bieden van collectieve en aanvullend individuele voorzieningen aan burgers met een beperking (in welke vorm dan ook), mantelzorgers en vrijwilligers t.b.v. het zelfstandig functioneren en deelname aan het maatschappelijk verkeer en/of het beschermd wonen. 3.3. Maatwerk in plaats van compensatie Bij het verstrekken van individuele voorzieningen aan inwoners, staat in de huidige Wmo het compensatiebeginsel centraal. Het compensatiebeginsel omvat het treffen van voorzieningen bij het voeren van een huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het lokaal verplaatsen per vervoermiddel en het hebben van sociale contacten. Niet voorgeschreven is op welke manier gemeenten de voorzieningen vorm geven. Gemeenten zijn dus niet verplicht om bij een bepaalde beperking een vaste voorziening te bieden, maar om een dusdanige maatregel te nemen dat de beperking optimaal wordt gecompenseerd. Niet het middel (de voorziening), maar het resultaat staat voorop. Elke vorm van ondersteuning die ertoe leidt dat mensen in staat zijn om de gewenste resultaten te realiseren volstaat. De ‘compensatieplicht’ op grond van de huidige Wmo komt in de nieuwe wet te vervallen. In plaats daarvan wordt de term ‘maatwerkvoorziening’ geïntroduceerd. In de Memorie van Toelichting bij de wet is hierover o.m. het volgende opgenomen: “De verplichting om maatwerk te leveren, is in het wetsvoorstel ruimer geformuleerd dan de compensatieplicht in de [huidige] Wmo en ziet op alle gevallen waarin iemand problemen heeft met zijn zelfredzaamheid en participatie, of beschermd wonen of opvang nodig heeft. De maatwerkvoorziening is aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen en vormt samen met de inzet van eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk. 6 Wanneer mensen voldoen aan de voorwaarden, hebben zij het recht om te kiezen voor een persoonsgebonden budget waarmee zij zelf de ondersteuning kunnen regelen die tot de maatwerkvoorziening behoort. Uitgangspunt is een proces waarin de gemeente en de persoon met een ondersteuningsbehoefte in samenspraak diens situatie in kaart brengen en op basis daarvan bezien op welke wijze de zelfredzaamheid en participatie van betrokkene kan worden versterkt.” In het Wmo-beleidsplan 2012-2015 is het streven naar maatwerk al nadrukkelijk opgenomen, waarbij is gesteld dat inzet van het eigen netwerk en gebruik maken van algemene en collectieve voorzieningen onderdeel uit kan maken van de ondersteuning. Dit wordt nu bekrachtigd in de nieuwe wet. Voor het huidige Wmo-beleidsplan 2012-2015 is als enige aanpassing nodig dat de term compensatiebeginsel komt te vervallen en wordt vervangen door de term maatwerkvoorziening. Wijziging 3: Compensatiebeginsel als begrip vervalt. Vanaf 2015 geldt als uitgangspunt het bieden van een maatwerkvoorziening volgens de begripsbepaling uit artikel 1.1.1 Wmo 2015: “Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen: 1. Ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, 2. Ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen, 3. Ten behoeve van beschermd wonen en opvang.” 7 4. Aanvulling speerpunten 2015 In dit hoofdstuk worden de nieuwe aanvullende speerpunten en daarbij behorende acties benoemd voor het jaar 2015. De uitwerking van de actiepunten valt onder de verantwoordelijkheid van het college van B&W als onderdeel van het jaarlijkse Wmo-uitvoeringsplan. 