TK homoseksualiteit bijlage II

Bijlage 2 bij het positiepapier van de theologische commissie 2013
Exegetische uiteenzettingen bij de relevante Bijbelpassages
overgenomen uit: EmK-FORUM 10, Homoseksualiteit
Een studieboekje voor groepsgesprekken, onderzoek van de Algemene Conferentie van
de Protestants-methodistische kerk uit het jaar 1992 (vertaling), media-instelling van de
Protestants-methodistische kerk Stuttgart, hier afgedrukt pag. 19-28.
3. Bijbelse uitspraken over homoseksualiteit
Volgens Romeinen 12:1-2 is de kerk opgeroepen om de waarden van de wereld niet
gedachteloos over te nemen maar naar de wil van God te zoeken en te doen wat “goed,
volmaakt en hem welgevallig is”. Zo kan zij ook een veranderende kracht in de
maatschappij zijn. Ieder ethisch vraagstuk is voor de kerk ook een theologisch
vraagstuk. Daarom hebben wij tijdens ons werk ook altijd gepoogd te ontdekken waar er
consensus bestaat tussen de Bijbelse leer, de theologie en de ethiek.
3.1. Een overzicht
Overeenkomstig de kerkorde bekrachtigen wij dat “de Schrift de primaire bron en de
maatstaf voor de christelijke leer is”, dat “door de Schrift de levendige Christus ons
bejegent in de ervaring van de verlossende genade” en de schrijvers van de Bijbel “door
de Heilige Geest verlicht” waren. Wij benadrukken dat het belangrijk is om de Heilige
Schrift met een helder verstand en een open hart te lezen. Een gepaste interpretatie van
de Schrift moet “binnen de gelovende gemeente en met de kennis van de traditie van de
gemeente” gebeuren. Elke Bijbelse tekst moet worden gelezen in het licht van zijn
oorspronkelijke context en bedoeling alsook zijn positie in de hele Bijbel.
Theologen zijn het erover eens dat de Bijbelse auteurs slechts de seksuele praktijken, en
nooit de seksuele oriëntatie, benoemen. De vraag naar de “seksuele oriëntatie” ontstond
pas aan het einde van de negentiende eeuw. Zij zijn het er ook over eens dat het
praktiseren van homoseksualiteit in de Bijbel zelden wordt genoemd en nooit een
hoofdthema is.
Twee verhalen uit het Oude Testament vertellen over de poging tot een homoseksuele
verkrachting door een groep. In Genesis 19:1-25 vallen de mannen van Sodom Lots
bezoekers lastig. In Rechters 19 willen mannen van Gibea een man uit Ephraim
verkrachten die in de stad op bezoek is. In Leviticus zijn er twee verschillende
formuleringen van de wet. Allebei verbieden nadrukkelijk homoseksueel verkeer tussen
mannen. De tweede formulering bepaalt dat degenen worden gedood die de wet
overtreden (18:22; 20:13). In twee catalogi van zonden in het Nieuwe Testament
worden mannen genoemd die homoseksualiteit praktiseren (1 Korintiërs 6:9; 1
Timoteüs 1:10); en er is een passage waarin homoseksuele geslachtsgemeenschap
(zowel tussen twee mannen als ook tussen twee vrouwen) wordt beschreven als gevolg
van de afdwaling van de mensen van God (Romeinen 1:26-27).
De exegeten zijn het erover eens dat in deze zeven passages homoseksuele praktijken
negatief worden beoordeeld. Zij zijn het er echter ook over eens dat iedere tekst
zorgvuldig in zijn literaire, theologische en culturele context moet worden gezien. Zoals
veel andere Bijbelse vermaningen zijn ook deze regels zeer beknopt geformuleerd. Om
deze regels goed te begrijpen, moet worden ingegaan op diverse vragen. Zo is de
vertaling van termen die homoseksueel gedrag benoemen, al heel moeilijk. In 1
Korintiërs 6:9 bijvoorbeeld gebruikt Paulus twee verschillende woorden die betrekking
hebben op mannen die homoseksualiteit praktiseren. De eerste term duidt
waarschijnlijk mannen aan die in een homoseksuele relatie een passieve rol innemen.
De tweede term wordt gebruikt voor mannen die een actieve rol innemen. Experts zijn
het er echter niet over eens welke vorm van relatie Paulus precies bedoelt. Sommigen
zijn van mening dat de eerste term met “mannelijke prostituees” zou moeten worden
vertaald. Anderen beredeneren dat Paulus deze term meer algemeen gebruikt,
toepasbaar op elke man die binnen een homoseksuele relatie een passieve rol inneemt.
