flyer grote kerk2

(1680-1757). Bovenaan staat met grote letters: MDCCLVII. Het jaartal 1757.
Onderaan lezen we: Obiit den XVII Februari, wat wil zeggen: gestorven 17 februari.
De kwartieren dragen de namen van zijn voorouders. De rouwkas werd kort na de
dood van Johan van Echten in de Kruiskerk gehangen en verdween uit de kerk in
1795. In juni 1975 werd het door de nazaten, de familie Van Holthe tot Echten, terug
gegeven aan de kerk. Let u nog even op de tegel in de vloer, de herinnering aan
hun grafkelder, als u naar het liturgisch centrum loopt? De kelder zat onder het hele
plateau en nog daarvoor.
De oudste zilveren avondmaalsbekers zijn goed opgeborgen. De kerk is in het bezit
de
van een beker uit de 17 eeuw, die aanvankelijk in Echten werd gebruikt. Hij is
vervaardigd door de Meppeler zilversmid Bartolomeus Berentsz ter Maet. Een
tweede zilveren avondmaalsbeker kwam in 1720, als geschenk van de
Hoogeveense bevolking. De beker werd gemaakt door Jan Berents Rombouts.
Momenteel wordt bij het avondmaal gebruik gemaakt van nieuw servies en oude
borden. In 1856 verwierf de kerk elf zilveren avondmaalsborden, waarop we lezen:
“Anno 1856. Geschenk van Mr. A. Witsenborg Aan De Herv. Gemeente Te
Hoogeveen”.
Op de preekstoel vinden we een kansel-Bijbel uit 1682. Voorin de bijbel lezen we:
“Albertina Ymker. Een geschenk van mijn geliefde echtgenoot.” De Bijbel is
waarschijnlijk na haar overlijden aan de kerk geschonken. De Het gaat hier om een
zogenaamde Keurbijbel. De Statenbijbel werd gedrukt ’te Dordrecht by Hendrick en
Jacob Keur en t’ Amsterdam bij Marcus Doornick in compagnie anno 1682’. De
kansel is vervaardigd in 1804, door Gerrit Bijleveld en Harm Bouhuis.
DE ‘GROTE KERK’
©Albert Metselaar, 2010
[email protected]
De
Grote
Kerk
van
Hoogeveen ontstond in de
jaren
1801-1804,
door
uitbouw van een veel ouder
gebouw. Onder de vloer van
de huidige kerk liggen nog
de fundamenten van deze
Kruiskerk. Dat was een kerk
in de vorm van een Grieks
kruis, met armen van gelijke
lengte. Met de bouw van de
Kruiskerk werd begonnen in
1652. De initiatiefnemer tot
de bouw was Johan van
Echten. Hij was de zoon van
Roelof van Echten, die op
kerkelijk
gebied
alleen
geïnteresseerd was in de
ontwikkeling van Echten.
De contouren van de kerk
uit de jaren 1652-1766 en
de verbouwingen.
De huidige innerlijke en uiterlijke kenmerkten dankt de Grote Kerk voor een deel
aan de restauratie uit de periode 1967-1969. Uit die periode stammen o.a. het
huidige liturgische centrum, de kroonluchters, de stoelen voorin de kerk en de grote
stoep op de westzijde. Zowel op de west- als op de oostzijde zijn enkele ramen toen
dichtgemetseld. Kleine gevelsteentjes, ingebracht in metselwerk aan de buitenkant,
herinneren er nog aan. Dit was gedaan om hinderlijke lichtval in de kerk te
verminderen. In 1970 werd een nieuw hardstenen doopvont op het liturgisch
de
centrum geplaatst, met daarin verwerkt een 18 eeuws doopbekken. In het koperen
doopbekken staan letters: Lukas T.S. anno 1789. Het verhaal erachter is een
persoonlijk drama, dat met de gift van dit doopbekken tot klaarheid werd gebracht.
De meid van koperslager Lukas Ter Stege beviel van een zoon, waarvan achteraf
de zoon van de koperslager de vader bleek. In de kerk werd alles in orde gemaakt.
Zijn zoon trouwde nog voor de doop van het kind met de dienstmeid. Vader Lukas
Ter Stege bracht de kerk een nieuw doopbekken.
