Voorbeeldrapport

Het middenhuursegment
in Kleidum
Het middenhuursegment
in Kleidum
Voorbeeldrapport - ABF Research
September 2014 | r2014-xxxx | 14003-OVO
ABF Research | Verwersdijk 8 | 2611 NH | Delft | 015 - 27 99 300
Copyright ABF Research 2014
ABF Research heeft dit rapport met zorg samengesteld. ABF Research aanvaardt geen aansprakelijkheid voor type- of
drukfouten of andere onvolkomenheden. Voor gebruik van (onderdelen van) dit rapport is goedkeuring door ABF
Research vereist.
Inhoudsopgave
Samenvatting .............................................................................................................................................. 1
1
Inleiding............................................................................................................................................... 3
2
Maatschappelijke ontwikkelingen en beleidsmaatregelen ............................................................. 5
2.1
Maatschappelijke ontwikkelingen ................................................................................................ 5
2.2
Beleidsmaatregelen ..................................................................................................................... 6
3
Verwachtingen 2012-2025 .................................................................................................................. 9
3.1
Startpunt: de bestaande woningvoorraad .................................................................................... 9
3.2
Vraag en aanbod, 2012-2025 .................................................................................................... 10
3.3
“Nieuw aanbod”, 2012-2025 ...................................................................................................... 11
3.4
Behoefte en voorraad, 2012-2025 ............................................................................................. 12
3.5
Het geliberaliseerde huursegment ............................................................................................. 13
r2014-0008CP | Het middenhuursegment
Samenvatting
Mogelijkheden voor opbouw van een niet-Daeb-portefeuille
De woningcorporaties staan op dit moment in het middelpunt van de belangstelling. Niet alleen omdat
extra huurverhogingen via de verhuurdersheffing een bijdrage leveren een de Rijkskas. Maar ook omdat
de positie van de corporaties en hun prestaties zelf onderwerp van gesprek zijn in Den Haag. De
herzieningswet en de novelle bevatten voorstellen om een scheiding tussen Daeb- en niet-Daeb-taken aan
te brengen. In het licht van deze ontwikkelingen wordt hier de marktpotentie van het niet-Daeb-segment in
Kleidum in kaart gebracht.
Achtergronden bij de ontwikkelingen op de woningmarkt
De ontwikkelingen op de woningmarkt worden beïnvloed door een groot aantal afzonderlijke processen.
Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds maatschappelijke ontwikkelingen:
ontwikkelingen vanuit het individu. En anderzijds beleidsontwikkelingen: ontwikkelingen geïnitieerd vanuit
het collectief. Hoofdstuk 2 gaat daarop in.
Bij de maatschappelijke ontwikkelingen gaat het om:
■
Demografische ontwikkelingen: de – voorlopig nog aanhoudende – groei van het aantal huishoudens.
■
De inkomensontwikkeling: in de periode 2012-2015 daalt het gemiddeld inkomen per huishouden; op
langere termijn wordt uitgegaan van een gelijkblijvend inkomensniveau.
■
De woonvoorkeuren: deze blijken relatief stabiel, maar de komende jaren mag een zekere
verschuiving verwacht worden. Deze verschuiving wordt veroorzaakt doordat het gesubsidieerde
huursegment niet meer toegankelijk is voor hogere inkomensgroepen als gevolg van EC-regelgeving.
Daarnaast is het (eveneens gesubsidieerde) koopsegment minder toegankelijk door verplichte
aflossing en verminderde leencapaciteit. Naar verwachting zal dit resulteren in een grotere
belangstelling voor het niet gesubsidieerde geliberaliseerde huursegment (niet-Daeb).
■
De woningbouw: deze is de komende jaren beperkt van omvang.
■
De prijsontwikkeling: de prijzen in de koopsector lijken hun laagste punt te hebben bereikt. De lage
rente en het toegenomen consumentenvertrouwen worden gezien als de voornaamste oorzaak van de
opverende markt.
Bij de beleidsmaatregelen gaat het (naast de herzieningswet) met name om het in 2013
overeengekomen Woonakkoord, dat voorziet in boveninflatoire huurverhogingen, een verhuurdersheffing,
verplichte aflossing van nieuwe hypotheken in de koopsector (willen ze fiscaal aftrekbaar zijn) en verlaging
van het maximale aftrektarief.
r2014-0008CP | Het middenhuursegment
1
Te verwachten ontwikkelingen in Kleidum
In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de te verwachten ontwikkelingen op de woningmarkt in Kleidum. In deze
samenvatting beperken we ons tot de cijfers voor het geliberaliseerde huursegment.