4.1. Voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld en kindermishandeling Nog steeds zijn de cijfers over het aantal kinderen, volwassenen of ouderen dat jaarlijks slachtoffer is van huiselijk geweld of kindermishandeling schrikbarend hoog. Belangrijk bij de bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling is een multidisciplinaire ketenaanpak. Met de decentralisaties in het sociaal domein wordt de gemeente verantwoordelijk voor de hulp en ondersteuning van jeugdigen en grotere groepen volwassenen. Met het organiseren van deze hulp en ondersteuning volgens de principes van “één gezin één plan” is de gemeente een belangrijke partner in de keten geworden. In de recent opgestelde Regiovisie – Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 20152019 zijn de rollen en taken van de regiogemeenten en de centrumgemeente beschreven. Acties: A. De gemeente richt zich in de keten vooral op preventie, vroegsignalering en melding en op nazorg dicht bij huis. Gemeentelijke activiteiten in 2015: - op de agenda houden van het onderwerp en thema’s daarbinnen bij lokale organisaties en professionals via o.a. de Wet meldcode; - aanpak van kindermishandeling expliciet uitwerken in het lokale Wmo-uitvoeringsplan in samenhang met de nieuwe jeugdwettaken; - toegankelijk maken van kennis en ondersteuning op het gebied van signalering, kindcheck, risicogroepen en toepassen van de wet Meldcode voor professionals ‘in de wijk’; - bieden van voldoende en adequate ondersteuning / ambulante begeleiding dicht bij huis. B. Lingewaard maakt vanaf 2015 gebruik van het nieuwe regionale AMHK. De gemeenten krijgt via de Jeugdwet en in de nieuwe Wmo de verplichting tot oprichting van een AMHK door fusie van de huidige AMK’s en SHG’s. Dit fusieproces is regionaal opgepakt. Financieringsstromen ten behoeve van het AMHK verlopen enerzijds via centrumgemeente Arnhem voor wat betreft de middelen ‘Vrouwenopvang’ en anderzijds via de gemeentelijke jeugdmiddelen die voorheen beschikbaar waren voor het BJZ-AMK. 4.2. Veilige woonomgeving bieden (beschermd wonen en opvang) Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychische aandoening (zoals nu is opgenomen in Zorgzwaartepakket (ZZP) GGZ categorie C op grond van de AWBZ). Het gaat om personen bij wie ‘op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermende woonomgeving’ centraal staat. Onder beschermd wonen wordt in de Wmo 2015 verstaan: wonen in een accommodatie van een instelling; met het daarbij behorende toezicht en begeleiding; gericht op het bevorderen en herstel van zelfredzaamheid en participatie; gericht op het bevorderen van het psychisch en psychosociaal functioneren; gericht op stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld; gericht op het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast; gericht op het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen; bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Voor het bieden van beschermd wonen kan aanleiding bestaan indien iemand er vanwege psychische problematiek niet in slaagt om zelfstandig te wonen zonder de directe nabijheid van 24 uur per dag toezicht of ondersteuning. Tot nu toe wonen veel mensen die zich vanwege psychische problemen niet zelfstandig kunnen handhaven in regionale instellingen voor beschermd wonen (RIBW). 8 De aanspraak op beschermd wonen die in de AWBZ vervalt, is een aanspraak op intramurale zorg (de aanspraak valt in het Besluit zorgaanspraken onder de functie verblijf). De betreffende groep cliënten verblijft – soms gedurende vele jaren – in een instelling voor beschermd wonen. Uit een oogpunt van zorgvuldige belangenafweging en de implementatielast voor gemeenten is voorzien in een overgangstermijn die ten minste vijf volle kalenderjaren zal belopen, of, indien de lopende indicatie voor een kortere periode geldt, voor de nog resterende duur van die indicatie. De komende jaren beziet de minister zorgvuldig op welke wijze deze zorg in de verdere toekomst vorm kan worden gegeven. Nadat dit onderzoek is afgerond en daarover besluiten zijn genomen, en eventueel wetgeving is aangepast, kan vervolgens bij koninklijk besluit worden voorzien in vaststelling van een