1. Morfologie : Wortel A. Algemeen Meestal (dus: niet altijd !) een ondergronds, en vandaar moeilijk toegankelijk onderdeel, met vaak problematisch onderzoek. Toch is dit onderdeel bijzonder belangrijk, want de ondergrondse biomassa is meestal groter of gelijk aan de bovengrondse biomassa. Waisel Y., Eshel A. & Kafkafi U. (1996). Plant roots. The hidden half. Dekker, New York : 1002 p. ISBN 0-8247-9865-3. Wortels en ondergrondse stengeldelen (rizomen, bollen, stengelknollen, …) worden vaak met elkaar verward. Het onderscheid is trouwens niet altijd even duidelijk. Een wortel kan meestal niet zelfstandig verder leven, een stengel daarentegen meestal wel, omdat een afgesneden stengeldeel vaak nieuwe bijwortels kan vormen, een afgesneden wortel daarentegen kan meestal geen nieuwe stengels genereren (maar met belangrijke uitzonderingen, goed gekend in land- en tuinbouwkringen, zoals bij Acanthus, Crambe, Echinacea, Echinops, Eryngium, Filipendula, Papaver orientale, Pulmonaria, Symphytum). Ook fameuze "on"kruiden staan hiervoor bekend, zoals de paardenbloemen in een gazon. De overgang naar de stengel wordt gevormd door de wortelhals en het hypocotyl, waarbij in een volgend hoofdstuk (Anatomie) de bijkomende anatomische problemen worden aangetoond. Vaak worden gelijkende structuren bij planten en bij niet-planten in de spreektaal aangeduid als “wortels”. Het gaat hierbij duidelijk om analoge structuren (fig. MW 18). B. Functies 1. Opname van water + (minerale) voedingsstoffen Belangrijk is hierbij het vergroten van het oppervlak, dmv uitstulpingen van bepaalde rhizodermiscellen (trichoblasten) : wortelharen, aangelegd in een beperkte zone : wortelhaarzone. Niet zelden worden symbiotische relaties met Bacteria, Cyanobacteria, Fungi vastgesteld. 2. Verankering & stabilisatie in het substraat Soms groeit het wortelstelsel vooral horizontaal uit, soms wordt een diep groeiende penwortel aangelegd. Bij drijvende waterplanten zorgen de wortels soms voor stabilisatie van de plant. Soms kunnen wortels zich verkorten, door zijdelingse strekking van de cellen, waardoor knollen of bollen dieper in de grond worden getrokken: trekwortels (contractiele wortels). 3. Stapelen van reservestoffen Bij voedselplanten (voor mens & dier) wordt hiervan gebruik gemaakt, zoals bieten, wortels, schorseneren, etc. 4. Synthese van bepaalde stoffen, zoals sommige plantenhormonen en alkaloïden. Meer hierover in een cursus Plantenfysiologie. 5. Perceptie van de zwaartekracht (zie Anatomie). Bijzondere cellen in de calyptra vertonen structuren waarmee de plant de zwaartekracht kan "waarnemen". 6. Productie van exudaten, met signaalfunctie in de rhizosfeer. 7. Interactie met de zéér talrijke micro-organismen in de bodem. Morfologie wortel : 1 (2014-2015) C. Kenmerken - bladloos - bijzondere primaire anatomie (vaak met actinostele) - bijzondere wijze van ontstaan van zijwortels = endogeen ! - aanwezigheid van een wortelmutsje (calyptra) D. Morfologie 1. Wortelmutsje (calyptra), met ‘smeer’functie, en gravitatieperceptie (zie Anatomie) 2. Worteltop, met celdelingen 3. Celstrekkingszone 4. Wortelhaarzone : - ontbreekt soms (waterplanten, mycorrhizae) - kortlevend (enkele uren tot enkele dagen) 5. Zone