Catalogus bij de tentoonstelling Neutraal, maar betrokken Nederlandse katholieken en de Grote Oorlog 11 november 2014 t/m 31 januari 2015 Universiteitsbibliotheek, De Verdieping (-1) Katholiek Documentatie Centrum Erasmuslaan 36 6525 GG Nijmegen www.ru.nl/kdc Voorwoord Nederlandse katholieken en de Eerste Wereldoorlog. Er is tot dit jaar, een eeuw na de moord op Franz Ferdinand, nauwelijks onderzoek naar gedaan. Niet dat de periode 1914-1918 geen plaats heeft in de geschiedenis van het Nederlands katholicisme, integendeel. Het was de tijd waarin de basis werd gelegd voor de zo succesvolle Nederlandse missie, de lang bevochten subsidie op confessioneel onderwijs werd verkregen en Ruys de Beerenbrouck de eerste katholieke minister-president werd, om maar enkele voorbeelden te noemen. Of en zo ja hoe het internationale oorlogsgeweld op het leven van Nederlandse katholieken, invloed heeft gehad is daarentegen onderbelicht gebleven. Reden om aan het negende lustrum van het KDC het thema Het Nederlands katholicisme en de Grote Oorlog te verbinden. Tijdens de Jan Roes Lezing, in de documentaire De Gesel Gods en met deze lustrumtentoonstelling pogen we de belangstelling voor deze roerige periode een begin van leven in te blazen. Het samenstellen van deze tentoonstelling was geen gemakkelijke opgave. Een extra woord van waardering voor allen die hieraan hebben meegewerkt is op zijn plaats. De effecten van het internationale conflict in neutraal Nederland waren op veel kleinere, zeer diverse deelgebieden voelbaar voor de katholieke bevolking. Al deze onderwerpen behoefden elk een eigen Belgische vluchtelingen en gemobiliseerde militairen in Huybergen. 1914 KDC, Beeld en Geluid Collectie AFBK-1a25455 2 intensieve zoektocht in veel verschillende collecties: De algehele mobilisatie rukte katholieke huisvaders en zonen uit hun gezinnen weg en plaatste ze midden tussen wereldse verleidingen en andersdenkende collega-soldaten. Nagenoeg een miljoen Belgen vluchtte eind 1914 na de val van Antwerpen naar Nederland, waar ze onder andere opgevangen werden door nieuw opgerichte katholieke hulporganisaties. Het christelijk cultuurpessimisme kreeg een stimulans: de oorlog was een gesel Gods.De rampen werden toegelaten door God als vergelding voor de zedenloosheid in de moderne liberale maatschappij. Maar ook binnen het christendom zorgde het conflict voor spanningen: waren de Duitse wreedheden in België ingegeven door fel antikatholicisme? De oorlog betekende ook een actieve vredesdiplomatie van het Vaticaan, die voor de Nederlandse regering aanleiding was het gezantschap bij de paus te herstellen. Tenslotte was deze periode er één van sterke groei en versteviging van de positie van de katholieke vakbeweging. Enerzijds omdat in deze tijd van crisis het lidmaatschap van een vakbond recht gaf op werklozensteun, anderzijds vanwege de effectieve katholieke sabotage van Troelstra’s revolutiepoging. Het speurwerk voor deze expositie haalde veel verborgen schatten naar boven: gruwelijke spotprenten, een rector in de loopgraven en klachtenbrieven over het lege bestaan tijdens de mobilisatie. Ik hoop van harte dat u ervan hebt genoten of nog gaat genieten. En wellicht levert het u inspiratie voor nieuw onderzoek op. Drs. Ramses Peters Voorzitter lustrumcommissie 3 Vitrine A en B: De Grote Oorlog in vogelvlucht De periode 1870-1914. Aanloop naar een onverwachte oorlog Weinigen vermoedden zelfs nog in de vroege zomer van 1914 dat in augustus van dat jaar de grootste slachting tot dan toe uit de wereldgeschiedenis zou beginnen. Anderzijds waren de internationale spanningen in Europa groot en hadden veel landen elk een eigen reden om een oorlog te beginnen. Om enkele belangrijke oorzaken te noemen: Het Duitse expansiestreven, de honger naar militair succes van Frankrijk en Rusland na de verloren oorlogen tegen respectievelijk Pruisen en Japan, de onrust op de Balkan en de neergang van het Ottomaanse Rijk. Doordat nagenoeg alle Europese landen met elkaar verbonden waren in allianties kon een aanvankelijk klein conflict uitgroeien tot een oorlog die het hele continent omvatte. Holger Afflerbach and David Stevenson, An improbable war: the outbreak of World war I and European political culture before 1914, New York, 2007. UBN, H.In.W 6452 28 juni 1914. De aanslag in Serajewo Toen de Oostenrijkse kroonprins Franz-Ferdinand op 28 juni 1914 de Bosnische hoofdstad Serajewo bezocht, bestonden er op de Balkan grote politieke spanningen. Het Servisch nationalisme beoogde de vorming van één Balkanstaat, waarin alle Zuid-Slavische volkeren - ook die van Bosnië, dat toen nog tot Oostenrijk-Hongarije behoorde zouden zijn verenigd. De keuze van 28 juni werd bovendien als een provocatie beschouwd. Juist op die dag herdachten de Serven, die een substantieel deel van de Bosnische bevolking vormden, de Slag op het Merelveld in 1389, waarbij zij werden verslagen door de Turkse Ottomanen. 4 Leden van een geheim Servisch genootschap “De Zwarte hand”, hadden een aanslag op de troonpretendent beraamd. Na een aantal mislukte pogingen kon de Bosnische Serviër Gavrilo Princip, min of meer bij toeval, de kroonprins en diens vrouw Sophie van dichtbij doodschieten. Oostenrijk-Hongarije reageerde een maand later met een ultimatum aan Servië, dat geholpen zou hebben bij de aanslag: Servië moest zich onthouden van iedere actie tegen Oostenrijk-Hongarije en de Oostenrijkers zouden ongehinderd onderzoek op Servisch grondgebied kunnen doen naar de aanslag. Servië weigerde met deze laatste eis akkoord te gaan. Hierop verklaarde Oostenrijk-Hongarije Servië de oorlog. R. Dufour, Van de Bosnische crisis tot Serajewo: de internationale verhoudingen van 1909 tot 1914 (28 juni), Utrecht, 1935. UBN, 10 c 235 23 juli t/m 12 augustus 1914. Ultimatums, mobilisaties en oorlogsverklaringen 24 juli: 28 juli: 29 juli: 1 augustus: 2 augustus: 3 augustus: 4 augustus: 6 augustus: 8 augustus: 12 augustus: Oostenrijk-Hongarije stelt Servië een ultimatum. De Serviërs aanvaarden bijna alle eisen maar weigeren Oostenrijkse onderzoekers in Servië toe te laten. Dit is voor OostenrijkHongarije een casus belli. Oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije aan Servië. Rusland, dat een verdrag met Servië heeft, gaat over tot “volledige” mobilisatie. Het conflict is hierdoor niet meer louter regionaal. Duitsland verklaart Rusland de oorlog. Frankrijk, bondgenoot van Rusland, mobiliseert. Duits ultimatum aan België. Het wil vrije doortocht. Duitsland verklaart Frankrijk de oorlog. België weigert Duitsland vrije doortocht. Duitse inval in België. Groot-Brittannië, dat de neutraliteit van België heeft gegarandeerd, verklaart Duitsland de oorlog. Oostenrijk-Hongarije, bondgenoot van Duitsland, verklaart Rusland de oorlog. Servië verklaart Duitsland de oorlog. Groot-Brittannië verklaart Oostenrijk-Hongarije de oorlog. 5 Barbara W. Tuchman, De kanonnen van augustus, Amsterdam, 1963. UBN, 68 c 20 4 augustus 1914. De inval in België De Duitse aanvalsplannen, genoemd naar de bedenker, generaal Von Schlieffen, voorzagen in een snelle afrekening met Frankrijk om daarna de handen vrij te hebben voor de trager mobiliserende Russen. Om de zware verdedigingswerken langs de Duits-Franse grens te ontwijken zou de Duitse hoofdmacht Frankrijk via België binnenvallen. Doordat het Belgische verzet groter dan verwacht was, liep het Duitse plan vertraging op. De Duitsers traden hard op tegen leger en bevolking mede vanwege een ongegronde maar diepgewortelde angst voor francs-tireurs (gewapende burgers die de Duitse achterhoede zouden beschieten). Er kwam een enorme vluchtelingenstroom op gang van burgers en militairen naar Nederland, Frankrijk en Engeland. De oorlog in België kwam tot stilstand na inundaties bij de IJzer. België werd grotendeels door Duitsland bezet, maar capituleerde niet. Newell Dwight Hillis, German atrocities: their nature and philosophy; studies in Belgium and France during July and August of 1917, New York, 1918. UBN, 450 c 354 Augustus 1914. Russische aanval tot de slag bij Tannenberg De Russische mobilisatie verliep veel sneller dan de Duitsers verwacht hadden en al op 16 augustus 1914 gingen de Russen in de aanval. Ze boekten aanvankelijk grote vooruitgang in Oost-Pruisen, maar tijdens de slag bij Tannenberg (26-31 augustus 1914) leden zij een grote nederlaag. De strijd aan het oostfront sleepte zich hierna tot 1917 voort, waarbij de meeste confrontaties zich afspeelden tussen de legers van Rusland en Oostenrijk-Hongarije. Voor de Duitsers betekende dit dat ze na het vastlopen van het offensief in het westen nu de gevreesde tweefrontenoorlog moesten voeren. 6 Eugen Bircher und Ernst Clam, Krieg ohne Gnade: von Tannenberg zur Schlacht der Zukunft, Zürich, 1937. UBN, 980 c 239 7 tot 14 september 1914. Slag aan de Marne Als gevolg van vertragingen bij de opmars door België, strategische fouten van de oprukkende Duitse legers en het feit dat grote aantallen Duitse soldaten naar het oostfront gestuurd werden, konden de geallieerden een voor de Duitsers zeer bedreigend tegenoffensief starten aan de Marne. Legendarisch (maar strategisch vrij onbetekenend) werden de Parijse taxi’s die versterkingen naar het front brachten. De Duitsers werden gedwongen hun opmars te staken, zich zelfs enigszins terug te trekken en in te graven. Dit was het feitelijke begin van de loopgravenoorlog. Sewell Tying, The campaign of the Marne 1914, London, 1935. UBN, 108 c 18 10 oktober 1914. De val van Antwerpen Bij de verovering van Luik was al gebleken dat forten niet bestand waren tegen de nieuwe, zeer zware artillerie die het Duitse leger tot zijn beschikking had. Ook de indrukwekkende fortengordel die de Vesting Antwerpen vormde werd geleidelijk aan flarden geschoten. Op 7 oktober kwam de stad zelf binnen het bereik van de Duitse kanonnen en begon de ontruiming van de stad. Hierdoor kwam een grote vluchtelingenstroom naar met name naar Nederland op gang. Jean-Louis Pisuisse, De Franc-tireur van Warsage: uit den oorlog van 1914, Amsterdam, 1914. UBN, 226 c 207 7 Oktober-november 1914. Eerste slag bij Ieper De eerste slag om de Belgische stad Ieper (1914) was een grootscheepse Duitse aanval met zware verliezen. Hier ontstond onder ander de mythe van de Duitse Burschenschaften, volstrekt ongetrainde eenheden van Duitse studenten die onder het zingen van het volkslied massaal door ervaren Britse beroepssoldaten werden neergemaaid. De tweede slag om Ieper (1915) werd berucht vanwege het opblazen van ondermijnde loopgraven en de eerste grootschalige inzet van gifgas. De derde slag (1917) is bekender onder de naam Passchendaele. Het is een schoolvoorbeeld van de vele mislukte doorbraakpogingen tijdens deze oorlog en berucht vanwege de Vlaamse modder die het leven van de soldaten welhaast ondraaglijk maakte. De vierde slag (1918) maakte deel uit van het grote voorjaarsoffensief waarmee het Duitse leger na de capitulatie van Rusland en vóór de komst van de Amerikanen de oorlog wilden beslissen. M. Veron De Deyne, Ypres avant et après la guerre mondiale, Luik, 1919. UBN, 481 c 108 Februari 1915. De onbeperkte duikbotenoorlog In februari 1915 kondigde Duitsland de onbeperkte duikbotenoorlog af. Dit was een reactie op de Engelse zeeblokkade en een poging om de aanvoer van troepen en materieel door de geallieerden te hinderen. Toen in mei 1915 het passagiersschip Lusitania met aan boord veel Amerikaanse burgers tot zinken werd gebracht, groeide de verontwaardiging met name in de VS enorm. Het stopzetten van deze oorlog in 1915 voorkwam Amerikaanse interventie. In 1917 werd de duikbotenoorlog hervat. 