catalogus (pdf, 4.9 MB)

Catalogus bij de tentoonstelling
Neutraal, maar betrokken
Nederlandse katholieken en de
Grote Oorlog
11 november 2014 t/m 31 januari 2015
Universiteitsbibliotheek, De Verdieping (-1)
Katholiek Documentatie Centrum
Erasmuslaan 36
6525 GG Nijmegen
www.ru.nl/kdc
Voorwoord
Nederlandse katholieken en de Eerste Wereldoorlog. Er is tot dit jaar, een
eeuw na de moord op Franz Ferdinand, nauwelijks onderzoek naar gedaan.
Niet dat de periode 1914-1918 geen plaats heeft in de geschiedenis van
het Nederlands katholicisme, integendeel. Het was de tijd waarin de
basis werd gelegd voor de zo succesvolle Nederlandse missie, de lang
bevochten subsidie op confessioneel onderwijs werd verkregen en Ruys de
Beerenbrouck de eerste katholieke minister-president werd, om maar enkele
voorbeelden te noemen. Of en zo ja hoe het internationale oorlogsgeweld op
het leven van Nederlandse katholieken, invloed heeft gehad is daarentegen
onderbelicht gebleven. Reden om aan het negende lustrum van het KDC het
thema Het Nederlands katholicisme en de Grote Oorlog te verbinden. Tijdens
de Jan Roes Lezing, in de documentaire De Gesel Gods en met deze
lustrumtentoonstelling pogen we de belangstelling voor deze roerige periode
een begin van leven in te blazen.
Het samenstellen van deze tentoonstelling was geen gemakkelijke opgave.
Een extra woord van waardering voor allen die hieraan hebben meegewerkt
is op zijn plaats. De effecten van het internationale conflict in neutraal
Nederland waren op veel kleinere, zeer diverse deelgebieden voelbaar voor
de katholieke bevolking. Al deze onderwerpen behoefden elk een eigen
Belgische vluchtelingen en gemobiliseerde militairen in Huybergen. 1914
KDC, Beeld en Geluid Collectie AFBK-1a25455
2
intensieve zoektocht in veel verschillende collecties: De algehele mobilisatie
rukte katholieke huisvaders en zonen uit hun gezinnen weg en plaatste ze
midden tussen wereldse verleidingen en andersdenkende collega-soldaten.
Nagenoeg een miljoen Belgen vluchtte eind 1914 na de val van Antwerpen
naar Nederland, waar ze onder andere opgevangen werden door nieuw
opgerichte katholieke hulporganisaties. Het christelijk cultuurpessimisme
kreeg een stimulans: de oorlog was een gesel Gods.De rampen werden
toegelaten door God als vergelding voor de zedenloosheid in de moderne
liberale maatschappij. Maar ook binnen het christendom zorgde het conflict
voor spanningen: waren de Duitse wreedheden in België ingegeven door
fel antikatholicisme? De oorlog betekende ook een actieve vredesdiplomatie
van het Vaticaan, die voor de Nederlandse regering aanleiding was het
gezantschap bij de paus te herstellen. Tenslotte was deze periode er één van
sterke groei en versteviging van de positie van de katholieke vakbeweging.
Enerzijds omdat in deze tijd van crisis het lidmaatschap van een vakbond
recht gaf op werklozensteun, anderzijds vanwege de effectieve katholieke
sabotage van Troelstra’s revolutiepoging.
Het speurwerk voor deze expositie haalde veel verborgen schatten naar boven: gruwelijke spotprenten, een rector in de loopgraven en klachtenbrieven
over het lege bestaan tijdens de mobilisatie. Ik hoop van harte dat u ervan
hebt genoten of nog gaat genieten. En wellicht levert het u inspiratie voor
nieuw onderzoek op.
Drs. Ramses Peters
Voorzitter lustrumcommissie
3
Vitrine A en B: De Grote Oorlog in vogelvlucht
De periode 1870-1914. Aanloop naar een onverwachte oorlog
Weinigen vermoedden zelfs nog in de vroege zomer van 1914 dat in augustus van dat jaar de grootste slachting tot dan toe uit de wereldgeschiedenis
zou beginnen. Anderzijds waren de internationale spanningen in Europa
groot en hadden veel landen elk een eigen reden om een oorlog te beginnen.
Om enkele belangrijke oorzaken te
noemen: Het Duitse expansiestreven, de
honger naar militair succes van Frankrijk
en Rusland na de verloren oorlogen
tegen respectievelijk Pruisen en Japan,
de onrust op de Balkan en de neergang
van het Ottomaanse Rijk. Doordat
nagenoeg alle Europese landen met
elkaar verbonden waren in allianties kon een aanvankelijk klein conflict
uitgroeien tot een oorlog die het hele continent omvatte.
Holger Afflerbach and David Stevenson, An improbable war: the outbreak of
World war I and European political culture before 1914, New York, 2007.
UBN, H.In.W 6452
28 juni 1914. De aanslag in Serajewo
Toen de Oostenrijkse kroonprins Franz-Ferdinand op 28 juni 1914 de
Bosnische hoofdstad Serajewo bezocht, bestonden er op de Balkan grote
politieke spanningen. Het Servisch nationalisme
beoogde de vorming van één Balkanstaat, waarin
alle Zuid-Slavische volkeren - ook die van Bosnië,
dat toen nog tot Oostenrijk-Hongarije behoorde zouden zijn verenigd. De keuze van 28 juni werd
bovendien als een provocatie beschouwd. Juist op
die dag herdachten de Serven, die een substantieel
deel van de Bosnische bevolking vormden, de Slag
op het Merelveld in 1389, waarbij zij werden
verslagen door de Turkse Ottomanen.
4
Leden van een geheim Servisch genootschap “De Zwarte hand”, hadden
een aanslag op de troonpretendent beraamd. Na een aantal mislukte
pogingen kon de Bosnische Serviër Gavrilo Princip, min of meer bij toeval,
de kroonprins en diens vrouw Sophie van dichtbij doodschieten.
Oostenrijk-Hongarije reageerde een maand later met een ultimatum aan
Servië, dat geholpen zou hebben bij de aanslag: Servië moest zich
onthouden van iedere actie tegen Oostenrijk-Hongarije en de Oostenrijkers
zouden ongehinderd onderzoek op Servisch grondgebied kunnen doen naar
de aanslag. Servië weigerde met deze laatste eis akkoord te gaan. Hierop
verklaarde Oostenrijk-Hongarije Servië de oorlog.
R. Dufour, Van de Bosnische crisis tot Serajewo: de internationale
verhoudingen van 1909 tot 1914 (28 juni), Utrecht, 1935.
UBN, 10 c 235
23 juli t/m 12 augustus 1914. Ultimatums, mobilisaties en
oorlogsverklaringen
24 juli:
28 juli:
29 juli:
1 augustus:
2 augustus:
3 augustus:
4 augustus:
6 augustus:
8 augustus:
12 augustus:
Oostenrijk-Hongarije stelt Servië een ultimatum. De Serviërs
aanvaarden bijna alle eisen maar weigeren Oostenrijkse
onderzoekers in Servië toe te laten. Dit is voor OostenrijkHongarije een casus belli.
Oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije aan Servië.
Rusland, dat een verdrag met Servië heeft, gaat over tot
“volledige” mobilisatie. Het conflict is hierdoor niet meer
louter regionaal.
Duitsland verklaart Rusland de oorlog. Frankrijk, bondgenoot
van Rusland, mobiliseert.
Duits ultimatum aan België. Het wil vrije doortocht.
Duitsland verklaart Frankrijk de oorlog. België weigert
Duitsland vrije doortocht.
Duitse inval in België. Groot-Brittannië, dat de neutraliteit van
België heeft gegarandeerd, verklaart Duitsland de oorlog.
Oostenrijk-Hongarije, bondgenoot van Duitsland, verklaart
Rusland de oorlog.
Servië verklaart Duitsland de oorlog.
Groot-Brittannië verklaart Oostenrijk-Hongarije de oorlog.
5
Barbara W. Tuchman, De kanonnen van augustus, Amsterdam, 1963.
UBN, 68 c 20
4 augustus 1914. De inval in België
De Duitse aanvalsplannen, genoemd naar de bedenker, generaal Von
Schlieffen, voorzagen in een snelle afrekening met Frankrijk om daarna de
handen vrij te hebben voor de trager mobiliserende Russen. Om de zware
verdedigingswerken langs de Duits-Franse grens te ontwijken zou de Duitse
hoofdmacht Frankrijk via België binnenvallen.
Doordat het Belgische verzet groter dan verwacht was, liep het Duitse plan
vertraging op. De Duitsers traden hard op tegen leger en bevolking mede
vanwege een ongegronde maar diepgewortelde angst voor francs-tireurs
(gewapende burgers die de Duitse achterhoede zouden beschieten).
Er kwam een enorme vluchtelingenstroom op gang van burgers en militairen
naar Nederland, Frankrijk en Engeland. De oorlog in België kwam tot
stilstand na inundaties bij de IJzer. België werd grotendeels door Duitsland
bezet, maar capituleerde niet.
Newell Dwight Hillis, German atrocities: their nature and philosophy; studies
in Belgium and France during July and August of 1917, New York, 1918.
UBN, 450 c 354
Augustus 1914. Russische aanval tot de
slag bij Tannenberg
De Russische mobilisatie verliep veel sneller
dan de Duitsers verwacht hadden en al op 16
augustus 1914 gingen de Russen in de aanval.
Ze boekten aanvankelijk grote vooruitgang in
Oost-Pruisen, maar tijdens de slag bij
Tannenberg (26-31 augustus 1914) leden zij
een grote nederlaag. De strijd aan het oostfront
sleepte zich hierna tot 1917 voort, waarbij de
meeste confrontaties zich afspeelden tussen de legers van Rusland en
Oostenrijk-Hongarije. Voor de Duitsers betekende dit dat ze na het vastlopen
van het offensief in het westen nu de gevreesde tweefrontenoorlog moesten
voeren.
6
Eugen Bircher und Ernst Clam, Krieg ohne Gnade: von Tannenberg zur
Schlacht der Zukunft, Zürich, 1937.
UBN, 980 c 239
7 tot 14 september 1914. Slag aan de Marne
Als gevolg van vertragingen bij de
opmars door België, strategische fouten
van de oprukkende Duitse legers en het
feit dat grote aantallen Duitse soldaten
naar het oostfront gestuurd werden,
konden de geallieerden een voor de
Duitsers zeer bedreigend tegenoffensief
starten aan de Marne. Legendarisch
(maar strategisch vrij onbetekenend) werden de Parijse taxi’s die versterkingen naar het front brachten. De Duitsers werden gedwongen hun opmars te
staken, zich zelfs enigszins terug te trekken en in te graven. Dit was het
feitelijke begin van de loopgravenoorlog.
Sewell Tying, The campaign of the Marne 1914, London, 1935.
UBN, 108 c 18
10 oktober 1914. De val van Antwerpen
Bij de verovering van Luik was al gebleken dat
forten niet bestand waren tegen de nieuwe,
zeer zware artillerie die het Duitse leger tot
zijn beschikking had. Ook de indrukwekkende
fortengordel die de Vesting Antwerpen vormde
werd geleidelijk aan flarden geschoten. Op 7
oktober kwam de stad zelf binnen het bereik
van de Duitse kanonnen en begon de ontruiming van de stad. Hierdoor kwam een grote
vluchtelingenstroom naar met name naar Nederland op gang.
Jean-Louis Pisuisse, De Franc-tireur van Warsage: uit den oorlog van 1914,
Amsterdam, 1914.
UBN, 226 c 207
7
Oktober-november 1914.
Eerste slag bij Ieper
De eerste slag om de Belgische
stad Ieper (1914) was een grootscheepse Duitse aanval met zware
verliezen. Hier ontstond onder
ander de mythe van de Duitse
Burschenschaften, volstrekt
ongetrainde eenheden van Duitse
studenten die onder het zingen van het volkslied massaal door ervaren Britse
beroepssoldaten werden neergemaaid.
De tweede slag om Ieper (1915) werd berucht vanwege het opblazen van
ondermijnde loopgraven en de eerste grootschalige inzet van gifgas. De
derde slag (1917) is bekender onder de naam Passchendaele. Het is een
schoolvoorbeeld van de vele mislukte doorbraakpogingen tijdens deze oorlog
en berucht vanwege de Vlaamse modder die het leven van de soldaten
welhaast ondraaglijk maakte. De vierde slag (1918) maakte deel uit van het
grote voorjaarsoffensief waarmee het Duitse leger na de capitulatie van
Rusland en vóór de komst van de Amerikanen de oorlog wilden beslissen.
M. Veron De Deyne, Ypres avant et après la guerre mondiale, Luik, 1919.
UBN, 481 c 108
Februari 1915. De onbeperkte duikbotenoorlog
In februari 1915 kondigde Duitsland de onbeperkte duikbotenoorlog af.
Dit was een reactie op de Engelse zeeblokkade en een poging om de
aanvoer van troepen en materieel door de
geallieerden te hinderen. Toen in mei 1915
het passagiersschip Lusitania met aan boord
veel Amerikaanse burgers tot zinken werd
gebracht, groeide de verontwaardiging met
name in de VS enorm. Het stopzetten van
deze oorlog in 1915 voorkwam Amerikaanse
interventie. In 1917 werd de duikbotenoorlog
hervat.
8
Colin Simpson, Lusitania, London, 1972.
UBN, CB1 c 31076
De dood van kapitein Fryatt, Amsterdam, [1916].