In het eerste geval zou Paulus slechts een mannelijke prostituee hebben bedoeld, in het
tweede geval mannelijke homoseksuele praktijken in het algemeen.
Het is niet zeer verrassend dat onder exegeten geen eensgezindheid heerst over de
grotere theologische en ethische betekenis van deze passages in de Bijbel. Sommigen
verdedigen bijvoorbeeld de overtuiging dat de theologische basis voor het begrijpen van
de genoemde Bijbelteksten het scheppingsverhaal zou moeten zijn, ondersteund door
uitspraken uit Romeinen 1 en 1 Korintiërs 6. Daaruit concluderen zij dat de
heteroseksuele gemeenschap volgens de schepping de norm is en iedere vorm van
homoseksuele praktijk of relatie principieel onverenigbaar is met de Bijbelse leer.
Anderen beredeneren dat bij de interpretatie van deze Bijbelse teksten de culturele en
religieuze invloeden van de toenmalige maatschappij moeten worden meegenomen. De
negatieve inschatting van homoseksualiteit als “tegennatuurlijk” zou bij Paulus (vgl.
Romeinen 1:26-27) een houding weergeven die in de Grieks-Romeinse
wereldbeschouwing in het algemeen vertegenwoordigd werd – namelijk dat bij
homoseksueel verkeer tussen twee mannen de passieve partner zich
“onnatuurlijkerwijs” vernedert en daarmee overeenkomt met de minderwaardige status
van de vrouw; omgekeerd zou de vrouw in een lesbische relatie “onnatuurlijkerwijs” de
ondergeschikte rol overschrijden, die door de antieke cultuur aan de vrouw werd
toebedeeld. Daaruit concluderen experts dat het commentaar van Paulus bij dit
vraagstuk geen verplichtende theologische basis biedt, dan wel van onveranderlijke
ethische betekenis is.
Degenen die bij hun interpretatie verwijzen naar het scheppingsverhaal, beroepen zich
in het bijzonder op Genesis 1:26-28 (God schiep de mensen “mannelijk en vrouwelijk”
en Hij zegende hen opdat zij “vruchtbaar zijn en talrijk worden”) en op Genesis 2:18-28
(God schiep de vrouw als helpster voor de man en voor de seksuele eenheid). Zij
interpreteren Genesis 2:24 als Gods instelling van het huwelijk tussen twee monogame
heteroseksuelen en als volkomen eenheid van twee personen. Markus 10:6-9 heeft
hierop betrekking. Zij beredeneren dat daarom alles behalve de monogame
heteroseksuele vereniging een perversie is van de scheppingsgedachte en indruist tegen
Gods wil. Volgens hen is dit de reden dat de Bijbelse verwijzingen naar homoseksueel
gedrag principieel negatief zijn.
Degenen die een genuanceerdere interpretatie van de Bijbelse teksten over
homoseksualiteit eisen, beschouwen het scheppingsverhaal anders. Naar hun mening
werd het scheppingsverhaal niet als morele eis geformuleerd voor het menselijk
handelen, maar tracht het scheppingsverhaal te verklaren waarom bepaalde dingen zijn
zoals zij zijn en waarom mensen zich zo gedragen zoals zij zich gedragen. Zo zou Genesis
1:26-28 slechts uitleggen dat de mensheid (zoals ook de wereld van de dieren in het
algemeen) voor de voortplanting verdeeld is in mannelijk en vrouwelijk. Genesis 2:1824 zou uitleggen waarom het typerend is dat mensen zich zo zeer aangetrokken voelen
tot het andere geslacht. Daarom zou, volgens deze interpretatie, het scheppingsverhaal
niets zeggen over de ethiek van een homoseksuele relatie, noch zou zij verplichten tot
een heteroseksuele relatie of het vraagstuk van het huwelijk behandelen. Er wordt
geredeneerd dat het Hebreeuwse woord “issha” uit Genesis 2:24 niet “echtgenote”
betekent, maar “volwassen vrouw”. Deze verzen zouden dus geen uitspraak doen over
het huwelijk, laat staan over monogamie.
3.2 Interpretatie van afzonderlijke Bijbelplaatsen
De passages van de Bijbel, waarnaar in discussies over homoseksualiteit het vaakst
wordt verwezen, worden in het vervolg nader verklaard. Bij iedere Bijbeltekst geven wij
in eerste instantie een overzicht over de traditionele interpretatie, daarna volgt telkens
een alternatieve interpretatie.