tijdstip waarop de gemeente geheel verantwoordelijk wordt voor de wijze waarop de betrokken cliënten worden ondersteund en waarop dientengevolge de overgangsregeling voor deze mensen kan vervallen. Voorzien wordt dat na afloop van de overgangsperiode deze taak onder de lokale verantwoordelijkheid van alle individuele gemeenten komt te vallen. Daarna speelt de vraag of en hoe gemeenten regionaal blijven samenwerken op dit onderdeel. Vooralsnog worden de 43 centrumgemeenten maatschappelijke opvang materieel verantwoordelijk voor beschermd wonen. Het budget voor beschermd wonen wordt zonder korting gedecentraliseerd naar centrumgemeenten. De regie voor plaatsing van cliënten ligt bij de centrumgemeenten. Voor onze regio is Arnhem de centrumgemeente. Regionaal is gekozen voor contractverlenging met de huidige aanbieders van beschermd wonen. Daarnaast wordt dit jaar een regionaal multidisciplinair team ingesteld, dat fungeert als toegangspoort tot deze voorziening. Wanneer iemand in Lingewaard in een beschermde woonomgeving woont is aandacht nodig voor invulling van de eventuele extramurale ondersteuning die vanaf 2015 onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid valt en voor mogelijke ondersteuning bij het aangaan van sociale contacten en het opbouwen van een eigen sociaal netwerk in de nieuwe woonomgeving. Om de gemeenten in staat te stellen tijdig, en zonder dat de betrokken inwoner zich daartoe eerst moet melden, het vereiste onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de betrokkene te kunnen doen, zijn de zorgkantoren op grond van de nieuwe Wmo verplicht zo spoedig mogelijk de relevante gegevens over de zorgbehoefte en zorgconsumptie van betrokkene te verstrekken aan de gemeente waar die persoon woont. Actie: Voor de duur van het wettelijke overgangsrecht (drie tot vijf jaar) sluit Lingewaard aan bij het beleid van centrumgemeente Arnhem voor beschermd wonen. In 2015 wordt indien nodig een vraagverhelderend gesprek gevoerd met inwoners die in Lingewaard in een beschermde woonomgeving verblijven en die aanvullende ondersteuning nodig hebben op grond van de nieuwe Wmo. 4.3. Het bieden van kosteloze objectieve (onafhankelijke) cliëntondersteuning In de Wmo 2015 is de cliëntondersteuning geregeld voor het gehele sociale domein. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat cliëntondersteuning beschikbaar is voor cliënten die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben of problemen hebben op andere terreinen binnen het sociale domein, bijvoorbeeld op het gebied van jeugd en gezin, werk en inkomen of schuldenproblematiek. Daarbij dient de gemeente zich niet te beperken tot de voorzieningen waarvoor zij zelf geheel of gedeeltelijk verantwoordelijk is, maar ook informatie, advies en kortdurende ondersteuning te geven over relevante aanpalende domeinen, zoals zorg, wonen en onderwijs. Volgens de definitie van het ministerie van VWS is cliëntondersteuning: “De ondersteuning van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Cliëntondersteuning heeft de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) tot doel, ten einde de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. Dit kan informatie en advies, maar vooral ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij keuzes op diverse levensterreinen omvatten. Cliëntondersteuning richt zich op ondersteuning en oplossingen op lokaal niveau met gebruik van sociale verbanden.” Op dit moment zijn gemeenten op grond van de huidige Wmo verantwoordelijk voor de cliëntondersteuning van alle inwoners en richten zij zich met name op ouderen en de GGZ-doelgroep. In de huidige situatie wordt de cliëntondersteuning voor mensen met een handicap nog uitgevoerd door de MEE-organisaties, op basis van een AWBZ-subsidieregeling. 