Download - Ars Aequi

6318 Katern 112
strafrecht
Criminologie
AAK20096318
Henk van de Bunt
Onlangs vierde het Tijdschrift voor Criminologie (TvC) zijn
vijftigste verjaardag. Reden voor de redactie om terug te blik­
ken op de ontwikkelingen die het tijdschrift doormaakte. Deze
terugblik levert ook een interessant beeld op van de verande­
ringen die in de criminologie hebben plaatsgevonden.
De zes bijdragen aan het jubileumnummer van TvC (2009,
nummer 2) ademen alle dezelfde geest van tevredenheid en
optimisme uit. De boodschap is dat het in veel opzichten goed
gaat met de criminologiebeoefening in Nederland. Was de cri­
minologie tot in de jaren zeventig nog een vreemde eend bin­
nen de Faculteiten Rechtsgeleerdheid en was criminologie
slechts een keuzevak binnen de afstudeervariant strafrecht,
momenteel kunnen er aan ­diverse universiteiten bacheloren masteropleidingen criminologie worden gevolgd. René van
Swaaningen concludeert in zijn bijdrage dat het goed gaat met
de werkgelegenheid voor afgestudeerde criminologen. Veel af­
gestudeerden hebben binnen zes maanden na het verkrijgen
van hun bul een baan. De criminoloog heeft volgens hem vrij
gemakkelijk zijn positie op de arbeidsmarkt gevonden. Niet
alleen in het onderwijs, maar ook in het criminologische on­
derzoek is sprake van groei in de afgelopen decennia. Dat is
ook aan het TvC niet ongemerkt voorbijgegaan. De toename
van kopij maakt het mogelijk scherp te selecteren.
Ben Rovers & Ruben Boers hebben nauwgezet de inhoud van
alle artikelen uit 50 jaar TvC bekeken en komen tot de conclu­
sie dat de thema’s van de artikelen in de loop der tijd sterk zijn
veranderd. Er is veel meer aandacht gekomen voor de oorzaken
van criminaliteit en voor recidive. De aandacht voor de effecten
van strafrechtelijke interventies is echter drastisch afgenomen,
en dat geldt eveneens voor heikele onderwerpen zoals klassen­
justitie en voor theoretische en normatieve beschouwingen.
Bert Niemeijer wijst er op dat de professionele en beleids­
gerichte criminologie tegenwoordig floreert, maar dat de kri­
tische criminologie en de publieke criminologie in Nederland
zwak ontwikkeld is. De criminologie zou te veel met de rug
naar de samenleving staan en niet actief deelnemen aan het
publieke debat over criminaliteit. Het is vooral het empirische
onderzoek dat tegenwoordig de klok slaat.
Toch verschenen er juist in de afgelopen maanden enkele cri­
minologische bijdragen die opvielen door engagement en
maatschappelijke relevantie.
In de eerste plaats kan worden gewezen op het thema­
nummer van Justitiële verkenningen over de verweven­heid
tussen politiek en georganiseerde misdaad (2009, nr. 3). In
dit nummer zijn zeven bijdragen opgenomen over de poli­
tiek-criminele ‘nexus’ die in diverse landen aanwezig is. De
Leuvense hoogleraar criminologie Letizia Paoli geeft een his­
torische analyse van het moeizaam ­staatsvormingsproces in
Italië en stelt dat op lokaal niveau uitgebreide ­contacten be­
stonden tussen maffiagroeperingen en het lokale establish­
ment. Dat is nu niet anders. Ook in de andere bijdragen
wordt een verontrustend beeld geschetst van de nexus. De
Amerikaanse hoogleraar Peter Andreas laat heel concreet
zien hoe bijvoorbeeld de economische boycot tegen Kroatië
en Servië de georganiseerde misdaad in handen dreef van de
lokale politieke machthebbers. Crimi­nele groepen waren in
staat de boycot te ontduiken en zo ontstond er een hechte sa­
menwerking tussen delen van het staatsapparaat en de ge­
organiseerde criminaliteit. Die samenwerking is na het aflo­
pen van de oorlog niet verdwe­nen. Het themanummer maakt
duidelijk dat op enkele uren vliegafstand van Nederland bin­
nen de grenzen van de EU verregaande vormen van symbio­
se bestaan tussen georganiseerde misdaadgroepen en het
politieke establishment. De specifieke factoren die tot deze
relaties hebben geleid zijn evenwel niet in Nederland aanwe­
zig. Het ligt niet voor de hand dat wij binnen de EU zullen
worden ‘geïnfecteerd’ door de problemen die zich onder meer
in Roemenië en Bulgarije manifesteren.
Van geheel andere orde is de bijdrage van Marianne van
Ooyen (WODC/EUR) en Marjolein Goderie (Verwey-­Jonker
Instituut) over de introductie en uitvoering van de ISD, de
maatregel voor het opsluiten van stelselmatige daders. De
auteurs memoreren wat de bedoelingen waren van deze ISDmaatregel en wat er van is uitgekomen. Het doel van de ISD
was tweeledig. Aan de ene kant ging het er om ­stelselmatige
daders zonder enige illusie op verbetering op te sluiten om
tegemoet te komen aan de roep om meer veiligheid. Aan de
andere kant werd toch ook de mogelijkheid gecreëerd voor
resocialisatie voor de daders die hiervoor gemotiveerd ­waren.
De onderzoekers laten zien dat die laatste doelstelling eigen­
lijk maar een schaamlap is geweest. In de praktijk is het
erop neergekomen dat de ISD-voorzieningen weinig meer in­
hielden dan ‘kaal’ opsluiten. Tegelijkertijd bleek het over­
grote deel van de stelselmatige daders met een groot aantal
complexe problemen te kampen, zoals psychiatrische proble­
men, langdurige verslaving en beperkte intellectuele capa­
citeiten. Dit laatste was een grote verrassing voor de uit­
voerders, maar de beide auteurs maken duidelijk dat men
op grond van eerdere onderzoeken naar stelselmatige da­
ders beter had kunnen weten. Uit deze eerdere onderzoeken
is naar voren gekomen dat stelselmatige daders niet alleen
veel delicten plegen, maar ook erg veel problemen hebben.
De geboden ISD-voorzieningen bleken als gevolg van deze
onwetendheid volstrekt onvoldoende aan te sluiten bij de be­
hoeften en noden van de stelselmatige daders. De auteurs
concluderen fijntjes dat de ISD-casus illustreert dat beleid­
smakers bij hun besluitvorming over nieuwe interventies de
politieke context wel eens zwaarder laten wegen dan de evi­
dentie uit wetenschappelijk onderzoek.
Referenties
–A.G. Donker et al. (2009), ‘50 jaar TvC’, Tijdschrift voor
­Criminologie, 51, nr. 2;
–M. van Ooyen-Houben & M. Goderie (2009), ‘Veelplegers
­terug bij af? De ISD in retrospectief ’, Justitiële verkenningen, 35, nr. 2, p. 10-30;
–Themanummer ‘Politiek en georganiseerde misdaad’,
­Justitiële verkenningen, 35, nr. 3.