8 Colin Simpson, Lusitania, London, 1972. UBN, CB1 c 31076 De dood van kapitein Fryatt, Amsterdam, [1916]. UBN, Br 21985 Maart 1915. Gallipoli. De landing bij de Dardanellen Vanwege tegenslagen aan het oostfront en de patstelling in de loopgravenoorlog besloten de geallieerden een nieuw front te openen in Turkije. De verwachting was dat het Ottomaanse rijk, bondgenoot van Duitsland, erg zwak zou zijn. De Duitsers zouden daardoor tot een derde front gedwongen worden. De operatie mislukte volledig en had grote verliezen aan beide zijden tot gevolg. Alan Moorehead, Gallipoli, London, 1956. UBN, 423 c 92 Mei 1915. Italië sluit zich aan bij de geallieerden Hoewel Italië voor de oorlog bondgenoot was van Duitsland en OostenrijkHongarije, sloot het zich in 1915 aan bij de geallieerden. Het eerste offensief in juni 1915 tegen Oostenrijk-Hongarije was het begin van een lange reeks mislukte aanvallen aan de rivier de Isonzo en een moeizame stellingenoorlog in de Dolomieten. In november 1917 braken de Oostenrijkers met hulp van het Duitse leger door de Italiaanse linies. Pas met Franse en Britse steun konden de Oostenrijkers in 1918 tot aan de uitgangsposities worden teruggedrongen. Richard Bosworth, Italy and the approach of the First World War, London, 1983. UBN, 252 c 332 9 Februari 1916. Begin van de slag bij Verdun De Duitse opperbevelhebber E. von Falkenhayn wilde het Franse leger een beslissende slag toebrengen bij het slecht verdedigde, maar symbolisch belangrijke Verdun. Von Falkenhayn rekende er op dat de Fransen tot het uiterste zouden gaan om Verdun te behouden. Hij liet de Franse toegangsweg van Bar-le-Duc naar Verdun ongemoeid in de hoop zo het Franse leger te laten doodbloeden. Het lukte ook hier niet om een doorbraak te forceren. De Franse verliezen waren enorm, maar de Duitse nauwelijks minder: 500.000 gewonden en 250.000 doden in totaal. De slag duurde van februari tot december 1916. Toen hadden de Fransen na een reeks tegenoffensieven de Duitsers tot hun uitgangsposities teruggedreven. Lt. Colonel Marchal, La bataille de Verdun expliquée sur le terrain, Verdun, [1920]. UBN, 242 c 144 31 mei 1916. Slag bij Jutland Omdat de Britse zeeblokkade de Duitsers voor grote problemen stelde besloten zij in 1916 de superieure Britse vloot uit te dagen. De Duitsers hoopten met de inzet van duikboten voor aanzienlijke verliezen te zorgen. De Hochseeflotte maakte echter eerder dan verwacht contact met de Grand fleet. Het werd een min of meer klassieke zeeslag. Hoewel de Britse verliezen in manschappen en scheepstonnage groter waren was het de Hochseeflotte die 10 zich onder druk van de grotere Britse vloot terug moest trekken. Hierdoor werd het een tactische overwinning voor de Britten. De blokkade bleef in stand en de Hochseeflotte voer nooit meer uit. John Buchan, La bataille du Jutland, London, 1916. UBN, Br 21966 Juli 1916. Slag aan de Somme De slag aan de Somme was een Frans-Britse poging om eindelijk een bres te slaan in de Duitse loopgravengordel die zich uitstrekte van de Belgische kust tot aan de Zwitserse grens. De aanval was bovendien bedoeld om de Fransen bij Verdun te ondersteunen door Duitse divisies te binden. Er waren mijnen onder de Duitse linies geplaatst en er werden om te beginnen 1,5 miljoen granaten afgeschoten. De Duitse loopgraven, schuilplaatsen en prikkeldraad doorstonden de beschieting echter veel beter dan verwacht. De 1e juli 1916 werd hierdoor een traumatische dag in de geschiedenis van het Britse leger: 60.000 slachtoffers onder wie bijna 20.000 doden en nauwelijks terreinwinst. Hierna sleepten de gevechten zich nog tot november 1916 voort zonder noemenswaardig strategisch resultaat. Het beeld van rijen Britse soldaten die langzaam door het niemandsland oprukken om kansloos door Duitse machinegeweren te worden neergemaaid is het meest verbonden met deze slag. Minder bekend is dat er ook vele honderdduizenden Fransen bij betrokken waren en dat ook de Duitse verliezen enorm waren. John Buchan, La bataille de la Somme, Edinburgh, London, 1917. [2 delen] UBN 733 c 86 11 6 april 1917. De VS verklaren de oorlog aan Duitsland De Verenigde staten waren in 1914 nog vastbesloten om buiten de Europese oorlog te blijven. De al dan niet door propaganda overdreven berichten over Duitse oorlogsmisdaden in België en Noord-Frankrijk, de onbeperkte duikbotenoorlog en de uitgelekte Duitse initiatieven om Japan en Mexico bij de oorlog te betrekken, zorgden voor een ommekeer. Omdat het Amerikaanse leger aanvankelijk te klein, ongetraind en slecht uitgerust was voor een interventie in Europa, duurde het tot de zomer van 1918 voordat het daadwerkelijk van militaire betekenis werd. Toen dit reservoir van mensen en materiaal eenmaal ingezet kon worden gaf het ook de doorslag aan het westfront. Ross Gregory, The origins of American intervention in the First World War, New York, 1917. UBN, 186 c 222 24 oktober 1917. De Russische Revolutie De Oktoberrevolutie in Rusland was behalve een politieke machtsovername ook een strategische meesterzet van de Duitse geheime dienst. Deze regelde dat Lenin met een dertigtal medestanders naar Rusland kon reizen. Rusland was oorlogsmoe, er heerste voedselschaarste en in februari 1917 was de tsaar afgetreden. De factie waar Lenin toe behoorde, de Bolsjewieken, greep op 24 oktober 1917 de macht. Een belangrijke doelstelling van de Bolsjewieken was het beëindigen van de oorlog. Na een wapenstilstand op 16 december werd in maart 1918 de Vrede van Brest-Litowsk gesloten waarbij enorme concessies aan de Duitsers, Oostenrijkers, Bulgaren en Turken werden gedaan. Voor het verloop van de oorlog was de wapenstilstand van grote invloed. B. Raptschinsky, Geschiedenis der Russische revolutie, Zutphen, 1930. UBN 475 c 165 12 Maart 1918. Operatie Michael. “Kaiserschlacht” In maart 1918 probeerden de Duitsers nog een keer een doorbraak in het westen te forceren. Er waren vele divisies vrijgekomen na de wapenstilstand met Rusland, het thuisfront had zwaar te lijden onder de Engelse zeeblokkade en men vreesde de komst van enorme Amerikaanse reserves. Operatie Michael moest de oorlog definitief in het voordeel van de Duitsers beslissen. Er werden nieuwe tactieken toegepast: stoottroepen, minder massaal en met goede ondersteuning door o.a. artillerie en vlammenwerpers. Aanvankelijk werd er grote vooruitgang geboekt. Fransen en Engelsen werden in sommige sectoren tientallen kilometers teruggedrongen, maar er kwam geen doorbraak. De verliezen waren weer enorm en de Duitsers hadden niet meer de materiële en mentale reserves om het offensief lang door te zetten. Medio juli 1918 bloedt het offensief definitief dood. Martin Middlebrook, Der 21. März 1918: die Kaiserschalcht, Berlin, 1978. UBN, 978 c 226 Augustus 1918. Keerpunt in het westen Nadat in juli 1918 het grote Duitse offensief was vastgelopen startten de geallieerden een reeks offensieven die wel worden samengevat als het honderddagenoffensief. Dit begon in augustus 1918 met het succesvol terugdrijven van de Duitsers aan de Marne en een zeer succesvolle aanval bij Amiens. Het eindigde begin oktober met het doorbreken van de Hindenburglinie. De Duitsers zagen zich uiteindelijk genoodzaakt te vragen om een wapenstilstand. Otto Lehmann-Russbüldt, Warum erfolgte der Zusammebruch an der Westfront?, Berlin, 1919. UBN, Tz c 3217 nr.3 13 11 november 1918. De wapenstilstand Op 9 november 1918 arriveerde bij een spoorwegwagon bij Compiegne in Frankrijk een Duitse delegatie onder leiding van Matthias Ertzberger in de veronderstelling dat er onderhandeld ging worden over een wapenstilstand. De delegatie van de geallieerden stond onder leiding van de Franse maarschalk Foch en wist van de zwakke positie van Duitsland. Om 5 uur in de ochtend van 11 november werd een wapenstilstand gesloten die de facto een Duitse capitulatie was. Wapenstilstand 1918-1940: een historisch document, Amsterdam, 1941. UBN Tz c 10151 nr.4 28 juni 1919. Het verdrag van Versailles Het verdrag van Versailles werd gesloten tussen de entente en Duitsland. Voor de vrede met andere landen (Oostenrijk, Bulgarije, Turkije en Hongarije) werden aparte verdragen gesloten. De oorspronkelijke tekst was uitonderhandeld tussen de VS, Engeland en Frankrijk en aan de Duitsers voorgelegd. Het verdrag, door de Duitsers niet geheel ten onrechte als dictaat betiteld, werd op 28 juni 1919 in de spiegelzaal van het Paleis van Versailles ondertekend. De aan Duitsland gestelde eisen waren zeer zwaar en een grote vernedering. Menigeen waarschuwde voor de gevolgen. Maarschalk F. Foch kwam tot een bijzonder accurate voorspelling toen hij zei: “dit is geen vrede maar een wapenstilstand voor 20 jaar”. S. Haffner, G. Bateson, J.M. Keynes, H. Nicolson, A. Brecht, W.I. Lenin u.a., Der Vertrag von Versailles, München, 1978. UBN, 1064 c 169 Illustraties op de bodem van de vitrines: Uit: van Piet Chielens, De Groote Oorlog 1914-18, Ieper, 2013. UBN, KDC 14 Vitrine C en D: Aan het front. Vitrine C: Linkerhelft: T.L.J.A.M. Baader (1888-1959) De Duitser Theodor Baader was een vooraanstaand katholiek, sinds 1923 hoogleraar en van 1936-1939 rector magnificus aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij diende van 1914 tot 1917 als onderofficier in het Duitse leger aan het westelijk front. Uit deze periode zijn enige stukken tentoongesteld. In 1917 werd hij als krijgsgevangene geïnterneerd in Zwitserland. Tijdens de Tweede Wereldoorlog koos hij nadrukkelijk de zijde van de nazi’s en bleek hij ontvankelijk voor de fascistische rassenleer. In 1944 vluchtte hij naar Duitsland. In 1945 werd hij op grond van “Wangedrag en plichtsverzuim” door de universiteit ontslagen. Bewijs van vakantieverlof voor de periode 26 mei tot en met 31 mei 1915. KDC, Archief T.L.J.A.M. Baader, inv.nr. 787 Dagboek bijgehouden gedurende zijn internering in Zwitserland. 1918. KDC, Archief T.L.J.A.M. Baader, inv.nr. 765 Militair zakboekje. 1914. KDC, Archief T.L.J.A.M. Baader, inv.nr. 766 Getuigschrift i.v.m. het verlenen van het IJzeren Kruis 2e klasse aan onderofficier Baader. 1916. KDC, Archief T.L.J.A.M. Baader, inv.nr. 706 15 Album met foto's gemaakt tijdens zijn verblijf als militair in Frankrijk. 1914-1916. KDC, Beeld en Geluid Collectie ALFO-26.53 Rechterhelft: Abbé Jacques Leclercq, Guerre et service militaire devant la morale catholique, Brussel, 1934. UBN, Br 11737 Veldpostkaart: Duitse soldaten bij een kruisbeeld op weg naar de loopgraven. 1916. Uit: Europeana 1914-1918, id.nr. 24173; 1971 Duitse soldaten tijdens kerstmis in de omgeving van Verdun. 1915. Uit: Europeana 1914-1918, id.nr. 31262; 2403 La hiérarchie catholique et la guerre, Paris, 1940. UBN, TBI 78 c 210 hrsg. Von M. Hirschfeld und A. Gaspar, Sittengeschichte des ersten Weltkrieges, Hanau, 1929. UBN, SF 779 b 1 Spotprent: “Naar de grenzen. Heer, Uw wil geschiede!” door L. de Leeuw. In: De Roskam, 4 september 1914, 3e jrg. nr. 66/67. blz. 71. UBN, Tz a39 Foto: Soldaat. Uit: van Piet Chielens, De Groote Oorlog 1914-18, Ieper, 2013. UBN, KDC 16 Vitrine D: Militärseelsorge im ersten Weltkrieg: das Kriegstagebuch des katholischen Feldgeistlichen Benedict Kreutz, Mainz, 1987. UBN, TZ c 10021 nr.40 Foto: “De H. mis in een platgeschoten kerk aan het Aisnefront”. 1917. Uit: Katholieke Illustratie, 52ste jrg. nr. 1, 6 oktober 1917, blz. 1 UBN, Tz b408 Foto’s Almoezeniers en soldaten. Uit: Alfred Baudrillart en François Veuillot, La guerre allemande et le catholicisme: documents photographiques illustrant la conduite respective des armées allemande et francaise à légard de l’Église Catholique, Parijs, 1915-1918. UBN, 737 b 2 Spotprent: “Op het oorlogsveld. Onze Zusterkens van Liefde” door P.A. Schols. In: De Roskam, 28 mei 1915, 4e jrg. nr. 86. UBN, Tz a39 Foto: Kerstmis in Fort Douaumont. 