Overzicht kabinetsvoornemens en wet- en regelgeving naar de stand op 25 september 2014 Hieronder volgt een overzicht van kabinetsvoornemens, aanstaande en recente wijzigingen. Inhoudsopgave Wijzigingen per 01-01-2015 4. Wijziging eigenwoningforfait inkomstenbelasting: nog niet bekend 6. Wijziging macronorm OZB: 3% voor 2015 7. Wetsvoorstel BIZ: In behandeling EK 8. Naheffingsaanslag parkeerbelasting: in Stcrt. 13. Wijziging leges akten burgerlijke stand: in Stcrt. 15. Wijziging leges rijbewijzen: nog niet bekend 22. Wijziging bedragen kostenwet: nog niet bekend (bijstellingsregeling) 24. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks):nog niet bekend 26. Indexering griffierechten beroep, hoger beroep en cassatie: nog niet bekend Wijzigingen wellicht in 2014 2. Wijziging Wet WOZ: inwerkingtreding afhankelijk Besluit proceskosten WOZ, openbaarheid WOZ-waarde woningen, Landelijke Voorziening en afschaffing Fierens-drempel 3. Besluit proceskosten WOZ: vergroten redelijkheid kostenvergoeding bezwaar en beroep Wijzigingen per 01-07-2014 24. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks): in Stcrt. Wijzigingen per 01-04-2014 23. Invorderingsrente: wijziging renteregeling invordering: minimaal 4% Wijzigingen per 09-03-2014 14. Wijziging maximumleges reisdocumenten en andere wijzigingen Paspoortwet: nieuwe grondslag Wijzigingen per 06-01-2014 16.Wet basisregistratie personen: gevolgen leges en toeristenbelasting Wijzigingen per 01-01-2014 1. Wijziging Wet WOZ: Verhuurdersheffing III (breder gebruik WOZ-waarde) in Stb. Wijziging percentages leegstandsratio Inkomstenbelasting en Successiewet. in Stb. 4. Wijziging eigenwoningforfait inkomstenbelasting: bedragen in Stb. 5. Wet elektronische bekendmaking: elektronisch gemeenteblad verplicht in Stb. 6. Wijziging macronorm OZB: percentage macronorm 3,5% (2,45% met korting) 8. Naheffingsaanslag parkeerbelasting: maximumbedrag verhoogd naar € 58 13. Wijziging leges akten burgerlijke stand: bedragen verhoogd naar € 12,50 en € 22,30 15. Wijziging leges rijbewijzen: wet maximering in Stb. 22. Wijziging bedragen kostenwet: kosten dwangbevel wordt € 39, maximum wordt € 11.461 (bijstellingsregeling) 24. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks): in Stcrt. 26. Indexering griffierechten beroep, hoger beroep en cassatie: bedragen in Stb. Inclusief verhoging Besluit proceskosten bestuursrecht bedrag per punt en maximum verletkosten. Nieuw 8. Parkeerbelasting: digitalisering handhaving in Stb. 18. Omgevingswet: Wetsvoorstel naar TK 20. Lokaal belastinggebied: aankondiging onderzoek uitbreiding gemeentelijke belastingen 27. Vennootschapsbelasting voor overheidsbedrijven: Wetvoorstel naar TK 28. BTW bij samenwerking: Brief van Stas. FIN naar inhoudsopgave 2 Inhoudsopgave Wijzigingen per 01-01-2015..................................................................................................................... 1 Wijzigingen wellicht in 2014..................................................................................................................... 1 Wijzigingen per 01-07-2014..................................................................................................................... 1 Wijzigingen per 01-04-2014..................................................................................................................... 1 Wijzigingen per 09-03-2014..................................................................................................................... 1 Wijzigingen per 06-01-2014..................................................................................................................... 1 Wijzigingen per 01-01-2014..................................................................................................................... 2 Nieuw ....................................................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 3 Vindplaatsen ............................................................................................................................................ 4 Wetgevingstadium ................................................................................................................................... 4 1. WOZ: breder gebruik ...................................................................................................................... 5 2. 3. WOZ: verruiming openbaarheid, landelijke voorziening, afschaffing Fierens-drempel .................. 7 WOZ: proceskosten ........................................................................................................................ 8 4. 5. Wijziging eigenwoningforfait inkomstenbelasting ........................................................................... 9 Wet elektronische bekendmaking ................................................................................................. 11 6. Wijziging macronorm OZB ............................................................................................................ 11 7. 8. Wetsvoorstel BIZ........................................................................................................................... 12 Wijziging maximum kosten naheffingsaanslag parkeerbelastingen/ digitalisering parkeerbelasting 9. 13 Afschaffing precariobelasting voor nutsbedrijven ......................................................................... 14 10. 11. Transparantie/marktwerking bij retributies .................................................................................... 15 Wijziging WOB (omvangrijke verzoeken en kostenregeling) ........................................................ 17 12. Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand ( leges) .................................................... 18 13. 14. Wijziging leges akten burgerlijke stand......................................................................................... 19 Wijziging maximumleges reisdocumenten en andere wijzigingen paspoortwet ........................... 19 15. 16. Wijziging leges rijbewijzen ............................................................................................................ 21 Wet basisregistratie personen ...................................................................................................... 22 17. Huisvestingswet ( leges) ............................................................................................................ 25 18. 19. Omgevingsrecht ( leges) ........................................................................................................... 25 Lokale lasten / verkenning gemeentelijk belastinggebied ............................................................ 27 20. 21. Wijziging Formeel verkeer belastingdienst (AWR) ....................................................................... 