Naam: Klas: Telefoon: E-mailadres: STUDIEHANDLEIDING SEMESTER 3 BESTUURSRECHT EN BESTUURSPROCESRECHT JU-KV06 Juridisch Medewerker AJM / OB /ZD Traject: Crebonr. Studiejaar: Semester: Schrijver: Datum: MBO BOL 94891 (ZD) 94892 (OB) 2012 – 2013 3 (Cohort 2012 - 2013) J.M.D.G.M. Nelson November 2013 1 94910 (SZ) 1. Inleiding De verschillende vakken en onderdelen van de opleiding zorgen ervoor, dat jij de “ instrumenten “ in handen krijgt, waarmee je als een deskundige kunt werken in diverse functies binnen het juridisch werkveld.; bijvoorbeeld bij - verschillende instanties die mensen helpen bij het krijgen van werk, een uitkering of een bepaalde zorgvoorziening, - overheidsinstellingen van Rijk, provincie en gemeente, - hulpverleningsinstellingen, woningbouwcorporaties, - rechtsinstanties, zoals de rechtbank, - makelaars, deurwaarders, banken, verzekeringsmaatschappijen enz. Deze studiehandleiding is voor het vak Bestuurs(proces)recht, los van het project je wegwijzer. Bewaar deze handleiding goed. Je zult hem later vaker nodig hebben, met name bij de voorbereiding op je examens (in de examenweek van 13 januari 2014). Zolang je dit examen niet hebt behaald moet je deze Studiehandleiding bewaren. Je weet dan precies wat je moet bestuderen voor het examen en wat er verder van je wordt verwacht. Hij hoort ook in je Portfolio! 2. Doel leerstofeenheid: In de eerste plaats zal je in dit semester nader kennis maken met het Bestuursrecht, een belangrijk onderdeel van het Publiekrecht. Allerlei begrippen die nodig zijn om te begrijpen hoe de overheid haar bestuurstaken invult en welke belangrijke rechtsregels daarbij gelden zullen worden behandeld, zoals onder meer: Verschillende bestuurshandelingen, Materieel bestuursrecht, Formeel Bestuursrecht (Bestuursprocesrecht), de Algemene Wet Bestuursrecht, Bestuursorganen, Beschikkingen enz., de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur, de handhavingsmiddelen in het bestuursrecht, en Rechtsbescherming voor de burgers tegen de overheid. Wat je allemaal precies moet kennen en kunnen wordt beschreven in het Kwalificatiedossier Juridisch Medewerker. Deze eisen zijn ook vastgelegd in de Studiewijzer, die je kunt raadplegen op blackboard. Deze handleiding gaat alleen over Bestuurs(proces)recht. Voor het Project van semester 3 heb je een aparte handleiding Ook in je leerboek zijn de eisen waaraan je moet voldoen beschreven. Zij zijn te vinden aan het begin en eind van ieder hoofdstuk. De lessen van dit semester zullen je voorbereiden op het examen in de week van 13 tot en met 17 januari 2014 Je moet gelijk beginnen met de voorbereiding. Het heeft geen zin om een week voor de toetsweek of de examenweek te beginnen met studeren of navragen wat er eigenlijk gedaan moet worden. Je zult vanaf de eerste dag moeten beginnen en elke week hard moeten werken. De studiestof goed bestuderen, meedoen in de lessen en de lessen goed voorbereiden zijn belangrijk voor het bereiken van goede studieresultaten. 3. Studiemateriaal Voor het vak Bestuursrecht en Bestuursprocesrecht heb je nodig : Deze Studiehandleiding met aanvullend studiemateriaal en extra opdrachten Lydia Janssen, Basisboek Recht (Bronnenboek voor Juridische opleidingen) Uitgeverij Boom Juridische Uitgevers, Den Haag, De hoofdstukken: 42 en 47 tot en met 52 (4e druk) Blok 6: de hoofdstukken 1 en 6 tot en met 11 (3e druk) Verschillende websites met relevante informatie, zoals bijvoorbeeld: www.overheid.nl www.juridischloket.nl www.juridische.startpagina.nl www.rechtensite.nl www.wettensite.nl www.jurofoon.nl www.tweedekamer.nl www.rijksoverheid.nl www.parlement.com www.parlement.nl www.wetboek-online.nl www.amsterdam.nl www.collegebundel.nl 4. Planning Activiteiten Wij zullen elke week 1 of meerder hoofdstukken behandelen. Eerst zal het huiswerk besproken worden. Je hebt daar de gelegenheid om vragen te stellen. Daarna worden de opdrachten besproken. Volg in de les nauwkeurig de instructies van de docent op. Als je er een keer niet bent, vraag dan aan je klasgenoten wat het huiswerk is voor de volgende les. Uiteraard verzuim je zo min mogelijk en hou je alle spullen op orde. 3 5. Studiebelastingsuren ( SBU ) De totale studiebelasting van deze leerstofeenheid is 80 SBU’s. Daarvan zijn 40 uren begeleid en 40 uren onbegeleid. Op je rooster staan 2 lesuren per week voor deze module. Code JU-KV6 Leerstofonderdeel Bestuursrecht Bestuursprocesrecht Uren per week en 2 Aantal weken 7 6. Zelfstandig leren Zorg ervoor dat je de vragen en de opdrachten uit je leerboek altijd maakt. Het zal niet altijd mogelijk zijn alles in de lessen te bespreken ; daarvoor is de stof te omvangrijk. Maak tijdens het onbegeleid werken aan deze leerstof aantekeningen van onderdelen die je niet goed hebt begrepen en vraag tijdens de lessen om nadere uitleg. Als in de opdrachten staat dat je een bepaalde wet moet opzoeken, dan moet je dat ook doen; of in je wettenbundel of via een website (bijv. www.wetboek-online.nl of www.collegebundel.nl). 