Inkoopplan Wmo 2015 Collegebesluit 140708-17 1. Aanleiding Op 8 juli 2014 wordt de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) behandeld in de Eerste Kamer. Hiermee wordt voorgesorteerd op de decentralisatie van grote delen van huidige Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Hierdoor krijgen gemeenten vanaf 1 januari 2015 meer verantwoordelijkheden voor het bieden van maatschappelijke ondersteuning aan hun burgers. Met dit inkoopplan nemen we besluiten over de inrichting van het 'inkoopproces' van de gedecentraliseerde taken, kostprijzen en de eigen bijdrage. Zodoende bieden we burgers en zorgaanbieders -direct na besluitvorming in de Eerste Kamer- zoveel mogelijk duidelijkheid over de effecten van de decentralisatie en het inkoopproces. Eerdere besluiten De Raad heeft op 29 maart 2011 de Wmo kadernota Vitaliteit en Veerkracht vastgesteld. In dit beleidskader is de koers voor Maatschappelijke Ondersteuning tot en met 2015 verwoord. Op 25 februari 2014 heeft het college het Ontwerpplan Wmo, na bespreking met de raadscommissie Sociale Stijging, vastgesteld. Hierin is het beleidskader vertaald naar een tactisch uitvoeringsplan voor de invoering van de nieuwe Wmo in 2015 inclusief de decentralisatie. Doelen/bestuurlijk kader Maatschappelijke Ondersteuning is onderdeel van het bestuurlijke doel Sociale Stijging. De voorstellen die worden gedaan in deze nota zijn onderdeel van de Wmo en daarmee ook van Sociale Stijging. 2. Besluit 1. Geen extra middelen toe te voegen aan het door het Rijk beschikbaar gestelde budget voor de uitvoering van nieuwe Wmo-taken en de taakstelling; 2. Gezien de landelijke taakstelling op het budget voor Hulp bij het huishouden(HBH), a) Het verwachte overschot op de gereserveerde middelen voor HbH in 2014 te reserveren voor het opvangen van een mogelijke tekort in 2015 ten gevolge van de Rijksbezuiniging; b) 2015 te beschouwen als een overgangsjaar en inhoudelijke en budgettaire wijzigingen voor Hulp bij het Huishouden in te voeren vanaf 2016; 3. De bezuinigingstaakstelling gedifferentieerd toe te passen bij de inkoop van nieuwe Wmo-ondersteuningsvormen, in plaats van een generieke korting toe te passen; 4. De intentie uit te spreken (via het CAK) een eigen bijdrage te vragen aan burgers die gebruik maken van deze nieuwe Wmo-ondersteuningsvormen; 5. Het inkoopproces vorm te geven door: a) de inrichting van een proces voor het Persoonsgebonden Budget; b) de inrichting van een proces voor eenmalige contractering van aanbieders die nu een contract hebben met het zorgkantoor, gericht op continuïteit van zorg voor huidige AWBZ-cliënten (wettelijke verplichting voor hun overgangsjaar 2015); c) de inrichting van een proces voor een enkelvoudige onderhandse aanbesteding voor zowel huidige AWBZ-cliënten als nieuwe ondersteuningsvragen van burgers; dit op basis van vier ondersteuningsketens en het Beschermd Wonen. 3. Argumenten 3.1. Het door het rijk beschikbaar gestelde budget voldoet 3.1.1. Zachte landing bij nieuwe lokale taken is mogelijk zonder extra middelen In de meicirculaire is definitief aangegeven dat Tilburg € 26,6 mln ontvangt voor de uitvoering van nieuwe Wmo-taken vanaf 2015. De nieuwe Wmo-taken omvatten meer dan alleen de decentralisatie van Begeleiding en Persoonlijke Verzorging (5%). Hiertoe behoren onder andere ook middelen voor cliëntondersteuning, het mantelzorgcompliment en de inrichting van Frontlijnteams. In deze nota nemen we geen besluiten over de uitvoering van deze nieuwe taken, maar maken we hiervoor wel een voorlopige budgetreservering. Zodoende is helder welk budget beschikbaar is voor de decentralisatie Begeleiding en Persoonlijke Verzorging. Uitgaande van de geraamde kosten reserveren we € 6,3 mln voor de overige nieuwe taken, waarbij geen bezuinigingstaakstelling is opgenomen (tenzij in de separate besluitvorming over deze activiteiten anders is/wordt besloten). Het resterende budget à € 20,4 mln is beschikbaar voor de decentralisatie van Begeleiding en Persoonlijke Verzorging in 2015. Deze bezuinigingstaakstelling komt hiermee gemiddeld op 10% van de huidige kosten in 2015. Deze taakstelling zal naar verwachting de komende jaren groeien naar 25%. Op basis van kostprijsonderzoeken, achten wij een 'zachte landing' in 2015 mogelijk, zonder de inzet van extra middelen. 