Voorbereidingsartikel

58 | Homo’s, een taboe?
Dit artikel is geschreven ter voorbereiding op de lezing van drs. W. Büdgen, die 16 april 2015 Deo
Volente zal worden uitgesproken. De lezing draagt de titel “De liefde vergaat nimmermeer” en zal gaan
over het aangaan en behouden van relaties. In dit artikel zal homoseksualiteit besproken worden,
alsmede hoe wij daarmee om moeten gaan.
Homo’s, een taboe?
Homoseksualiteit in het juiste perspectief
Op 2 augustus 2014 was het weer zover: Amsterdam
liet haar roze paradepaardje voor de 19e keer los in
de grachten: de gay pride canal parade. Onder het
toeziend oog van zo’n duizenden mensen werd met
grote extravagantie en weinig verhulling getoond hoe
ruimdenkend en tolerant de bekende en minder
bekende Nederlander is. Mogelijk, gelukkig, ging
deze optocht voor een groot deel langs ons heen. Toch
is het onderwerp homoseksualiteit niet iets wat aan de
reformatorische deuren voorbij gaat. Daar waar
homoseksualiteit openlijk ‘gevierd’ wordt in
Amsterdam, is het binnen de reformatorische gezindte
een heikel punt, veelal tot de taboesferen behorend.
Een onderwerp dat veel gevoelens losmaakt, zeker als
het niet meer een Amsterdamse extravagante groep
betreft, maar wanneer het om jou, een familielid, een
jongere of oudere in je omgeving, in je kerk of op je
studentenvereniging gaat.
Tekst: Janneke den Breejen
In het kader van de lezing die Drs. W. Büdgen
voor ons hoopt te verzorgen zal ik in dit
voorbereidingsartikel ingaan op een vorm
van liefde en relaties die typisch door de
tijdgeest
beïnvloed
wordt,
namelijk
homoseksualiteit. Ondanks het feit dat deze
zaken mij vooralsnog niet persoonlijk treffen,
heeft het toch mijn belangstelling. Ik kreeg
het boekje ‘Uit de schaduw’ van Mirjam van
der Vegt (2004) onder ogen. Het boekje gaat
over tien mensen met homoseksuele
gevoelens die vertellen over hun worsteling
met geloof en kerk. Dit boekje met tien
persoonlijke verhalen maakte op mij grote
indruk. Een citaat uit het boekje: “Veel
homo’s in de kerk hebben het moeilijk. Er
zijn er die in stilte lijden en in stilte de keus
maken om alleen te blijven. Velen worstelen
enorm met hun seksualiteit; je bent mens, dus
je komt jezelf steeds tegen. Omdat er zo’n
taboe ligt op het onderwerp, durven veel
jonge, maar ook oudere homo’s niet voor hun
geaardheid uit te komen, waardoor ze in een
enorm isolement terechtkomen. Sommigen
verlaten vroegtijdig de kerk, omdat ze weten
dat er toch geen ruimte voor hen is; anderen
vluchten in de anonimiteit van de
homoscene, omdat ze daar zichzelf kunnen
zijn” (Van der Vegt, 2004, p. 26). Dit korte
citaat wijst al uit dat homoseksualiteit niet
zomaar een abstract onderwerp is. Vaak
wordt er makkelijk geoordeeld, of worden er
zelfs grappen gemaakt over deze groep
mensen. Er wordt dan vergeten dat het
mensen van vlees en bloed betreft, mensen
die tot in het diepst van hun wezen betrokken
zijn bij gesprekken die erover gaan. De strijd
en persoonlijke verhalen van mensen met een
homoseksuele geaardheid gaven mij te
denken. We komen er immers geen van allen
onderuit om na te denken over
homoseksualiteit en er ons een (Bijbelse)
mening over te vormen. Daarom wil ik graag
in dit artikel ingaan op de aan de lector
gestelde vragen, echter, dan gericht op
homoseksualiteit. Tot slot wil ik afsluiten met
een praktische kant: hoe moeten we omgaan
met deze moeilijke materie?
Wat is de invloed van de tijdgeest op het
beeld van homoseksualiteit?