7. Bronnen en hulpmiddelen - Deze Studiehandleiding/ de bijlagen die hierin zijn opgenomen Lydia Janssen, Basisboek Recht (Bronnenboek voor juridische opleidingen), Uitgeverij Boom Juridische Uitgevers, Den Haag SDU Wettenbundel deel A (Publiekrecht) 8. Relatie Module en Examens Deze leerstofeenheid wordt afgesloten met het examen: Bestuursrecht en Bestuursprocesrecht JU-KV6 in de week van 13 t/m 17 januari 2014 4 Aanvullend Studiemateriaal Wat is Bestuursrecht? Bestuursrecht is een onderdeel van het publiekrecht, evenals het Strafrecht en het Staatsrecht. Binnen al deze 3 rechtsgebieden komen wij de overheid tegen als gezagsdrager, dus bevoegd om macht tegenover de burger te laten gelden. Het Bestuursrecht wordt vaak in een adem genoemd met het Staatsrecht; zij behoren weliswaar allebei tot het publiekrecht, maar er zijn verschillen: - Staatsrecht gaat over de inrichting van de staat ( bijvoorbeeld over vragen als: welke staatsorganen zijn er?, wat is de positie van de Burgemeester?, door wie worden Tweede Kamerleden gekozen?) Het staatsrecht beschrijft de bevoegdheden van de verschillende overheidsorganen. Staatsrecht is hoofdzakelijk te vinden in de Grondwet en verschillende Organieke Wetten. - Bestuursrecht (vroeger ook wel Administratief recht genoemd) gaat over de bestuursactiviteiten van de overheid. Er wordt ook wel eens gezegd dat bestuursrecht alle activiteiten van de overheid betreft die niet kunt beschouwen als wetgeving of rechtspraak (denk aan de 3 overheidstaken, die de leer van de Machtenscheiding onderscheidt). Bestuursrecht gaat over rechtsverhoudingen tussen burgers en de overheid, maar ook tussen rechtsverhoudingen tussen bestuursorganen onderling. Het bestuursrecht geeft regels voor de uitoefening van de bevoegdheden die overheidsorganen hebben gekregen. De verzorgingsstaat en de groei van het Bestuursrecht Het bestuursrecht is in vergelijking met het privaatrecht, het strafrecht en het staatsrecht een veel jonger rechtsgebied. De overheid is niet passief, maar is de afgelopen eeuw steeds actiever geworden in het scheppen van voorwaarden waardoor burgers een beroep kunnen doen op bepaalde voorzieningen. Via wettelijke regelingen en door beslissingen in concrete gevallen is de overheid steeds meer sturend en ordenend, maar ook corrigerend gaan optreden. Dit gebeurde, omdat de gedachten over de taak van de overheid ingrijpend waren veranderd. De overheid werd niet alleen gezien als “nachtwaker”, maar als de verzorger van de burger van de wieg tot het graf. Waarom veranderden de opvattingen over de taak van de overheid? Oorzaken: - Bevolkingsgroei; regulering van schaarste op het gebied van o.a. woningbehoefte en grondgebruik - Technische ontwikkelingen; toename industrialisatie en verkeer 5 - De verzorgingsstaatgedachte; toenemende overheidsbemoeienis De groei van het bestuursrecht heeft plaats gevonden op verschillende terreinen. Daarom zijn er ook verschillende delen van het bijzonder bestuursrecht: Belastingrecht, Milieurecht, Sociale Zekerheidsrecht, Onderwijsrecht, Bouwrecht, Economisch Bestuursrecht enz. De toegenomen overheidsbemoeienis ( met als gevolg de groei van het bestuursrecht) maakte dat er meer behoefte ontstond aan rechterlijke controle op het overheidshandelen. Het materieel bestuursrecht bevat rechtsnormen waarin voor burgers ( en voor bestuursorganen) aanspraken of verplichtingen zijn opgenomen. Het betreft normen die door de overheid d.m.v. wetgeving zijn opgelegd en die door formulering van geboden en verboden het gedrag van burgers trachten te reguleren. In het formeel bestuursrecht (bestuursprocesrecht) zijn procesrechtelijke regels opgenomen die de burger bescherming bieden tegen al te lichtvaardig overheidsingrijpen. Bronnen van Bestuursrecht Het bestuursrecht is niet in één wetboek terug te vinden. Voor wat de internationale verdragen betreft, kan b.v. worden gewezen op het Europees verdrag tot de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. ( EVRM) en het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politiek rechten ( IVBPR of BUPO- verdrag). Het bestuursrecht in nationale wetgeving is opgenomen in een groot aantal bestuursrechtelijke wetten in formele zin en in lagere regelingen, zoals bijvoorbeeld: De Vreemdelingenwet, De Wet Studiefinanciering, diverse Sociale Zekerheidswetten. Algemeen Bestuursrecht Het algemeen bestuursrecht is niet gericht op een bepaald gebied, maar op regels die in het algemeen gelden. Door de enorme groei van het bestuursrecht ontstonden er erg veel wetten, die elk eigen regels hadden over bijvoorbeeld procedures, bezwaartermijnen enz. Om meer eenheid in het Bestuursrecht te brengen kwam bij de Grondwetsherziening van 1983 een bepaling in de Grondwet, die de opdracht gaf dat bij wet algemene regels van bestuursrecht vastgesteld moesten worden (art. 107 lid 2 Grw.) In 1994 werden de eerste 2 delen (tranches) van deze wet (de Algemene Wet Bestuursrecht) ingevoerd. De Algemene wet bestuursrecht Kenmerkend voor de Algemene wet bestuursrecht is dat deze wet niet in één keer tot stand is gekomen. De eerste 2 delen (tranches genoemd) werden in 1994 ingevoerd, het derde deel (3e tranche) in 1998, en de 4e tranche op 1 juli 2009. Zulke wetten worden aanbouwwetten genoemd. 