Supplement hoorcollegestof Burgerlijk procesrecht 2014-2015 HC 1. Conservatie- en executierecht – supranationaal procesrecht Verplichte literatuur Nederlands Burgerlijk Procesrecht, Auteur Snijders – Klaassen -Meijer, hoofdstukken 13 en 14 Ritzen en Vandeberg/Hoekstra, HR 22 april 1983, NJ 1984, 145, m. nt. WHH Van Berkel/Tribosa, HR 25 januari 1991, NJ 1992, 172, m. nt. HJS Ajax/Reule, HR 26 februari 1999, NJ 1999, 717, m. nt. HJS Van den Bergh/Van der Walle, HR 29 oktober 2004, NJ 2006, 203, m. nt. HJS Bijl/Van Baalen, HR 30 juni 2006, NJ 2007, 483, m. nt. HJS Forward/Huber, HR 25 september 2008, NJ 2009, 154, m. nt. Van Mierlo Het beslag is de kern van het onderwerp. Daaromheen vallen het executie- en het conservatierecht. Het gaat om drie velden, namelijk het conservatierecht, het beslagrecht en het executierecht. Er is een overlap. Deze overlap kan ontleed worden in vier delen , namelijk de gebieden A, B, C en D. Er bestaan dus conservatoire maatregelen die geen beslag zijn en executoriale maatregelen die geen beslag zijn, maar ook conservatoire en executoriale beslagen. Beslagrecht Er bestaan twee soorten beslag, namelijk het conservatief en het executoir beslag. Veel regels zijn op beide soorten beslag van toepassing. Conservatierecht is het recht inzake bewarende maatregelen(bewaringsrecht). Je probeert te verhinderen dat dingen wegraken. Executierecht is het recht ter uitvoering van executoriale maatregelen wat alleen mag als je een executoriale titel hebt (tenuitvoerleggingsrecht). Dat gebeurt vaak bij rechterlijke uitspraak. De functie van het conservatierecht zijn de rechten te bewaren, bij het executierecht gaat het er juist om de rechten te verwezenlijken, executeren. Op het moment dat de hoofdvordering waarvoor beslag is gelegd door de rechter gegrond wordt bevonden, wordt een conservatoir beslag van rechtswege een executoir beslag. Voor het beslagrecht vind je regels in boek 2 en 3. Bij het beslagrecht moet je heel vaak pendelen tussen boek 2 en 3. 1. Conservatierecht (boek 3): bij conservatoire maatregelen geeft de rechter vaak toestemming zonder dat hij de wederpartij heeft gehoord. Hoor en wederhoor wordt hier met voeten getreden. En dat is om geen slapende honden wakker te maken. Als bijvoorbeeld de partij eerst gehoord zou moeten worden voordat die rechter dat verlof geeft, dan zal het object waarop beslag wil worden gelegd allang weg zijn. En dan heb je niets in beslag te nemen. Het conservatierecht draait om geschillen. Vaak heeft iemand bezwaar tegen conservatoire maatregelen. Hierbij zal het vaak gaan om bezwaar tegen het conservatoir beslag. Om deze geschillen uit te vechten kan een kort geding begonnen worden tot opheffing van het beslag. Indien aannemelijk gemaakt wordt dat het beslag niet deugt, dan zal het beslag opgeheven worden. 2. Beslagrecht (boek 2 en 3): Het beslagrecht is het geheel van regels betreffende beslagen. Beslag is de onttrekking van een goed aan de vrije beschikking van iemand. Dat is conservatoir als je dat doet ter bewaring van je recht en het kan executoriaal zijn als je het doet ter tenuitvoerlegging. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderenLeiden 1 Supplement hoorcollegestof Burgerlijk procesrecht 2014-2015 Beslag is geen vermogensrecht, het is geen zaak. Het is slechts een instrument tot bewaring of verwezenlijking van de rechten van een der partijen. Het belangrijkste rechtsgevolg is het volgende: een beslag onttrekt iets aan de vrije beschikkingsmacht van iemand. Het rechtsgevolg is dan de beschikking in weerwil van een beslag de beslaglegger niet regardeert. Dit kan geïllustreerd worden met een voorbeeld: Stel A legt beslag onder B, B verkoopt en levert het goed aan C, dan regardeert, raakt, de beschikking A niet. A kan zijn beslag vervolgen alsof het goed niet vervreemd is aan een derde, C. Hier bestaan uitzonderingen op. Deze uitzonderingen lijken op de bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid, zoals bekend uit het goederenrecht. Andere rechtsgevolgen zijn dat het vervreemden van een beslagen goed strafbaar is, zowel in het strafrecht als door middel van de onrechtmatige daad. Degene die het beslag legt, A in het voorbeeld, is de beslaglegger/beslagcrediteur, degene onder wie beslag gelegd wordt, B in het voorbeeld, is de beslagene/beslagdebiteur en C, in het voorbeeld, is de derde. Op goederen bestemd voor de openbare dienst mag geen beslag gelegd worden, krachtens art. 436 Rv. Er kan dus bijvoorbeeld geen beslag worden gelegd op spullen in de tweede kamer. 3.Executierecht (boek 2):Het executierecht kent twee vormen, namelijk de gedwongen executie, ook wel eigenlijke executie of exécution forcée genoemd, en de executie van een tussenuitspraak, ook wel oneigenlijke executie (executie bij wijze van vervolg van een instantie) of exécution par suite d’instance. De eigenlijke executie is in dit vak de stof van het executierecht. Een executie kan niet zomaar ingezet worden. Dit moet gebeuren door middel van een executoriale titel, art. 430 Rv. Het woord titel betekent hier rechtsgrond, namelijk de rechtsgrond voor tenuitvoerlegging. In art. 430 lid 2 Rv staat welke titel een executoriale titel moet voeren, namelijk ‘in naam des konings’. Een dwangbevel van de fiscus kan gemaakt worden zonder tussenkomst van de rechter. De fiscus maakt dus een executoriale titel en daarmee is er een rechtsgeldig dwangbevel. Wel moet eerst de titel betekend worden aan de wederpartij. Dat betekent dus een deurwaardersexploot. Een executoriale titel kan niet ten uitvoer gelegd worden zonder betekening. Betekening betekent per definitie dat het via de deurwaarder gaat. De juiste volgorde is dus eerst betekening en dan tenuitvoerlegging. Er bestaan zowel directe als indirecte executiemiddelen. Dit is een ander onderscheid dan het onderscheid tussen executoriale beslagen en andere executiemiddelen. Onder het kopje andere executiemiddelen zijn directe en indirecte middelen te vinden. Een voorbeeld van een direct executiemiddel is de ontruiming op basis van een ontruimingsvonnis. Ontruiming is wel een executiemiddel, maar geen beslag. Een direct executiemiddel wordt direct genoemd, omdat een partij door het executiemiddel precies krijgt waar hij recht op heeft, in dit geval ontruiming op grond van het ontruimingsvonnis. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderenLeiden 2 Supplement hoorcollegestof Burgerlijk procesrecht 2014-2015 Een indirect executiemiddel is een prikkel voor de schuldenaar om te doen wat hij moet doen. Een voorbeeld hiervan is wanneer een film uitgezonden gaat worden volgende week dinsdag door een omroep waarbij het recht op privacy van iemand wordt aangetast. Deze persoon zou dan naar de kortgedingrechter kunnen gaan en kunnen vragen om een verbod op uitzending, maar een dergelijk verbod moet wel effectief gemaakt worden. Dit kan bijvoorbeeld door een verbod of een bevel te vorderen op straffe van een dwangsom. De rechter probeert deze dwangsom zo op te stellen dat een doorsnee wederpartij het vonnis zal naleven. De dwangsom is in dit geval het indirecte executiemiddel. De dwangsom prikkelt een partij immers te doen wat in het vonnis staat. De namen van partijen in het executierecht zijn executant, degene die de executie ten uitvoer legt, en de geëxecuteerde, degene tegen wie ten uitvoer gelegd wordt. Binnen het executierecht kunnen executiegeschillen rijzen. Een voorbeeld van een executiegeschil is te vinden in het arrest Ritzen/Hoekstra. Ritzen/Hoekstra Hoekstra is in dit arrest de verhuurder en Ritzen de huurder. Hoekstra krijgt de huur niet betaald en begint een procedure tegen Ritzen. Hoekstra vordert ontruiming van Ritzen. Dat is een bodemprocedure. Die bodemprocedure leidt tot een vonnis en daarbij wordt de ontruiming toegewezen door de kantonrechter. Ritzen