Toneel Hoe speel je een misselijkmakende komiek? Vele beroemde acteurs gingen Gijs Scholten van Aschat voor in het spelen van Archie Rice, de tragische grappenmaker uit ‘De entertainer’. Een overzicht. Laurence Olivier Paul Steenbergen John Kraaijkamp Laurence Olivier (1907-1989) vertolkte de hoofdrol in de oerversie van John Osborne’s The entertainer in 1957 in Londen. In 1960 speelde hij die rol weer in de succesvolle verfilming van regisseur Tony Richardson. Olivier werd genomineerd voor een Oscar. Paul Steenbergen (1907-1989) speelde de eerste Nederlandse versie, getiteld De humorist, in 1958 bij de Haagse Comedie, het stadsgezelschap waarvan hij bovendien vele jaren mededirecteur is geweest. Een reprise volgde in 1969. John Kraaijkamp (1925-2011), die acteur én komiek was, maakte in het seizoen 1988/89 een theatertournee met De humorist, geproduceerd door het toenmalige theaterbedrijf van John van de Rest, die de voorstelling tevens regisseerde. Hoe breng je slechte grappen? Dode ogen In zijn oerversie werd Archie Rice vertolkt door de eminente Britse acteur Laurence Olivier, die later sir Laurence en nog weer later zelfs lord Olivier werd. Hij vond de sleutel voor de rol in zijn conclusie dat de man „dode ogen” moest hebben, schreef hij in zijn autobiografische boekje On acting, en vooral geen sympathie zou uitstralen: „Ik had een probleem met het vertel- DAM ls ik die man aan het spelen ben”, zegt Gijs Scholten van Aschat, „word ik al moe van mezelf. Zo’n man die constant grappen loopt te maken om te maskeren dat de tijd tegen hem is. Zijn grappen zijn één grote klacht tegen het enorm lege gat dat hij voelt. Ook in de huiskamer wil hij zo veel mogelijk de komiek blijven. Maar hij is niet leuk meer. Je vraagt je zelfs af of hij ooit wel leuk is geweest.” De man over wie dit gaat, heet Archie Rice. Hij is de hoofdpersoon in het tragisch getinte stuk The entertainer (1957) waarin schrijver John Osborne liet zien hoe het Engelse variététheater in badplaatsen als Blackpool en Brighton destijds op zijn laatste benen liep, om plaats te maken voor het ordinaire tingeltangelvermaak van striptenten en gokautomaten. En hoe conferenciers als Archie Rice in die dagen hun achterhoedegevechten voerden met sleetse grappen, moedeloze liedjes, futloze tapdanspasjes en een routineuze charme die de voosheid niet meer kon verbergen. Scholten van Aschat speelt die rol in een nieuwe productie van Toneelgroep Amsterdam, bewerkt en geregisseerd door Eric de Vroedt. Samen met Florentijn Boddendijk hebben ze nieuw repertoire voor Archie Rice geschreven. Met zouteloze witzen in het dat-zei-m’n-vrouw-vannachtook-nog-genre en met liedjes die evenmin tot vreugde stemmen: „Ik doe alles voor de show.” In zijn originele stuk heeft Osborne dit levenloze amusement bovendien tot metafoor gemaakt voor het in zijn ogen stervende Engeland van toen, met de Suezcrisis als actueel onheil op de achtergrond. De Vroedt maakt die nu gedateerde actualiteit minder expliciet; in zijn bewerking is slechts sprake van een woestijn in het Midden-Oosten waar de zoon van Archie zijn soldatenplicht vervult. len van die verrotte grappen, omdat het heel moeilijk was het publiek niet te snel voor me in te nemen. In het begin waren ze gecharmeerd en geamuseerd door mijn kwinkslagen, en in de ban van mijn virtuositeit, maar langzamerhand moest ik bouwen aan het gevoel van droefheid, vermoeidheid en versletenheid, tot er in de hele zaal geen lachje meer zou overblijven.” Olivier herhaalde zijn tour de force in de sfeervolle zwart-witverfilming uit 1960, als een meelijwekkende rokkenjager met zijn rieten hoedje, zwaar opgemaakte ogen en wenkbrauwen, pinkelhoutje en dansstok. En hij zegt nadrukkelijk tegen zijn dochter: „Kijk naar mijn ogen, achter die ogen ben ik dood.” Al een jaar na de wereldpremière, in 1958, werd het stuk onder de titel De humorist gespeeld door de toenmalige Haagse Comedie, met de eminente toneelleider Paul Steenbergen in de hoofdrol. Ook hij vocht tegen de lach in, blijkens de recensie van Ben Stroman in het Algemeen Handelsblad: „Allengs weet deze formidabele acteur het klaar