6 Belangrijkste doelstellingen van de Algemene Wet Bestuursrecht: a. het bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving b. het systematiseren en, waar mogelijk, vereenvoudigen van de bestuursrechtelijke wetgeving c. het codificeren (vastleggen in wetgeving) van ontwikkelingen die zich in bestuursrechtelijke jurisprudentie hebben afgetekend d. het treffen van voorzieningen over onderwerpen die niet geschikt zijn om in een bijzondere wet te regelen Gelaagde structuur: dit wil zeggen dat de wet eerst algemene bepalingen over een onderwerp regelt en vervolgens bijzondere bepalingen. De AWB begint in hoofdstuk 1 met definities van de basisbegrippen (Bestuursorgaan, belanghebbende, besluit, beschikking, maken van bezwaar enz.). De hoofdstukken 2 tot en met 5 geven regels over de totstandkoming van besluiten. Hoofdstuk 3 gaat over besluiten in het algemeen, waarna in hoofdstuk 4 de beschikkingen (een bepaald type besluiten) worden behandeld. Hoofdstuk 5 gaat over de handhaving van beschikkingen. De hoofdstukken 6 tot en met 8 beschrijven wat burgers kunnen doen, indien ze het niet eens zijn met een besluit van een bestuursorgaan. Vanwege de gelaagde structuur ben je er niet met het bestuderen van 1 artikel. Voor regels over beschikkingen moet je zowel in hoofdstuk 3 als 4 kijken. Zomaar iets opzoeken in de AWB is dus niet mogelijk. Je moet altijd op verschillende plaatsen kijken om een antwoord op een vraag te vinden. Soms is er ook een bijzondere wet van toepassing, die een afwijkende regeling kan geven. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur werden traditioneel tot het ongeschreven recht gerekend. Het gaat hierbij om regels die ervoor moeten zorgen dat bestuursorganen bij het nemen van besluiten zorgvuldig omgaan met burgers (en bedrijven). De algemene beginselen van bestuur (abbb) zijn de afgelopen 50 jaar door rechters ontwikkeld in hun uitspraken (jurisprudentie). Met de invoering van de AWB zijn de meeste abbb gecodificeerd (vastgelegd in een wet). . Een veel voorkomend onderscheid is het onderscheid tussen formele en materiële abbb Formele abbb gaan over de procedure van totstandkoming. - het zorgvuldigheidsbeginsel - het fair play-beginsel - het motiveringsbeginsel De materiële beginselen van behoorlijk bestuur gaan over de inhoud van het besluit. - het verbod van misbruik van bevoegdheid (détournement de pouvoir) - het verbod van willekeur - het vertrouwensbeginsel - het gelijkheidsbeginsel - het evenredigheidsbeginsel 7 Het formele zorgvuldigheidsbeginsel houdt in dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis dient te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. In deze zin is het beginsel ook gecodificeerd in art. 3:2 van de AWB. De betekenis hiervan is dat op bestuursorganen de plicht wordt gelegd om zelfstandig een onderzoek in te stellen naar de gegevens die van belang zijn om toto een juiste beslissing te kunnen komen. Het motiveringsbeginsel houdt in dat een besluit dient te rusten op een deugdelijke motivering. ( art 3:46 AWB) Enerzijds betekent dat, dat de door een bestuursorgaan gegeven motivering van een besluit kenbaar moet zijn, anderzijds houdt dat in dat de motivering het besluit ook moet kunnen dragen. Deze twee vereisten kunnen worden aangeduid als het kenbaarheidsvereiste en het draagkrachtvereiste. Het kenbaarheidsvereiste houdt in dat het bestuursorgaan duidelijk maakt waarom het een bepaald besluit genomen heeft. Het draagkrachtvereiste wil zeggen dat de uitleg duidelijk moet zijn en steekhoudende argumenten moet bevatten. Het fair play-beginsel (gericht op een open en onpartijdige houding) komt in de jurisprudentie onder deze noemer niet veelvuldig voor. De inhoud van dit beginsel bevat twee elementen. Enerzijds moet de burger in de gelegenheid worden gesteld voor zijn belangen op te komen. Anderzijds houdt het beginsel in dat een bestuursorgaan op een onpartijdige wijze dient te beslissen. Dit beginsel is terug te vinden in art. 2:4 AWB. Het verbod van détournement de pouvoir (misbruik van bevoegdheid) houdt in dat van een bevoegdheid tot het nemen van een besluit geen gebruik mag worden gemaakt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Het beginsel is opgenomen is art. 