3.1.2. Zachte landing bij nieuwe centrum-gemeentelijke taken is mogelijk zonder extra middelen Bij de decentralisatie wordt ook een nieuwe centrum-gemeentelijke taak toegevoegd; het Beschermd Wonen1. Hiervoor ontvangt Tilburg als centrumgemeente van de regio Hart van Brabant € 40,7 mln. Er is door het Rijk geen bezuinigingstaakstelling vastgesteld op het Beschermd Wonen. Extra inzet middelen zijn daarom niet nodig voor een zachte landing en continuïteit van de zorg op het gebied van Beschermd Wonen. 3.1.3. Extra budget in 2015 is eenmalig, taakstelling blijft voor langere termijn 1 Beschermd Wonen betreft de decentralisatie van intramurale zorg op basis van een GGz-C, zoals bij de RIBW MB, en de inloopvoorzieningen. De bezuinigingstaakstelling voor 2015 is beperkter dan in eerdere berichtgeving. Dit komt grotendeels door eenmalige ophogingen binnen het Sociaal Deelfonds. Voorzien wordt dat de bezuinigingstaakstellingen in de hierop volgende jaren verder zal toenemen. We moeten 2015 dan ook gebruiken voor het toewerken naar een sluitende begroting op langere termijn. Het inzetten van extra middelen in 2015 bemoeilijkt dit. Vandaar de keuze om geen extra middelen in te zetten. 3.1.4 Bij onvoorziene gevolgen kunnen we beroep doen op de reserve 3D De uitvoering van de Wmo in 2015 brengt bepaalde financiële risico's met zich mee. Deze proberen we te beperken. Bij onvoorziene gevolgen, kunnen we echter beroep doen op de reserve 3D. 3.2. Uitstellen extra bezuiniging op hulp bij het huishouden (HbH) Naast de taakstelling op nieuwe ondersteuningsvormen in de Wmo wordt van Rijkswege ook bezuinigd op het bestaande budget hulp bij het huishouden (HbH), in Tilburg bekend onder de naam Hulp aan huis. Deze dienstverlening vormt een onderdeel van de gehele Wmo waardoor een doorkijk op de effecten en oplossingen van deze bezuiniging van belang is voor de totale begroting van de Wmo. In de meicirculaire wordt via de integratie-uitkering WMO een bezuinigingstaakstelling aangekondigd voor HbH van € 6 miljoen voor 2015 (en 7,9 mln vanaf 2016). Hierdoor is in Tilburg in 2015 € 12.854.800 beschikbaar voor HbH/hulp aan huis. Omdat we door hulp aan huis, zoals we het georganiseerd hebben, al minder besteden dan het beschikbare budget is de werkelijke bezuiniging hier geen 40% maar ongeveer 5% voor 2015 en 16% voor 2016. Bij voortzetting van ons huidige beleid ramen we een uitgave van maximaal € 13.000.000, waardoor een beperkt tekort dreigt van € 145.200 in 2015. Daarnaast hebben wij eerder (programmabegroting 2012) besloten een lokale bezuinigingstaakstelling uit te voeren op budget voor HbH in 2015 van € 1.332.000 en €1.665.000 voor 2016 en verder. Uitgaande van het hierdoor werkelijk beschikbare budget ontstaat in 2015 een tekort van totaal € 1.477.200. 3.2.1. Overschot 2014 reserveren voor mogelijk tekort HbH 2015 Dekking hiervoor is te vinden uit het positieve saldo wat ontstaat voor Hulp aan Huis eind 2014. Het budget voor 2014 is € 17.643.400 (incl. Wtcg en CER compensatie). We denken 2014 af te sluiten met een totaal aan lasten van € 13.500.000. Dit betekent een positief saldo van €4.143.400. We besluiten het totale te verwachte tekort van € 1.477.200 in 2015 hieruit te financieren (resultaatbestemming). 3.2.2. Overgangsjaar 2015 noodzakelijk voor het verkrijgen van helderheid over mogelijkheden Hulp aan huis is in Tilburg opgezet als algemene voorziening vanuit onze visie dat deze eenvoudige ondersteuning meest effectief bijdraagt aan het zelfstandig wonen van mensen met een beperking, de Wmo doelgroep. Een voorziening die, zoals we hem hebben georganiseerd, een duurzaam systeem is. Het is duidelijk dat we naar aanleiding van de bezuinigingen aanpassingen zullen moeten doen op het systeem. Op dit moment zijn er echter een aantal zaken nog onduidelijk die echter zeer bepalend zijn voor de totale kosten en de wijze van aanpassingen. We noemen hier de twee belangrijkste: • De wettelijke regeling Dienstverlening aan Huis staat ter discussie. Met de Regeling dienstverlening aan huis kan een opdrachtgever iemand voor maximaal 3 dagen per week in dienst nemen voor werk in en om het huis. Doordat er geen loonbelasting en premies betaald hoeven te worden, is de hulp relatief goedkoop. Onze alfahulpen vallen