te spelen om de zaal, die aanvankelijk nog geneigd was om zijn schunnige grapjes en zijn quasi-ferme liedjes te lachen, ‘dood’ te krijgen. Geen handje krijgt Archie meer aan het slot.” N FOTO DAVID VA ‘A Door Henk van Gelder Om dingen slecht te doen, moet je eerst in staat zijn ze heel goed te doen Gijs Scholten van Aschat als Archie Rice in De entertainer. Laurence Olivier Toch was Steenbergen achteraf nog niet tevreden over zijn vertolking; het had nog harder en afstotelijker gemogen. Dat zei hij in 1980 tegen de acteur André van den Heuvel, die met zijn eigen theaterbureau een nieuwe versie produceerde. „Steenbergen was in Den Haag zo geliefd”, vertelt Van den Heuvel, „dat het publiek het niet zou hebben geaccepteerd als hij de rol zou hebben gespeeld zoals Osborne die bedoeld had. Ja, van mij werd dat wél geaccepteerd. Als het publiek begon te lachen om die slechte grappen en die vreselijke liedjes, werd het meteen weer stil als er een huiskamerscène kwam. Het is juist die mix die het stuk zo interessant maakt. Bij mij liepen er in elk geval nauwelijks mensen weg.” Dat werd heel anders toen het stuk in 1988, opnieuw in een vrije productie, op tournee ging met de populaire John Kraaijkamp in de hoofdrol. Tijdens de try-outs raakte Kraaijkamp zo wanhopig dat hij Van den Heuvel belde met de woorden: „Godverdomme, Dré, de mensen lopen weg.” Het trouwe Kraaijkamp-publiek wilde zijn geliefde held niet als een misselijkmakende mislukkeling zien. En daar kwam bij dat hij, de topkomiek, niet in staat bleek een slechte komiek te spelen. Het lukte hem niet een witz zo flets te vertellen dat iedereen het lachen verging. Met als gevolg dat Archie Rice de slechtste rol werd die hij ooit zou spelen. K omiek Gijs Scholten van Aschat bevindt zich, enkele weken voor de première, naar zijn zeggen nog in het stadium dat hij éérst een goede komiek wil zijn en adequaat wil kunnen tapdansen voordat hij eraan toekomt de slijtage te spelen. „Je moet eerst het gevoel hebben dat je ook een komiek zou kunnen spelen die wél geslaagd is”, zegt hij. „En pas daarna kun je een slechte komiek spelen.” Dat is bijna hetzelfde betoog – in bijna dezelfde woorden – als wat Laurence Olivier in On acting noteerde: „Om dingen slecht te doen, moet je eerst in staat zijn ze heel goed te doen. Dus mijn manier van dansen verliep langs de lijnen van Fred Astaire en mijn zang ging in de richting van Mario Lanza. Ik overdrijf natuurlijk een beetje. Ik denk dat ik, tegen de tijd dat ik klaar was, een redelijke poging had kunnen doen om zelf een conference af te steken.” Oftewel: Tommy Cooper kon alleen maar zo’n flutgoochelaar spelen omdat hij zelf een uitstekend goochelaar was. Olivier had, schreef hij, veel respect voor het gilde der grappenmakers: „Een werkelijk groot komiek zien optreden, is even opwindend, zo niet opwindender, dan het zien van een uitstekende Hamlet. De ko- miek heeft een gevaarlijk bestaan, hij bevindt zich altijd op het scherp van de snede. Eén moment van mistiming en zijn publiek keert zich tegen hem. Ze zitten daar te wachten. Te lachen en te wachten.” Maar in het geval van Archie Rice is er vooral ontluistering. T he entertainer van John Osborne (19291994) droeg in Nederland decennia lang, in verschillende vertalingen, de titel De humorist. De nieuwe versie van Toneelgroep Amsterdam, met Gijs Scholten van Aschat in de hoofdrol, heet De entertainer. De voorstelling staat vanaf 17 mei in de Stadsschouwburg in Amsterdam. Inl: tga.nl P IN K E L H O U TJE Een artistiek vlinderdasje Veel artiesten en entertainers dragen, als Archie Rice, een vlinderdasje, of een pinkelhoutje, zoals zo’n dasje ook wel genoemd wordt. Die naam komt van een straatspelletje, waarbij een houtje van zo’n 15 cm, aan beide kanten in een punt gesneden, met een stok weggeslagen moet worden. Een vlinderstrikje lijkt op een pinkelhoutje. Zo’n dasje is artistiek. Cabaretier Maarten van Roozendaal zei erover: „ Ik wist dat ik moest opvallen en dat heb ik gedaan door cowboylaarzen aan te trekken, een pinkelhoutje te dragen en nog harder te schreeuwen dan ik toch al deed.”
© Copyright 2024 ExpyDoc