Daarbij wordt er geen voorkeur gegeven aan een bepaald standpunt. De lezers worden
aangemoedigd om zichzelf intensief bezig te houden met deze passages.
3.2.1 Genesis 19:1-29 en Rechters 19:1-30
Deze twee verhalen lijken sterk op elkaar en zij worden daarom vaak als één verhaal
behandeld, alhoewel zij zich op twee verschillende schouwplaatsen afspelen. Wij
concentreren ons op de gebeurtenis in Genesis 19.
Traditionele interpretatie:
Het verhaal in Genesis vertelt, hoe een homoseksuele groep in Sodom een poging doet
tot verkrachting. God, die de verwerpelijkheid van de stad kende, had er twee engelen
als Zijn boodschappers naartoe gestuurd. Toen deze werden bedreigd, verwoestte God
de stad en haar bewoners.
Alternatieve interpretatie:
Bij dit verhaal gaat het niet om een seksueel misdrijf maar om hoe vreemdelingen in
Sodom worden bedreigd. Lots gasten zou geweld worden aangedaan. Veel uitleggers zijn
van mening dat dit verhaal wordt verteld om het kwade aanschouwelijk te maken. Het
kwade ontstaat als de wetten van gastvrijheid, die in de klassieke oudheid heilig zijn,
worden overtreden. Juist in een nomadische cultuur kan het leven van een vreemdeling
afhankelijk zijn van de zorg door anderen. Twee Bijbelse teksten die betrekking hebben
op Sodom, Hesekiël 16:49-50 en Matteüs 10:14-15, bewijzen dat het bij de zonde van
Sodom om de overtreding van het gastrecht gaat.
3.2.2 Leviticus 18:22 en Leviticus 20:13
Deze twee passages lijken sterk op elkaar; de letterlijke vertaling ervan is dat geen man
bij een andere man zou moeten liggen zoals bij een vrouw.
Traditionele interpretatie:
“Homoseksueel verkeer breekt met de scheppingsorde en Gods heilige wil. Daaruit volgt
dat homoseksueel verkeer voor God een gruwel is. Wetten, die homoseksueel verkeer
verbieden, zijn geen cultische wetten of cultureel bepaald, maar zij zijn geestelijke
wetten en zij horen bij de goddelijke openbaring. Om Gods heiligheid eer te bewijzen,
moeten zij worden nagevolgd.” In de lijst van seksuele overtredingen in Leviticus 20:13
wordt homoseksuele geslachtsgemeenschap eveneens als overtreding van de bestaande
orde aangevoerd. Deze morele wet is nog steeds bindend.
Veel mensen met deze overtuiging wijzen erop dat God een scheppingsorde heeft
opgesteld. Bij het scheppen van de mens als man en vrouw naar Gods beeld wordt Zijn
heilige wil geopenbaard. Zo is de elkaar aanvullende natuur van de twee geslachten
bedoeld, toen God alles “goed” noemde (Genesis 1:31). “De interpretatie van Jezus in
Genesis 2:24 is ondubbelzinnig en eenduidig: er bestaat een heilige orde van de
geslachten, die voortkomt uit de schepping zelf. Zij drukt Gods wil voor de mensen uit:
mensen dienen een heteroseksueel monogaam huwelijk te hebben. Dit biedt het enige
bestek voor seksueel verkeer. Een huwelijk kan daarom slechts de eenheid van een man
met een vrouw zijn, en het wordt voltrokken door de geslachtsgemeenschap (één vlees
worden).”
Alternatieve interpretatie:
Homoseksualiteit stond in nauw verband met heidense tempelpraktijken, die in Israël
en elders bekend waren. Zij werden “gruwelen” genoemd, een benaming die normaliter
met rituele onreinheid (bijv. eten van varkensvlees of geslachtsgemeenschap met een
menstruerende vrouw) en in mindere mate met het kwade, zoals moord of diefstal werd
verbonden.
De Christelijke Kerk beschouwde de mozaïsche teksten al vroeg als niet meer geldend.
Dit geldt zelfs voor de passage, die de Joden niet als rituele wet maar als morele wet
beschouwen (bijv. Leviticus 19:9-10 over oogstpraktijken of Leviticus 20:9, de executie
van een rebelse zoon). Hieruit volgt de vraag of het verbod uit Leviticus, dat geen man
bij een man moet liggen, nog steeds geldig is.