UBN, Br 21985
Maart 1915. Gallipoli. De landing bij de Dardanellen
Vanwege tegenslagen aan het oostfront
en de patstelling in de loopgravenoorlog
besloten de geallieerden een nieuw front
te openen in Turkije. De verwachting
was dat het Ottomaanse rijk, bondgenoot van Duitsland, erg zwak zou zijn.
De Duitsers zouden daardoor tot een
derde front gedwongen worden. De
operatie mislukte volledig en had grote verliezen aan beide zijden tot gevolg.
Alan Moorehead, Gallipoli, London, 1956.
UBN, 423 c 92
Mei 1915. Italië sluit zich aan bij de geallieerden
Hoewel Italië voor de oorlog bondgenoot was van Duitsland en OostenrijkHongarije, sloot het zich in 1915 aan bij de geallieerden. Het eerste offensief
in juni 1915 tegen Oostenrijk-Hongarije was
het begin van een lange reeks mislukte
aanvallen aan de rivier de Isonzo en een
moeizame stellingenoorlog in de Dolomieten.
In november 1917 braken de Oostenrijkers met
hulp van het Duitse leger door de Italiaanse
linies. Pas met Franse en Britse steun konden
de Oostenrijkers in 1918 tot aan de uitgangsposities worden teruggedrongen.
Richard Bosworth, Italy and the approach of
the First World War, London, 1983.
UBN, 252 c 332
9
Februari 1916. Begin van de slag bij Verdun
De Duitse opperbevelhebber E. von Falkenhayn wilde het Franse leger een
beslissende slag toebrengen bij het slecht verdedigde, maar symbolisch
belangrijke Verdun. Von Falkenhayn rekende er op dat de Fransen tot het
uiterste zouden gaan om Verdun te behouden. Hij liet de Franse toegangsweg van Bar-le-Duc naar Verdun ongemoeid in de hoop zo het Franse leger
te laten doodbloeden.
Het lukte ook hier niet om een doorbraak te forceren. De Franse verliezen
waren enorm, maar de Duitse nauwelijks minder: 500.000 gewonden en
250.000 doden in totaal. De slag duurde van februari tot december 1916.
Toen hadden de Fransen na een reeks tegenoffensieven de Duitsers tot
hun uitgangsposities teruggedreven.
Lt. Colonel Marchal, La bataille de Verdun expliquée sur le terrain, Verdun,
[1920].
UBN, 242 c 144
31 mei 1916. Slag bij Jutland
Omdat de Britse zeeblokkade de Duitsers voor grote problemen stelde besloten zij in 1916 de superieure Britse vloot uit te dagen. De Duitsers hoopten
met de inzet van duikboten voor aanzienlijke verliezen te zorgen. De Hochseeflotte maakte echter eerder dan verwacht contact met de Grand fleet.
Het werd een min of meer klassieke zeeslag. Hoewel de Britse verliezen in
manschappen en scheepstonnage groter waren was het de Hochseeflotte die
10
zich onder druk van de grotere
Britse vloot terug moest trekken.
Hierdoor werd het een tactische
overwinning voor de Britten. De
blokkade bleef in stand en de
Hochseeflotte voer nooit meer uit.
John Buchan, La bataille du Jutland,
London, 1916.
UBN, Br 21966
Juli 1916. Slag aan de Somme
De slag aan de Somme was een Frans-Britse poging om eindelijk een bres
te slaan in de Duitse loopgravengordel die zich uitstrekte van de Belgische
kust tot aan de Zwitserse grens. De aanval was bovendien bedoeld om de
Fransen bij Verdun te ondersteunen door Duitse divisies te binden. Er waren
mijnen onder de Duitse linies geplaatst en er werden om te beginnen 1,5
miljoen granaten afgeschoten. De Duitse loopgraven, schuilplaatsen en
prikkeldraad doorstonden de beschieting echter veel beter dan verwacht.
De 1e juli 1916 werd hierdoor een traumatische dag in de geschiedenis
van het Britse leger: 60.000 slachtoffers onder wie bijna 20.000 doden en
nauwelijks terreinwinst. Hierna sleepten de gevechten zich nog tot november
1916 voort zonder noemenswaardig strategisch resultaat. Het beeld
van rijen Britse soldaten die
langzaam door het niemandsland
oprukken om kansloos door Duitse
machinegeweren te worden neergemaaid is het meest verbonden
met deze slag. Minder bekend is
dat er ook vele honderdduizenden
Fransen bij betrokken waren en dat
ook de Duitse verliezen enorm
waren.
John Buchan, La bataille de la Somme, Edinburgh, London, 1917. [2 delen]
UBN 733 c 86
11
6 april 1917. De VS verklaren de oorlog aan Duitsland
De Verenigde staten waren in 1914 nog vastbesloten om buiten de Europese
oorlog te blijven. De al dan niet door propaganda overdreven berichten over
Duitse oorlogsmisdaden in België en Noord-Frankrijk, de onbeperkte duikbotenoorlog en de uitgelekte Duitse initiatieven om Japan en Mexico bij de
oorlog te betrekken, zorgden voor een ommekeer. Omdat het Amerikaanse leger
aanvankelijk te klein, ongetraind en slecht
uitgerust was voor een interventie in
Europa, duurde het tot de zomer van 1918
voordat het daadwerkelijk van militaire
betekenis werd. Toen dit reservoir van
mensen en materiaal eenmaal ingezet kon
worden gaf het ook de doorslag aan het
westfront.
Ross Gregory, The origins of American
intervention in the First World War, New
York, 1917.
UBN, 186 c 222
24 oktober 1917. De Russische Revolutie
De Oktoberrevolutie in Rusland was behalve een politieke machtsovername
ook een strategische meesterzet van de Duitse geheime dienst. Deze
regelde dat Lenin met een dertigtal medestanders naar Rusland kon reizen.
Rusland was oorlogsmoe, er heerste voedselschaarste en in februari 1917
was de tsaar afgetreden. De factie waar Lenin toe behoorde, de Bolsjewieken, greep op 24 oktober 1917 de macht. Een belangrijke doelstelling van
de Bolsjewieken was het beëindigen van de oorlog. Na een wapenstilstand
op 16 december werd in maart 1918 de Vrede van Brest-Litowsk gesloten
waarbij enorme concessies aan de Duitsers, Oostenrijkers, Bulgaren en
Turken werden gedaan. Voor het verloop van de oorlog was de wapenstilstand van grote invloed.
B. Raptschinsky, Geschiedenis der Russische revolutie, Zutphen, 1930.
UBN 475 c 165
12
Maart 1918. Operatie Michael. “Kaiserschlacht”
In maart 1918 probeerden de Duitsers nog een keer een doorbraak in het
westen te forceren. Er waren vele divisies vrijgekomen na de wapenstilstand
met Rusland, het thuisfront had zwaar te lijden onder de Engelse zeeblokkade en men vreesde de komst van enorme Amerikaanse reserves. Operatie
Michael moest de oorlog definitief in het voordeel van de Duitsers beslissen.
Er werden nieuwe tactieken toegepast: stoottroepen, minder massaal en met
goede ondersteuning door o.a. artillerie en vlammenwerpers. Aanvankelijk
werd er grote vooruitgang geboekt. Fransen en Engelsen werden in sommige
sectoren tientallen kilometers teruggedrongen, maar er kwam geen doorbraak. De verliezen waren weer enorm en de Duitsers hadden niet meer de
materiële en mentale reserves om het offensief lang door te zetten. Medio
juli 1918 bloedt het offensief definitief dood.
Martin Middlebrook, Der 21. März 1918: die Kaiserschalcht, Berlin, 1978.
UBN, 978 c 226
Augustus 1918. Keerpunt in het westen
Nadat in juli 1918 het grote Duitse offensief was vastgelopen startten de
geallieerden een reeks offensieven die wel worden samengevat als het
honderddagenoffensief. Dit begon in augustus 1918 met het succesvol terugdrijven van de Duitsers aan de Marne en een zeer succesvolle aanval bij
Amiens. Het eindigde begin oktober met het doorbreken van de Hindenburglinie. De Duitsers zagen zich uiteindelijk genoodzaakt te vragen om een
wapenstilstand.
Otto Lehmann-Russbüldt, Warum erfolgte der Zusammebruch an der
Westfront?, Berlin, 1919.
UBN, Tz c 3217 nr.3
13
11 november 1918. De wapenstilstand
Op 9 november 1918 arriveerde bij een spoorwegwagon bij Compiegne in Frankrijk een Duitse
delegatie onder leiding van Matthias Ertzberger
in de veronderstelling dat er onderhandeld ging
worden over een wapenstilstand. De delegatie
van de geallieerden stond onder leiding van de
Franse maarschalk Foch en wist van de zwakke
positie van Duitsland. Om 5 uur in de ochtend
van 11 november werd een wapenstilstand
gesloten die de facto een Duitse capitulatie was.
Wapenstilstand 1918-1940: een historisch document, Amsterdam, 1941.
UBN Tz c 10151 nr.4
28 juni 1919. Het verdrag van Versailles
Het verdrag van Versailles werd gesloten tussen de entente en Duitsland.
Voor de vrede met andere landen (Oostenrijk, Bulgarije, Turkije en Hongarije)
werden aparte verdragen gesloten. De oorspronkelijke tekst was uitonderhandeld tussen de VS, Engeland en Frankrijk en aan de Duitsers voorgelegd.
Het verdrag, door de Duitsers niet geheel ten onrechte als dictaat betiteld,
werd op 28 juni 1919 in de spiegelzaal van het Paleis van Versailles ondertekend. De aan Duitsland gestelde eisen waren zeer zwaar en een grote
vernedering. Menigeen waarschuwde voor de gevolgen. Maarschalk F. Foch
kwam tot een bijzonder accurate voorspelling toen hij zei: “dit is geen vrede
maar een wapenstilstand voor 20 jaar”.
S. Haffner, G. Bateson, J.M. Keynes, H. Nicolson, A.
Brecht, W.I. Lenin u.a., Der Vertrag von Versailles,
München, 1978.
UBN, 1064 c 169
Illustraties op de bodem van de vitrines:
Uit: van Piet Chielens, De Groote Oorlog 1914-18,
Ieper, 2013.
UBN, KDC
14
Vitrine C en D: Aan het front.
Vitrine C:
Linkerhelft: T.L.J.A.M. Baader (1888-1959)
De Duitser Theodor Baader was een vooraanstaand
katholiek, sinds 1923 hoogleraar en van 1936-1939
rector magnificus aan de Katholieke Universiteit
Nijmegen. Hij diende van 1914 tot 1917 als onderofficier in het Duitse leger aan het westelijk front. Uit
deze periode zijn enige stukken tentoongesteld. In
1917 werd hij als krijgsgevangene geïnterneerd in
Zwitserland. Tijdens de Tweede Wereldoorlog koos hij nadrukkelijk de zijde
van de nazi’s en bleek hij ontvankelijk voor de fascistische rassenleer. In
1944 vluchtte hij naar Duitsland. In 1945 werd hij op grond van “Wangedrag
en plichtsverzuim” door de universiteit ontslagen.
Bewijs van vakantieverlof voor de periode 26 mei tot en met 31 mei 1915.
KDC, Archief T.L.J.A.M. Baader, inv.nr. 787
Dagboek bijgehouden gedurende zijn internering in Zwitserland. 1918.
KDC, Archief T.L.J.A.M. Baader, inv.nr. 765
Militair zakboekje. 1914.
KDC, Archief T.L.J.A.M.
Baader, inv.nr. 766
Getuigschrift i.v.m. het
verlenen van het IJzeren Kruis
2e klasse aan onderofficier
Baader. 1916.
KDC, Archief T.L.J.A.M.
Baader, inv.nr. 706
15
Album met foto's gemaakt tijdens zijn verblijf als militair in Frankrijk.
1914-1916.
KDC, Beeld en Geluid Collectie ALFO-26.53
Rechterhelft:
Abbé Jacques Leclercq, Guerre et service militaire devant la morale catholique, Brussel, 1934.
UBN, Br 11737
Veldpostkaart: Duitse soldaten bij een
kruisbeeld op weg naar de loopgraven. 1916.
Uit: Europeana 1914-1918,
id.nr. 24173; 1971
Duitse soldaten tijdens kerstmis in de omgeving van Verdun. 1915.
Uit: Europeana 1914-1918, id.nr. 31262; 2403
La hiérarchie catholique et la guerre, Paris, 1940.
UBN, TBI 78 c 210
hrsg. Von M. Hirschfeld und A. Gaspar,
Sittengeschichte des ersten Weltkrieges,
Hanau, 1929.
UBN, SF 779 b 1
Spotprent: “Naar de grenzen. Heer, Uw wil
geschiede!” door L. de Leeuw.
In: De Roskam, 4 september 1914, 3e jrg.
nr. 66/67. blz. 71.
UBN, Tz a39
Foto: Soldaat.
Uit: van Piet Chielens, De Groote Oorlog
1914-18, Ieper, 2013.
UBN, KDC
16
Vitrine D:
Militärseelsorge im ersten Weltkrieg:
das Kriegstagebuch des katholischen
Feldgeistlichen Benedict Kreutz, Mainz, 1987.
UBN, TZ c 10021 nr.40
Foto: “De H. mis in een platgeschoten kerk
aan het Aisnefront”. 1917.
Uit: Katholieke Illustratie, 52ste jrg. nr. 1,
6 oktober 1917, blz. 1
UBN, Tz b408
Foto’s Almoezeniers en soldaten.
