Overzicht met nadere uitleg en procedure (pdf)

Overzicht kabinetsvoornemens en wet- en regelgeving naar
de stand op 17 januari 2014
Hieronder volgt een overzicht van kabinetsvoornemens, aanstaande en recente wijzigingen.
Inhoudsopgave
Wijzigingen wellicht in 2014
2. Wijziging Wet WOZ: inwerkingtreding afhankelijk Besluit proceskosten WOZ, openbaarheid
WOZ-waarde woningen, Landelijke Voorziening en afschaffing Fierens-drempel
3. Besluit proceskosten WOZ: vergroten redelijkheid kostenvergoeding bezwaar en beroep
Wijzigingen per 01-04-2014
25. Invorderingsrente: wijziging renteregeling invordering: minimaal 4%
Wijzigingen per 09-03-2014
14. Wijziging maximumleges reisdocumenten en andere wijzigingen Paspoortwet: nieuwe
grondslag
Wijzigingen per 06-01-2014
16.Wet basisregistratie personen: gevolgen leges en toeristenbelasting
Wijzigingen per 01-01-2014
1. Wijziging Wet WOZ: Verhuurdersheffing III (breder gebruik WOZ-waarde) in Stb. Wijziging
percentages leegstandsratio Inkomstenbelasting en Successiewet. in Stb.
4. Wijziging eigenwoningforfait inkomstenbelasting: bedragen in Stb.
5. Wet elektronische bekendmaking: elektronisch gemeenteblad verplicht in Stb.
6. Wijziging macronorm OZB: percentage macronorm 3,5% (2,45% met korting)
8. Naheffingsaanslag parkeerbelasting: maximumbedrag verhoogd naar € 58
13. Wijziging leges akten burgerlijke stand: bedragen verhoogd naar € 12,50 en € 22,30
15. Wijziging leges rijbewijzen: wet maximering in Stb.
24. Wijziging bedragen kostenwet: kosten dwangbevel wordt € 39, maximum wordt € 11.461
(bijstellingsregeling)
26. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks): in Stcrt.
29. Indexering griffierechten beroep, hoger beroep en cassatie: bedragen in Stb. Inclusief
verhoging Besluit proceskosten bestuursrecht bedrag per punt en maximum verletkosten.
Wijzigingen per 01-07-2013
19. Wijziging leegstandswet: in Stb.
20. Wijziging winkeltijdenwet: in Stb.
26. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks): in Stcrt.
28. Inwerkingtreding schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten: in Stb.
Wijzigingen per 24-05-2013
18. Crisis- en herstelwet: permanent in Stb.
Nieuw
7. Internetconsultatie BIZ: wetsvoorstel naar RvS, inhoud nog niet bekend
22.Wijziging formeel verkeer belastingdienst: wetsvoorstel wijziging AWR
naar inhoudsopgave
2
Inhoudsopgave
Wijzigingen wellicht in 2014..................................................................................................................... 1
Wijzigingen per 01-04-2014..................................................................................................................... 1
Wijzigingen per 09-03-2014..................................................................................................................... 1
Wijzigingen per 06-01-2014..................................................................................................................... 1
Wijzigingen per 01-01-2014..................................................................................................................... 1
Wijzigingen per 01-07-2013..................................................................................................................... 2
Wijzigingen per 24-05-2013..................................................................................................................... 2
Nieuw ....................................................................................................................................................... 2
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 3
Vindplaatsen ............................................................................................................................................ 4
Wetgevingstadium ................................................................................................................................... 4
1.
WOZ: breder gebruik ...................................................................................................................... 5
2.
3.
WOZ: verruiming openbaarheid, landelijke voorziening, afschaffing Fierens-drempel .................. 7
WOZ: proceskosten ........................................................................................................................ 8
4.
5.
Wijziging eigenwoningforfait inkomstenbelasting ........................................................................... 9
Wet elektronische bekendmaking ................................................................................................. 11
6.
Wijziging macronorm OZB ............................................................................................................ 11
7.
8.
Internetconsultatie/Wetsvoorstel BIZ ............................................................................................ 12
Wijziging maximum kosten naheffingsaanslag parkeerbelasting ................................................. 12
9.
10.
Afschaffing precariobelasting voor nutsbedrijven ......................................................................... 13
Transparantie/marktwerking bij retributies .................................................................................... 14
11.
12.
Wijziging WOB (omvangrijke verzoeken en kostenregeling) ........................................................ 15
Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand ( leges) .................................................... 16
13.
Wijziging leges akten burgerlijke stand......................................................................................... 17
14.
15.
Wijziging maximumleges reisdocumenten en andere wijzigingen paspoortwet ........................... 17
Wijziging leges rijbewijzen ............................................................................................................ 19
16.
17.
Wet basisregistratie personen ...................................................................................................... 20
Wijziging maximum kostenvergoeding rechten Wet bescherming persoonsgegevens ............... 23
18.
Omgevingsrecht ( leges) ........................................................................................................... 24
19.
20.
Leegstandswet ( leges) ............................................................................................................. 26
Wijziging winkeltijdenwet ( leges) .............................................................................................. 27
21.
22.
Lokale lasten / verkenning gemeentelijk belastinggebied ............................................................ 27
Wijziging Formeel verkeer belastingdienst (AWR) ....................................................................... 28
23.
24.
Wijziging Leidraad invordering ...................................................................................................... 29
Wijziging bedragen Kostenwet invordering rijksbelastingen......................................................... 29
25.
Invorderingsrente .......................................................................................................................... 30
26.
27.
Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks) ...................................................................................... 30
Overheidsvordering....................................................................................................................... 34
28. Aanpassing bestuursprocesrecht en nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige
besluiten ................................................................................................................................................ 34
29.
30.
Verhoging en indexering kosten deskundige, griffierechten beroep, hoger beroep en cassatie . 39
Gebruikte afkortingen ................................................................................................................... 42
3
Vindplaatsen
Kamerstukken, wetsvoorstellen en wet- en regelgeving kunt u vinden op
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/Pages/UitgebreidZoeken.aspx of voor kamerstukken
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/zoeken/parlementaire_documenten, het is ook mogelijk om
een staatsblad of staatscourantnummer te vinden door achter de volgende link
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/, het Staatsblad (stb-jaar-nummer.html) of
Staatcourantnummer (stcrt-jaar-nummer.hmtl) in te toetsen en de link te volgen: bijvoorbeeld:
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2009-276.html of
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-12567.html. WOZ-aangelegenheden kunt u ook
vinden op www.wozinformatie.nl.
Wetgevingstadium
In het overzicht is een balk toegevoegd die het stadium, waarin het wetsvoorstel verkeert, aangeeft.
Waarbij de volgende afkortingen (in chronologische volgorde) worden gebruikt:
VvW: Voorstel van Wet
MvT: Memorie van Toelichting
V: Verslag Tweede Kamer
NnavV: Nota nav Verslag Tweede Kamer
H TK: Handelingen Tweede Kamer
Stm.: Stemming
GVW: Gewijzigd Voorstel van Wet Eerste Kamer
VV: Voorlopig Verslag Eerste Kamer
MvA: Memorie van Antwoord Eerste Kamer
EV: Eindverslag Eerste Kamer
H EK: Handelingen Eerste Kamer
Stb.: Staatsblad
Iw.: Inwerkingtreding
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
In de wetgevingsbalk zijn weblinks opgenomen naar relevante parlementaire stukken, m.n. de MvT,
en publicatie in Stb en Iw.
naar inhoudsopgave
4
1.
WOZ: breder gebruik
Inhoud
Kamerstukken
Verhuurdersheffing IV
(Wet maatregelen
Bekendmaking
33819
Stb. 2013, 583
Inwerkingtredin
Laatste
g
stukken
01-01-2014
Brief minister
over
scenario‟s en
WWS
woningmarkt 2014 II))
VvW
MvT
V
NnavV
Verhuurdersheffing III
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
33756
(Wet maatregelen
MvT
V
Iw.
intrekking
woningmarkt 2014 I))
VvW
Stb.
Brief minister
wetsvoorstel
NnavV
Verhuurdersheffing
H TK
Stm.
GVW
33407
VV
MvA
Stb. 2013, 285
Stb. 2013, 284 iw
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Stm.
Stb.
Iw.
Stb.
Iw.
01-01-2013
Verval per
01-01-2014
VvW
MvT
V
NnavV
Verhuurdersheffing II
(novelle)
H TK
Stm.
GVW
33515
VV
MvA
Stb. 2013, 284
EV
H EK
01-01-2013
Terugwerkende
kracht
Verval per
01-01-2014
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
Wijziging IB (art. 17a
VV
MvA
Stb. 2013, 569
EV
H EK
Stm.
01-01-2014
Uitvoeringsbesluit IB) en
Succ.Wet (art. 10a
Uitvoeringsbesluit Sw)
woning in verhuurde staat
Gevolgen voor uitvoering van de Wet WOZ
De verhuurder krijgt belang bij een hogere WOZ-waarde, omdat daarmee een hogere huur kan
worden gevraagd. De verhuurder gaat tegelijkertijd de verhuurderheffing betalen waardoor die belang
krijgt bij een lagere WOZ-waarde. Het aantal bezwaren zal waarschijnlijk toenemen.
Wijzigingen van de uitvoeringsregelingen IB en Succ.wet hebben geen gevolgen voor de uitvoering
van de Wet WOZ.
Korte inhoud Verhuurdersheffing
De Verhuurderheffing heeft een moeizame parlementaire behandeling gehad. Het eerste wetsvoorstel
werd door het tweede wetsvoorstel beperkt tot 2013. Het derde wetsvoorstel werd na behandeling in
de TK ingetrokken omdat een onderdeel mogelijk niet door de EK zou worden aanvaard. Het vierde
wetsvoorstel is zonder dat onderdeel door de EK aanvaard en geldt vanaf 2014.
De verhuurdersheffing wordt geheven van verhuurders van meer dan 10 huurwoningen in de
gereguleerde sector. De heffingvrije voet heeft tot doel verhuurders van slechts enkele woningen
buiten de heffing te laten, waardoor zowel de administratieve lasten voor bedrijven en burgers als de
uitvoeringskosten voor de Belastingdienst aanzienlijk beperkt worden. Door de vrijstelling wordt
5
bovendien geheven van meer professionele verhuurders. Dit rechtvaardigt de vormgeving van de
heffing als een aangiftebelasting. De grondslag voor de heffing wordt gevormd door de totale WOZwaarde van de huurwoningen in de gereguleerde sector van de verhuurder, verminderd met de
waarde van 10 woningen (berekend naar de gemiddelde WOZ-waarde van alle huurwoningen in de
gereguleerde sector van de verhuurder). Het tarief is, gegeven het aantal in de heffing te betrekken
huurwoningen, een afgeleide van de beoogde opbrengst. Voor 2014 wordt uitgegaan van een
opbrengst van € 1.165 miljoen, oplopend tot € 1.700 miljoen in 2017.
De verhuurdersheffing is uitvoerbaar en handhaafbaar door de Belastingdienst.
De verhuurdersheffing wordt vormgegeven als een heffing die moet worden voldaan op aangifte. Er
wordt door de Belastingdienst een digitaal portaal ingericht. Op dit portaal zullen de bij de
Belastingdienst bekende gegevens over de huurwoningen van een verhuurder en de WOZ-waarden
van die woningen worden vermeld.
In de Toelichting wordt invoering van de heffing onder meer gerechtvaardigd door verwijzing naar een
rapport van de OESO (rapport “Tax and Economic Growth” uit 2007) waaruit volgt dat een belasting
op onroerende zaken het minst verstorende effect op het bruto binnenlands product per hoofd van de
bevolking heeft in vergelijking tot indirecte belastingen, inkomstenbelastingen en
vennootschapsbelasting.
Het wetsvoorstel hangt samen met het aanhangige wetsvoorstel dat scheefwonen moet tegengaan en
inmiddels bij de Eerste Kamer ligt (Kamerstukken 33129). Dat wetsvoorstel maakt het mogelijk om
meer huur te vragen aan verhuurders met een hoger inkomen.
Beperking aftrekbare kosten eigen woning
Met de tariefsaanpassing aftrek kosten eigen woning wordt, conform het regeerakkoord, bereikt dat
belastingplichtigen die aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning tegen het tarief van de
vierde schijf in aftrek brengen, ieder jaar een kleiner fiscaal voordeel zullen ervaren als gevolg van die
aftrek. Het fiscale voordeel als gevolg van de aftrek van deze kosten is nu nog gelijk aan het bedrag
dat wordt verkregen door alle aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning te
vermenigvuldigen met het betreffende tabeltarief. Voor zover kosten in aftrek worden gebracht tegen
het tarief van de eerste, tweede of derde schijf blijft dat zo. Voor zover kosten in aftrek worden
gebracht tegen het tarief van de vierde schijf verandert dat en wordt het fiscale voordeel gelijk aan het
bedrag dat aan aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning in aftrek wordt gebracht,
vermenigvuldigd met het in dat jaar geldende aangepaste tarief. Dat aangepaste tarief bedraagt in
2014 51,5% en wordt vervolgens jaarlijks met stappen van 0,5%-punt verlaagd.