Op 7 augustus 1892 werd voor het eerst het
woord ‘homoseksualiteit’ gebruikt. Voor die
Voorbereidingsartikel lezing drs. W. Büdgen | 59
tijd was de term ‘sodomie’, met een
verwijzing naar de zonden van de verwoeste
steden van Sodom en Gomorra, algemeen
geldend. Waar de term ‘sodomie’
homoseksualiteit plaatst in een context van
zonden, werd de term ‘homoseksualiteit’
gebruikt in het kader van een ziekte. Het
fenomeen werd dus gemedicaliseerd. Rond
1900
kwam
de
discussie
over
homoseksualiteit langzaam maar zeker op
gang. In de wetenschap en in de literatuur
werd in die jaren steeds meer en vrijmoediger
over homoseksualiteit gesproken. Dit werd
door de regering-Kuyper met lede ogen
aangezien. Het leidde in 1911 tot een
aanscherping van de zedelijkheidswetgeving:
seksueel contact tussen volwassenen boven
de 21 jaar en minderjarigen van 16 tot 21 jaar
van hetzelfde geslacht werd een strafbaar feit
(artikel 248-bis uit het Wetboek van
Strafrecht). De gestelde straf op het gedrag
luidde ten hoogste vier jaar gevangenisstraf
(De Jong, 2003).
In de jaren zeventig, tijdens de seksuele
revolutie, streden naast de beruchte dolle
Mina’s ook mensen met homoseksuele
gevoelens voor hun recht. Het in 1946
opgerichte Cultuur en OntspanningsCentrum
(COC), een toonaangevende organisatie rond
de emancipatie van homoseksualiteit, streed
in die tijd voor de afschaffing van artikel 248bis. In 1971 was de afschaffing van het artikel
een feit. Overigens werd de homoseksuele
gerichtheid of geaardheid pas na 1973 niet
meer als geestelijke stoornis vermeld in
de Diagnostic Statistical Manual (DSM) (De
Jong, 2003). Deze verandering laat zien dat de
min of meer geldende opinie verschoof van
het medicaliseren van homoseksualiteit naar
het normaliseren ervan. De jaren zeventig
waren daarnaast ook een periode van
radicalisering. Het COC had zich vooral
gericht op de aanpassing van homoseksuelen
aan een heteroseksuele samenleving, maar er
gingen steeds meer stemmen op die voor
homoseksuelen een eigen plaats opeisten in
de samenleving naast heteroseksuelen en met
behoud van de eigen identiteit (De Jong,
2003).
Na de jaren tachtig kwam de homoemancipatie in een stroomversnelling. Na een
lange strijd werd in 1993 de Algemene Wet
Gelijke Behandeling aangenomen. Hierin
werd onder andere discriminatie op basis van
seksuele voorkeur verboden. Het grootste
wapenfeit van het COC is de openstelling van
het burgerlijk huwelijk voor paren van een
gelijk geslacht.
In de afgelopen decennia en in het bijzonder
in de laatste dertig jaar hebben er in ons land
dus veel ontwikkelingen plaatsgevonden op
het gebied van homo-emancipatie. Waar het
bespreken en het uiten van homoseksuele
gevoelens eerst meer tot de taboesferen
behoorde, is dit in seculier Nederland
tegenwoordig steeds meer geaccepteerd.
Homoseksualiteit
wordt
door
de
Nederlandse overheid actief bevorderd en als
recht verdedigd. Dit gaat zelfs zo ver dat
mensen die geen homohuwelijken willen
sluiten niet meer in aanmerking kunnen
komen voor de functie van trouwambtenaar
van de burgerlijke stand. Ook in het
onderwijs is de invloed van de homoemancipatie waar te nemen. Iedere
basisschool en voortgezet onderwijsschool
dient een voorlichting te geven over
homoseksualiteit. Ook binnen de christelijke
gezindte komt er steeds meer aandacht voor
een fenomeen dat al duizenden jaren bestaat,
maar pas relatief kort besproken wordt.
Binnen de kerken komt de discussie over
homoseksualiteit rond 1959 op gang. Dr. S.J.
Ridderbos schrijft het artikel Bijbel en
homoseksualiteit in het blad ‘Bezinning’ (De
Jong, 2003). Uiteraard is er voor die tijd wel
een verborgen vorm van pastoraat geweest.
Uit verhalen achteraf weten we dat mensen
die de moed hadden om pastorale hulp te
zoeken, dikwijls geadviseerd werden om toch
maar een heteroseksuele relatie aan te gaan.
Overigens blijkt dit ook veel strijd te kosten.
De vraag is immers of het wel zo eerlijk is
richting degene waarmee de persoon met
homoseksuele gevoelens getrouwd is. Er zal
naar alle waarschijnlijkheid geen échte zuivere
lichamelijke intimiteit bestaan, omdat de
60 | Homo’s, een taboe?
homoseksuele gevoelens de intimiteit in de
weg zullen staan.