9 Per 1 januari 2015 zijn gemeenten op grond van de Wmo 2015 verplicht om cliëntondersteuning als kosteloze algemene voorziening te organiseren voor alle (groepen) inwoners. De budgetten die vanuit de AWBZ gemoeid waren met cliëntondersteuning voor mensen met een handicap, worden overgeheveld naar gemeenten. Landelijk zijn er bestuurlijke afspraken tussen de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het ministerie van Volksgezondheid en Sport (VWS) en MEE Nederland. Daarin is onder meer opgenomen dat gemeenten voor continuïteit van de ondersteuning van cliënten moeten zorgen en daarover afspraken moeten maken met de regionaal en lokaal werkende MEE organisaties. Actie: In de programmabegroting 2015 wordt binnen het sociaal deelfonds een bedrag gereserveerd voor cliëntondersteuning. Voor het jaar 2015 heeft het college van B&W overgangsafspraken gemaakt met MEE Gelderse Poort. Hiertoe is binnen het sociaal deelfonds in 2015 een bedrag van € 346.000 voor dit onderwerp beklemd binnen het sociaal deelfonds. In 2015 werkt het college nader uit hoe zij cliëntondersteuning lokaal invult vanaf 2016. 4.4. Samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders De samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars gebeurt binnen de huidige Wmo ad hoc en is minimaal. Dit komt vanwege het feit dat de wetten die tot nog toe door deze twee instanties worden uitgevoerd vrij strikt te scheiden zijn: de gemeente is voor welzijn en de lichte ondersteuning in en om het huis (bijvoorbeeld hulp bij het huishouden en vervoersvoorziening). De meest nauwe link tussen de gemeente en het zorgkantoor en de zorgverzekeraars ligt in een andere wet die door de gemeente wordt uitgevoerd: de Wet publieke gezondheid (Wpg). Maar ook in dat kader is de samenwerking minimaal tot nihil. Vanwege de aanpassingen in de langdurige zorg belegt het rijk sommige onderdelen van de AWBZ in de nieuwe Wmo (dus bij gemeenten) en andere onderdelen in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de nieuwe Wet langdurige zorg (Wlz, uitgevoerd door de zorgverzekeraars). Daarmee worden zwaardere vormen van ondersteuning (extramurale zorg) bij de gemeenten neergelegd, die nauwer aansluiten bij ondersteuning die inwoners ontvangen vanuit de Wlz en Zvw. Om de samenwerking te garanderen heeft het rijk in de Wmo voor de gemeente en de Zvw en Wlz voor de zorgverzekeraar de wederzijdse verplichting opgenomen de samenwerking met elkaar aan te gaan in het belang van de afgestemde zorg aan de inwoner. Een belangrijk uitgangspunt voor het verlenen van zorg en ondersteuning van goede kwaliteit, is dat een inwoner geen onnodige hinder mag ondervinden van de verschillende stelsels van waaruit zorg of ondersteuning wordt verleend. Ook het beperken van het aantal verschillende aanbieders dat zorg en ondersteuning verleent aan één individuele cliënt behoort hiertoe. De samenhang in de praktijk wordt daarnaast ook gerealiseerd door afspraken tussen aanbieders die zijn gecontracteerd door zorgverzekeraars en (aanbieders die zijn gecontracteerd door) gemeenten. De afstemming van goede zorg en ondersteuning vindt daarom primair plaats op lokaal en regionaal niveau. Voor de transitie is een werkbaar afstemmingsmodel in de regio essentieel om tot samenhangende zorg en ondersteuning te komen. Deze afstemming tussen gemeenten en zorgverzekeraars wordt per Wmo-regio vormgegeven. Voor gemeenten is het namelijk niet mogelijk om met alle zorgverzekeraars afspraken te moeten maken, andersom kunnen zorgverzekeraars niet om tafel met alle gemeenten. Bij de wetsbehandeling van de Wmo 2015 is er daarnaast een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om de mogelijkheden in substitutie tussen zorg en ondersteuning te onderzoeken. Dit wordt de komende tijd verder opgepakt. Lingewaard hecht belang aan afstemming met de zorgverzekeraar van de wederzijdse rollen en verantwoordelijkheden op het gebied van integrale wijkgerichte aanpak; afhankelijkheden in de 0e, 1e en 2e lijn; preventie en gevolgen van de extramuralisering. Lingewaard maakt deel uit van de regio Arnhem. Voor deze regio is een overlegagenda opgesteld waarin de gemeenten in de regio Arnhem en de zorgverzekeraar Menzis op een aantal gebieden samen optrekken. 