Sustainable Society Lustrum Brochure

Lustrum uitgave
Sustainable Society
Rijksuniversiteit Groningen
Rijksuniversiteit Groningen, al 400 jaar midden in de
maatschappij
De universiteit voelt zich sinds de oprichting in 1614 sterk
verbonden met de regio. In dit Lustrumjaar plaatste de
universiteit de oproep: “400 dagen voor 400 vragen”. Dit heeft
een groot aantal uiteenlopende en interessante vragen
opgeleverd. Het speerpunt Sustainable Society neemt in deze
Lustrum uitgave een aantal van deze vragen met een sterk
sociaal-maatschappelijk karakter voor haar rekening. Dit
steeds vanuit twee disciplines om meerdere invalshoeken te
belichten van het vraagstuk en om de rijkheid van wetenschap
te delen. Daarnaast plaatsen we een aantal onderwerpen in een
portret van wetenschap en samenleving.
Inhoud
Voorwoord (Wallage)
2 | Sustainable Society
3
Lustrumvraag agressie (Dijkstra)
4
Lustrumvraag agressie (De Boer)
5
Portret religie (Wilson)
6
Portret religie (Van der Veer)
7
Lustrumvraag 100% duurzaam (Olff)
8
Lustrumvraag 100% duurzaam (Steg)
9
Portret STINGS (Herman, Swart)
10
Portret STINGS (Moualhi, De Graaf)
11
Lustrumvraag arm/rijk (Timmer)
12
Lustrumvraag arm/rijk (Vonk)
13
Portret Participatie (Jans)
14
Portret Participatie (Grose, Ter Veen)
15
Lustrumvraag cultuurverschil (Groote)
16
Lustrumvraag cultuurverschil (Jensma)
17
Slotwoord (Wittek)
18
Contact/colofon
19
Voorwoord
In balans
Voor het Academiegebouw wapperen de vlaggen van Groningen, Friesland en
Drenthe. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Eigenlijk hangen ze er
– gegeven de leeftijd van de universiteit – nog maar kort. Ze symboliseren de
maatschappelijke inbedding van de RUG. Weliswaar vinden studenten en
onderzoekers uit de hele wereld hun weg naar onze universiteit, maar vlak de
regionale verankering niet uit.
Met de keuze voor Sustainable Society als speerpunt heeft de RUG het zich niet
makkelijk gemaakt. Dat de roofbouw op natuurlijke grondstoffen moet stoppen,
dat we duurzaam moeten produceren, dat is inmiddels een breed gedragen
thema geworden. Maar het begrip ‘duurzame samenleving’ zit nog lang niet bij
iedereen tussen de oren.
Toch vraagt de onbalans in de samenleving om diepgravend wetenschappelijk
inzicht. Hoe arbeidsmarkt en beloningssystemen zo in te richten dat we ouderen
niet voortijdig afschrijven en voor jongeren de afstand tussen leren en werken
soepel overbruggen? Hoe sociale cohesie veilig te stellen in een samenleving met
zulke grote verschillen in welvaart, culturele achtergrond, leeftijd? Hoe sociale
weerbaarheid te bevorderen in een wereld, waarin de publieke ruimte, oude en
nieuwe media de werkelijkheid lijken te vormen? En welke interventies van de
overheid dragen echt bij aan een samenleving in balans en welke niet?
Een universiteits-brede onderzoeksagenda bundelt de deskundigheid die de RUG
te bieden heeft. Dat stimuleert niet alleen onderzoekers hun bijdrage te leveren,
maar dat geeft ook profiel aan de RUG richting Brussel, Den Haag en de regio.
Want niet voor niets zijn de inspanningen in Europa gericht op het geven van
een impuls aan de economische groei op een duurzame manier, maar ook op een
samenleving die meer in balans moet komen.
Met de keuze voor het speerpunt Sustainable Society kiest de RUG positie: voor de
wetenschap ìn de samenleving. Dan vier je het lustrum niet omdat je zo oud bent,
maar vanwege de energie die je nog steeds bezit!
Jacques Wallage
Oud-burgemeester van Groningen, bijzonder hoogleraar aan de RUG en voorzitter van
de Raad voor het openbaar bestuur
Rijksuniversiteit Groningen | 3
Wetenschap
Lustrumvraag
appij
“Waarom heerst tegenwoordig bij bepaalde
groepen mensen het beeld dat de samenleving
vraag
agressiever is geworden en bij welke groepen?”
schap
Vraag ingestuurd door Emmy Hartog, 17 jaar uit Groningen
“Door internet zien we elke dag geweld”
Bij het stellen van deze vraag moeten we ons ten eerste afvragen: is de
samenleving echt agressiever geworden? Aanwijzingen voor een toename
in geweldsdelicten zou je moeten testen door te kijken naar het aantal
aangiftes. Of door mensen te ondervragen door middel van slachtofferenquêtes. Maar het gaat erom dat mensen ervaren dat de samenleving
agressiever wordt, of dat nu feitelijk klopt of niet. Je ziet vooral dat het angst
in het publieke domein betreft: agressie op het voetbalveld, in het verkeer,
jongeren die mensen een onveilig gevoel geven door rond te hangen bij
winkelcentra of speeltuintjes.