met vertakkingen = zijwortels E. Drie types - hoofdwortel : als penwortel uitgegroeide primaire wortel van de kiemplant - zijwortels : ontstaan endogeen uit een wortel - bijwortels (= adventiefwortels) : ontstaan endogeen uit een stengel, vaak bij de knopen F. Onderscheid in wortelbouw tussen Eudicotylen en Monocotylen Deze tabel is een veralgemening, er zijn (interessante !) uitzonderingen bekend… Eudicotylen Monocotylen calyptra uitwendig niet duidelijk onderscheidbaar uitwendig duidelijk onderscheidbaar hoofdwortel langlevend (meestal) of kortlevend altijd kortlevend zijwortels - algemeen - kunnen sterk uitgroeien - minder algemeen - groeien minder sterk uit bijwortels niet algemeen, maar wel op rizomen zeer algemeen en dominant architectuur allorhizie (meestal) of homorhizie altijd homorhizie Het kortlevende karakter van de hoofdwortel bij Monocotylen kan wellicht worden verklaard door de problematische aansluiting van het geleidingsweefsel van deze wortel op dat van de stengel, zoals in de hoofdstukken Anatomie zal worden getoond. Morfologie wortel : 2 (2014-2015) G. Bijzondere vormen en structuren (metamorfosen) 1. Steltwortels - Schroefpalm (Pandanus) - mangrovebomen (o.a. Rhizophora) 2. Wortelknol (autogeen) - Dahlia - Orchis 3. Wortelknol (allogeen) A. Vlinderbloemigen (Fabaceae), met bacterie Rhizobium en verwante genera B. Planten uit 8 families vertonen een symbiose (actinorhiza) met de actinobacterie Frankia alni, zoals Zwarte els (Alnus glutinosa), en Duindoorn (Hippophaë rhamnoides) 4. Mycorrhiza en “verder” A. Symbiose met Fungi die zich gedragen als ectomycorrhizae, of endomycorrhizae : AM (arbusculaire mycorrhizae) B. Bloemplanten die als parasieten leven op Fungi : mycoheterotrofie (deze planten hebben hun fotosynthesecapaciteit verloren, en leven helemaal op kosten van de schimmel), bv. de inheemse (maar sterk bedreigde) orchidee Vogelnestje (Neottia nidus-avis). Tussen de mycrorrhiza en deze mycoheterotrofie zijn overgangsvormen bekend, planten met een gemengde levensvorm, pp fotoautotroof met mycorrhiza én pp mycoheterotroof = mixotrofie. Voorbeelden : Pyrola (Wintergroen) in symbiose met de fungus Russula. 5. Wortelknoppen (die kunnen uitgroeien tot een nieuwe stengel) - Framboos (Rubus idaeus) - Zoete aardappel (Ipomoea batatas) - Paardenbloem (Taraxacum) 6. Ademwortels (pneumatoforen) - mangroveplanten - Moerascipres (Taxodium distichum) : twijfelachtig Farjon (2005 : 123) vermeldt a) de afwezigheid van stomata, van lenticellen, van aërenchym, b) en tegelijk de aanwezigheid van grote hoeveelheden zetmeel. 7. Zuigwortel (haustorium) - Maretak (Viscum album) : een hemi-parasiet Let op het belangrijk verschil met epifyten : deze planten gebruiken de takken en stammen van bomen enkel als "zitje", epifyten leven volledig zelfstandig wat betreft water- en voedselbevoorrading. 8. Hechtwortels : een zeldzaam fenomeen - Klimop (Hedera helix) : de stengel vormt talrijke, kleine bijworteltjes die de plant vasthechten aan de drager (een boomstam, een muur, een rotswand). Verder is deze morfologie maar bekend van bij een klein aantal taxa zoals enkele soorten van Ficus (de vijgensoorten), en Hydrangea sensu lato (de hortensia’s en hun nauwe verwanten). 