3:3 AWB. De betekenis van dit beginsel staat in nauw verband met de eis dat een bestuursrechtelijke bevoegdheid een grondslag in een wettelijk voorschrift dient te hebben (legaliteitsbeginsel) en dat bevoegdheden alleen gebruikt mogen worden voor het doel waarvoor zij zijn verkregen (specialiteitsbeginsel). Vernietiging op grond van dit abbb moet ertoe leiden dat door het bestuursorgaan inhoudelijk een andere beslissing wordt genomen. Het verbod van willekeur. Er is sprake van willekeur, indien een bestuursorgaan bij de afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen. Art. 3:4 AWB: In het eerste lid van dit artikel wordt bepaald dat een bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen dient af te wegen. Er is bijvoorbeeld sprake van willekeur als een bestuursorgaan (in kwesties met veel beleidsruimte ) gewoon van geval tot geval dan weer positief, dan weer negatief beslist zonder daarbij als basis algemene richtlijnen of beleidsregels te gebruiken. Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat voor één of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Er moet tussen de opgelegde sanctie en de gepleegde overtreding een redelijke verhouding bestaan. Een bestuursorgaan mag 8 niet blind op een doel afgaan zonder zich te bekommeren om de zwaarte van de gevolgen van het besluit (art 3:4 lid 2) Het rechtszekerheidsbeginsel houdt in dat bestuursbesluiten duidelijk moeten zijn en dat de geldende rechtsregels op een juiste wijze worden toegepast. De burger moet weten waar hij aan toe is. Het vertrouwensbeginsel houdt in dat de door het bestuursorgaan gewekte verwachtingen tegenover de burger dienen te worden gehonoreerd. Als de verwachting is gewekt door het bestuursorgaan zelf, weegt dat zwaarder dan wanneer de verwachting is gewekt door een willekeurige ambtenaar. Daarbij zullen mondelinge toezeggingen of inlichtingen minder zwaar gewicht in de schaal leggen dan bijvoorbeeld gepubliceerde beleidsregels of eerdere beschikkingen. Een belangrijke rol bij de toepassing van het vertrouwensbeginsel speelt het zogenaamde dispositievereiste. Indien een burger schade lijdt ten gevolge van een handelen dat gebaseerd is op gewekte verwachtingen, zal een beroep het vertrouwensbeginsel eerder kans van slagen hebben dan wanneer nog niets is ondernomen, ( art 4:50 lid 2 AWB) Het gelijkheidsbeginsel behoort tot onze meest fundamentele rechtsbeginselen. Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld. Belangrijk is het bepaalde in art 1 van de Grondwet. Inde AWB is dit beginsel niet opgenomen. Bestuurshandelingen: Feitelijke handelingen en rechtshandelingen Voorbeelden van feitelijke handelingen zijn: het bouwrijp maken van grond, het onderhoud van plantsoenen, het verspreiden van gemeentelijk voorlichtingsmateriaal etc. Deze handelingen beogen geen rechtsgevolg teweeg te brengen. Zij brengen dus geen verandering in de rechten en plichten van burgers. Rechtshandelingen: Privaatrechtelijk/ Publiekrechtelijk/ Besluiten/Beschikkingen Privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn gericht op het scheppen van rechten en plichten binnen het burgerlijk recht. Bijvoorbeeld als het College van B&W bouwgrond verkoopt aan een burger. Publiekrechtelijke rechtshandelingen kunnen alleen door bestuursorganen worden verricht (bijvoorbeeld vergunningen afgeven, een bestemmingsplan vaststellen). De belangrijkste categorie publiekrechtelijke rechtshandelingen wordt gevormd door besluiten (art 1:3 AWB): schriftelijke beslissingen, afkomstig van een bestuursorgaan, die een publiekrechtelijke rechtshandeling bevat. Besluiten gericht op een concreet geval zijn beschikkingen (art1:3 AWB):een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag ervan. Bestuursrechtelijke rechtshandelingen staat in nauw verband met de daarop volgende feitelijke rechtshandeling: bv het afbreken van illegaal gebouwde werken; het afbreken zelf is een feitelijke rechtshandeling, maar daartoe mag behoudens in spoedeisende gevallen, niet worden overgegaan voordat er een schriftelijke beslissing is genomen tot het toepassen van bestuursdwang. 9 Algemeen verbindende voorschriften (avv’s) zijn besluiten die algemene regels inhouden en die een externe werking hebben, vastgesteld door organen die daartoe de bevoegdheid aan de Grondwet of aan een wet in formele zin ontlenen. Zowel op rijks-, provinciaal, als op gemeentelijk niveau kunnen avv’s worden vastgesteld. Op het niveau van de decentrale overheden (provincie, gemeente) komt het veelvuldig voor dat algemeen verbindende voorschriften worden vastgesteld. Deze staan dan bekend onder de benaming verordening. Beleidsregels (notitie, circulaire, richtlijn, aanwijzing, pseudo wetgeving) Volgens de Algemene Wet Bestuursrecht (art. 1:3 AWB en hoofdstuk 4) is een beleidsregel: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan’. In