Verwachtingen geliberaliseerde huursegment
■
Er blijkt anno 2012 een zeker tekort te zijn aan huurwoningen net boven de liberalisatiegrens en een
evenwicht bij de woningen met een hoger prijsniveau (vanaf 800 euro per maand).
■
De komende jaren is de verhouding tussen het aantal vragers en het jaarlijks beschikbare aanbod
ongunstig voor de zoekers: net boven de liberalisatiegrens zijn er duidelijk meer zoekers dan dat er
aanbod is.
■
Verder blijkt dat de behoefte in dit segment tot 2025 toeneemt met 2.800 woningen.
■
Overigens moet bij dit segment bedacht worden dat niet alleen de instroom op jaarbasis aanzienlijk is,
maar ook de uitstroom. De verklaring daarvoor ligt in het feit dat de doelgroep (jong en met een laag
tot middeninkomen) betrekkelijk mobiel is en na enkele jaren dit huursegment ook weer verlaat.
Dit betekent dat de mogelijkheden tot uitbreiding van het niet-Daeb-segment in Kleidum, gelet op deze
cijfers, aanzienlijk zijn. Wel dient men zich te realiseren dat de genoemde cijfers betrekking hebben op de
totale (sociale en particuliere) huursector.
Hoe met deze ruimte het best omgegaan kan worden is een vraag die op verschillende wijzen lokaal
ingevuld kan worden. Nieuwbouw, sloop, verkoop en huurverhogingen kunnen in verschillende mate
ingezet worden om in de uitbreidingsmogelijkheden te voorzien.
2
r2014-0008CP
1
Inleiding
De ontwikkelingen op de woningmarkt worden beïnvloed door een groot aantal afzonderlijke processen.
Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds maatschappelijke ontwikkelingen,
ontwikkelingen vanuit het individu, en anderzijds beleidsontwikkelingen, ontwikkelingen geïnitieerd vanuit
het collectief. In hoofdstuk 2 wordt kort stilgestaan bij de voor de woningmarkt belangrijkste processen. Dit
hoofdstuk is bedoeld als algemene inleiding en toelichting op de verschuivingen die zich op de
Nederlandse woningmarkt – ook in Kleidum – voordoen.
Daarna wordt in hoofdstuk 3 meer specifiek ingegaan op de ontwikkeling zoals die verwacht mag worden
in Kleidum, met een bijzondere focus op het niet-Daeb-huursegment.
De cijfers die hier gepresenteerd worden zijn ontleend aan de woningmarktprognoses die ABF jaarlijks
opstelt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het Socrates-rekenmodel waarmee vraag, aanbod en
verhuisprocessen op de woningmarkt in beeld gebracht worden. In dit model wordt rekening gehouden
met belangrijke sturende variabelen zoals de demografische groei, de inkomensontwikkeling, de
voorkeuren van de consument en het bouwprogramma. Dit rekenmodel is rond het jaar 2000 ontwikkeld in
opdracht van het Ministerie van VROM (nu BZK) en is sindsdien uitgegroeid tot een de facto standaard die
gebruikt wordt door een veelheid van organisaties (overheden, corporaties, ontwikkelaars, beleggers en
bouwers).
r2014-0008CP | Het middenhuursegment
3
2
Maatschappelijke ontwikkelingen en
beleidsmaatregelen
2.1
Maatschappelijke ontwikkelingen
Belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen betreffen (1) de demografische ontwikkelingen in termen van
het aantal huishoudens, (2) de inkomensontwikkeling van diezelfde huishoudens, (3) de woonvoorkeuren
en de vraag naar woningen van deze huishoudens, (4) de mate waarin voor die vraag gebouwd wordt en
tenslotte (5) de prijsontwikkeling. In het onderzoeksrapport dat begin 2014 is uitgebracht voor het
Ministerie van BZK, wordt uitgebreid ingegaan op deze ontwikkelingen.1 Kort samengevat zijn de
navolgende ontwikkelingen te verwachten.
(1) Demografische ontwikkeling
Slechts geleidelijk aan neemt de demografische groei af. Voorlopig groeit het aantal huishoudens in heel
Nederland nog met circa 60.000 per jaar. Verder zal de demografische ontwikkeling resulteren in:
■
Vergrijzing: het aantal huishoudens in de leeftijdsgroep 45-64 jaar zal afnemen en het aantal oudere
huishoudens van 65 jaar en ouder zal verder stijgen.
■
Een voortgaande individualisering: met de vergrijzing neemt ook het aantal (oudere) alleenstaanden
toe; het aantal huishoudens met kinderen neemt verder af.