3.2.3. 1 Korintiërs 6:9-11 en 1 Timoteüs 1:10
Traditionele interpretatie:
In de eerste brief aan de Korintiërs en in de eerste brief aan Timoteüs wordt
homoseksueel verkeer (en vooral oraal en anaal verkeer) in een lijst van ondeugden
genoemd die God niet accepteert. Zowel passief alsook actief homoseksueel verkeer is
een zonde.
Na de opsomming van zonden geven de apostelen een betrouwbaar woord van hoop
(vers 11): rechtvaardiging en heiliging krijgen wij door Jezus Christus, ongeacht de
zonden die wij hebben begaan – als wij berouw tonen. Zonde, verwarring en immoreel
gedrag hebben niet het laatste woord, maar het Evangelie – als wij ernaar luisteren.
Alternatieve interpretatie:
De betekenis van de woorden “malakos” en “arsenokoitai” die in deze passage worden
gebruikt, is allesbehalve eenduidig. Er moet vooral rekening worden gehouden met de
vroege kerkelijke theologen, die nooit deze passage aanhaalden, omdat zij wisten dat
deze woorden geen betrekking hebben op homoseksualiteit.
De onderscheiding tussen actief en passief verkeer onderstreept de culturele zienswijze
van de toenmalige tijd, waarbij het innemen van de vrouwelijke passieve rol als
minderwaardig werd beschouwd en om die reden als verkeerd voor een man. De enige
rol in de geslachtsgemeenschap die bij een man paste, was de superieure, dat wil zeggen
de binnendringende.
Het vooroordeel tegenover een man die de “vrouwelijke” of de ondergeschikte rol in de
geslachtsgemeenschap inneemt, bestaat in verschillende delen van de wereld nog
steeds. Een hedendaagse verslaggever die wereldwijd gegevens over de homoseksuele
cultuur in verschillende landen van de wereld verzamelt, beklemtoont, dat in het huidige
Egypte met de term homoseksueel, indien überhaupt gebruikt, wordt begrepen dat een
man bij anale seks de passieve rol inneemt.
Misschien heeft deze passage betrekking op pederastie (seksuele relatie tussen een
volwassen man en een jongen) of op de praktijk van mannelijke prostitutie in heidense
tempels.
3.2.4. Romeinen 1:18-32
Dit is waarschijnlijk de belangrijkste passage van de Bijbel, waarin homoseksualiteit
genoemd wordt. Het is ook de enige passage waarin vrouwelijke homoseksualiteit ter
sprake komt.
Traditionele interpretatie:
Deze passage streeft ernaar de wortel van de zonde te identificeren – namelijk de
menselijke afgoderij en boosheid, onze rebellie tegen God. De hedendaagse lezer van
Romeinen 1-3 moet zich bewust zijn van de retorische stijlmiddelen van Paulus en niet
dusdanig door hen worden gegrepen dat de hogere theologische boodschap niet meer
wordt begrepen:
Wij zondigen allemaal en hebben een gebrek aan eer die wij voor God zouden moeten
hebben. Slechts Gods heiligheid door Jezus Christus kan ons redden van onze zonden.
Ook de opsomming van de verschillende zonden is een stijlmiddel om het theologische
hoofdpunt te onderstrepen.
Romeinen 1: 18-32 is de belangrijkste Bijbelse passage omdat hier het probleem in een
uitsluitend theologische context wordt geplaatst. Homoseksueel verkeer (zowel tussen
mannen als tussen vrouwen) wordt heel duidelijk veroordeeld. Paulus zegt niet dat
homoseksualiteit een grotere zonde is dan de andere zonden, die hij in de verzen 29-31
opsomt. Maar het is zijn belangrijkste voorbeeld van de zonde van de mens, die tegen
zijn Schepper in verzet gaat. Homoseksuele praktijken zijn niet de reden voor Gods
toorn, maar zijn consequentie. “God heeft hen overgeleverd” (verzen 24, 26, 28) “aan
hun eigen onbetrouwbaarheid”, “hun lage begeerten” te volgen. Het resultaat is “dat de
natuurlijke omgang wordt verruild voor de tegennatuurlijke” (verzen 26-27), en daarom
geven zij zich over aan homoseksueel verkeer.
Wat zei Jezus? Jezus heeft homoseksualiteit nooit genoemd. Het is ook waar dat hij van
heteroseksualiteit uitging als hij over seksualiteit sprak. In Matteüs 5:27-28 past hij de
wet van overspel toe, door zijn discipelen te waarschuwen om begeerlijk naar een
vrouw (niet een man) te kijken. Jezus bevestigt Gods scheppingsorde als hij het over
scheiding heeft (Matteüs 19:4-6; Markus 10:6-9).