Woningwaarderingsstelsel
Bovendien zal ook het woningwaarderingsstelsel (WWS) worden gewijzigd met de WOZ-waarde, in
combinatie met het huidige WWS, als element voor het bepalen van de huur. Op welke wijze dat
wordt ingevuld is nog onbekend.
Korte inhoud wijzigingen IB en Successiewet
De percentages in art. 17a Uitvoeringsbesluit IB en art. 10a Uitvoeringsbesluit Successiewet wijzigen
vanwege de ontwikkelingen van de WOZ-waarden. In de toelichting op de wijziging staat het
volgende:
6
De in artikel 17a, tweede lid, van het UBIB 2001 opgenomen tabel wordt gewijzigd in verband met de
toegezegde periodieke toetsing op actualiteit. In deze tabel kan de leegwaarderatio worden afgelezen
waarmee de op grond van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde (WOZ-waarde)
van een woning vermenigvuldigd mag worden om de waarde in verhuurde staat van die woning voor
box 3 vast te stellen. Op basis van onderzoek naar verkoopprijzen van verhuurde woningen in 2012 is
gebleken dat er aanleiding is de bestaande tabel aan te passen. Gebleken is namelijk dat de
verkoopprijzen van verhuurde woningen in relatie tot de WOZ-waarde van die woningen zijn gewijzigd
ten opzichte van 2011. De verkoopprijzen van verhuurde woningen met een hoge huur zijn in relatie
tot de WOZ-waarde gestegen, terwijl de verkoopprijzen van woningen met een lage huur juist iets zijn
gedaald in relatie tot de WOZ-waarde.
De in artikel 10a, tweede lid, van het UBSW 1956 opgenomen tabel wordt gewijzigd in verband met de
periodieke toetsing op actualiteit. Op basis van deze tabel wordt de in aanmerking te nemen waarde
van verhuurde woningen bepaald. De tabel is gelijkluidend aan die welke in artikel 17a, tweede lid,
van het UBIB 2001 is opgenomen om de waarde van verhuurde woningen voor box 3 in de
inkomstenbelasting te bepalen. Op grond van de marktontwikkelingen van verhuurde woningen is er
aanleiding de waardering van verhuurde woningen aan te passen. De ondergrens van de tabel wordt,
voor wat betreft de leegwaarderatio, verlaagd naar 45% en de bovengrens wordt verhoogd van 78%
naar 85%. Omdat de transacties een vlakkere trendlijn veroorzaken, worden de stappen van halve
procenten gewijzigd in stappen van één procent om te voorkomen dat de tabel te lang wordt.
naar inhoudsopgave
2.
WOZ: verruiming openbaarheid, landelijke voorziening, afschaffing
Fierens-drempel
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Wetsvoorstel Wet WOZ:
33462
Sbl. 2013, 129
openbaarheid WOZ-
Streven
Medio 2014
waarde, landelijke
voorziening, afschaffing
Fierens
VvW
MvT
V
NnavV
Wijziging
Uitvoeringsbesluit
H TK
Stm.
GVW
VV
Ontwerpbesluit
MvA
EV
H EK
Streven
Medio 2014
Stm.
Stb.
Iw.
Advies RvS
kostenverrekening en
gegevensverstrekking
ivm de landelijke
voorziening WOZ
Modernisering Wet WOZ
Reacties op
(internetconsultatie)
internetconsulaties
Gevolgen voor uitvoering van de Wet WOZ
De openbaarheid van de WOZ-waarde van woningen en de landelijke voorziening WOZ zal wellicht
tot minder gegevensverstrekking van individuele gemeenten leiden, maar zal ook kunnen leiden tot
meer bezwaren. Het Besluit proceskosten WOZ zal uiterlijk tegelijkertijd met de verruiming van de
openbaarheid moeten worden ingevoerd (zie onder 3.).
7
Korte inhoud Wetsvoorstel openbaarheid WOZ-waarde en technische wijzigingen
Het wetsvoorstel behandelt de volgende onderwerpen:
-
Openbaarheid WOZ-gegevens voor woningen,
Landelijke voorziening Wet WOZ,
- Afschaffing Fierens-marge,
Het wordt door openbaarheid van de WOZ-waarde mogelijk om de WOZ-waarde van een woning op
te vragen. Een transparantere WOZ-waarde draagt bij aan de acceptatie van de WOZ-waarde door
burgers en verbetert de kwaliteit van die WOZ-waarde. Met de realisatie van een landelijke
voorziening WOZ kunnen burgers eenvoudig en laagdrempelig de WOZ-waarde opvragen bij één
centraal punt. Zij kunnen dan de WOZ-waarde van hun woning vergelijken met de WOZ-waarde van
zelf gekozen woningen, zonder dat dit leidt tot een grotere uitvraag en daarmee tot hogere kosten
voor gemeenten. Ook wordt ingegaan op een aantal pilots dat gehouden is met betrekking tot een
meer informele wijze van contact met de burgers. Met deze meer informele wijze van contact tussen
gemeenten en belanghebbenden hoeven belanghebbenden niet meteen in bezwaar te komen tegen
hun WOZ-beschikking. Voor gemeenten biedt het leggen van informeel contact ook voordelen, zeker
na het buiten toepassing raken van de Fierensmarge.
Een concept-wetsvoorstel is via een internet ter consultatie voorgelegd. In dat voorstel stonden ook
bepalingen voor een informele bezwarenafhandeling, maar dat deel is, na commentaar van oa. de
VNG niet meer in wetsvoorstel opgenomen. Wel wordt in de Memorie van toelichting gewezen op de
informele wijze van bezwarenafhandeling en de monitoring daarvan door de Waarderingskamer.
De VNG heeft afzonderlijk gereageerd op het conceptvoorstel
(http://www.vng.nl/smartsite.dws?id=115769). Via internet zijn ook twintig andere reacties
binnengekomen (http://www.internetconsultatie.nl/woz/reacties). De internetconsultatie is inmiddels
afgesloten.
Korte inhoud internetconsultatie Modernisering Wet WOZ
Via een internetconsultatie heeft een ieder de gelegenheid gekregen commentaar te leveren op het
concept-wetsvoorstel Modernisering Wet WOZ.
naar inhoudsopgave
3.
WOZ: proceskosten
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Besluit proceskosten Wet
Internet-
Reacties op
WOZ (concept
internetconsultatie)
consultatie
internetconsulaties
Publicatie richtlijn
Strcrt. 2012,
gerechtshoven en
rechtbanken voor
26039
vergoeding taxatiekosten
in WOZ-zaken
8
Gevolgen voor uitvoering van de Wet WOZ
Het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft een aantal tekortkomingen Een concept Besluit
proceskosten WOZ is op internet ter consultatie aangeboden. Dat gaat uit van een redelijke
tegemoetkoming. Het Besluit proceskosten WOZ zal uiterlijk tegelijkertijd met de verruiming van de
openbaarheid moeten worden ingevoerd. Het Besluit proceskosten WOZ ligt thans bij de Raad van
State voor advies (bron: http://www.raadvanstate.nl/adviezen/actuele-adviezen/aanhangigeadviezen.html
Korte inhoud concept Besluit proceskosten WOZ
Dit besluit van de kosten die een partij of een belanghebbende maakt in verband met de behandeling
van een door hem ingediend bezwaar- of beroepschrift in een procedure over de WOZ-waarde. Het
regelt de tarieven voor deskundige taxateurs, hoorzitting en redelijkheid tegemoetkoming bij beperkte
afwijkingen.
De VNG heeft een reactie op het concept gegeven. Daarbij is gewezen op de algemene taxatiepraktijk
waarbij 10% als een redelijke afwijking wordt aangemerkt.
Korte inhoud Richtlijn rechtscolleges
Gerechtshoven en rechtbanken hebben een uniforme richtlijn opgesteld voor kosten van
taxatiewerkzaamheden. Die richtlijn is gepubliceerd (Staatscourant 2012, 26039):
Een uurtarief van € 50,-- exclusief BTW voor een woningtaxatie is redelijk.
Een uurtarief van € 65 exclusief BTW is redelijk voor een kantoorpand.
Een uurtarief volgens het gedeclareerde tarief met als maximum het bedrag in artikel 6 van het Besluit
tarieven in strafzaken van € 116,09 exclusief BTW voor incourante niet-woningen. Voor het BTW-tarief
wordt aangesloten bij de tijdstip van het verrichten van de dienst.
naar inhoudsopgave
4.
Wijziging eigenwoningforfait inkomstenbelasting
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Belastingplan 2008:
31205
Stb. 2007, 562
01-01-2009 t/m
Verval maximum,
geleidelijke verhoging
VvW
MvT
V
Laatste stukken
01-01-2016
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
Bijstellingsregeling:
Stcrt. 2013,
Jaarlijkse wijziging
35144
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
01-01-2014
percentages en
bedragen
Gevolgen eigenwoningforfait
Het forfaitpercentage van de WOZ-waarde van de eigen woning bedraagt voor 2014 (aangifte in
2015):
Als de WOZ-waarde meer maar niet meer dan
is dan
bedraagt het forfaitpercentage
–
€ 12.500
Nihil
€ 12.500
€ 25.000
0,25% van deze waarde
9
€ 25.000
€ 50.000
0,40% van deze waarde
€ 50.000
€ 75.000
0,55% van deze waarde
€ 75.000
€ 1.040.000
0,70% van deze waarde
€ 1.040.000
–
€ 7.350 vermeerderd met 1,80% van de
eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven
€ 1.040.000.
Voor 2013 (aangifte in 2014):
Als de WOZ-waarde meer maar niet meer dan
bedraagt het forfaitpercentage
is dan
–
€ 12.500
Nihil
€ 12.500
€ 25.000
0,20% van deze waarde
€ 25.000
€ 50.000
0,35% van deze waarde
€ 50.000
€ 75.000
0,45% van deze waarde
€ 75.000
€ 1.040.000
0,60% van deze waarde
€ 1.040.000
–
€ 6.240 vermeerderd met 1,30% van de
eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven
€ 1.040.000.
Korte inhoud indexering
In artikel 3.112 van de Wet IB 2001 blijft het percentage voor de berekening van het in aanmerking te
nemen voordeel voor woningen met een waarde lager dan € 12.500 gelijk; het percentage voor
woningen met een waarde tussen € 12.500 en € 50.000 gaat met 0,05%-punt omhoog; voor woningen
met een waarde tussen € 50.000 en € 1.040.000 gaat het percentage met 0,1%-punt omhoog. Voor
woningen met een waarde van € 1 040 000 of hoger gaat het naast het minimumbedrag geldende
percentage ingevolge artikel 10.3a van de Wet IB 2001 – na afronding – met 0,25%-punt omhoog.
Belastingplan 2008
e
Bij 3 NvW is het wetsvoorstel Belastingplan 2008 gewijzigd. Met deze NvW wordt de verhoging van
het eigenwoningforfait voor een woningwaarde boven € 1 mln., geleidelijker ingevoerd dan
oorspronkelijk was voorgesteld. Vanaf 2010 wordt het eigenwoningforfait stapsgewijs voor een
woningwaarde boven € 1 mln. verhoogd. Deze verhoging zal in zeven gelijke stappen gaan in de jaren
2010 tot en met 2016, zodat in dat laatste jaar voor een woningwaarde boven € 1 mln. een
eigenwoningforfait geldt van 2,35%. Voor 2014 is het percentage voor de hoogste categorie verhoogd
naar 1,80%.
naar inhoudsopgave
10
5. Wet elektronische bekendmaking
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Elektronisch
31084
Stb. 2008, 551
01-01-2014
Publicatie van
algemeen
Laatste stukken
Stb. 2012, 331
verbindende
voorschriften en
andere besluiten van
algemene strekking
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen voor de belastingheffing (artikel 139 Gemeentewet)
De inwerkingtreding van de laatste onderdelen van de wet heeft gevolgen voor de publicatie van
belastingverordeningen en andere algemeen verbindende voorschriften. De wet verplicht het om de
bekendmaking op elektronische wijze via een digitaal gemeenteblad op internet te publiceren.