(2) Inkomensontwikkeling
De inkomens zijn in de jaren negentig en begin 21e eeuw bijzonder snel gegroeid. Tussen 1994 en 2008
steeg het gemiddeld inkomen met 1,4% boven inflatie. Dat is ruim een procent meer dan de langjarige
inkomensgroei die gemeten over een periode van 40 jaar uitkwam op 0,3% boven inflatie. Maar inmiddels
is een deel van die inkomensgroei uit de jaren negentig na het uitbreken van de crisis weer ingeleverd.
Voor de ontwikkeling van de inkomens in de toekomst wordt gerekend met een scenario dat tot 2015
gebaseerd is op de verwachtingen van het CPB (in 2013): een lichte verdere daling van het inkomen. Voor
de langere termijn ontbreken CPB-verwachtingen en is er vanuit gegaan dat de inkomens gelijk blijven op
het niveau van 2015.
(3) Woonvoorkeuren
De woonvoorkeuren worden ontleend aan een grootschalig consumentenonderzoek: het WoonOnderzoek
Nederland (WoON 2012). Uit dit onderzoek komt naar voren dat de woonconsument zijn woonwensen
door de crisis wel uitstelt, maar zeker niet afstelt. Door de crisis is de doorstroming in de koopsector
ingezakt. Doordat verhuizingen niet gerealiseerd konden worden, zijn er nu juist meer woningzoekenden.
1 Zie: “Socrates 2013”; ABF, Delft, 2013
r2014-0008CP | Het middenhuursegment
5
Het middenhuursegment
In vergelijking met het verleden is een zekere verschuiving in de woonvoorkeuren te verwachten. Daarbij
speelt het beleid (zie ook de volgende paragraaf) een grote rol. Zo is de toegang tot het gereguleerde
huursegment door de EC-regelgeving beperkt voor huishoudens met een wat royaler inkomen. Tegelijk is
de toegang tot de koopsector voor dezelfde huishoudens met een middeninkomen juist minder makkelijk
geworden dan enkele jaren terug, door verplichte aflossing en verminderde leencapaciteit. Starters op de
arbeidsmarkt, zeker tweeverdieners, hebben vaak een te hoog inkomen om toegang te krijgen tot de
sociale huursector. Aan de andere kant is een koopwoning voor hen vaak niet altijd haalbaar. In verband
met tijdelijke aanstellingen en de beperkte aftrekbaarheid zijn de mogelijkheden een hypothecaire lening af
te sluiten voor hen beperkt c.q. minder aantrekkelijk. Bovendien biedt een huurwoning meer
mogelijkheden om van baan te veranderen. Het zijn daarom bij uitstek deze groepen (middeninkomens,
jongeren) die zich naar verwachting meer dan voorheen zullen melden voor het niet gesubsidieerde
middenhuursegment. Middeldure huurwoningen zouden verder ook aantrekkelijk kunnen zijn voor de
groeiende groep 65+ers, wier eigen woning niet langer voldoet (te groot, te bewerkelijk, niet aangepast
aan fysieke beperkingen).
(4) Woningbouw
Vooralsnog wordt gerekend op een zeer beperkt herstel van de bouwproductie in de komende jaren: een
niveau van circa 63.000 nieuwe woningen in heel Nederland op jaarbasis voor de periode 2015-2020.
(5) de prijsontwikkeling
Uit de gegevens van het Kadaster blijkt dat de gemiddelde verkoopprijs, gerekend vanaf de top van de
markt die in het derde kwartaal van 2008 lag, met 15 tot 20% gezakt is. Op dit moment lijken de prijzen
niet verder meer te dalen. Of de woningmarkt hiermee inderdaad de bodem heeft bereikt moet nog blijken,
maar ook de verwachtingen zoals die begin 2014 uitgesproken zijn door NVM en andere deskundigen
spreken
niet
langer
over
een
verdere
prijsdaling.
De
lage
rente
en
het
toegenomen
consumentenvertrouwen, in combinatie met de relatieve politieke rust, worden gezien als de voornaamste
oorzaak van de opverende markt eind 2013.
2.2
Beleidsmaatregelen
De afgelopen decennia zijn tal van (politieke) discussies gevoerd over de woningmarkt maar zijn er weinig
tot geen concrete beleidsmaatregelen genomen. In 2013 is daar verandering ingekomen. Nieuwe
maatregelen zijn vastgelegd in het woonakkoord dat VVD en PvdA afgesloten hebben met D66,
ChristenUnie en SGP. Dit woonakkoord is inmiddels ook de 1e Kamer gepasseerd.
In deze paragraaf worden de belangrijkste maatregelen uit het woonakkoord besproken. Bovendien wordt
toegelicht op welke wijze deze maatregelen doorwerken op de woningmarkt van vraag en aanbod.