1916 Uit: L’album de la guerre 1914-18, Paris, 1922-1923, blz. 558-559. UBN, 60 a 14 Spotprent: “Op het oorlogsveld. Twee helden” door. P.A. Schols. In: De Roskam, 14 mei 1915 , 4e jrg. nr. 85. UBN, Tz a39 17 Foto: De prachtige Belgische leger-kapel-auto, door den heer Coetermans uit Antwerpen aan H.M. Koningin Elisabeth aangeboden. Uit: Katholieke Illustratie, 50ste jrg. nr. 29, 22 april 1916, blz. 422. UBN, Tz b408 Spotprent: “Lieden van verdacht allooi. Gij zult uw evennaaste liefhebben gelijk uw zelven” door L. de Leeuw. In: De Roskam, 8 augustus 1915, 4e jrg. nr. 91. UBN, Tz a39 Foto: Non in hospitaal. Uit: Alfred Baudrillart en François Veuillot, La guerre allemande et le catholicisme: documents photographiques illustrant la conduite respective des armées allemande et francaise à légard de l’Église Catholique, Parijs, 1915-1918. UBN, 737 b 2 Foto: Een Duitsche automobiel-kapel. Uit: Katholieke Illustratie, 49ste jrg. nr. 16, 23 januari 1915, blz. 244. UBN, Tz b408 Alfred O’Rahilly, Een aalmoezenier in den Grooten Oorlog: pater William Doyle S.J., Den Haag, 1928. UBN, KDC c 256 Cartoon’s zegeningen Uit: Magnus Hirschfeld en Andreas Gaspar, Sittengeschichte des ersten Weltkrieges, Hanau [1978]. UBN, SF 779 b 1 18 Vitrine G en E: De Mobilisatie in Nederland Aangezien de situatie door de oorlogsdreiging steeds gevaarlijker werd, deed de Nederlandse regering bij monde van minister van Oorlog N. Bosboom op vrijdag 31 juli een oproep tot mobilisatie van de grensen kust-bewaking. De mobilisatieoproepen voor de Landweer, Militie en de Zeemacht werden bij de gemeentehuizen opgehangen en door middel van het luiden van de kerkklokken onder de aandacht gebracht. Daarnaast werden ze in de dagbladen afgedrukt. Binnen 24 uur diende ieder zich te melden bij de kazerne die in zijn militair zakboekje stond vermeld. De mobilisatie verliep voorspoedig en in de avond van 2 augustus was de krijgsmacht op sterkte. Niet voor iedereen was er plek in de kazernes; vele militairen werden ondergebracht in grote gebouwen of, zoals officieren, ingekwartierd bij burgers. Vitrine G: Schap 1: Opkomst Toen de leden van de Landweer en de Miliciens onder de wapenen werden geroepen spoedde iedereen zich naar zijn kazerne. Zo ook Toon Donkers uit Blijdorp, die was ingedeeld bij de grenswacht en gelegerd in de Maasstad (Venlo?). Hij zou onder andere worden ingezet als grenswacht en bij het bewaken van de bruggen. Zijn belevenissen zijn opgeschreven. Niet bekend is of het hier om een ooggetuigenverslag of om een verhaal van een fictief personage gaat. Het typescript, met correcties, bevindt zich in het archief van H.H. Knippenberg. Typescript van een verhaal, over Toon Donkers, uit de Eerste Wereldoorlog (z.j.) (blz. 1 en 19). KDC, Archief H.H. Knippenberg, inv.nr. 51 19 Foto: “Mobilisatie in ons land: De zuidzijde van de brug aan de Moerdijk, door militairen bewaakt.” In: Katholieke Illustratie, 48e jrg, nr 44, 8 augustus 1914, blz. 692. UBN, Tz b 408 Niet alleen de leden van de Landweer en de Miliciens werden onder de wapenen geroepen. Religieuzen waren weliswaar vrijgesteld van de wapendienst maar konden bij de mobilisatie een taak bij de zielzorg voor de gemobiliseerde soldaten toebedeeld krijgen. Een van hen was kapelaan H.J.M.M. Alink uit Den Helder. Hij hield een dagboek bij waarvan later delen zijn gepubliceerd. Op 7 augustus schrijft hij daarin dat hij een brief van de Haarlemse Bisschop ontvangt waarin hem wordt medegedeeld dat hij vanaf heden belast is met de zielzorg van de militairen in de kampementen die zich bevinden in zijn parochie en omgeving. Soms ging er echter bij het oproepen iets mis en werden religieuzen toch onder de wapenen geroepen. Alink kwam een van deze mensen tegen. In zijn dagboek vermeldt hij het volgende: “Dinsdag 18 augustus. …. Gelijk iedere middag na diensttijd zoo komen ook heden groepen soldaten onze kerk in en uit, om rozenkrans of kruisweg te bidden. Op een gegeven moment tel ik er veertig tegelijk. “Nood leert bidden”. Gelukkig de mensch die van de nood der tijden tenminste dit nog leert. Er zit een soldaat met ’n prachtigen baard precies ’n Missionaris-type. Ik wacht hem op, en om ’n praatje te beginnen, zeg ik hem dit ook. En leuk knipoogend zegt hij: Dat ben ik ook, kapelaan, ik ben broeder-missionaris van het Missiehuis te Baarle-Nassau…. en blijkbaar bij vergissing opgeroepen… maar het duurt nog al lang voor men mij loslaat. Ik zal blij zijn, als ik weer in ons Missiehuis terug ben…. vooral het wakker worden is zoo’n groot contrast tusschen kazerne en klooster.” In: H.J.M.M. Alink, Mobilisatie-herinneringen, Den Helder, [1927] blz. 35. UBN, KDC c 14659 Foto: Aalmoezenier H.J.M.M. Alink. [1923]. KDC, Collectie Beeld en Geluid, AFBK-2a20929 20 Schap 2-5 reserve-luitenant Bomans Ook het landweerdistrict Haarlem werd gemobiliseerd en onder de gemobiliseerden bevond zich mr. J.B. Bomans, advocaat en procureur in Haarlem. Bomans behoorde tot het 18e regiment en had de rang van reserve-luitenant. In het begin van de oorlog was Bomans gelegerd aan de zuidgrens van Noord Brabant, waar hij het beleg van Antwerpen en de stroom vluchtelingen van dichtbij had kunnen volgen. Later werd zijn bataljon overgeplaatst naar Den Helder, waar hij ingekwartierd werd bij de eerder genoemde kapelaan Alink. Hij zou hier blijven tot aan zijn demobilisatie eind 1916 vanwege zijn verkiezing tot gemeenteraadslid in Haarlem. Datzelfde jaar trad hij ook toe als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vooral tijdens zijn verblijf in Noord-Brabant schreef hij bijna dagelijks brieven naar huis. Hij laat hierin doorschemeren dat hij zijn tijd voornamelijk vult met oefenen en eindeloos wachten, wachten en wachten. Hij ziet niet overal het nut van in. In een van zijn brieven verhaalt hij over zijn taak als politiewacht: “Maar ik ben nu niet op grenswacht, maar op politiewacht. Dat is midden in het dorp. Voor bewaking en meer flauwe kul. 50 man en ’n luitenant elken dag buiten bed gehouden. Toegangswegen afsluiten! Natuurlijk blijven er genoeg onbewaakte paden over. ’t Is alles maar voor den vorm en voor ¾ poppenkast.” Naast zijn brieven bleef hij ook gedichten schrijven, waaronder De sterren van het 21ste, dat tijdens het kerstdiner voor gemobiliseerden in 1915 werd voorgedragen. Maar Bomans was niet de enige militair die schreef. Datzelfde jaar wordt bij de sinterklaasviering Het schimmenspel van Acket, met de eerste compagnie op Mobilisatie opgevoerd, geschreven door ene J.B.S. waarin de draak werd gestoken met allerlei activiteiten, die in silhouet op een laken werden uitgebeeld. Later is dit spel in druk verschenen. 21 Schap 2: Brief van J.B. Bomans aan zijn vrouw onder andere over zijn taak als politiewacht. 1 oktober 1914. In: Album “Brieven Mobilisatie 1914-5”. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.9.4 Foto’s: J.B. Bomans met leden van zijn compagnie. 1915. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.8.5 Herinneringen uit 1916: Overplaatsing naar Huisduinen en benoeming tot lid van de Tweede Kamer. 1916. In: Schrift “Mijzelf vanaf mijn 26e”, herinneringen en notities. 1905-1936 KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.9.2 Schap 3: Rijm “De sterren van het 21ste”, paragraaf 6 “Haga” en 7 “Bomans” door J.B. Bomans. Voorgedragen tijdens het kerstdiner te Huisduinen op 24 december 1915. In: Schrift met gedichten. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.9.3 Pagina met foto, rijmpje en voedselbonnen. In: Album “Ter dankbare nagedachtenis van mr. Johannes Bernardus Bomans”. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.1.3 22 Foto: Groepsfoto J.B. Bomans (zittend i/h midden met sabel) en enkele mannen van zijn compagnie. 1915. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.1.4 Foto: J.B. Bomans (met sabel) en enkele mannen van zijn compagnie tijdens de grenswacht. 1915. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.1.4 (fotograaf: Schmidlin, Tilburg) “Het schimmenspel” van Acket. Met de eerste compagnie op Mobilisatie, woorden van J.B.S. Herinnering aan het St. Nicolaasfeest 1915 op het galgenveld bij Huisduinen. 1916. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.8.48 Schap 4: Tekening van de verplaatsingen van het bataljon in de omgeving van Tilburg in de periode juli-september 1915. Uit: Album “Brieven Mobilisatie 1914-5”. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.9.4 Foto: J.B. Bomans met enkele mannen van zijn compagnie tijdens de grenswacht. 1915. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.8.5 (Fotograaf: Schmidlin, Tilburg) Artikelen “Mijn Bataljon” deel 1-3. 1916 Uit: De katholieke militair: maandblad gewijd aan de belangen der r.k. soldaten en militaire-vereenigingen – Bond van RK Militairen-Verenigingen, Soesterberg. 10e jrg. 1916. In: Album 4 “Januari-september 1916”. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.12.1-4 23 Schap 5: Nadat Bomans zich in 1913 in Haarlem had gevestigd als advocaat en procureur begon hij zich steeds meer voor de politiek te interesseren. Al snel trad hij op als spreker op politieke bijeenkomsten, vooral in het kiesdistrict Haarlem. Dit bleef hij tijdens de mobilisatie gewoon doen. Eén van die lezingen is getiteld De priester-soldaat, beschouwd in het licht van den Europeesche oorlog. Hij hield deze op 26 april 1916 voor de Studie- en Debatingclub Ontwikkeling naar Roomsche Beginselen te Amsterdam. In zijn lezing ging hij onder andere in op de vraag of de staat het recht heeft om priesters als soldaat op te roepen. In het Franse, Duitse en Italiaanse leger bleken namelijk religieuzen (gedwongen) mee te vechten. Ook had hij het daarin over het werk van de aalmoezeniers en over het lekenpastoraat onder de militairen. Programma voor de Studie en Debatingclub “Ontwikkeling naar Roomsche Beginselen”, april-mei 1916. Uit: Album 4 “Januari-september 1916”. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.12.1-4 Foto: De troepen hakken onder leiding van J.B. Bomans (met sabel) in op de “vijand”. (in scene gezet). 1915. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.1.4 (fotograaf: Schmidlin, Tilburg) Lezing “De priester soldaat” gehouden door mr. J.B .Bomans voor “Ontwikkeling naar Roomsche Beginselen”, onderafdeling van de Gonzagavereniging te Amsterdam. 1916. In: Toespraken mr. Bomans 1913-1920. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.3.23 Artikelen uit De Tijd en De Maasbode van 27 april 1916 over de lezing “De priester soldaat” gehouden op 26 april 1916. Uit: Album 4 “Januari-september 1916”. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.12.1-4 24 Vitrine E: Zielzorg voor militairen Het gevolg van de mobilisatie was dat mannen werden weggerukt uit het familieleven en werden onttrokken aan de invloedsfeer van de pastoor. De taak van de zielzorg kwam nu te liggen bij de geestelijken van de plaats waar men gelegerd was. De aalmoezenier had zijn handen vol aan het overleggen met de commandanten en parochiegeestelijken om de mannen in de gelegenheid te stellen om te biechten en de Heilige Mis bij te wonen. Omdat men vreesde dat katholieke militairen bij een te lang verblijf van huis bloot zouden komen te staan aan verkeerde invloeden moesten ze in hun vrije tijd bezig gehouden worden. Velen kwamen uit dorpen en waren niet bekend met de verleidingen van het stadsleven. Daarom werden RK militaire tehuizen opgericht waar ze niet alleen terecht konden voor zielzorg maar ook voor ontspanning. Daarnaast werd er op aangedrongen om lid te worden van RK Militairen-verenigingen en de georganiseerde activiteiten te bezoeken. In een boekje gericht aan de katholieke militairen werd het als volgt verwoord: “In die vereeniging vindt ge roomsche gezelligheid, ge weet zeker, dat dáár uw geloof of uw zedelijkheid geen gevaar loopen, dáár vindt ge goede kameraden.