Dijkstra wijst erop dat we tegenwoordig veel meer blootgesteld
worden aan verhalen en vooral beelden van agressief gedrag.
Waar we vroeger afhankelijk waren van de krant en vanaf 1975
konden kijken naar Opsporing Verzocht, kun je tegenwoordig op
het internet continu geconfronteerd worden met foto’s, video’s en
verhalen van geweld. Denk aan de beelden van de mishandeling
door de “kopschoppers van Eindhoven”, die overal werden herhaald
en besproken. Vervolgens komt het onder een vergrootglas te
liggen, omdat het voor de media nu eenmaal een hot item is. Dit
kan voor mensen een bevestiging geven van hun gevoel dat er meer
agressiviteit is en dat het vroeger allemaal beter was. Het is echter
van alle tijden en we gaan weer over tot de orde van de dag als alles
tot in den treure is besproken.
Jan Kornelis Dijkstra is universitair hoofddocent bij Sociologie aan de faculteit Gedragsen Maatschappijwetenschappen
4 | Sustainable Society
Wetenschap
Lustrumvraag
“Een peuter is het meest agressief”
Het is een misvatting om te denken dat de samenleving agressiever is
geworden. Als je kijkt naar statistieken van onder meer de Wereldgezondheidsorganisatie en overheidsinstanties, vertelt Sietse de Boer, zie je
juist een afname in buitensporige agressie en geweldsmisdrijven. Er is dus
een verdraaid beeld van de werkelijkheid, waarbij de aandacht voor agressie
en geweld in de media de hoofdrol spelen.
Het onlangs verschenen spel Grand Theft Auto V verkocht binnen 24 uur
zo’n 13 miljoen exemplaren, een record voor een spel dat gefundeerd is op
agressie en geweld. De Boer wijst erop dat bij elk organisme agressie
biologisch gezien uitermate functioneel kan zijn, maar tegelijkertijd is
gekoppeld aan allerlei remmingen om al de nadelige gevolgen ervan te
voorkomen. De veranderbaarheid van de hersenmechanismen die
agressie sturen, maakt dat agressief gedrag niet levenslang vaststaat;
mensen zijn op 2-jarige leeftijd op hun agressiefst, waarna opvoeding en
omgeving ervoor zorgen dat wij ons leren gedragen binnen de grenzen van
de sociale normen en waarden.
In onze samenleving is het in werkelijkheid maar een kleine groep mensen
(2-5%) die buitensporig agressief gedrag vertoont, maar wel een groot
probleem voor de gehele maatschappij vormt; gewelddadige agressie is dus
een high impact, maar low frequency gedrag. Ook vanuit de biologie is er
tot op heden geen bewijs gevonden voor een toename in agressiviteit; niet
in onze genen, noch in de structurele en functionele eigenschappen van de
hersenstructuren die dit gedrag sturen.
Sietse de Boer is universitair hoofddocent
Gedragsfysiologie aan de faculteit Wiskunde
en Natuurwetenschappen
Rijksuniversiteit Groningen | 5
Maatschappij
Wetenschap
Lustrumvraag
appij
schap
vraag
Religie belicht vanuit de wetenschap
“Religie verbindt”
“Mensen hebben een behoefte om bij een groep te horen, maar ook om niet te sterven” zegt Erin
Wilson, directeur van het Centrum voor Religie, Conflict en het Publieke Domein. “We willen deel
uitmaken van iets dat onze levens overleeft, iets waarin religie kan voorzien”. Van oude rotstekeningen
kunnen we concluderen dat religie, of geloof in een hogere macht, altijd een rol heeft gespeeld voor
de mens. We zijn van nature nieuwsgierig en we stellen continu vragen die niet makkelijk te
beantwoorden zijn. Wilson: “Na de Verlichting werden mensen sceptischer tegenover religie, omdat
de wetenschap beter in staat werd geacht onze vragen te beantwoorden”. Tegenwoordig zien we een
nieuw soort scepsis, maar dit keer tegenover wetenschap. Wilson noemt bijvoorbeeld de veelbesproken klimaatwetenschap.
Tegenwoordig wordt religie regelmatig als verdelende macht bestempeld die alleen voor problemen
zorgt, merkt Wilson op. Terwijl grote religies zoals het Christendom of de Islam op mondiaal niveau
groeien, krimpt de kerk in Nederland jaar op jaar. “Voor de kerk als instituut is dit een wezenlijke zorg,
maar de focus op krimp zou niet het enige moeten zijn dat de Nederlandse kerk bezig houdt”. Wilson
stelt dat de kerk haar religieuze perspectief herwint en naar maatschappelijke vraagstukken zoekt
waarin zij een rol kan spelen. Religie als instrument om mensen te verbinden, door hulp te bieden waar
nodig en gerechtigheid waar het kan.