Alternatieve interpretatie:
Als reactie op de passage in de brief aan de Romeinen moet allereerst worden gezegd:
Er is van Jezus geen uitspraak over homoseksualiteit overgeleverd.
Ten tweede: wat wordt er bedoeld met “natuurlijk” en “tegennatuurlijk”?
En waaruit bestaat dan het misbruik van de gave van seksualiteit? Dit wordt hierna
nader bekeken:
1.
Natuurlijk versus tegennatuurlijk.
De beschrijving van mannelijke en vrouwelijke homoseksualiteit staat in verband met
hetgeen Paulus over afgoderij schrijft, die in Rome werd uitgeoefend. Daar werden
“beelden van vergankelijke mensen, vogels, lopende en kruipende dieren” (Romeinen
1:23) aanbeden. Bij deze rituelen had de tempelbezoeker geslachtsgemeenschap met
“heilige prostituees”; dat konden mannen of vrouwen zijn. Door de deelname aan de
heidense cultus wordt de natuurlijke geslachtsgemeenschap tegennatuurlijk. Dit betreft
waarschijnlijk niet de seksuele geaardheid. Als Paulus ervan uit was gegaan dat ieder
mens “natuurlijkerwijs” heteroseksueel is, zouden wij zijn weerstand tegen
homoseksuele praktijken kunnen begrijpen, omdat zij voor hem tegennatuurlijk zouden
zijn.
Paulus gebruikte het woord “natuurlijk” in de betekenis van de eerste eeuw, terwijl wij
er vaak de (heel andere) betekenis van de 20ste eeuw in zien. Zo neemt hij in 1 Korintiërs
11 het standpunt in dat het tegen de natuur van een vrouw is om zonder sluier te bidden
of te profeteren (prediken) en dat lang haar voor een man onnatuurlijk is.
Met de kennis die Paulus over de pederastie in de Griekse cultuur en over de
onpersoonlijke homoseksuele handelingen in de heidense tempelculturen had, verbaast
het niet dat hij de in Romeinen 1:26 en volgende verzen genoemde praktijken
veroordeelt.
2.
Misbruik van de gave van seksualiteit.
Heteroseksuelen alsook homoseksuelen kunnen het geschenk van seksualiteit
misbruiken. Seksuele promiscuïteit en prostitutie zijn misbruik van de gave van
seksualiteit, ongeacht de seksuele geaardheid. Christenen die ervoor zijn om
homoseksuelen te accepteren, keuren daarmee niet alle homoseksuele activiteiten goed
– zoals zij ook niet alle heteroseksuele handelingen goedkeuren. Alle christenen wijzen
promiscuïteit en prostitutie, heteroseksuele en homoseksuele verkrachting, seksueel
misbruik van kinderen en andere handelingen die niet wederzijds gewild, liefdevol en
met verantwoordelijkheidsbesef worden uitgevoerd, af.
Een Amerikaanse theoloog schrijft: “Het normale patroon van een christelijke
hedendaagse homoseksuele relatie verschilt zo zeer van het patroon dat in het Nieuwe
Testament wordt aangevallen, dat deze conclusie onvermijdelijk lijkt: Bijbelse oordelen
tegen homoseksualiteit zijn voor het huidige debat niet meer relevant.”
3.3. SAMENVATTING
De uitleggers zijn tot verschillende conclusies gekomen over de vraag, welke
theologische en ethische betekenis de verschillende Bijbelse teksten en verwijzingen,
die met het uitoefenen van homoseksualiteit te maken hebben, voor de kerk in de
huidige tijd hebben. Er zijn tegenwoordig exegeten die beweren dat die negatieve kijk
van de Bijbel op homoseksualiteit theologisch met het scheppingsverhaal in Genesis 1
en 2 moet worden beredeneerd en daarom bij de permanente kern van Bijbelse
waarheden behoort.
De meerderheid van de huidige wetenschappers neemt echter het standpunt in dat de
Bijbelse kijk op homoseksualiteit zo nauw met het denken en de culturele en religieuze
waarden van de wereld van de klassieke oudheid zijn verbonden, dat zij niet tot de
blijvende kernuitspraken behoren. Er bestaat overeenstemming dat iedere Bijbelse tekst
zijn eigen karakteristieke en complexe vragen opwerpt.