(1) Het woonakkoord
In het woonakkoord staan maatregelen die zowel huur- als koopsector raken: jaarlijkse boveninflatoire
huurverhogingen, een tot 1,7 miljard in 2017 oplopende verhuurdersheffing, een vereenvoudigd
woningwaarderingsstelsel waaraan elementen uit de WOZ-waarde zijn toegevoegd, verplichte aflossing
6
r2014-0008CP
van nieuwe hypotheken in de koopsector (willen ze fiscaal aftrekbaar zijn), verlaging van het maximale
aftrektarief en een verhoging van het budget voor de huurtoeslag.
Voor de huursector zijn de boveninflatoire huurverhogingen voor het gereguleerde huursegment het meest
van belang. Daartegenover staat een verhuurdersheffing. Voor BZK uitgevoerde berekeningen laten zien
dat de in potentie haalbare extra huurverhogingen in evenwicht zijn met deze heffing. In de brief over
huurbeleid en heffing aan de Tweede Kamer zijn echter ook andere mogelijkheden benoemd om geld bij
verhuurders vrij te maken: verkoop van onroerend goed en kostenbesparing.
Daarnaast zijn voor de woningcorporaties vanzelfsprekend ook de voorstellen van Minister Blok richting
Kamer(s), van groot belang. De herzieningswet en de novelle bevatten voorstellen om het werkterrein en
de prestaties van corporaties scherper in te kaderen. Een scheiding tussen Daeb- en niet-Daeb-taken is
voorzien, hetzij administratief dan wel juridisch. Over deze herzieningswet heeft overigens nog geen
besluitvorming in de Kamer(s) plaatsgevonden.
(2) Effecten van het woonakkoord
De maatregelen uit het Woonakkoord zullen van invloed zijn op het gedrag van aanbieders en daarmee op
de wensen en het gedrag van de consument. In de (Socrates-) woningmarktprognoses wordt gewerkt met
twee gedragsvarianten van corporaties, om de verhuurdersheffing te bekostigen. In de meest vergaande
gedragsvariant (GVB) wordt er vanuit gegaan dat verhuurders de maximaal mogelijke huurverhogingen
zoveel mogelijk doorvoeren. In deze variant worden geen extra woningen verkocht en wordt door
corporaties beperkt bespaard op de bedrijfskosten. In de andere gedragsvariant (GVA) wordt van een
aanzienlijk voorzichtiger huurprijsbeleid bij verhuurders uitgegaan. In deze GVA-variant worden dan ook
meer huurwoningen verkocht en verwacht dat corporaties scherper zullen besparen op hun bedrijfskosten.
Van beide varianten worden in dit rapport de cijfers gepresenteerd (in de bijlage).2
Extra uitgangspunten in de rekenmethodiek
Daarnaast wordt in deze berekeningen rekening gehouden met een aantal andere elementen die hier kort
beschreven worden en waarover meer informatie terug te vinden is in het eerder genoemde landelijke
rapport dat opgesteld is voor het Ministerie van BZK.
■
Uitgangspunt vormt de huidige situatie op de woningmarkt zoals gemeten in het WoON 2012.
■
Jaarlijks worden de huren boveninflatoir verhoogd.
■
Verder wordt rekening gehouden met huurharmonisatie waardoor bij 60% van de nieuwe verhuringen
90% van de maximale WWS-huur gevraagd wordt.
■
Naast de WWS wordt rekening gehouden met een huurplafond op basis van de “markthuur”; deze is
gesteld op 5,5% van de WOZ-waarde. De gedachte hierachter is dat een huur boven die markthuur
moeilijk gevraagd kan worden vanuit onderlinge concurrentieverhoudingen in de huursector en de
concurrentie met de koopsector.
■
Tevens wordt rekening gehouden met het feit dat verhuurders doorgaans een bewuste keus maken
als een woning boven de liberalisatiegrens zou gaan uitkomen. In de GVB-gedragsvariant gebeurt dit
2 Voor een meer uitgebreide toelichting op deze gedragsvarianten, zie: “Socrates 2013”; ABF, Delft, 2013
Het middenhuursegment
7
alleen bij mutatie. In de GVA-variant gebeurt dit niet en houden verhuurders het gereguleerde bezit
derhalve in dit segment in tact.
■
Tenslotte wordt rekening gehouden met het feit dat sociale verhuurders 90% van hun gereguleerde
bezit moeten toewijzen aan huishoudens onder de EC-inkomensgrens. In de strenge GVB-variant
wordt ervan uitgegaan dat verhuurders woningen in het gereguleerde huursegment alleen toewijzen
aan huishoudens die behoren tot de EC-doelgroep. In de GVA-variant wordt ervan uitgegaan dat deze
woningen ook verhuurd worden aan huishoudens behorend tot de middeninkomens.