Hoewel het grootste deel van de Nederlandse bevolking niet naar de kerk gaat, betekent dit niet dat we
tegenwoordig geen besef van een hogere macht meer hebben, of anderszins spiritueel zijn. We zouden
ons beeld van religie wellicht moeten veranderen voor de toekomst. Afvragen wat religie is en hoe het
kan bijdragen aan het oplossen van hedendaagse vraagstukken. Al was het maar een beetje.
Erin Wilson is Directeur van het Centrum voor
Religie, Conflict en het Publieke Domein aan
de faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap
6 | Sustainable Society
Lustr
Maatschappij
Religie in de samenleving
Wetenschap
Lustrumvraag
“Van kerkdienst naar mindfulness”
Het Groninger Studentenplatform voor levensbeschouwing (GSp) biedt de Groningse
student een plek om zich te verdiepen in zowel traditionele religies als nieuwere vormen
van spiritualiteit. Het GSp begon in 1977 als Groninger Studenten Pastoraat, maar de P
staat alweer ruim zes jaar voor platform. Er zijn dan ook geen leden, om een open en
vrijblijvend karakter te waarborgen. Toch hebben veel mensen bij GSp een christelijke
achtergrond: “Veelal mensen die van huis uit christelijk zijn, maar ook verder willen kijken
dan alleen naar de Bijbel”, licht van der Veer toe. “De zondagsdiensten die GSp organiseert
in de Martinikerk trekken voornamelijk oud-studenten die 15 jaar geleden actief waren,
maar duidelijk minder huidige studenten”.
De leegloop van de kerk in Nederland wordt hier op klein niveau zichtbaar. “Ik denk dat de
godsdienstbeleving destijds levendiger was dan nu. Tegenwoordig verbinden mensen zich
minder snel met een club mensen of met een instituut. Zonder verplichtingen spiritueel
zijn is meer in trek”. Het contrast tussen oud en nieuw wordt zichtbaar bij de mindfulness
cursussen die GSp organiseert. “Deze zitten bijna altijd vol en trekken een nieuw publiek
van buiten de bekende GSp kring aan”. Daarnaast worden ook de lezingen goed bezocht.
De verbindende capaciteiten van religie lijken op de achtergrond te geraken, merkt
men ook bij GSp. Hoewel de cursussen goed bezocht worden, zijn dit opzichzelfstaande activiteiten waarbij niet zoveel sociale cohesie ontstaat in vergelijking met
de kerkgang van weleer. Levensbeschouwing biedt een iets breder kader dan religie,
maar het is nog onduidelijk hoe dit kader die verbindende rol kan faciliteren. Van der
Veer: “Er is duidelijk nog wel behoefte aan bezinning, maar bij de nieuwe vormen van
Christine van der Veer is
religie lijkt het groepsgevoel soms te ontbreken”.
Bestuurslid Extern GSp
Rijksuniversiteit Groningen | 7
appij
schap
Wetenschap
Lustrumvraag
“Is een 100% duurzame samenleving mogelijk,
met de huidige technologie en wetenschap?”
vraag Vraag ingestuurd door Wout Merbis uit Groningen
“Een beetje duurzaam bestaat niet”
‘Nee, dat is niet mogelijk. Er zijn nog zoveel dingen die we moeten onderzoeken
om te kunnen bepalen hoe je de samenleving en onze omgang met natuur
duurzaam kan maken. We zijn er nog lang niet. Nog steeds sterven er soorten
uit, nog steeds produceert de landbouw mestoverschotten en worden er veel
bestrijdingsmiddelen gebruikt, nog steeds wordt te weinig energie duurzaam
opgewekt. En wat sociale duurzaamheid betreft: mensen worden er bepaald
niet toleranter op. Hoe je een multiculturele samenleving blijvend goed kan
laten functioneren weten we dus kennelijk ook nog steeds niet.
Verder liggen er nog tal van vraagstukken op ruimtelijk gebied: steden blijven
groeien, terwijl het resterende platteland leegloopt en economisch afbrokkelt.
We zullen moeten bedenken hoe je in de toekomst omgaat met die gebieden,
hoe je die toch leefbaar en soortenrijk houdt en van waarde laat zijn binnen het
streven naar duurzaamheid. Dat is één van de dingen die we gaan onderzoeken
vanuit het thema ‘Sustainable Landscapes’. Een landschap is het ruimtelijke
resultaat van de nog tamelijk duistere wisselwerking tussen natuur en
maatschappij. Een ‘duurzaam landschap’ impliceert dan ook duurzaamheid op
economisch, sociaal en ecologisch gebied. Meer bewustzijn van de kwaliteiten
van een landschap is daarbij belangrijk: wat je koestert, daar spring je immers
zorgvuldig mee om.