30 Wijziging Leidraad invordering ...................................................................................................... 30 22. 23. Wijziging bedragen Kostenwet invordering rijksbelastingen......................................................... 30 Invorderingsrente .......................................................................................................................... 31 24. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks) ...................................................................................... 32 25. 26. Overheidsvordering....................................................................................................................... 35 Verhoging en indexering kosten deskundige, griffierechten beroep, hoger beroep en cassatie . 35 27. 28. Vennootschapsbelasting voor overheidsondernemingen ............................................................. 38 BTW bij samenwerking en sport ................................................................................................... 39 29. Gebruikte afkortingen ................................................................................................................... 39 3 Vindplaatsen Kamerstukken, wetsvoorstellen en wet- en regelgeving kunt u vinden op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/Pages/UitgebreidZoeken.aspx of voor kamerstukken https://zoek.officielebekendmakingen.nl/zoeken/parlementaire_documenten, het is ook mogelijk om een staatsblad of staatscourantnummer te vinden door achter de volgende link https://zoek.officielebekendmakingen.nl/, het Staatsblad (stb-jaar-nummer.html) of Staatcourantnummer (stcrt-jaar-nummer.hmtl) in te toetsen en de link te volgen: bijvoorbeeld: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2009-276.html of https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-12567.html. WOZ-aangelegenheden kunt u ook vinden op www.wozinformatie.nl. Wetgevingstadium In het overzicht is een balk toegevoegd die het stadium, waarin het wetsvoorstel verkeert, aangeeft. Waarbij de volgende afkortingen (in chronologische volgorde) worden gebruikt: VvW: Voorstel van Wet MvT: Memorie van Toelichting V: Verslag Tweede Kamer NnavV: Nota nav Verslag Tweede Kamer H TK: Handelingen Tweede Kamer Stm.: Stemming GVW: Gewijzigd Voorstel van Wet Eerste Kamer VV: Voorlopig Verslag Eerste Kamer MvA: Memorie van Antwoord Eerste Kamer EV: Eindverslag Eerste Kamer H EK: Handelingen Eerste Kamer Stb.: Staatsblad Iw.: Inwerkingtreding VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. In de wetgevingsbalk zijn weblinks opgenomen naar relevante parlementaire stukken, m.n. de MvT, en publicatie in Stb en Iw. naar inhoudsopgave 4 1. WOZ: breder gebruik Inhoud Kamerstukken Verhuurdersheffing IV (Wet maatregelen Bekendmaking 33819 Stb. 2013, 583 Inwerkingtredin Laatste g stukken 01-01-2014 Brief minister over scenario’s en WWS woningmarkt 2014 II)) VvW MvT V NnavV Verhuurdersheffing III H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. 33756 (Wet maatregelen MvT V Iw. intrekking woningmarkt 2014 I)) VvW Stb. Brief minister wetsvoorstel NnavV Verhuurdersheffing H TK Stm. GVW 33407 VV MvA Stb. 2013, 285 Stb. 2013, 284 iw EV H EK Stm. Stb. Iw. Stm. Stb. Iw. Stb. Iw. 01-01-2013 Verval per 01-01-2014 VvW MvT V NnavV Verhuurdersheffing II (novelle) H TK Stm. GVW 33515 VV MvA Stb. 2013, 284 EV H EK 01-01-2013 Terugwerkende kracht Verval per 01-01-2014 VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW Wijziging IB (art. 17a VV MvA Stb. 2013, 569 EV H EK Stm. 01-01-2014 Uitvoeringsbesluit IB) en Succ.Wet (art. 10a Uitvoeringsbesluit Sw) woning in verhuurde staat Aanpassing Rapport Woningwaarderingsstelsel (WWS) varianten WOZ WWS Gevolgen voor uitvoering van de Wet WOZ De verhuurder krijgt belang bij een hogere WOZ-waarde, omdat daarmee een hogere huur kan worden gevraagd. De verhuurder gaat tegelijkertijd de verhuurderheffing betalen waardoor die belang krijgt bij een lagere WOZ-waarde. Het aantal bezwaren zal waarschijnlijk toenemen. Wijzigingen van de uitvoeringsregelingen IB en Succ.wet hebben geen gevolgen voor de uitvoering van de Wet WOZ. Korte inhoud Verhuurdersheffing De Verhuurderheffing heeft een moeizame parlementaire behandeling gehad. Het eerste wetsvoorstel werd door het tweede wetsvoorstel beperkt tot 2013. Het derde wetsvoorstel werd na behandeling in de TK ingetrokken omdat een onderdeel mogelijk niet door de EK zou worden aanvaard. Het vierde wetsvoorstel is zonder dat onderdeel door de EK aanvaard en geldt vanaf 2014. 5 De verhuurdersheffing wordt geheven van verhuurders van meer dan 10 huurwoningen in de gereguleerde sector. De heffingvrije voet heeft tot doel verhuurders van slechts enkele woningen buiten de heffing te laten, waardoor zowel de administratieve lasten voor bedrijven en burgers als de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst aanzienlijk beperkt worden. Door de vrijstelling wordt bovendien geheven van meer professionele verhuurders. Dit rechtvaardigt de vormgeving van de heffing als een aangiftebelasting. De grondslag voor de heffing wordt gevormd door de totale WOZwaarde van de huurwoningen in de gereguleerde sector van de verhuurder, verminderd met de waarde van 10 woningen (berekend naar de gemiddelde WOZ-waarde van alle huurwoningen in de gereguleerde sector van de verhuurder). Het tarief is, gegeven het aantal in de heffing te betrekken huurwoningen, een afgeleide van de beoogde opbrengst. Voor 2014 wordt uitgegaan van een opbrengst van € 1.165 miljoen, oplopend tot € 1.700 miljoen in 2017. De verhuurdersheffing is uitvoerbaar en handhaafbaar door de Belastingdienst. De verhuurdersheffing wordt vormgegeven als een heffing die moet worden voldaan op aangifte. Er wordt door de Belastingdienst een digitaal portaal ingericht. Op dit portaal zullen de bij de Belastingdienst bekende gegevens over de huurwoningen van een verhuurder en de WOZ-waarden van die woningen worden vermeld. In de Toelichting wordt invoering van de heffing onder meer gerechtvaardigd door verwijzing naar een rapport van de OESO (rapport “Tax and Economic Growth” uit 2007) waaruit volgt dat een belasting op onroerende zaken het minst verstorende effect op het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking heeft in vergelijking tot indirecte belastingen, inkomstenbelastingen en vennootschapsbelasting. Het wetsvoorstel hangt samen met het aanhangige wetsvoorstel dat scheefwonen moet tegengaan en inmiddels bij de Eerste Kamer ligt (Kamerstukken 33129). Dat wetsvoorstel maakt het mogelijk om meer huur te vragen aan verhuurders met een hoger inkomen. Beperking aftrekbare kosten eigen woning Met de tariefsaanpassing aftrek kosten eigen woning wordt, conform het regeerakkoord, bereikt dat belastingplichtigen die aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning tegen het tarief van de vierde schijf in aftrek brengen, ieder jaar een kleiner fiscaal voordeel zullen ervaren als gevolg van die aftrek. Het fiscale voordeel als gevolg van de aftrek van deze kosten is nu nog gelijk aan het bedrag dat wordt verkregen door alle aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning te vermenigvuldigen met het betreffende tabeltarief. Voor zover kosten in aftrek worden gebracht tegen het tarief van de eerste, tweede of derde schijf blijft dat zo. Voor zover kosten in aftrek worden gebracht tegen het tarief van de vierde schijf verandert dat en wordt het fiscale voordeel gelijk aan het bedrag dat aan aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning in aftrek wordt gebracht, vermenigvuldigd met het in dat jaar geldende aangepaste tarief. Dat aangepaste tarief bedraagt in 2014 51,5% en wordt vervolgens jaarlijks met stappen van 0,5%-punt verlaagd. Woningwaarderingsstelsel Bovendien zal ook het woningwaarderingsstelsel (WWS) worden gewijzigd met de WOZ-waarde, in combinatie met het huidige WWS, als element voor het bepalen van de huur. Op welke wijze dat wordt ingevuld is nog onbekend. 6 Korte inhoud wijzigingen IB en Successiewet De percentages in art. 17a Uitvoeringsbesluit IB en art. 10a Uitvoeringsbesluit Successiewet wijzigen vanwege de ontwikkelingen van de WOZ-waarden. In de toelichting op de wijziging staat het volgende: De in artikel 17a, tweede lid, van het UBIB 2001 opgenomen tabel wordt gewijzigd in verband met de toegezegde periodieke toetsing op actualiteit. In deze tabel kan de leegwaarderatio worden afgelezen waarmee de op grond van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde (WOZ-waarde) van een woning vermenigvuldigd mag worden om de waarde in verhuurde staat van die woning voor box 3 vast te stellen. Op basis van onderzoek naar verkoopprijzen van verhuurde woningen in 2012 is gebleken dat er aanleiding is de bestaande tabel aan te passen. Gebleken is namelijk dat de verkoopprijzen van verhuurde woningen in relatie tot de WOZ-waarde van die woningen zijn gewijzigd ten opzichte van 2011. De verkoopprijzen van verhuurde woningen met een hoge huur zijn in relatie tot de WOZ-waarde gestegen, terwijl de verkoopprijzen van woningen met een lage huur juist iets zijn gedaald in relatie tot de WOZ-waarde. De in artikel 10a, tweede lid, van het UBSW 1956 opgenomen tabel wordt gewijzigd in verband met de periodieke toetsing op actualiteit. Op basis van deze tabel wordt de in aanmerking te nemen waarde van verhuurde woningen bepaald. De tabel is gelijkluidend aan die welke in artikel 17a, tweede lid, van het UBIB 2001 is opgenomen om de waarde van verhuurde woningen voor box 3 in de inkomstenbelasting te bepalen. Op grond van de marktontwikkelingen van verhuurde woningen is er aanleiding de waardering van verhuurde woningen aan te passen. De ondergrens van de tabel wordt, voor wat betreft de leegwaarderatio, verlaagd naar 45% en de bovengrens wordt verhoogd van 78% naar 85%. Omdat de transacties een vlakkere trendlijn veroorzaken, worden de stappen van halve procenten gewijzigd in stappen van één procent om te voorkomen dat de tabel te lang wordt. naar inhoudsopgave 2. WOZ: verruiming openbaarheid, landelijke voorziening, afschaffing Fierens-drempel Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Laatste stukken Wetsvoorstel Wet WOZ: openbaarheid WOZ- 33462 Stbl. 2013, 129 Streven Medio 2014 waarde, landelijke voorziening, afschaffing Fierens VvW MvT V NnavV Wijziging Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en H TK Stm. Ontwerpbesluit GVW VV MvA EV H EK Streven Stm. Stb. Iw. Advies RvS Medio 2014 gegevensverstrekking ivm de landelijke voorziening WOZ Modernisering Wet WOZ (internetconsultatie) afgerond Reacties op internetconsulaties 7 Gevolgen voor uitvoering van de Wet WOZ De openbaarheid van de WOZ-waarde van woningen en de landelijke voorziening WOZ zal wellicht tot minder gegevensverstrekking van individuele gemeenten leiden, maar zal ook kunnen leiden tot meer bezwaren. Het Besluit proceskosten WOZ zal uiterlijk tegelijkertijd met de verruiming van de openbaarheid moeten worden ingevoerd (zie onder 3.). Korte inhoud Wetsvoorstel openbaarheid WOZ-waarde en technische wijzigingen Het wetsvoorstel behandelt de volgende onderwerpen: - Openbaarheid WOZ-gegevens voor woningen, - Landelijke voorziening Wet WOZ, - Afschaffing Fierens-marge, Het wordt door openbaarheid van de WOZ-waarde mogelijk om de WOZ-waarde van een woning op te vragen. Een transparantere WOZ-waarde draagt bij aan de acceptatie van de WOZ-waarde door burgers en verbetert de kwaliteit van die WOZ-waarde. Met de realisatie van een landelijke voorziening WOZ kunnen burgers eenvoudig en laagdrempelig de WOZ-waarde opvragen bij één centraal punt. Zij kunnen dan de WOZ-waarde van hun woning vergelijken met de WOZ-waarde van zelf gekozen woningen, zonder dat dit leidt tot een grotere uitvraag en daarmee tot hogere kosten voor gemeenten. Ook wordt ingegaan op een aantal pilots dat gehouden is met betrekking tot een meer informele wijze van contact met de burgers. Met deze meer informele wijze van contact tussen gemeenten en belanghebbenden hoeven belanghebbenden niet meteen in bezwaar te komen tegen hun WOZ-beschikking. Voor gemeenten biedt het leggen van informeel contact ook voordelen, zeker na het buiten toepassing raken van de Fierensmarge. Een concept-wetsvoorstel is via een internet ter consultatie voorgelegd. In dat voorstel stonden ook bepalingen voor een informele bezwarenafhandeling, maar dat deel is, na commentaar van oa. de VNG niet meer in wetsvoorstel opgenomen. Wel wordt in de Memorie van toelichting gewezen op de informele wijze van bezwarenafhandeling en de monitoring daarvan door de Waarderingskamer. Korte inhoud internetconsultatie Modernisering Wet WOZ Via een internetconsultatie heeft een ieder de gelegenheid gekregen commentaar te leveren op het concept-wetsvoorstel Modernisering Wet WOZ. De VNG heeft afzonderlijk gereageerd op het conceptvoorstel (http://www.vng.nl/smartsite.dws?id=115769). naar inhoudsopgave 3. WOZ: proceskosten Inhoud Besluit proceskosten Wet WOZ (concept Kamerstukken Bekendmaking Internetconsultatie internetconsultatie) Publicatie richtlijn gerechtshoven en Inwerkingtreding Laatste stukken Reacties op internetconsulaties Strcrt. 