Korte inhoud
Het laatste onderdeel (artikel XII) is op 1 januari 2014 in werking getreden. Gemeenten (en provincies
en waterschappen) zijn verplicht hun algemeen verbindende voorschriften op via een digitaal
gemeenteblad op internet te publiceren. Het ministerie van BZK komt met een centrale
publicatievoorziening. Hiermee kunnen gemeenten het hier bedoelde elektronische publicatieblad
produceren. Tot 2014 was de bekendmaking in een elektronisch blad voor decentrale overheden
facultatief.
naar inhoudsopgave
6.
Wijziging macronorm OZB
Inhoud
Macronorm
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste stukken
01-01-2014
Meicirculaire 2013
wijziging
Par. 8.2
Gevolgen belastingheffing (MV OZB artikel 5; MV BRWBR artikel 7)
De landelijke begrenzing voor stijging van OZB-opbrengsten voor het 2014 bedraagt 2,45 (3,5% aftrek overschrijding 2012 en 2013) ten opzichte van 2013. De macronorm zal in 2014 worden
herzien.
Vaststellen macronorm 2014 (tekst meicirculaire en septembercirculaire 2013)
De gemeente is verantwoordelijk voor het vaststellen van haar OZB tarief. De grondslag daarvoor is
de WOZ waarde. Het beheersbaar houden van lokale lasten, betekent dat het product van OZB tarief
en WOZ waarde voor het totaal van de gemeenten niet sterker dan de bestuurlijk overeengekomen
zogeheten macronorm mag stijgen.
De macronorm 2013 voor de OZB stijging is 3% (zonder correctie 2012). De bestuurlijke afspraak om
de totale (landelijke) OZB stijging in 2013 te beperken tot € 103.900.000 met een correctie van de
overschrijding in 2012 van € 7.700.000 is niet gehaald. Er is sprake van een overschrijding in 2012 èn
in 2013 van tezamen € 37.800.000. Deze overschrijding is besproken in het Bestuurlijk overleg
11
financiële verhoudingen van 22 mei 2013. Een en ander leidt ertoe dat a) het bedrag van de
overschrijding in mindering wordt gebracht op wat in 2014 aan maximale stijging gerealiseerd mag
worden en b) de systematiek van de macronorm geëvalueerd wordt.
De macronorm 2014 betekent een OZB-stijging van maximaal € 125.900.000 (= 3,5% over OZB
opbrengst 2013, bron Coelo) zònder correctie van de overschrijding over de jaren 2012 en 2013. De
maximale OZB stijging 2014 inclusief correctie overschrijding 2012-2013 komt daarmee uit op
maximaal € 125.900.000 -/- € 37.800.000 = € 88.100.000 (OZB stijging van 2,45%).
Het streven is om in de septembercirculaire 2013 uitsluitsel te geven over de uitkomsten van de
evaluatie macronorm als instrument om lokale lasten beheersbaar te houden.
Daarin staat echter het volgende:
Septembercirculaire 2013
In het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen van 16 september 2013 is besloten dat de evaluatie
van de systematiek van de macronorm en een eventuele nieuwe norm voor 2015 in het voorjaars-Bofv
2014 aan de orde komen. De macronorm ozb zoals vermeld in de meicirculaire 2013 blijft
gehandhaafd voor het jaar 2014.
naar inhoudsopgave
7.
Internetconsultatie/Wetsvoorstel BIZ
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Internetconsultatie
Inwerkingtreding
Laatste stukken
23-08-2013
Internetconsulatie
Einde consultatie
Gevolgen voor de BIZ-heffing
Nog niet bekend. Wetsvoorstel naar RvS, maar inhoud nog niet bekend.
Korte inhoud concept Voorstel BIZ permanent
1. Maakt de Experimentenwet BI-zones permanent.
2. Maakt het mogelijk dat ook eigenaren van onroerende zaken in een bedrijveninvesteringszone
kunnen worden betrokken en aangeslagen.
3. Verlaagt de draagvlakeisen voor verlenging van een bedrijveninvesteringszone en verhoogt de
draagvlakeisen voor het organisaren van een draagvlakmeting voor vervroegde beëindiging van een
bedrijveninvesteringszone.
4. Maakt mogelijk dat activiteiten op internet die (mede) in het publiek belang zijn gefaciliteerd kunnen
worden met een bedrijveninvesteringszone.
Reactie is mogelijk op alle onderdelen, maar de MIN van EZ heeft al gereageerd op de evaluatie van
de Experimentenwet BIZ.
8.
Wijziging maximum kosten naheffingsaanslag parkeerbelasting
Inhoud
Wijziging
maximumbedrag
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Stcrt. 2013-24503
01-01-2014
Laatste stukken
12
Korte inhoud
Het maximumbedrag voor de kosten van het opleggen van de naheffingsaanslag parkeerbelastingen
is voor 2014 vastgesteld op € 58 (bedrag 2013: € 56).
naar inhoudsopgave
9.
Afschaffing precariobelasting voor nutsbedrijven
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Afschaffing
Junicirculaire
Brief Min. BZK
precariobelasting
voor ondergrondse
2012 (p. 41)
standpunt regering
30-06-2011
infrastructuur
Inwerkingtreding
Laatste stukken
Advies RvS (week
38-2012; niet
openbaar)
Motie Van der
Burg over
32 500-VII, nr. 9
07-12-2010
precariobelasting
op netwerken van
nutsbedrijven
Gevolgen belastingheffing (MV Precariobelasting artikel 4)
Als het wetsvoorstel wordt aangenomen dan betekent dit dat gemeenten geen precariobelasting meer
kunnen heffen op infrastructuur van nutsbedrijven.
Korte inhoud
De bedoeling is om een vrijstelling van precariobelasting voor infrastructuur van nutsbedrijven in de
wet op te nemen. Aanleiding hiervoor was de Motie Van der Burg die ertoe strekt om zo snel mogelijk
het wetsvoorstel vrijstelling precariobelasting op netwerken van nutsbedrijven in te dienen. De MIN
van BZK stelt zijn brief van 30 juni 2011 dat in overleg met de VNG en de Unie van Waterschappen
zal worden gezocht naar een uitwerking van het wetsvoorstel, waarbij de gevolgen voor de decentrale
overheden zo beperkt mogelijk worden gehouden. Gedacht wordt aan een overgangstermijn voor de
decentrale overheden die nu al precariobelasting heffen.
In september 2012 heeft de Raad van State advies uitgebracht over het wetsvoorstel tot afschaffing
van de precariobelasting op infrastructuur van nutsbedrijven. De inhoud van het advies is nog niet
bekend. Het wordt pas openbaar bij indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Op een
eerder wetsvoorstel met dezelfde strekking heeft de RvS zeer kritische gereageerd. Belangrijkste
kritiek van de RvS en redenen om het eerdere wetsvoorstel niet in te dienen waren dat het
wetsvoorstel een meer omvattende, consistente visie op het totale decentrale belastinggebied
ontbeert en dat de noodzaak van het wetsvoorstel is komen te vervallen nu geen sprake is van een
lastenverlichting voor de burger.
Het ministerie van BZK heeft in april 2013 laten weten dat de MIN van BZK meer tijd neemt om te
studeren op reële alternatieven. Hij onderzoekt of een analogie met de „gedoogconstructie‟ in de
Telecomwet mogelijk is. Het wetsvoorstel tot afschaffing precariobelasting op kabels en leidingen van
13
nutsbedrijven houdt hij tot die tijd aan. In tegenstelling tot het bericht in de junicirculaire 2012 dat in de
zomer van 2012 een wetsvoorstel zou worden ingediend, is er nog geen wetsvoorstel bij de TK
ingediend. Het is nog niet bekend wanneer de wet in werking treedt.
naar inhoudsopgave
10. Transparantie/marktwerking bij retributies
Inhoud
Kamerstukken
Aanbieding
Handreiking
29515-199
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste stukken
Onderzoek naar mate
uniformiteit en
kostentoerekening
transparantie leges
leges en tarieven
omgevingsvergunning
Rapport Deloitte
12-10-2012
Wet markt en
31354
Stb. 2011, 162
01-07-2012
Stb. 2012, 255
overheid (wijziging
(08-04-2011)
Overgangsrecht
Besluit markt en
mededingingswet
Stb. 2012, 254
iw (14-06-2012)
tot
01-07-2014
overheid
Stb. 2012, 255
(Besluit markt
en overheid)
(14-06-2012)
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw
Gevolgen belastingheffing transparantie (MV Retributies zoals Leges, Reinigingsrechten,
Lijkbezorgingsrechten en Bestemmingsheffingen zoals Riool- en afvalstoffenheffing)
Gemeenten moeten hun kostenberekeningen bij de retributies en andere kostengerelateerde
heffingen transparanter maken. Gemeenten kunnen daartoe ondersteuning krijgen van de VNG
(vng.nl).
Gevolgen belastingheffing marktwerking (MV Retributies, zoals Leges, Reinigingsrechten en
Lijkbezorgingsrechten)
Als de gemeente retributies voor economische activiteiten heft, moet zij ten minste de integrale
kostprijs doorberekenen. Dit kan zich voordoen bij reinigingsrechten, lijkbezorgingsrechten, leges,
liggelden, havengelden, brandweerrechten.
Korte inhoud
De zgn. Wet Markt en Overheid heeft het doel concurrentievervalsing tegen te gaan en zo gelijk
mogelijke concurrentieverhoudingen tussen overheden en bedrijven te creëren. De wet bevat vier
gedragsregels die gelden als overheden economische activiteiten verrichten. De gedragsregels uit de
Wet Markt en Overheid zijn opgenomen in de Mededingingswet (hoofdstuk 4b). Kiest een overheid
ervoor om goederen of diensten op de markt aan te bieden, dan moet zij zich aan de gedragsregels
houden. De vier gedragsregels zijn:
1. Integrale kostendoorberekening: overheden moeten ten minste de integrale kosten van een
economische activiteit doorberekenen in de (verkoop)prijs.
14
2. Bevoordelingsverbod van overheidsbedrijven: overheden mogen hun eigen overheidsbedrijven
niet bevoordelen boven concurrerende bedrijven.
3. Gegevensgebruik: overheden mogen de gegevens waar ze over beschikken niet hergebruiken
voor andere, economische activiteiten, tenzij de gegevens ook voor andere marktpartijen onder
dezelfde voorwaarden beschikbaar zijn.
4. Functiescheiding: heeft een overheid bij bepaalde economische activiteiten een bestuurlijke rol, en
voert zij die economische activiteiten ook zelf uit, dan mogen niet dezelfde personen betrokken
zijn bij de bestuurlijke en de economische activiteiten van die organisatie.
Voor al op 30 juni 2012 bestaande economische activititeiten of overeenkomsten geldt
overgangsrecht: voor gedragsregel 1 t/m 3 tot 1 juli 2014 en voor gedragsregel 4 tot 1 juli 2013.
Het op de wet gebaseerde Besluit markt en overheid bevat regels voor overheden over de
doorberekening van kosten en de toepassing van het bevoordelingsverbod.
Er zijn uitzonderingen mogelijk. Zo kan de gemeenteraad een economische activiteit als dienst van
algemeen belang aanwijzen (artikel 25h, vierde en vijfde lid, Mededingingswet). De gedragsregels
gelden dan niet. In de Handreiking Wet Markt en Overheid staan de uitzonderingen beschreven. De
handreiking is een praktische gids voor overheden die met de Wet Markt en Overheid te maken
krijgen. Aan de hand van een 'beslisboom' en door 9 vragen te beantwoorden kunnen overheden
nagaan of de Wet Markt en Overheid op hen van toepassing is. De Autoriteit Consument en Markt
(ACM: fusie van de Nederlandse mededingingsautoriteit (Nma), Opta en Consumentenautoriteit)
houdt toezicht op de naleving van de gedragsregels. Ondernemers die vinden dat de overheid
oneerlijk concurreert en zich niet aan de gedragsregels houdt, kunnen een klacht indienen bij de
organisatie waar zij problemen mee hebben. Ook kunnen zij met hun klacht over oneerlijke
concurrentie terecht bij de ACM. De ACM kan dan een onderzoek instellen naar
concurrentievervalsing. Als de ACM vaststelt dat de wet wordt overtreden, kan zij een last onder
dwangsom opleggen.