onder deze regeling. Aanpassing van de regelgeving kan leiden tot aanpassingen van ons systeem, met hogere kosten. • 2015 is het eerste jaar dat we voor alle klanten de algemene voorziening hulp aan huis hebben ingevoerd. In het huidige jaar hebben we nog twee systemen door elkaar lopen, immers het oude systeem op indicatie en het nieuwe systeem, de algemene voorziening. In 2015 zullen dan ook veel zuiverder de prognoses voor de totale kosten gemaakt kunnen worden omdat deze gebaseerd zijn op werkelijke cijfers. Inhoudelijke en budgettaire keuzes en aanpassingen voor hulp aan huis vanaf 2016 zal in 2015 separaat aan het college aangeboden worden. 3.3. Tarifering en differentiatie in bezuinigingstaakstelling 3.3.1. Regulerend optreden door maximum tarieven In het ontwerpplan Wmo hebben we besluiten genomen over de wijze waarop we de maatschappelijke ondersteuning in de toekomst vormgeven. Uitgangspunt is dat de kwaliteit van ondersteuning op peil blijft en er tegelijkertijd een duurzaam betaalbare ondersteuning wordt gerealiseerd. Dit bereiken we door te focussen op inhoudelijke maatregelen waardoor de burger ontzorgd wordt, de mate van zelfredzaamheid van de burger toeneemt en de gemeentelijke middelen op een efficiëntere en effectievere manier worden ingezet. Dit neemt niet weg dat kostprijsreductie een belangrijke voorwaarde is voor het realiseren van een langdurig betaalbare Wmo. Kostprijsreductie betekent het vaststellen van maximum tarieven bij de inkoop van ondersteuningsactiviteiten. Met andere woorden: regulerend optreden van de gemeente in de markt van het ondersteuningsaanbod. De noodzaak voor het bepalen van maximum tarieven is noodzakelijk omdat (nog) geen sprake is van daadwerkelijke, gereguleerde marktwerking. Hiervoor zijn er te weinig echt concurrerende aanbieders in Tilburg en omgeving. Vereenvoudiging doelgroepen en ondersteuningsvormen Voor het bepalen van de maximum tarieven, gaan we uit van vier deelpopulaties enerzijds en anderzijds van een clustering van de huidige AWBZ-producten. Met deze indeling vereenvoudigen wij de huidige tariefstructuur, die een grote gelaagdheid met talloze ondersteuningsvormen en verschillende kostprijzen heeft. Uit de marktconsultatie van zorgaanbieders, is gebleken dat deze differentiatie vaak kunstmatig is en niet bijdraagt aan effectieve en efficiënte inzet van middelen. Deze clustering draagt bij aan grotere handelingsvrijheid voor aanbieders om alleen die ondersteuning aan te bieden die ook daadwerkelijk nodig is. De nieuwe indeling en opbouw leidt tot nieuwe maximum tarieven. Ketentarieven Op basis van de nieuwe kostprijzen en het historisch gebruik van de AWBZ-zorg is het mogelijk om ‘ketenprijzen’ te bepalen. Dit is het bedrag dat de aanbieder per cliënt ontvangt en waarmee de gehele ondersteuning gerealiseerd moet worden. Bij de ene cliënt zal het bedrag aan de hoge kant zijn; bij de andere aan de lage kant. Doordat aanbieders een groot aantal cliënten hebben, kunnen ze de ‘winsten’ en ‘verliezen’ tegen elkaar wegstrepen. Op die manier ontstaat een beheersbaar, simpel model dat de benodigde flexibiliteit biedt aan de aanbieder om passende ondersteuning te leveren. 3.3.2. Differentiëren om 'verstandig' te bezuinigen We kiezen voor een gedifferentieerde bezuinigingstaakstelling. Met andere woorden, er wordt niet generiek gekort, maar per ondersteuningsvorm en doelgroep verschillend gekort. De volgende elementen spelen een rol bij de keuze voor deze differentiatie in taakstelling: • Traditioneel zijn er al verschillen in kostprijzen • Huidige tarieven maken verschil tussen kostprijzen voor verschillende doelgroepen De verschillen komen niet uit de lucht vallen. Ook de huidig gehanteerde tarieven maken verschil tussen de kostprijzen van ondersteuningsvormen voor verschillende doelgroepen. Zo verschilt de kostprijs voor de dagactiviteit van een persoon met verstandelijke beperking van de kostprijs voor de dagactiviteit voor iemand met een lichamelijke beperking. Samen met de G32 heeft Tilburg een onderzoek laten uitvoeren naar de huidige kostprijzen. Uit de gegevens die zijn aangeleverd door zowel landelijke als ook de voornaamste aanbieders in de regio blijkt dat de gemiddelde kostprijzen duidelijk onder de huidige tarieven liggen (de kostprijzen liggen