2012, 26039 rechtbanken voor vergoeding taxatiekosten 8 in WOZ-zaken Gevolgen voor uitvoering van de Wet WOZ Het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft een aantal tekortkomingen Een concept Besluit proceskosten WOZ is op internet ter consultatie aangeboden. Dat gaat uit van een redelijke tegemoetkoming. Het Besluit proceskosten WOZ zal uiterlijk tegelijkertijd met de verruiming van de openbaarheid moeten worden ingevoerd. De Raad van State heeft het ministerie van VenJ advies gegeven, maar dat heeft vooralsnog niet een regeling geleid. Korte inhoud concept Besluit proceskosten WOZ Dit besluit van de kosten die een partij of een belanghebbende maakt in verband met de behandeling van een door hem ingediend bezwaar- of beroepschrift in een procedure over de WOZ-waarde. De inhoud is onbekend. De VNG heeft een reactie op het concept gegeven. Daarbij is gewezen op de algemene taxatiepraktijk waarbij 10% als een redelijke afwijking wordt aangemerkt. Korte inhoud Richtlijn rechtscolleges Gerechtshoven en rechtbanken hebben een uniforme richtlijn opgesteld voor kosten van taxatiewerkzaamheden. Die richtlijn is gepubliceerd (Staatscourant 2012, 26039): Een uurtarief van € 50,-- exclusief BTW voor een woningtaxatie is redelijk. Een uurtarief van € 65 exclusief BTW is redelijk voor een kantoorpand. Een uurtarief volgens het gedeclareerde tarief met als maximum het bedrag in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken van € 116,09 exclusief BTW voor incourante niet-woningen. Voor het BTW-tarief wordt aangesloten bij de tijdstip van het verrichten van de dienst. naar inhoudsopgave 4. Wijziging eigenwoningforfait inkomstenbelasting Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Belastingplan 2008: Verval maximum, 31205 Stb. 2007, 562 01-01-2009 t/m 01-01-2016 Laatste stukken geleidelijke verhoging VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW VV Bijstellingsregeling: Stcrt. 2013, Jaarlijkse wijziging percentages en 35144 MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. 01-01-2014 bedragen Gevolgen eigenwoningforfait Het forfaitpercentage van de WOZ-waarde van de eigen woning bedraagt voor 2014 (aangifte in 2015): Als de WOZ-waarde meer maar niet meer dan is dan bedraagt het forfaitpercentage – € 12.500 Nihil € 12.500 € 25.000 0,25% van deze waarde 9 € 25.000 € 50.000 0,40% van deze waarde € 50.000 € 75.000 0,55% van deze waarde € 75.000 € 1.040.000 0,70% van deze waarde € 1.040.000 – € 7.350 vermeerderd met 1,80% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.040.000. Voor 2013 (aangifte in 2014): Als de WOZ-waarde meer maar niet meer dan bedraagt het forfaitpercentage is dan – € 12.500 Nihil € 12.500 € 25.000 0,20% van deze waarde € 25.000 € 50.000 0,35% van deze waarde € 50.000 € 75.000 0,45% van deze waarde € 75.000 € 1.040.000 0,60% van deze waarde € 1.040.000 – € 6.240 vermeerderd met 1,30% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.040.000. De cijfers voor 2015 (aangifte 2016) worden eind 2014 bekend gemaakt. Korte inhoud indexering In artikel 3.112 van de Wet IB 2001 blijft het percentage voor de berekening van het in aanmerking te nemen voordeel voor woningen met een waarde lager dan € 12.500 gelijk; het percentage voor woningen met een waarde tussen € 12.500 en € 50.000 gaat met 0,05%-punt omhoog; voor woningen met een waarde tussen € 50.000 en € 1.040.000 gaat het percentage met 0,1%-punt omhoog. Voor woningen met een waarde van € 1 040 000 of hoger gaat het naast het minimumbedrag geldende percentage ingevolge artikel 10.3a van de Wet IB 2001 – na afronding – met 0,25%-punt omhoog. Belastingplan 2008 e Bij 3 NvW is het wetsvoorstel Belastingplan 2008 gewijzigd. Met deze NvW wordt de verhoging van het eigenwoningforfait voor een woningwaarde boven € 1 mln., geleidelijker ingevoerd dan oorspronkelijk was voorgesteld. Vanaf 2010 wordt het eigenwoningforfait stapsgewijs voor een woningwaarde boven € 1 mln. verhoogd. Deze verhoging zal in zeven gelijke stappen gaan in de jaren 2010 tot en met 2016, zodat in dat laatste jaar voor een woningwaarde boven € 1 mln. een eigenwoningforfait geldt van 2,35%. Voor 2014 is het percentage voor de hoogste categorie verhoogd naar 1,80%. Voor naar inhoudsopgave 10 5. Wet elektronische bekendmaking Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Elektronisch 31084 Stb. 2008, 551 01-01-2014 Publicatie van algemeen Laatste stukken Stb. 2012, 331 verbindende voorschriften en andere besluiten van algemene strekking VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. Gevolgen voor de belastingheffing (artikel 139 Gemeentewet) De inwerkingtreding van de laatste onderdelen van de wet heeft gevolgen voor de publicatie van belastingverordeningen en andere algemeen verbindende voorschriften. De wet verplicht het om de bekendmaking op elektronische wijze via een digitaal gemeenteblad op internet te publiceren. Korte inhoud Het laatste onderdeel (artikel XII) is op 1 januari 2014 in werking getreden. Gemeenten (en provincies en waterschappen) zijn verplicht hun algemeen verbindende voorschriften op via een digitaal gemeenteblad op internet te publiceren. Het ministerie van BZK komt met een centrale publicatievoorziening. Hiermee kunnen gemeenten het hier bedoelde elektronische publicatieblad produceren. Tot 2014 was de bekendmaking in een elektronisch blad voor decentrale overheden facultatief. naar inhoudsopgave 6. Wijziging macronorm OZB Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Macronorm Inwerkingtreding Laatste stukken 01-01-2015 Begrotingsstaat wijziging gemeentefonds 16-09-2014 Brief MIN FIN 15-09-2014 Bijlage Evaluatierapport macronorm OZB Gevolgen belastingheffing (MV OZB artikel 5; MV BRWBR artikel 7) De landelijke begrenzing voor stijging van OZB-opbrengsten voor het 2015 wordt 3%. De systematiek voor berekening van de macronorm zal in 2015 worden herzien. Daarbij wordt rekening gehouden met de evaluatie van de werking van de macronorm. 11 Vaststellen macronorm 2014 (tekst brief MIN FIN 2014) In het rapport concludeert de werkgroep dat de macronorm onroerende zaakbelasting (OZB) geen effectief beheersingsinstrument is gebleken. Om die reden heeft de werkgroep voorgesteld deze norm af te schaffen. Door de werkgroep wordt een aantal mogelijke alternatieven geschetst. Het kabinet vindt de alternatieven in het rapport nog onvoldoende uitgewerkt om reeds nu te besluiten tot aanpassing of afschaffing van de huidige norm. Derhalve wordt de macronorm OZB in 2015 nog gehandhaafd als instrument. Conform de afgesproken berekeningssystematiek bedraagt de norm voor 2015 3,0% over € 3,711 miljard. Vooral met het oog op de omvangrijke decentralisaties per 2015 heeft het kabinet besloten om dat jaar met een schone lei te beginnen. Dat betekent dat de overschrijding van de macronorm OZB in 2014 met € 11 miljoen niet in mindering wordt gebracht op de macronorm voor 2015. Nu de macronorm in 2015 wordt gehandhaafd zullen in lijn met het rapport nadere afspraken worden uitgewerkt over het spelregelkader. Daarbij gaat het om de factoren die worden betrokken bij de bestuurlijke weging van een eventuele overschrijding van de norm, een communicatielijn over de cijfers inzake de lokale lasten en OZB-ontwikkeling alsmede het moment van