Centraal in ons onderzoek naar een duurzaam gebruik van de leefomgeving staat het
begrip aanpassingsvermogen. Van welke
wetmatigheden in het gedrag van mens en
dier kun je zeggen dat ze bijdragen aan
duurzaam samenleven en behoud van
biodiversiteit? Als je dat weet kun je landschappen, steden en woonwijken zo
inrichten dat juist dat gewenste gedrag zich
ontwikkelt. Je krijgt dan landschappen die
zijn opgewassen tegen snelle fysieke en
Han Olff is hoogleraar Ecologie, directeur
maatschappelijke veranderingen.
van CEES, het Centre for Ecological and
Evolutionary Studies aan de faculteit
Op hoeveel procent duurzaam we nu al wel
zitten? Dat is niet te zeggen. Een beetje
duurzaam bestaat namelijk niet, zoals je ook
niet een beetje zwanger kunt zijn.’
8 | Sustainable Society
Wiskunde en Natuurwetenschappen
Wetenschap
Lustrumvraag
“Duurzaam gedrag geeft een goed gevoel”
‘Ik denk het wel. Er kan qua technologie al heel veel. Met technologie alleen
red je het echter nooit. Voor verandering heb je ook de mens nodig.
Menselijk gedrag draagt bij aan het ontstaan van veel problemen, maar is
ook de sleutel tot de oplossing ervan.
Uit onderzoek blijkt dat de bereidheid van mensen om ecologisch en
maatschappelijk verantwoorde keuzes te maken veel groter is dan vaak
wordt verondersteld. Het is dan ook niet terecht dat beleidsmakers zo
huiverig zijn om burgers op morele gronden aan te moedigen hun gedrag
bij te stellen. Milieuvriendelijkheid wordt nu vooral gestimuleerd door
bepaalde duurzame alternatieven leuk en profijtelijk te maken. Maar
daarmee bereik je niet de mentaliteitsverandering die nodig is om tot een
werkelijk duurzame samenleving te komen.
Uit diverse studies komt naar voren dat veel mensen het geen probleem
vinden dat duurzaam gedrag soms meer van ze vraagt. Ons geluksgevoel
wordt namelijk vergroot wanneer we iets doen dat maatschappelijk gezien
zinvol of bijzonder is. Dat kan zijn: iets betekenen voor een ander, maar
ook het leveren van een bijdrage aan een betere wereld door bijvoorbeeld
de aanschaf van zonnepanelen of het kopen van biologische producten.
Zulk gedrag geeft niet alleen voldoening, maar kan ook statusverhogend
werken. Op dergelijke emoties kan meer worden ingespeeld. Daarbij blijft
het natuurlijk belangrijk dat duurzame keuzes niet té kostbaar en onnodig
ingewikkeld zijn.
Op dit moment zijn we in het Westen per persoon nog veel te vervuilend. Wat behalve een
normatieve benadering van consumenten ook sterk zou helpen, is zorgen dat overheden,
bedrijven en burgers in ontwikkelingslanden in hun streven naar welvaart meteen kiezen
voor “duurzaam”. Hoe je dát kunt bevorderen weten we echter niet precies aangezien het
meeste onderzoek naar voorwaarden voor duurzame gedragsverandering is gedaan in
Noord-Amerikaanse en Europese samenlevingen. Daar zit dus nog wel een kennisgat.’
Linda Steg is als hoogleraar Omgevingspsychologie verbonden aan de
faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
Rijksuniversiteit Groningen | 9
Maatschappij
Wetenschap
Lustrumvraag
Science, Technology and Innovation Network Groningen for Sustainability
appij (STINGS): onder die naam denken onderzoekers van de RUG mee over gebruik
en regulering van biotechnologie in Afrika. Zij doen dat op verzoek van het
schap African Biosafety Network of Expertise. In een aantal Afrikaanse landen zijn
genetisch gemodificeerde gewassen al toegestaan. In verschillende andere
vraag
landen weegt men voordelen en risico’s nog af. Met Michigan State University
als Amerikaanse partner doet de RUG onderzoek en verzorgt ze scholingsprogramma’s voor Afrikaanse studenten en professionals.
Joost Herman is directeur van het instituut Globalisation Studies
Groningen aan de faculteit Letteren
‘In Europa ligt de moderne biotechnologie extreem gevoelig. De EU voert
een zeer restrictief beleid wat betreft productie en import van genetisch
gemodificeerd voedsel voor menselijk gebruik. In Afrika kan men zich deze
opstelling niet veroorloven. Daar gaan miljoenen kinderen elke dag zonder
ontbijt naar school. Innovatie van de landbouw is dus hard nodig. Ook
omdat op veel plaatsen de bodem uitgeput raakt door overbeplanting en er
sprake is van ontbossing, verwoestijning en overmatig pesticidegebruik.
Om de introductie van gengewassen verantwoord en succesvol te laten
verlopen is veel kennis, voorlichting en discussie nodig. Onze ondersteuning
is er dan ook vooral op gericht om Afrikaanse functionarissen vertrouwd te
maken met methodieken om tot een goed debat te komen met alle
betrokkenen.’