tussen 11,8% en 59,8% onder de tarieven). Daarnaast nuanceert het onderzoek de verschillen tussen de kostprijzen voor de verschillende ondersteuningsvormen. Sommige verschillen in kostprijzen worden bevestigd; voor sommige blijkt dat het verschil juist niet nodig is. Wij constateren niet te verwaarlozen verschillen in de zelfredzaamheid en het participatievermogen van de verschillende doelgroepen. Tot de meest kwetsbare groepen behoren mensen met een psychisch/psychiatrisch probleem en ouderen met lichamelijke aandoeningen. Een generieke bezuiniging zou voor deze doelgroepen harder aankomen dan bij de anderen en op middel- tot lange termijn leiden tot hogere ondersteuningskosten. Aan de andere kant kan de ondersteuning voor andere doelgroepen op een goedkopere manier worden geboden. Dit hoeft niet te leiden tot afname van de kwaliteit (bijvoorbeeld versobering van de individuele begeleiding van mensen met hersenletsel tot het niveau van individuele begeleiding bij andere doelgroepen; gedeeltelijke substitutie van individuele begeleiding bij ouderen door groepsbegeleiding). Een andere reden om te kiezen voor differentiatie in de taakstelling heeft te maken met de continuïteit van de zorg. Aanbieders staan er op dit moment heel verschillend voor. Ongenuanceerde doorberekening van de taakstelling zou leiden tot grote verschillen in het budgettaire effect van de organisaties. Om te voorkomen dat de continuïteit van de aanbieders in gevaar komt houden wij hier in de eerste jaren rekening met deze budgettaire verschillen om de continuïteit van de zorg te kunnen garanderen. 3.3.3. Tariefstructuur voor bepaling hoogte PGB, gelijke tred met Zorg in Natura In 2012 kochten 665 Tilburgers zelf hun AWBZ-zorg in met een Persoonsgebonden budget. Hiervoor is aan deze groep € 6 miljoen toegekend. De hoogte van het PGB verschilt per persoon en wordt berekend door het aantal geïndiceerde uren te vermenigvuldigen met een vaststaand tarief. Voorbeeld 1: mevrouw Jansen heeft een indicatie van 3 uur Begeleiding Individueel per week. Het vastgestelde tarief voor deze functie is vastgesteld op € 38,84 per uur. Dit betekent dat mevrouw Jansen recht heeft op 3 x € 35,84 = € 107,52 per week (op jaarbasis: € 5.591,-) We continueren deze berekeningsmethodiek in de Wmo vanaf 2015, maar hanteren hierbij niet meer één vastgesteld tarief per functie, maar brengen hierbinnen een differentiatie aan, op basis van: 1. De doelgroep waartoe de burger behoort op basis van zijn ondersteuningsvraag; gelijk aan de tariefstructuur voor Zorg in Natura. Er wordt hiermee dus - anders dan nu de praktijk is - verschil gemaakt tussen de doelgroepen om de hoogte van het PGB te bepalen. 2. Het type zorgverlener: Veel burgers kopen de ondersteuning in bij iemand uit de sociale omgeving (bijna de helft van de volwassenen). De kosten die deze ondersteuners maken zijn aanzienlijk lager dan diensten die worden geleverd door een zzp'er of een geregistreerde zorgaanbieder. Om deze reden hanteren wij een gedifferentieerd tarief per type aanbieder. De reeds opgedane ervaring op terrein van hulp aan huis in Tilburg zijn hieromtrent zeer positief. Dit betekent dat er vanaf 1-1-2015 (voor nieuwe cliënten) drie tarieven gelden voor het PGB: a) tarief voor geregistreerde zorgaanbieder b) tarief voor zzp'er c) 3.4. tarief voor informele zorg 100% Zorg in Natura 75% Zorg in Natura (kostprijs van ZIN, minus deel overhead) 50% Zorg in Natura (afgeleide van het brutoloon van een medewerker in dienst van een zorgaanbieder (ZINtarief - 50%). Eigen bijdrage De Wmo voorziet in de mogelijkheid voor gemeenten een eigen bijdrage te vragen aan burgers wanneer zij gebruik maken van een zgn. maatwerkvoorziening. Dit zijn ondersteuningsvormen waar een beschikking onder ligt. Omdat de keuze voor het vragen van een eigen bijdrage voor nieuwe Wmo-taken grote invloed heeft op de begroting (hiermee worden inkomsten gegenereerd) nemen we in deze nota het principe besluit om een eigen bijdrage te vragen aan burgers die van de gemeente een maatwerkvoorziening ontvangen. Nadere uitwerking en de regelgeving hieromtrent volgt in het najaar 2014 bij de besluitvorming over de Wmo-verordening. 