“ De activiteiten bestonden onder andere uit lezingen, cursussen maar ook uit muziek- en toneelavonden. Op deze manier hoopte men de militairen te behoeden voor wereldse gevaren. Aankondiging algehele mobilisatie. In: De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad, 31 juli 1914. UBN, D 500 25 Foto: “Mobilisatie in ons land. De duizenden, die in den omtrek der kazerne te Amsterdam op de been zijn, in verband met het vertrek der opgeroepen militairen.” In: Katholieke Illustratie, 48e jrg. nr. 44, 8 augustus 1914, blz. 693. UBN, Tz b 408 Artikel “Zielzorg voor militairen”. In: Analecta voor het bisdom Roermond, 1917, 2e jrg. blz. 72-73. UBN, Tz c 1767 Herderlijk schrijven “Geestelijke verzorging der soldaten”. In: Analecta voor het bisdom Roermond, 1918, 3e jrg. blz. 95-96. UBN, Tz c 1767 G. Huys, Mobilisatie-Kerkboekje, 1914. UBN, KDC d 7459 Brief van J.H. Ledeboer en P. van der Meulen, namens landelijke drankbestrijdersverenigingen, aan het Ministerie van Oorlog over de verstrekking van alcohol aan de gemobiliseerden. 24 september 1914. KDC, Archief Sobrietas, inv.nr. 1762 26 Hoofdstuk VII. “Onder elkaar”. In: A.J. Koenders O.Carm., Halt! Een woord tot onze katholieke militairen, Amsterdam, 1917. UBN, KDC d 5026 J. van den Heuvel, Even Luisteren! Een woord aan katholieke militairen, Leiden, 1916. Volksbilbliotheek no. 47. UBN, TBI Br.19/28 Overzicht van gehouden activiteiten en een pamflet “Aan mijn Roomsche jongens!” door aalmoezenier G. Huys. 1918. In: Verhandelingen der Vereniging van R.K. Militairen, IIIde deel 1917-1919. KDC, Archief Centrale van Katholieke Militaire Tehuizen, inv.nr. 285 Foto’s: Gebouw van de R.K. Militairen-Vereeniging Breda. [1913]. In: Verhandelingen der Vereniging van R.K. Militairen, IIde deel 1902-1916. KDC, Archief Centrale van Katholieke Militaire Tehuizen, inv.nr. 1904 27 Vitrine F: Benedictus XV, een roepende in de woestijn Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd de katholieke kerk geleid door Paus Benedictus XV, burgerlijke naam Giacomo della Chiesa. Hij werd in 1854 in Genua geboren in een verarmde adellijke familie en had voordat hij aan zijn priesteropleiding begon al een rechtenstudie afgerond. Na voltooiing van de priesterstudie zou hij onder andere ook nog de diplomatenopleiding van het Vaticaan afronden waarna hij onder paus Leo XIII een aantal jaren in pauselijke diplomatieke dienst actief was. In 1907 werd hij tot aartsbisschop van Bologna benoemd en in 1914, vlak voor zijn verkiezing tot paus, tot kardinaal. Zijn pontificaat duurde van 1914 tot aan zijn dood in 1922. Zijn inspanningen in de Eerste Wereldoorlog om een voor alle partijen eerzame en rechtvaardige vrede te bewerkstelligen leverden hem de bijnaam de Vredespaus op. Toen Benedictus XV op 6 september 1914 tot paus werd gekroond woedde de Eerste Wereldoorlog al ruim een maand in volle hevigheid. Het uitbreken daarvan zou zijn voorganger Pius X zelfs zo hevig hebben aangegrepen dat hij van smart gestorven was. Het begin van de oorlog drukte al een stempel op de kroning van Benedictus XV. Deze vond op zijn verzoek niet plaats in de Sint-Pietersbasiliek, maar in de Sixtijnse kapel. Een grootse kroning in de basiliek vond hij vanwege de oorlogssituatie ongepast. Vanaf het begin van de Grote Oorlog probeerde het Vaticaan steeds strikte neutraliteit in het conflict te betrachten. Al direct na zijn kroning deed Benedictus XV de exhortatie (pauselijke brief) Ubi Primum het licht zien, waarin hij zich vastlegde “niets na te zullen laten wat kan bijdragen tot bespoediging van het einde van deze ramp”. Ook riep hij in de brief de leiders van de oorlogvoerende naties op om “al hun geschillen voor het heil der mensheid te laten varen” en spoorde hij de gelovigen aan om in aanhoudend, innig en nederig gebed God te blijven smeken totdat “Hij deze ‘gesel van Zijn gramschap’, waarmede Hij de volken voor hun zonden straft, moge neerleggen”. 28 In november van datzelfde jaar verscheen zijn eerste encycliek Ad Beatissimi Apostolorum, die voor een groot deel aan de “zelfmoord van geciviliseerd Europa” gewijd was. Hij riep hierin wederom de wereldleiders op tot beëindiging van de vijandelijkheden en stelde bovendien de dieperliggende oorzaken aan de orde die zijns inziens tot dit catastrofale conflict hadden geleid. Volgens Benedictus XV was de belangrijkste reden voor de uitbraak van de oorlog de steeds verdergaande scheiding van kerk en staat waardoor de rol van de kerk in de samenleving steeds kleiner was geworden en de christelijke moraal was aangetast. Dit had geleid tot een gebrek aan naastenliefde, verlies van respect voor gezag, groeiende klassenongelijkheid en ongebreideld materialisme. Benedictus XV was aanvankelijk erg terughoudend bij het ontplooien van zijn vredesactiviteiten. Deze zouden, vreesde hij, kunnen worden uitgelegd als inmenging van de kerk in wereldse zaken wat zou kunnen leiden tot een afkeer van diezelfde kerk. Ook was hij bang de schijn van partijdigheid op zich te laden waardoor hij gelovigen in het zich achtergesteld voelende kamp van zich zou vervreemden. Dit zou een breuk binnen de katholieke kerk tot gevolg kunnen hebben. Tenslotte moest hij enerzijds rekening houden met de in Duitse protestantse kringen heersende overtuiging dat de paus alleen op papier neutraal was, maar in werkelijkheid met de geallieerden (Engeland, Frankrijk en Rusland) sympathiseerde en anderzijds met het bij de geallieerden levende gevoel dat hij juist de Centrale Mogendheden (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) bevoordeelde. Als een ware evenwichtskunstenaar moest Benedictus XV bij zijn vredesinitiatieven proberen on speaking terms te blijven met beide kampen. Illustratief hiervoor was een incident dat zich in 1915 voordeed. Volgens een Duitse journalist had de paus in een interview de Amerikaanse president Woodrow Wilson opgeroepen wapenleveranties aan de geallieerden te staken om zo de vrede te bespoedigen. Het Vaticaan haastte zich om in alle toonaarden te ontkennen dat de paus iets van die strekking had gezegd en nam ogenblikkelijk afstand van het interview. 29 Eind 1914 riep Benedictus XV op tot een algemene Kerstwapenstilstand, zodat “de kanonnen tenminste tot zwijgen worden gebracht in de nacht waarin de engelen zongen”. Geen van de oorlogvoerende partijen gaf hier gevolg aan. Wel vonden hier en daar aan het westelijk front spontaan gevechtspauzes plaats. De vredesinitiatieven van Benedictus XV werden aanzienlijk bemoeilijkt door een afspraak die in april 1915 tussen de geallieerden en Italië gemaakt was bij de onderhandelingen over het geheime Pact van Londen. Bij dit verdrag zou Italië, in ruil voor territoriale toezeggingen, zich van de Centrale Mogendheden afkeren en zich aansluiten bij het geallieerde kamp. Italië had daarbij ook bedongen dat alle toekomstige vredesvoorstellen van de paus door de geallieerden genegeerd zouden worden. Het land vreesde dat de pauselijke bemoeienissen met de oorlog de wil van de Italiaanse bevolking om aan de oorlog deel te nemen zou ondermijnen. Bovendien heerste bij de geallieerden, zoals gezegd, het idee dat het Vaticaan Duitsland en Oostenrijk bevoordeelde. In juli 1915 bracht Benedictus XV een nieuwe aan de oorlog gewijde exhortatie uit, getiteld Allorche Fumi Chiamata, waarin hij een klemmend beroep op de leiders van de oorlogvoerende landen deed om “voorgoed een einde te maken aan deze bloedige slachting” en tot vrede te komen. Na de publicatie hiervan ging het Vaticaan over tot een actievere vorm van diplomatie, wat in augustus 1917 resulteerde in de vredesnota Dès le Debut . De nota bevatte en vredesplan van zeven punten. (1) De materiële kracht van de wapens moest vervangen worden door de morele kracht van het recht. (2) Er moest een gelijktijdige, wederzijdse wapenvermindering plaatsvinden. (3) In plaats van door oorlog zouden de geschillen tussen landen door internationale arbitrage opgelost moeten worden. (4) De zeeën moesten voor alle naties vrij bevaarbaar worden. (5) De strijdende partijen moesten afzien van het opleggen van herstelbetalingen aan elkaar. (6) Bezette gebieden moesten ontruimd worden. (7) Territoriale disputen moesten in een geest van verzoening en rekening houdend met het algemeen belang van “de grote menselijke gemeenschap” benaderd worden. 30 De Duitse regering leek aanvankelijk wel voor het plan te voelen, maar wees het later onder druk van de Duitse legerleiding toch af. De Franse staatsman George Clemenceau wees het plan af omdat hij het als anti-Frans en pro-Duits beschouwde. Bovendien wilde hij per se niet afzien van het opleggen van herstelbetalingen. De Amerikaanse president Woodrow Wilson verwierp het plan, omdat dit volgens hem zou leiden tot herstel van de vooroorlogse situatie, terwijl hij vond dat in Duitsland – in Amerikaanse ogen de agressor - een nieuwe regering en een nieuw staatshoofd aan het bewind zouden moeten komen. In zijn in januari 1918 gepresenteerde vredesplan zou hij desalniettemin een aantal van de voorstellen uit Dés le Debut overnemen. Wilson zou als vredesstichter aanzienlijk meer erkenning krijgen dan Benedictus XV. De Amerikaanse president ontving in 1919 de Nobelprijs voor zijn vredesinspanningen. Op 9 mei 1918 verscheen de pauselijke brief Quartus Iam Annus waarin Benedictus XV memoreerde dat het vier jaar geleden was dat hij tot het hoogste ambt was gekozen en dat toen al de oorlog in alle hevigheid woedde. Verder bevat de brief wederom een oproep tot vrede. Hij riep de gelovigen op om op 29 juni, het Hoogfeest van de Heilige Petrus en Paulus, hun zonden te belijden om zo God gunstig te stemmen bij hun gebed voor vrede. 31 Uiteindelijk zouden alle vredesoproepen van Benedictus XV in wezen onbeantwoord blijven. Wel boekte hij aanzienlijke successen bij zijn inspanningen op humanitair terrein. Zo wist hij te bewerkstelligen dat tienduizenden zwaargewonde krijgsgevangenen tussen de oorlogvoerende landen werden uitgewisseld en dat burgers uit door Duitsland bezet gebied naar Zuid-Frankrijk mochten afreizen. Het Vaticaan spande zich verder in om op verzoek van hun families informatie over het lot en de verblijfplaats van vermiste soldaten te verkrijgen. Ook organiseerde het voedselhulp voor hongerlijdende kinderen in de oorlogsgebieden. Verder wist Benedictus XV gedaan te krijgen dat krijgsgevangenen niet meer op zondag hoefden te werken en dat 29.000 krijgsgevangenen, van wie de longen aangetast waren door blootstelling aan strijdgassen, naar het neutrale Zwitserland mochten vertrekken. In de encycliek Quad Iam Diu, gepubliceerd in december 1918, drie weken na het ingaan van de wapenstilstand met Duitsland, riep hij de katholieken op te bidden voor bestendiging van de vrede en voor de deelnemers aan de naderende vredesbesprekingen. Benedictus XV probeerde daarna nog bij de geallieerden deelname van het Vaticaan aan de Vredesconferentie in Parijs te bedingen. Hierop zouden door de zegevierende, geallieerde landen de vredesvoorwaarden vastgesteld worden die aan de verslagen Centrale Mogendheden opgelegd werden. Net als bij zijn oproepen en initiatieven tot vrede tijdens de oorlog kreeg hij van de geallieerden nul op het rekest. Mgr. A. de Waal, Paus Benedictus XV, Amsterdam, 1914. UBN, TBI 9c 101 P.J.M. Aalberse, De eerste encycliek van Z.H. Paus Benedictus XV, Leiden.