10 Actie: De gemeente Lingewaard sluit aan bij de regionale overlegagenda met zorgverzekeraar Menzis. In 2015 geeft het college van B&W uitwerking aan de onderstaande onderwerpen van de regionale overlegagenda: Op korte termijn: 1. Positionering wijkverpleegkundige 2. Gezamenlijke communicatie Ontwikkelen op korte termijn 3. Integrale wijkgerichte aanpak 4. Afhankelijkheden 0e, 1e en 2e lijn 5. Verbinden preventie 6. Verkenning gevolgen extramuralisering Verkennen op korte termijn 7. Verkenning transitievragen Jeugd en HLZ 8. Verkenning mogelijkheden invloed op doorverwijzing huisarts 9. Verkenning inrichting backoffice Randvoorwaarden a. Regionale afspraken b. Business cases c. Gezamenlijke taal/cliëntgroepen in beeld 4.5. Tegemoetkoming meerkosten De nieuwe Wmo biedt in artikel 2.1.7 de mogelijkheid om bij verordening te bepalen dat het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. Dit artikel vloeit voort uit een eerder besluit van de Eerste Kamer om de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de compensatie voor het verplicht eigen risico (CER), de korting op de eigen bijdrage bij intramurale zorg en, vanaf 2015, de korting op de eigen bijdrage extramurale zorg af te schaffen. De afschaffing geldt voor de Wtcg en de CER vanaf 1 januari 2014. Een belangrijke reden voor afschaffing is dat uit onderzoek van TNO in 2011 bleek dat de Wtcg en CER onvoldoende terecht kwamen bij de juiste mensen: een deel van de ontvangers bleek in de praktijk geen meerkosten te hebben, terwijl sommige mensen die geen tegemoetkoming ontvingen wel substantiële meerkosten hebben. De inkomensondersteuning wordt overgeheveld naar gemeenten, als onderdeel van ondersteuning op maat op basis van iemands persoonlijke situatie. De budgetten die met het afschaffen van de Wtcg en CER vrijvallen, worden na een korting overgeheveld naar het sociaal domein van het Gemeentefonds. Voor Lingewaard houden we in 2015 rekening met een bedrag van een € 390.000 voor het bieden van maatwerk een chronisch zieken en gehandicapten. Dit bedrag is vanuit het macrobudget berekend door een procentuele benadering toe te passen. Huidige rechthebbenden komen niet automatisch in aanmerking voor ondersteuning. Dit is ook nadrukkelijk niet de bedoeling aangezien de huidige regelingen ongericht zijn. Gemeenten staan voor de uitdaging om tot gericht maatwerk te komen en de mensen die het nodig hebben te ondersteunen. Gemeenten beschikken over beleids- en bestedingsruimte om het budget binnen het sociaal domein in te zetten: passend bij de individuele behoeften en mogelijkheden van de inwoner, gericht op zelfredzaamheid en participatie, via Wmo-voorzieningen of inkomenssteun (individuele bijzondere bijstand). Gemeenten kunnen met het totale budget van het sociaal domein burgers op maat te ondersteunen, waaronder burgers met een chronische ziekte en/of beperking en daarmee samenhangende meerkosten. De gemeenteraad moet expliciet in het lokale beleidsplan voor maatschappelijke ondersteuning de afweging opnemen of gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het verstrekken van een tegemoetkoming op 11 grond van dit wetsvoorstel. Indien de gemeente dit artikel niet toepast, moet worden gemotiveerd waarom niet. Wij kiezen ervoor dit artikel toe te passen en het college opdracht te geven een voorstel hiertoe uit te werken. Toepassing van dit artikel ligt in de lijn van de bestaande beleidsdocumenten, waarin gestreefd wordt naar maatwerk vanuit het principe ‘Iedereen doet mee en iedereen doet ertoe!’