De architect was Henrik
Rusius. Bouwmeester was
Mr. Egbert Gerrits van
Benthem, die ook de toren
ontwierp. De kerk werd
deels betaald uit een fonds
voor kerk, school en armen, ‘Ad Pios Usus’ (Ter Ere Gods), en deels uit giften. Van
die kerk, met een grafkelder voor de adellijke familie Van Echten, resten ook nog
enige zandstenen ornamenten, verwerkt in de huidige buitenmuren. Bij het
liturgisch centrum herinnert een vloertegel aan de grafkelder. De kelder zelf is
dichtgestort bij de restauratie van de kerk.
Oud en nieuw verenigd, in het doopvont en het doopbekken, maar zo is het ook met
de kerk zelf. Steeds weer zijn er kleine veranderingen nodig om het gebouw voor
nieuwe generaties bruikbaar te houden. Een verandering die nu ook ’s avonds te
zien is: sinds 2002 is de kerk van buiten verlicht. Steeds weer leren we ook
ontdekken dat al die veranderingen niets afdoen aan het doel waarvoor deze kerk
gebouwd is: de ontmoeting van de Heer met zijn gemeente. Dit kan in alle stilte, op
momenten dat de kerk open is, of door actieve deelname aan een kerkdienst.
De oudste delen van de kerk in zijn huidige vorm stammen uit 1766. We vinden
deze terug in de westgevel van het gebouw. Dat jaar werd de korte westvleugel
van de Kruiskerk flink verlengd en verbreed. Onder de gevelsteen, die herinnert
aan de bouw in 1652 en de vergroting van 1766, zat vanaf dat jaar de centrale
ingang. De gevelsteen zelf werd eveneens geplaatst in 1766. Oorspronkelijk stond
daar veel meer op dan nu nog leesbaar is. Er is in rekeningen sprake van een
‘wapenstuk’. Het wapen van de familie Van Echten en teksten waarin ze als
bouwers of verbouwers genoemd werden, werden weggekapt in 1795. In de Franse
Tijd moesten alle herinneringen aan de adel uit de kerk verdwijnen.
De beide deuren in de huidige westgevel stammen uit 1801, maar op de muurdelen
tussen de buitenste pilasters na zijn de stenen vooral uit 1766. Als u voor de
westgevel staat, loop dan ook eens naar de beide buitengevels. U ziet hier op beide
zijden een gevelsteen uit 1801. Deze stenen herinneren aan de verbouwing van dat
jaar, en geven datum en eerste-steen-leggers weer. De verbouwing van dat jaar
was hard nodig. Het dorp Hoogeveen breidde zich steeds verder uit, en de
toenmalige bestuurders wilden nog niet meewerken aan kerkstichting in de velden,
zodat men de bestaande kerk nogmaals moest vergroten. De kerk was trouwens in
die dagen niet eigendom van een Kerkvoogdij, maar van de Algemene Compagnie
van de 5000 Morgen. In 1804 werd de kerk opnieuw vergroot. Gevelstenen die
daaraan herinneren vindt u op de oostzijde van de kerk. De aannemer was Harm
Claas Bouhuis. Op de ‘eerste steen’ van dat jaar lezen we “MDCCCIV VOOR DE
DERDE MAAL VERGROOT DE EERSTE STEEN GELEGT DOOR DE HOOFD EN
MEDEDERECTEUREN DE HEEREN R.O VAN HOLTEN HEER VAN ECHTEN
HM.WARMELS H.A.KOSTER MR. A. STEENBERGEN WR.DE JONGE DEN XII
MEI MDCCCIV” Het ging hier om directeuren van de Algemene Compagnie van de
5000 Morgen. De steen is een van de weinige tastbare herinneringen aan deze
compagnie in Hoogeveen. De Compagnie was tot 1840 eigenaar van de kerk. Toen
pas werd het gebouw overgedragen aan de Kerkvoogdij.
Let u ook op de opvallende tekening in de achtergevel, de oostgevel. U zult daar
namelijk een puntdak kunnen herkennen, alsof er een gebouw tegenaan heeft
gestaan. Dat was dus ook zo. Op 10 maart 1881 werd de eerste steen gelegd voor
een predikantenkamertje, een consistorie. De predikant kon bij de kansel komen via
een deur, die net onder de preekstoel uitkwam in de kerk. Het gebouwtje was
uiteindelijk zo gammel dat het ingestort is bij de restauratie van de kerk (19671969). De deur werd dicht gemaakt. De kerkenraad kreeg een ruimte achter in de
kerk.
Op de zuidkant van de kerk vindt u, op het voormalige kerkhof, een prachtige boom.