[1916]. UBN, Tz c 1646 Z.H. Paus Benedictus XV en de vrede, [1917]. UBN, Br 21999 32 Prent: Paus Benedictus XV. KDC, Beeld en Geluid Collectie AFBK-2a879 Gebeden voor den vrede. Voorgeschreven door Z.H. Paus Benedictus XV op zondag Sexagesima, den 7en Februari 1915, Leiden, 1915. UBN, KDC d 87 Encycliek “Ad beatissimi apostolorum principis” van Z.H. Paus Benedictus XV, gegeven op 1 november 1914. 1914. UBN, Br. Ned 1914:18 Benedictus XV, Encycliek over den vrede: encycliek van Z.H. Benedictus XV, Amsterdam, 1914. UBN, Br. Ned 1914:37 Jozef van Mierlo Sr., SJ, Benedictus XV: zijn wijze houding tijdens den oorlog, Brugge, 1921. UBN, TBI Br 18/48 Spotprent: “Amerika und der Vatikan” door O. Gulbransson. In: Paul van Damme, Vriend over Vijand. De Grote Oorlog in spotprenten, Tielt, 2013. UBN, KDC b 3300 Brochure: Vredesnota van Benedictus XV. 1 augustus 1917. Ontwapeningsplan van den H. Stoel, Rotterdam. 1925. KDC, Archief RK Vredesbeweging Nederland, inv.nr. 20 Gebed voor den vrede. In: Vastenbrief aartsbisschop H. van den Wetering, Utrecht 24 januari 1915. KDC, Collectie Herderlijke Brieven 33 Spotprent: “Het Vredesvoorstel van Z.H. den Paus. Zou ik gehoor krijgen?” door Louis de Leeuw. In: De Roskam, 31 augustus 1917, 6e jrg. nr.145, blz. 145. UBN, Tz a39 Sebastian Waldner, Papst Benedikt XV. und der Weltkrieg: den lieben Soldaten und dem christlichen Volke gewidmet, Eggenburg, 1916. UBN, SF 560 d 8 Aan de wand: Spotprent: “De Paus en de diplomatie. Voorheen……… en ……..thans” door Frans Lazarom. In: De Roskam, 28 april 1916, 5e jrg. nr.110, blz. 67. UBN, Tz a39 34 Vitrines H en I: Opvang van vluchtelingen Vitrine H: Opvang van Belgische vluchtelingen Om aan het oorlogsgeweld te ontkomen vluchtten veel Belgen in 1914 naar het neutrale Nederland. Zij vonden onderdak in hotels, bij particulieren of in door de overheid opgerichte vluchtoorden. Belgische militairen werden in speciale interneringskampen ondergebracht en voor ouderloze kinderen werden pleeggezinnen gezocht. Vooral in het eerste oorlogsjaar kwamen er veel vluchtelingen naar Nederland. Toen de oorlog zich naar het zuiden van België en Noord Frankrijk verplaatst had keerde een groot aantal vluchtelingen in het eerste oorlogsjaar naar huis terug. Omdat de hulp aan vluchtelingen door de overheid zo veel mogelijk aan particulieren en het Rode Kruis werd overgelaten, werden in veel plaatsen particuliere hulpcomités opgericht die de opvang op zich namen . Schap 1-3: RK Huisvestings-comité Een van die comités was het Nederlandsch RK Huisvestingscomité, dat op 26 september 1914 werd opgericht. Met de komst van zoveel vluchtelingen in korte tijd en de vaak geïmproviseerde opvang in kampen kon het niet lang duren voordat er klachten te beluisteren waren. Bijvoorbeeld: “dat katholieke kinderen, die zonder wettige verzorgers in kamp Oldebroek vertoefden, door het comité van het kamp bij niet-katholieke families werden ondergebracht”. Men zag dit als een gevaar. “Dit was een toestand die de Nederlandse katholieken niet mochten en niet konden dulden.” Aangezien het merendeel van de Belgen katholiek was mocht het noodzakelijke liefdewerk van de vluchtelingenopvang niet aan de Nederlandse katholieken voorbijgaan. Katholieke kinderen moesten in een katholieke omgeving opgevangen worden. 35 Op 12 september 1914 verscheen er in het Katholiek Sociaal Weekblad een oproep van Emile Verviers aan invloedrijke katholieken om de handen ineen te slaan en te komen tot de oprichting van een centrale katholieke vluchtelingenorganisatie. Hij schreef de oproep met medeweten van hoofdredacteur en katholiek Tweede Kamerlid mr. P.J.M. Aalberse. Dit artikel werd in veel bladen overgenomen en vond veel weerklank. Nog voordat het comité was opgericht kwamen er al honderden aanbiedingen binnen van gezinnen, zowel rijk als arm, die kinderen wilden opnemen. Eind september verscheen de eerste oproep van het comité met naast een oproep tot liefdewerk ook een uitleg van het doel. Naast de opvang van vluchtelingen waren er ook geld en goederen nodig voor de verzorging en het verplaatsen van de vluchtelingen. Het comité had een algemeen karakter en gaf niet alleen hulp aan Belgische kinderen maar aan vluchtelingen van alle leeftijden en nationaliteiten. Het bleef dit doen ook na beëindiging van de Eerste Wereldoorlog. In deze vitrine ligt echter de nadruk op de opvang van kinderen. Schap 1: Artikel “Een noodzakelijk katholiek liefdewerk” door Emile Verviers. In: Katholiek Sociaal Weekblad, jrg 13, no. 37, 12 september 1914, blz. 417. UBN, Tz b 1 Brief van Emile Verviers aan mgr. A.F. Diepen, bisschop van ’s-Hertogenbosch, met een verslag van de werkzaamheden van het RK Huisvestings-Comité. 28 september 1914. In: Kopieboek van uitgegane brieven van het RK Huisvestings-Comité. 1914-1915. KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1471 36 Oproep “Een noodzakelijk katholiek liefdewerk”. 1914. KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377 Schap 2: Om de zorg te bekostigen werden via allerlei wegen geld, goederen en diensten gezocht. Zoals het inzamelen van geld via een loterij, maar ook door het vragen van hulp van de overheid i.v.m. het vervoer van de kinderen. Pamflet ”Liefdadige Stadgenooten”. [1916]. KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377 Foto: Belgische kinderen te Roosendaal. In: Katholieke Illustratie, 50ste jrg. nr. 51, 30 september 1916, blz. 709. UBN, Tz b408 Circulaire met het verzoek om giften. 1917. KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377 Foto: Het werk van het R.-K. Huisvestingscomité voor Belgische kinderen. In: Katholieke Illustratie, 50ste jrg. nr. 18, 5 februari 1916, blz. 264. UBN, Tz b408 Afschrift van een brief van de minister van Binnenlandse Zaken over het kosteloos vervoer van oorlogskinderen. 1917. KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377 37 Schap 3: Naast de zorg voor Belgische vluchtelingen heeft het comité zich ook ingezet voor Duitse en Oostenrijkse kinderen. Ciruclaire “Hongersnood te Weenen”. 1917. KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377 Communique “Ter wille van de neutraliteit”. 1917. KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377 Circulaire “Aan de zeereerw. Heeren Pastoors in Nederland”. 1917. KDC, Archief Mensen in Nood, inv.nr. 1377 Foto: P. Servatius Dentener O.Carm. met enige der Nederlands kinderen uit Duitsland. 1917. In: Katholieke Illustratie, 51ste jrg. nr. 31, 6 mei 1917, blz. 410 UBN, Tz b408 Gedenkboek Ned. R.K. huisvestingscomité. De liefdadigheid der katholieken van Nederland : volledig overzicht der hulpacties van het Nederlandsch R.K. Huisvestings-comité te 's-Hertogenbosch, ten bate van noodlijdenden in België, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en Nederland, gedurende de jaren 1914-1924. UBN, KDC b 39 38 Schap 4: plaatselijke comités Een voorbeeld van een plaatselijk comité was het Sint Vincentius-comité voor Belgische Vluchtelingen te Rotterdam. Aanleiding voor de oprichting van dit comité was de komst, begin oktober 1914, van steeds meer vluchtelingen die hulp nodig hadden. Zij werden voornamelijk opgevangen in het St. Josefs -gezellengebouw, dat was omgebouwd tot een opvanghuis. Van zijn werkzaamheden heeft het comité een verslag bijgehouden dat u op dit schap aantreft. Paragraaf: Rotterdam. In: Diane de Keyser, Nieuwe meesters, magere tijden. Eten & drinken tijdens de Eerste Wereldoorlog, Leuven, 2013, blz. 112-113. UBN, KDC Foto: Belgische vluchtelingen die werden opgevangen door de Vincentiusvereeniging. 1915. KDC, Beeld en Geluid Collectie AFBK 6a2717 Het Sint Vincentius-comité voor Belgische Vluchtelingen en zijn werk. Rotterdam 10 october 1914 - 18 september 1915. UBN, Br. Ned. 1915:254 39 Schap 5:Vluchtoorden Naast de opvang door particulieren waren er in Nederland ook verschillende vluchtoorden waar grote groepen mensen werden opgevangen. Een daarvan stond in Gouda. Dit kamp ontstond uit particulier initiatief, maar de kosten werden door de overheid vergoed. De vluchtelingen werden opgevangen in de verwarmde kassen van een snijgroenkwekerij. Niet iedereen had het er naar zijn zin en velen probeerden dan ook elders onderdak te vinden. Meestal zaten in dit soort kampen mensen die het financieel niet breed hadden. Foto’s: Het Belgische vluchtoord te Gouda. In: Katholieke Illustratie, 51ste jrg. nr 12, 30 december 1916, blz. 185. UBN, Tz b408 Foto en getuigenissen van vluchtelingen over vluchtoord Gouda. 1914-1915. In: Michaël Amara, Pieth Chielens en Kirstin van Damme, Exodus, Belgen op de vlucht 1914-1918, Gent, 2014, blz. 164-165. UBN, KDC Naast feitelijke verslagen zijn er ook fictieve boeken verschenen gebaseerd op historische feiten. Een daarvan is Vlucht, over Marieke die vertelt over haar belevenissen als vluchteling in Nederland. Johanna Spaey, Vlucht , Breda, 2007. UBN, KDC 40 Vitrine I: Comité voor Huisvesting van Noodlijdende Kinderen van Nederlanders in Kleef e.o. Het Comité voor huisvesting van noodlijdende kinderen van Nederlanders in Kleef e.o. werd in december 1916 opgericht op verzoek van pater Koolen en ds. A. van der Flier, predikant van de Nederlands Hervormde Gemeente te Kleef (Duitsland). Het had als doel noodlijdende kinderen van Nederlanders uit Kleef e.o. (kosteloos) onder te brengen in Nijmegen en omstreken. In het comité zaten zowel katholieke als protestantse dames, waaronder de dames Van Berkel, Van der Lans-Russel en Wirtz. De kosten van de opvang werden voornamelijk door de pleegouders gedragen. Aangezien een groot aantal pleegouders slechts over een geringe financiële draagkracht beschikte, sprong het comité waar nodig bij. Mensen die geen kinderen op wilden of konden nemen maar zich wel hun lot aantrokken, ondersteunden het comité met geld of goederen. Schap 1: Het ontstaan van het comité Notulen van de vergadering van het comité van maandag 14 december. 1916. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 Artikel “Nederlandsche kinderen in Duitschland”. In: De Gelderlander: Nieuwe Nijmeegsche Courant; 14 december 1916. UBN, D522 Oproep tot verzorging van Nederlandsche kinderen uit Kleef. In: De Gelderlander: Nieuwe Nijmeegsche Courant; 14 december 1916. UBN, D522 Brieven van mensen naar aanleiding van de oproep om kinderen op te nemen. 1916. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 41 Schap 2: De komst van kinderen Brief van ds. A. van der Flier aan dames van het comité over de komst van kinderen. 1916. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 Overzicht van kinderen die op 23 december 1916 naar Nederland gekomen zijn en bij wie ze geplaatst zijn. 1916. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 Ausweis voor Paul en Johann de Koning afgegeven door de politie te Kleef. 1916. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 Bescheinigung voor Antoon Bremers afgegeven door de Polizei-Verwaltung te Hau. 1916. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 Lijst van het Nederlandse Consulaat te Kleef met namen van kinderen die naar Nederland komen. 1916. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 Schap 3: Het verblijf en de verzorging van de kinderen Overzichten van ontvangen en verstrekte kleding. 1916-1917. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 42 Nota’s voor het leveren van goederen en diensten ten behoeve van de opgevangen kinderen. 1917-1918. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 Brief van de Nederlandsche Ambulance voor Duitschland en Oostenrijk-Hongarije over de schenking van kinderkleding. 