gaat in appel tegen het kantonrechtervonnis en maakt ook een executiegeschil aanhangig. Hij wil dat de executie wordt geschorst en begint daarom een kortgeding. In dat korte geding wordt natuurlijk ook vonnis gewezen en in dat vonnis wordt de ordering tot schorsing executie afgewezen. Daartegen wordt weer appel ingesteld. De vraag die centraal staat in dit arrest is: onder welke omstandigheden rechtelijk bevel tot staking executie van voor voorlopige tenuitvoerlegging vatbaar vonnis in afwachting van beslissing op het door eiser tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep? Het executiegeschil is te vinden in art. 438 Rv. Partijen dienen naar de Rechtbank te gaan die naar de gewone rechtsregels bevoegd zou zijn, maar op grond van lid 2 kunnen partijen ook naar de voorzieningenrechter die een voorziening geeft in kort geding. Lid 2 wordt in de praktijk vaak gebruikt. De Hoge Raad oordeelt dat in principe aangenomen moet worden dat als er een vonnis tot ontruiming ligt, dat geëxecuteerd moet kunnen worden (want er is een executoriale titel), ook al is beroep ingesteld. Dit ligt anders als er een in redelijkheid te respecteren belang bij de executie ontbreekt. Hier is sprake van indien: Er een juridische of feitelijke misslag begaan is; of Er sprake is van nieuwe omstandigheden die gebleken zijn na de executoriale titel (dus na het ontruimingsvonnis).Op grond van nova geëxecuteerde anders klaarblijkelijk in een noodtoestand zou verkeren bij executie. Een dergelijke noodtoestand kan zich voordoen wanneer iemand binnen twee dagen het huis moet verlaten en het uitgesloten is dat deze persoon ergens anders zou kunnen wonen. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderenLeiden 3 Supplement hoorcollegestof Burgerlijk procesrecht 2014-2015 Gebied A: Andere conservatoire maatregelen dan beslag Bij andere conservatoire maatregelen dan beslag gaat het met name om verzegeling, boedelbeschrijving, gerechtelijke bewaring en onderbewindstelling. Van gerechtelijke bewaring is sprake wanneer iemand beslag legt op een auto die wordt toevertrouwd aan een bewaarder voor de tijd van het beslag. De bewaarder is iemand die hier door de rechter toe wordt aangesteld. Deze maatregelen zijn te vinden in boek 3. Gebied B: Conservatoir beslag Beslag is de onttrekking van een goed aan de vrije beschikking van een persoon. Conservatoir gaat om hetzelfde, maar het doel is het recht te bewaren. Het belangrijkste rechtsgevolg is, zoals eerder beschreven, dat beschikking in weerwil van een beslag de beslaglegger niet regardeert. Dus als A beslag heeft gelegd onder B en B doet alsof er niets aan de hand is en het goed doorverkoopt aan C. Dan heeft de inbeslaglegger A daar in principe niets mee te maken. De derde kan echter wel vaak profiteren van de derdenbescherming. Van belang hierbij is het arrest Forward/Huber. Forward/Huber In dit arrest gaat het om grond die is gelegen bij Schiphol. Deze grond wordt aangeduid als de stergronden. De stergronden worden in beslag genomen door Huber onder Forward, Ondanks het feit dat de gronden in beslag zijn genomen verkoopt en levert Forward de gronden aan SAD.C Beschikking in weerwil van een beslag raakt de beslaglegger niet. De vraag die nu rijst is, of een conservatoir beslag de rechthebbende beschikkingsonbevoegd maakt in de zin van het goederenrecht, zodat hij niet kan vervreemden of bezwaren. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderenLeiden 4 Supplement hoorcollegestof Burgerlijk procesrecht 2014-2015 De Hoge Raad oordeelt als volgt: De beschikkingsbevoegdheid wordt niet aangetast. De bevoegdheid tot vervreemden en bezwaren blijft bestaan, maar kan niet worden tegengeworpen aan Huber (de beslaglegger) . Het regardeert Huber dus niet. Huber kan voor verkoop van de gronden zorgen en zich uit de opbrengst van de gronden voldoen, dit ook ten nadele van SADC. Dus vervreemding of bezwaring door de beslagene kan ingevolge art 505 lid 2jo. 726 Rv niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen. Er is echter wel sprake van een vorm van derdenbescherming als de derde te goeder trouw is. De derde wordt dan tot op zekere hoogte beschermd, zoals ook in art. 3:86 BW. De wetsbepalingen, art. 505 lid 2 jo 726 Rv zijn ook bij executoriaal beslag van toepassing. De Hoge Raad bepaalt in rechtsoverweging 3.3.3. dat opheffing van beslag strekt tot het wegnemen van de beperking. Indien het beslag wordt opgeheven dan heeft SADC die eerst verkregen had met een beperking, nu geen last meer van de beperking. In dit geval wordt door de opheffing op het beslag de smet derhalve weggenomen. Met andere woorden: SADC krijgt dus toch de eigendom van het beslagen goed zonder die beperking. Wil je conservatoir beslag leggen dan moet je wel even naar de rechter voor een verlof. Dit gebeurt bij een verlofprocedure. De verlofprocedure is bijzonder procesrecht en dus geregeld in boek 3. Conservatoir beslag moet je bij verzoekschrift vragen. Dat moet ex parte verleend worden. Dat betekent: op basis van het horen van 1 partij. Een partij wordt dus gehoord en de partij tegen wie het gericht is niet, om geen slapende honden wakker te maken. Er moet voorkomen worden dat de partij tegen wie het gericht is niet nog even snel de goederen kan vervreemden. Als je dat conservatoir beslag hebt gelegd ben je er natuurlijk nog niet want dan komt de hoofdprocedure nog waarin de vordering wordt behandeld. Als je die wint wordt het conservatoir beslag van rechtswege omgezet in executoriaal beslag. Heel vaak in de praktijk wordt vlak na het conservatoir beslag aan de verplichtingen voldaan. Na conservatoir beslag kan er een conservatiegeschil worden begonnen. Dit is een geschil tot opheffing van het beslag. Vaak is dat een kort geding omdat het haast heeft. Fasering in de regel Het conservatoir beslag is met name geregeld in art. 700-710a e.v. Rv. Er zijn diverse stadia in het conservatoir beslag, namelijk: Verlof; Conservatoir beslag, hier is ook een mogelijkheid van een conservatiegeschil zoals geïllustreerd in Bijl/Van Baalen; Aanhangig maken van de hoofdprocedure, de termijn is te vinden in art. 700 lid 3 Rv, ook van belang is het arrest Ajax/Reule; Conversie van rechtswege van een conservatoir in een executoriaal beslag, mits de procedure gewonnen wordt (anders is dit het einde van het beslag). En dan ben je dus waar je begint als je gewoon executoriaal beslag legt (art 430 Rv); Executie. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderenLeiden 5 Supplement hoorcollegestof Burgerlijk procesrecht 2014-2015 Bijl/Van Baalen Bijl heeft een erfdienstbaarheid van uitzicht (heersend erf). Van Baalen is dan degene die dat moet verschaffen (dienend erf). Van Baalen wil gaan bouwen en dat vindt Bijl maar niets want dat verpest zijn uitzicht. Bijl verzet zich tegen de afgifte van een bouwvergunning. En dat vindt van Baalen weer niets. In de hoofdprocedure vordert Van Baalen schadevergoeding van Bijl. Voor die vordering legt hij (Van Baalen) een conservatoir beslag. Hierna ontstaat een rare situatie, want de chronologie is als volgt: het conservatoir beslag is gelegd, de hoofdprocedure is ingesteld en de bodemrechter wijst de hoofdvordering af. Vervolgens wordt er beroep ingesteld tegen dit vonnis. Dan komt de vordering aan de orde waar het in deze zaak om gaat, namelijk een vordering van Bijl tot opheffing van het conservatoir beslag. Gegeven is dat er een hoofdprocedure gevoerd is, en dat de hoofdvordering in de hoofdprocedure is afgewezen. De vraag die openstaat, is dan: Dient de voorzieningenrechter, indien hij heeft te beslissen over een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag, zijn vonnis in beginsel af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter? De Hoge Raad antwoordt hierop dat bij een conservatoir beslag de belangen van partijen