Uit: Alfred Baudrillart en François Veuillot, La guerre allemande et le
catholicisme: documents photographiques illustrant la conduite respective
des armées allemande et francaise à légard de l’Église Catholique, Parijs,
1915-1918.
UBN, 737 b 2
Spotprent: “Op het oorlogsveld. Onze
Zusterkens van Liefde” door P.A. Schols.
In: De Roskam, 28 mei 1915, 4e jrg. nr.
86.
UBN, Tz a39
Foto: Kerstmis in Fort Douaumont. 1916
Uit: L’album de la guerre 1914-18, Paris,
1922-1923, blz. 558-559.
UBN, 60 a 14
Spotprent: “Op het oorlogsveld. Twee
helden” door. P.A. Schols.
In: De Roskam, 14 mei 1915 , 4e jrg. nr.
85.
UBN, Tz a39
17
Foto: De prachtige Belgische leger-kapel-auto, door den heer Coetermans uit
Antwerpen aan H.M. Koningin Elisabeth aangeboden.
Uit: Katholieke Illustratie, 50ste jrg. nr. 29, 22 april 1916, blz. 422.
UBN, Tz b408
Spotprent: “Lieden van verdacht allooi. Gij zult uw evennaaste liefhebben
gelijk uw zelven” door L. de Leeuw.
In: De Roskam, 8 augustus 1915, 4e jrg. nr. 91.
UBN, Tz a39
Foto: Non in hospitaal.
Uit: Alfred Baudrillart en François Veuillot, La guerre allemande et le
catholicisme: documents photographiques illustrant la conduite respective
des armées allemande et francaise à légard de l’Église Catholique, Parijs,
1915-1918.
UBN, 737 b 2
Foto: Een Duitsche automobiel-kapel.
Uit: Katholieke Illustratie, 49ste jrg. nr. 16, 23 januari 1915, blz. 244.
UBN, Tz b408
Alfred O’Rahilly, Een aalmoezenier in den Grooten Oorlog: pater William
Doyle S.J., Den Haag, 1928.
UBN, KDC c 256
Cartoon’s zegeningen
Uit: Magnus Hirschfeld en Andreas Gaspar, Sittengeschichte des ersten
Weltkrieges, Hanau [1978].
UBN, SF 779 b 1
18
Vitrine G en E: De Mobilisatie in Nederland
Aangezien de situatie door de oorlogsdreiging steeds gevaarlijker werd,
deed de Nederlandse regering bij
monde van minister van Oorlog
N. Bosboom op vrijdag 31 juli een
oproep tot mobilisatie van de grensen kust-bewaking. De mobilisatieoproepen voor de Landweer, Militie en
de Zeemacht werden bij de gemeentehuizen opgehangen en door middel van het luiden van de kerkklokken onder
de aandacht gebracht. Daarnaast werden ze in de dagbladen afgedrukt.
Binnen 24 uur diende ieder zich te melden bij de kazerne die in zijn militair
zakboekje stond vermeld. De mobilisatie verliep voorspoedig en in de avond
van 2 augustus was de krijgsmacht op sterkte. Niet voor iedereen was er plek
in de kazernes; vele militairen werden ondergebracht in grote gebouwen of,
zoals officieren, ingekwartierd bij burgers.
Vitrine G:
Schap 1: Opkomst
Toen de leden van de Landweer en de Miliciens onder de wapenen werden
geroepen spoedde iedereen zich naar zijn kazerne. Zo ook Toon Donkers uit
Blijdorp, die was ingedeeld bij de grenswacht en gelegerd in de Maasstad
(Venlo?). Hij zou onder andere worden ingezet als grenswacht en bij het
bewaken van de bruggen. Zijn belevenissen zijn opgeschreven. Niet bekend
is of het hier om een ooggetuigenverslag of om een verhaal van een fictief
personage gaat. Het typescript, met correcties, bevindt zich in het archief van
H.H. Knippenberg.
Typescript van een verhaal, over Toon Donkers, uit de Eerste Wereldoorlog
(z.j.) (blz. 1 en 19).
KDC, Archief H.H. Knippenberg, inv.nr. 51
19
Foto: “Mobilisatie in ons land: De zuidzijde van de brug aan de Moerdijk, door
militairen bewaakt.”
In: Katholieke Illustratie, 48e jrg, nr 44, 8 augustus 1914, blz. 692.
UBN, Tz b 408
Niet alleen de leden van de Landweer en de Miliciens werden onder de
wapenen geroepen. Religieuzen waren weliswaar vrijgesteld van de wapendienst maar konden bij de mobilisatie een taak bij de zielzorg voor de
gemobiliseerde soldaten toebedeeld krijgen. Een van hen was kapelaan
H.J.M.M. Alink uit Den Helder. Hij hield een dagboek bij waarvan later delen
zijn gepubliceerd. Op 7 augustus schrijft hij daarin dat hij een brief van de
Haarlemse Bisschop ontvangt waarin hem wordt medegedeeld dat hij vanaf
heden belast is met de zielzorg van de militairen in de kampementen die zich
bevinden in zijn parochie en omgeving.
Soms ging er echter bij het oproepen iets mis en werden religieuzen toch
onder de wapenen geroepen. Alink kwam een van deze mensen tegen.
In zijn dagboek vermeldt hij het volgende:
“Dinsdag 18 augustus. …. Gelijk iedere middag na diensttijd zoo komen ook
heden groepen soldaten onze kerk in en uit, om rozenkrans of kruisweg te
bidden. Op een gegeven moment tel ik er veertig tegelijk. “Nood leert
bidden”. Gelukkig de mensch die van de nood der tijden tenminste dit nog
leert. Er zit een soldaat met ’n prachtigen baard precies ’n Missionaris-type.
Ik wacht hem op, en om ’n praatje te beginnen, zeg ik hem dit ook. En leuk
knipoogend zegt hij: Dat ben ik ook, kapelaan, ik ben broeder-missionaris
van het Missiehuis te Baarle-Nassau…. en blijkbaar bij vergissing
opgeroepen… maar het duurt nog al lang voor men
mij loslaat. Ik zal blij zijn, als ik weer in ons Missiehuis
terug ben…. vooral het wakker worden is zoo’n groot
contrast tusschen kazerne en klooster.”
In: H.J.M.M. Alink, Mobilisatie-herinneringen, Den
Helder, [1927] blz. 35.
UBN, KDC c 14659
Foto: Aalmoezenier H.J.M.M. Alink. [1923].
KDC, Collectie Beeld en Geluid, AFBK-2a20929
20
Schap 2-5 reserve-luitenant Bomans
Ook het landweerdistrict Haarlem werd gemobiliseerd en onder de gemobiliseerden bevond zich mr. J.B. Bomans, advocaat en procureur in Haarlem.
Bomans behoorde tot het 18e regiment en had de rang van reserve-luitenant.
In het begin van de oorlog was Bomans
gelegerd aan de zuidgrens van Noord Brabant,
waar hij het beleg van Antwerpen en de stroom
vluchtelingen van dichtbij had kunnen volgen.
Later werd zijn bataljon overgeplaatst naar
Den Helder, waar hij ingekwartierd werd bij de
eerder genoemde kapelaan Alink. Hij zou hier
blijven tot aan zijn demobilisatie eind 1916
vanwege zijn verkiezing tot gemeenteraadslid
in Haarlem. Datzelfde jaar trad hij ook toe als
lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Vooral tijdens zijn verblijf in Noord-Brabant schreef hij bijna dagelijks brieven
naar huis. Hij laat hierin doorschemeren dat hij zijn tijd voornamelijk vult met
oefenen en eindeloos wachten, wachten en wachten. Hij ziet niet overal het
nut van in. In een van zijn brieven verhaalt hij over zijn taak als politiewacht:
“Maar ik ben nu niet op grenswacht, maar op politiewacht. Dat is midden in
het dorp. Voor bewaking en meer flauwe kul. 50 man en ’n luitenant elken
dag buiten bed gehouden. Toegangswegen afsluiten! Natuurlijk blijven er
genoeg onbewaakte paden over. ’t Is alles maar voor den vorm en voor ¾
poppenkast.”
Naast zijn brieven bleef hij ook gedichten schrijven, waaronder De sterren
van het 21ste, dat tijdens het kerstdiner voor gemobiliseerden in 1915 werd
voorgedragen. Maar Bomans was niet de enige militair die schreef. Datzelfde
jaar wordt bij de sinterklaasviering Het schimmenspel van Acket, met de
eerste compagnie op Mobilisatie opgevoerd, geschreven door ene J.B.S.
waarin de draak werd gestoken met allerlei activiteiten, die in silhouet op
een laken werden uitgebeeld. Later is dit spel in druk verschenen.
21
Schap 2:
Brief van J.B. Bomans aan zijn vrouw onder andere over zijn taak als
politiewacht. 1 oktober 1914.
In: Album “Brieven Mobilisatie 1914-5”.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.9.4
Foto’s: J.B. Bomans met leden van zijn compagnie. 1915.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.8.5
Herinneringen uit 1916: Overplaatsing naar Huisduinen en benoeming tot lid
van de Tweede Kamer. 1916.
In: Schrift “Mijzelf vanaf mijn 26e”, herinneringen en notities. 1905-1936
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.9.2
Schap 3:
Rijm “De sterren van het 21ste”, paragraaf 6 “Haga” en 7 “Bomans” door J.B.
Bomans. Voorgedragen tijdens het kerstdiner te Huisduinen op 24 december
1915.
In: Schrift met gedichten.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.9.3
Pagina met foto, rijmpje en voedselbonnen.
In: Album “Ter dankbare nagedachtenis van mr. Johannes Bernardus
Bomans”.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.1.3
22
Foto: Groepsfoto J.B. Bomans (zittend i/h midden met sabel) en enkele
mannen van zijn compagnie. 1915.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.1.4
Foto: J.B. Bomans (met sabel) en enkele
mannen van zijn compagnie tijdens de
grenswacht. 1915.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.1.4
(fotograaf: Schmidlin, Tilburg)
“Het schimmenspel” van Acket. Met de eerste
compagnie op Mobilisatie, woorden van J.B.S.
Herinnering aan het St. Nicolaasfeest 1915 op
het galgenveld bij Huisduinen. 1916.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.8.48
Schap 4:
Tekening van de verplaatsingen van het bataljon in de omgeving van Tilburg
in de periode juli-september 1915.
Uit: Album “Brieven Mobilisatie 1914-5”.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.9.4
Foto: J.B. Bomans met enkele mannen van zijn compagnie tijdens de
grenswacht. 1915.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.8.5 (Fotograaf: Schmidlin, Tilburg)
Artikelen “Mijn Bataljon” deel 1-3. 1916
Uit: De katholieke militair: maandblad
gewijd aan de belangen der r.k. soldaten
en militaire-vereenigingen – Bond van RK
Militairen-Verenigingen, Soesterberg.
10e jrg. 1916.
In: Album 4 “Januari-september 1916”.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code
2.12.1-4
23
Schap 5:
Nadat Bomans zich in 1913 in Haarlem had gevestigd als advocaat en
procureur begon hij zich steeds meer voor de politiek te interesseren. Al snel
trad hij op als spreker op politieke bijeenkomsten, vooral in het kiesdistrict
Haarlem. Dit bleef hij tijdens de mobilisatie gewoon doen. Eén van die
lezingen is getiteld De priester-soldaat, beschouwd in het licht van den
Europeesche oorlog. Hij hield deze op 26 april 1916 voor de Studie- en
Debatingclub Ontwikkeling naar Roomsche Beginselen te Amsterdam. In
zijn lezing ging hij onder andere in op de vraag of de staat het recht heeft om
priesters als soldaat op te roepen. In het Franse, Duitse en Italiaanse leger
bleken namelijk religieuzen (gedwongen) mee te vechten. Ook had hij het
daarin over het werk van de aalmoezeniers en over het lekenpastoraat onder
de militairen.
Programma voor de Studie en Debatingclub
“Ontwikkeling naar Roomsche Beginselen”, april-mei
1916.
Uit: Album 4 “Januari-september 1916”.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.12.1-4
Foto: De troepen hakken onder leiding van J.B. Bomans
(met sabel) in op de “vijand”. (in scene gezet). 1915.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.1.4 (fotograaf:
Schmidlin, Tilburg)
Lezing “De priester soldaat” gehouden door mr. J.B .Bomans voor
“Ontwikkeling naar Roomsche Beginselen”, onderafdeling van de
Gonzagavereniging te Amsterdam. 1916.
In: Toespraken mr. Bomans 1913-1920.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.3.23
Artikelen uit De Tijd en De Maasbode van 27 april 1916 over de lezing
“De priester soldaat” gehouden op 26 april 1916.
Uit: Album 4 “Januari-september 1916”.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.12.1-4
24
Vitrine E: Zielzorg voor militairen
Het gevolg van de mobilisatie was dat mannen werden weggerukt uit
het familieleven en werden onttrokken aan de invloedsfeer van de pastoor.
De taak van de zielzorg kwam nu te liggen bij de geestelijken van de plaats
waar men gelegerd was. De aalmoezenier had zijn handen vol aan het
overleggen met de commandanten en parochiegeestelijken om de mannen
in de gelegenheid te stellen om te biechten en de Heilige Mis bij te wonen.