8
r2014-0008CP
3
Verwachtingen 2012-2025
In dit hoofdstuk wordt stapsgewijs een aantal cijfers gepresenteerd voor de ontwikkelingen op de
woningmarkt in Kleidum. In de eerste paragrafen wordt de algemene ontwikkeling beschreven. Daarna
wordt meer specifiek ingegaan op de mogelijkheden en beperkingen voor het geliberaliseerde
huursegment (niet-Daeb).
In het rekenmodel wordt overigens gewerkt met een segmentering van de woningmarkt naar huur/koop,
naar prijsklasse (en naar buurt en woonmilieu). Waar het gaat om de prijsklasse dient de opmerking
gemaakt te worden dat de genoemde prijsgrenzen afkomstig zijn uit 2012. Dat komt doordat het
WoonOnderzoek Nederland (WoON) 2012 het startpunt voor de hier te presenteren ontwikkelingen is. In
de labels van de verschillende prijsklassen zijn de inmiddels opgetreden prijsmutaties niet verwerkt.
Vandaar dat de liberalisatiegrens hier aangeduid wordt met de toen geldende huurprijs van 652 euro.
Overigens mag er (op basis van jarenlange ervaring) vanuit gegaan worden dat de destijds gemeten vraag
van de consument nog steeds actueel is en mee geschoven is met de opgetreden huurprijsstijgingen.
3.1
Startpunt: de bestaande woningvoorraad
In de gemeente Kleidum staan anno 2012 totaal circa 70.000 woningen. De betreffende cijfers staan in
tabel 3.1 waarbij huur- en koopsector apart onderscheiden zijn. Per sector is bovendien aangegeven tot
welk inkomenskwintiel de bewoners behoren.1 In de huursector wonen relatief veel huishoudens die tot de
eerste inkomenskwintielen behoren. In de koopsector wonen juist veel huishoudens die tot de hogere
inkomenskwintielen behoren.
Tabel 3.1: Woningvoorraad naar type woning en naar inkomensklasse van de bewoner, Kleidum, 2012
(Bron: Socrates 2013)
Bewoonde voorraad 2012
- Bewoond door inkomenskwintiel
- Bewoond door inkomenskwintiel
- Bewoond door inkomenskwintiel
- Bewoond door inkomenskwintiel
- Bewoond door inkomenskwintiel
Behoefte 2012
Tekort 2012
Tekort 2012 in % voorraad
1 (tot 16.500)
2 (16.500 - 24.700)
3 (24.700 - 34.900)
4 (34.900 - 48.400)
5 (> 48.400)
Huur
31.100
9.900
10.400
5.900
3.400
1.500
31.700
Koop
38.800
1.900
5.200
8.500
10.300
12.900
40.300
600
1,9%
1.500
3,8%
Bar Huur 652-800
4.000
2.600
2.700
400
700
600
300
800
100
500
100
200
3.400
3.200
-600
-14,1%
Huur >800
1.100
200
200
300
300
200
1.100
Huur >652
3.700
600
800
1.100
800
400
4.300
0
-3,8%
600
15,8%
600
24,3%
1 Bij deze indeling in inkomenskwintielen worden – op landelijk niveau – vijf even grote groepen onderscheiden. Hierbij vormen de 20%-huishoudens met het
laagste inkomen het eerste kwintiel. De 20%-huishoudens met het hoogste inkomen vormen het vijfde kwintiel. Hierbij is gebruikt gemaakt van netto
besteedbare huishoudensinkomens. Globaal geldt dat de eerste twee kwintielen (40% van alle huishoudens) de EC-doelgroep omvatten.
r2014-0008CP | Het middenhuursegment
9
Naast huur- en koopsector zijn huishoudens gehuisvest buiten de reguliere woningmarkt, in zgn.
Bewoonde Andere Ruimten (BAR). Het gaat daarbij om 4.000 huishoudens die met anderen samen een
woning delen of die op kamers wonen, anti-kraak etc. Bekend is dat studenten vaak gehuisvest zijn in een
zgn. BAR. Met huur-, koopsector en BAR-ren is de totale voorraad woonruimten geteld en ook het totaal
aantal huishoudens (bijna 74.000 anno 2012).
Verder valt uit de tabel af te lezen dat er 3.700 huurwoningen zijn met een actuele huurprijs boven de
liberalisatiegrens. Hierin wonen huishoudens met een flinke variatie in inkomen: zowel huishoudens uit de
lagere als de wat hogere kwintielen zijn vertegenwoordigd.
Tot slot is in de tabel weergegeven hoe groot de behoefte is aan de verschillende soorten woningen vanuit
de op dat moment bestaande huishoudens. Wanneer die behoefte vergeleken wordt met de bestaande
voorraad resulteert daaruit het tekort. In Kleidum blijkt er een tekort te zijn van (afgerond) 600
huurwoningen, 1.500 koopwoningen en een overschot van 600 Bar-ren.