Gemeenten kunnen zich bij de ACM aanmelden om een audit te laten uitvoeren over de economische
activiteiten die zij zien.
naar inhoudsopgave
11. Wijziging WOB (omvangrijke verzoeken en kostenregeling)
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Internetconsultatie conceptwetswijziging WOB
01-10-2012
(einddatum
Internetconsultatie
consultatie)
Initiatiefwet Voortman en
33328
Advies RvS
Schouw (vh Peters) open
05-12-2012
overheid
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw
Korte inhoud internetconsultatie (MV Leges Tarieventabel Titel 1)
Het concept-wetsvoorstel regelt dat de overheid onredelijke verzoeken om informatie niet in
behandeling hoeft te nemen. Bij zeer omvangrijke verzoeken kan onder bepaalde voorwaarden de
beslistermijn worden opgeschort en is het mogelijk deze verzoeken alleen voor een bepaald deel te
behandelen. Hergebruik van openbare overheidsinformatie wordt vergemakkelijkt en er wordt een
15
uniforme kostenregeling voorgesteld. Ten slotte bevat het wetsvoorstel regelingen voor zogenaamde
bijzondere verstrekkingen. De consultatie is afgerond. De reacties daarop zijn hier te vinden.
Korte inhoud Initiatiefwet (MV Leges Tarieventabel Titel 1)
Het doel van deze wet is om overheden en semi-overheden transparanter te maken, om zo het belang
van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische rechtsstaat, de burger, het bestuur
en economische ontwikkeling beter te dienen.
De mogelijkheid om kosten in rekening te brengen wordt in artikel 8.5 voor alle organen beperkt tot de
redelijke kosten die gemaakt worden bij het vervaardigen van kopieën. Bij algemene maatregel van
bestuur kunnen voor alle organen nadere regels gesteld worden met betrekking tot de redelijke
vergoeding. De Raad van State is kritisch.
naar inhoudsopgave
12. Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand ( leges)
Inhoud
Kamerstukken
Elektronische
30844
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste stukken
Bij KB
dienstverlening
burgerlijke stand
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw
Gevolgen voor legesheffing (MV Leges Tarieventabel Titel 1, H1)
De (facultatieve) elektronische dienstverlening leidt tot administratieve besparingen voor burger en
bedrijfsleven, waaronder besparing aan leges die nu voor over te leggen stukken dienen te worden
betaald. Bijvoorbeeld: bij huwelijk hoeft geen afschrift of uittreksel uit de geboorteakte en het
gewaarmerkte afschrift uit de GBA meer te worden overgelegd, waardoor legesheffing voor deze
afschriften niet meer aan de orde is. De papieren dienstverlening blijft echter wel bestaan, waardoor
het volgens VNG en NVvB onzeker is of de totale kosten van de dienstverlening en daarmee de leges
omlaag gaan.
Korte inhoud
Het wetsvoorstel heeft tot doel om een aanzienlijke lastenvermindering voor de burger te realiseren
door het wettelijke kader te scheppen voor de elektronische aangifte van geboorte, voorgenomen
huwelijk en geregistreerd partnerschap, en voor de elektronische verkrijging van uittreksels en
afschriften van de daarop betrekking hebbende akten. Dat biedt de burger in die gemeenten die voor
elektronische dienstverlening kiezen, een plaats- en tijdsonafhankelijke toegang tot de burgerlijke
stand en levert hem een tijd- en kostenbesparing op. Tevens wordt een lastenverlichting voor het
bedrijfsleven bewerkstelligd door de elektronische aangifte van overlijden door uitvaartondernemers
mogelijk te maken.
De financiële consequenties, d.w.z. zowel de automatiseringskosten als de efficiencybaten, op
gemeentelijk niveau hangen sterk samen met de vraag in welke mate men straks tot een – immers
facultatieve – elektronische dienstverlening bij de burgerlijke stand over wil gaan, de mate waarin
daarvan uiteindelijk gebruik zal worden gemaakt en de per gemeente soms sterk wisselende ictaanpassingen die daartoe nodig zijn. Vanwege deze vele variabelen kan geen betrouwbare indicatie
worden gegeven van de financiële implicaties voor gemeenten. Er zal nog een nadere inschatting van
16
de budgettaire consequenties voor gemeenten plaatsvinden, waarbij rekening wordt gehouden met
zowel het wegvallen van sommige legesinkomsten als het feit dat men een vergoeding kan blijven
vragen voor (elektronische) dienstverlening door de burgerlijke stand, als de uitkomsten van de pilots
daartoe aanleiding geven.
naar inhoudsopgave
13. Wijziging leges akten burgerlijke stand
Inhoud
Kamerstukken
Wijziging bedragen
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Stcrt. 2013,
24504
01-01-2014
Laatste stukken
Gevolgen voor legesheffing (MV Leges Tarieventabel Titel 1, H1)
Aanpassing van de bestaande tariefbepaling.
Korte inhoud
De leges akten burgerlijke stand, uittreksel akte of attestatie de vita voor 2014 zijn verhoogd van
€ 12,10 naar € 12,50; leges verklaring huwelijksbevoegdheid van € 21,70 naar € 22,30.
naar inhoudsopgave
14. Wijziging maximumleges reisdocumenten en andere wijzigingen
paspoortwet
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Wijziging bedragen Besluit
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
09-03-2014
Kamerbrief
Paspoortgelden
nieuwe tarieven
Wijziging Paspoortwet ivm
herinrichten van de
31324
Stb. 2009, 252
Stb. 2009, 253
reisdocumentenadministratie
VvW
MvT
V
Wijziging Paspoortwet o.a.
28-06-2009 (deel)
iw
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
33440
MvT
Stb.
Iw.
Tarieven
wijziging status
identiteitskaart
VvW
Stm.
reisdocumenten
Min van BZK
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb
Iw.
Gevolgen legesheffing (MV Leges Tarieventabel Titel 1, H2)
U moet de legesverordening vóór 9 maart 2014 wijzigen:
omdat er een andere wettelijke grondslag voor de leges geldt
omdat de formulering van het belastbaar feit wijzigt
omdat de formulering van de belastingplicht wijzigt
omdat nieuwe maximumtarieven gelden.
http://www.vng.nl/files/vng/2014-eerste-wijziging-legesverordening.doc
De tarieven voor 2014 zijn bekend gemaakt. Jaarlijks worden in het najaar de tarieven voor de
reisdocumenten bekendgemaakt die op 1 januari van het volgende jaar ingaan. Dit jaar gebeurt dit
17
later dan gebruikelijk, omdat de parlementaire behandeling van de wijziging van de Paspoortwet
(wijziging status ID-kaart) nog gaande is.
De uitkomst van de parlementaire behandeling bepaalt mede de tarieven die in de loop van dit jaar
worden gehanteerd. Volgens de adviesaanvraag die bij de RvS ligt wordt de inwerkingtreding 10
februari 2014 (bron: http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2014/01/10/kamerbrief-over-nieuwe-tarieven-reisdocumenten/kamerbriefover-nieuwe-tarieven-reisdocumenten.pdf.
De belangrijkste maximumtarieven voor 2014 staan hieronder.
18
Korte inhoud wijziging status ID-kaart en verlenging geldigheidsduur
De wijzigingen hebben betrekking op het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en
Nederlandse identiteitskaarten van vijf naar tien jaar, het in wettelijke zin niet langer aanmerken van
de Nederlandse identiteitskaart als reisdocument, het in de wet opnemen van een grondslag voor het
heffen van rechten wegens handelingen ten behoeve van de aanvraag van reisdocumenten en
Nederlandse identiteitskaarten door de burgemeester van een gemeente of de gezaghebber van een
openbaar lichaam en het niet langer bewaren van de vingerafdrukken van aanvragers van
reisdocumenten nadat de uitreiking dan wel de reden van niet-uitreiking van het reisdocument in de
administratie is geregistreerd.
Gemeenten mogen alleen nog de rechten genoemd in het nieuwe artikel 7 heffen voor handelingen in
verband met een aanvraag van een reisdocument. Gemeenten mogen daardoor voor die handelingen
geen extra rechten in rekening brengen op basis van de Gemeentewet. Dat betekent onder meer dat
de zogenaamde «vermissingsleges», die veel gemeenten in rekening brengen voor het opmaken van
een verklaring van vermissing indien het oude, in te leveren reisdocument, wordt vermist, niet langer
mogen worden geheven bij de aanvraag van een nieuw reisdocument.
naar inhoudsopgave
15. Wijziging leges rijbewijzen
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Kabinetsplan aanpak
29515-200
Stb. 2013, 501
administratieve lasten;
Reactie op het onderzoek
(12-07-2007)
Stb. 2013, 502 iw
Inwerkingtredi
ng
Laatste
stukken
van de ANWB naar de
kosten van het rijbewijs
19
Maximering leges rijbewijs
32766
Bij KB
(mogelijk
Besluit
rijbewijzen
01-01-2014)
ivm
vaststellen
maximumtarief
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
Regeling tot vaststelling
maximumtarief
VV
MvA
EV
Stb. 2013, 503
Stb. 2013, 504 iw
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
01-01-2014
Gevolgen legesheffing (MV Leges Titel 1, H3)
Wijziging bedrag en maximering tarief. .
Korte inhoud Maximering leges rijbewijs
In artikel 111 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, waarin staat dat
het in de plaatselijke verordening opgenomen rijbewijstarief bij amvb kan worden gemaximeerd. De
minister van I&M kan jaarlijks indexering toepassen. Het maximumtarief zelf is opgenomen in een
nieuw artikel 104b van het Reglement rijbewijzen. Het maximumtarief is voor 2014 vastgesteld op
€ 28,78 voor behandeling zonder bijzondere dienstverlening.
naar inhoudsopgave
16. Wet basisregistratie personen
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtredi
ng
Basisregistratie personen
33219
Stb. 2013, 315
06-01-2014
Laatste
stukken
Stb. 2013, 494 iw.
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
Regeling basisregistratie
personen
VV
MvA
EV
Stcrt. 2013,
34313
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
06-01-2014
Gevolgen belastingheffing MV Leges Titel 1, Hoofdstuk 4 en MV toeristenbelasting artikel 1
Wijzigingen in titel 1, hoofdstuk 4 tarieventabel modelverordening leges.
Wijziging omschrijving belastbaar feit in modelverordening toeristenbelasting (artikel 1).
Korte inhoud invoering Basisregistratie personen
De Wet BRP vervangt de Wet GBA. De nieuwe wet maakt het mogelijk dat niet-ingezetenen in de
BRP worden ingeschreven. De Wet BRP geeft aan wanneer een activiteit kosteloos moet
plaatsvinden. Zo is inzage in de inschrijving kosteloos (art. 2.55 lid 2 en art. 2.81 lid 3). De VNG
overlegt nog met min. BZK over de precieze gevolgen voor de legesverordening.
De Wet BRP kent de volgende verstrekkingen:
Verstrekkingen uit BRP
door
grondslag
vergoeding
grondslag
vergoeding
1
Verstrekking op aanvraag
- B&W
art. 2.55 lid 3
rechten
art. 229-1-b Gmw
20
aan ingezetene
bijhoudingsgemeente
jo. art. 2.53
(leges)
art. 2.81 lid 3
jo. art. 2.79
rechten
(rijksleges)
- B&W elke
gemeente
- B&W
inschrijvingsvoorziening
namens
minister V&J
2
Verstrekking op aanvraag
aan niet-ingezetene
inschrijvingsvoorziening
(aangewezen
gemeente)
art. 2.79 lid 3 jo.
art. 36 Besluit
BRP (volgt leges
gemeente)
namens
minister V&J
B&W van elke
art. 2.81 lid 3
rechten
art. 2.79 lid 3 jo.
gemeente
namens
en 4 jo. art.
2.55 lid 3
(rijksleges)
artikel 36 Besluit
BRP (volgt leges
minister
3
Systematische
minister V&J
verstrekking
a. aan overheidsorganen
gemeente)
art. 3.1 en
amvb
minister V&J
art. 3.2
Voorwaarde: geregeld in
ministeriële regeling
b. aan derden
kosteloos;
wel
art. 3.17 lid 1 jo.
art. 1.14
budgettaire
bijdrage
minister V&J
art. 3.3
kosteloos;
art. 3.17 lid 1 jo.
Voorwaarden:
voor in amvb aangewezen
wel
budgettaire
art. 1.14
werkzaamheden met een
gewichtig maatschappelijk
bijdrage
belang (die samenhangen
met een overheidstaak/
overheidszorg) en
aangewezen categorieën
van derden
4
Plaatsonafhankelijke
verstrekking
B&W
art. 3.4
a. aan overheidsorganen
B&W
art. 3.5
kosteloos
art. 3.17 lid 3
Voorwaarde:
gegevens noodzakelijk voor
goede vervulling
overheidstaak
21
b. aan derden
B&W
art. 3.6
tariefstelling?
art. 3.8
kosteloos
art. 3.9
tariefstelling?
art. 3.12
kosteloos
Voorwaarden:
a) gebruik van de gegevens
is voorgeschreven in avv; of
b) ingeschrevene heeft
schriftelijk toestemming
gegeven; of
c) gegevensverstrekking tbv
gewichtig maatschappelijk
belang (ogv amvb)
5
Lokale verstrekking (o.g.v.