Motieven voor relaties
De jaren zestig braken aan. Niet alleen in
seculier Nederland werd meer aandacht
gevraagd voor de mensen met homoseksuele
gevoelens, ook binnen de kerk kwam een
toenemende vraag naar aandacht voor deze
doelgroep. Wat gebeurt er met mensen die
gelovig opgevoed zijn en in zichzelf
homoseksuele gevoelens ontdekken? Kiezen
zij voor hun geloof of voor hun seksualiteit?
Gaan ze een dubbelleven leiden? Of gaan ze
een manier vinden om twee kanten van hun
bestaan te integreren? Elke weg heeft z’n
eigen prijs, elk besluit dienaangaande zal niet
zonder slag of stoot verlopen. Binnen de
christelijke kerken in de breedste zin van het
woord kunnen we drie stromingen
onderscheiden die een verschillende manier
hebben om naar de hierboven gestelde
ethische vragen rond homoseksualiteit en
motieven voor relaties kijken (Ganzevoort,
Olsman & van der Laan, 2010).
Als eerste is daar de regelethiek. Vanuit deze
benadering gaat het handelen volgens
bepaalde vastgestelde ethische of religieuze
regels. De vraag of een handeling goed of
slecht is, hangt dan vooral af van de vraag of
men zich wel of niet aan bepaalde regels,
beginselen of plichten houdt. Wat betreft de
discussie rond homoseksualiteit leidt dit
uitgangspunt tot de vraag hoe bijbelteksten
over homoseksuele handelingen moeten
worden geïnterpreteerd. De conclusie is
hierbij vaak dat als het toen verboden was, dit
altijd verboden is. Principes veranderen
immers niet. De regelethiek kijkt niet alleen
naar specifieke teksten, maar ook naar
algemene
principes.
Dit
betekent
bijvoorbeeld dat men uit de schepping van
man en vrouw afleidt dat alleen een relatie
tussen een man en een vrouw Bijbels
verantwoord is. Een homoseksuele relatie is
vanuit deze benadering dan ook niet
gerechtvaardigd (Ganzevoort, 2010).
De tweede benadering die we veel
tegenkomen is de gevolgenethiek. Hierbij is
het niet de vraag of er regels overtreden
worden, maar wat de gevolgen zijn van een
bepaalde handeling. De gevolgen bepalen of
iets goed is of slecht. In deze redenering gaat
men ervan uit dat mensen zoveel mogelijk
positieve ervaringen willen hebben en zo min
mogelijk negatieve. Het kan hier gaan over
eigen belang, maar ook over het belang van
de ander. Men wil de schade beperken en het
welzijn vergroten. Een homoseksuele relatie
wordt vanuit dit principe gelijkgesteld met
een heteroseksuele relatie (Ganzevoort,
2010).
Bij de laatste benadering gaat de aandacht uit
naar het karakter en de deugden van de
persoon die handelt. Dit houdt in dat we ons
kunnen afvragen of mensen die hun leven op
een bepaalde manier inrichten, laten zien dat
ze
daarbij
met
gezond
verstand,
zelfbeheersing en verantwoordelijkheid
handelen. Wanneer iemand deze deugden laat
zien, zijn we eerder geneigd om een keuze van
een ander te accepteren die we niet direct zelf
zouden maken. Wanneer mensen trouw en
liefdevol zijn binnen een homoseksuele
relatie, dan wordt dit eerder geaccepteerd
door mensen die deze vorm van ethiek
aanhangen (Ganzevoort, 2010).
De genoemde ethische benaderingen kom je
alle drie tegen in de het gesprek rond geloof,
homoseksualiteit en motieven voor relaties.
We komen deze benaderingen tegen bij zowel
de vraag over hoe een christen met
homoseksuele gevoelens zijn leven in moet
richten als over de vraag hoe in een gemeente
omgegaan moet worden met mensen met
deze gevoelens. Veel gesprekken lopen
daarom vast omdat het referentiekader van
deze drie benaderingen totaal verschillend is
en de argumenten van een aanhanger van de
ene groep weinig inhoud heeft voor de
aanhangers
van
andere
groepen.
(Ganzevoort, 2010).