3.4.1. Continuering huidige situatie Burgers die op dit moment gebruik maken van AWBZ-zorg betalen op dit moment een eigen bijdrage. Het vragen van een eigen bijdrage zullen deze burgers daarom niet ervaren als een nieuwe belasting. 3.4.2. Bewustzijn en kritische houding burgers Het vragen van een eigen bijdrage voor zorg en ondersteuning blijkt een effectieve manier om een kritische houding van burgers te bevorderen over de kwaliteit en kwantiteit van ondersteuning die zij krijgen. Een kritische houding van de burger is essentieel voor het bereiken van resultaten, het verbeteren van de kwaliteit en het verminderen van de totale ondersteuningsvraag. 3.4.3. Extra inkomsten Op basis van de meicirculaire becijferen we de inkomsten uit de eigen bijdragen van nieuwe Wmo taken in 2015 op € 3.800.000. Met deze inkomsten wordt de bezuinigingstaakstelling verminderd en dat biedt hiermee een belangrijke bijdrage in het behoud van kwaliteit en betaalbaarheid. 3.5. Inkoopproces In het ontwerpplan Wmo is aangekondigd dat wij een tweeledig inkoopproces 2 doorlopen: één transitiearrangement voor huidige AWBZ-cliënten en één proces voor burgers die in 2015 voor het eerst een ondersteuningsvraag stellen of een herindicatie krijgen. Voortschrijdend inzicht is echter dat we het inkooptraject voor huidige en nieuwe ondersteuningsvragen beter kunnen combineren. Daarentegen is het wel een vierledig inkoopproces, zoals weergegeven in de onderstaande tabel: Tabel: vierledig inkoopproces Continuïteit zorg voor huidige AWBZ-gebruikers Nieuwe ondersteuningsvragen en her-indicaties vanaf 2015 PGB § 3.5.1. § 3.5.2. Zorg in natura; kleinere aanbieders § 3.5.3. Zorg in natura; grote aanbieders § 3.5.4. 3.5.1. Persoonsgebonden Budget, continueren van zorg Een PGB is een budget dat burgers ontvangen om zelf zorg in te kopen. De continuïteitsverplichting bij de decentralisatie betekent voor hen dat zij in 2015 hetzelfde bedrag ontvangen als in 2014, totdat hun huidige indicatie afloopt (maximaal tot 31 december 2015) en zij - op basis van een gesprek met een frontlijnmedewerker - een nieuwe indicatie hebben ontvangen. Voorbeeld 2a: mevrouw De Vries heeft een PGB van € 3.000 met een indicatie tot 1 juni 2015. Zij koopt hiervoor 3 dagdelen dagbesteding in bij een zorgboerderij. Mevrouw De Vries behoudt het recht op dit PGB tot 1 juni 2015 en zal dan met de Frontlijn moeten overleggen over (de hoogte van) een nieuw PGB 2 Waar in deze nota gesproken wordt over 'inkooptraject' bedoelen we het totale proces dat leidt tot bekostigingsafspraken, inclusief PGB, subsidies en aanbestedingen 3.5.2. Persoonsgebonden Budget, nieuwe ondersteuningsvragen en herindicatie Ook in de nieuwe Wmo kunnen volwassenen onder voorwaarden kiezen voor een PGB in plaats van zorg in natura (ZiN). De voorwaarden voor toekenning van een PGB en de wijze van uitbetaling veranderen door de nieuwe wettelijke regels. De frontlijnmedewerker bepaalt, op basis van een gesprek met de burger, de hoogte van het PGB. Verder regelt de gemeente de administratieve handelingen met de SVB, die de trekkingsrechten beheert. De gemeente geeft tevens de beschikking af. Hiermee wordt het gebruik van het PGB vereenvoudigd en minder fraudegevoelig. De hoogte van het PGB wordt bepaald op basis van een kostprijstabel. Hiermee borgen we gelijkheid voor burgers en gelijke voorwaarden voor PGB en ZiN-aanbieders. Voorbeeld 2b: mevrouw De Vries stelt (na afloop van haar PGB-indicatie) een ondersteuningsvraag in de Frontlijn. Hier wordt besproken hoe zij goed ondersteund kan worden. Besloten wordt dat mevr. een PGB krijgt van € 2.500.De hoogte van het budget wordt bepaald door de frontlijnmedewerker op basis van onze kostprijstabel. Het budget wordt beheerd door de Sociale Verzekeringsbank. De zorgaanbieder van haar keuze kan hier de zorg declareren. 