B&W
gemeentelijke verordening)
bijhoudingsgemeente
a. aan overheidsorganen
art. 3.17 lid 3
van gemeente zelf
Voorwaarde:
nodig voor goede vervulling
overheidstaak
b. aan derden
Voorwaarden:
a. geregeld in gemeentelijke
verordening; en
b. ingeschrevene heeft
schriftelijk toestemming
gegeven; of
c. gegevensverstrekking tbv
gewichtig maatschappelijk
belang voor gemeente
6
Verstrekking algemene en
administratieve gegevens
art. 3.17 lid 3
aan Caribisch NL
Voorwaarde:
geregeld in amvb
22
7
Andere verstrekkingen
Voorwaarden:
minister V&J
of B&W
art. 3.13
a. geregeld in amvb
b. de verstrekking vindt
kosteloos;
wel
art. 3.17 lid 1 jo.
art. 1.14
budgettaire
bijdrage
plaats voor historische,
statistische of
wetenschappelijke
doeleinden;
c. de persoonlijke
levenssfeer wordt niet
onevenredig geschaad;
d. de ontvanger heeft de
nodige voorzieningen
getroffen opdat verdere
verwerking uitsluitend
geschiedt voor de onder b
genoemde doeleinden.
Korte inhoud Aanpassingswet BRP
In de Aanpassingswet BRP wordt onder andere artikel 224 Gemeentewet (toeristenbelasting)
tekstueel gewijzigd. De zinsnede „door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven‟ wordt vervangen door: door personen die
niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.
Korte inhoud Regeling BRP (artikel 10)
Artikel 10 is vergelijkbaar met artikel 37a van de Regeling GBA. De formulering van de twee
artikelleden is enigszins aangepast om te verduidelijken dat het gaat om de bijdragen die ten hoogste
in rekening kunnen worden gebracht op grond van de artikelen 16 en 17 van het Besluit BRP. Voor
zover het gaat om de verzending van berichten of de verstrekking van gegevens door de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kunnen deze bedragen, gelet op de tekst van het tweede
lid van de genoemde artikelen van het Besluit BRP, in rekening worden gebracht naast de bijdrage die
al wordt vastgesteld op grond van de algemene systematiek voor het bepalen van bijdragen in de
kosten in verband met de uitvoering van de Wet BRP, zoals die is opgenomen in de artikelen 12,
tweede lid, 13 en 14 van het Besluit BRP. De aanvullende bijdrage die ten hoogste in rekening kan
worden gebracht voor verzending met behulp alternatieve media is ten opzichte van artikel 37a van de
Regeling GBA verhoogd naar een bedrag dat overeenstemt met de uitvoeringskosten en vergelijkbaar
is met het onder artikel 9 van de regeling genoemde tarief. De aanvullende bijdrage die ten hoogste in
rekening kan worden gebracht voor schriftelijke verstrekking is met het prijsindexcijfer gecorrigeerd
voor inflatie en is in overeenstemming gebracht met de bijdrage die gemeenten voor vergelijkbare
handelingen in rekening brengen
naar inhoudsopgave
17. Wijziging maximum kostenvergoeding rechten Wet bescherming
persoonsgegevens
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste stukken
23
Wijziging
maximumbedrag
Stb. 2012-90
Stb. 2012-169
01-07-2012
Gevolgen legesheffing (MV Leges Titel 1, H6)
Wijziging maximumbedragen.
Korte inhoud
Het maximumbedrag voor de verstrekking van afschriften op papier en anders dan op papier bedraagt
per afzonderlijke mededeling € 5 (was: € 4,50; Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp).
naar inhoudsopgave
18. Omgevingsrecht ( leges)
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Bouwbesluit 2012
32757
Stb. 2012, 124
met
01-04-2012
Laatste stukken
Stb. 2012, 125
Wijziging
indieningsvereisten
Stcrt. 2011,
21436
01-04-2012
(beoogd)
Stb. 2013, 144
25-04-2013
Stb. 2013, 145 iw
(deels)
deels
OV
Nieuwe
omgevingswet
31953, nr. 40
Crisis- en herstelwet
33135
permanent
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen voor legesheffing (MV Leges Titel 2)
Het Bouwbesluit 2012 leidt tot minder legesinkomsten door uitbreiding van de gevallen van
gebruiksmelding en vervanging van de sloopvergunning op grond van de bouwverordening door een
sloopmelding op grond van het Bouwbesluit. De aangekondigde nieuwe Omgevingswet (KST 31953,
nr. 40) zal ook leiden tot ingrijpende legeswijzigingen.
Korte inhoud Regionale Uitvoeringsdiensten
Zie verder:
- KST 31953-41 (15-07-2011) over stand van zaken vorming Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD‟s).
Ten aanzien van gemeenten die zich nog niet bestuurlijk hebben uitgesproken over deelname aan de
RUD voor het basistakenpakket zal de minister interveniëren door het tijdelijk bij algemene maatregel
van bestuur verschuiven van de belangrijkste gemeentelijke bevoegdheden die behoren bij het
basistakenpakket, naar de provincie. Het gaat daarbij om de bevoegdheden met betrekking tot
activiteiten in meldingsplichtige en omgevingsvergunningplichtige inrichtingen. De betreffende
algemene maatregel van bestuur brengt zij op 1 oktober 2011 in procedure. Zij vindt de interventie
passend omdat deze selectief is: alleen de gemeenten die zich aan de afspraken onttrekken, worden
er door geraakt. Daarbij grijpt deze maatregel aan op de problematiek: het leidt er toe dat taken
waarvoor geconstateerd is dat ze op bovenregionaal niveau moeten worden uitgevoerd, ook
daadwerkelijk op dat niveau worden uitgevoerd.
24
KST 32757 Ontwerp Bouwbesluit 2012
Bij de inwerkingtreding van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken in 2008 was het aantal
gebruiksvergunningplichtige gevallen al met 80% gereduceerd. Dat wordt nu verder gereduceerd
doordat in meer gevallen kan worden volstaan met een gebruiksmelding (artikel 1.18). Door de
inwerkingtreding van de Wabo en de daarmee samenhangende regelgeving in 2010 is het aantal
bouwvergunningplichtige gevallen waarin preventief aan het Bouwbesluit 2003 werd getoetst al met
50% gereduceerd. Met dit besluit vindt nog een verdere reductie plaats doordat de
sloopvergunningplicht (uit de gemeentelijke bouwverordeningen) wordt vervangen door een
sloopmeldingsplicht (artikel 1.28). De in dit besluit opgenomen nieuwe procedurele en administratieve
verplichtingen hebben een gunstig effect op de beperking van de structurele administratieve lasten.
Voorbeelden daarvan zijn:
- de ontheffingsbevoegdheid die het bevoegd gezag bij verbouw van bouwwerken toekwam, is
vervangen door landelijk uniforme verbouwvoorschriften;
- de sloopvergunningplicht is vervangen door een sloopmeldingplicht;
- de informatieverplichtingen over het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden zijn beperkt, en
- de logboekverplichting die in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken was opgenomen, is
vervallen.
De toelichting op het ontwerp-Bouwbesluit 2012 gaat ervan uit dat bij de gebruiks- en sloopmelding
geen sprake is van dienstverlening en dat dus legesheffing niet mogelijk is. Door het vervangen van
de bestaande sloopvergunningplicht door een -meldingplicht zullen gemeenten naar verwachting
jaarlijks circa 10 miljoen euro minder leges ontvangen. Daar staat een besparing in personele
capaciteit tegenover doordat het niet meer nodig is in elk individueel geval een volledige
besluitvormingsprocedure die uitmondt in een beschikking te doorlopen. Het bevoegd gezag kan
voortaan per geval zelf beslissen hoe het met een ontvangen sloopmelding omgaat. Ook is sprake
van een besparing in publicatiekosten doordat de sloopmelding niet hoeft te worden gepubliceerd.
Overigens blijven gemeenten leges ontvangen in verband met het in behandeling nemen van
aanvragen om sloopvergunning die op grond van andere regelgeving zijn vereist. Het gaat hierbij met
name om aanvragen voor een sloopvergunning als bedoeld in de artikelen 2.1, eerste lid, onder f, g en
h, en 2.2, eerste lid, onder b en c, van de Wabo die betrekking hebben op het slopen van een
monument, het slopen in een beschermd stads- of dorpsgezicht en het slopen van een bouwwerk in
gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of een planologisch
voorbereidingsbesluit is bepaald.
KST 31953, nr. 40 - Beleidsbrief Eenvoudig Beter (aankondiging nieuwe Omgevingswet)
In de beleidsbrief deelt de minister van IenM mee dat zij de vele wetten die betrekking hebben op de
fysieke leefomgeving, zoals de Wro, Wabo en de Tracéwet, wil vervangen door een wet die de
belangrijkste delen van het omgevingsrecht zowel procedureel als materieel omvat: de
Omgevingswet. Hoofdlijnen van de voorgenomen Omgevingswet Met de Omgevingswet wil ik de
wettelijke kaders voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker maken en ontwikkeling en
beheer van de leefomgeving beter beheersbaar maken. Een eenvoudiger en beter samenhangend
omgevingsrecht draagt er vervolgens aan bij om actiever en efficiënter aan een dynamische en
duurzame leefomgeving te kunnen werken. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld
verdwijnen uit de bestaande wetgeving. Daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken.
De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op
het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen.
25
De minister wil afspraken maken met decentrale overheden over vereenvoudiging en versobering van
de regels op decentraal niveau, in navolging van de Omgevingswet.
Crisis- en herstelwet permanent
De kabinetsaanpak richt zich in eerste instantie op snelle verbeteringen binnen het bestaande stelsel
(«quick wins»). Dit wetsvoorstel strekt daartoe en bestaat uit twee onderdelen.
1. Als eerste wil de regering met dit wetsvoorstel een permanente werking geven aan de
tijdelijke regelingen in de Chw door de looptijd van de wet, die zou eindigen op 1 januari 2014,
voor onbepaalde tijd te verlengen (hoofdstuk 1 van dit wetsvoorstel). Op onderdelen wordt de
Chw tevens geactualiseerd.
2. Daarnaast bevat dit wetsvoorstel enkele (de Chw aanvullende) verbeteringen van het
omgevingsrecht (hoofdstuk 2 van het wetsvoorstel). Het gaat om gerichte verbeteringen die
op korte termijn zijn te realiseren (quick wins). De verbeteringen zijn gegroepeerd rondom drie
inhoudelijke thema‟s: (1) minder lasten, (2) snelle, flexibele en zorgvuldige besluitvorming en
(3) het wegnemen van problemen in de praktijk.
Het wetsvoorstel houdt rekening met de aanpassingen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Crisisen herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen) (32588) en met de
wetswijziging van de Tracéwet voor de versnelling en verbetering van besluitvorming over
infrastructurele projecten (32377).
naar inhoudsopgave
19. Leegstandswet ( leges)
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Leegstandswet
33436
Stb. 2013, 264
Stb. 2013, 265 iw
01-07-2013
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Laatste stukken
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen voor de legesheffing MV Leges Titel 1, Hoofdstuk 12
Wijziging in onderdeel 1.12.2 van de tarieventabel van de modelverordening leges is gewijzigd in een
verwijzing naar artikel 15, lid 5 (leges voor aanvraag om verlenging vergunning tijdelijke verhuur:
vng.nl).
Korte inhoud wijziging leegstandswet
Met ingang van 1 juli 2013 zijn de mogelijkheden tot tijdelijke verhuur van woonruimte vergemakkelijkt
en verruimd. Hierdoor kan tijdelijke verhuur vaker een oplossing vormen in situaties waarin eigen
bewoning, reguliere verhuur dan wel verkoop van een woonruimte op afzienbare termijn niet tot de
mogelijkheden behoort.
Op grond van het gewijzigde artikel 15 Leegstandwet gelden de volgende regels:
-
Voor woonruimte in een gebouw (zoals kantoren of scholen):
-
-
indien een omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan is verleend: vergunning tijdelijke
verhuur voor de duur van die omgevingsvergunning tot maximaal 10 jaar (artikel 15, lid 4a,
Leegstandwet);
indien geen omgevingsvergunning: vergunning tijdelijke verhuur voor 2 jaar, met mogelijkheid
van jaarlijkse verlenging tot maximaal 10 jaar (artikel 15, lid 5, Leegstandwet).
26
-
Voor woonruimte in een voor verkoop bestemde woning: vergunning tijdelijke verhuur voor 5 jaar;
geen verlenging mogelijk (art. 15, lid 5a, Leegstandwet).