. Een extra motivering is te vinden in het Coalitieprogramma 2014-2018 van onze gemeente, waarin is opgenomen dat gewaakt moet worden voor het risico dat kwetsbaren in de samenleving de dupe worden van de sterk stijgende kosten. Er zijn diverse mogelijkheden om dit wetsartikel ten uitvoer te brengen. Het is aan het college van burgemeester en wethouders om dit besluit verder uit te werken. In een handreiking van het Transitiebureau Wmo zijn vijf opties uitgewerkt, die elk hun voors en tegens hebben: 1. de individuele bijzondere bijstand; 2. een collectieve (aanvullende) zorgverzekering; 3. een financiële tegemoetkoming vanuit de Wmo; 4. een verlaging van de eigen bijdrage voor Wmo voorzieningen; 5. een fonds voor ondersteuning van mensen met een chronische ziekte en/of beperking. De materie is complex, waarbij ook nog eens veel administratieve regels gelden. Daarom is het van belang een balans te vinden tussen de wens om maatwerk te leveren en de arbeidskosten die met de uitvoering daarvan gemoeid zijn. Actie: Het college van burgemeester en wethouders werkt in 2015 een voorstel uit, waarbij de tegemoetkoming aan inwoners met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 kan plaatsvinden. Het college zoekt daarbij de balans tussen enerzijds het bieden van maatwerk en anderzijds het beperken van de daarmee gemoeide uitvoeringskosten. Het college houdt rekening met de administratieve verplichtingen ten aanzien van de uit te keren tegemoetkoming. Daarmee gemoeide uitgaven moeten gedekt worden uit het sociaal deelfonds, passend binnen de programmabegroting 2015. Vooralsnog wordt binnen het sociaal deelfonds 2015 voor Lingewaard rekening gehouden met een bedrag van maximaal € 390.000 voor maatwerk aan chronisch zieken en gehandicapten. Dit bedrag is vanuit het macrobudget berekend door een procentuele benadering toe te passen. 4.6. Inwonersparticipatie De artikelen 11 en 12 van de huidige Wmo blijven volgens artikel 8.9 lid 5 van de nieuwe Wmo van toepassing op de voorbereiding en vaststelling van het beleidsplan (bedoeld in artikel 2.1.2) en de verordening (bedoeld in artikel 2.1.3). In de nieuwe wet is daarnaast concreet benoemd welke regels er in de Wmo-verordening moeten worden opgenomen over de wijze waarop periodiek met inwoners wordt overlegd. De Wmo-verordening zal in elk geval moeten regelen dat betrokkenen in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor het beleid te doen en vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen over ontwerpverordeningen en ontwerpbeleidsplannen; ook zal moeten worden voorzien in de ondersteuning van betrokkenen op zodanige wijze dat zij effectief aan het overleg kunnen deelnemen en in regels over de wijze waarop agendapunten daarvoor kunnen worden aangemeld; tot slot zal ook moeten worden geregeld hoe de benodigde informatie voor het overleg wordt verspreid. In de nieuwe Wmo-verordening wordt aan het college de opdracht en de bevoegdheid gegeven deze onderdelen te regelen en het beleid voor de Wmo op een interactieve wijze vorm te geven. De gemeenteraad heeft het voornemen om vanaf 2016 een nieuw beleidsplan te formuleren voor de maatschappelijke ondersteuning. Als onderdeel van de voorbereidingen hierop, alsmede als onderdeel van de evaluatie van het huidige Wmo-beleid, wordt in 2015 de werkwijze voor inwonersparticipatie rondom de beleidsvoorbereiding, -uitvoering en –evaluatie herijkt. Daarbij hoort ook een evaluatie van de huidige werkwijze met een Wmo-adviesraad als vorm van inwonerparticipatie. Actie: In 2015 herijkt het college van burgemeester en wethouders de bestaande werkwijze ten aanzien van inwonersparticipatie rondom het Wmo-beleid en doet zij een voorstel voor de invulling van dit onderwerp in het nieuwe beleidsplan voor de periode 2016-2019. Het nieuwe beleidsplan zelf komt in 2015 tot stand volgens een interactief horizontaal proces, waarbij van te voren wordt beoordeeld wie er bij wordt betrokken en hoe het proces wordt vormgegeven. 