Artikel uit het Droomjournaal Herfst 2005, uitgave van de Vereniging van de Studie van Dromen Dromen Brein en Betekenis Schrijver: Uitgeverij: Harry Stroeken Boom in Amsterdam, 2005 ISBN 90 85061237 NUR 770 Boekbespreking door H.A.C.Kamphuisen, ”Dromen maken nieuwsgierig”, zegt de auteur. Ze liggen aan de rand van onze geest en vormen ons privé-theater. Het is in de eerste plaats een brief aan de dromer zelf. Maar, wil ik antwoorden, je schrijft hem niet bewust, het is eerder een verspreking dan een gesprek. Een droom overkomt je. Iedere nacht. Ook als je ’s morgens meent niet te hebben gedroomd tonen je hersenregistraties dat je wel degelijk alle elektrofysiologische verschijnselen hebt doorlopen die gewoonlijk met dromen gepaard gaan. Toch is de “niet-dromer” geen leugenaar, maar hij of zij heeft gewoon geen enkele herinnering aan de “geschreven brief”. Als de brief al gepost is, dan is hij in ieder geval niet gelezen. Sigmund Freud vond dat de droom de ware weg was naar het onderbewustzijn en dat derhalve de droom je ware bedoelingen kon openbaren en als je die niet begreep deze via een deskundige droomduiding (1899) kon worden verhelderd. Dit is natuurlijk maar beeldspraak en mogelijk niet eens zo’n goede, maar de enige die via de droom de eigen werkelijkheid kan duiden is de dromer zelf. Een goede psychoanalyticus is daarbij slechts “helper” en ’t liefst zo lang mogelijk luisteraar met vragen naar associaties. Ik heb mij altijd afgevraagd of Freud dat wel voldoende kon. Hij was in mijn ogen daarvoor een beetje te autoritair, meer een analysant dan een syntheticus.Stroeken noemt zich Freudiaan, maar ik ontmoette zelden een tolerantere. En uit de gesprekken die ik met hem had kreeg ik gemakkelijk meer bewondering voor de grootse vondsten die Freud gedaan heeft over mechanismen die in het onderbewuste een rol spelen zoals verdringing, verschuiving, symboolgebruik. De ambiance c.q. sfeer waarin de droombeelden zich voordoen, de synchroniciteit en beeldvermengingen zijn allemaal verschijnselen die het nodig maken dat aan het begrijpen van dromen gewerkt wordt. Er zijn soms lange “montages” nodig voor het gedroomde begrepen kan worden. Freud heeft veel aandacht gegeven aan zijn eigen dromen (zelfreflecties) en heel nauwkeurig dromen bestudeerd van bekende literaire personen, van historische grootheden en bijbelse dromen. Voor het leren begrijpen van dromen is het zeker van belang kennis te nemen van de grote ontdekkingen die Freud deed over de wijze waarop het bewuste en onbewuste zich uitdrukken en de betekenis die versprekingen, vergissingen en grappen kunnen hebben. Aan dat wat in de bijbel aan droomuitkomsten wordt verteld hebben we voor een beter begrip van dromen niet zoveel en ook Artemidorus, de Griekse ‘droomdokter’ uit de Romeinse gouden eeuw (de 2e eeuw na Christus) heeft wel veel droomsystematiek genoteerd, maar hij kwam niet verder dan te vertellen dat een droom van een slaaf een geheel andere betekenis had dan de identieke droom van zijn meester. Ook de ontdekking van de REM-slaap door Kleitman en Aserinsky in 1953 bracht ons niet het antwoord op de veelvuldig gestelde vraag “waarom dromen wij eigenlijk?” Dromen zijn voor de ziel vermoedelijk uitlaatkleppen, maar waarom de hersenen zich van deze specifieke, neurotransmittergereguleerde fase op een zeer systematische wijze bedienen is nog steeds niet helder. De verklaringen gaan momenteel om twee mogelijkheden, te weten: onderhoud en groei en regulering van de geheugenfunctie. We leerden van Kleitman en Aserinsky vooral dat de hersenfase waarin na een periode van diepe slaap plotseling snelle oogbewegingen voorkomen het stadium is waarin in meer dan 80% der gevallen droombelevingen voorkomen. De hersenen zijn energetisch bezien zeer actief in deze fase en REM-slaapmomenten