communiceren. Het kabinet is voor 2016 en verder voornemens om samen met de VNG te komen tot een woonlastennorm. Daartoe zal door de werkgroep die het evaluatierapport over de macronorm OZB heeft opgesteld de variant van woonlastennorm verder worden uitgewerkt ten behoeve van besluitvorming in het Bofv in het voorjaar van 2015. Het rapport Evaluatie macronorm is als bijlage bij de brief gevoegd. naar inhoudsopgave 7. Wetsvoorstel BIZ Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Internetconsultatie Wet Inwerkingtreding Laatste stukken 23-08-2013 Einde consultatie Internetconsulatie 33917 Handelingen TK TK bedrijveninvesterings- 02-09-2014 zones VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. Gevolgen voor de BIZ-heffing De Experimentenwet BIZ wordt omgezet in een permanente wet. De modelverordening BIZ wordt gewijzigd. Korte inhoud concept Wetsvoorstel BIZ permanent Het wetsvoorstel brengt een aantal wijzigingen ten opzichte van de Experimentenwet BIZ. 1. De Experimentenwet BI-zones wordt een permanente wet. 2. Eigenaren van onroerende zaken krijgen een aanslag BIZ-bijdrage. 4. Activiteiten op internet die (mede) in het publiek belang zijn kunnen via de BIZ-bijdrage worden bekostigd. 5. Activiteiten die gericht zijn op de economische ontwikkeling van de BI-zone kunnen ook via de BIZbijdrage worden bekostigd. Het gaat onder meer om gebiedspromotie (voorbeelden genoemd tijdens TK behandeling kerstverlichting, Sintviering, braderie met concert en een wijkmanager). 12 Bij amendement is ook de verplichting voor de gemeenteraad opgenomen om een Service Level Agreement met de ondernemersorganisatie te sluiten. naar inhoudsopgave 8. Wijziging maximum kosten naheffingsaanslag parkeerbelastingen/ digitalisering parkeerbelasting Inhoud Kamerstukken Wijziging maximumbedrag Bekendmaking Inwerkingtreding Stcrt. 2014-24520 01-01-2015 Laatste stukken Wet 33587 Brief VNG parkeerbelasting per minuut en voor particulier parkeren 10 april 2014 NnavV 33707 VvW MvT V Digitalisering parkeerbelasting VvW MvT NnavV 31-07-2014 H TK 33697 V NnavV Stm. GVW VV Stb. 2014, 255 H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. Stm. Stb. Iw. Nog niet bekend MvA EV H EK Korte inhoud Het maximumbedrag voor de kosten van het opleggen van de naheffingsaanslag parkeerbelastingen is voor 2015 vastgesteld op € 59 (bedrag 2014: € 58). De naheffingsaanslag kan worden toegezonden of uitgereikt om digitale handhaving van parkeerbelasting mogelijk te maken (Digitalisering parkeerbelasting). De initiatiefwetsvoorstellen parkeerbelasting per minuut beogen de verplichting op te nemen om parkeerders per minuut te laten betalen. De VNG heeft geadviseerd de wetsvoorstellen in te trekken. Toelichting Naheffing parkeerbelastingen (MvT) Gemeenten kunnen belasting heffen voor het parkeren van een voertuig. Als deze belasting niet wordt voldaan door degene die het voertuig heeft geparkeerd, kan een naheffingsaanslag worden opgelegd van maximaal € 56 (per 1 januari 2013; artikel 3, eerste lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen (Stcrt. 2012, nr. 14948). Bij een naheffingsaanslag is thans geen aankondiging op het voertuig verplicht gesteld. Uit een oogpunt van harmonisering wordt voorgesteld in de Gemeentewet te verduidelijken dat het desbetreffende aanslagbiljet ofwel conform de regels van de Invorderingswet 1990 kan worden toegezonden of uitgereikt aan de belastingschuldige, ofwel kan worden aangebracht op of aan het voertuig. De gemeenten hadden reeds de keuzevrijheid in de wijze van naheffen van parkeerbelastingen en sommige gemeenten hebben daarom reeds de digitalisering daarvan ingezet. De Gemeente Amsterdam is bijvoorbeeld voornemens om het betaald parkeren op straat volledig te digitaliseren door kentekenparkeren verplicht te stellen. Alle parkeerders – niet zijnde vergunninghouders – dienen per 1 juli 2013 verplicht hun kenteken in te voeren via de parkeerautomaat of de mobiele telefoon. Een parkeerkaartje is derhalve niet nodig en de beschikking wordt rechtstreeks naar de eigenaar van de auto verstuurd. De uitvoeringskosten van de verkeershandhaving kunnen hierdoor aanzienlijk dalen. In artikel 225 van de Gemeentewet is bepaald dat de gemeente parkeerbelastingen mag heffen. De voorgestelde wijziging ziet op artikel 234 van de Gemeentewet, de bepaling over de wijze van bekendmaking van de naheffing indien de parkeerbelasting niet is voldaan. Ten tijde van de invoering 13 van de parkeerbelasting was het nog nauwelijks mogelijk om te achterhalen van wie de auto was. De toezending van de naheffing was daarom niet mogelijk. Het uitreiken was eveneens slechts in beperkte mate mogelijk, omdat men in de praktijk meestal geen bestuurder aantrof. Daarom is indertijd bepaald dat in afwijking van artikel 8 van de Invorderingswet 1990, een aanslagbiljet ook kan worden aangebracht op het voertuig. Inmiddels kan men op grond van de techniek eenvoudig achterhalen wie de houder van het voertuig is. De hoofdregel van artikel 8 van de Invorderingswet 1990, dat een belastingaanslag bekend wordt gemaakt door toezending of uitreiking van het aanslagbiljet aan de belastingschuldige kan daarom weer gevolgd worden. Tegelijkertijd blijft in afwijking daarvan de mogelijkheid bestaan om op «oude» manier een aanslagbiljet op het voertuig aan te brengen. Gemeenten kunnen kiezen voor digitale handhaving of voor handhaving met papieren bonnen. Voor de algemene toelichting op deze voorgestelde wijziging zij verwezen naar paragraaf 3.4 van het algemeen deel van deze memorie van toelichting. Uitvoeringskosten parkeerbelastingen Voor de veelvoorkomende overtredingen inzake het fiscaal parkeren valt op te merken dat gemeenten verwachten dat bij volledige digitale handhaving van de naheffing van het niet voldoen van een parkeerbelasting, per saldo flinke bezuinigingen kunnen worden gerealiseerd op het terrein van de uitvoeringskosten. Zo verwacht de Gemeente Amsterdam een jaarlijkse lastenreductie van circa 20 miljoen euro wanneer per 1 juli 2013 volledig digitaal wordt gehandhaafd door de verplichtstelling van het kentekenparkeren in deze gemeente (Gemeente Amsterdam, «Nota betaald parkeren op straat per 1 juli 2013»). Op deze wijze wordt namelijk de efficiency van de gemeentelijke handhaving verbeterd, aangezien enkel nog de kentekens hoeven te worden gescand. Verder is de verwachting dat het aantal controles wordt verdubbeld met als gevolg een verhoging van de pakkans. Tot slot wordt de parkeerboete rechtstreeks naar de eigenaar van het voertuig verstuurd en zijn uiteindelijk minder mensen nodig voor de parkeercontrole en om de naheffingsaanslag te verwerken. De geraamde lastenvermindering is niet gekoppeld aan dit wetsvoorstel en zal pas volledig kunnen zijn gerealiseerd op het moment dat de veelvoorkomende overtredingen overal in