Binnen de reformatorische traditie wordt
voornamelijk de regelethiek gehanteerd. Maar
wat betekent dit voor motieven voor het al
dan niet aangaan van een homoseksuele
relatie? Dit houdt in dat mensen met
Voorbereidingsartikel lezing drs. W. Büdgen | 61
homoseksuele gevoelens geen homoseksueel
erotisch contact aan mogen gaan. De Bijbel
biedt echter wel een ‘oplossing’ voor deze
zonde. ‘Wie de homoseksueel gerichte mens
hulp wil bieden, moet uitgaan van het Bijbels
getuigenis’, aldus een Hersteld Hervormde
predikant (Ganzevoort, 2010). De Bijbel laat
volgens hem geen ruimte voor homoseksueel
gedrag (hier zal ik later wat meer op in gaan)
maar wel geldt dat wie zijn zonde belijdt en
laat, barmhartigheid zal geschieden. Bij God
is vergeving en ook kracht om tegen de
zonden te strijden. Volgens deze predikant
kun je onderweg struikelen door een
homoseksuele zonde te begaan, maar niets is
voor God te groot, God kan die zonde
vergeven.
Steeds meer wordt binnen onze gezindte een
scheiding gemaakt tussen de homoseksuele
geaardheid en het in de praktijk brengen van
deze gevoelens. De homoseksuele gevoelens
an sich worden hierbij gelijk gesteld met
heteroseksuele mensen die gevoelens voor
elkaar hebben. Ook binnen de heteroseksuele
relatie geldt immers: “Zo wie een vrouw
aanziet om dezelve te begeren, die heeft
alrede overspel in zijn hart met haar gedaan”,
(Matth. 5:28). Het is natuurlijk wel de vraag
of het onderscheid tussen homofilie en
homoseksualiteit wel vol te houden is op
grond van de Bijbel, maar dit onderscheid kan
homoseksuelen wel de ruimte bieden om hun
gevoelens te erkennen en het gedrag te
bestrijden (Ganzevoort, 2010). Ik ben mij
bewust van het feit dat dit op papier maar al
te makkelijk klinkt. Een persoon die deze
strijd moet voeren, wel een relatie wil hebben,
maar het nalaat omdat het niet Gods wil is,
heeft het moeilijk en verdient onze steun.
Verhouding homoseksualiteit en Bijbelse
visie
Het is al kort genoemd, maar wat zegt de
Bijbel
eigenlijk
nog
meer
over
homoseksualiteit? Wat is de verhouding
tussen homoseksualiteit en een Bijbelse visie?
In de Heilige Schrift wordt nergens in
positieve zin gesproken over homoseksualiteit. Nu vind ik het niet gepast is om
hier alle Bijbelteksten over homoseksualiteit
uit te schrijven en er een toelichting op te
geven, maar de Bijbel is over de
oorspronkelijke seksuele gerichtheid van de
mens heel helder. God schiep de mens
mannelijk en vrouwelijk, naar Zijn beeld. Het
grondpatroon van de menselijke intieme
verhoudingen is in de Schrift duidelijk: de
man is aangelegd op de vrouw en de vrouw
op de man. God gaf hen als huwelijkspartners
aan elkaar en gaf hen de mogelijkheid om een
nageslacht te krijgen. Andere vormen van
lichamelijke intimiteit vanuit een seksuele
begeerte worden door God in de Bijbel
afgewezen. Hierbij kun je denken aan
Leviticus 18 vers 22 en Romeinen 1 vers 26
en 27. Het is gevaarlijk om dergelijke
schriftplaatsen te relativeren of tijdgebonden
te verklaren, ondermijning van het
Schriftgezag is dan het gevolg (Eckeveld,
2003).
Gods volmaakte schepping is door de zonde
verwoest en ontaard. Het mensenleven is uit
balans geraakt. Een van de symptomen
daarvan is het verschijnsel homoseksualiteit.
Ten diepste ligt de oorzaak hiervan in
Genesis 3. De Bijbel is hierbij ook heel
duidelijk over de gevolgen van de zondeval,
die zich uitstrekken op lichamelijk, psychisch
en geestelijk terrein. Wij zijn allen gevallen en
er is daarom geen enkele reden om op onze
homoseksuele medemens neer te zien. Ds.
Eckeveld (2003) zegt hierover dat we ons
beter ernstig moeten afvragen voor Gods
aangezicht hoe de zonden zich in ons eigen
leven openbaren. Mensen in de gemeente met
homoseksuele gevoelens hebben veel kracht
van God nodig om staande te blijven in hun
soms zware strijd. Hierbij past het de
gemeente om te bidden en begrip te tonen.
We hebben allen te maken met
boezemzonden, als we ons dat realiseren,
zullen we niet boven, maar naast de ander
staan. De Heere Jezus sprak het al: ‘Die van
ulieden zonder zonde is, werpe de eerste
steen’ (Joh. 8:7). Uiteraard mogen we zonden
op geen enkele manier goedpraten, maar in
hun strijd tegen zonden kunnen mensen met
homoseksuele gevoelens op veel onbegrip
stuiten. Een écht christelijk meeleven kan de
mens met deze gevoelens sterken in de strijd.