1917. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 Brief van P.J.F. Daniëls, namens de wethouders van Nijmegen, met een toezegging de tramkosten eenmalig te vergoeden. 1916. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 Concept-brief aan het Koninklijk Nationaal Steuncomité met het verzoek om financiële steun. Met antwoordbrief. 1917. KDC, Archief J.R. van der Lans, inv.nr. 950 Schap 4: Gedenkplaten Ter herinnering aan de opvang van vluchtelingen zijn diverse gedenkplaten verschenen. Zowel algemene als meer persoonlijke. Een voorbeeld hiervan is het diploma dat mw. Van der Lans-Russel ontving als dank voor haar hulp aan Belgische gewonde en krijgsgevangen militairen. Zij heeft zich daarnaast ook ingezet voor de opvang in Nederland van in Duitsland woonachtige Nederlandse kinderen. Gedenkplaat ter herinnering aan de ontvangst der vluchtende Belgen in Nederland, october 1914. KDC, Archief J.B. Bomans Diplôme d'honneur offert a Madame Van der Lans. 1917. KDC, Beeld en Geluid Collectie AFBG-2b5687 43 Vitrines I en J: Anti-katholieke houding van de Duitsers Waren de Duitse oorlogsmisdaden in België en Noord-Frankrijk ingegeven door anti-katholicisme? Een definitief antwoord op bovenstaande vraag zult u in onze tentoonstelling niet vinden, wel bronmateriaal en literatuur die het verdienen nader bestudeerd te worden. In een artikel in Tertio (5 maart 2014) zegt Joris Delporte over de vernieling van de Leuvense universiteit en bibliotheek: “Meer ten gronde vormde dit vurige incident een markante uiting van antikatholiek sentiment in Duitse rangen. De strijd die onder het mom van Kulturkampf intern had gewoed, raakte geprojecteerd op de vijand tijdens de invasie. Zeker onder Pruisische soldaten waren de kiemen voor geweld tegen onder anderen katholieke priesters manifest aanwezig…”. Wat opvalt is dat deze uitspraak over het anti-katholicisme zeer beslist is terwijl dit in andere bronnen soms geheel ontbreekt. Belangrijkste bron voor beide vitrines over dit vraagstuk is het driedelige boekwerk “La guerre allemande et le catholicisme”: een zeer uitgebreide en rijk geïllustreerde Franse uitgave waarin de Duitse legers van vooral tegen katholieke doelen gerichte barbarij beschuldigd worden. De Duitse katholieken, die zich aanvankelijk onvoorwaardelijk achter de Duitse zaak geschaard hadden, voelden zich door deze beschuldigingen hoogst ongemakkelijk en namen deze kritiek zeer serieus. Getuige het nu volgende citaat uit Pro Petri Sede (nr. 3, 2014). “Voor de Duitse katholieken was de polemiek die uit het katholieke Frankrijk overwaaide een groot probleem. Vooral het verzamelwerk “La guerre allemande et le catholicisme” stuitte vooral in Duitsland op grote weerstand. De bijdragen uit deze verzamelband bestempelden de oorlog in 44 het westen als een religieuze oorlog die het protestantse en religieloze Duitsland tegen het katholieke Frankrijk voerde. De inval in het neutrale België met zijn al dan niet gepleegde of aangedikte gruweldaden vanwege de Duitse troepen, evenals de beschadiging en ontwijding van Franse kerken, werd er als een duidelijk bewijs van gezien. Het antwoord daarop liet niet lang op zich wachten. Op aansporing van de geschiedkundige Heinrich Finke uit Freiburg, werd onder voorzitterschap van de katholieke theologieprofessor Joseph Mausbach uit Münster, een “werkgroep ter verdediging van de Duitse en Katholieke belangen tijdens de wereldoorlog” opgericht. Liefst 47 wetenschappers gaven gehoor aan de oproep […] De geschriften van de Commissie werden naar de buitenlandse katholieke pers gezonden […] Eind november 1915 verscheen een rechtstreeks antwoord op het Franse verzamelwerk, de verzamelband “Deutsche Kultur, Katholizismus und Weltkrieg”, met bijdragen van bekende geleerden en prelaten. Een door vooraanstaande katholieken opgesteld memorandum steunde deze actie….” In: Pro Petri Sede, 2014, jrg. 62, nr. 3. UBN, KDC Tc 98 Alle schappen: Afbeeldingen van Duits vandalisme tegen kerkelijke bezittingen. Uit: Alfred Baudrillart en François Veuillot, La guerre allemande et le catholicisme: documents photographiques illustrant la conduite respective des armées allemande et francaise à légard de l’Église Catholique, Parijs, 1915-1918. UBN, 737 b 2 Schap 1: Georg Pfeilschifter, Deutsche Kultur Katholizismus und Weltkrieg: eine Abwehr des Buches La guerre Allemande et le catholicisme, Freiburg,1915. UBN, 331 c 68 Francois Veuillot , La guerre allemande et le catholicisme: documents photographiques illustrant la conduite respective des armées allemande et francaise à légard de l’Église Catholique, Paris, 1915. [3 delen]. UBN, 737 b 2 45 Citaat: “It had a great deal to do with the anti-catholic phobias in the German army (…) the German troops saw Belgian catholicism and its intellectual institutions as an expression of cultural identity which was Germany’s enemy”. Uit: Alan Kramer, Dynamic of destruction: culture and mass killing in the First World War, Oxford, 2007, blz. 20. UBN, H.In.Nw 6127 Citaat: “During the First World War the German state came under great pressure from racists and xenophobes (…).“ Uit: Alan Kramer, Dynamic of destruction: culture and mass killing in the First World War, Oxford, 2007, blz. 115. UBN, H.In.Nw 6127 Alan Kramer, Dynamic of destruction: culture and mass killing in the First World War, Oxford, 2007 . UBN, H.In.Nw 6127 Schap 2: Cartoon: “Im Nachdenklichen Vatikan” verschenen in Muskete-Kalender 1916. Uit: Duitsch nationalisme en de katholieke kerk, Londen, [1916]. UBN, Br.Ned.19XX:21 Averbode, september 2014 UBN, KDC Tc 2594 Protestantser dan de keizer Citaat: “Op deze plaats is het noodzakelijk iets te zeggen over het gedrag van de invallers (…) meeste Duitsers in België konden in augustus’ 14 de katholieke kerk gewoon niet uitstaan (…).” Uit: Averbode, september 2014, blz. 22. UBN, KDC Tc 2594 46 Citaat: “De oorlogszucht (…) onder de doorgaans protestantse invallers ging soms zover dat deze tegenover alles wat katholiek was, bv in Leuven en in Dinant, van een religionskrieg spraken”. (…) Tijdens gans de invasie werden dan ook geregeld kloosterzusters bespot, geestelijken en religieuzen mishandeld en terechtgesteld, soms altaren vernield, kerken en kapellen geprofaneerd en afgebrand.” Uit: Averbode, september 2014, blz. 24. UBN, KDC Tc 2594 Karl-Joseph Hummel, Christoph Kösters (hrsg.), Kirche, Krieg und Katholiken: Geschichte und Gedächtnis im 20. Jahrhundert, Freiburg, 2014. UBN, KDC Citaat: “In het katholieke Nederland is reeds meer dan eene stem opgegaan om de felheid te betreuren, (…) de Duitsche katholieken hebben zich aan ons Belgen, alleen vertoond van den heidenschen kant (...).” Uit: Van onzen tijd, jrg. 16 (1915-16) nr. 38, blz. 455-456. [oorspronkelijk een artikel van Frans van Cauwelaert in De Beiaard]. UBN, Tz b 7 Schap 3: Aankondiging voor een uitvaartdienst, in Rome, voor de Belgische priesters die door de Duitsers zijn vermoord. Uit: Gerlache de Gomery, Belgium in war time, Londen, 1917. blz. 85. UBN, 550 c 40 Gerlache de Gomery, Belgium in war time, Londen, 1917. UBN, 550 c 40 G.K. Chesterton, Berlijnsche barbaarschheid, London, 1914. UBN, Br 21983 47 Postkaart: Vases sacrés mutilés et profanés par les Allemands. Dans le Diocese de Chalons-sur-Marne. KDC, Beeld en Geluid. Pro Petri Sede, jrg. 62, 2014 nr. 4. UBN, KDC Tc 98 Citaat: ”Wij moeten echter erkennen dat zelfs de [Duitse] bisschoppen in hun toenmalig denken vast zaten in een eng nationalisme. Daardoor geraakten de katholieken in een zware innerlijke verscheurdheid, toen hun Franse geloofsbroeders en –zusters, hen de vraag stelden” “Hoe kunnen jullie als Duitse katholieken op bevel van een Evangelische keizer op ons, door en door katholieke Fransen, schieten?” Uit: Pro Petri Sede, jrg. 62, 2014 nr. 4, blz. 29. UBN, KDC Tc 98 Citaat: “Dat de Duitse wraakoefeningen vaak een uitgesproken anti-katholiek karakter hebben, leest men slechts zelden (...) Allicht speelt in de Pruisische haat inderdaad de herinnering mee aan het verzet van de katholieke kerk tegen de Kulturkampf van Bismarck.” Uit: Hij is verrezen!, nr. 71 okt./nov. 2014. KDC Tb 4889 Schap 4: Spotprent: “De offervaardigheid van den Priester. De priester: Fusilleert mij in plaats van dezen.” Door Frans Lazarom. In: De Roskam, 2 oktober 1914, 3e jrg. nr. 69. UBN, Tz a39 48 Gedicht: “Zij schenden ’t Hooge” door Anna Aghina. In: Van onzen tijd, 15e jrg, 1914-1915, nr. 4. UBN, Tz b 7 Postkaart: ”Die Ermordung friedlicher Bürger in Löwen” Französ-belg. Propaganda-Postkarte, 1914. Uit: hrsg. Von M. Hirschfeld und A. Gaspar, Sittengeschichte des ersten Weltkrieges, Hanau, 1929. UBN, SF 779 b 1 Enne Koops en Henk van der Linden, De kogel door de kerk? Het Nederlandse christendom en de eerste wereldoorlog, Soesterberg, 2014. UBN, KDC Citaat: “Verschillende Franse katholieke publicaties wezen erop dat de Duitse troepen de Katholieke kerk zelf als doelwit leken te hebben.” Uit: Hanneke Takken, Zij zijn de vijand van God. Franse, Duitse en Britse geestelijken in oorlog. blz. 202 . In: Enne Koops en Henk van der Linden, De kogel door de kerk? Het Nederlandse christendom en de eerste wereldoorlog, Soesterberg, 2014 . UBN, KDC Schap 5: Cartoon: “Merciers heimfehr.” Verschenen in Simplissimus. Uit: Duitsch nationalisme en de katholieke kerk, Londen, [1916]. UBN, Br.Ned.19XX:21 Alfred Baudrillart en François Veuillot, La guerre allemande et le catholicisme: documents photographiques illustrant la conduite respective des armées allemande et francaise à légard de l’Église Catholique, Parijs, 1915-1918. UBN, 737 b 2 49 Vitrine K: Edoardo Soderini , Leo XIII und der Deutsche Kulturkampf, Innsbruck, 1934. UBN, KDC c 7124 Citaat: “Meer ten gronde vormde dit vurige incident een markante uiting van antikatholiek sentiment in Duitse rangen (..).” In: Tertio, 5 maart 2014. (artikel Joris Delporte). UBN, KDC Ta 1100 Heinrich Missalla, Gott mit uns: die Deutsche katholische Kriegspredigt 1914-1918, München, 1968. UBN, KDC c7859 Citaat: “Das misstrauen nationalistischer Kreise gegenüber den Deutsche Katholiken war mit dem Beginn des Krieges nicht beseitigt. (…).” Uit: Heinrich Missalla, Gott mit uns: die Deutsche katholische Kriegspredigt 1914-1918, München, 1968, blz. 41. UBN, KDC c7859 Pieter de Coninck, Een les uit Pruisen: Nederland en de kulturkampf, 18701880, Leiden, 1998. UBN, 1006 c 190 Duitsch Nationalisme en de Katholieke Kerk, Londen, [ca. 1916]. UBN, Br.Ned.19XX:21 Citaat: “Laat ons een voorbeeld nemen uit vroeger jaren. In de donkere dagen van 1870, toen het Katholicisme een verloren zaak en het Protestantisme „de godsdienst van de toekomst" scheen te worden, bestond er geen twijfel omtrent Duitschland's officieele houding. De „Kulturkampf" werpt een eeuwigdurende blaam op het Pruisische Gouvernement, en toch was het - en is het somtijds nog een punt, waarop de regeerders van Duitschland, van 50 keizer Wilhelm I af, zich beroemen. Het doel van Pruisen en van het geheele nieuw-vereenigde Duitsche Keizerrijk werd beschouwd als de vernietiging der Katholieke Kerk. Bismarck's woorden en daden toonen dit feit volkomen duidelijk aan. Wij wijzen in het bijzonder op eene redevoering, door hem gehouden voor den Pruisischen „Landtag", in Juni 1872, toen hij zeide: „Pruisen heeft, met zijne Protestantsche dynastie, een machtiger politieke ontwikkeling bereikt. In den oorlog tegen Oostenrijk is de macht die in Duitschland het eigenlijke bolwerk voor den invloed van Rome vormde, gebroken en duidelijk verscheen aan den horizont de toekomst van een Protestantsch Keizerrijk". Uit: Duitsch Nationalisme en de Katholieke