Sjaak Swart is universitair hoofddocent Wetenschap en Samenleving aan de faculteit
Wiskunde en Natuurwetenschappen
‘In relatie tot biotechnologie en voedselzekerheid zijn twee vragen erg belangrijk: wat zijn de
ecologische effecten en wat zijn de gevolgen voor de gezondheid wanneer je akkers gaat inzaaien
met genetisch gemodificieerde organismen? Daar is al veel over bekend maar de vraag is: wat is
veilig genoeg? Anderzijds: niets (durven) doen kan ook enorme gevolgen hebben, zeker in landen
met grote voedseltekorten. In ons project bekijken we onder meer welk type biotechnologie het
beste bij Afrika past. Kleinschalige landbouw is daar nog steeds het dominante systeem.
Mogelijk zijn het vooral traditionele vormen van biotechnologie die daar goed bij
aansluiten, zoals gewassenveredeling.’
10 | Sustainable Society
Lustr
Maatschappij
Wetenschap
Speciaal voor haar fondsenwerving
heeft de Rijksuniversiteit Groningen
in 1996 het Ubbo Emmius Fonds
(UEF) opgericht. Het Fonds, genoemd
naar de eerste rector magnificus
van onze universiteit, zoekt steun
voor bijzondere onderzoeks- en
onderwijsprojecten. Het UEF is een
erkend goed doel. Donaties komen
voor 100% ten goede aan de door de
donateurs gekozen projecten.
Lustrumvraag
Isma Moualhi is projectmedewerker van het Ubbo Emmius Fonds
‘Op uitnodiging van Michigan State University verbleef ik in 2013 een half
jaar in de Verenigde Staten om cursussen over duurzame landbouw te
organiseren. De aanleiding was dat ik in 2012 was betrokken bij de
organisatie van een Summer Academy in Groningen voor ambtenaren,
juristen, journalisten en NGO-medewerkers uit twaalf landen in Afrika.
Met onze Amerikaanse collega’s heb ik zeven cursussen ontwikkeld. Net
als eerder in Groningen was er veel aandacht voor de sociale aspecten van
het introduceren van nieuwe technieken. Je zou kunnen zeggen dat hier in
Europa de communicatie rond het gebruik van genetisch gemodificieerde
organismen tekort is geschoten. Angst heeft de overhand gekregen
waardoor het debat op slot is gegaan.’
Fred de Graaf is oud-voorzitter van de Eerste Kamer en leidt de RUG-Alumnikring
Oost-Nederland
‘Onze Alumnikring telt 35 leden. Doelstelling is dat we geld bijeenbrengen voor onderzoek
van de universiteit. Nu de academische instellingen in toenemende mate zijn aangewezen op
externe financiering kunnen wij een welkome bijdrage leveren door een bepaald project te
adopteren. Toen de directeur van het Ubbo Emmius Fonds ons vroeg of wij talentontwikkeling
met betrekking tot een duurzame voedselvoorziening in Afrika zouden willen ondersteunen,
hebben wij niet geaarzeld daar ja op te zeggen. De komende jaren hopen we hiervoor een
totaalbedrag van € 250.000 beschikbaar te kunnen stellen. Als tegenprestatie worden we
regelmatig op de hoogte gehouden van de vorderingen. Dat gentechnologie een gevoelig
onderwerp is heeft ons niet weerhouden. Het is een techniek die kan helpen om Afrika
duurzamer te maken. En wel in heel directe zin: ‘sustainability’ raakt daar, anders dan bij ons
in het Westen, aan de primaire levensbehoeften.’
Rijksuniversiteit Groningen | 11
appij
schap
Wetenschap
Lustrumvraag
“Hoe kan de kloof tussen arm en rijk
kleiner worden in Nederland?”
vraag Vraag ingestuurd door J. van der Veen, buurtmaatschappelijk werker in Emmen
“Lange termijn visie ontwikkelen”
Het stellen van deze vraag roept bij Marcel Timmer direct twee andere vragen
op: hoe groot is die kloof? En zodra we daar een antwoord op hebben: is dat een
probleem? Nederland is juist een land dat heel sterk is gericht op een gelijke
inkomensverdeling. Binnen Europa zijn alleen de inkomens in Zweden,
Denemarken en Oostenrijk iets meer gelijk verdeeld. Onlangs bleek echter uit
onderzoek van het Amsterdamse Instituut voor Arbeidsstudies (AIAS) van de
Universiteit van Amsterdam dat de kloof tussen arm en rijk de laatste decennia
sneller is gegroeid dan werd aangenomen. In 1977 verdiende de rijkste 10%
5,1 keer zoveel als de onderste 10%, in 2011 was dit 8,2 keer zoveel.