3.5.3. Eenmalige inkoop 2015 voor continuïteit van zorg ZiN-aanbieders Er is op dit moment een substantiële groep zorgaanbieders die een contract heeft met het zorgkantoor, maar slechts aan een klein aantal Tilburgers zorg biedt. Zoals aangegeven in het ontwerpplan Wmo, zijn wij niet voornemens om voor de langere termijn met al deze aanbieders contracten af te sluiten, omdat: - het vernieuwde PGB een uitstekend alternatief biedt; de frontlijnmedewerker kan de burger helpen bij het inkopen bij deze zorgaanbieders en het is aanzienlijk eenvoudiger voor burgers om om te gaan met het nieuwe PGB. Bovendien loopt de betaling aan de aanbieder via de SVB; - er geen kostprijsnadeel meer is; de kostprijs van ZiN en PGB wordt voor soortgelijke zorgaanbieders gelijkgesteld, anders dan in de huidige AWBZ-situatie; - het beheren van een groot aantal kleine contracten arbeidsintensief is en daarmee kostenverhogend; In verband met continuïteit van zorg willen we Tilburgers die nu AWBZ-zorg ontvangen van deze aanbieders wel de mogelijkheid bieden om deze zorg ook bij hun huidige aanbieder te ontvangen. Dit kan - zonder herindicatie - echter niet automatisch op basis van een PGB. Dit wordt niet gezien als continuïteit van zorg. We bieden deze zorgaanbieders daarom de mogelijkheid om de huidige zorg te continueren, gedurende de looptijd van de indicatie van de burger (maximaal tot 31 december 2015). Hiervoor starten we een eenmalig inkoop proces vanaf september 2014 waarbij zorgaanbieders eenmalige aanvraag doen. hanterenbegeleiding we nieuwe Voorbeeld 3: dhr. een Peters heeft een indicatie tot 1kunnen januari 2018 voorHierbij 2 uur individuele per week. kostprijzen Hij krijgt dezevoor zorg Wmo-ondersteuning. van een zorgaanbieder die aan maar 5 andere Tilburgers zorg biedt. Tilburg sluit een overeenkomst met de zorgaanbieder voor het continueren van de zorg die dhr. Peters ontvangt in 2015. € 3. Voor continuering van zorg in 2016 moet dhr. Peters eind 2015 naar de Frontlijn. Hier wordt besproken hoe hij goed ondersteund kan worden. Besloten wordt dat dhr. Peters een PGB krijgt, dat beheerd wordt door de Sociale Verzekeringsbank. Indien hij dit wenst kan hij bij dezelfde zorgaanbieder ondersteuning blijven krijgen. Indien nodig kan de Frontlijnmedewerker dhr. Peters ondersteunen bij het maken van afspraken met de zorgaanbieder. Voorbeeld 4: dhr. Van Dam heeft een indicatie tot 3 mei 2015 voor 3 uur individuele begeleiding per week bij dezelfde aanbieder als dhr. Peters. Voor hem geldt hetzelfde als voor dhr. Peters, maar hij zal eind april 2015 al een gesprek met de Frontlijn aangaan. 3.5.4. Enkelvoudige onderhandse aanbestedingen Ondersteuningsketen PSY, Som/PG, LVB, NAH De kunst is om los te komen van het oude aanbod-denken in de AWBZ (denken in termen van een uitgebreid palet van specifieke vormen van ondersteuning) en in plaats daarvan te denken in termen van (brede) doelgroepen. Dit dwingt ons te denken vanuit de vraag van burgers en zijn of haar ondersteuningsbehoefte en het inzetten op de specifieke mogelijkheden die binnen de deelpopulatie aanwezig zijn voor transformatie. Door optimalisering van de ondersteuningsketen wordt het ontzorgen van de burger en daarmee kostenreductie bereikt. Mede op aangeven van de aanbieders willen we werken vanuit een ketenaanpak. Hierbij maken we met aanbieders afspraken op basis van een gemiddelde inzet/gemiddeld bedrag per burger, voor meerdere burgers (doelgroep) tegelijk. Voorwaarde voor het denken in ondersteuningsbehoefte van doelgroepen is dat er sprake moet zijn van voldoende homogeniteit van de problematiek enerzijds en voldoende onderscheidend vermogen ten opzichte van andere groepen. De begrenzing van de doelgroepen uit ons Wmo Ontwerpplan wordt bevestigd door de aanbieders tijdens de marktconsultatie. Tegelijkertijd blijkt uit de marktconsultatie, in combinatie met kostprijsonderzoek, dat voor de onderbouwing van het inkoopproces verdere nuancering in de vorm van cliëntprofielen met daarbij behorende kostprijzen nodig is. Binnen de verschillende doelgroepen zijn de verschillen in de ondersteuningsbehoefte te groot om voor alle burgers binnen een groep één tarief vast te stellen. Daarom zijn door ons een aantal cliëntprofielen opgesteld. Hierdoor wordt een bekostigingsstructuur mogelijk die sterk vereenvoudigd is ten opzichte van de huidige financiering, bijdraagt aan ontzorgen en innovatie, maar ook rekening houdt met verschillen. We komen hierbij uit op de onderstaande cliëntprofielen: Tabel: Deelpopultaties en cliëntprofielen Deelpopulatie Cliëntprofiel Mensen met een psychisch/psychiatrisch probleem Psychische problematiek, licht en middel Psychische problematiek, zwaar Beschermd wonen Mensen met een licht verstandelijke beperking LVG licht LVG middel LVG zwaar Mensen met (psycho-) geriatrische problemen PG65+ Som 65+ Som 65- (progressieve