het land digitaal worden gehandhaafd. Tot dat moment zal op sommige plaatsen vooralsnog met de papieren combibon worden gewerkt (zie paragraaf 3.2). naar inhoudsopgave 9. Afschaffing precariobelasting voor nutsbedrijven Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Laatste stukken Afschaffing Begrotingsstaat precariobelasting voor ondergrondse gemeentefonds 2015 (MvT) infrastructuur 16-09-2014 Motie Van der Burg over 32 500-VII, nr. 9 07-12-2010 precariobelasting op netwerken van nutsbedrijven Gevolgen belastingheffing (MV Precariobelasting artikel 4) Als het wetsvoorstel wordt aangenomen dan betekent dit dat gemeenten geen precariobelasting meer 14 kunnen heffen op infrastructuur van nutsbedrijven. Over een eventuele afschaffing is nog niets duidelijk. Het MIN van BZK bestudeert de mogelijkheden. Korte inhoud De bedoeling is om een vrijstelling van precariobelasting voor infrastructuur van nutsbedrijven in de wet op te nemen. Aanleiding hiervoor was de Motie Van der Burg die ertoe strekt om zo snel mogelijk het wetsvoorstel vrijstelling precariobelasting op netwerken van nutsbedrijven in te dienen. De MIN van BZK stelt zijn brief van 30 juni 2011 dat in overleg met de VNG en de Unie van Waterschappen zal worden gezocht naar een uitwerking van het wetsvoorstel, waarbij de gevolgen voor de decentrale overheden zo beperkt mogelijk worden gehouden. Gedacht wordt aan een overgangstermijn voor de decentrale overheden die nu al precariobelasting heffen. In de MvT op de Begrotingsstaat van het gemeentefonds staat: 4.3.4. Precariobelasting De precariobelasting is in 2014 gestegen naar € 132 miljoen, een stijging van 14,4 procent. De Minister informeert de Tweede Kamer in het najaar van 2014 over het wetsvoorstel afschaffing precario van nutsbedrijven, inclusief zijn bevindingen met betrekking tot de alternatieven. Er wordt dan ook besloten of het wetsvoorstel in zijn huidige vorm wordt ingediend. In september 2012 heeft de Raad van State advies uitgebracht over het wetsvoorstel tot afschaffing van de precariobelasting op infrastructuur van nutsbedrijven. De inhoud van het advies is nog niet bekend. Het wordt pas openbaar bij indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Op een eerder wetsvoorstel met dezelfde strekking heeft de RvS zeer kritische gereageerd. Belangrijkste kritiek van de RvS en redenen om het eerdere wetsvoorstel niet in te dienen waren dat het wetsvoorstel een meer omvattende, consistente visie op het totale decentrale belastinggebied ontbeert en dat de noodzaak van het wetsvoorstel is komen te vervallen nu geen sprake is van een lastenverlichting voor de burger. Het ministerie van BZK heeft in april 2013 laten weten dat de MIN van BZK meer tijd neemt om te studeren op reële alternatieven. Hij onderzoekt of een analogie met de ‘gedoogconstructie’ in de Telecomwet mogelijk is. Het wetsvoorstel tot afschaffing precariobelasting op kabels en leidingen van nutsbedrijven houdt hij tot die tijd aan. In tegenstelling tot het bericht in de junicirculaire 2012 dat in de zomer van 2012 een wetsvoorstel zou worden ingediend, is er nog geen wetsvoorstel bij de TK ingediend. Het is nog niet bekend wanneer de wet in werking treedt. naar inhoudsopgave 10. Transparantie/marktwerking bij retributies Inhoud Kamerstukken Aanbieding 29515-199 Bekendmaking Inwerkingtreding Laatste stukken Onderzoek naar mate Handreiking kostentoerekening uniformiteit en transparantie leges leges en tarieven omgevingsvergunning 15 Rapport Deloitte 12-10-2012 Wet markt en overheid (wijziging 31354 mededingingswet Stb. 2011, 162 (08-04-2011) 01-07-2012 Overgangsrecht Stb. 2012, 255 Besluit markt en Stb. 2012, 254 tot overheid iw (14-06-2012) Stb. 2012, 255 01-07-2014 (Besluit markt en overheid) (14-06-2012) VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw Gevolgen belastingheffing transparantie (MV Retributies zoals Leges, Reinigingsrechten, Lijkbezorgingsrechten en Bestemmingsheffingen zoals Riool- en afvalstoffenheffing) Gemeenten moeten hun kostenberekeningen bij de retributies en andere kostengerelateerde heffingen transparanter maken. Gemeenten kunnen daartoe ondersteuning krijgen van de VNG (vng.nl). Gevolgen belastingheffing marktwerking (MV Retributies, zoals Leges, Reinigingsrechten en Lijkbezorgingsrechten) Als de gemeente retributies voor economische activiteiten heft, moet zij ten minste de integrale kostprijs doorberekenen. Dit kan zich voordoen bij reinigingsrechten, lijkbezorgingsrechten, leges, liggelden, havengelden, brandweerrechten. Korte inhoud De zgn. Wet Markt en Overheid heeft het doel concurrentievervalsing tegen te gaan en zo gelijk mogelijke concurrentieverhoudingen tussen overheden en bedrijven te creëren. De wet bevat vier gedragsregels die gelden als overheden economische activiteiten verrichten. De gedragsregels uit de Wet Markt en Overheid zijn opgenomen in de Mededingingswet (hoofdstuk 4b). Kiest een overheid ervoor om goederen of diensten op de markt aan te bieden, dan moet zij zich aan de gedragsregels houden. De vier gedragsregels zijn: 1. Integrale kostendoorberekening: overheden moeten ten minste de integrale kosten van een economische activiteit doorberekenen in de (verkoop)prijs. 2. Bevoordelingsverbod van overheidsbedrijven: overheden mogen hun eigen overheidsbedrijven niet bevoordelen boven concurrerende bedrijven. 3. Gegevensgebruik: overheden mogen de gegevens waar ze over beschikken niet hergebruiken voor andere, economische activiteiten, tenzij de gegevens ook voor andere marktpartijen onder dezelfde voorwaarden beschikbaar zijn. 4. Functiescheiding: heeft een overheid bij bepaalde economische activiteiten een bestuurlijke rol, en voert zij die economische activiteiten ook zelf uit, dan mogen niet dezelfde personen betrokken zijn bij de bestuurlijke en de economische activiteiten van die organisatie. Voor al op 30 juni 2012 bestaande economische activititeiten of overeenkomsten geldt overgangsrecht: voor gedragsregel 1 t/m 3 tot 1 juli 2014 en voor gedragsregel 4 tot 1 juli 2013. Het op de wet gebaseerde Besluit markt en overheid bevat regels voor overheden over de doorberekening van kosten en de toepassing van het bevoordelingsverbod. 