afgewogen moeten worden. Het oordeel van de bodemrechter hoeft niet gevolgd te worden, ook niet onder voorbehoud van kennelijke misslagen in de uitspraak. Het oordeel van de bodemrechter moet echter wel meegewogen worden in de procedure over het conservatoir beslag. Ajax/Reule Reule had zonder toestemming spullen van Ajax op de markt gebracht, Ajax is het hier niet mee eens en legt met verlof van de rechter beslag (een beslag tot afgifte van de spullen) onder Reule en moet dan binnen een bepaalde termijn, zoals bepaald in het beslagverlof, de hoofdprocedure aanhangig maken. Zij doet dat in een kort geding. De rechtsvraag die centraal staat is of het instellen van een kort geding aan te merken is als het instellen van een eis in de hoofdzaak, zoals beschreven in art. 700 lid 3 Rv. De Hoge Raad geeft aan dat dit het geval is. In dit geval gaat het om een conservatoir beslag tot afgifte en niet om een verhaalsbeslag zoals in de regel het geval is. De hoofdvordering was de vordering tot afgifte van de spullen die Reule nog onder zich had. Soorten beslag In art. 711 en verder Rv zijn allerlei soorten beslag te vinden met allerlei schakelbepalingen naar boek 2. Het conservatoir beslag wordt net als het executoriaal beslag gelegd. Dit komt door de schakelbepalingen in boek 3. Een bijzondere vorm van beslag is het derdenbeslag. Dit is voor conservatoire beslagen geregeld in art. 718 en verder Rv. In art 718 Rv staat: “de schuldeiser kan onder derden conservatoir beslag leggen op de in artikel 475 bedoelde goederen”. Dus in dat artikel kun je zien waar derdenbeslag op kan worden gelegd. Er zijn drie figuren die een rol spelen in het derdenbeslag, namelijk de beslaglegger, A, deze legt beslag ten laste van een persoon, de beslagene, B, onder C, de derdebeslagene. Tussen de beslagene en de derde-beslagene bestaat een rechtsverhouding. Er kan bijvoorbeeld een huurovereenkomst bestaan tussen B en C op grond waarvan C huurder is. A legt dan beslag onder C op hetgeen B van C te vorderen heeft op grond van de huur, of in de toekomst zal krijgen. Van belang is het arrest Van den Berg/Van der Walle. Van den Berg/Van der Walle Het ging hier om een beslag op kredietruimte. Het doet er niet toe of het een conservatoir of een executoriaal beslag is, de vraag is of er überhaupt beslag gelegd kan worden op een kredietruimte uit een bestaande kredietovereenkomst. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderenLeiden 6 Supplement hoorcollegestof Burgerlijk procesrecht 2014-2015 De beslaglegger is Van den Berg, de beslagene is Van der Walle. Er wordt beslag gelegd op de ABN Amro als derde-beslagene. Het beslag wordt gelegd op de vordering die Van der Walle zou krijgen op grond van een kredietovereenkomst. ABN Amro verplicht zich tegenover Van der Walle om krediet te verschaffen. Van den Berg heeft iets te ‘vorderen’ van Van der Walle die beslag wil leggen op de kredietovereenkomst. De Hoge Raad oordeelt dat geen beslag gelegd kan worden op een kredietruimte, ook niet wanneer het een bestaande kredietovereenkomst is die een partij het recht verschaft om krediet op te nemen. Dit komt omdat het in beginsel geen vordering is. Een vordering moet gaan om iets met vermogenswaarde, maar de vermogenswaarde van een kredietruimte is in wezen 0,0. Ook wanneer de kredietruimte afgeroepen is kan nog gezegd worden dat er geen sprake is van een vordering, want als het bedrag wordt gestort is er meteen een tegenvordering van hetzelfde bedrag voor de bank. Dit is de dogmatische zijde, de pragmatische zijde houdt in dat het kredietverkeer om zeep wordt geholpen als alle crediteuren van een cliënt beslag kunnen leggen. Gebied C: Executoriaal beslag De algemene regels voor het executoriaal beslag zijn te vinden in art. 430 tot en met 438c Rv. De betekeningseis is te vinden in art. 430 Rv. Dit is de laatste mogelijkheid voor de wederpartij om ‘vrijwillig’ aan de