12 4.7. Aanpassing onderzoek onder inwoners Op grond van artikel 9 van de huidige Wmo voeren we een jaarlijks klanttevredenheidsonderzoek uit onder inwoners. In het Wmo-beleidsplan 2012-2015 is vastgelegd welke onderzoekscyclus wij hiervoor hanteren. Artikel 2.5.1 van de nieuwe wet legt een ander accent op dit jaarlijkse onderzoek; het onderzoek wordt niet langer gericht op de tevredenheid van cliënten, maar op hun ervaringen. De overweging hierachter is dat een onderzoek naar de ervaringen van cliënten meer informatie oplevert dan een algemeen cijfer voor tevredenheid. De uitkomst van het onderzoek kan worden betrokken bij het verbeteren van (de kwaliteit van) beleid en uitvoering en daarmee het realiseren van de beoogde effecten van het wetsvoorstel. In een ministeriële regeling zullen nadere regels worden opgenomen over de inrichting van het onderzoek. De onderzoeksmethodiek is inmiddels ontwikkeld. Deze maakt het mogelijk inzicht te verwerven in de ervaring van cliënten over de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning en wat dat in concreto betekent (of heeft betekend) voor hun zelfredzaamheid en participatie. Deze methodiek voorziet er ook in dat de uitkomsten van gemeenten onderling vergelijkbaar worden en opent mogelijkheden van benchmarking tussen gemeenten In artikel 8.9 lid van de nieuwe wet is opgenomen dat het college nog wel op de oude voet moet zorgen voor een klanttevredenheidsonderzoek als bedoeld in artikel 9 van de Wmo met betrekking tot het laatste jaar (2014) waarin die wet gold. Actie: In 2015 wordt het klanttevredenheidsonderzoek voor de laatste maal in de oude stijl uitgevoerd onder inwoners die in 2014 maatschappelijke ondersteuning hebben ontvangen van de gemeente. In navolging van de nieuwe ministeriële regeling voor klantervaringsonderzoek bereidt het college van burgemeester en wethouders in 2015 een nieuwe onderzoekscyclus voor, uit te voeren vanaf 2016 (te beginnen met de ervaringen van inwoners in het jaar 2015). 13 5. Randvoorwaarden 5.1. Uitvoering Ter uitvoering van het Wmo-beleidsplan 2012-2015 is in 2012 een Wmo-uitvoeringsplan 2012-2015 opgesteld. Dit uitvoeringsplan wordt jaarlijks geactualiseerd en in het laatste jaar geëvalueerd. De in hoofdstuk 4 benoemde aanvullende actiepunten worden opgenomen in de actualisatie van het Wmobeleidsplan voor het jaar 2015. In het Wmo-uitvoeringsplan wordt per actie een format opgesteld met daarin een uitwerking van de concrete beleidsdoelen, beoogde resultaten en indicatoren, activiteiten, start en doorlooptijd, personele inzet, financieel kader, interne en externe betrokkenen, communicatie en inwonersparticipatie. Naast het vastgestelde Wmo-beleidsplan (inclusief dit addendum) is de programmabegroting 2015 daarvoor leidend. 5.2. Financiën Dit addendum bevat de inhoudelijke kaders op hoofdlijnen voor de uitvoering van enkele aanvullende taken. De financiële middelen hiervoor komen deels uit het huidige Wmo-budget, deels uit huidige personeelsformatie en deels uit het nieuwe sociaal deelfonds. Hieronder een overzicht per actiepunt: Voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld en kindermishandeling (HG&KM) Veilige woonomgeving bieden Cliëntondersteuning Samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders Tegemoetkoming meerkosten Inwonersparticipatie bij beleidsontwikkeling Wmo Onderzoek onder inwoners