16 Er zijn uitzonderingen mogelijk. Zo kan de gemeenteraad een economische activiteit als dienst van algemeen belang aanwijzen (artikel 25h, vierde en vijfde lid, Mededingingswet). De gedragsregels gelden dan niet. In de Handreiking Wet Markt en Overheid staan de uitzonderingen beschreven. De handreiking is een praktische gids voor overheden die met de Wet Markt en Overheid te maken krijgen. Aan de hand van een 'beslisboom' en door 9 vragen te beantwoorden kunnen overheden nagaan of de Wet Markt en Overheid op hen van toepassing is. De Autoriteit Consument en Markt (ACM: fusie van de Nederlandse mededingingsautoriteit (Nma), Opta en Consumentenautoriteit) houdt toezicht op de naleving van de gedragsregels. Ondernemers die vinden dat de overheid oneerlijk concurreert en zich niet aan de gedragsregels houdt, kunnen een klacht indienen bij de organisatie waar zij problemen mee hebben. Ook kunnen zij met hun klacht over oneerlijke concurrentie terecht bij de ACM. De ACM kan dan een onderzoek instellen naar concurrentievervalsing. Als de ACM vaststelt dat de wet wordt overtreden, kan zij een last onder dwangsom opleggen. Gemeenten kunnen zich bij de ACM aanmelden om een audit te laten uitvoeren over de economische activiteiten die zij zien. naar inhoudsopgave 11. Wijziging WOB (omvangrijke verzoeken en kostenregeling) Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Laatste stukken Internetconsultatie conceptwetswijziging WOB 01-10-2012 (einddatum Internetconsultatie consultatie) 01-10-2012 (afgerond) Internetconsultatie Internet- voorkoming misbruik WOB-II consultatie 19-08-2014 (afgerond) Initiatiefwet Voortman en Schouw (vh Peters) open 33328 NnavV 13-05-2014 overheid VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw Korte inhoud internetconsultatie (MV Leges Tarieventabel Titel 1) Het nieuwe concept-wetsvoorstel (voorkoming misbruik WOB-II) beoogt het op innen van geld gerichte misbruik van de Wob tegen te gaan, door loskoppeling van de wet dwangsom van de WOB en het tegengaan van WOB-verzoeken gericht op proceskosten en beroepen bij de rechter via de wet dwangsom. De consultatie is afgerond. De reacties daarop zijn hier te vinden. Het concept-wetsvoorstel regelt dat de overheid onredelijke verzoeken om informatie niet in behandeling hoeft te nemen. Bij zeer omvangrijke verzoeken kan onder bepaalde voorwaarden de beslistermijn worden opgeschort en is het mogelijk deze verzoeken alleen voor een bepaald deel te behandelen. Hergebruik van openbare overheidsinformatie wordt vergemakkelijkt en er wordt een uniforme kostenregeling voorgesteld. Ten slotte bevat het wetsvoorstel regelingen voor zogenaamde bijzondere verstrekkingen. 17 Korte inhoud Initiatiefwet (MV Leges Tarieventabel Titel 1) Het doel van deze wet is om overheden en semi-overheden transparanter te maken, om zo het belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische rechtsstaat, de burger, het bestuur en economische ontwikkeling beter te dienen. De mogelijkheid om kosten in rekening te brengen wordt in artikel 8.5 voor alle organen beperkt tot de redelijke kosten die gemaakt worden bij het vervaardigen van kopieën. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor alle organen nadere regels gesteld worden met betrekking tot de redelijke vergoeding. De Raad van State is kritisch. naar inhoudsopgave 12. Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand ( leges) Inhoud Kamerstukken Elektronische dienstverlening 30844 Bekendmaking Inwerkingtreding Laatste stukken Bij KB Brief MIN pilots 10 juli 2014 burgerlijke stand VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw Gevolgen voor legesheffing (MV Leges Tarieventabel Titel 1, H1) De (facultatieve) elektronische dienstverlening leidt tot administratieve besparingen voor burger en bedrijfsleven, waaronder besparing aan leges die nu voor over te leggen stukken dienen te worden betaald. Bijvoorbeeld: bij huwelijk hoeft geen afschrift of uittreksel uit de geboorteakte en het gewaarmerkte afschrift uit de GBA meer te worden overgelegd, waardoor legesheffing voor deze afschriften niet meer aan de orde is. De papieren dienstverlening blijft echter wel bestaan, waardoor het volgens VNG en NVvB onzeker is of de totale kosten van de dienstverlening en daarmee de leges omlaag gaan. Korte inhoud Het wetsvoorstel heeft tot doel om een aanzienlijke lastenvermindering voor de burger te realiseren door het wettelijke kader te scheppen voor de elektronische aangifte van geboorte, voorgenomen huwelijk en geregistreerd partnerschap, en voor de elektronische verkrijging van uittreksels en afschriften van de daarop betrekking hebbende akten. Dat biedt de burger in die gemeenten die voor elektronische dienstverlening kiezen, een plaats- en tijdsonafhankelijke toegang tot de burgerlijke stand en levert hem een tijd- en kostenbesparing op. Tevens wordt een lastenverlichting voor het bedrijfsleven bewerkstelligd door de elektronische aangifte van overlijden door uitvaartondernemers mogelijk te maken. De financiële consequenties, d.w.z. zowel de automatiseringskosten als de efficiencybaten, op gemeentelijk niveau hangen sterk samen met de vraag in welke mate men straks tot een – immers facultatieve – elektronische dienstverlening bij de burgerlijke stand over wil gaan, de mate waarin daarvan uiteindelijk gebruik zal worden gemaakt en de per gemeente soms sterk wisselende ictaanpassingen die daartoe nodig zijn. Vanwege deze vele variabelen kan geen betrouwbare indicatie worden gegeven van de financiële implicaties voor gemeenten. Er zal nog een nadere inschatting van de budgettaire consequenties voor gemeenten plaatsvinden, waarbij rekening wordt gehouden met zowel het wegvallen van sommige legesinkomsten als het feit dat men een vergoeding kan blijven vragen voor (elektronische) dienstverlening door de burgerlijke stand, als de uitkomsten van de pilots daartoe aanleiding geven. 18 naar inhoudsopgave 13. Wijziging leges akten burgerlijke stand Inhoud Kamerstukken Wijziging bedragen Bekendmaking Inwerkingtreding Stcrt. 2014, 24518 01-01-2015 Laatste stukken Gevolgen voor legesheffing (MV Leges Tarieventabel Titel 1, H1) Aanpassing van de bestaande tariefbepaling. Korte inhoud De leges akten burgerlijke stand, uittreksel akte of attestatie de vita voor 2015 zijn verhoogd van € 12,50 naar € 12,70; leges verklaring huwelijksbevoegdheid van € 22,30 naar € 22,60 (Legesbesluit akten burgerlijke stand). naar inhoudsopgave 14. Wijziging maximumleges reisdocumenten en andere wijzigingen paspoortwet Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Laatste stukken Wijziging bedragen Besluit Stb. 2014, 98 09-03-2014 Paspoortgelden Brief MIN tarieven paspoort 14-08-2014 Wijziging Paspoortwet ivm 31324 Stb. 2009, 252 herinrichten van de reisdocumentenadministratie VvW MvT V Wijziging Paspoortwet o.a. wijziging status Stb. 2009, 253 iw NnavV H TK Stm. 33440 identiteitskaart VvW MvT V 28-06-2009 (deel) NnavV H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. Stb. 2014, 11 Stb. 2014, 97 Tarieven reisdocumenten iw Min van BZK GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb Iw. Gevolgen legesheffing (MV Leges Tarieventabel Titel 1, H2) De maximumtarieven van de reisdocumenten voor het jaar 2015 zijn nog niet bekend. De legesverordening moet vóór 9 maart 2014 zijn gewijzigd: omdat er een andere wettelijke grondslag voor de leges geldt omdat de formulering van het belastbaar feit wijzigt omdat de formulering van de belastingplicht wijzigt omdat nieuwe maximumtarieven gelden. http://www.vng.nl/files/vng/2014-eerste-wijziging-legesverordening.doc 19 De belangrijkste maximumtarieven voor 2014 staan hieronder. 