9. Plankwortels - Bomen uit het tropisch regenwoud 10. Luchtwortels (soms met velamen) - veel lianen uit de Aronskelkfamilie (Araceae) - veel epifyten uit de Orchideefamilie (Orchidaceae) - Banyan tree (Ficus benghalensis) Morfologie wortel : 3 (2014-2015) MW 1. "The hidden half" De figuur is het logo van de Royal Botanic Gardens, Sydney (Australia) MW 2. Schema van een eudicotyle kiemplant (Rauh 1950) A. Eudicotyle plant, met I : jong embryo, II : volgroeid embryo, en III : kiemplant co : cotyl cok : cotyl-okselknop ek : eindknop hy : hypocotyI l : bladschijf (lamina) ok : okselknop s : stengeltop w : hoofdwortel (primaire wortel) wh : wortelhals wm : wortelmutsje (calyptra) zw : zijwortel (met endogene ontstaanswijze) (enkele met zijwortels van tweede graad !) B. Worteltop (Raven, Evert & Eichhorn 2003) emerging lateral root : ontspringende zijwortel lateral root : zijwortel root cap : calyptra root hairs : wortelharen MW 3. Schema van een eudicotyle plant (Bell 1991) bI : bloem bw : bijwortel ek : eindknop hw : hoofdwortel kn : knoop lt : litteken ok : okselknop sb : schutblad (bractee) tk : tussenknoopstuk (internodium) ul : uitloper (stolon) wk : wortelknop zt : zijtak zw : zijwortel MW 4. Kiemplanten (1-4) en embryo’s (5-6) (Rauh 1950) 1. Haagbeuk (Carpinus betulus) 2. Witte kool (Brassica oleracea 'Capitata') 3. Tarwe (Triticum aestivum) 4. Dadelpalm (Phoenix dactylifera) 5. Schema eudicotylen-embryo 6. Schema monocotylen-embryo Co : cotyl Hy : hypocotyl S : stengeltop W : worteltop MW 5. Hoofdwortel, zijwortel, en bijwortel (Rauh 1950) 1. Pastinaak (Pastinaca sativa), penwortel 2. Maïs (Zea mays), de snel afstervende "hoofdwortel" wordt vervangen door talrijke gelijkwaardige bijwortels Hw : "hoofdwortel" bij Maïs Hy : hypocotyl W : hoofdwortel bij Pastinaak Morfologie wortel : 4 (2014-2015) MW 6. Allorhizie en homorhizie (Sitte et al. 1991) 3A. Krulzuring (Rumex crispus), allorhizie 3B. Tarwe (Triticum aestivum), homorhizie Enkele afmetingen bij homorhizie van Rogge (Secale cereale) : volume = 0.051 m3 lengte = 623 km (zonder wortelhaartjes), 10 620 km (met wortelhaartjes) dagelijkse aangroei = 5 km (zonder wortelhaartjes), 90 km (met wortelhaartjes) MW 7. Steltwortels bij Schroefpalm (Pandanus) (Bell 1991) 3. Worteltop, met verwijderbare calyptra 4. Stengelbasis, met talrijke als steltwortels uitgegroeide bijwortels MW 8. Wortelknollen (autogeen) (1: Sitte et al. 1991, 2: Rauh 1950) 1. Soldaatje (Orchis militaris), wortelknollen 2. Dahlia, bijwortels opgezwollen tot wortelknollen B : bloeistengel K1 : wortelknol (van het huidige jaar) K2 : wortelknol (in aanleg, voor het volgend jaar) Kn : knop (verplaatste okselknop van een catafyl) N : catafyl (Niederblatt) W : bijwortels MW 9. Wortelknollen (allogeen) (1 : Ross-Craig 1979, 2 : Mohr & Schopfer 1995) 1. Hopklaver (Medicago lupulina) Habitus, met bloemen en vruchten, en Rhizobium-geïnduceerde wortelknolletjes 2. Diverse Vlinderbloemigen (Fabaceae), met wortelknolletjes , veroorzaakt door de symbiose met een stikstoffixerende bacterie (Rhizobium). a : habitus van een wortelsysteem b : dwarse doorsnede doorheen een wortel, met cortex (1), centrale cylinder (2), en bacteriehoudende zone (3) c : één