art. 4: 84 van de AWB wordt uitdrukkelijk bepaald dat een bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregels moet handelen. Door vaststelling van beleidsregels binden bestuursorganen zichzelf of hun ondergeschikten om op een bepaalde wijze van een bestuursbevoegdheid gebruik te maken. Beleidsregels zijn niet rechtstreeks bindend voor de burgers. Burgers kunnen daarop wel een beroep doen via het vertrouwensbeginsel of via het gelijkheidsbeginsel. Soorten beschikkingen: Beschikkingen op aanvraag en ambtshalve gegeven beschikkingen: In het merendeel van de gevallen zullen beschikkingen op aanvraag worden gegeven. Afdeling 4.1.1 van de AWB bevat hiervoor een aantal procedurele bepalingen ( 4:2, 4:5, 4:7) . Aan ambtshalve beschikking gaat geen aanvraag vooraf van degene tot wie die beschikking is gericht. Voorbeelden zijn de belastingbeschikkingen en beschikkingen tot toepassing van sancties. Rechtsvaststellende en rechtscheppende beschikkingen: Rechtsvaststellende beschikkingen, ook wel declaratoire beschikkingen genoemd, brengen geen nieuwe rechtsgevolgen teweeg. Door deze beschikkingen wordt in feite vastgesteld wat rechtens reeds geldt. Het overgrote deel van de beschikkingen heef teen rechtscheppend karakter, dat wil zeggen dat daarmee wijziging wordt gebracht in de rechtspositie van de burger. Deze beschikkingen worden ook wel als constitutieve beschikkingen aangeduid. Begunstigende en belastende beschikkingen: Van een begunstigende beschikking is sprake als de burger daaraan rechten of aanspraken kan ontlenen die hij eerst niet had ( bv. een vergunning of een subsidie). Een belastende beschikking houdt in dat deze beschikking bezwarend is voor degene tot wie zij is gericht ( bv. een belastingaanslag of een beslissing tot toepassing van bestuursdwang). 10 Vrije en gebonden beschikkingen: Meestal is er sprake van een meer of minder vrije of gebonden beschikking. Een beschikking is gebonden indien de inhoud door het wettelijk voorschrift wordt bepaald en vrij zover er wettelijke normen ontbreken. Volkomen vrijheid is er voor bestuursorganen nooit, omdat het handelen altijd door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur wordt genormeerd. Voorbeelden van vrije beschikkingen: susbsidiebeschikkingen voor sportclubs en culturele verenigingen. Voorbeelden van gebonden beschikkingen (weinig beleidsruimte): beschikkingen binnen de sociale zekerheid, zoals bijvoorbeeld de Kinderbijslag, de AOW, de ANW enz. Het onderscheid is van belang voor de vraag of en welke voorwaarden het bestuursorgaan aan de beschikking mag verbinden. Aflopende en duurzame beschikkingen: Aflopende beschikkingen hebben betrekking op handelingen die een eenmalig karakter hebben. Zo kan bv. van een bouwvergunning maar een keer gebruikgemaakt worden. Duurzame beschikkingen hebben betrekking op een voortdurend handelen of een permanente toestand. Handhaving van het bestuursrecht Handhaving gaat over de mogelijkheden van het bestuursorgaan om op te treden tegen burgers (en bedrijven!) die zich niet aan de bestuursvoorschriften houden. Bij handhaving hoort controle, omdat daarbij blijkt of de regels worden nageleefd. Die controle heet in het bestuursrecht : toezicht. Naast toezicht en bestuurlijke sancties kan de overheid ook reageren met strafrechtelijke sancties. De overtreding van sommige bestuurlijke sancties levert soms ook een economisch delict op (veel bijzondere wetten kennen ook strafbepalingen en er bestaat ook een Wet Economische Delicten). Als de overtreding van een bestuursrechtelijk voorschrift ook een strafbaar feit is kan het bestuursorgaan ervoor kiezen om: de zaak zelf bestuurlijk af te handelen, of aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie. Een strafvervolging gaat echter niet samen met een bestuurlijke boete. Als er dus strafrechtelijk wordt vervolgt mag het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete opleggen. Toezicht Art 5:2 AWB gaat over de bevoegdheden die toezichthouders hebben (plaatsen betreden, inlichtingen vorderen, zakelijke gegevens inzien, zaken onderzoeken en monsters nemen, vervoermiddelen en hun lading onderzoeken). De aanwijzing van de toezichthouders gebeurt niet in de AWB, maar in bijzondere wetten. Bijvoorbeeld: de inspectie SZW (oude naam Arbeidsinspectie) voor de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet, College van B&W voor naleving van de Woningwet, de Voedsel en Waren Autoriteit. 