Omdat men vreesde dat katholieke militairen bij een te lang verblijf van huis
bloot zouden komen te staan aan verkeerde invloeden moesten ze in hun
vrije tijd bezig gehouden worden. Velen kwamen uit dorpen en waren niet
bekend met de verleidingen van het stadsleven. Daarom werden RK militaire
tehuizen opgericht waar ze niet alleen terecht konden voor zielzorg maar ook
voor ontspanning. Daarnaast werd er op aangedrongen om lid te worden van
RK Militairen-verenigingen en de georganiseerde activiteiten te bezoeken. In
een boekje gericht aan de katholieke militairen werd het als volgt verwoord:
“In die vereeniging vindt ge roomsche gezelligheid, ge weet zeker, dat dáár
uw geloof of uw zedelijkheid geen gevaar loopen, dáár vindt ge goede
kameraden.“
De activiteiten bestonden onder andere uit lezingen, cursussen maar ook
uit muziek- en toneelavonden. Op deze manier hoopte men de militairen te
behoeden voor wereldse gevaren.
Aankondiging algehele mobilisatie.
In: De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad, 31 juli 1914.
UBN, D 500
25
Foto: “Mobilisatie in ons land. De duizenden, die in den omtrek der kazerne
te Amsterdam op de been zijn, in verband met het vertrek der opgeroepen
militairen.”
In: Katholieke Illustratie, 48e jrg. nr. 44, 8 augustus 1914, blz. 693.
UBN, Tz b 408
Artikel “Zielzorg voor militairen”.
In: Analecta voor het bisdom Roermond, 1917, 2e jrg. blz. 72-73.
UBN, Tz c 1767
Herderlijk schrijven “Geestelijke verzorging der soldaten”.
In: Analecta voor het bisdom Roermond, 1918, 3e jrg. blz. 95-96.
UBN, Tz c 1767
G. Huys, Mobilisatie-Kerkboekje, 1914.
UBN, KDC d 7459
Brief van J.H. Ledeboer en P. van der Meulen,
namens landelijke drankbestrijdersverenigingen,
aan het Ministerie van Oorlog over de verstrekking
van alcohol aan de gemobiliseerden.
24 september 1914.
KDC, Archief Sobrietas, inv.nr. 1762
26
Hoofdstuk VII. “Onder elkaar”.
In: A.J. Koenders O.Carm., Halt! Een woord tot onze katholieke militairen,
Amsterdam, 1917.
UBN, KDC d 5026
J. van den Heuvel, Even Luisteren! Een woord aan katholieke militairen,
Leiden, 1916. Volksbilbliotheek no. 47.
UBN, TBI Br.19/28
Overzicht van gehouden activiteiten en een pamflet “Aan mijn Roomsche
jongens!” door aalmoezenier G. Huys. 1918.
In: Verhandelingen der Vereniging van R.K. Militairen, IIIde deel 1917-1919.
KDC, Archief Centrale van Katholieke Militaire Tehuizen, inv.nr. 285
Foto’s: Gebouw van de R.K. Militairen-Vereeniging Breda. [1913].
In: Verhandelingen der Vereniging van R.K. Militairen, IIde deel 1902-1916.
KDC, Archief Centrale van Katholieke Militaire Tehuizen, inv.nr. 1904
27
Vitrine F: Benedictus XV, een roepende in de
woestijn
Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd de
katholieke kerk geleid door Paus Benedictus XV,
burgerlijke naam Giacomo della Chiesa. Hij werd in
1854 in Genua geboren in een verarmde adellijke
familie en had voordat hij aan zijn priesteropleiding
begon al een rechtenstudie afgerond. Na voltooiing
van de priesterstudie zou hij onder andere ook nog
de diplomatenopleiding van het Vaticaan afronden
waarna hij onder paus Leo XIII een aantal jaren in
pauselijke diplomatieke dienst actief was. In 1907
werd hij tot aartsbisschop van Bologna benoemd en in 1914, vlak voor zijn
verkiezing tot paus, tot kardinaal. Zijn pontificaat duurde van 1914 tot aan zijn
dood in 1922. Zijn inspanningen in de Eerste Wereldoorlog om een voor alle
partijen eerzame en rechtvaardige vrede te bewerkstelligen leverden hem de
bijnaam de Vredespaus op.
Toen Benedictus XV op 6 september 1914 tot paus werd gekroond woedde
de Eerste Wereldoorlog al ruim een maand in volle hevigheid. Het uitbreken
daarvan zou zijn voorganger Pius X zelfs zo hevig hebben aangegrepen dat
hij van smart gestorven was. Het begin van de oorlog drukte al een stempel
op de kroning van Benedictus XV. Deze vond op zijn verzoek niet plaats in
de Sint-Pietersbasiliek, maar in de Sixtijnse kapel. Een grootse kroning in de
basiliek vond hij vanwege de oorlogssituatie ongepast. Vanaf het begin van
de Grote Oorlog probeerde het Vaticaan steeds strikte neutraliteit in het
conflict te betrachten. Al direct na zijn kroning deed Benedictus XV de
exhortatie (pauselijke brief) Ubi Primum het licht zien, waarin hij zich
vastlegde “niets na te zullen laten wat kan bijdragen tot bespoediging van
het einde van deze ramp”. Ook riep hij in de brief de leiders van de oorlogvoerende naties op om “al hun geschillen voor het heil der mensheid te laten
varen” en spoorde hij de gelovigen aan om in aanhoudend, innig en nederig
gebed God te blijven smeken totdat “Hij deze ‘gesel van Zijn gramschap’,
waarmede Hij de volken voor hun zonden straft, moge neerleggen”.
28
In november van datzelfde jaar verscheen zijn eerste encycliek Ad Beatissimi
Apostolorum, die voor een groot deel aan de “zelfmoord van geciviliseerd
Europa” gewijd was. Hij riep hierin wederom de wereldleiders op tot
beëindiging van de vijandelijkheden en stelde bovendien de dieperliggende
oorzaken aan de orde die zijns inziens tot dit catastrofale conflict hadden
geleid. Volgens Benedictus XV was de belangrijkste reden voor de uitbraak
van de oorlog de steeds verdergaande scheiding van kerk en staat waardoor
de rol van de kerk in de samenleving steeds kleiner was geworden en de
christelijke moraal was aangetast. Dit had geleid tot een gebrek aan
naastenliefde, verlies van respect voor gezag, groeiende klassenongelijkheid
en ongebreideld materialisme.
Benedictus XV was aanvankelijk erg terughoudend bij het ontplooien van zijn
vredesactiviteiten. Deze zouden, vreesde hij, kunnen worden uitgelegd als
inmenging van de kerk in wereldse zaken wat zou kunnen leiden tot een
afkeer van diezelfde kerk. Ook was hij bang de schijn van partijdigheid op
zich te laden waardoor hij gelovigen in het zich achtergesteld voelende kamp
van zich zou vervreemden. Dit zou een breuk binnen de katholieke kerk tot
gevolg kunnen hebben. Tenslotte moest hij enerzijds rekening houden met
de in Duitse protestantse kringen heersende overtuiging dat de paus alleen
op papier neutraal was, maar in werkelijkheid met de geallieerden (Engeland,
Frankrijk en Rusland) sympathiseerde en anderzijds met het bij de geallieerden levende gevoel dat hij juist de Centrale Mogendheden (Duitsland en
Oostenrijk-Hongarije) bevoordeelde. Als een ware evenwichtskunstenaar
moest Benedictus XV bij zijn vredesinitiatieven
proberen on speaking terms te blijven met
beide kampen. Illustratief hiervoor was een
incident dat zich in 1915 voordeed. Volgens
een Duitse journalist had de paus in een
interview de Amerikaanse president Woodrow
Wilson opgeroepen wapenleveranties aan de
geallieerden te staken om zo de vrede te
bespoedigen. Het Vaticaan haastte zich om in
alle toonaarden te ontkennen dat de paus iets
van die strekking had gezegd en nam
ogenblikkelijk afstand van het interview.
29
Eind 1914 riep Benedictus XV op tot een algemene Kerstwapenstilstand,
zodat “de kanonnen tenminste tot zwijgen worden gebracht in de nacht
waarin de engelen zongen”. Geen van de oorlogvoerende partijen gaf hier
gevolg aan. Wel vonden hier en daar aan het westelijk front spontaan
gevechtspauzes plaats.
De vredesinitiatieven van Benedictus XV werden
aanzienlijk bemoeilijkt door een afspraak die in april
1915 tussen de geallieerden en Italië gemaakt was bij
de onderhandelingen over het geheime Pact van
Londen. Bij dit verdrag zou Italië, in ruil voor territoriale
toezeggingen, zich van de Centrale Mogendheden
afkeren en zich aansluiten bij het geallieerde kamp.
Italië had daarbij ook bedongen dat alle toekomstige
vredesvoorstellen van de paus door de geallieerden
genegeerd zouden worden. Het land vreesde dat de pauselijke bemoeienissen met de oorlog de wil van de Italiaanse bevolking om aan de oorlog deel
te nemen zou ondermijnen. Bovendien heerste bij de geallieerden, zoals
gezegd, het idee dat het Vaticaan Duitsland en Oostenrijk bevoordeelde.
In juli 1915 bracht Benedictus XV een nieuwe aan de oorlog gewijde exhortatie uit, getiteld Allorche Fumi Chiamata, waarin hij een klemmend beroep op
de leiders van de oorlogvoerende landen deed om “voorgoed een einde te
maken aan deze bloedige slachting” en tot vrede te komen. Na de publicatie
hiervan ging het Vaticaan over tot een actievere vorm van diplomatie, wat in
augustus 1917 resulteerde in de vredesnota Dès le Debut . De nota bevatte
en vredesplan van zeven punten. (1) De materiële kracht van de wapens
moest vervangen worden door de morele kracht van het recht. (2) Er moest
een gelijktijdige, wederzijdse wapenvermindering plaatsvinden. (3) In plaats
van door oorlog zouden de geschillen tussen landen door internationale
arbitrage opgelost moeten worden. (4) De zeeën moesten voor alle naties
vrij bevaarbaar worden. (5) De strijdende partijen moesten afzien van het
opleggen van herstelbetalingen aan elkaar. (6) Bezette gebieden moesten
ontruimd worden. (7) Territoriale disputen moesten in een geest van
verzoening en rekening houdend met het algemeen belang van “de grote
menselijke gemeenschap” benaderd worden.
30
De Duitse regering leek aanvankelijk wel voor het plan te voelen, maar wees
het later onder druk van de Duitse legerleiding toch af. De Franse staatsman
George Clemenceau wees het plan af omdat hij het als anti-Frans en
pro-Duits beschouwde. Bovendien wilde hij per se niet afzien van het
opleggen van herstelbetalingen. De Amerikaanse president Woodrow Wilson
verwierp het plan, omdat dit volgens hem zou leiden tot herstel van de
vooroorlogse situatie, terwijl hij vond dat in Duitsland – in Amerikaanse ogen
de agressor - een nieuwe regering en een nieuw staatshoofd aan het bewind
zouden moeten komen. In zijn in januari 1918 gepresenteerde vredesplan
zou hij desalniettemin een aantal van de voorstellen uit Dés le Debut
overnemen. Wilson zou als vredesstichter aanzienlijk meer erkenning krijgen
dan Benedictus XV. De Amerikaanse president ontving in 1919 de Nobelprijs
voor zijn vredesinspanningen.
Op 9 mei 1918 verscheen de pauselijke brief Quartus Iam Annus waarin
Benedictus XV memoreerde dat het vier jaar geleden was dat hij tot het
hoogste ambt was gekozen en dat toen al de oorlog in alle hevigheid
woedde. Verder bevat de brief wederom een oproep tot vrede. Hij riep de
gelovigen op om op 29 juni, het Hoogfeest van de Heilige Petrus en Paulus,
hun zonden te belijden om zo God gunstig te stemmen bij hun gebed voor
vrede.
31
Uiteindelijk zouden alle vredesoproepen van Benedictus XV in wezen
onbeantwoord blijven. Wel boekte hij aanzienlijke successen bij zijn
inspanningen op humanitair terrein. Zo wist hij te bewerkstelligen dat
tienduizenden zwaargewonde krijgsgevangenen tussen de oorlogvoerende
landen werden uitgewisseld en dat burgers uit door Duitsland bezet gebied
naar Zuid-Frankrijk mochten afreizen. Het Vaticaan spande zich verder in
om op verzoek van hun families informatie over het lot en de verblijfplaats
van vermiste soldaten te verkrijgen. Ook organiseerde het voedselhulp voor
hongerlijdende kinderen in de oorlogsgebieden. Verder wist Benedictus XV
gedaan te krijgen dat krijgsgevangenen niet meer op zondag hoefden te
werken en dat 29.000 krijgsgevangenen, van wie de longen aangetast waren
door blootstelling aan strijdgassen, naar het neutrale Zwitserland mochten
vertrekken.
In de encycliek Quad Iam Diu, gepubliceerd in december 1918, drie weken
na het ingaan van de wapenstilstand met Duitsland, riep hij de katholieken
op te bidden voor bestendiging van de vrede en voor de deelnemers aan de
naderende vredesbesprekingen. Benedictus XV probeerde daarna nog bij de
geallieerden deelname van het Vaticaan aan de Vredesconferentie in Parijs
te bedingen. Hierop zouden door de zegevierende, geallieerde landen de
vredesvoorwaarden vastgesteld worden die aan de verslagen Centrale
Mogendheden opgelegd werden. Net als bij zijn oproepen en initiatieven tot
vrede tijdens de oorlog kreeg hij van de geallieerden nul op het rekest.
Mgr. A. de Waal, Paus Benedictus XV,
Amsterdam, 1914.
UBN, TBI 9c 101
P.J.M. Aalberse, De eerste encycliek van
Z.H. Paus Benedictus XV, Leiden.[1916].