executoriale titel te voldoen. Betekening duidt per definitie op het uitbrengen van een deurwaardesexploot. Daarop zijn de artikelen 45 e.v. Rv op van toepassing. Er zijn diverse soorten executoriaal beslag, zoals te vinden is in art. 439 e.v. Rv. Ook hier kan een derdenbeslag gelegd worden zoals blijkt uit art. 474 e.v. Rv. Het arrest Van Berkel/Tribosa is hierbij van belang. Van Berkel/Tribosa (huurpenningen) Deze zaak gaat om een ingewikkelde casus. Er is sprake van een ingewikkeld derdenbeslag. Van Berkel (A), legt beslag ten laste van Zuid-Arcade (B) op huurpenningen die B heeft ten opzichte van Tribosa (C). Het beslag is gelegd onder Tribosa. Zowel de bestaande als toekomstige huurpenningen worden in beslag genomen. Eerst was er de huurovereenkomst, fase 1. Hierna werd conservatoir beslag gelegd, fase 2a, waarna de hoofdvordering ingesteld werd, fase 2b. Hierna verkoopt en levert ZuidArcade het verhuurde pand aan het Spoorwegpensioenfonds. De nieuwe eigenaar is gebonden aan de huurovereenkomst, zoals blijkt uit art. 7:226 BW. Koop breekt immers geen huur Van Berkel meldt het Spoorwegpensioenfonds dat hij beslag heeft gelegd op de huurpenningen, zowel de bestaande als de toekomstige, en dat door de overdracht van de bedrijfsruimte Zuid-Arcade heeft beschikt over de huurpenningen, maar dat hij daar als beslaglegger niets mee te maken heeft, waardoor hij het geld van het Spoorwegpensioenfonds eist. Rechtsvragen en beslissingen HR: Stap A: Beslag op toekomstige vorderingen is mogelijk, mits voortvloeiend uit een bestaande rechtsverhouding, art. 718 jo 475 Rv. Dit is te vinden in de noot. Stap B: Beschikking door de beslagene werkt niet tegen de beslaglegger, art. 720 jo 475h Rv. Dit betekent dat als er derdenbeslag wordt gelegd op bepaalde dingen, als die dingen worden verkocht en geleverd aan een derde dan heeft de beslaglegger daar niets mee te maken. Maar wat zijn nou die dingen in dit geval? Dat zijn de huurpenningen. Dus als het nou zo zou zijn dat Van Berkel moet meemaken dat na de beslaglegging onder Tribosa ten laste van de hem de huurpenningen aan een ander worden verkocht, dan kan je zondermeer zeggen dat het de beslaglegger Van Berkel niet de regardeert. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderenLeiden 7 Supplement hoorcollegestof Burgerlijk procesrecht 2014-2015 Maar in dit geval gaat het niet op huurpenningen die verkocht en geleverd worden maar dat de huur overgaat. En dat de huurovergang met zich meebrengen dat de huurpenningen in de toekomst overgaan. Stap C: Huurovergang werkt ook niet tegen de beslaglegger. De huur verschuldigd na huurovergang komt normaal gesproken toe aan de nieuwe verhuurder, maar de beslaglegger mag dat negeren. Stap D: Overgang na executie door hypotheekhouder, ex art. 7:226 BW, werkt ook niet tegen een beslaglegger. Gebied D: Andere executoriale maatregelen dan beslag In dit gebeid gaat het over direct en indirecte executoriale maatregelen, zoals de dwangsom en de lijfsdwang, indirecte middelen, en de ontruiming, direct middel. Supranationaal procesrecht Het supranationaal procesrecht gaat om procederen ten overstaan van supranationale rechtscolleges. Hierbij gaat het met name om het Benelux-Hof, het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Bij het Beneluxrecht gaat het met name om het merkenrecht, de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen en de dwangsom. De Benelux-Hof leden zijn leden van de HR en leden van de hoogste rechtscolleges uit België en Luxemburg. De uitleg omtrent de bepalingen worden ingebracht in de Nederlandse procedure. Ook bij het Hof van Justitie van de Europese Unie werkt dit zo. Bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens worden geen prejudiciële beslissingen genomen, maar is sprake van een klachtprocedure waarna afgewacht kan worden. Twitter.com/SlimStuderen | Facebook.com/SlimStuderenLeiden 8
© Copyright 2024 ExpyDoc