Kerk, Londen, [1916]. UBN, Br.Ned.19XX:21 De Duitsche katholieken en de vrede: een uitdaging aan het centrum, Londen, 1917. UBN, Br.Ned 1917:165 Citaat: “Mein Reichstag zeigt eine verflucht üble Führung, indem erzwischen den Sozialisten, die von den Juden unterstützt werden und den ultramontanen Katholiken hin- und herschwankt (…).” Uit: E.J. Gumbel, Vier Jahre Lüge, Berlijn, 1919, blz. 4. UBN, Tz c 3217 nr.5 E.J. Gumbel, Vier Jahre Lüge, Berlijn, 1919. UBN, Tz c 3217 nr.5 Rene Beyst (red.), Met ons gaat alles goed: De Groote oorlog in het klein; korte verhalen van meer dan 80 auteurs, Den Bosch, 2013. UBN, KDC 51 Citaat: “Hij [Duits officier] bleek de eenige katholiek te zijn in zijne compagnie: men weet trouwens, dat de naar België gezonden regimenten bijna uitsluitend uit Protestanten bestaan. (…).” Uit: Een Nederlander in geteisterd België; [ brieven aan de Nieuwe Rotterdammer Courant van een “niet-katholieke” Noord-Nederlander ], Amsterdam, 1914, blz. 3. UBN, Br 4437 Citaat: “Vooral de priesters werden danig uitgescholden. Langs den geheelen weg schreeuwden soldaten: weg met het katholicisme, alle priesters moeten dood, alle priesters moeten gefusilleerd worden etc.” Uit: Een Nederlander in geteisterd België; [brieven aan de Nieuwe Rotterdammer Courant van een “niet-katholieke” Noord-Nederlander], Amsterdam, 1914, blz. 32. UBN, Br 4437 Citaat: “Men kan het onvoorzichtig noemen van den jezuiet dat hij deze aanteekeningen bij zich droeg (…) een twintigtal priesters (…) werden onzacht gedwongen in een halven maan om den ongelukkigen jezuiet te gaan staan. (…) en de schoten vielen. Terstond werden alle priesters hardhandig gedwongen zich om te keeren (…) en werden toen door den Ober-Leutnant in naam des keizers als gijzelaars gevangen genomen…” Uit: Een Nederlander in geteisterd België; [ brieven aan de Nieuwe Rotterdammer Courant van een “niet-katholieke” NoordNederlander ], Amsterdam, 1914, blz. 39. UBN, Br 4437 Een Nederlander in geteisterd België; [ brieven aan de Nieuwe Rotterdammer Courant van een “niet-katholieke” Noord-Nederlander ], Amsterdam, 1914. UBN, Br 4437 52 Lettre de l'épiscopat belge aux cardinaux et aux évêques d'Allemagne, de Bavière et d'Autriche (24 novembre 1915) : texte officiel, Paris, 1915. UBN, Br. 23112 Francois Veuillot, La guerre Allemande et le catholicisme: documents photographiques illustrant la conduite respective des armées allemande et Francaise à légard de l’Église catholique, Paris, 1915. [3 delen]. UBN, 737 b 2 Citaat: “Voor de Duitse katholieken was de polemiek die uit het katholieke Frankrijk overwaaide een groot probleem. (..).” Uit: Pro Petri Sede, jrg. 62, 2014 nr. 3. UBN, KDC Tc 98 Georg Pfeilschifter, Deutsche Kultur Katholiozismus und Weltkrieg: eine Abwehr des Buches La guerre Allemande et le catholicisme, Freiburg, 1915. UBN, 331 c 68 53 Vitrine L: Het tijdelijk herstel van het gezantschap bij het Vaticaan Nadat in 1870 door het binnenvallen van Italiaanse troepen in Vaticaanstad een eind gekomen was aan de wereldlijke macht van de paus, achtte de Nederlandse politiek de noodzaak van een permanente diplomatieke vertegenwoordiging bij de Heilige Stoel niet langer aanwezig. Als gevolg hiervan werd de Nederlandse regering door de Tweede Kamer gedwongen middels, het op 17 november 1871 aangenomen, amendement-Dunbar zijn gezant terug te roepen. Hiermee was een eind gekomen aan de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging bij het Vaticaan, die had bestaan sinds het Congres van Wenen in 1815. Toen in 1914 in Europa de Eerste Wereldoorlog was losgebarsten en Nederland daarbij met de nodige moeite zijn neutraliteit had weten te behouden, zag de Nederlandse regering een rol voor zichzelf weggelegd om in samenwerking met andere neutrale staten de vrede te bevorderen. In 1899 was Nederland al gastheer geweest van de Eerste Haagse Vredesconferentie en het had hieraan de vestiging van het Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag te danken gehad. Dit zou vanaf 1913 in het door de Amerikaanse staalmagnaat Carnegie gefinancierde Vredespaleis gehuisvest zijn. Door de vredesambities van de Nederlandse regering kwamen de diplomatieke betrekkingen met het Vaticaan, dat ook een neutrale positie innam, in een ander daglicht te staan. Het Vaticaan had vanaf het begin van de oorlog de strijdende partijen openlijk tot vredesonderhandelingen opgeroepen en probeerde achter de schermen tussen hen te bemiddelen. Toen in verband daarmee Engeland eind 1914 een buitengewoon gezant bij de Heilige Stoel benoemde begon het er op te lijken dat het Vaticaan wel eens de plek zou kunnen worden waar vredesonderhandelingen gingen plaatsvinden; onderhandelingen waarbij Nederland, zoals gezegd, graag betrokken wilde zijn. De leider van de katholieken in de Tweede Kamer, de priester W.H. Nolens, sprong onmiddellijk op de nieuwe situatie in door aan de regering de vraag te stelen “of het belang van ons land thans niet medebrengt op een voor ruim veertig jaar genomen beslissing terug te komen”. Aanvankelijk nam de regering in deze kwestie een afwachtende houding aan en wees er op dat de 54 positie van het neutrale Nederland een andere was dan die van het oorlogvoerende Engeland. Begin 1915 verzocht een katholiek Eerste Kamerlid de minister van Buitenlandse Zaken J. Loudon of de regering herstel van het gezantschap opnieuw in overweging wilde nemen. Loudon antwoordde daarop dit maal dat de regering niet afwijzend stond tegenover een eventueel herstel, maar dat zij het nog te vroeg vond om hiertoe over te gaan. Mocht het, zo vervolgde hij, op een bepaald moment wenselijk worden om voor het voeren van onderhandelingen of besprekingen over een gezantschap te beschikken, dan zou de regering zich daartegen niet verzetten. Onduidelijk was op dat moment echter of herstel van het gezantschap door het Vaticaan zelf wel gewenst werd. De aangewezen persoon, vanwege zijn gezag in katholieke kring, om dit te onderzoeken was de katholieke voorman Nolens. Hij werd in april 1915 door de regering op een missie naar het Vaticaan gestuurd om te onderzoeken of het bereid was de diplomatieke betrekkingen te herstellen. Zijn missie was strikt vertrouwelijk; officieel ging Nolens naar Rome om zich op de hoogte te stellen van de vredesinspanningen van paus Benedictus XV. Nolens sprak in Rome met een aantal Vaticaanse hoogwaardigheidsbekleders onder wie kardinaal-staatssecretaris Gasparri, die hem een brief voor minister Loudon meegaf. In die brief schreef Gasparri dat het, voor het bevorderen van de gedachtenwisseling tussen het Vaticaan en de Nederlandse regering en om wederzijdse doelen beter op elkaar af te stemmen, hoogst nuttig zou zijn als Nederland een gezant bij de Heilige Stoel zou aanstellen. Met dit positieve signaal was de missie van Nolens geslaagd. Loudon antwoordde Gasparri dat hij direct op zoek ging naar een geschikte kandidaat en diende op 19 mei 1915 het wetsontwerp in dat verwezenlijking van het, nog altijd tijdelijke, gezantschap mogelijk moest maken. De eerste Nederlandse gezant bij het Vaticaan, na een onderbreking van meer dan 40 jaar, was de Maastrichtse fabrikant mr. L.H.W. Regout. Hij was directeur van de Maastrichtse keramiekfabriek De Sphinx en was van 1909 tot 1913 minister van Waterstaat in het kabinet-Heemskerk geweest. (Een van zijn zoons was de Nijmeegse jezuïet Robert Regout, die later aan de 55 Katholieke Universiteit hoogleraar volkenrecht zou worden en in 1942 omkwam in concentratiekamp Dachau). Regout kreeg als opdrachten mee: het bevorderen van overleg tussen de oorlogvoerende staten en het in Nederland proberen te laten plaatsvinden van een eventuele vredesconferentie. Tragisch genoeg zou de loopbaan van Regout als gezant bij het Vaticaan niet lang duren; al enkele weken na zijn installatie stierf hij in Rome. De Nijmeegse advocaat jhr. mr. O.F.A.M. van Nispen tot Sevenaer werd zijn opvolger. In rechts-christelijke kringen in het parlement bestond al vanaf het herstel in 1915 grote weerstand tegen het gezantschap bij de Heilige Stoel. Dit culmineerde in 1925 in de indiening van een amendement door het SGP-kamerlid Kersten dat beoogde de financiering van het gezantschap te stoppen. Bij de stemming hierover kreeg Kersten ook de linkervleugel van de kamer mee en werd het amendement aangenomen. Hierop namen de vier katholiek ministers ontslag. Dit betekende het einde van het eerste kabinet Colijn en van het gezantschap. Op 3 juni 1926 moest van Nispen tot Sevenaer tot zijn grote spijt zijn terugroepingsbrieven overhandigen aan kardinaal Gasparri. Het gezantschap bij den Paus. Redevoeringen van mgr. Prof. Dr. W.H. Nolens, mr. Th. Heemskerk en H.A. van Karnebeek, Utrecht, 1926. UBN, Tc 13073 nr.3 Foto: “Excellentie mr. L.H.W. Regout.” In: Katholieke Illustratie, 49e jrg. nr. 42, 24 juli 1915. UBN, Tz b408 Prentenbriefkaart “Papst Benedikt XV”. KDC, Beeld en Geluid Collectie AFBK-2a21102 Artikel “Persstemmen. A. Het Lampje, do. 29 mei.” In: F.J. Krop en G.H. Wagenaar, Het ‘tijdelijk” gezantschap bij den Paus. Toespraken, gehouden op de groote protestvergadering te Rotterdam, op 1 juni 1915, onder leiding van J.R. Callenbach, Rotterdam, 1915, blz. 62. UBN, KDC Br 5111 56 P.J.L.M. Goulmy, Een vast gezantschap der Nederlanden bij den H. Stoel, Tilburg, 1920. UBN, Tz c 21851 Artikel: “Herstel van Nederlandsch gezantschap bij den Paus.” In: De nieuwe Koerier, 22 december 1914. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 137 Notities van W.H. Nolens over zijn bijzondere missie naar het Vaticaan. 1915. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 136 Kopie van een brief van koningin Wilhelmina en minister J. Loudon van Buitenlandse Zaken aan paus Benedictus XV over het herstel van het gezantschap bij het Vaticaan. 1915. KDC, Archief G.N. Westerouen van Meeteren, inv.nr. 182 Foto: “Z. excellentie mr. Regout, onze Nederlandse gezant bij het Vaticaan, na de plechtige audiëntie bij Z.H. den Paus en de overlegging van zijne geloofsbrieven in de loggia van het Vaticaan gekiekt.” In: Katholieke Illustratie, 49e jrg. nr. 49, 11 september 1915. UBN, Tz b408 Artikel “De reis van dr. Nolens.” In: Mr. D.P.D. Fabius, Studiën en Schetsen op het gebied van staat en maatschappij, Utrecht, 1915. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 135 Krantenknipsels met berichten over de zending van W.H. Nolens. z.j. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 137 F.J. Krop en G.H. Wagenaar, Het ‘tijdelijk” gezantschap bij den Paus. Toespraken, gehouden op de groote protestvergadering te Rotterdam, op 1 juni 1915, onder leiding van J.R. Callenbach, Rotterdam, 1915. UBN, KDC Br 5111 57 Vitrine M: Preken en herderlijke brieven In Nederland zorgde, evenals in het Vaticaan, de wereldbrand voor weinig theologische rimpelingen, integendeel: de oorlog bevestigde dat de kerk in haar afwijzing van de goddeloze moderniteit het bij het rechte eind had. Meer dan in de berichten van de Heilige Stoel werd de oorlog door de Nederlandse geestelijkheid gedefinieerd als een straf van God. Een reactie die overigens niet typisch katholiek was, maar in meer christelijke stromingen werd gehoord. Aartsbisschop van de Wetering verwoordde het in zijn vastenbrief van 1917 zo: “Zou het dan vermetel zijn, B. G. te beweren dat de verschrikkelijke oorlog, welke nu reeds in het derde jaar Europa teistert, moet worden beschouwd als een gerechte straf van God, gekomen over het zich in wellust badend Europa?” De oorlog als een straf van God veronderstelde een actieve rol van de Schepper in de rampen die ook onschuldigen troffen. Geestelijken als Ariëns en Aengenent stelden dat hoewel oorlog in strijd was met het christendom, deze niet altijd onvermijdelijk of onrechtvaardig was. God had de oorlog niet gewild, maar wel toegelaten om de mensheid op een hoger plan te brengen. De neutraliteit van Nederland was voor het complete bisschoppencollege een reden tot diepe dankbaarheid, maar het uitblijven van de straffe Gods in Nederland, ontnam enigszins de kracht aan de waarschuwingen tegen de zonden van het eigen kerkvolk. Anderzijds gaf het specifiek in de zuidelijke bisdommen aanleiding tot een compliment aan de gelovigen. Bisschop Schrijnen van Roermond vermoedde dat het opbloeiende verenigingsleven en de spectaculaire groei van het aantal communies niet onopgemerkt was gebleven en Petrus Hopmans zag de neutraliteit als een geschenk voor de onbaatzuchtige hulp die de gelovigen in het Bredase diocees aan de duizenden Belgische vluchtelingen hadden gegeven. 