Nadrukkelijk zij daarbij aangetekend dat het gaat om de behoefte van de op dat moment al bestaande
huishoudens die “ergens anders” naar toe willen verhuizen. De vraag van starters die nog geen
huishouden vormen, is niet meegeteld.
Ingezoomd op de huurwoningen boven de liberalisatiegrens is er een tekort van (afgerond) 600 woningen
net boven de liberalisatiegrens terwijl er een evenwicht is bij de huurwoningen van 800 euro en meer.
3.2
Vraag en aanbod, 2012-2025
De ontwikkelingen in de komende jaren worden, zoals toegelicht in hoofdstuk 2, beïnvloed door processen
als demografische groei, inkomensontwikkeling etc. Deze processen resulteren in vraag en aanbod op de
woningmarkt. In tabel 3.2 staan de cijfers voor vraag en aanbod, uitgedrukt in een gemiddeld aantal per
jaar voor de periode 2012-2025. Jaarlijks vragen 6.800 huishoudens om een verhuizing naar een
huurwoning en jaarlijks zoeken 6.300 huishoudens een koopwoning. Voor het geliberaliseerde
huursegment geldt dat er jaarlijks 1.800 huishoudens een dergelijke woning zoeken.
Tabel 3.2: Vraag en aanbod naar type woning en naar leeftijd van de vragers, Kleidum, gemiddeld per jaar
2012-2025 (Bron: Socrates 2013_
Huur
Koop
Op jaarbasis
Vraag
- Vraag jongeren (<30 jaar)
- Vraag middelbaar (30-64 jaar)
- Vraag ouderen (> 65 jaar)
6.800
3.200
3.100
600
6.300
1.400
4.400
400
1.700
1.500
200
0
Aanbod
- Aanbod voorraad
- "Nieuw" aanbod
5.100
5.100
0
5.200
4.700
500
1,33
1,21
Vraag-aanbodverhouding
10
r2014-0008CP
Bar Huur 652-800
Huur >800
Huur >652
1.700
600
800
200
100
0
100
0
1.800
700
900
300
1.500
1.500
0
1.000
800
200
200
200
0
1.200
1.000
200
1,13
1,70
0,50
1,50
In de vorige paragraaf is al aangegeven in welke inkomensklasse huishoudens in de verschillende
segmenten zitten. Hier is voor de huishoudens die willen verhuizen aangegeven om welke leeftijdsgroepen
het gaat. Vooral jonge huishoudens zijn ruim vertegenwoordigd, zeker in de huursector. Een flink deel van
de vragers naar een geliberaliseerde huurwoning is jonger dan 30 jaar.
Tegenover deze vraag staat aanbod. Het verreweg grootste deel van dit aanbod komt beschikbaar binnen
de bestaande voorraad: doordat huishoudens overlijden, uit elkaar gaan, verhuizen etc. Daarnaast is er
een veel kleiner aanbod van “nieuwe” woningen (daar komen we direct op terug).
Wanneer de vraag-aanbodverhouding bepaald wordt blijkt dat er in Kleidum gemiddeld in de periode
2012-2025 133 vragers zijn voor 100 beschikbare huurwoningen. Vooral in het huursegment net boven de
liberalisatiegrens zijn er relatief veel vragers: 170 per 100 beschikbare (jaarlijks vrijkomende)
huurwoningen.
3.3
“Nieuw aanbod”, 2012-2025
Het aanbod in de bestaande voorraad kan niet of amper aangestuurd worden. Maar het nieuwe aanbod
wel. Daarbij gaat het om een drietal elementen die in tabel 3.3 vermeld zijn. Eerst op jaarbasis ter
referentie aan de voorgaande tabel 3.2 en daarna samengeteld voor de hele periode 2012-2025.
■
Op de eerste plaats worden huurwoningen verkocht. In de hier gepresenteerde cijfers is de trend van
de afgelopen jaren doorgetrokken. Globaal worden jaarlijks goed 100 huurwoningen verkocht,
resulterend in 1.700 huurwoningen voor de periode tot 2025.
■
Verder worden woningen gesloopt. Ook op dit punt wordt de trend doorgetrokken, waarbij er jaarlijks
ongeveer 100 huurwoningen gesloopt worden. Voor de hele periode gaat het om 1.900 huurwoningen
en 200 koopwoningen.
■
Tenslotte is er de nieuwbouw die in zekere zin vrij ingezet kan worden, maar die wel gebonden is aan
enkele randvoorwaarden (zie hieronder). Uitgaande van de wensen van de consument zouden er in
de totale periode 4.100 huurwoningen en 550 koopwoningen gebouwd kunnen worden, waaronder
een aantal van 2.300 nieuw te bouwen huurwoningen boven de liberalisatiegrens.