cel uit een wortelknolletje, met talrijke bacteriën in het cytoplasma MW 10. Wortelknollen (allogeen : Frankia) (Bell 1991) Zwarte els (Alnus glutinosa) : wortels met Frankia-geïnduceerde wortelknolletjes, groot en massief in (c), en talrijke kleinere wortelknolletjes (N) in (d) MW 11. Mycorrhiza (1-2: Archibold 1995, 3-4: Mohr & Schopfer 1995) 1. Endomycorrhiza : AM-mycorrhiza (met intracellulaire hyfen) 2. Ectomycorrhiza (met intercellulaire hyfen, en een hyfenmantel rond de wortel) 3. Ectomycorrhiza a : wortels van een Beuk (Fagus sylvatica) b : jonge wortels in symbiose met een mycelium c : van een boleet (Boletus) d : anatomisch detail van een jonge wortel met hyfen 4. Een aantal cellen van de wortel van Vogelnestje (Neottia nidus-avis), een orchidee die parasiteert op het mycelium van een schimmel : mycoheterotrofie MW 12. Wortelknoppen : Zoete aardappel (Rauh 1950) 2-3. Zoete aardappel (lpomoea batatas), wortelknollen, met wortelscheuten (Ws) Ter hoogte van de stengelknopen ontspringen adventiefwortels, en sommige van deze wortels zullen opzwellen tot wortelknollen. Morfologie wortel : 5 (2014-2015) Morfologie wortel : 6 (2014-2015) MW 13. Wortelknoppen : Framboos (Bell 1991) 7. Framboos (Rubus idaeus), met wortelknoppen in diverse ontwikkelingsstadia MW 14. Pneumatoforen van mangrovesoorten (Bell 1991) Kniewortels en andere pneumatoforen bij diverse mangroveplanten a : Sonneratia sp. b : Mitragyna ciliata c : Gonystylus sp. d : Symphonia gabonensis MW 15. Haustoria (zuigwortels) bij Maretak (2: Ross-Craig 1979. 3: Engler & Krause 1935) 2. Haustoria (zuigwortels) bij Maretak (Viscum album). Habitus van m en vr plant 3. Haustoria (zuigwortels) bij Maretak (Viscum album). Doorsnede en 3D figuur van de zuigwortels MW 16. Worteltypes bij tropische bomen (a) (Archibold 1995) Rij 1 : l : met penwortel c : oppervlakkig horizontaal beworteld r : met plankwortels Rij 2 : I : met pneumatoforen c : met penwortel en steltwortels r : met sterk uitgroeiende steltwortels Rij 3 : l : steltwortels met worteldoorns c : met ontwikkelen van extra steltwortels, na omvallen van de boom r : vegetatieve vermenigvuldiging (clonevorming) door beworteling van de overbuigende stengeltop MW 17. Worteltypes bij tropische bomen (b) (Archibold 1995) Rij 1 : l : mangroveboom met kenmerkende talrijke steltwortels c : “banyan”-type, met tot sterke zuilen uitgegroeide luchtwortels r : wurgepifyt, met een netwerk van vervlochten luchtwortels Rij 2-3 : mangrovebomen, met diverse types van pneumatoforen MW 18. Analogie & homologie (Wettstein 1925) 1. Bruinwier 2. Groenwier 3. Groenwier 4. Bloemplant (Kaasjeskruid), met échte wortels 5. Schimmel 6. Bladmos (Zilvermos) 7. Varen (Vlotvaren) 8. Zwam (Duivelsei van de Grote stinkzwam) Analoge structuren : Figuren 1-3, 5-8 vertonen structuren die morfologisch lijken op de échte wortels van 4 (maar die totaal verschillend van oorsprong zijn) Homologe structuren : Figuur 7 vertoont twee drijvende bladeren, en een derde blad dat echter volledig wortelachtig is omgevormd (dus : drie organen van eenzelfde oorsprong, maar die tijdens hun ontwikkeling tot een totaal verschillende bouw uitgroeien) Morfologie wortel : 7 (2014-2015)
© Copyright 2024 ExpyDoc