In het hekwerk rond de boom leest u de datum 31 augustus. Op 31 augustus 1898
de
werden er in Hoogeveen vier Wilhelminabomen geplant. De aanleiding was de 18
verjaardag, en daarmee het meerderjarig worden, van koningin Wilhelmina. Na de
dood van haar vader, koning Willem III, was haar moeder Emma enige jaren
regentes geweest. Na 31 augustus 1898 kon ze formeel de regering op zich nemen.
De Wilhelminaboom bij de Grote Kerk is als enige nog over van de vier
Wilhelminabomen. Als u toch bij de Wilhelminaboom staat, kijk dan eens naar de
zonnewijzer op de zuidzijde van het gebouw. We lezen daarop:: ’Hend. Casp.
Dekker Fecit 1804’, oftewel: Hendrik Caspers Dekker heeft me gemaakt in 1804.
Hendrik Caspers Dekker was niet als aannemer bij de kerk betrokken, want dat was
Harm Bouhuis. De tekst zegt ook niet wie de zonnewijzer geschonken heeft en of hij
wel geschonken is.
Hebt u al naar het torentje gekeken? De geschiedenis ervan tot 1806 is helaas vrij
onbekend. De Kruiskerk had een toren. De kerk van 1766 ook. De in 1801 en 1804
gebouwde opvolger daarvan aanvankelijk niet. In 1806 werd een torentje met
uurwerk gekocht in Haarlem, dat een tijdje op het voormalige stadhuis had
gestaan. Waar het daarvoor gebruikt werd, is onduidelijk. Het torentje moet
omstreeks 1720 gebouwd zijn. De beide bronzen klokken hebben een eigen
geschiedenis die nog veel ouder is, en die eveneens volkomen onbekend is. We
vinden op de grootste klok als randschrift vermeldt: F: Et P: Hemony Me Fec
Sutphaniae Anno Domini MDCXLIX. Dit betekent: F. en P. Hemony hebben me
gemaakt in Zutphen in het jaar des Heren 1649. Francois en Pieter Hemony waren
de beroemdste bronsgieters van hun tijd. De tweede klok is jonger, en de herkomst
is volledig onbekend. Op de rand lezen we Soli. Deo. Gloria. 1680.
De westgevel van de kerk, zoals die eruit zag na de verbouwing van 1766.
Genoeg over de buitenkant van
de kerk. Als u via de westelijke
ingangen naar binnen wandelt,
komt u via een portaal uit in de
kerkzaal. Tegen de wand ziet u
een serie foto’s, die verhalen
over de bouwgeschiedenis. Een
lijst geeft inzicht in de
predikanten die de gemeente
hebben gediend. Opvallend is
de grote trommel. Omdat de
eerste predikant onregelmatig
aanwezig was liet men in de
e
17 eeuw de tamboer van de
plaatselijke burgerwacht als
dorpsomroeper de ronde doen
wanneer
er
gekerkt
kon
worden. Deze traditie bestaat
nog steeds, maar nu alleen bij
bijzondere kerkdiensten.
In 1843 werd het huidige orgel
in de kerk ingebouwd door J.C. Schreur en Zn. uit Zwolle, met oorspronkelijk 20
stemmen en aangehangen pedaal. Erg best was het niet, want in 1861 werd de
her P. van Oekele en Zn. gevraagd het orgel te vergroten en er een "vrij pedaal"
met 5 stemmen aan te maken. Het orgel is versierd met zes gipsen beelden. De
bovenste drie beelden zijn zinnebeeldige voorstellingen van geloof, hoop en liefde.
De onderste beelden stellen een harpspelende David en twee trompetblazende
engelen voor. Terwijl de aardse gemeente Psalmen zingt, en daarin begeleid wordt
door het orgel, spelen de harpspelende tekstdichter David en trompettende
engelen in de hemel op de achtergrond mee, lijkt de voorstelling te willen zeggen.
Dit zijn trouwens geen bazuinen, want dat waren dierenhoorns, veelal ramshoorns.
Als u door de kerk naar het liturgisch centrum wandelt – hoofdzakelijk tussen
zuilen die nog uit 1766 stammen – ziet u aan uw linkerhand een zogenaamde
‘rouwkas’ hangen. Het centrale wapen met drie vliegende adelaars is dat van de
familie van Echten. De rouwkas herinnert aan Johan, baron van Echten tot Echten