Timmer wijst erop dat we in Nederland vaak geneigd zijn vooral naar het inkomen te kijken en daarbij
vergeten dat mensen ook vermogen hebben, bijvoorbeeld een eigen huis. Volgens het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS) zijn de vermogens van huishoudens zeer scheef verdeeld: begin 2009 bezit 10%
van alle huishoudens bijna 60% van het vermogen. Oplossingen voor de inkomenskloof liggen
ondermeer in de arbeids- en huizenmarkt, zaken waar Den Haag niet gemakkelijk over beslist. We
moeten volgens Timmer dan ook een bredere blik op arm en rijk werpen, waarbij we de lange termijn
in acht nemen.
Marcel Timmer is hoogleraar Economische Groei en Ontwikkeling en
directeur van het Groningen Growth and Development Centre (GGDC)
aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde
12 | Sustainable Society
Wetenschap
Lustrumvraag
“De solidariteit staat onder druk”
De verzorgingsstaat die na de Tweede Wereldoorlog is opgebouwd heeft
veel goeds gebracht op het gebied van gezondheid, onderwijs en huisvesting. Armoede is ook ingeperkt, maar Europese landen zijn er niet in
geslaagd om het uit te bannen. Met de internationale Noord-Zuid
ongelijkheid in het achterhoofd valt het in Nederland relatief mee, maar
de kloof tussen arm en rijk groeit hier wel. Terwijl de verzorgingsstaat
vroeger een hoge mate van solidariteit ademde, met stijgende belastingen
als gevolg, bevinden we ons tegenwoordig in het tijdperk van de zogeheten
participatiesamenleving.
Tegenwoordig kan het grootste deel van de samenleving zich prima redden,
waardoor er andere eisen en verwachtingen leven ten opzichte van staatsvoorzieningen. Gijsbert Vonk wijst op de symboliek van enerzijds de hardwerkende Nederlander versus de luie (al dan niet allochtone) bijstandstrekker anderzijds, die de laatste jaren aan terrein heeft gewonnen. De
solidariteit staat volgens Vonk onder druk; de allerarmsten worden juridisch
met strengere voorwaarden en straffen gedwongen om hun vangnet te
gebruiken als springplank. De vraag is of deze repressieve reactie de kloof
tussen arm en rijk goed doet. Wat meer empathie in de vorm van breder
toegankelijke staatsvoorzieningen zou volgens Vonk geen kwaad doen,
maar met hevige bezuinigingen op het programma zal de regering niet
geneigd zijn hier naar te handelen.
Gijsbert Vonk is hoogleraar Sociale Zekerheidsrecht aan de faculteit
Rechtsgeleerdheid
Rijksuniversiteit Groningen | 13
Maatschappij
Wetenschap
Lustrumvraag
appij
schap
vraag
Participatie belicht vanuit de wetenschap
De ‘ieder voor allen’ samenleving
‘Burgers die in plaats van de overheid, het onderhoud van de lokale speeltuin voor hun rekening nemen, de buurtkinderopvang of energievoorziening
regelen. De economische voordelen van een dergelijke aanpak liggen voor
de hand. Echter, de overgang van zorgstaat naar participatiesamenleving is
niet alleen een ‘hot’ maar ook een veel besproken onderwerp. Zo spreken
critici bijvoorbeeld van de ‘ieder voor zich’ samenleving en vrezen een
verdere individualisering als gevolg van deze transitie. Een uitwas die zal
resulteren in het einde van de solidariteit. Maar hoe gegrond is deze angst?
Mijn onderzoek laat zien dat juist door een eigen inbreng van mensen te vragen, de gemeenschapszin
versterkt kan worden. Doordat individuen hun autonomie en individuele vrijheid kunnen gebruiken
in initiatieven die van onderaf gevormd worden, kunnen individualiteit en solidariteit samengaan. De
eigen bijdrage zorgt voor het behoud van individualiteit, maar ook voor een sterkere band met het
collectief en een grotere inzet voor dit collectief.
Doordat van onderaf gevormde initiatieven het individu en het collectief kunnen samenbrengen, lijken
ze uitermate geschikt voor vraagstukken waarbij het individuele en het collectieve belang tegenstrijdig
lijken. Het is daarom belangrijk om te kijken welke rol dergelijke bottom-up initiatieven kunnen spelen
bij het duurzaam aanpakken van problemen op het gebied van energie, milieu en zorg. Door een
blijvende samenwerking tussen onderzoekers en praktijk, kan de participatiesamenleving in plaats van
de gevreesde ‘ieder voor zich’ samenleving, een ‘ieder voor allen’ samenleving worden.’
Lise Jans is onderzoeker en universitair docent aan de faculteit
Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
14 | Sustainable Society
Lustr
Maatschappij
Participatie in de samenleving
Wetenschap
Lustrumvraag
MAAK050
‘MAAK050.nl is een website met simpelweg een kaart van Groningen, waarop allerlei bottomup projecten in de stad zichtbaar worden gemaakt. Niet voor professionals, maar voor stadjers.