11 Handhavingsmiddelen Er zijn verschillende handhavingmiddelen: Bestuursdwang, de dwangsom, de bestuurlijke boete, intrekken of wijzigen van een vergunning. Bestuursdwang Onder bestuursdwang wordt verstaan ( art 5:21 AWB): het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Het is bij uitstek een herstelsanctie, omdat het ongedaan maken van een juridisch niet toegestane situatie voorop staat. De wettelijke kernbepaling wordt gevormd door art 5:24, waarin wordt bepaald dat een beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift wordt gesteld. Deze schriftelijke beslissing is een beschikking. Dit heeft 2 gevolgen: In de eerste plaats zijn de regels over de totstandkoming van besluiten in hoofdstuk 3 en over de totstandkoming van beschikkingen in hoofdstuk 4 van de AWB van toepassing. Omdat het hier om een belastende beschikking gaat, betekent dat onder andere dat de belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd in de gelegenheid moet worden gesteld vooraf te worden gehoord ( art 4:8 AWB), behoudens spoedeisendheid ( art 4:11 AWB). In de tweede plaats heeft deze bepaling tot gevolg dat de rechtsbeschermingsmiddelen die in het algemeen tegen beschikkingen openstaan, ook in dit geval kunnen worden aangewend. Bestuursdwang kan niet worden gecombineerd met een dwangsom. Dwangsom Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. ( zie art. 5:32 AWB). Het bestuursorgaan zal dus gemotiveerd moeten kiezen tussen bestuursdwang en een bestuurlijke dwangsom. Het zijn beiden herstelsancties. Het doel kan soms beter bereikt worden door het opleggen van een dwangsom. Aan de eis van evenredigheid tussen doel en middel zal uitdrukkelijk moeten worden voldaan. In dit verband kan worden verwezen naar art. 3:4, tweede lid van de AWB. Voor het opleggen van een dwangsom zal echter niet mogen worden gekozen als het belang dat het overtreden voorschrift beoogt te beschermen zich daartegen verzet. Daarbij kan worden gedacht aan een situatie die achteraf niet meer ongedaan gemaakt kan worden, bijvoorbeeld een lozing van vuile stoffen in een rivier. Een bestraffende sanctie is dan de aangewezen weg. Bestuurlijke boete Een bestuurlijke boete is: de bestuurlijke sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom, die is gericht op de bestraffing van de overtreder. (art 5:4 AWB). De bestuurlijke boete is bij uitstek een bestraffende sanctie, omdat er sprake is van leedtoevoeging. Daarin zit een belangrijk verschil met de bestuurlijke dwangsom, waarbij het herstelkarakter voorop staat. Een ander verschil bestaat daarin dat betaling van de dwangsom kan worden voorkomen door zelf aan de opgelegde last te voldoen, terwijl bij de oplegging van een boete al een betalingsverplichting ontstaat. 12 Intrekking/ wijzigen van beschikkingen Intrekking van begunstigende beschikkingen kan geschieden omdat er sprake is van gewijzigde beleidsinzichten. Het kan echter ook bij wijze van sanctie plaatsvinden. Of deze sanctie mogelijk is hangt van het type beschikking af. Deze sanctie heeft alleen zin bij begunstigende beschikkingen en vrije beschikkingen (een gebonden beschikking mag alleen worden ingetrokken indien de bijzondere wet dit toestaat). Gedoogbeleid Soms ziet een bestuursorgaan af van handhaving. Dit gebeurt onder mee om de volgende redenen: - onduidelijke en ontoereikende vergunningen, waardoor deze slecht handhaafbaar zijn. - Beslissingen die niet altijd binnen de (beslis)termijn worden genomen - Het ontbreken van voldoende ( gekwalificeerde) menskracht en ( technische en financiële) middelen om te kunnen handhaven. - Tekortschieten van de aandacht van bestuursorganen voor handhaving - Onduidelijkheid over het bevoegde bestuursorgaan door slecht afgestemde regelgeving - Terugschrikken van bestuursorganen voor eventuele ingrijpende gevolgen van handhaving; bijvoorbeeld een ten onrechte gegeven sanctie, die een civielrechtelijke schadeclaim oplevert - het ontbreken van wettelijke voorschriften formele mogelijkheden om tijdelijke afwijking van de regels toe te staan. Waardoor een regeling of vergunning vaak achterwege blijft. Verschil tussen administratief beroep en administratieve rechtspraak: Administratief beroep houdt dat een geschil tussen een burger en een bestuursorgaan ter beslechting kan worden voorgelegd aan een ander, ‘hoger’ bestuursorgaan. Het bestuursorgaan beoordeelt niet alleen de rechtmatigheid van een besluit, maar ook de doelmatigheid. Administratieve rechtspraak houdt in dat een geschil tussen een burger en een bestuursorgaan kan worden voorgelegd aan een onafhankelijke administratieve rechter ( = bestuursrechter). Deze beoordeelt uitsluitend op rechtmatigheidgronden. Hij mag geen inhoudelijk oordeel over het beleid geven maar alleen nagaan of ‘een bestuursorgaan bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen’ (dit wordt marginale toetsing genoemd). Er wordt uitgegaan van de feiten en omstandigheden zoals die waren ten tijde van het nemen van het besluit door het bestuursorgaan. 