UBN, Tz c 1646
Z.H. Paus Benedictus XV en de vrede,
[1917].
UBN, Br 21999
32
Prent: Paus Benedictus XV.
KDC, Beeld en Geluid Collectie
AFBK-2a879
Gebeden voor den vrede. Voorgeschreven
door Z.H. Paus Benedictus XV op zondag
Sexagesima, den 7en Februari 1915,
Leiden, 1915.
UBN, KDC d 87
Encycliek “Ad beatissimi apostolorum
principis” van Z.H. Paus Benedictus XV,
gegeven op 1 november 1914. 1914.
UBN, Br. Ned 1914:18
Benedictus XV, Encycliek over den vrede: encycliek van Z.H. Benedictus XV,
Amsterdam, 1914.
UBN, Br. Ned 1914:37
Jozef van Mierlo Sr., SJ, Benedictus XV: zijn wijze houding tijdens den
oorlog, Brugge, 1921.
UBN, TBI Br 18/48
Spotprent: “Amerika und der Vatikan” door O. Gulbransson.
In: Paul van Damme, Vriend over Vijand. De Grote Oorlog in spotprenten,
Tielt, 2013.
UBN, KDC b 3300
Brochure: Vredesnota van Benedictus XV. 1 augustus 1917. Ontwapeningsplan van den H. Stoel, Rotterdam. 1925.
KDC, Archief RK Vredesbeweging Nederland, inv.nr. 20
Gebed voor den vrede.
In: Vastenbrief aartsbisschop H. van den Wetering, Utrecht 24 januari 1915.
KDC, Collectie Herderlijke Brieven
33
Spotprent: “Het Vredesvoorstel van Z.H. den Paus. Zou ik gehoor krijgen?”
door Louis de Leeuw.
In: De Roskam, 31 augustus 1917, 6e jrg. nr.145, blz. 145.
UBN, Tz a39
Sebastian Waldner, Papst Benedikt XV. und der Weltkrieg: den lieben
Soldaten und dem christlichen Volke gewidmet, Eggenburg, 1916.
UBN, SF 560 d 8
Aan de wand:
Spotprent: “De Paus en de diplomatie. Voorheen……… en ……..thans” door
Frans Lazarom.
In: De Roskam, 28 april 1916, 5e jrg. nr.110, blz. 67.
UBN, Tz a39
34
Vitrines H en I: Opvang van vluchtelingen
Vitrine H: Opvang van Belgische vluchtelingen
Om aan het oorlogsgeweld te ontkomen vluchtten veel Belgen in 1914 naar
het neutrale Nederland. Zij vonden onderdak in hotels, bij particulieren of in
door de overheid opgerichte vluchtoorden. Belgische militairen werden in
speciale interneringskampen ondergebracht en voor ouderloze kinderen
werden pleeggezinnen gezocht. Vooral in het eerste oorlogsjaar kwamen
er veel vluchtelingen naar Nederland. Toen de oorlog zich naar het zuiden
van België en Noord Frankrijk verplaatst had keerde een groot aantal
vluchtelingen in het eerste oorlogsjaar naar huis terug.
Omdat de hulp aan vluchtelingen door de overheid zo veel mogelijk aan
particulieren en het Rode Kruis werd overgelaten, werden in veel plaatsen
particuliere hulpcomités opgericht die de opvang op zich namen
.
Schap 1-3: RK Huisvestings-comité
Een van die comités was het
Nederlandsch RK Huisvestingscomité, dat op 26 september 1914
werd opgericht.
Met de komst van zoveel vluchtelingen in korte tijd en de vaak geïmproviseerde opvang in kampen kon het
niet lang duren voordat er klachten te
beluisteren waren. Bijvoorbeeld: “dat katholieke kinderen, die zonder wettige
verzorgers in kamp Oldebroek vertoefden, door het comité van het kamp bij
niet-katholieke families werden ondergebracht”. Men zag dit als een gevaar.
“Dit was een toestand die de Nederlandse katholieken niet mochten en niet
konden dulden.” Aangezien het merendeel van de Belgen katholiek was
mocht het noodzakelijke liefdewerk van de vluchtelingenopvang niet aan de
Nederlandse katholieken voorbijgaan. Katholieke kinderen moesten in een
katholieke omgeving opgevangen worden.
35
Op 12 september 1914 verscheen er in het Katholiek Sociaal Weekblad een
oproep van Emile Verviers aan invloedrijke katholieken om de handen ineen
te slaan en te komen tot de oprichting van een centrale katholieke vluchtelingenorganisatie. Hij schreef de oproep met medeweten van hoofdredacteur
en katholiek Tweede Kamerlid mr. P.J.M. Aalberse. Dit artikel werd in veel
bladen overgenomen en vond veel weerklank. Nog voordat het comité was
opgericht kwamen er al honderden aanbiedingen binnen van gezinnen, zowel
rijk als arm, die kinderen wilden opnemen.
Eind september verscheen de eerste oproep van het comité met naast een
oproep tot liefdewerk ook een uitleg van het doel. Naast de opvang van
vluchtelingen waren er ook geld en goederen nodig voor de verzorging en
het verplaatsen van de vluchtelingen.
Het comité had een algemeen karakter en gaf niet alleen hulp aan Belgische
kinderen maar aan vluchtelingen van alle leeftijden en nationaliteiten. Het
bleef dit doen ook na beëindiging van de Eerste Wereldoorlog. In deze vitrine
ligt echter de nadruk op de opvang van kinderen.
Schap 1:
Artikel “Een noodzakelijk katholiek
liefdewerk” door Emile Verviers.
In: Katholiek Sociaal Weekblad, jrg 13,
no. 37, 12 september 1914, blz. 417.
UBN, Tz b 1
Brief van Emile Verviers aan mgr. A.F.
Diepen, bisschop van ’s-Hertogenbosch,
met een verslag van de werkzaamheden
van het RK Huisvestings-Comité. 28
september 1914.
In: Kopieboek van uitgegane brieven van
het RK Huisvestings-Comité. 1914-1915.
KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr.
1471
36
Oproep “Een noodzakelijk katholiek
liefdewerk”. 1914.
KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377
Schap 2:
Om de zorg te bekostigen werden via allerlei
wegen geld, goederen en diensten gezocht.
Zoals het inzamelen van geld via een loterij,
maar ook door het vragen van hulp van de
overheid i.v.m. het vervoer van de kinderen.
Pamflet ”Liefdadige Stadgenooten”. [1916].
KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377
Foto: Belgische kinderen te Roosendaal.
In: Katholieke Illustratie, 50ste jrg. nr. 51, 30 september 1916, blz. 709.
UBN, Tz b408
Circulaire met het verzoek om giften. 1917.
KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377
Foto: Het werk van het R.-K. Huisvestingscomité voor Belgische kinderen.
In: Katholieke Illustratie, 50ste jrg. nr. 18, 5 februari 1916, blz. 264.
UBN, Tz b408
Afschrift van een brief van de minister van Binnenlandse Zaken over het
kosteloos vervoer van oorlogskinderen. 1917.
KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377
37
Schap 3:
Naast de zorg voor Belgische vluchtelingen heeft het comité zich ook ingezet
voor Duitse en Oostenrijkse kinderen.
Ciruclaire “Hongersnood te Weenen”. 1917.
KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377
Communique “Ter wille van de neutraliteit”. 1917.
KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377
Circulaire “Aan de zeereerw. Heeren Pastoors in Nederland”. 1917.
KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377
Foto: P. Servatius Dentener O.Carm. met enige der Nederlands kinderen uit
Duitsland. 1917.
In: Katholieke Illustratie, 51ste jrg. nr. 31, 6 mei 1917, blz. 410
UBN, Tz b408
Gedenkboek Ned. R.K. huisvestingscomité. De liefdadigheid der katholieken
van Nederland : volledig overzicht der hulpacties van het Nederlandsch R.K.
Huisvestings-comité te 's-Hertogenbosch, ten bate van noodlijdenden in
België, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en Nederland, gedurende de jaren
1914-1924.
UBN, KDC b 39
38
Schap 4: plaatselijke comités
Een voorbeeld van een plaatselijk comité was het Sint Vincentius-comité
voor Belgische Vluchtelingen te Rotterdam. Aanleiding voor de oprichting van
dit comité was de komst, begin oktober 1914, van steeds meer vluchtelingen
die hulp nodig hadden. Zij werden voornamelijk opgevangen in het St. Josefs
-gezellengebouw, dat was omgebouwd tot een opvanghuis. Van zijn werkzaamheden heeft het comité een verslag bijgehouden dat u op dit schap
aantreft.
Paragraaf: Rotterdam.
In: Diane de Keyser, Nieuwe meesters, magere tijden. Eten & drinken tijdens
de Eerste Wereldoorlog, Leuven, 2013, blz. 112-113.
UBN, KDC
Foto: Belgische vluchtelingen die werden opgevangen door de Vincentiusvereeniging. 1915.
KDC, Beeld en Geluid Collectie AFBK 6a2717
Het Sint Vincentius-comité voor Belgische Vluchtelingen en zijn werk.
Rotterdam 10 october 1914 - 18 september 1915.
UBN, Br. Ned. 1915:254
39
Schap 5:Vluchtoorden
Naast de opvang door particulieren waren er in Nederland ook verschillende
vluchtoorden waar grote groepen mensen werden opgevangen. Een daarvan
stond in Gouda. Dit kamp ontstond uit
particulier initiatief, maar de kosten
werden door de overheid vergoed. De
vluchtelingen werden opgevangen in de
verwarmde kassen van een snijgroenkwekerij. Niet iedereen had het er naar
zijn zin en velen probeerden dan ook
elders onderdak te vinden. Meestal
zaten in dit soort kampen mensen die
het financieel niet breed hadden.
Foto’s: Het Belgische vluchtoord te
Gouda.
In: Katholieke Illustratie, 51ste jrg. nr 12,
30 december 1916, blz. 185.
UBN, Tz b408
Foto en getuigenissen van vluchtelingen over vluchtoord Gouda. 1914-1915.
In: Michaël Amara, Pieth Chielens en Kirstin van Damme, Exodus, Belgen op
de vlucht 1914-1918, Gent, 2014, blz. 164-165.
UBN, KDC
Naast feitelijke verslagen zijn er ook fictieve
boeken verschenen gebaseerd op historische
feiten. Een daarvan is Vlucht, over Marieke die
vertelt over haar belevenissen als vluchteling in
Nederland.
Johanna Spaey, Vlucht , Breda, 2007.
UBN, KDC
40
Vitrine I: Comité voor Huisvesting van Noodlijdende Kinderen van Nederlanders in Kleef e.o.
Het Comité voor huisvesting van noodlijdende kinderen van Nederlanders in
Kleef e.o. werd in december 1916 opgericht op verzoek van pater Koolen en
ds. A. van der Flier, predikant van de Nederlands Hervormde Gemeente te
Kleef (Duitsland). Het had als doel noodlijdende kinderen van Nederlanders
uit Kleef e.o. (kosteloos) onder te brengen in Nijmegen en omstreken. In het
comité zaten zowel katholieke als protestantse dames, waaronder de dames
Van Berkel, Van der Lans-Russel en Wirtz. De kosten van de opvang werden
voornamelijk door de pleegouders gedragen. Aangezien een groot aantal
pleegouders slechts over een geringe financiële draagkracht beschikte,
sprong het comité waar nodig bij. Mensen die geen kinderen op wilden of
konden nemen maar zich wel hun lot aantrokken,
ondersteunden het comité met geld of goederen.
Schap 1: Het ontstaan van het comité
Notulen van de vergadering van het comité van maandag 14 december.
1916.
KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950
Artikel “Nederlandsche kinderen in Duitschland”.
In: De Gelderlander: Nieuwe Nijmeegsche Courant; 14 december 1916.
UBN, D522
Oproep tot verzorging van Nederlandsche kinderen uit Kleef.
In: De Gelderlander: Nieuwe Nijmeegsche Courant; 14 december 1916.
UBN, D522
Brieven van mensen naar aanleiding
van de oproep om kinderen op te
nemen. 1916.
KDC, Archief J.R. van der Lans,
inv.nr. 950
41
Schap 2: De komst van kinderen
Brief van ds. A. van der Flier aan dames van
het comité over de komst van kinderen. 1916.
KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950
Overzicht van kinderen die op 23 december
1916 naar Nederland gekomen zijn en bij wie
ze geplaatst zijn. 1916.
KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950
Ausweis voor Paul en Johann de Koning
afgegeven door de politie te Kleef. 1916.
KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950
Bescheinigung voor Antoon Bremers afgegeven door de Polizei-Verwaltung
te Hau. 1916.
KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950
Lijst van het Nederlandse Consulaat te Kleef met namen van kinderen die
naar Nederland komen. 1916.
KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950
Schap 3: Het verblijf en de verzorging van de kinderen
Overzichten van ontvangen en verstrekte kleding. 1916-1917.
KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950
42
Nota’s voor het leveren van goederen en
diensten ten behoeve van de opgevangen
kinderen. 1917-1918.
KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950
Brief van de Nederlandsche Ambulance voor
Duitschland en Oostenrijk-Hongarije over de
schenking van kinderkleding. 1917.
KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950
Brief van P.J.F. Daniëls, namens de wethouders van Nijmegen, met een toezegging de
tramkosten eenmalig te vergoeden. 1916.
KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950
Concept-brief aan het Koninklijk Nationaal Steuncomité met het verzoek om
financiële steun. Met antwoordbrief. 1917.
KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950
Schap 4: Gedenkplaten
Ter herinnering aan de opvang van vluchtelingen zijn
diverse gedenkplaten verschenen. Zowel algemene
als meer persoonlijke. Een voorbeeld hiervan is het
diploma dat mw. Van der Lans-Russel ontving als
dank voor haar hulp aan Belgische gewonde en
krijgsgevangen militairen. Zij heeft zich daarnaast ook
ingezet voor de opvang in Nederland van in Duitsland
woonachtige Nederlandse kinderen.
Gedenkplaat ter herinnering aan de ontvangst der
vluchtende Belgen in Nederland, october 1914.
KDC, Archief J.B. Bomans
Diplôme d'honneur offert a Madame Van der Lans. 1917.
KDC, Beeld en Geluid Collectie AFBG-2b5687
43
Vitrines I en J: Anti-katholieke houding van de
Duitsers
Waren de Duitse oorlogsmisdaden in België en Noord-Frankrijk
ingegeven door anti-katholicisme?
Een definitief antwoord op bovenstaande vraag zult u in onze tentoonstelling
niet vinden, wel bronmateriaal en literatuur die het verdienen nader
bestudeerd te worden.
In een artikel in Tertio (5 maart 2014) zegt Joris
Delporte over de vernieling van de Leuvense
universiteit en bibliotheek: “Meer ten gronde
vormde dit vurige incident een markante uiting
van antikatholiek sentiment in Duitse rangen.
De strijd die onder het mom van Kulturkampf
intern had gewoed, raakte geprojecteerd op de
vijand tijdens de invasie. Zeker onder Pruisische
soldaten waren de kiemen voor geweld tegen
onder anderen katholieke priesters manifest
aanwezig…”. Wat opvalt is dat deze uitspraak
over het anti-katholicisme zeer beslist is terwijl dit in andere bronnen soms
geheel ontbreekt.
Belangrijkste bron voor beide vitrines over dit vraagstuk is het driedelige
boekwerk “La guerre allemande et le catholicisme”: een zeer uitgebreide
en rijk geïllustreerde Franse uitgave waarin de Duitse legers van vooral
tegen katholieke doelen gerichte barbarij beschuldigd worden. De Duitse
katholieken, die zich aanvankelijk onvoorwaardelijk achter de Duitse zaak
geschaard hadden, voelden zich door deze beschuldigingen hoogst
ongemakkelijk en namen deze kritiek zeer serieus. Getuige het nu volgende
citaat uit Pro Petri Sede (nr. 3, 2014).
“Voor de Duitse katholieken was de polemiek die uit het katholieke
Frankrijk overwaaide een groot probleem. Vooral het verzamelwerk “La
guerre allemande et le catholicisme” stuitte vooral in Duitsland op grote
weerstand. De bijdragen uit deze verzamelband bestempelden de oorlog in
44
het westen als een religieuze oorlog die het protestantse en religieloze
Duitsland tegen het katholieke Frankrijk voerde. De inval in het neutrale
België met zijn al dan niet gepleegde of aangedikte gruweldaden vanwege de
Duitse troepen, evenals de beschadiging en ontwijding van Franse kerken,
werd er als een duidelijk bewijs van gezien. Het antwoord daarop liet niet
lang op zich wachten. Op aansporing van de geschiedkundige Heinrich Finke
uit Freiburg, werd onder voorzitterschap van de katholieke theologieprofessor
Joseph Mausbach uit Münster, een “werkgroep ter verdediging van de Duitse
en Katholieke belangen tijdens de wereldoorlog” opgericht. Liefst 47
wetenschappers gaven gehoor aan de oproep […] De geschriften van de
Commissie werden naar de buitenlandse katholieke pers gezonden […]
Eind november 1915 verscheen een rechtstreeks antwoord op het Franse
verzamelwerk, de verzamelband “Deutsche Kultur, Katholizismus und
Weltkrieg”, met bijdragen van bekende geleerden en prelaten. Een door
vooraanstaande katholieken opgesteld memorandum steunde deze actie….”
In: Pro Petri Sede, 2014, jrg. 62, nr. 3.
UBN, KDC Tc 98
Alle schappen:
Afbeeldingen van Duits vandalisme tegen kerkelijke bezittingen.
Uit: Alfred Baudrillart en François Veuillot, La guerre allemande et le
catholicisme: documents photographiques illustrant la conduite respective
des armées allemande et francaise à légard de l’Église Catholique, Parijs,
1915-1918.
UBN, 737 b 2
Schap 1:
Georg Pfeilschifter, Deutsche Kultur Katholizismus und Weltkrieg: eine
Abwehr des Buches La guerre Allemande et le catholicisme, Freiburg,1915.
UBN, 331 c 68
Francois Veuillot , La guerre allemande et le catholicisme: documents
photographiques illustrant la conduite respective des armées allemande
et francaise à légard de l’Église Catholique, Paris, 1915. [3 delen].
UBN, 737 b 2
45
Citaat: “It had a great deal to do with the anti-catholic phobias in the
German army (…) the German troops saw Belgian catholicism and its
intellectual institutions as an expression of cultural identity which was
Germany’s enemy”.
Uit: Alan Kramer, Dynamic of destruction: culture and mass killing in the First
World War, Oxford, 2007, blz. 20.
UBN, H.In.Nw 6127
Citaat: “During the First World War the German state came under great
pressure from racists and xenophobes (…).“
Uit: Alan Kramer, Dynamic of destruction: culture and mass killing in the First
World War, Oxford, 2007, blz. 115.
UBN, H.In.Nw 6127
Alan Kramer, Dynamic of destruction:
culture and mass killing in the First
World War, Oxford, 2007 .
UBN, H.In.Nw 6127
Schap 2:
Cartoon: “Im Nachdenklichen Vatikan”
verschenen in Muskete-Kalender 1916.
Uit: Duitsch nationalisme en de
katholieke kerk, Londen, [1916].
UBN, Br.Ned.19XX:21
Averbode, september 2014
UBN, KDC Tc 2594
Protestantser dan de keizer
Citaat: “Op deze plaats is het noodzakelijk iets te zeggen over het gedrag
van de invallers (…) meeste Duitsers in België konden in augustus’ 14
de katholieke kerk gewoon niet uitstaan (…).”
Uit: Averbode, september 2014, blz. 22.
UBN, KDC Tc 2594
46
Citaat: “De oorlogszucht (…) onder de doorgaans protestantse invallers ging
soms zover dat deze tegenover alles wat katholiek was, bv in Leuven en in
Dinant, van een religionskrieg spraken”. (…) Tijdens gans de invasie
werden dan ook geregeld kloosterzusters bespot, geestelijken en religieuzen
mishandeld en terechtgesteld, soms altaren vernield, kerken en kapellen
geprofaneerd en afgebrand.”
Uit: Averbode, september 2014, blz. 24.
UBN, KDC Tc 2594
Karl-Joseph Hummel, Christoph Kösters (hrsg.), Kirche, Krieg und
Katholiken: Geschichte und Gedächtnis im 20. Jahrhundert, Freiburg, 2014.
UBN, KDC
Citaat: “In het katholieke Nederland is reeds meer dan eene stem opgegaan
om de felheid te betreuren, (…) de Duitsche katholieken hebben zich aan
ons Belgen, alleen vertoond van den heidenschen kant (...).”
Uit: Van onzen tijd, jrg. 16 (1915-16) nr. 38, blz. 455-456. [oorspronkelijk een
artikel van Frans van Cauwelaert in De Beiaard].
UBN, Tz b 7
Schap 3:
Aankondiging voor een uitvaartdienst, in
Rome, voor de Belgische priesters die door
de Duitsers zijn vermoord.
Uit: Gerlache de Gomery, Belgium in war time,
Londen, 1917. blz. 85.
UBN, 550 c 40
Gerlache de Gomery, Belgium in war time,
Londen, 1917.
UBN, 550 c 40
G.K. Chesterton, Berlijnsche barbaarschheid,
London, 1914.
UBN, Br 21983
47
Postkaart: Vases sacrés mutilés et profanés par les Allemands. Dans le
Diocese de Chalons-sur-Marne.
KDC, Beeld en Geluid.
Pro Petri Sede, jrg. 62, 2014 nr. 4.
UBN, KDC Tc 98
Citaat: ”Wij moeten echter erkennen
dat zelfs de [Duitse] bisschoppen in
hun toenmalig denken vast zaten in een
eng nationalisme. Daardoor geraakten
de katholieken in een zware innerlijke
verscheurdheid, toen hun Franse
geloofsbroeders en –zusters, hen de
vraag stelden” “Hoe kunnen jullie als
Duitse katholieken op bevel van een
Evangelische keizer op ons, door en
door katholieke Fransen, schieten?”
Uit: Pro Petri Sede, jrg. 62, 2014 nr. 4, blz.
29.
UBN, KDC Tc 98
Citaat: “Dat de Duitse wraakoefeningen vaak een uitgesproken anti-katholiek
karakter hebben, leest men slechts zelden (...) Allicht speelt in de Pruisische
haat inderdaad de herinnering mee aan het verzet van de katholieke kerk
tegen de Kulturkampf van Bismarck.”
Uit: Hij is verrezen!, nr. 71 okt./nov. 2014.
KDC Tb 4889
Schap 4:
Spotprent: “De offervaardigheid van den Priester. De priester: Fusilleert mij
in plaats van dezen.” Door Frans Lazarom.
In: De Roskam, 2 oktober 1914, 3e jrg. nr. 69.
UBN, Tz a39
48
Gedicht: “Zij schenden ’t Hooge” door Anna Aghina.
In: Van onzen tijd, 15e jrg, 1914-1915, nr. 4.
UBN, Tz b 7
Postkaart: ”Die Ermordung friedlicher Bürger in Löwen” Französ-belg.
Propaganda-Postkarte, 1914.
Uit: hrsg. Von M. Hirschfeld und A. Gaspar, Sittengeschichte des ersten
Weltkrieges, Hanau, 1929.
UBN, SF 779 b 1
Enne Koops en Henk van der Linden, De kogel door de kerk? Het
Nederlandse christendom en de eerste wereldoorlog, Soesterberg, 2014.
UBN, KDC
Citaat: “Verschillende Franse katholieke publicaties
wezen erop dat de Duitse troepen de Katholieke
kerk zelf als doelwit leken te hebben.”
Uit: Hanneke Takken, Zij zijn de vijand van God.
Franse, Duitse en Britse geestelijken in oorlog.
blz. 202 .
In: Enne Koops en Henk van der Linden, De kogel
door de kerk? Het Nederlandse christendom en de
eerste wereldoorlog, Soesterberg, 2014 .
UBN, KDC
Schap 5:
Cartoon: “Merciers heimfehr.” Verschenen in Simplissimus.
Uit: Duitsch nationalisme en de katholieke kerk, Londen, [1916].
UBN, Br.Ned.19XX:21
Alfred Baudrillart en François Veuillot, La guerre allemande et le
catholicisme: documents photographiques illustrant la conduite respective
des armées allemande et francaise à légard de l’Église Catholique, Parijs,
1915-1918.
UBN, 737 b 2
49
Vitrine K:
Edoardo Soderini , Leo XIII und der Deutsche
Kulturkampf, Innsbruck, 1934.
UBN, KDC c 7124
Citaat: “Meer ten gronde vormde dit vurige
incident een markante uiting van antikatholiek
sentiment in Duitse rangen (..).”
In: Tertio, 5 maart 2014. (artikel Joris Delporte).
UBN, KDC Ta 1100
Heinrich Missalla, Gott mit uns: die Deutsche
katholische Kriegspredigt 1914-1918, München,
1968.
UBN, KDC c7859
Citaat: “Das misstrauen nationalistischer Kreise gegenüber den Deutsche
Katholiken war mit dem Beginn des Krieges nicht beseitigt. (…).”
Uit: Heinrich Missalla, Gott mit uns: die Deutsche katholische Kriegspredigt
1914-1918, München, 1968, blz. 41.
UBN, KDC c7859
Pieter de Coninck, Een les uit Pruisen: Nederland en de kulturkampf, 18701880, Leiden, 1998.
UBN, 1006 c 190
Duitsch Nationalisme en de Katholieke Kerk, Londen, [ca. 1916].
UBN, Br.Ned.19XX:21
Citaat: “Laat ons een voorbeeld nemen uit vroeger jaren. In de donkere
dagen van 1870, toen het Katholicisme een verloren zaak en het Protestantisme „de godsdienst van de toekomst" scheen te worden, bestond er geen
twijfel omtrent Duitschland's officieele houding. De „Kulturkampf" werpt een
eeuwigdurende blaam op het Pruisische Gouvernement, en toch was het - en
is het somtijds nog een punt, waarop de regeerders van Duitschland, van
50
keizer Wilhelm I af, zich beroemen. Het doel van Pruisen en van het geheele
nieuw-vereenigde Duitsche Keizerrijk werd beschouwd als de vernietiging
der Katholieke Kerk. Bismarck's woorden en daden toonen dit feit volkomen
duidelijk aan. Wij wijzen in het bijzonder op eene redevoering, door hem gehouden voor den Pruisischen „Landtag", in Juni 1872, toen hij zeide: „Pruisen
heeft, met zijne Protestantsche dynastie, een machtiger politieke ontwikkeling
bereikt. In den oorlog tegen Oostenrijk is de macht die in Duitschland het
eigenlijke bolwerk voor den invloed van Rome vormde, gebroken en duidelijk
verscheen aan den horizont de toekomst van een Protestantsch Keizerrijk".
Uit: Duitsch Nationalisme en de Katholieke Kerk, Londen, [1916].