De site is nu ruim driekwart jaar in de lucht en draagt een positieve boodschap uit naar de
gemeenschap als geheel: kijk eens wat er allemaal gedaan wordt! Drijvende kracht zijn
uiteraard de initiatiefnemers zelf, de mensen met grote passie voor wat ze doen. Van het
runnen van een fietsenwinkel (zie het verhaal Goed Bezig) tot een gezamenlijke buurtmoestuin,
het draait om de individuele motivatie.
De bottom-up projecten op de MAAK050 kaart zijn stuk voor stuk win-win-verhalen: ten
eerste stelt het mensen in staat om hun passie uit te oefenen en dit te delen met anderen.
Vervolgens wordt de buurt of lokale omgeving op veel mogelijke manieren een stukje rijker. De
toegevoegde waarde die zo wordt gecreëerd kan soms niet worden uitgedrukt in geld. Sociale
en maatschappelijke waardes zijn vaak onzichtbaar. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek dat
moestuinen van invloed zijn op het dieet van mensen.’
Goed Bezig
Maartje ter Veen is initiatiefnemer
van MAAK050.nl
Goed Bezig biedt leer/werkplekken voor jongeren die, om welke reden dan ook, een
duwtje in de rug nodig hebben. Ze kunnen werkervaring op doen onder toeziend oog
van professionals, met begeleiding op maat en aandacht voor het individu. Naast de
winkel met fietsen- en scooterwerkplaats Bikkels & Bikes in de wijk Lewenborg zijn er
nog twee projecten waar jongeren aan de slag kunnen.
Hoewel de overheid de participatiesamenleving wil stimuleren, blijkt dit in de praktijk
nog niet te lukken. Grose: “De gemeentelijke bureaucratie bepaalt hóe je moet
participeren. Mensen worden geacht op een bepaalde manier te handelen, en de
kwetsbaren worden zo vermorzeld door het systeem. Ze kunnen dit niet, mogen dat
niet, falen zus, moeten zo”. Grose begrijpt dat de bureaucratie nou eenmaal een
bureaucratie is, maar “het werkt niet”.
Participeren is meedoen, en meedoen is precies waar het bij Goed Bezig om draait.
Inmiddels worden er al diverse opdrachten uit het bedrijfsleven door Goed Bezig
uitgevoerd en vinden ook enkele gemeentes hun weg naar Goed
Bezig. Per 2014 krijgen gemeentes meer verantwoordelijkheid
voor werk en zorg en ter voorbereiding zochten reeds
twee Noord-Hollandse en vijf Groningse gemeentes
contact met Goed Bezig, waarmee nu een kennisuitwisseling is gestart.
Erwin Grose is initiatiefnemer van Stichting
Goed Bezig
Rijksuniversiteit Groningen | 15
Wetenschap
Lustrumvraag
appij
“Bestaat er daadwerkelijk een cultuurverschil tussen
Groningers, Friezen en Drenten? Kun je spreken over
vraag
een Groningse, Friese, Drentse identiteit?”
schap
Vraag ingestuurd door Auktje Penning, 55 jaar uit Westerbroek
“Identiteit is een persoonlijke realiteit”
Bij het stellen van deze vraag herinnert Peter Groote zich de bevinding
van koningin Máxima in 2007: dé Nederlandse identiteit bestaat niet. Wat
Groote betreft geldt dit ook voor de provincies, of ze nou een eigen taal
hebben of niet. Een collectieve identiteit is een sociale constructie die altijd
betwist kan worden, tenzij de bepalende groep zó sterk is dat er niet aan
getwijfeld wordt. Dat is echter niet het geval bij welk noordelijk gebied dan
ook. Toch kan een identiteit wel een realiteit zijn voor mensen zelf. Daarmee
zijn cultuurverschillen wel mogelijk, omdat mensen hun eigen idee hebben
over die sociale constructies.
Overlappende ideeën zijn niet uitgesloten, maar
het is volgens Groote verkeerd om die overlap
aan de bestuurlijke grenzen van provincies te
binden. Zo zijn de Stellingwerven weliswaar Fries
grondgebied, maar is het lokale dialect Nedersaksisch van aard. Cultureel zouden de Stellingwerven zich tot Leeuwarden kunnen verhouden
als Leeuwarden tot Den Haag. Het idee van een
provinciale identiteit wordt volgens Groote
vooral door media en bestuurders gebruikt om
hun ideeën te verkopen aan het publiek. Het
vormt ogenschijnlijk een goed verhaal van
eigenheid van het eigen gebied. Wanneer op
lange termijn verschillende gebieden zich echter
cultureel vermengen, schaart men zich op den
duur zonder moeite achter de nieuwe, bredere
identiteit. Net zoals Ajax en Feyenoord fans
tijdens het WK gezamenlijk voor Oranje zullen
juichen.