aandoeningen) Mensen met Niet aangeboren hersenletsel NAH We kiezen voor een aanbesteding conform het advies van het TransitieBureau van de VNG en VWS en de landelijke praktijk. Bij (specialistische) ondersteuning gaat het om een dienstverlening die aan te merken is als een 2B dienst (o.a. gezondheids- en sociale diensten, diensten voor recreatie, cultuur en sport en diensten voor het onderwijs- en beroepsonderwijs). Voor deze diensten staat de wetgeving (Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Bao)) een lichter regime toe wat betreft de voorschriften voor de technische specificaties en de voorschriften. Ook kiezen we voor een onderhandse aanbesteding, waarbij wij zelf een of meerdere aanbieders benaderen. Deze keuze wordt ingegeven door de huidige samenstelling van de markt waarin een beperkt aantal aanbieders de zorg levert voor het overgrote deel van de burgers. Wij benaderen hierbij de aanbieders die op dit moment al aan voldoende burgers ondersteuning bieden om te bekostigen op basis van gemiddelden. Wanneer een aanbieder te weinig burgers ondersteuning biedt, is het risico groot dat incidentele uitschieters in zorgvraag (minder of meer) een te grote invloed hebben op de continuïteit van zorg. Voorbeeld 4: mw. Kilic heeft een indicatie tot 24 september 2015 voor 4 uur individuele begeleiding en 3 dagdelen groepsbegeleiding per week. Zij krijgt deze zorg van een grote zorgaanbieder in Tilburg die aan 200 Tilburgers met eenzelfde type beperking zorg biedt. Wij sluiten een contract af met deze aanbieder om haar ondersteuning te continueren. Haar huidige zorgaanbieder bepaalt samen met mw. welke ondersteuning nodig is, hoe ontzorgd kan worden en mw. geholpen kan worden om zo zelfredzaam mogelijk te zijn. De aanbieder ontvangt voor alle 200 burgers eenzelfde- vooraf vastgesteld- bedrag dat is gebaseerd op de gemiddelde inzet bij deze doelgroep. mw. Kilic hoeft niet naar de Frontlijn, ook niet als haar indicatie afloopt Zij bespreekt met haar begeleiders hoe haar ondersteuningsplan eruit ziet,waarna haar aanbieder een nieuwe indicatie opstelt. Als mw. Kilic naar een andere aanbieder of een PGB wil, kan zij in gesprek gaan met de Frontlijnmedewerker. Voorbeeld 5: dhr Kuypers stelt op 3 maart 2015 een ondersteuningsvraag aan de Frontlijn vanwege zijn dementie. De Frontlijnmedewerker bespreekt met hem (en zijn familie) welke ondersteuning nodig is. Er wordt besloten dat dhr. Kuypers intensieve ondersteuning nodig heeft. Hij kan samen met de frontlijnmedewerker besluiten gebruik te maken van het PGB, of kiezen voor een van de grote aanbieders waarmee wij een ketencontract hebben afgesloten. 4. Risico's Enkele met elkaar samenhangende zaken bepalen de financiële risico's voor de uitvoering van de Wmo in 2015: • De omvang van de vraag in 2015 is geraamd op de huidige inzet in de AWBZ. De daadwerkelijk ondersteuningsbehoefte laat zich lastig bepalen. Hiertoe behoort ook de onduidelijkheid over de daadwerkelijk behoefte van burgers die nu wel een indicatie hebben voor AWBZ-zorg, maar die hiervan geen of minder gebruik maken; • Burgers behouden in 2015 eerder verworven rechten op bepaalde voorzieningen, tenzij zij verleid worden hiervan afstand te doen. De mate waarin wij erin slagen burgers te verleiden is lastig in te schatten; • Door sociaal-demografische en economische ontwikkelingen, gecombineerd met de afbouw van AWBZ-voorzieningen, verwachten wij een groei in de behoefte aan Wmovoorzieningen. De gevolgen van het nieuwe (AWBZ)beleid laten zich lastig bepalen. Het financieel risico is hierdoor moeilijk te bepalen; • Veranderende wetgeving, op dit moment zijn er diverse discussies gaande over verandering van wetgeving die van invloed is op de uitvoering van de Wmo. Met name rondom de uitvoering van hulp bij het huishouden, zoals de eventuele afschaffing van de regeling dienstverlening aan huis; • Wij hanteren bij de inkoop van ondersteuning maximale kostprijzen die lager zijn dan de huidige tarieven. Er bestaat een risico dat zorgaanbieders niet akkoord gaan met de lagere tarieven waardoor de inkoop stokt. Deze samenhangende risico's worden als volgt beperkt: 5. • Keuzevrijheid leidt mogelijk tot grote verschuivingen tussen aanbieders en/of tussen PGB en ZiN; Daarom wordt gefinancierd op basis van