Uitvoering van taken vindt plaats vanuit regionaal budget behorend bij de Regiovisie HGKM (via centrumgemeente Arnhem). Daarnaast inzet reguliere ambtelijke uren team BPO/SB. Uitvoering door Arnhem (centrumgemeente) Maximaal € 346.000 in 2015 (B&W-besluit d.d. 14 juli 2014 m.b.t. transitiearrangement MEE Gelderse Poort) Inzet reguliere ambtelijke uren team BPO/SB. Dit is een nieuwe taak, waarvan de kosten gedekt moeten worden uit het sociaal deelfonds. Het kenmerk van het sociaal deelfonds is dat het een ontschot onderdeel is van de algemene uitkering met betrekking tot de Participatiewet, nieuwe WMO (Awbz) en de Jeugdwet. Voor deze drie onderdelen gezamenlijk krijgen we als het ware één grote zak geld waarbinnen we als gemeente mogen schuiven ter dekking van uitgaven binnen die drie decentralisaties. Vooralsnog wordt binnen het sociaal deelfonds 2015 voor Lingewaard rekening gehouden met een bedrag van maximaal € 390.000 voor maatwerk aan chronisch zieken en gehandicapten. Dit bedrag is vanuit het macrobudget berekend door een procentuele benadering toe te passen. Voor de gehele Wmo 2015 (nieuwe Wmo) is beschikbaar een totaalbedrag van € 4.832.000 (onderdeel van het sociaal deelfonds). Maar het volledig sociaal deelfonds kan worden ingezet als de beschikbare middelen Wmo niet toereikend mochten zijn. Kosten voor interactieve bijeenkomsten worden gedekt uit het bestaande budget Wmo / Uitvoeringskosten (66221001/4343739). Het gaat om circa € 10.000 in 2015 in verband met de voorbereiding van nieuw beleid voor de Wmo voor de jaren 2016/2019. Voor ondersteuning van de Wmo-adviesraad is jaarlijks € 10.000 gereserveerd binnen de kostenplaats Wmo / Uitvoeringskosten (66221001/4343957). Daarnaast inzet reguliere ambtelijke uren team BPO/SB en DV/S&W. Het betreft een wettelijke verplichting om jaarlijks onderzoek te doen. Deze onderzoekskosten zijn circa € 4.000 en worden gedekt uit budget Wmouitvoeringskosten (66221001/4343739). 14 Voor de beleidsperiode 2012-2015 is in het Wmo-beleidsplan opgenomen dat de Wmo budgetneutraal wordt uitgevoerd binnen de beschikbare budgetten, die de gemeenteraad vaststelt in de jaarlijkse programmabegrotingen. De gemeenteraad neemt in november 2014 een besluit over de programmabegroting 2015, waarin de huidige en nieuwe budgetten nader zijn uitgewerkt. De beleidstekst en de programmabegroting tezamen vormen het kader waarbinnen het college de beleidsacties tot uitvoering brengt. Hiertoe wordt per actiepunt een format uitgewerkt in het Wmouitvoeringsplan 2015, dat rond de jaarwisseling verschijnt (zie ook kopje Uitvoering hieronder). In de jaarlijkse Wmo-uitvoeringsplannen worden de financiële consequenties van de maatregelen concreet uitgewerkt. Op dat moment worden de financiële consequenties tevens afgezet tegen de beschikbare budgetten. De kaders uit de programmabegroting 2015 zijn hierbij leidend. 5.3. Monitoring en Evaluatie De vastgestelde werkwijze uit het Wmo-beleidsplan 2012-2015 voor monitoring en evaluatie geldt ook voor de aanvullende actiepunten voor 2015 die in Hoofdstuk 4 zijn opgenomen. Met dien verstande dat het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek voor de laatste maal in 2015 plaats vindt op de oude manier, geldend voor het uitvoeringsjaar 2014 (zie ook paragraaf 4.7). In 2015 wordt een nieuw beleidsplan opgesteld voor de periode van 2016-2019. Het streven is om in het nieuwe beleidsplan nog meer dan voorheen de verbindingen te leggen tussen de Wmo en de andere wettelijke verantwoordelijkheden van de gemeente in het sociaal domein, namelijk zorg voor de jeugd, werk en inkomen en passend onderwijs, teneinde individueel maatwerk te kunnen leveren en tegelijkertijd de ondersteuning zo effectief en efficiënt mogelijk te organiseren. 15
© Copyright 2024 ExpyDoc