Voor woonruimte in een voor verhuur bestemde woning (in afwachting van sloop of renovatie):
vergunning tijdelijke verhuur voor 2 jaar, met mogelijkheid van jaarlijkse verlenging tot maximaal 7 jaar
(artikel 15, lid 5, Leegstandwet).
naar inhoudsopgave
20. Wijziging winkeltijdenwet ( leges)
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Leegstandswet
32412
Stb. 2013, 217
01-07-2013
Laatste stukken
Stb. 2013, 218 iw
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen voor de legesheffing MV Leges Titel 1, Hoofdstuk 15
Wijzigingen in hoofdstuk 15 van titel 1 van de tarieventabel van de modelverordening leges (zie de
bijlage op blz. 14 en 15 van Lbr. 13/060 – Modelverordeningen winkeltijden 2013 (19 juni 2013)
Korte inhoud wijziging Winkeltijdenwet
Op 1 juli 2013 is de Winkeltijdenwet gewijzigd in verband met het verruimen van de bevoegdheid van
gemeenten om vrijstelling te verlenen van de verboden met betrekking tot de zondag en een aantal
feestdagen. Door deze wijziging kunnen gemeenten zelf bepalen of zij al dan niet en in welke mate zij
vrijstelling verlenen van de verboden over openstelling van winkels. Als de gemeente niet kiest voor
een algemene vrijstelling, kan zij in die verordening opnemen dat het college van burgemeester en
wethouders (individuele) ontheffing kan verlenen van bepaalde verboden (zie de Modelverordening
winkeltijden 2013). Een ontheffing kan op verzoek van de houder ervan worden ingetrokken of
gewijzigd. Het is niet meer mogelijk een ontheffing over te dragen aan een ander.
De wijzigingen hebben gevolgen voor hoofdstuk 15 van titel 1 van de tarieventabel van de
modelverordening leges: alleen nog leges voor een aanvraag om ontheffing en een aanvraag om
wijziging van een ontheffing. Voor een verzoek tot intrekking vinden wij legesheffing niet (langer)
gewenst omdat deze ertoe kan leiden dat – doordat geen verzoeken tot intrekking worden gedaan –
gemeenten geen actueel ontheffingenbestand meer hebben.
naar inhoudsopgave
21. Lokale lasten / verkenning gemeentelijk belastinggebied
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste stukken
Brief min. BZK
Nader rapport
over over
aanbieding tweede
beschouwing Raad
van State
32 500-VII, nr. 11
periodieke
beschouwing naar
– de gewijzigde
de staat van de
interbestuurlijke
motie-Schouw over
een
verhoudingen
bestuursakkoord
met de decentrale
overheden
27
32 500-VII, nr. 12
– de motie-Schouw
over verschuiven
van het
rijksbelastinggebied
naar het
gemeentelijke
belastinggebied
33400 B-3
Uitbreiding
belastinggebied
voor volgend
kabinet
Korte inhoud
De inhoud en omvang van het lokaal belastinggebied is reeds jarenlang in discussie. Veel commissies
en voorstellen hebben, naast de wijzigingen in de ozb, vooralsnog niet geleid tot enig tastbaar
resultaat. Als uitvloeisel van de Code Interbestuurlijke verhoudingen rapporteert de Raad van State
periodiek over de gemaakte vorderingen. In de tweede periodieke beschouwing beveelt de Raad van
State nogmaals aan de discussie over het eigen belastinggebied van gemeenten op korte termijn af te
ronden. De afspraken die hierover zijn gemaakt in het Coalitieakkoord en in het bestuursakkoord met
gemeenten dienen te worden nagekomen. Een verschuiving van minder rijksbelastingen naar meer
gemeentelijke belastingen acht de Raad gerechtvaardigd.
Het kabinet reageert hierop in de brief van 1 september aan de kamer terughoudend. De afspraak uit
het bestuursakkoord was dat “de samenstelling van het gemeentelijke belastinggebied besproken zal
worden aan de hand van de resultaten van de commissie van Aartsen”. Het kabinet acht een
uitbreiding van het lokaal belastinggebied niet aan de orde. Het concrete standpunt wordt onderbouwd
met de mededeling dat het kabinet van de mogelijke functies van belastingheffing slechts de
bufferfunctie (goedmaken oneffenheden gemeentefonds) van belang acht. Dit standpunt is een
principiële koerswijziging en een breuk met het verleden, waarin (zelfs in de ozb-discussie) , nog
andere functies zoals allocatiefunctie erkend werden (bekostiging eigen beleid). Het Kabinet kondigt
daarnaast aan deze periode nog te komen met voorstellen om kleine belastingen samen te voegen
“indien dat leidt tot efficiencyvoordelen”. Het kabinet heeft e.e.a. in het eerstvolgende
Overhedenoverleg geagendeerd.
naar inhoudsopgave
22. Wijziging Formeel verkeer belastingdienst (AWR)
Vereenvoudiging
33714
formeel verkeer
belastingdienst
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen heffing gemeentelijke belastingen
Uniformering zal gevolgen hebben voor termijnen van aanslagoplegging, (informeel) contact tussen
gemeenten en belastinglichtigen en wijze van contact (vooral elektronisch). Gemeenten kunnen
28
aansluiten, gedeeltelijk aansluiten of het bestaande systeem handhaven. In alle gevallen is
aanpassingswetgeving nodig.
Korte inhoud vereenvoudiging formeel verkeer
Vereenvoudiging van het formele verkeer tussen belastingdienst heeft betrekking op de volgende
uitgangspunten:
- Digitalisering van alle contacten (uiteindelijk),
-
Eenvoudig aanbrengen van wijzigingen na een aangifte of aanslag (informele fase),
Rechtszekerheid voor goedwillenden door verkorting termijnen voor bijvoorbeeld navordering.
naar inhoudsopgave
23. Wijziging Leidraad invordering
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Leidraad invordering
2008 (rijksleidraad)
Stcrt. 2013, 17703
01-07-2013
Gevolgen invordering (Model Leidraad invordering gemeentelijke belastingen)
De Rijksleidraad invordering is aangepast. De wijzigingen van de rijksleidraad per 1 juli 2013 worden
in de gemeentelijke leidraad verwerkt.
Korte inhoud
De Leidraad invordering is op een aantal punten gewijzigd. O.a. is geregeld dat de ontvanger
onherroepelijk vaststaande belastingaanslagen waarvoor geen ambtshalve herziening meer mogelijk
is, desgevraagd marginaal toetst alvorens invorderingsmaatregelen te nemen. Verder is geregeld
onder welke voorwaarden een vordering ten laste van de echtgenoot kan worden gedaan en is het
bedrag van de onderwijsretributie geschrapt.
naar inhoudsopgave
24. Wijziging bedragen Kostenwet invordering rijksbelastingen
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Bijstellingsregeling
Stcrt. 2013, 35144
01-01-2014
directe belastingen
2014: Wijziging
bedragen Kostenwet
Gevolgen invordering
Een aantal bedragen van de Kostenwet invordering rijksbelastingen is met ingang van 1 januari 2014
verhoogd.
Korte inhoud
Per 01-01-2014 zijn de volgende bedragen verhoogd:
Kostenwet invordering
Omschrijving
Bedrag
29
rijksbelastingen
Artikel 3, eerste lid
€ 39 (was € 38)
Voor het betekenen van een dwangbevel met
bevel tot betaling is verschuldigd:
Artikel 3, eerste lid
€ 11.461 (was € 11.393)
Maximumbedrag kosten dwangbevel
naar inhoudsopgave
25. Invorderingsrente
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Wet wijziging
percentages
33755
Stb. 2012, nr. 285
01-01-2014
01-04-2014
heffings- en
invorderingsrente
VvW
MvT
V
(effectief)
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen invordering
Het percentage invorderingsrente wijzigt per 1 april 2014 en bedraagt minimaal 4%.
Korte inhoud
De invorderingsrente is sinds 1 januari 2013 vastgesteld op de wettelijke rente. Bij de begroting is
uitgegaan van 4%, maar de wettelijke rente staat al langer op 3%. De wet wordt daarom aangepast in
die zin dat het percentage op minimaal 4% wordt gezet. De gewijzigde rentepercentages worden pas
effectief vanaf 1 april 2014 te hanteren.
Percentage invorderingsrente (= wettelijke rente) vanaf 1 januari 2013
Tweede halfjaar 2013: 3%
Eerste halfjaar 2013: 3% (Stb. 2012, nr. 285)
Percentage invorderingsrente tot 1 januari 2013
De invorderingsrente voor het vierde kwartaal van 2012 is vastgesteld op 2,25%.
Vierde kwartaal 2012: 2,25% (Stcrt. 2012, 23419)
Derde kwartaal 2012:
2,5% (Stcrt. 2012, 9785)
Tweede kwartaal 2012: 2,30% (Stcrt. 2012, 3910)
Eerste kwartaal 2012: 2,85% (Stcrt. 2011, 21382)
Overzicht eerdere jaren
naar inhoudsopgave
26. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks)
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Halfjaarlijkse
aanpassing van
Stcrt. 2013, nr.
34709
01-01-2014
normen en bedragen
30
genoemd in de Wet
werk en bijstand
Gevolgen gemeentelijke kwijtschelding
Wijziging per 1 januari 2014 van de normbedragen voor de kosten van bestaan bij de kwijtschelding
van belastingen per (kwijtscheldingsnormen).
Korte inhoud
Normbedragen voor bestaanskosten
a
Per 1 januari 2014 wijzigen de bijstandsnormen . Als gevolg hiervan wijzigen ook de normbedragen
voor de kosten van bestaan bij de kwijtschelding van belastingen.
Bij een kwijtscheldingsnorm van
90%
95%
100%
b)
is het bedrag van de kosten van bestaan (in euro)
Echtgenoten
beide partners ≥ 21 jaar tot AOW-gerechtigde
leeftijd: minimaal
976,00
1.030,00
1.083,63
1.220,00
1.287,00
1.354,54
1.302,00
1.374,00
1.445,00
1.316,00
1.387,00
1.458,28
≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: minimaal
854,00
901,00
948,18
≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: maximaal
1.098,00
1.159,00
1.219,09
1.192,00
1.257,00
1.322,26
≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: minimaal
610,00
644,00
677,27
≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: maximaal
854,00
901,00
948,18
950,00
1.002,00
1.053,44
beide partners ≥ 21 jaar tot AOW-gerechtigde
leeftijd: maximaal
één partner AOW-gerechtigd en andere partner
≥ 21 jaar maar niet AOW-gerechtigd
beide partners AOW-gerechtigd
Alleenstaande
ouder
AOW-gerechtigd
Alleenstaande
AOW-gerechtigd
a)
b)
c)
c)
c)
c)
Bron: http://www.gemeenteloket.minszw.nl/binaries/content/assets/WWB/2013-05-29/normenbrief-juli-2013.html
Overeenkomstig de rijksregeling zijn de bedragen bij 90% en 95% naar boven afgerond op hele euro‟s. Deze afronding is ook
toegestaan bij 100%. Ten behoeve van gemeenten die een ander percentage hanteren, hebben wij hier echter het bedrag van
de basisnorm vermeld.
c)
Overeenkomstig artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 zijn de kosten van
bestaan van 65-plussers verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verhoging van de tegemoetkoming AOW (€ 13,28 per
persoon). Dit bedrag is in de bovenstaande normbedragen verwerkt. Bij de 90% en 95%-norm is het bedrag van € 13,28
opgeteld bij de niet-afgeronde bedragen. De totaaltelling is vervolgens wel op hele euro‟s naar boven afgerond.
Vrijgelaten worden inkomsten ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet, het persoonsgebonden budget
(artikel 44, eerste lid, onderdeel b, AWBZ of artikel 14a Zorgverzekeringswet), de kinderopvangtoeslag en
de tegemoetkomingen ingevolge de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
31
Verder worden in de inkomenstoets vrijgelaten:
-
de langdurigheidstoeslag (artikel 36 WWB);
de vergoeding voor de verzorging en opvoeding van een pleegkind in het kader van de Wet
-
op de jeugdzorg;
het kindgebonden budget, bedoeld in de Wet op het kindgebonden budget;
-
de huurtoeslag (artikel 1, onderdeel e, Wet op de huurtoeslag, de woonkostentoeslag (op
grond van de WWB) en de zorgtoeslag (artikel 1, onderdeel e, Wet op de zorgtoeslag).