13 Extra Oefenstof Bestuursrecht Meerkeuzevragen: 1. De organisatie van de overheid wordt geregeld in het a. strafrecht c. privaatrecht b. staatsrecht d. bestuursrecht 2. De burger heeft op verschillende manieren met de overheid te maken. Burgers moeten kunnen rekenen op een betrouwbare overheid die netjes met haar burgers omgaat. De manier waarop de overheid met haar burgers moet omgaan bijvoorbeeld bij het heffen van belastingen of het toekennen van uitkeringen wordt geregeld in het a. vermogensrecht c. bestuursrecht b. staatsrecht d. ondernemingsrecht 3. Een belangrijk onderwerp van het bestuursrecht is a. de partijdigheid van de rechter c. de totstandkoming van de wetten b. rechtsbescherming tegen de overheid d. de bevoegdheid van de Officier van Justitie 4. Staatsrecht en Bestuursrecht zijn beiden onderdeel van het a. Privaatrecht c. Civiel Recht b. Publiekrecht d. Strafrecht 5. De Grondwet bevat slechts 1 artikel, waarin de term “bestuursrecht” wordt genoemd: artikel 107 lid 2, waarin de wetgever de opdracht krijgt om een wet te maken met algemene regels van bestuursrecht. Wetten die gemaakt zijn in opdracht van de Grondwet heten: a. rechtsbronnen c. organieke wetten b. rechterlijke uitspraken d. overheidsfuncties 6. De belastingdienst (Fiscus) stuurt iemand een belastingaanslag. Om welke overheidstaak gaat het hierbij? a. wetgeving c. rechtspraak b. bestuur d. rechtsbescherming 14 7. De gemeente Amstelveen stelt een Bestemmingsplan vast voor een nieuwbouwwijk in die gemeente. Om welke overheidstaak gaat het hierbij? a. wetgeving c. uitvoering b. rechtspraak d. bestuur 8. De Gemeente Amsterdam is geen staat omdat een van de kenmerken ontbreekt, namelijk a. grondgebied c. democratie b. inwoners d. (centraal)overheidsgezag 9. De bestuurstaak op landelijk niveau wordt uitgeoefend door a. de regering c. de Koningin b. de Eerste Kamer d. onafhankelijke rechters 10. Is een autogarage die bevoegd is APK-keuringen te verrichten een bestuursorgaan? a. Neen, want een bestuursorgaan kan alleen een overheidsinstelling zijn b. Neen, want die garages adviseren alleen maar aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer c. Ja, want deze garages zijn bij wet bevoegd om deze keuringen uit te voeren en daarover bestuursbesluiten te nemen d. Ja, indien de eigenaar van het garagebedrijf dit met de Gemeenteraad heeft afgesproken 11. Op plaatsen waar een parkeerverbod geldt kunnen minder validen soms een invalidenparkeerkaart aanvragen. De beschikking waarbij zo’n verzoek wordt toegewezen is kan getypeerd worden als a. een vergunning c. een ontheffing b. het scheppen van een financieel d. statusverlening recht 12. Indien de overheid een activiteit niet wil verbieden maar beperken en controleren zal gebruik gemaakt worden van a. een vergunningstelsel c. een beschikking waarbij een b. een systeem van ontheffingen verbod wordt opgelegd d. statusverlening 13. Een voorbeeld van een beschikking waarbij een financieel recht in het leven wordt geroepen is een beschikking over a. het toekennen van huurtoeslag c. een belastingaanslag b. het verlenen van een verblijfsstatus d. een bouwvergunning van een vreemdeling 15 15. Iemand heeft een beschikking op bezwaar ontvangen waarbij zijn aanvraag voor een bepaalde vergunning opnieuw is afgewezen. De beroepstermijn loopt af op 1 nov. 2011. Op 2 november 2011 doet de betrokkene het beroepschrift op de post. Het wordt op 9 november ontvangen. Wat zal er gebeuren? a. Het beroepsschrift zal alleen behandeld worden als de griffierechten worden betaald b. Het beroepsschrift zal niet ontvankelijk verklaard worden c. Het beroepsschrift zal wel inhoudelijk behandeld worden, maar de belanghebbende zal toch in het ongelijk gesteld worden d. Het beroepsschrift zal nietig verklaard worden 16. Als een beschikking afkomstig is van een ministerie, dan is voor het beroep bevoegd, de rechtbank a. in de woonplaats van de indiener c. waar het ministerie is gevestigd b. Den Haag, omdat de Regering d. te Amsterdam, omdat dat de daar zetelt hoofdstad van ons land is 17. Hoger beroep in Bestuurszaken die niet gaan over uitkeringen of belastingzaken worden behandeld door a. het Gerechtshof c. de Raad van State b. de Hoge Raad d. de Centrale Raad van Beroep 18. Een nieuw besluit van een bestuursorgaan in reactie op een bezwaarschrift heet een a. beroepsschrift c. beschikking op bezwaar b. hoger beroep d. voorlopige voorziening 19. De WW- uitkering van de heer Boeriki is stopgezet. De heer Boeriki start een bezwaarprocedure, maar hij komt erg in de problemen nu hij geen inkomen meer heeft. Wat kan de heer Boeriki doen? a. hij hoeft niets te doen, want doordat hij een bezwaarprocedure is begonnen, moet het UWV de stopzetting van de uitkering opschorten b. hij moet een voorlopige voorziening aanvragen bij de voorzieningenrechter c. hij hoeft niets te doen, want in art. 20 van de Grondwet staat dat de overheid burgers altijd een inkomen moet garanderen rond het bestaansminimum. d.hij moet zich als werkzoekende laten registreren