Tabel 3.3: “Nieuw aanbod” door verkoop van huurwoningen, sloop en nieuwbouw naar type woning, Kleidum,
2012-2025 (Bron: Socrates 2013)
Huur
Koop
"Nieuw" aanbod op jaarbasis
- (Minder) aanbod door verkoop huurwoningen
- Minder Aanbod door sloop
- Aanbod door nieuwbouw
> Aanbod "nieuw (per jaar)
Bar Huur 652-800
-100
-100
300
0
100
0
400
500
0
0
0
0
"Nieuw" aanbod periode (2012-2025)
- (Minder) aanbod door verkoop huurwoningen
- Minder Aanbod door sloop
- Aanbod door nieuwbouw
> Aanbod "nieuw (periode)
- Prijseffect
Mutatie voorraad
0
-1.700
-1.900
4.100
500
0
500
0
1.700
-200
5.500
6.900
0
6.900
0
0
0
100
100
0
100
Huur >800
Huur >652
0
0
200
200
0
0
0
0
0
0
200
200
0
0
0
2.300
2.300
400
2.600
0
0
-200
200
0
300
300
0
0
-200
2.500
2.300
700
2.900
Het middenhuursegment
11
Aanvullend op dit “nieuwe aanbod” is het zo dat de opbouw van de huursector naar prijsklasse verandert
door “prijseffecten”. Het gaat hierbij om de boveninflatoire huurverhogingen en de huurharmonisatie. Als
gevolg hiervan schuiven huurwoningen geleidelijk aan in prijsklasse op.
Dat levert overigens geen “nieuw aanbod” op jaarbasis op; vandaar dat het prijseffect alleen in het
onderste deel van tabel 3.3 vermeld is. Dat komt doordat bij de jaarlijkse huurverhogingen de woning
bewoond is en huurharmonisatie al geteld is onder aanbod in de bestaande voorraad. Maar kijkend naar
het totaal effect over de periode 2012-2025, verandert de opbouw van de voorraad hierdoor wel. Voor
Kleidum geldt dat er in totaal 700 huurwoningen boven de liberalisatiegrens bijkomen als gevolg van deze
prijseffecten.
Nieuwbouw: consumentgericht binnen randvoorwaarden
De nieuwbouw kan in principe optimaal afgestemd worden op de wensen van de consument. Gegeven de
vraag van de consument enerzijds en het beschikbare aanbod in de bestaande voorraad anderszins (en
ook nog rekening houdend met de effecten van verkoop en sloop) kan de nieuwbouw zodanig ingericht
worden dat deze bijdraagt aan een zo goed mogelijke invulling van de woningbehoefte over de volle
breedte. Dit streven vormt het uitgangspunt, waardoor de cijfers laten zien hoe een consumentgericht
bouwprogramma het beste ingevuld zou kunnen worden. Het programma geeft (anders gezegd) inzicht in
de marktpotentie: de nieuwbouw die het makkelijkst afgezet zou moeten kunnen worden. Hierbij gelden
wel enkele randvoorwaarden:
■
Op de eerste plaats is de omvang van het nieuwbouwprogramma naar plaats beperkt. Het aantal
nieuw te bouwen woningen (per gemeente, naar wijk en woonmilieu) vormt een gegeven.
■
Op de tweede plaats is het zo dat het programma per woonmilieu ingericht wordt op basis van de
vraag in het desbetreffende woonmilieu. Er vindt geen compensatie plaats voor nieuwbouw die wel
gewenst is, maar niet gebouwd kan worden in een ander woonmilieu.
■
Op de derde plaats wordt er vanuit gegaan dat er geen huurwoningen met een huurprijs onder 460
euro per maand nieuw gebouwd kunnen worden.
3.4
Behoefte en voorraad, 2012-2025
Hiervoor is aangegeven dat het rekenmodel er vanuit gaat dat er zoveel mogelijk gebouwd wordt volgens
de wensen van de consument. Het nieuwbouwprogramma biedt daarvoor mogelijkheden. In tabel 3.4 is
weergegeven waartoe dit programma (inclusief de effecten van verkoop, sloop en prijsstijging) leidt. Het
aantal huurwoningen in Kleidum neemt, met name door sloop en verkoop van huurwoningen, slechts
beperkt toe en wel met 500 woningen. De koopsector daarentegen groeit met 6.900 woningen; gerekend
over de periode 2012-2025.