Ten slotte worden in de inkomenstoets vrijgelaten de volgende subsidies en premies bedoeld ter
stimulering van arbeid. Het betreft:
-
-
de premie in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 31,
tweede lid, onderdeel j, WWB) en een daarmee naar aard, strekking en omvang
overeenkomende premie: € 2.305 per jaar;
de maximaal vrij te laten inkomsten uit arbeid (artikel 31, tweede lid, onderdeel n, W WB):
€ 193 per maand;
-
de inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder of alleenstaande ouder met een of
meer meerderjarige kinderen tot 12,5 procent van deze inkomsten, met een maximum van
€ 120,89 per maand, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden,
voor zover hij algemene bijstand ontvangt, ingeval:
1°. hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar,
2°. de periode van zes aaneengesloten maanden, bedoeld in artikel 31, tweede lid,
onderdeel n, WWB, is verstreken, en
3°. dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.
(artikel 31, tweede lid, onderdeel r, WWB);
-
een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk tot ten hoogste de bedragen,
genoemd in artikel 2, zesde lid, Wet LB: € 150 per maand, met een maximum van € 1.500
per kalenderjaar.
32
Aangepaste normen voor personen van 65 jaar en ouder
Gemeenten kunnen de kwijtscheldingsnormen voor AOW-gerechtigden verhogen tot 100% van de
toepasselijke netto AOW-bedragen. De bandbreedte van de kwijtscheldingsnormen AOWgerechtigden is met ingang van 1 januari 2014 (inclusief de verhoging van een deel van de KOB):
Ondergrens
Nieuwe bovengrens
90% bijstandsnorm +
a
deel KOB (afgerond)
Huidige bovengrens
100% bijstandsnorm
a
+ deel KOB
€ 1.316,00
€ 1.458,28
€ 1.510,90
b
Paar, 1 partner AOWgerechtigd
€ 1.302,00
€ 1.445,00
€ 1.497,62
b
Alleenstaande ouder
€ 1.192,00
€ 1.322,26
€ 1.370,73
b
Alleenstaande
€ 950,00
€ 1.053,44
€ 1.095,91
b
Paar, beide partners
AOW-gerechtigd
a
100% netto AOW
a
bedrag + deel KOB
Bij de hoogte van de kwijtscheldingsgrens wordt rekening gehouden met een deel van de tegemoetkoming koopkracht oudere
belastingplichtigen (KOB). Hiertoe wordt voor alleenstaanden en voor paren waarvan 1 partner AOW-gerechtigd is € 13,28
toegevoegd en voor paren waarvan beide partners AOW-gerechtigd zijn € 26,56. In bovenstaande bedragen is hiermee
rekening gehouden.
b
Bron: opgave Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Normen huurtoeslag
De normen voor de huurtoeslag zijn per 1 januari 2014 gewijzigd.
Voor de kwijtschelding zijn de volgende bedragen relevant:
Minimumbedrag netto huurlasten (normhuur):
1
-
een- en meerpersoonshuishouden
eenpersoonsouderenhuishouden
€ 199,54 [2013: 194,74]
2
€ 197,72 [2013: 192,92]
-
meerpersoonsouderenhuishouden
€ 195,91 [2013: 191,11]
Maximaal subsidiabele huur per maand
€ 699,48 [2013: 681,02]
3
4
Normpremie ziektekostenverzekering
De normpremie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag, voor zover begrepen in de
bijstandsnorm, bedraagt voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder € 39,00 per maand en
voor echtgenoten € 84,00 per maand.
naar inhoudsopgave
1
Artikel 17, tweede lid, Wet op de huurtoeslag
2
Artikel 17, derde lid, onderdeel a, Wet op de huurtoeslag
3
Artikel 17, derde lid, onderdeel b, Wet op de huurtoeslag
4
Artikel 13, eerste lid, onderdeel a, Wet op de huurtoeslag
33
27. Overheidsvordering
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Overheidsvordering
VvW
MvT
V
30322
NnavV
H TK
Stb. 2007, 376
Stb. 2009, 407
Stm.
Overheidsvordering:
GVW
VV
01-11-2009
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Stcrt. 2009-15128
wijziging
Uitvoeringsregeling
Invorderingswet
Gevolgen invordering
Na het verzenden van een aanmaning en het betekenen van een dwangbevel, kan de ontvanger een
vordering doen bij de bank van de belastingschuldige. Vervolgens maakt de bank het bedrag van de
vordering – voor zover dat kan worden voldaan uit het saldo van de bankrekening - over op de
rekening van de ontvanger. In het wetsvoorstel zijn enkele kenmerken van de automatische incasso
opgenomen. Door bij dit betalingsmiddel aan te sluiten wordt bereikt dat de overheidsvordering
inzetbaar is in het massale invorderingsproces.
Korte inhoud
In de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is een nieuw hoofdstuk IA ingevoegd dat ziet op de
„overheidsvordering‟. Een nieuw middel voor vereenvoudigde invordering bij niet-betaling. In eerste
instantie is alleen bij de invordering van rijksbelastingen (MRB) gestart met het toepassen van de
overheidsvordering in het invorderingsproces. Gemeenten krijgen op een later moment de
mogelijkheid om bij de invordering van hun belastingaanslagen gebruik te maken van de
overheidsvordering en zijn daarbij op grond van artikel 251 van de Gemeentewet gebonden aan
onderhavige ministeriële regeling. Sinds 1 januari 2012 maakt een aantal gemeenten en
waterschappen bij wijze van proef gebruik van de overheidsvordering. Deelnemers aan de
proefperiode zijn Almere, Den Haag, Nijmegen, Rotterdam, Delft, BsGW, Lococensus/Tricijn, RBG,
Waternet en BSR. Zodra een substantieel aantal overheidsvorderingen succesvol verloopt, zal worden
besloten of de overheidsvordering breder kan worden uitgerold.
naar inhoudsopgave
28. Aanpassing bestuursprocesrecht en nadeelcompensatie en
schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Wet herziening
gerechtelijke kaart
VvW
MvT
V
Vorming
32891
NnavV
H TK
Stb. 2012, 313
Stb. 2012, 314 iw
Stm.
33451
GVW
VV
01-01-2013
Motie Beuving
c.s.
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Stb. 2012, 666
arrondissement
Stb. 2012, 667
Gelderland en
Overijssel
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
34
Aanpassing
bestuursprocesrecht
VvW
MvT
V
Veegwet Aanpassing
32450
NnavV
H TK
Stb. 2012, 682
Stb. 2012, 684 iw
Stm.
33455
MvT
V
Nadeelcompensatie
VV
MvA
Stb. 2013, 226
bestuursprocesrecht
VvW
GVW
01-01-2013
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Stm.
Stb.
Iw.
Bij KB
Stb. 2013, 258
NnavV
H TK
Stm.
32621
GVW
VV
MvA
EV
Stb. 2013, 50
en schadevergoeding
bij onrechtmatige
Stb. 2013, 50
Stb. 2013, 162
01-07-2013
deels
besluiten
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Gevolgen fiscaal bestuursprocesrecht
De aanpassingen stroomlijnen het bestuursprocesrecht en maken het ook slagvaardiger. Het hoger
beroep wordt vastgelegd in de Awb. De regels voor hoger beroep in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen worden verplaatst naar de Awb. Nadeelcompensatie zal bij belastingen geen rol
spelen. De procedure voor onrechtmatige besluiten wordt aangepast: de bestuursrechter wordt
bevoegde instantie voor de behandeling van schadevergoedingsverzoeken. De procedure wordt
vereenvoudigd.
Korte inhoud herziening gerechtelijke kaart
Deze wet bevat een ingrijpende verandering van de «gerechtelijke kaart» van – het Europese deel
van – Nederland. Sinds 1877 kent Nederland vijf gerechtshoven en sinds 1934 zijn er negentien
rechtbanken. Dit aantal wordt verminderd tot vier gerechtshoven en tien rechtbanken. De
vermindering van het aantal rechtbanken en gerechtshoven krijgt in deze wet daarom vorm door een
vermindering van het aantal arrondissementen en ressorten in de Wet op de rechterlijke indeling. Dit
betekent dat de meeste rechtbanken een groter werkgebied krijgen. Of om het anders te zeggen: er
komen grotere rechtbanken. Verder gaan de huidige gerechtshoven te Leeuwarden en Arnhem op in
een nieuw gerechtshof.
De nieuwe indeling:
35
De nieuwe indeling betekent overigens niet dat het aantal zittingsplaatsen wordt beperkt. Die worden
als volgt ingedeeld.
36
Voor gerechtshoven wordt de volgende indeling voor zittingsplaatsen vastgesteld:
De Eerste Kamer nam ook een motie waarin de regering wordt opgeroepen om de geplande
rechtbank Oost-Nederland op te splitsen in twee rechtbanken: Overijssel, gevormd door de
rechtbanken Almelo en Zwolle en Gelderland, gevormd door Arnhem en Zutphen. De minister van
Veiligheid en Justitie heeft aangekondigd snel de hiertoe benodigde wetswijziging voor te bereiden en
in procedure te brengen.
Korte inhoud aanpassing bestuursprocesrecht
In dit wetsvoorstel is een reeks voorstellen tot wijziging van het bestuursprocesrecht samengebracht.
Deze vallen uiteen in vier groepen:
• inhoudelijke wijzigingen, gericht op stroomlijning van procedures en bevordering van een effectieve
en definitieve geschilbeslechting;
• meer technische wijzigingen, onder meer gericht op verbetering van de toegankelijkheid van de
wetgeving door het bestuursprocesrecht zoveel mogelijk te concentreren in de Algemene wet
bestuursrecht (Awb);
• een beperkte herverkaveling van de rechtsmacht tussen de drie hoogste feitelijke bestuursrechters;
• overige wijzigingen.
Met eerste groep inhoudelijke wijzigingen wordt beoogd het bestuursprocesrecht te stroomlijnen en
slagvaardiger te maken, en om een effectievere geschillenbeslechting mogelijk te maken. Het gaat om
de volgende aanpassingen:
• stroomlijning van de artikelen 6:18 en 6:19 Awb (meenemen van nieuwe of gewijzigde besluiten in
een lopende bezwaar- of beroeps-procedure);
• verruiming van de mogelijkheden om gebreken in een besluit te passeren als daardoor geen
belanghebbenden zijn benadeeld (artikel 6:22 Awb);
37
• aanpassing van de regeling van het horen in bezwaar en administratief beroep en in het klachtrecht
(artikel 7:3 Awb: extra reden om af te zien van het horen, nl. als belanghebbende niet binnen een door
het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te
worden gehoord);
• instelling van een zogenaamde «grote kamer» voor belangrijke richtinggevende uitspraken in
hoogste instantie (artikel 8:10a Awb);
• kortsluiting in verzet (artikel 8:55 Awb: als volstrekt duidelijk wordt hoe de beslissing op het beroep
zal moeten luiden kan in verzet het volledig beroep worden behandeld (= kortgesloten))
• invoering van een relativiteitsvereiste in het bestuursprocesrecht (artikel 8:69a Awb: werkt niet als
een ontvankelijkheidsdrempel, maar slechts als een middel dat, de toetsing door de rechter kan
beperken. De bestuursrechter moet zo nodig vaststellen wat het beschermingsbereik is van de norm
die (beweerdelijk) geschonden is en niet slechts wat het globale doel is van het regelcomplex waartoe
de norm behoort. Vooral bij een ruim belanghebbendenbegrip, niet bij het belastingrecht waar meestal
degene die een aanslag of beschikking heeft ontvangen een belang heeft);
• invoering van de mogelijkheid voor de hogerberoepsrechter om te bepalen dat tegen een ter
uitvoering van zijn uitspraak genomen besluit slechts beroep bij hem openstaat en niet weer bij de
rechtbank (de zogeheten «judiciële lus»; Dit houdt in dat de hogerberoepsrechter de bevoegdheid
krijgt om te bepalen dat tegen het besluit van het bestuursorgaan dat dient ter vervanging van het
alsnog vernietigde bestreden besluit, slechts beroep kan worden ingesteld bij de hogerberoepsrechter
zelf. Dit is een bevoegdheid, geen verplichting.);
• afschaffing van het mandaatverbod in administratief beroep (10:3, tweede lid, onderdeel c Awb). Het
verbod op mandatering door het college aan de invorderingsambtenaar van zijn bevoegdheid tot het
beslissen op een administratief beroep inzake kwijtschelding blijft bestaan op grond van artikel 10:3,
eerste lid, Awb omdat de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
De tweede groep wijzigingen introduceert de procesregels van het hoger beroep in het algemene
bestuursprocesrecht. Dat heeft geen inhoudelijke gevolgen maar is een codificatie van het
bestuursprocesrecht zoals dat op dit moment in diverse wetten, o.a. in de AWR, is geregeld.