UBN, Br.Ned.19XX:21
De Duitsche katholieken en de vrede: een uitdaging aan het centrum,
Londen, 1917.
UBN, Br.Ned 1917:165
Citaat: “Mein Reichstag zeigt eine verflucht üble Führung, indem erzwischen
den Sozialisten, die von den Juden unterstützt werden und den ultramontanen Katholiken hin- und herschwankt (…).”
Uit: E.J. Gumbel, Vier Jahre Lüge, Berlijn, 1919, blz. 4.
UBN, Tz c 3217 nr.5
E.J. Gumbel, Vier Jahre Lüge, Berlijn, 1919.
UBN, Tz c 3217 nr.5
Rene Beyst (red.), Met ons gaat alles goed: De Groote oorlog in het klein;
korte verhalen van meer dan 80 auteurs, Den Bosch, 2013.
UBN, KDC
51
Citaat: “Hij [Duits officier] bleek de eenige katholiek te zijn in zijne compagnie:
men weet trouwens, dat de naar België gezonden regimenten bijna uitsluitend uit Protestanten bestaan. (…).”
Uit: Een Nederlander in geteisterd België; [ brieven aan de Nieuwe
Rotterdammer Courant van een “niet-katholieke” Noord-Nederlander ],
Amsterdam, 1914, blz. 3.
UBN, Br 4437
Citaat: “Vooral de priesters werden danig uitgescholden. Langs den geheelen
weg schreeuwden soldaten: weg met het katholicisme, alle priesters
moeten dood, alle priesters moeten gefusilleerd worden etc.”
Uit: Een Nederlander in geteisterd België; [brieven aan de Nieuwe
Rotterdammer Courant van een “niet-katholieke” Noord-Nederlander],
Amsterdam, 1914, blz. 32.
UBN, Br 4437
Citaat: “Men kan het onvoorzichtig noemen
van den jezuiet dat hij deze aanteekeningen
bij zich droeg (…) een twintigtal priesters (…)
werden onzacht gedwongen in een halven
maan om den ongelukkigen jezuiet te gaan
staan. (…) en de schoten vielen. Terstond
werden alle priesters hardhandig gedwongen
zich om te keeren (…) en werden toen door
den Ober-Leutnant in naam des keizers als
gijzelaars gevangen genomen…”
Uit: Een Nederlander in geteisterd België;
[ brieven aan de Nieuwe Rotterdammer
Courant van een “niet-katholieke” NoordNederlander ], Amsterdam, 1914, blz. 39.
UBN, Br 4437
Een Nederlander in geteisterd België; [ brieven aan de Nieuwe
Rotterdammer Courant van een “niet-katholieke” Noord-Nederlander ],
Amsterdam, 1914.
UBN, Br 4437
52
Lettre de l'épiscopat belge aux cardinaux et aux évêques d'Allemagne, de
Bavière et d'Autriche (24 novembre 1915) : texte officiel, Paris, 1915.
UBN, Br. 23112
Francois Veuillot, La guerre Allemande et le catholicisme: documents
photographiques illustrant la conduite respective des armées allemande et
Francaise à légard de l’Église catholique, Paris, 1915. [3 delen].
UBN, 737 b 2
Citaat: “Voor de Duitse katholieken was de polemiek die uit het
katholieke Frankrijk overwaaide een groot probleem. (..).”
Uit: Pro Petri Sede, jrg. 62, 2014 nr. 3.
UBN, KDC Tc 98
Georg Pfeilschifter, Deutsche Kultur Katholiozismus und Weltkrieg: eine
Abwehr des Buches La guerre Allemande et le catholicisme, Freiburg, 1915.
UBN, 331 c 68
53
Vitrine L: Het tijdelijk herstel van het gezantschap
bij het Vaticaan
Nadat in 1870 door het binnenvallen van Italiaanse troepen in Vaticaanstad
een eind gekomen was aan de wereldlijke macht van de paus, achtte de
Nederlandse politiek de noodzaak van een permanente diplomatieke
vertegenwoordiging bij de Heilige Stoel niet langer aanwezig. Als gevolg
hiervan werd de Nederlandse regering door de Tweede Kamer gedwongen
middels, het op 17 november 1871 aangenomen, amendement-Dunbar zijn
gezant terug te roepen. Hiermee was een eind gekomen aan de Nederlandse
diplomatieke vertegenwoordiging bij het Vaticaan, die had bestaan sinds het
Congres van Wenen in 1815. Toen in 1914 in Europa de Eerste Wereldoorlog was losgebarsten en Nederland daarbij met de nodige moeite zijn neutraliteit had weten te behouden,
zag de Nederlandse regering een rol voor zichzelf weggelegd om in samenwerking met andere neutrale staten de vrede te bevorderen. In 1899 was
Nederland al gastheer geweest van de Eerste Haagse Vredesconferentie
en het had hieraan de vestiging van het Permanent Hof van Arbitrage in Den
Haag te danken gehad. Dit zou vanaf 1913 in het door de Amerikaanse staalmagnaat Carnegie gefinancierde Vredespaleis gehuisvest zijn. Door de
vredesambities van de Nederlandse regering kwamen de diplomatieke
betrekkingen met het Vaticaan, dat ook een neutrale positie innam, in een
ander daglicht te staan. Het Vaticaan had vanaf het begin van de oorlog
de strijdende partijen openlijk tot vredesonderhandelingen opgeroepen en
probeerde achter de schermen tussen hen te bemiddelen. Toen in verband
daarmee Engeland eind 1914 een buitengewoon gezant bij de Heilige Stoel
benoemde begon het er op te lijken dat het Vaticaan wel eens de plek zou
kunnen worden waar vredesonderhandelingen gingen plaatsvinden; onderhandelingen waarbij Nederland, zoals gezegd, graag betrokken wilde zijn.
De leider van de katholieken in de Tweede Kamer, de priester W.H. Nolens,
sprong onmiddellijk op de nieuwe situatie in door aan de regering de vraag
te stelen “of het belang van ons land thans niet medebrengt op een voor ruim
veertig jaar genomen beslissing terug te komen”. Aanvankelijk nam de
regering in deze kwestie een afwachtende houding aan en wees er op dat de
54
positie van het neutrale Nederland een andere was dan die
van het oorlogvoerende Engeland.
Begin 1915 verzocht een katholiek Eerste Kamerlid de minister van Buitenlandse Zaken J. Loudon of de regering
herstel van het gezantschap opnieuw in overweging wilde
nemen. Loudon antwoordde daarop dit maal dat de regering niet afwijzend stond tegenover een eventueel herstel,
maar dat zij het nog te vroeg vond om hiertoe over te gaan. Mocht het, zo
vervolgde hij, op een bepaald moment wenselijk worden om voor het voeren
van onderhandelingen of besprekingen over een gezantschap te beschikken,
dan zou de regering zich daartegen niet verzetten. Onduidelijk was op dat
moment echter of herstel van het gezantschap door het Vaticaan zelf wel
gewenst werd. De aangewezen persoon, vanwege zijn gezag in katholieke
kring, om dit te onderzoeken was de katholieke voorman Nolens. Hij werd in
april 1915 door de regering op een missie naar het Vaticaan gestuurd om te
onderzoeken of het bereid was de diplomatieke betrekkingen te herstellen.
Zijn missie was strikt vertrouwelijk; officieel ging Nolens naar Rome om zich
op de hoogte te stellen van de vredesinspanningen van paus Benedictus XV.
Nolens sprak in Rome met een aantal Vaticaanse hoogwaardigheidsbekleders onder wie kardinaal-staatssecretaris Gasparri, die hem een brief voor
minister Loudon meegaf. In die brief schreef Gasparri dat het, voor het bevorderen van de gedachtenwisseling tussen het Vaticaan en de Nederlandse
regering en om wederzijdse doelen beter op elkaar af te stemmen, hoogst
nuttig zou zijn als Nederland een gezant bij de Heilige Stoel zou aanstellen.
Met dit positieve signaal was de missie van Nolens geslaagd. Loudon
antwoordde Gasparri dat hij direct op zoek ging naar een geschikte kandidaat
en diende op 19 mei 1915 het wetsontwerp in dat verwezenlijking van het,
nog altijd tijdelijke, gezantschap mogelijk moest maken.
De eerste Nederlandse gezant bij het Vaticaan, na een onderbreking van
meer dan 40 jaar, was de Maastrichtse fabrikant mr. L.H.W. Regout. Hij was
directeur van de Maastrichtse keramiekfabriek De Sphinx en was van 1909
tot 1913 minister van Waterstaat in het kabinet-Heemskerk geweest. (Een
van zijn zoons was de Nijmeegse jezuïet Robert Regout, die later aan de
55
Katholieke Universiteit hoogleraar volkenrecht zou worden en in 1942
omkwam in concentratiekamp Dachau). Regout kreeg als opdrachten mee:
het bevorderen van overleg tussen de oorlogvoerende staten en het in Nederland proberen te laten plaatsvinden van een eventuele vredesconferentie.
Tragisch genoeg zou de loopbaan van Regout als gezant bij het Vaticaan
niet lang duren; al enkele weken na zijn installatie stierf hij in Rome. De
Nijmeegse advocaat jhr. mr. O.F.A.M. van Nispen tot Sevenaer werd zijn
opvolger.
In rechts-christelijke kringen in het parlement bestond al vanaf het herstel in
1915 grote weerstand tegen het gezantschap bij de Heilige Stoel. Dit culmineerde in 1925 in de indiening van een amendement door het SGP-kamerlid
Kersten dat beoogde de financiering van het gezantschap te stoppen. Bij
de stemming hierover kreeg Kersten ook de linkervleugel van de kamer
mee en werd het amendement aangenomen. Hierop namen de vier katholiek
ministers ontslag. Dit betekende het einde van het eerste kabinet Colijn en
van het gezantschap. Op 3 juni 1926 moest van Nispen tot Sevenaer tot zijn
grote spijt zijn terugroepingsbrieven overhandigen aan kardinaal Gasparri.
Het gezantschap bij den Paus. Redevoeringen van
mgr. Prof. Dr. W.H. Nolens, mr. Th. Heemskerk en
H.A. van Karnebeek, Utrecht, 1926.
UBN, Tc 13073 nr.3
Foto: “Excellentie mr. L.H.W. Regout.”
In: Katholieke Illustratie, 49e jrg. nr. 42, 24 juli 1915.
UBN, Tz b408
Prentenbriefkaart “Papst Benedikt XV”.
KDC, Beeld en Geluid Collectie AFBK-2a21102
Artikel “Persstemmen. A. Het Lampje, do. 29 mei.”
In: F.J. Krop en G.H. Wagenaar, Het ‘tijdelijk” gezantschap bij den Paus.
Toespraken, gehouden op de groote protestvergadering te Rotterdam, op
1 juni 1915, onder leiding van J.R. Callenbach, Rotterdam, 1915, blz. 62.
UBN, KDC Br 5111
56
P.J.L.M. Goulmy, Een vast gezantschap
der Nederlanden bij den H. Stoel, Tilburg,
1920.
UBN, Tz c 21851
Artikel: “Herstel van Nederlandsch
gezantschap bij den Paus.”
In: De nieuwe Koerier, 22 december 1914.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 137
Notities van W.H. Nolens over zijn bijzondere missie naar het Vaticaan. 1915.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 136
Kopie van een brief van koningin Wilhelmina en minister J. Loudon van
Buitenlandse Zaken aan paus Benedictus XV over het herstel van het
gezantschap bij het Vaticaan. 1915.
KDC, Archief G.N. Westerouen van Meeteren, inv.nr. 182
Foto: “Z. excellentie mr. Regout, onze Nederlandse gezant bij het Vaticaan,
na de plechtige audiëntie bij Z.H. den Paus en de overlegging van zijne
geloofsbrieven in de loggia van het Vaticaan gekiekt.”
In: Katholieke Illustratie, 49e jrg. nr. 49, 11 september 1915.
UBN, Tz b408
Artikel “De reis van dr. Nolens.”
In: Mr. D.P.D. Fabius, Studiën en Schetsen op het gebied van staat en
maatschappij, Utrecht, 1915.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 135
Krantenknipsels met berichten over de zending van W.H. Nolens. z.j.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 137
F.J. Krop en G.H. Wagenaar, Het ‘tijdelijk” gezantschap bij den Paus.
Toespraken, gehouden op de groote protestvergadering te Rotterdam, op
1 juni 1915, onder leiding van J.R. Callenbach, Rotterdam, 1915.
UBN, KDC Br 5111
57
Vitrine M: Preken en herderlijke brieven
In Nederland zorgde, evenals in het Vaticaan, de wereldbrand voor weinig
theologische rimpelingen, integendeel: de oorlog bevestigde dat de kerk in
haar afwijzing van de goddeloze moderniteit het bij het rechte eind had. Meer
dan in de berichten van de Heilige Stoel werd de oorlog door de Nederlandse
geestelijkheid gedefinieerd als een straf van God. Een reactie die overigens
niet typisch katholiek was, maar in meer christelijke stromingen werd
gehoord. Aartsbisschop van de Wetering verwoordde het in zijn vastenbrief
van 1917 zo:
“Zou het dan vermetel zijn, B. G. te beweren dat de verschrikkelijke oorlog,
welke nu reeds in het derde jaar Europa teistert, moet worden beschouwd
als een gerechte straf van God, gekomen over het zich in wellust badend
Europa?”