62 | Homo’s, een taboe?
Ambtelijk meeleven
Helaas is er ondanks het feit dat er steeds
meer oog is voor de gemeenteleden met
homoseksuele gevoelens nog steeds veel
onbegrip. In 2007 hield RefoAnders een
enquête
onder
284
(christelijke)
homoseksuelen en biseksuelen. Tweederde
van de deelnemers zegt de kerk te hebben
verlaten. Het gebrek aan openheid rond
homoseksualiteit in de kerk wordt mede als
oorzaak genoemd voor het verlaten van de
kerk. De meerderheid van de ondervraagden
had negatieve ervaringen met het pastoraat
(Ganzevoort, 2010).
Wat kunnen we doen aan deze negatieve
ervaringen? Het is natuurlijk onmogelijk om
alle negatieve ervaringen kwijt te raken, maar
er kan veel veranderd worden op dit vlak.
Drs. R. van Kooten stelt dat de grondhouding
van een ambtsdrager moet zijn dat “de pastor
zelf heel persoonlijk moet weten dat genade
genade is, en dat hij door de ontvangen
genade een tweemens is, die tot aan zijn
laatste snik te worstelen heeft met zijn oude
natuur. Hij is een pastor die werkelijk naast
het gemeentelid met homoseksuele gevoelens
kan gaan zitten om te luisteren, te worstelen,
te bidden, aan te moedigen en te vertroosten
(Molenaar & van der Wal, 1990).
Behalve de vrees voor afwijzing door de
mensen kan er bij mensen met homoseksuele
gevoelens ook vrees bestaan dat men door
God afgewezen zal worden, aangezien in de
Heilige Schrift homoseksualiteit wordt
veroordeeld. In zo'n geval is het belangrijk dat
er een pastoraal contact bestaat waarin wordt
nagegaan wat de Bijbel zegt over zonde,
bekering en vergeving. Het is niet om het
even of men zijn homoseksuele lusten
botviert of daar juist tegen strijdt, als een
levenslang kruis, een doorn in het vlees. D
strijd tegen zondige gevoelens kan zwaar
vallen. Gelukkig als we ook in deze strijd veel
de Heere nodig hebben. Bij God is vergeving
en ook kracht om tegen de zonden te strijden.
Een waar christen heeft vergeving van
zonden, maar is niet volledig verlost van zijn
zondige aard. Juist als die aard op seksueel
terrein strijdig is met het Woord van God is
dat diep ingrijpend. Dat mag echter nooit
leiden tot relativering van het Bijbelse
getuigenis (Wagenaar, 1992).
Hoe kunnen wij meeleven?
Hoe kunnen wij als student of als
medestudent omgaan met mensen met een
homoseksuele geaardheid? Ik laat een jongen
met deze gevoelens aan het woord: “Als
mensen horen dat ik homo ben, heb ik het
liefst dat ze dan eerst alleen maar vragen
stellen en luisteren, en pas later met hun
mening komen. Volgens mij is het gewoon
verstandig om in eerste instantie te vragen
wat de ander voelt, hoe hij ermee omgaat.
Om belangstelling in de ander te tonen. Ik
vind het fijn als mensen zich verdiepen in het
onderwerp en zo ook in mij”. Laten we
proberen om juist deze mensen in onze
omgeving niet te vergeten en hun strijd niet
te veronachtzamen. We zijn immers allen in
Adam gevallen en van dezelfde lap gescheurd!
Literatuur
De Jong, K. (2003). Aspecten van emancipatie, Kampen: Kok.
Eckeveld, J.J. (2003, 30 juli). De houding van de gemeente, Reformatorisch Dagblad.
Ganzevoort, R., Olsman, E., van der Laan, M. (2010). Adam en Evert, de spanning tussen kerk en
homoseksualiteit, Kampen: Ten Have.
Molenaar, T.E., van der Wal, J. (1990). Homofilie en de christelijke gemeente. Leiden: J.J. Groen en Zoon.
Van der Vegt, M. (2004). Uit de schaduw. Amsterdam: Buijten en Schipperheijn Motief.
Wagenaar, P.M. (1992, 17 januari). Homoseksualiteit van dichtbij bekeken, Daniël.
Voorbereidingsartikel lezing drs. W. Büdgen | 63
Aan de lector zijn de volgende vragen gesteld:
1. Wat is de invloed van de huidige tijdgeest op het beeld van liefde en relaties?
2. Hoe werkt dit door op de motieven voor een relatie?
3. Hoe verhoudt het voorgaande zich met de Bijbelse visie op liefde en relaties?