werkelijk gerealiseerde inzet. Zo kunnen we meebewegen met de vraag van de burger en betalen we niet voor ondersteuning die niet geboden wordt. • Onvoorziene toename ondersteuningsbehoefte; er wordt voorzien in een bestedingsreserve binnen het sociale domein. • De kostprijzen komen tot stand op basis van objectief onderzoek en ramingen naar de verwachte effecten. Op basis hiervan zijn wij overtuigd dat we tot reële kostprijzen komen. Kosten en dekking Bij besluitvorming over de programmabegroting 2015 worden definitieve besluiten genomen over de inzet en reservering van middelen. Echter, om meer sturing te geven aan het inkoopproces is het noodzakelijk (onder voorbehoud) reserveringen te maken. Dit geeft richting aan de inkoopprocessen en biedt aan burgers en zorgaanbieders een meer concreet beeld van de decentralisatie en taakstellingen in Tilburg. Dekking voor de onderstaande reserveringen vindt plaats uit het sociaal deelfonds. 5.1. Uitvoering ondersteuning Verreweg het grootste deel van het budget in 2015 is bestemd voor de uitvoering van ondersteuningsactiviteiten voor burgers, die met name bekostigd wordt via het PGB en de ondersteuningsketens. Daarnaast reserveren we een budget voor het uitvoeren van pilots/innovatie; bijvoorbeeld rondom arbeidsmatige dagbesteding. Tevens reserveren we een werkbudget voor de frontlijn en het zorg- en veiligheidshuis voor de organisatie van ondersteuning, anders dan in deze nota voorgesteld. We voorzien hiermee in de mogelijkheid ten allen tijde maatwerk te kunnen bieden. Voor Hulp aan huis geldt dat we het verwachte tekort in 2015 ten laste brengen van het positieve resultaat van 2014. 5.2. Organisatie- en uitvoeringskosten van de gemeente/frontlijn De uitvoering van de nieuwe ondersteuningstaken brengt een forse toename van de gemeentelijke (/frontlijn) organisatie- en uitvoeringscapaciteit met zich mee. We reserveren daarom voorlopig 2% van het nieuwe budget uit het Sociaal deelfonds voor organisatie en uitvoeringskosten. Op basis van een nader onderzoek doen wij hierover bij de programmabegroting 2015 concrete voorstellen. Tabel: Nieuwe middelen voor Wmo vanuit sociaal deelfonds Decentralisatie Lokaal Budget Zorgkosten € 19.587.500 Raming eigen bijdragen € -1.000.564 Werkbudget frontlijn € 200.000 Werkbudget Zorg- en Veiligheidshuis € 200.000 Reservering Innovatie & Pilots € 400.000 Uitvoering- en Organisatiekosten € 1.000.000 € 235.000 € 20.386.910 € 40.671.200 totaal 6. Beschermd Wonen € 43.258.065 € -2.821.890 Vervolg Op basis van deze nota starten we het inkoopproces voor Begeleiding, Persoonlijke Verzorging en Beschermd Wonen 2015. In het onderstaande hoofdstuk geven we aan hoe de communicatie naar aanbieders hieromtrent wordt vormgegeven. Op basis van deze nota bereiden we de inkoop verder voor. In de eerste week van oktober zijn alle contracten afgesloten en volgt een nader proces van inrichting en afstemming met aanbieders ter voorbereiding op de decentralisatie per 1 januari 2015. Onderdeel hiervan is de communicatie met cliënten en het omzetten naar Wmo-beschikkingen. In november bieden we de gemeenteraad de Wmo-verordening en het Wmo-beleidsplan ter besluitvorming aan. 7. Communicatie Deze nota bevat belangrijke (proces)informatie voor met name de zorgaanbieders. We brengen deze informatie op verschillende manieren onder hun aandacht. Op 10 juli a.s. is er een informatiebijeenkomst voor alle aanbieders. Hier worden zij geïnformeerd over de besluiten en het vervolg van het inkoopproces en kunnen zij hier vragen over stellen. Deze informatie, inclusief de meest gestelde vragen en antwoorden, wordt ook opgenomen op de (inkoop)website www.zorginregiohartvanbrabant.nl, waarnaar verwezen wordt in onder meer mailings aan de (bij ons bekende) zorgaanbieders en via nieuwsberichten op www.tilburg.nl en op de sociale media. De zorgaanbieders waarmee de gemeente het traject van de onderhandse aanbesteding aangaat, ontvangen hier in augustus 2014 persoonlijk bericht over. Vanaf september 2014 benaderen we de overige huidige zorgaanbieders met de oproep een eenmalig inkoopverzoek in te dienen voor 2015. De aanbieders die een actieve bijdrage hebben geleverd aan de marktconsultatie ontvangen schriftelijk een kopie van deze nota Inkoopplan Wmo 2015.
© Copyright 2024 ExpyDoc