Tijdelijke Regeling Flankerende Projecten CEK 2014

Tijdelijke Regeling Flankerende Projecten Cultuureducatie met
Kwaliteit 2014 Fonds voor Cultuurparticipatie
Maart 2014
Het bestuur van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,
Gelet op artikel 3 van de Regeling Bijzondere projecten Fonds voor
Cultuurparticipatie;
Besluit tot vaststelling van onderstaande regeling:
Paragraaf 1: Algemene bepalingen
Art. 1.1 Definities
In deze regeling wordt verstaan onder:
intendant: een door het bestuur benoemde externe deskundige op het gebied van cultuuronderwijs die
op basis van de criteria en de doelstellingen van deze regeling aanvragers uitnodigt tot het doen van
een aanvraag en het bestuur adviseert over de beoordeling van deze aanvragen;
cultuuronderwijs: het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen in het leergebied
Kunstzinnige oriëntatie van het primair onderwijs;
beleidsprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs: programma geïnitieerd door
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bedoeld om de kwaliteit van cultuuronderwijs in
het primair onderwijs door middel van een landelijk samenhangende aanpak te borgen.
Art. 1.2 Doel van de regeling
Het Fonds voor Cultuurparticipatie wil met deze tijdelijke regeling gericht projectsubsidies verstrekken
aan cultuureducatieve projecten die ondersteunend zijn aan en aanvullend op de activiteiten zoals
deze worden uitgevoerd in het kader van het landelijke programma Cultuureducatie met Kwaliteit in
het primair onderwijs.
Art. 1.3 Subsidieplafond
1. Het totale beschikbare bedrag dat het bestuur voor projecten zoals bedoeld in artikel 3.2 van deze
regeling kan verdelen bedraagt € 2.000.000, onder voorbehoud van verstrekking van deze middelen
door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
2. Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie kan overgaan tot het verhogen of verlagen van
het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid.
3. Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie kan bedragen als bedoeld in het eerste lid, die
niet zijn benut herverdelen of overhevelen naar de volgende subsidieronde.
1
Art 1.4 Weigeringsgronden
1. Subsidie wordt in ieder geval geweigerd, indien voor de activiteiten waarvoor op grond van deze
regeling subsidie wordt aangevraagd, aan de aanvrager of een betrokken culturele instelling een
vierjaarlijkse instellingssubsidie is verleend op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.
Wel kunnen activiteiten van een instelling die voornoemde subsidie ontvangt in het plan worden
opgevoerd voor zover deze activiteiten aanvullend zijn op de activiteiten die zijn opgenomen in de
aanvraag onder de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.
2. Het bestuur kan subsidie weigeren:
a) als de aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds een meerjarige subsidie ontvangt van een van de
rijkscultuurfondsen;
b) als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;
c) als de aanvrager in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan één of meerdere aan een
subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook vallen het juist en tijdig
afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de
uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;
d) als de aanvrager niet voldoet aan de voor de betreffende instelling gebruikelijke normen met
betrekking tot good governance op het terrein van goed bestuur, adequaat toezicht en transparante
verantwoording;
e) als de activiteit reeds in het kader van de Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair
onderwijs wordt gefinancierd;
f) als het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd later dan 31 december 2014 van start gaat;
g) als de gevraagde bijdrage aan het Fonds voor Cultuurparticipatie meer dan 50% van de totale
variabele projectkosten bedraagt;
h) als de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet;
i) als de intendant de aanvrager heeft geadviseerd geen aanvraag onder deze regeling te doen omdat
de aanvrager niet overtuigend kan voldoen aan de doelstellingen en criteria van de regeling, en het
bestuur dit advies onderschrijft.
.
Paragraaf 2: Procedure
Art. 2.1 Aanvraagformulier
1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2 van deze regeling wordt in beginsel digitaal
ingediend via het aanvraagsysteem Award Information Management System (AIMS) van het Fonds
voor Cultuurparticipatie met behulp van een door het bestuur opgesteld formulier.
2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde aanvraagformulier,
tijdig is ontvangen door het Fonds voor Cultuurparticipatie en vergezeld gaat van de gevraagde
bijlagen zoals op het formulier gemeld.