komen per nacht 5 tot 6 keer voor, zeg maar om de anderhalf uur. Ongeveer 25% van de slaap wordt aan dromen besteed en naarmate de ochtend nadert wordt de REMslaapperiode langer. Kijkend naar de slaapcyclus nemen we waar dat de diepe slaap vooral aan het begin van de nacht plaatsvindt (de slaapdruk is dan het grootst) en de REM-slaap overwegend aan het eind van de nacht. Maar waarom dat zo is (bij alle mensen en vrijwel alle zoogdieren) is nog steeds niet duidelijk. Sinds Aserinsky en Kleitman kunnen we de slaap ook fantastisch manipuleren, en hierdoor neemt het aantal theorieën over mogelijke betekenissen toe, maar niet de ware kennis. Het is goed dat Stroeken in zijn boek aandacht besteed aan deze elementen. Artikel uit het Droomjournaal Herfst 2005, uitgave van de Vereniging van de Studie van Dromen De Franse neurofysioloog Jouvet deed prachtige experimenten bij katten (de droomslapers bij uitstek) door elektroden in de pons (diep in de hersenen) te plaatsen en aldus door het toepassen van elektrostimulatie REM-fases te provoceren en te bestuderen wat er gebeurt. Het REM-centrum zit in de hersenstam, een oude, primitieve hersenstructuur die tal van basale functies herbergt, zoals het ademcentrum, hartritmecentrum, temperatuurcentrum en dergelijke. Kortom, allemaal centra die niet onder invloed van de wil staan. We dromen dus wel met behulp van onze hersenen zou je kunnen zeggen, maar niet met ons verstand. En alleen daarom al vind ik het boek van Stroeken zeer aanbevelingswaardig. Hij toont ons de problemen maar fantaseert geen goedkope oplossingen, daarvoor heeft hij zelf veel te veel intelligente vragen. Harry Stroeken is een professionele psychotherapeut met veel bewondering voor Sigmund Freud. Een Freud, ontdaan van de mystiek die wij hem al dan niet terecht hebben toegedicht. Wij dromen en wel iedere nacht en altijd weer over zaken die ons bezighouden en vooral over dingen die ons hebben geëmotioneerd. Dingen die heel vaak de tijdsordening niet volgen. Die te gek zijn voor woorden en te brutaal om te bespreken. Maar als we erover durven of willen spreken dan zijn wij de enige die er een persoonlij- ke betekenis aan kunnen geven. Een goede psychotherapeut luistert geduldig naar wat wij vertellen en vraagt of wij er zelf iets meer (associatief) over kunnen zeggen. Hij duidt niet maar “vraagt u af ”. Welnu, zo’n psychotherapeut is prof.dr. Harry Stroeken. Het was voor mij een vreugde hem recent persoonlijk te hebben leren kennen en vooral om samen met hem college te geven rond het thema “Waarom dromen we eigenlijk ?”. Het prettig en gemakkelijk te lezen boek bestaat uit vier delen. In het eerste deel schildert hij hoe het toegaat in een klinisch psychotherapeutische praktijk en hoe een korte droom kan leiden tot vele betekenisvolle associaties. Hij wil niet dwingend vertellen hoe het is maar zich met de dromer afvragen welke ‘metafoor’ uit de droom kan worden begrepen. Want een droom condenseert (verdicht) de gebeurtenissen heel vaak en verschuift ook de beelden nogal eens. De psychotherapeut helpt derhalve voorzichtig met ontraadselen. Deel twee gaat over Freud - Freudiana noemt de auteur het - en ook Jung komt ter sprake. In deel drie bespreekt de auteur de fysiologie van dromen en in het algemene deel komen heel veel facetten en vragen over soorten dromen, mogelijke algemene betekenissen bij kunstenaars, historische figuren (Homerus) en bij ‘bijbelse dromen’. Er worden veel dromen of droomfragmenten van patiënten / cliënten besproken. Hij besteed aandacht aan kampdromen, wensdromen en wat niet al. Wat je droomt ben je of kun je zijn. Dromen kunnen je zelfkennis verrijken. Tenminste als je ze wilt registreren. Het droomlaboratorium ben je zelf. Stroekens boek beschouw ik als een aanwinst, mooi uitgegeven ook.
© Copyright 2024 ExpyDoc