Peter Groote is onderzoeker en universitair
docent Culturele Geografie aan de faculteit
Ruimtelijke Wetenschappen
16 | Sustainable Society
Wetenschap
Lustrumvraag
“Al honderden jaren verschil”
Met het idee van een fusie der noordelijke provincies in
het achterhoofd als basis voor deze vraag, oppert Goffe
Jensma een herformulering van de vraag: Worden de
verschillen tussen Friezen, Groningers en Drentenaren
door hen dusdanig beleefd, dat dit voor problemen zou
zorgen bij een fusie tot één landsdeel? Hiermee geeft
Jensma aan dat er wel degelijk cultuurverschillen
bestaan. Hoewel dit in Friesland en Groningen niet te
verwachten is wanneer je kijkt naar het regionale landschap, is er sprake van een historische concurrentie
tussen beide die terug te voeren is naar de politieke
verhoudingen sinds de 17e eeuw.
Met name Groningers en Friezen denken over elkaar in termen van verschil.
Dit stamt al uit de tijd vóór 1800 toen beide gewesten nog souvereine
gewesten waren. Er zijn geleerden geweest die in alle ernst meenden dat
Groningers en Friezen van een ander ras waren en andere schedelvormen
hadden, er waren er ook die de Groningers vooral als zwarte koffiedrinkers
zagen en de Friezen als thee-nippers. Tussen de Drentenaren en Groningers
is er in elk geval een minder groot taalverschil, maar ook zij zijn niet elkaars
gelijken. “Hoe gespeeld en oneigenlijk de meeste van deze verschillen
misschien ook zijn, deze erg lange geschiedenis van vormgegeven verschil
is niet zomaar uit te poetsen. In het geval van een fusie van de noordelijke
provincies zal dit thema zeker opnieuw opspelen en het debat mede
bepalen.”
Goffe Jensma is hoogleraar Friese taal- en
letterkunde aan de faculteit Letteren
Rijksuniversiteit Groningen | 17
Slotwoord
Van falen naar slagen
Toen de rector in 2011 het thema van het nieuw te ontwikkelen speerpunt
afkondigde, leidde dat tot veel gefronste wenkbrauwen. Duurzaamheid – dit
uitgekauwde label? He-le-maaaaal niet onderscheidend, want zo ongeveer elke
universiteit heeft dat thema toch al “geclaimd”! En dan duurzame samenleving –
wat een vaag en normatief containerbegrip waar weer van alles onder valt!
Bovendien: veel te weinig “inverdiencapaciteit”, want te sterk gericht op de
sociale en geesteswetenschappen. Enzovoort.
Al snel bleek dat niet alleen een gevoelige snaar was geraakt, maar dat het idee
op buitengewoon vruchtbare bodem viel. Voor de wetenschappers die gedurende
de afgelopen twee jaar het speerpunt vorm hebben gegeven was al snel duidelijk
dat de RUG als klassieke en brede universiteit hier echt een verschil kan maken.
En gedurende de eerste interdisciplinaire en interfacultaire debatten werden ook
vrij snel de contouren van een vernieuwende lange termijn onderzoeksagenda
duidelijk. Centraal staan maatschappelijke problemen zoals deze voort kunnen
komen uit gemeenschapsfalen: situaties waarin (delen van) een maatschappij
door gebrek aan samenwerking niet meer in staat zijn om de voorwaarden te
scheppen die voor hun welzijn belangrijk zijn.
Op alle maatschappelijke niveaus – bijvoorbeeld in persoonlijke relaties, in
families, binnen en tussen bedrijven, in buurten, tussen staten – spelen hierbij ten
minste drie overkoepelende vraagstukken:
(1) Welke gevolgen hebben de globale transities van de laatste eeuw voor
gemeenschapsfalen (transitievraagstukken)? (2) Welke institutionele kaders zijn
nodig om transities naar een duurzame samenleving te realiseren (governancevraagstukken)? (3) Hoe beïnvloeden informatietechnologieën en (nieuwe) media
gemeenschapsfalen en welke rol kunnen zij spelen voor een transitie naar een
duurzamere samenleving (informatie- en communicatievraagstukken)?
Met het interdisciplinaire speerpunt Sustainable Society heeft de RUG een goed
begin gemaakt om (met maatschappelijke partners) bij te dragen aan het
oplossen van deze vraagstukken. Laat het een duurzaam initiatief zijn.
Rafael Wittek
Hoogleraar Theoretische Sociologie en van 2012-2013 voorzitter van de denktank
Sustainable Society
18 | Sustainable Society
Contact Sustainable Society
Colofon
Sustainable Society
Grote Kruisstraat 2/1
9712 TS Groningen
Nederland
+31 (0)50 363 6917
[email protected]
www.rug.nl/sustainablesociety
Publicatie
Rijksuniversiteit Groningen
Interviews
Wouter Asveld
Annemarie Kok
Eindredactie
Jaliene Kwakkel
Ontwerp
StudioTW
Fotografie
Reyer Boxem
Sharon Smit
en anderen
© 2014 Rijksuniversiteit
Groningen
Rijksuniversiteit Groningen | 19
rug.nl/sustainablesociety
Dilemma’s
Duurzaam
Participatie
Inclusie
Impact
Gedrag
Transities
Interventies