De oorlog als een straf van God veronderstelde een actieve rol van de
Schepper in de rampen die ook onschuldigen troffen. Geestelijken als Ariëns
en Aengenent stelden dat hoewel oorlog in strijd was met het christendom,
deze niet altijd onvermijdelijk of onrechtvaardig was. God had de oorlog niet
gewild, maar wel toegelaten om de mensheid op een hoger plan te brengen.
De neutraliteit van Nederland was voor het complete bisschoppencollege
een reden tot diepe dankbaarheid, maar het uitblijven van de straffe Gods
in Nederland, ontnam enigszins de kracht aan
de waarschuwingen tegen de zonden van het
eigen kerkvolk. Anderzijds gaf het specifiek in
de zuidelijke bisdommen aanleiding tot een compliment aan de gelovigen. Bisschop Schrijnen
van Roermond vermoedde dat het opbloeiende
verenigingsleven en de spectaculaire groei van
het aantal communies niet onopgemerkt was
gebleven en Petrus Hopmans zag de neutraliteit
als een geschenk voor de onbaatzuchtige hulp
die de gelovigen in het Bredase diocees aan
de duizenden Belgische vluchtelingen hadden
gegeven.
58
Schap 1:
Vastenbrief aartsbisschop H. van den Wetering, Utrecht 9 februari 1915.
KDC, Collectie Herderlijke Brieven
Schap 2:
Preek: “Voor de Belgische Uitwijkelingen” door L.J.J.M. Poell. september
1914.
KDC, Archief L.J.J.M. Poell, inv.nr. 22
59
Preek: “Oorlog, Geesel Gods” door Alfons Ariëns. 1914.
KDC, Archief A.M.A.J. Ariëns, inv.nr. 1389
Artikel: “De houding der Katholieken in
den Europeeschen oorlog.”
KDC, Archief L.J.J.M. Poell, inv.nr. 22
Schap 3:
Vastenbrief bisschop A.J. Callier,
Haarlem 6 februari 1915.
KDC, Collectie Herderlijke Brieven
Omslag: Predicaties voor de Belgische
uitwijkelingen te Tilburg en andere op
den oorlog betrekking hebbende
sermoenen. 1914.
KDC, Archief L.J.J.M. Poell, inv.nr. 22
Schap 4:
Vastenbrief bisschop P. Hopmans,
Breda 10 februari 1915.
KDC, Collectie Herderlijke Brieven
Schap 5:
Vastenbrief aartsbisschop H. van den
Wetering, Utrecht 2 februari 1917.
KDC, Collectie Herderlijke Brieven
60
Vitrine N: Katholieken tegen de revolutie.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog waarde de geest van revolutie
door Europa. Deze had eerst de kop opgestoken in Rusland met de Oktoberrevolutie in 1917 en was daarna overgewaaid naar Duitsland waar in 1918 de
Novemberrevolutie plaatsvond en een jaar later de Spartacusopstand zou
plaatsvinden. Ook Nederland zou niet van de revolutionaire geest gevrijwaard blijven.
Aan het eind van de oorlog heerste er grote schaarste in Nederland, waardoor de prijzen sterk waren gestegen. Bovendien was ondanks de mobilisatie
de werkeloosheid zeer hoog. Dit zorgde voor grote sociale spanningen en
leidde zelfs tot rellen, zoals het aardappeloproer in de Amsterdamse Jordaan
in 1917 waarbij zeven doden te betreuren waren geweest. Niet alleen onder
de burgerbevolking in de steden maar ook binnen het leger heersten
spanningen. Eind oktober brak zelfs muiterij uit onder de soldaten in
legerkamp De Harskamp. Deze werd veroorzaakt door het intrekken van
de verloven, vanwege de angst voor een inval in Limburg van de zich
terugtrekkende Duitsers. In de steden roerden vooral de communisten zich
hevig. Door deze onrust en aangespoord door de gebeurtenissen in
Duitsland zagen enkele sociaaldemocraten en vakbondsleiders de kans
schoon om te proberen ook in Nederland een revolutie te ontketenen. Maar
wel een geweldloze revolutie. De Sociaal Democratische Arbeiderspartij
(SDAP) onder leiding van Pieter-Jelles
Troelstra zou hierin de leiding moeten
nemen. Troelstra aarzelde echter,
vooral omdat een aantal leidende
mensen binnen zijn partij tegen een
revolutie was. In deze gespannen sfeer
peilde de Katholieke Kamerfractie wat
er binnen revolutionaire kringen broeide
om hier samen met de katholieke vakbeweging een adequaat antwoord op te
kunnen vinden. Zij vond ook dat er
veranderingen nodig waren maar niet
door middel van een revolutie.
61
Op 11 november verklaarde Troelstra tijdens een
actie-vergadering in Rotterdam dat het proletariaat nu
klaar was om de macht over te nemen. Zijn woorden
werden door de vergadering met veel enthousiasme
ontvangen. Wat de revolutie echter niet hielp was dat
juist op die dag de wapenstilstand van kracht werd
die een eind maakte aan de Eerste Wereldoorlog;
mensen gingen wel de straat op, maar om feest te
vieren, niet om de revolutie te bevechten. Een dag
later probeerde hij met een vurige redevoering in de
Tweede Kamer de Nederlandse bevolking tot revolutie
aan te zetten. Deze rede riep in de Kamer echter veel
afwijzende reacties op, vooral van de confessionelen,
waaronder ook de katholiek mr. J.B. Bomans (foto),
de vader van Godfried Bomans.
De regering onder leiding van de katholieke minister-president Ruijs de
Beerenbrouck nam hierop een aantal preventieve maatregelen. Troepen
werden naar de grote steden gestuurd
om de orde te handhaven en strategische punten te bewaken. Zij zouden
hierbij gesteund worden door de ook
opgeroepen Vrijwillige Landstorm. In
diverse steden werden Comités van
Verweer opgericht en katholieke
organisaties schreven en drukten nog
diezelfde dag contrarevolutionaire
vlugschriften, die in grote aantallen
verspreid werden. Verder werkten
katholieke en protestantse vakorganisaties vaak eendrachtig samen om de
revolutiedreiging het hoofd te kunnen
bieden. Katholieke militairen werden
door hun verenigingen opgeroepen zich
te melden bij betrouwbare personen om
indien nodig de steden te verdedigen.
62
Maar dit bleek niet nodig, want er gebeurde niets. Er was geen sprake van
een revolutionaire situatie. Door het hele land waren er bijeenkomsten waarop krachtig blijk werd gegeven van vaderlandslievendheid en oranjegezindheid. Ook voor katholieken gold het motto “Voor God, Vorstin en Vaderland”.
Zo hield mr. J.B. Bomans verschillende redes waarin hij inging op de revolutiepoging en hij de kracht van de georganiseerde katholieke organisaties
prees. Deze organisaties hadden een groot aandeel gehad bij het niet
doorgaan van de revolutie.
Troelstra had te lang gewacht en moest uiteindelijk de revolutie afblazen.
Zijn poging was mislukt en hij moest niet veel later erkennen dat hij zich had
vergist. In een Kamerdebat dat aan de mislukte revolutie gewijd was merkte
Bomans smalend op: “Wat zal de heer Troelstra het koud hebben nu hij in
zijn hemd staat.”
Schap 1:
Rantsoeneeringskaart en varkensvleeschzegels. 1918.
KDC, Archief H.W.F. Aukes, inv.nr. 554
Regeeringsproclamatie. 1918.
KDC, Archief Losse Archivalia
Spotprent “Een bom, die verkeerd barst!”
door v. Geldorp. 1918.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 247
Schap 2:
Pamflet “Aan de Haagse arbeidersklasse” door de Haagsche Bond – Soc.
Dem. Arbeiderspartij. Fed. Den Haag – Nederl. Bond van Dienstplichtigen.
1918.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 248
63
Spotprent “De revolutie der Sociaal-democraten.
Een moordaanslag op den vrede” door Louis de
Leeuw.
In: De Roskam, vrijdag 6 december 1918, 7e
jaargang nr. 178. blz. 193.
UBN, Tz a39
Hoofdstuk 2. “Troelstra wil ons grijpen”.
In: J.B. Bomans, Troelstra’s avontuur: en de
katholieken (week van tien tot zeventien
november 1918), Haarlem, 1920, blz. 4-5.
UBN, KDC Br 4212
Pamflet “Aan onze Katholieke landgenooten!” 1918.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 247
Pamflet “Aan de Nederlandsche arbeiders” door het Christelijk Nationaal
Vakverbond in Nederland, het Nederlandsch Werklieden-verbond
“Patrimonium”, de Christelijk Nationale Werkmansbond en het
Nederlandsch-Luthersch Werkliedenverbond. 1918.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 248
Schap 3:
D. Hans, Troelstra en de revolutie, Dalfsen, 1920.
UBN, Br.Ned. 1920:93
Gedeelte uit de “revolutierede” van P.J. Troelstra gehouden tijdens de
vergadering van de Tweede Kamer. 12 november 1918.
In: Handelingen der Staten Generaal zitting 1918-1919, blz. 345.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 1.3.1
64
Gedeelte uit de rede van J.B. Bomans met een reactie op de rede van
Troelstra gehouden tijdens de vergadering van de Tweede Kamer.
12 november 1918.
In: Handelingen der Staten Generaal zitting 1918-1919, blz. 352.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 1.3.1
Aantekeningen over de revolutiedreiging. 1918.
KDC, Archief J. Veltman, inv.nr. 155
J.B. Bomans, Troelstra’s avontuur: en de katholieken (week van tien tot
zeventien november 1918), Haarlem, 1920.
UBN, Br 1918:36
Schap 4:
Open brief aan het spoor- en tramwegpersoneel in Nederland. 1918.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 247
Extra Uitgave van Het Rechte Spoor, orgaan van den Ned. RoomschKatholieken Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel “St. Raphael”. 1918.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 247
Manifest “Aan alle inwoners van Breda en Omstreken”. 1918.
Uit: Verhandelingen der Vereniging van R.K. Militairen, IIIde deel 1917-1919.
KDC, Archief Centrale van Katholieke Militaire Tehuizen, inv.nr. 285
Pamflet: “Burgers van Breda!” door de hulpaalmoezenier van Breda e.o. en
het Comité van Verweer. 1918.
Uit: Verhandelingen der Vereniging van R.K. Militairen, IIIde deel 1917-1919.
KDC, Archief Centrale van Katholieke Militaire
Tehuizen, inv.nr. 285
65
Spotprent: “De sterkste. Nooit meer loslaten!” door
Louis de Leeuw. 1918.
In: De Roskam, vrijdag 20 december 1918, 7e jrg. nr.
179. blz. 201.
UBN, Tz a39
Pamflet : “Bond van Regeringsgetrouwen.
Kameraden!” door Bond ter behartiging van Militaire
Belangen: Christelijke Militairen Vereenigingen en
R.K. Militairen Vereenigingen. 1918.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 248
Redevoering naar aanleiding van de revolutie-poging van de SociaalDemocratische Arbeiders Partij (SDAP) door W.H. Nolens. 1918.
KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 177
Schap 5:
Verschillende krantenartikelen over bijeenkomsten van katholieken i.v.m. de
revolutiepoging. November-december 1918.
In: Album 8 “Januari-september 1918”.
KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.12.1-8
Spotprent: “Hoe een groote man zich vergissen kan”. 1918.
In: De Roskam, vrijdag 20 december 1918, 7e jrg. nr. 179. blz. 203.
UBN, Tz a39
Artikel “De katholieken en de
Revolutie”. 1919.
In: De Volksbanier. Orgaan van
den Nederl. R. Kath. Volksbond.
16 januari 1919, 29ste jrg. no
1440. blz.1.
KDC, Archief W.H. Nolens,
inv.nr. 248
66
Aan de wand boven vitrine A:
Bulletin van de Provinciale Noordbrab. en ‘s Hertogenbossche Courant,
zaterdag no 1. 29 augustus 1914, 10.– uur vm.
Archief, W.L. Lutkie, inv.nr. 515
Afbeeldingen voorkant:
Gedenkplaat ter herinnering aan de ontvangst der vluchtende Belgen in
Nederland, october 1914.
KDC, Archief J.B. Bomans
Fragment uit de preek: “De Geesel Gods” van A.M.A.J. Ariëns.
KDC, Archief A.M.A.J. Ariëns, inv.nr. 1389
Foto: Kapotgeschoten kerk.
KDC, Beeld en Geluid Collectie Alfo 26.53
Afbeeldingen binnenzijde kaft:
Foto: A.M.A.J. Ariëns met Belgische vluchtelingen en ingekwartierde
militairen te Maarssen. 1914
KD, Beeld en Geluid Collectie AFBK-2a18768
67
Colofon:
Druk
1ste druk, november 2014, 1ste-25ste tiental
De tentoonstelling is samengesteld door:
Ruud Franssen
Marcel Hofmans
Jos Kersbergen
Inlichtingen:
Katholiek Documentatie Centrum (www.ru.nl/kdc)
Tel. 024-36 12 457
Email: [email protected]
Heeft u materiaal dat voor onze collecties interessant kan zijn dan
kunt u contact opnemen met:
Lennie van Orsouw, informatie- en collectiespecialist bibliotheek KDC
024-361 24 39 of [email protected]
Ramses Peters, archivaris
024-361 24 50 of [email protected]
Vefie Poels, collectiespecialist Beeld en Geluid
024-361 27 41 of [email protected]
68
Katholiek Documentatie Centrum
Adres:
Erasmuslaan 36
Postbus 9100
6500 HA Nijmegen
Telefoon:
E-mail:
Website:
(024) 3612412
[email protected]
www.ru.nl/kdc