Hoofdstuk 8 van de Awb krijgt daardoor de volgende indeling:
Titel 8.1 Algemene bepalingen over het beroep in eerste aanleg
Titel 8.2 Behandeling van het beroep in eerste aanleg
Titel 8.3 Voorlopige voorziening en onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak
Titel 8.4 Schadevergoeding
Titel 8.5 Hoger beroep
Titel 8.6 Herziening
In de regel is de Raad van State de volgens de wet aangewezen instantie waarbij hoger beroep wordt
ingesteld. De uitzonderingen staan in bijlagen bij de Awb:
• Bijlage 1, de Regeling rechtstreeks beroep, geeft een opsomming van de wettelijke voorschriften
waarbij, in afwijking van artikel 7:1 Awb, geen bezwaarschriftprocedure wordt doorlopen.
• Bijlage 2, de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, vermeldt de voorschriften waarvoor, in
afwijking van hoofdstuk 8 Awb, een afwijkende beroepsgang geldt (bijv. dat geen beroep kan worden
ingesteld tegen de voldoening op aangifte (artikel 234, tweede lid, onderdeel a Gemeentewet)).
• Bijlage 3, de Regeling verlaagd griffierecht, bevat de voorschriften waarvoor in beroep of hoger
beroep een lager griffierecht verschuldigd is dan volgt uit de artikelen 8:41, tweede lid, en 8:109,
eerste lid, Awb.
38
Bedragen bij of krachtens de Awb worden jaarlijks verplicht geïndexeerd aan de hand van de
ontwikkeling van de consumentenprijzen (artikel 11:2 Awb). Het gaat om indexering van het
griffierecht, kosten van door een derde beroepsmatig verrichte rechtsbijstand en verletkosten.
De overige wijzigingen zijn niet relevant voor het fiscale procesrecht.
Korte inhoud Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten
De opname van een algemene nadeelcompensatieregeling in de Awb zorgt ervoor dat het
nadeelcompensatierecht zoveel mogelijk wordt geharmoniseerd en gestroomlijnd. De procedure bij de
bestuursrechter voor schadeverzoeken wegens onrechtmatige besluiten wordt sterk vereenvoudigd,
door te werken met een verzoekschriftprocedure. De VNG heeft hierover een ledenbrief verzonden.
Nadeelcompensatie
De persoon die in vergelijking met anderen onevenredig zwaar wordt getroffen door rechtmatig
overheidshandelen, hoort daarvoor een vergoeding te ontvangen. Dit wordt aangeduid als het
beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten of het égalitébeginsel. De hoogte van de
compensatie moet in zo‟n geval redelijk zijn. De vergoeding dekt niet vanzelfsprekend de volledige
schade. Op dit moment bestaan er regelingen over nadeelcompensatie in verschillende wetten en
buitenwettelijke regelingen. Deze regelingen zien telkens slechts op bepaalde situaties en ze hebben
dus uit de aard der zaak een beperkt karakter. Daarnaast verschillen ze vaak van elkaar en zijn er ook
terreinen waarop geen uitgeschreven regeling bestaat. Opname van een algemene regeling – in elk
geval voor de algemene aspecten – in de Algemene wet bestuursrecht, zorgt voor harmonisatie.
Schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten
Dit wetsvoorstel beoogt in de eerste plaats een duidelijke competentieverdeling te realiseren tussen
de bestuursrechter en de burgerlijke rechter voor schadeverzoeken wegens onrechtmatige besluiten.
Daarnaast wordt voorgesteld om de procedure bij de bestuursrechter voor schadeverzoeken te
vereenvoudigen door daarvoor een zelfstandige verzoekschriftprocedure in te voeren. Daardoor wordt
het mogelijk om los van de procedure tegen het schadeveroorzakende besluit, aan de bestuursrechter
een verzoek om schadevergoeding te doen.
naar inhoudsopgave
29. Verhoging en indexering kosten deskundige, griffierechten beroep, hoger
beroep en cassatie
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Verhoging waarde per
Stcrt. 2013, 35871
01-01-2014
Stcrt. 2013, 35871
01-01-2014
punt rechtskundige
bijstand en
verletkosten
Indexering griffierecht
beroep, hoger beroep
en cassatie
Verhoging naar
kostendekkende
griffierechten
33071
Intrekkingsbrief
MIN VenJ
25-01-2013
39
VvW
MvT
V
Verhoging
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
33757
griffierechten
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Gevolgen beroep, hoger beroep en cassatie
De griffierechten voor beroep, hoger beroep en beroep in cassatie in gemeentelijke belasting- en
WOZ-zaken zijn per 1 januari 2013 verhoogd. Bovendien zijn de bedragen voor rechtsbijstand (wordt
€ 243 voor bezwaar en € 287 voor (hoger) beroep) en voor verletkosten verhoogd. De verhoging
bedraagt 3,08%. Dat is gelijk aan de stijging van de consumentenprijsindex van 31 juli 2012 tot en met
31 juli 2013.
Verhoging griffierechten
De griffierechten worden verhoogd, het gaat dan vooral om de bedragen voor hoger beroep en
cassatie in belastingzaken.
Uit de Memorie van Toelichting
Voor bepaalde categorieën is een substantiëlere verhoging op zijn plaats. Dat geldt voor het laagste
tarief in bestuursrechtelijke zaken in eerste aanleg en zaken in hoger beroep en cassatie. Het laagste
tarief in bestuursrechtelijke zaken is nominaal laag en wordt op één lijn gebracht met het laagste tarief
in civiele zaken, zodat er één minimumtarief in eerste aanleg zal zijn, ongeacht de aard van de zaak.
De tarieven voor hoger beroep en cassatie, met name in civiele zaken, verschillen op dit moment niet
substantieel van de tarieven in eerste aanleg, terwijl de kosten van een behandeling in hoger beroep
of cassatie aanzienlijk hoger zijn dan de kosten van een procedure in eerste aanleg. Een groter
bedrag aan griffierechten draagt bij aan een scherpere afweging van de rechtzoekende om wel of niet
hoger beroep of beroep in cassatie in te stellen. Die scherpere afweging is gerechtvaardigd. De
verhoging van het griffierecht in hoger beroep en cassatie in dit wetsvoorstel brengt een logischer
opbouw in het griffierechtenstelsel. De toegang tot de rechter is essentieel in eerste aanleg en is
weliswaar ook van groot belang in hoger beroep, maar voor die herkansing mag iets meer gevraagd
worden dan voor de eerste aanleg. Het belang van hoger beroep en cassatie als correctie van de
rechter in eerste (en tweede) aanleg, ter bevordering van de rechtseenheid en ter invulling van open
normen in wetgeving wordt door mij volledig onderschreven. Maar daar mag een hoger griffierecht
voor gevraagd worden dan voor de eerste aanleg. Bij het verdelen van de lasten die handhaving van
de kwaliteit en snelheid van de rechtspraak in dit wetsvoorstel met zich brengen, kies ik voor een
sterkere verhoging van de tweede aanleg in het belang van het ontzien van de toegang tot de rechter
in eerste aanleg.
Voor bestuursrechtelijke zaken in hoger beroep geldt bovendien dat ook hier de huidige tarieven
nominaal laag zijn. Bij de verhoging van deze categorie zaken is er rekening mee gehouden dat het
hoogste tarief voor bestuurszaken – ook voor de laagste inkomens – niet te zeer verschilt met het
griffierecht voor de laagste categorie handelszaken. Voor de laagste inkomens blijven de griffierechten
voor handelszaken in hoger beroep en cassatie vergelijkbaar met de huidige tarieven. De verhoging
voor deze categorie bedraagt 2%.
In civiele zaken verschillen de huidige tarieven voor hoger beroep en cassatie enigszins van elkaar.
Het uitgangspunt is om te komen tot een uniform tarief voor hoger beroep en cassatie.
De huidige en de voorgestelde nieuwe tarieven zijn opgenomen in de volgende tabel:
40
Verhoging verletkosten en waarde per punt rechtsbijstand
Het uurtarief van de verletkosten wijzigt naar maximaal € 80 (€ 78). De waarde per punt voor
rechtsbijstand voor het bezwaarschrift is € 243 (was € 235) en voor het beroep en hoger beroepschrift
is € 487 (was € 472). De oude bedragen blijven gelden voor uitspraken op bezwaar en uitspraken op
beroep die vóór 1 januari 2014 zijn genomen, tenzij de bestuursrechter een uitspraak op bezwaar of
uitspraak op beroep vernietigt en een proceskostenvergoeding daarvoor vaststelt.
Verhoging naar kostendekkende griffierechten
Het wetsvoorstel is ingetrokken.
De nieuwe bedragen vanaf 1 januari 2014
De verhoging bedraagt 3,08%. Dat is gelijk aan de stijging van de consumentenprijsindex van 31 juli
2012 tot en met 31 juli 2013. De indexering moet los worden gezien van het wetsvoorstel Verhoging
griffierechten waarmee het kabinet de griffierechten kostendekkend wil maken.
Beroep bij de rechtbank
Natuurlijk persoon
€ 45 (was € 44)
Niet-natuurlijk persoon
€ 328 (was € 318)
Hoger beroep bij het gerechtshof
Natuurlijk persoon
€ 122 (was € 118)
Niet-natuurlijk persoon
€ 493 (was € 478)
Heffingsambtenaar (achteraf)
€ 493 (was € 478)
Beroep in cassatie bij de Hoge Raad
Natuurlijk persoon
€ 122 (was € 118)
Niet-natuurlijk persoon
€ 493 (was € 478)
College van B&W (achteraf)
€ 493 (was € 478)
Overgangsrecht
Als op 1 januari 2014 al (hoger) beroep openstaat of al beroepszaken lopen, is voor die beroepszaak
het oude griffierecht verschuldigd. Voor beroepschriften die een beroep bij niet tijdig beslissen
betreffen, is het griffierecht verschuldigd zoals dat geldt op de dag waarop het beroepschrift wordt
ontvangen.
41
Voorbeeld
Als de rechtbank voor 1 januari 2014 uitspraak heeft gedaan op een beroepschrift, is belanghebbende
voor het hoger beroep bij het gerechtshof een griffierecht van € 118 of € 478 verschuldigd. Als het hof
vervolgens op 5 maart 2014 uitspraak doet, is hij voor het instellen van beroep in cassatie het nieuwe
griffierecht verschuldigd (genoemde € 122 of € 493).
Aanpassing bestuursrecht
In artikel 11.2 Awb van het wetsvoorstel wordt de verplichte jaarlijkse indexering van het griffierecht
geregeld. Het verlaagde tarief voor het griffierecht wordt geregeld in de Regeling verlaagd griffierecht
in de bijlage bij het voorstel tot aanpassing van het bestuursprocesrecht. De regeling in de AWR
vervalt daarmee.
naar inhoudsopgave
30. Gebruikte afkortingen
I
= Eerste Kamer
II
amvb
= Tweede Kamer
= algemene maatregel van bestuur
AO
= algemeen overleg
AWR
AZ
= Algemene wet inzake rijksbelastingen
= Algemene Zaken
BVK
BZK
= Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties
= Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
COELO = Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden
(Rijksuniversiteit Groningen)
EK
= Eerste Kamer
EV
evt.
= eindverslag
= eventueel
EZ
ELI
= Economische Zaken
= Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
FIN
= Financiën
GVW
GS
= gewijzigd voorstel van wet
= gedeputeerde staten
HAN
J
= Handelingen
= Jaarlijks
IM
iw
= Infrastructuur en Milieu
= inwerkingtreding
JUS
= Justitie
KB
KST
= koninklijk besluit
= Kamerstuk
KVR
LNV
= kamervragen
= Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
MV
MvT
= Modelverordening
= memorie van toelichting
MvA
= memorie van antwoord
min.
= minister(ie)
42
OCW
= Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
NnavV
= nota naar aanleiding van het verslag
NV
NvV
= nader verslag
= nota van verbetering
NVV
NVVB
= nader voorlopig verslag
= Nederlandse Vereniging Voor Burgerzaken
n.v.t.
NvW
= niet van toepassing
= nota van wijziging
RvS
= Raad van State
stas.
Stb.
= staatssecretaris
= Staatsblad
Stcrt.
TK
= Staatscourant
= Tweede Kamer
trw.
V
= terugwerking
= verslag
VAO
= verslag van een algemeen overleg
VenW
VJ
= Verkeer en Waterstaat
= Veiligheid en Justitie
VNG
VROM
= Vereniging van Nederlandse Gemeenten
= Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VSO
VV
= verslag van een schriftelijk overleg
= voorlopig verslag
VvW
= voorstel van wet
WK
WWI
= Waarderingskamer
= Wonen, Wijken en Integratie
naar inhoudsopgave
43