Verder neemt de leegstand in de huursector met 500 woningen af; in de koopsector daalt deze met
eveneens 500 woningen. Hierdoor neemt het aantal bewoonde huurwoningen met 1.000 toe en het aantal
bewoonde koopwoningen met 7.400 toe (afgeronde cijfers). Deze verandering van de bewoonde voorraad
sluit goed aan bij de verandering van de woningbehoefte (zoals ook bedoeld is met het consumentgerichte
bouwprogramma). Al met al verandert er daardoor weinig aan het tekort zoals dat in 2012 bepaald is (zie
voorgaande paragraaf 3.1).
12
r2014-0008CP
Tabel 3.4: Ontwikkeling woningvoorraad en woningbehoefte, Kleidum, 2012-2025 (Bron: Socrates 2013)
Voorraadontwikkeling periode (2012-2025)
Mutatie voorraad
Mutatie leegstand
Mutatie bewoonde voorraad
Mutatie woningbehoefte
Saldo: mutatie behoefte minus mutatie bewoonde voorraad >
mutatie tekort
Bewoonde voorraad 2025
- Bewoond door inkomenskwintiel
- Bewoond door inkomenskwintiel
- Bewoond door inkomenskwintiel
- Bewoond door inkomenskwintiel
- Bewoond door inkomenskwintiel
Behoefte 2025
1 (tot 16.500)
2 (16.500 - 24.700)
3 (24.700 - 34.900)
4 (34.900 - 48.400)
5 (> 48.400)
Tekort 2025
Tekort 2025 in % voorraad
3.5
Huur
Koop
Bar Huur 652-800
Huur >800
Huur >652
500
-500
1.000
1.100
6.900
-500
7.400
6.700
100
-100
200
200
2.600
0
2.700
2.500
300
0
300
300
2.900
0
3.000
2.800
100
-700
0
-200
0
-200
32.100
12.100
10.000
4.800
3.400
1.900
32.800
46.200
4.000
8.200
10.600
10.600
12.700
47.000
4.100
2.000
1.300
500
200
100
3.600
5.200
800
1.000
2.100
1.000
400
5.700
1.400
300
300
400
300
200
1.400
6.600
1.000
1.300
2.500
1.200
600
7.100
700
2,1%
800
1,8%
-500
-11,9%
400
7,7%
0
0,3%
400
6,1%
Het geliberaliseerde huursegment
In de voorgaande paragrafen heeft de nadruk gelegen op het “totaal beeld” voor de gemeente Kleidum. In
deze paragraaf zoomen we nog eens expliciet in op de cijfers voor het geliberaliseerde huursegment (de
laatste kolom(men) uit de voorgaande tabellen).
■
Er blijkt anno 2012 een zeker tekort te zijn aan huurwoningen net boven de liberalisatiegrens en een
evenwicht bij de woningen met een hoger prijsniveau (vanaf 800 euro per maand).
■
De komende jaren is de verhouding tussen het aantal vragers en het jaarlijks beschikbare aanbod
ongunstig voor de zoekers: net boven de liberalisatiegrens zijn er duidelijk meer zoekers dan dat er
aanbod is.
■
Verder blijkt dat de behoefte in dit segment tot 2025 toeneemt met 2.800 woningen.
■
Overigens moet bij dit segment bedacht worden dat niet alleen de instroom op jaarbasis aanzienlijk is
maar ook de uitstroom. De verklaring daarvoor ligt in het feit dat de doelgroep (jong en met een laag
tot middeninkomen) betrekkelijk mobiel is en na enkele jaren dit huursegment ook weer verlaat.
Hoe nu om te gaan met het geliberaliseerde huursegment (niet-Daeb) in het licht van de verwachte
mutaties in dit segment in de periode 2012-2025 door nieuwbouw, sloop, verkoop en prijseffecten?
■
Het segment boven de liberalisatiegrens neemt (in het rekenmodel) toe met 2.900 woningen.
■
Dat aantal is gelijk aan de toename van de behoefte (in het rekenmodel) met 2.800 woningen.
■
In de werkelijkheid zou men meer woningen kunnen toevoegen, om het tekort dat voor 2025 nog
verwacht wordt weg te werken; dat gaat overigens om een beperkt aantal van 400 woningen.
■
In het rekenmodel is de verwachte toename van de voorraad met 2.900 woningen (op 100 afgeronde
cijfers) het gevolg van:
■
■
-200 woningen die gesloopt worden,
■
+2.500 nieuw te bouwen woningen,
■
+700 woningen die door huurprijsbeleid de liberalisatiegrens passeren.
In de werkelijkheid zou men met deze aantallen kunnen “spelen”. Als er meer verkocht wordt, is er
ruimte om, ten opzichte van deze cijferopstelling, extra woningen toe te voegen. Als randvoorwaarde
geldt echter de genoemde toename van de behoefte met 2.800 woningen.
Het middenhuursegment
13