2
Artikel 2.2 Indiening aanvraag
1.Aanvragen voor projecten zoals omschreven in artikel 3.2 van deze regeling dienen uiterlijk 1 juli
2014 om 16.00 uur te zijn ontvangen.
Art. 2.3 Hoogte en duur subsidie
1. hoogte:
-Voor projecten als bedoeld in artikel 3.2 geldt een minimaal aan te vragen bedrag van €50.000 en
een maximaal aan te vragen bedrag van €250.000.
-Bij het vaststellen van de hoogte van de bijdrage worden alleen variabele projectkosten in
aanmerking genomen die relevant zijn in het licht van de doelstelling van deze regeling. Lasten die op
enigerlei wijze tot de normale exploitatiekosten kunnen worden gerekend, zoals de aanschaf van
materialen en investeringen die niet direct op de realisatie van de activiteit zijn gericht, komen niet
voor ondersteuning in aanmerking.
- In de begroting bestaat een redelijke verhouding tussen het aangevraagde bedrag en de bijdrage
van andere financiers en is er sprake van een redelijke eigen bijdrage van de aanvrager.
- De post onvoorzien mag maximaal 5% van de totale projectbegroting bedragen.
2. duur:
- Projecten kunnen worden ondersteund voor een aaneengesloten periode van maximaal twee jaar.
Paragraaf 3: Aanvragen
Art. 3.1 Wie kan aanvragen en op welke wijze
1. Een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde rechtspersoon met een culturele doelstelling.
2. Een bij wet bepaalde bekostigde universiteit of hogeschool die in zijn curriculum een opleiding tot
leraar basisonderwijs danwel een docentenopleiding in een kunstdiscipline heeft opgenomen.
3. Een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigd schoolbestuur.
4. Geïnteresseerde instellingen dienen een gesprek aan te vragen met de intendant. Op grond van dit
gesprek adviseert de intendant aan een aanvrager al dan niet een aanvraag te doen onder deze
regeling . De intendant maakt deze afweging op grond van een beredeneerde inschatting of de
aanvrager overtuigend kan voldoen aan de doelstellingen en criteria van de regeling. De intendant zal
zijn advies schriftelijk aan de aanvrager bevestigen en dit advies kenbaar maken aan het Fonds.
Art. 3.2 Waarvoor kan subsidie aangevraagd worden
Een aanvraag voor een projectsubsidie onder deze regeling kan slechts worden ingediend voor één
project dat aansluit bij één van de doelstellingen van de regeling zoals omschreven in artikel 1.2. en
dat bijdraagt aan een van de volgende flankerende doelen:
3
1) Deskundigheidsbevordering van groepsleerkrachten werkzaam in het basisonderwijs op het gebied
van cultuuronderwijs. Voor dit doel kan een aanvraag worden ingediend door een aanvrager als
bedoeld in artikel 3.1.3. Het gaat hierbij om:
a) innovatieve activiteiten gericht op de deskundigheidsbevordering vanuit een of meerdere
disciplines binnen het leergebied Kunstzinnige Oriëntatie van meer ervaren leerkrachten in het
primair onderwijs, waarbij wordt aangesloten bij het Leerplankader kunstzinnige oriëntatie
zoals ontwikkeld door SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling.
b) activiteiten gericht op de deskundigheidsbevordering voor het volgen en beoordelen van de
ontwikkeling van leerlingen, waarbij gebruik gemaakt wordt van een ontwikkeld of nog te
ontwikkelen leerlingvolginstrument als hulpmiddel.
c) een combinatie van onder a) en b) genoemde activiteiten.
2) Deskundigheidsbevordering van educatief medewerkers uit het culturele veld op het gebied van
cultuuronderwijs ten behoeve van het primair onderwijs. Voor dit doel kan een aanvraag worden
ingediend door een aanvrager als bedoeld in artikel 3.1.1 en 3.1.2. Het gaat hierbij om activiteiten
gericht op het bevorderen van kennis en vaardigheden van kunstvakdocenten en begeleiders uit het
culturele veld (educatief medewerkers van culturele instellingen, kunstenaars, etc.) om zowel
inhoudelijk als organisatorisch effectief te kunnen samenwerken met het onderwijs.