58 Schap 1: Vastenbrief aartsbisschop H. van den Wetering, Utrecht 9 februari 1915. KDC, Collectie Herderlijke Brieven Schap 2: Preek: “Voor de Belgische Uitwijkelingen” door L.J.J.M. Poell. september 1914. KDC, Archief L.J.J.M. Poell, inv.nr. 22 59 Preek: “Oorlog, Geesel Gods” door Alfons Ariëns. 1914. KDC, Archief A.M.A.J. Ariëns, inv.nr. 1389 Artikel: “De houding der Katholieken in den Europeeschen oorlog.” KDC, Archief L.J.J.M. Poell, inv.nr. 22 Schap 3: Vastenbrief bisschop A.J. Callier, Haarlem 6 februari 1915. KDC, Collectie Herderlijke Brieven Omslag: Predicaties voor de Belgische uitwijkelingen te Tilburg en andere op den oorlog betrekking hebbende sermoenen. 1914. KDC, Archief L.J.J.M. Poell, inv.nr. 22 Schap 4: Vastenbrief bisschop P. Hopmans, Breda 10 februari 1915. KDC, Collectie Herderlijke Brieven Schap 5: Vastenbrief aartsbisschop H. van den Wetering, Utrecht 2 februari 1917. KDC, Collectie Herderlijke Brieven 60 Vitrine N: Katholieken tegen de revolutie. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog waarde de geest van revolutie door Europa. Deze had eerst de kop opgestoken in Rusland met de Oktoberrevolutie in 1917 en was daarna overgewaaid naar Duitsland waar in 1918 de Novemberrevolutie plaatsvond en een jaar later de Spartacusopstand zou plaatsvinden. Ook Nederland zou niet van de revolutionaire geest gevrijwaard blijven. Aan het eind van de oorlog heerste er grote schaarste in Nederland, waardoor de prijzen sterk waren gestegen. Bovendien was ondanks de mobilisatie de werkeloosheid zeer hoog. Dit zorgde voor grote sociale spanningen en leidde zelfs tot rellen, zoals het aardappeloproer in de Amsterdamse Jordaan in 1917 waarbij zeven doden te betreuren waren geweest. Niet alleen onder de burgerbevolking in de steden maar ook binnen het leger heersten spanningen. Eind oktober brak zelfs muiterij uit onder de soldaten in legerkamp De Harskamp. Deze werd veroorzaakt door het intrekken van de verloven, vanwege de angst voor een inval in Limburg van de zich terugtrekkende Duitsers. In de steden roerden vooral de communisten zich hevig. Door deze onrust en aangespoord door de gebeurtenissen in Duitsland zagen enkele sociaaldemocraten en vakbondsleiders de kans schoon om te proberen ook in Nederland een revolutie te ontketenen. Maar wel een geweldloze revolutie. De Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP) onder leiding van Pieter-Jelles Troelstra zou hierin de leiding moeten nemen. Troelstra aarzelde echter, vooral omdat een aantal leidende mensen binnen zijn partij tegen een revolutie was. In deze gespannen sfeer peilde de Katholieke Kamerfractie wat er binnen revolutionaire kringen broeide om hier samen met de katholieke vakbeweging een adequaat antwoord op te kunnen vinden. Zij vond ook dat er veranderingen nodig waren maar niet door middel van een revolutie. 61 Op 11 november verklaarde Troelstra tijdens een actie-vergadering in Rotterdam dat het proletariaat nu klaar was om de macht over te nemen. Zijn woorden werden door de vergadering met veel enthousiasme ontvangen. Wat de revolutie echter niet hielp was dat juist op die dag de wapenstilstand van kracht werd die een eind maakte aan de Eerste Wereldoorlog; mensen gingen wel de straat op, maar om feest te vieren, niet om de revolutie te bevechten. Een dag later probeerde hij met een vurige redevoering in de Tweede Kamer de Nederlandse bevolking tot revolutie aan te zetten. Deze rede riep in de Kamer echter veel afwijzende reacties op, vooral van de confessionelen, waaronder ook de katholiek mr. J.B. Bomans (foto), de vader van Godfried Bomans. De regering onder leiding van de katholieke minister-president Ruijs de Beerenbrouck nam hierop een aantal preventieve maatregelen. Troepen werden naar de grote steden gestuurd om de orde te handhaven en strategische punten te bewaken. Zij zouden hierbij gesteund worden door de ook opgeroepen Vrijwillige Landstorm. In diverse steden werden Comités van Verweer opgericht en katholieke organisaties schreven en drukten nog diezelfde dag contrarevolutionaire vlugschriften, die in grote aantallen verspreid werden. Verder werkten katholieke en protestantse vakorganisaties vaak eendrachtig samen om de revolutiedreiging het hoofd te kunnen bieden. Katholieke militairen werden door hun verenigingen opgeroepen zich te melden bij betrouwbare personen om indien nodig de steden te verdedigen. 62 Maar dit bleek niet nodig, want er gebeurde niets. Er was geen sprake van een revolutionaire situatie. Door het hele land waren er bijeenkomsten waarop krachtig blijk werd gegeven van vaderlandslievendheid en oranjegezindheid. Ook voor katholieken gold het motto “Voor God, Vorstin en Vaderland”. Zo hield mr. J.B. Bomans verschillende redes waarin hij inging op de revolutiepoging en hij de kracht van de georganiseerde katholieke organisaties prees. Deze organisaties hadden een groot aandeel gehad bij het niet doorgaan van de revolutie. Troelstra had te lang gewacht en moest uiteindelijk de revolutie afblazen. Zijn poging was mislukt en hij moest niet veel later erkennen dat hij zich had vergist. In een Kamerdebat dat aan de mislukte revolutie gewijd was merkte Bomans smalend op: “Wat zal de heer Troelstra het koud hebben nu hij in zijn hemd staat.” Schap 1: Rantsoeneeringskaart en varkensvleeschzegels. 1918. KDC, Archief H.W.F. Aukes, inv.nr. 554 Regeeringsproclamatie. 1918. KDC, Archief Losse Archivalia Spotprent “Een bom, die verkeerd barst!” door v. Geldorp. 1918. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 247 Schap 2: Pamflet “Aan de Haagse arbeidersklasse” door de Haagsche Bond – Soc. Dem. Arbeiderspartij. Fed. Den Haag – Nederl. Bond van Dienstplichtigen. 1918. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 248 63 Spotprent “De revolutie der Sociaal-democraten. Een moordaanslag op den vrede” door Louis de Leeuw. In: De Roskam, vrijdag 6 december 1918, 7e jaargang nr. 178. blz. 193. UBN, Tz a39 Hoofdstuk 2. “Troelstra wil ons grijpen”. In: J.B. Bomans, Troelstra’s avontuur: en de katholieken (week van tien tot zeventien november 1918), Haarlem, 1920, blz. 4-5. UBN, KDC Br 4212 Pamflet “Aan onze Katholieke landgenooten!” 1918. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 247 Pamflet “Aan de Nederlandsche arbeiders” door het Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland, het Nederlandsch Werklieden-verbond “Patrimonium”, de Christelijk Nationale Werkmansbond en het Nederlandsch-Luthersch Werkliedenverbond. 1918. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 248 Schap 3: D. Hans, Troelstra en de revolutie, Dalfsen, 1920. UBN, Br.Ned. 1920:93 Gedeelte uit de “revolutierede” van P.J. Troelstra gehouden tijdens de vergadering van de Tweede Kamer. 12 november 1918. In: Handelingen der Staten Generaal zitting 1918-1919, blz. 345. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 1.3.1 64 Gedeelte uit de rede van J.B. Bomans met een reactie op de rede van Troelstra gehouden tijdens de vergadering van de Tweede Kamer. 12 november 1918. In: Handelingen der Staten Generaal zitting 1918-1919, blz. 352. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 1.3.1 Aantekeningen over de revolutiedreiging. 1918. KDC, Archief J. Veltman, inv.nr. 155 J.B. Bomans, Troelstra’s avontuur: en de katholieken (week van tien tot zeventien november 1918), Haarlem, 1920. UBN, Br 1918:36 Schap 4: Open brief aan het spoor- en tramwegpersoneel in Nederland. 1918. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 247 Extra Uitgave van Het Rechte Spoor, orgaan van den Ned. RoomschKatholieken Bond van Spoor- en Tramwegpersoneel “St. Raphael”. 1918. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 247 Manifest “Aan alle inwoners van Breda en Omstreken”. 1918. Uit: Verhandelingen der Vereniging van R.K. Militairen, IIIde deel 1917-1919. KDC, Archief Centrale van Katholieke Militaire Tehuizen, inv.nr. 285 Pamflet: “Burgers van Breda!” door de hulpaalmoezenier van Breda e.o. en het Comité van Verweer. 1918. Uit: Verhandelingen der Vereniging van R.K. Militairen, IIIde deel 1917-1919. KDC, Archief Centrale van Katholieke Militaire Tehuizen, inv.nr. 285 65 Spotprent: “De sterkste. Nooit meer loslaten!” door Louis de Leeuw. 1918. In: De Roskam, vrijdag 20 december 1918, 7e jrg. nr. 179. blz. 201. UBN, Tz a39 Pamflet : “Bond van Regeringsgetrouwen. Kameraden!” door Bond ter behartiging van Militaire Belangen: Christelijke Militairen Vereenigingen en R.K. Militairen Vereenigingen. 1918. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 248 Redevoering naar aanleiding van de revolutie-poging van de SociaalDemocratische Arbeiders Partij (SDAP) door W.H. Nolens. 1918. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 177 Schap 5: Verschillende krantenartikelen over bijeenkomsten van katholieken i.v.m. de revolutiepoging. November-december 1918. In: Album 8 “Januari-september 1918”. KDC, Archief J.B. Bomans, oude code 2.12.1-8 Spotprent: “Hoe een groote man zich vergissen kan”. 1918. In: De Roskam, vrijdag 20 december 1918, 7e jrg. nr. 179. blz. 203. UBN, Tz a39 Artikel “De katholieken en de Revolutie”. 1919. In: De Volksbanier. Orgaan van den Nederl. R. Kath. Volksbond. 16 januari 1919, 29ste jrg. no 1440. blz.1. KDC, Archief W.H. Nolens, inv.nr. 248 66 Aan de wand boven vitrine A: Bulletin van de Provinciale Noordbrab. en ‘s Hertogenbossche Courant, zaterdag no 1. 29 augustus 1914, 10.– uur vm. Archief, W.L. Lutkie, inv.nr. 515 Afbeeldingen voorkant: Gedenkplaat ter herinnering aan de ontvangst der vluchtende Belgen in Nederland, october 1914. KDC, Archief J.B. Bomans Fragment uit de preek: “De Geesel Gods” van A.M.A.J. Ariëns. KDC, Archief A.M.A.J. Ariëns, inv.nr. 1389 Foto: Kapotgeschoten kerk. KDC, Beeld en Geluid Collectie Alfo 26.53 Afbeeldingen binnenzijde kaft: Foto: A.M.A.J. Ariëns met Belgische vluchtelingen en ingekwartierde militairen te Maarssen. 1914 KD, Beeld en Geluid Collectie AFBK-2a18768 67 Colofon: Druk 1ste druk, november 2014, 1ste-25ste tiental De tentoonstelling is samengesteld door: Ruud Franssen Marcel Hofmans Jos Kersbergen Inlichtingen: Katholiek Documentatie Centrum (www.ru.nl/kdc) Tel. 024-36 12 457 Email: [email protected] Heeft u materiaal dat voor onze collecties interessant kan zijn dan kunt u contact opnemen met: Lennie van Orsouw, informatie- en collectiespecialist bibliotheek KDC 024-361 24 39 of [email protected] Ramses Peters, archivaris 024-361 24 50 of [email protected] Vefie Poels, collectiespecialist Beeld en Geluid 024-361 27 41 of [email protected] 68 Katholiek Documentatie Centrum Adres: Erasmuslaan 36 Postbus 9100 6500 HA Nijmegen Telefoon: E-mail: Website: (024) 3612412 [email protected] www.ru.nl/kdc
© Copyright 2024 ExpyDoc