bij Werkplein 20. De artikelen 19 tot en met 22 van de Grondwet geven de overheid de opdracht om voorwaarden te scheppen waardoor het welzijn van de burgers zo goed mogelijk gewaarborgd wordt. Het gaat hierbij onder meer op het recht op gezondheid, recht op werkgelegenheid enz. Deze rechten worden genoemd a. klassieke grondrechten c. mensenrechten b. basisrechten d. sociale grondrechten 16 21. Een voorbeeld van een bestuurstaak is a. het vaststellen van een Bestemmingsplan door de Gemeenteraad b. het veroordelen van Hans van Z tot een levenslange gevangenisstraf c. het opleggen van een belastingaanslag aan de heer K. Maffiosi d. het verbreden van de rijbanen in de IJ-tunnel 22. De eigenaar van een bepaalde discotheek heeft al diverse malen een waarschuwing gekregen, omdat bij die discotheek regelmatig Surinaamse en Marokkaanse jongeren geweigerd worden, zonder dat daar een duidelijke reden voor is. De gemeente is het zat. Welke handhavingsmiddelen kan de gemeente in dit geval hanteren? a. strafrechtelijke boete en c. intrekken van de beschikking een dwangsom en een bestuurlijke boete b. bestuursdwang en een dwangbevel d. dwangsom en bestuurlijke boete 23. Als een bestuursorgaan een besluit heeft genomen, zonder dat alle belanghebbenden zijn gehoord of zonder dat er rekening gehouden is met alle benodigde informatie kan de rechter de beschikking vernietigen wegens strijd met het a. motiveringsbeginsel c. vertrouwensbeginsel b. zorgvuldigheidsbeginsel d. evenredigheidsbeginsel 24. Binnen een bepaalde gemeente vindt men dat er al teveel Turkse winkels zijn. Als een bepaalde eigenaar een zoveelste Turkse winkel wil openen stelt de gemeente als voorwaarde voor de vergunning, dat de eigenaar een winkel van hem in een andere straat sluit. De gemeente overtreedt hier een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, namelijk a. het verbod van willekeur c. het gelijkheidsbeginsel b. het vertrouwensbeginsel d. verbod van misbruik van bevoegdheid 25. Een bestuursorgaan moet er altijd voor zorgen dat de zwaarte van een sanctie moet passen bij de zwaarte van het overtreden voorschrift. Als een caféhouder zich bijvoorbeeld een keertje niet houdt aan de sluitingstijden, mag zijn zaak niet direct gesloten worden. Dit noemen wij het a. gelijkheidsbeginsel c. zorgvuldigheidsbeginsel b. evenredigheidsbeginsel d. rechtszekerheidsbeginsel 17 OPEN VRAGEN 26. DUO / IB-Groep weigert om een student studiefinanciering toe te kennen. Ook na een bezwaarschrift van de student blijft DUO zich op het standpunt stellen dat er geen recht op studiefinanciering bestaat. a. Wat moet de student doen om te protesteren tegen deze beschikking op bezwaar? b. In welke plaats moet het rechtsmiddel ingesteld worden, en waarom? 27. Leg uit waarom het staatsrecht en bestuursrecht heel dicht bij elkaar liggen en eigenlijk bij elkaar horen. 28. Een ondernemer onderneemt bestuurlijke voorschriften die in de Wet Economische Delicten benoemd zijn als strafbare feiten. Is het nodig dat bestuursorganen hier sancties inzetten? Zo ja, waarom wel, zo neen, waarom niet? 29. a. Wat is het verschil tussen algemeen bestuursrecht en bijzonder bestuursrecht? b. Noem tenminste 4 onderwerpen uit de AWB, waaruit blijkt dat rechtsbescherming voor burgers een van de belangrijkste doelen is van deze wet. 30. a. Is een bestuursorgaan altijd een overheidsdienst? Leg je antwoord goed uit. b. Geef een voorbeeld van een bestuursorgaan, die geen overheidsinstelling is. 32. a. Waarom is het belangrijk of iemand belanghebbende is in de zin van de AWB? b. Waarom moet bij elk wetsartikel van de AWB het hoofdstuknummer vermeld worden? 33. Beschikkingen worden vaak toegekend onder bepaalde voorwaarden en verplichtingen. Beschrijf in je eigen woorden wat hiermee wordt bedoeld en geef een voorbeeld. 34. Is toezicht hetzelfde als handhaving. Leg je antwoord uit. 35. a. Wat wordt bedoeld met onmiddellijke bestuursdwang? b. Geef een voorbeeld van een situatie waarin dat nodig kan zijn. 18 36. Is een dwangbevel hetzelfde als een dwangsom? Leg je antwoord goed uit. 37. Beschrijf 2 verschillen tussen de strafrechtelijke boete en de bestuurlijke boete. 38. Is elk besluit van een bestuursorgaan een beschikking? Leg je antwoord goed uit. 39. a. Beschrijf kort het verschil tussen een vergunning en een ontheffing. b. Geef van beiden een voorbeeld. 40. Mag een bestuursorgaan een burger “zomaar overvallen” met een handhavingsmiddel? Leg je antwoord goed uit. 41. Kan een burger een bezwaarschrift per e-mail indienen? 42. Wat wordt bedoeld met de doorzendplicht en waar is dit geregeld? 43. De rechtbank kan 4 uitspraken doen? Welke? 44. In welk(e) geval (len) zal de rechtbank een beroep niet ontvankelijk verklaren? 45. In welke gevallen hoeft een belanghebbende niet gehoord te worden? Einde 19 20
© Copyright 2024 ExpyDoc