Art. 3.3 Beoordeling
1. De advisering over een aanvraag geschiedt door een intendant op grond van de regeling. Deze
intendant beschikt over een grote deskundigheid op het gebied van cultuuronderwijs en is op
basis van een profielschets benoemd door het Fonds voor Cultuurparticipatie gehoord de
benoemingsadviescommissie. De intendant heeft:
a.
b.
c.
d.
ruime praktijkervaring in het primair onderwijs en binnen het cultuuronderwijs;
beschikt over ruime ervaring in het adviseren over en begeleiden van projecten;
heeft goed zicht op de ontwikkelingen in het veld; en
is op landelijk niveau vertrouwd met strategische beleidsontwikkeling en
programmamanagement.
2. De intendant kan binnen de marges van het budget van de regeling en van te voren vastgestelde
uitgangspunten en verantwoordingsverplichtingen suggesties doen voor te honoreren projecten.
3. De intendant legt zijn adviezen voor aan een stuurgroep waarin deskundigen op het desbetreffende
gebied zitting hebben.
4. Uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag stelt het bestuur van het Fonds voor
Cultuurparticipatie de aanvrager schriftelijk van zijn besluit op de aanvraag. Indien niet binnen de
gestelde termijn op de aanvraag kan worden beslist, stelt het bestuur van het fonds de aanvrager
daarvan in kennis en noemt hij de termijn waarbinnen de beslissing tegemoet kan worden gezien.
5.Tijdens de behandeling van een aanvraag wordt over de voortgang daarvan geen inhoudelijke
informatie verstrekt.
4
Art. 3.4 Criteria
1. Projecten in de zin van artikel 3.2 worden beoordeeld op drie criteria, te weten:
a) kwaliteit van de aanvraag;
b) de gerichtheid op verankering van cultuuronderwijs in het primair onderwijs;
c) de mate van afstemming tussen het culturele veld en het onderwijs.
2. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag op alle in het vorige lid genoemde
criteria positief beoordeeld zijn.
Paragraaf 4: Verplichtingen, verantwoording en vaststelling
Artikel 4.1 Aan de subsidie verbonden verplichtingen
1. De subsidieontvanger meldt zo spoedig mogelijk aan het bestuur als:
a) de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;
b) niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of
c) er aanzienlijke inhoudelijke, artistieke, organisatorische of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van
het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.
2. Het bestuur kan bij beschikking andere dan de in het eerste en tweede lid van dit artikel
opgenomen verplichtingen aan de subsidie verbinden.
Artikel 4.2 Verantwoording, voorschotten,vaststelling en betaling
De verantwoording, bevoorschotting,vaststelling en betaling van de subsidie geschiedt
overeenkomstig het daarover bepaalde in hoofdstuk 8, 9, 10 en 11 van het Algemeen Reglement van
het Fonds voor Cultuurparticipatie
Paragraaf 5: Monitoring en evaluatie
1. De monitoring en evaluatie van activiteiten die in het kader van de regeling worden ontwikkeld en
uitgevoerd geschiedt via een landelijk traject dat door het Fonds voor Cultuurparticipatie wordt
geïnitieerd in overleg met de betrokken gemeenten, provincies en het Landelijk Kennisinstituut
Cultuureducatie en Amateurkunst.
2. De subsidieontvanger verplicht zich, gelet op de programmatische opzet van het beleidsprogramma
Cultuureducatie met kwaliteit waaraan deze regeling flankerend is, tot samenwerking met het
Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst wat betreft kennisuitwisseling en
kennisvermeerdering.
5
Paragraaf 6: Overige Bepalingen
Art. 5.1 Inwerkingtreding
1) Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum waarop zij op de website van
het Fonds voor Cultuurparticipatie is gepubliceerd.
2) Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2017.
3) Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in
deze regeling van overeenkomstige toepassing.
Art. 5.2 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke Regeling Flankerende Projecten Cultuureducatie met
Kwaliteit 2014 Fonds voor Cultuurparticipatie.
Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie,
namens deze:
J.J.K. Knol
directeur - bestuurder
6