20 Korte inhoud wijziging status ID-kaart en verlenging geldigheidsduur De wijzigingen hebben betrekking op het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten van vijf naar tien jaar, het in wettelijke zin niet langer aanmerken van de Nederlandse identiteitskaart als reisdocument, het in de wet opnemen van een grondslag voor het heffen van rechten wegens handelingen ten behoeve van de aanvraag van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten door de burgemeester van een gemeente of de gezaghebber van een openbaar lichaam en het niet langer bewaren van de vingerafdrukken van aanvragers van reisdocumenten nadat de uitreiking dan wel de reden van niet-uitreiking van het reisdocument in de administratie is geregistreerd. Gemeenten mogen alleen nog de rechten genoemd in het nieuwe artikel 7 heffen voor handelingen in verband met een aanvraag van een reisdocument. Gemeenten mogen daardoor voor die handelingen geen extra rechten in rekening brengen op basis van de Gemeentewet. Dat betekent onder meer dat de zogenaamde «vermissingsleges», die veel gemeenten in rekening brengen voor het opmaken van een verklaring van vermissing indien het oude, in te leveren reisdocument, wordt vermist, niet langer mogen worden geheven bij de aanvraag van een nieuw reisdocument. naar inhoudsopgave 15. Wijziging leges rijbewijzen Inhoud Kamerstukken Kabinetsplan aanpak administratieve lasten; Bekendmaking 29515-200 (12-07-2007) Stb. 2013, 501 Stb. 2013, 502 iw 32766 Stb. 2013, 501 Stb. 2013, 502 Inwerkingtredi Laatste ng stukken 01-01-2014 Besluit rijbewijzen Reactie op het onderzoek van de ANWB naar de kosten van het rijbewijs Maximering leges rijbewijs ivm vaststellen maximumtarief VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW Regeling tot vaststelling maximumtarief VV MvA Stb. 2013, 503 Stb. 2013, 504 iw EV H EK Stm. Stb. Iw. 01-01-2014 (Reglement rijbewijzen art. 104b) Gevolgen legesheffing (MV Leges Titel 1, H3) Wijziging bedrag en maximering tarief. . Korte inhoud Maximering leges rijbewijs In artikel 111 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, waarin staat dat het in de plaatselijke verordening opgenomen rijbewijstarief bij amvb kan worden gemaximeerd. De minister van I&M kan jaarlijks indexering toepassen. Het maximumtarief zelf is opgenomen in een nieuw artikel 104b van het Reglement rijbewijzen. Het maximumtarief is voor 2014 vastgesteld op € 28,78 voor behandeling zonder bijzondere dienstverlening. 21 naar inhoudsopgave 16. Wet basisregistratie personen Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtredi ng Basisregistratie personen 33219 Stb. 2013, 315 06-01-2014 Laatste stukken Stb. 2013, 494 iw. VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW Regeling basisregistratie personen VV MvA EV Stcrt. 2013, 34313 H EK Stm. Stb. Iw. 06-01-2014 Gevolgen belastingheffing MV Leges Titel 1, Hoofdstuk 4 en MV toeristenbelasting artikel 1 Wijzigingen in titel 1, hoofdstuk 4 tarieventabel modelverordening leges. Wijziging omschrijving belastbaar feit in modelverordening toeristenbelasting (artikel 1). Korte inhoud invoering Basisregistratie personen De Wet BRP vervangt de Wet GBA. De nieuwe wet maakt het mogelijk dat niet-ingezetenen in de BRP worden ingeschreven. De Wet BRP geeft aan wanneer een activiteit kosteloos moet plaatsvinden. Zo is inzage in de inschrijving kosteloos (art. 2.55 lid 2 en art. 2.81 lid 3). De VNG overlegt nog met min. BZK over de precieze gevolgen voor de legesverordening. De Wet BRP kent de volgende verstrekkingen: Verstrekkingen uit BRP door grondslag vergoeding grondslag vergoeding 1 Verstrekking op aanvraag - B&W art. 2.55 lid 3 rechten aan ingezetene bijhoudings- jo. art. 2.53 (leges) art. 229-1-b Gmw gemeente - B&W elke gemeente - B&W inschrijvingsvoorziening namens minister V&J 2 Verstrekking op aanvraag inschrijvings- art. 2.81 lid 3 rechten art. 2.79 lid 3 jo. aan niet-ingezetene voorziening (aangewezen jo. art. 2.79 (rijksleges) art. 36 Besluit BRP (volgt leges gemeente) namens gemeente) minister V&J B&W van elke gemeente art. 2.81 lid 3 en 4 jo. art. rechten (rijksleges) art. 2.79 lid 3 jo. artikel 36 Besluit 22 3 namens minister 2.55 lid 3 Systematische verstrekking minister V&J art. 3.1 en amvb a. aan overheidsorganen minister V&J art. 3.2 Voorwaarde: geregeld in ministeriële regeling BRP (volgt leges gemeente) kosteloos; art. 3.17 lid 1 jo. wel budgettaire art. 1.14 bijdrage b. aan derden kosteloos; art. 3.17 lid 1 jo. Voorwaarden: minister V&J art. 3.3 wel art. 1.14 voor in amvb aangewezen werkzaamheden met een budgettaire bijdrage gewichtig maatschappelijk belang (die samenhangen met een overheidstaak/ overheidszorg) en aangewezen categorieën van derden 4 Plaatsonafhankelijke B&W art. 3.4 B&W art. 3.5 kosteloos B&W art. 3.6 tariefstelling? art. 3.8 kosteloos verstrekking a. aan overheidsorganen art. 3.17 lid 3 Voorwaarde: gegevens noodzakelijk voor goede vervulling overheidstaak b. aan derden Voorwaarden: a) gebruik van de gegevens is voorgeschreven in avv; of b) ingeschrevene heeft schriftelijk toestemming gegeven; of c) gegevensverstrekking tbv gewichtig maatschappelijk belang (ogv amvb) 5 Lokale verstrekking (o.g.v. B&W gemeentelijke verordening) bijhoudingsgemeente a. aan overheidsorganen van gemeente zelf art. 3.17 lid 3 Voorwaarde: nodig voor goede vervulling 23 overheidstaak b. aan derden art. 3.9 tariefstelling? art. 3.12 kosteloos art. 3.17 lid 3 art. 3.13 kosteloos; art. 3.17 lid 1 jo. wel budgettaire art. 1.14 Voorwaarden: a. geregeld in gemeentelijke verordening; en b. ingeschrevene heeft schriftelijk toestemming gegeven; of c. gegevensverstrekking tbv gewichtig maatschappelijk belang voor gemeente 6 Verstrekking algemene en administratieve gegevens aan Caribisch NL Voorwaarde: geregeld in amvb 7 Andere verstrekkingen minister V&J Voorwaarden: a. geregeld in amvb of B&W b. de verstrekking vindt bijdrage plaats voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden; c. de persoonlijke levenssfeer wordt niet onevenredig geschaad; d. de ontvanger heeft de nodige voorzieningen getroffen opdat verdere verwerking uitsluitend geschiedt voor de onder b genoemde doeleinden. Korte inhoud Aanpassingswet BRP In de Aanpassingswet BRP wordt onder andere artikel 224 Gemeentewet (toeristenbelasting) tekstueel gewijzigd. De zinsnede ‘door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven’ wordt vervangen door: door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven. 24 Korte inhoud Regeling BRP (artikel 10) Artikel 10 is vergelijkbaar met artikel 37a van de Regeling GBA. De formulering van de twee artikelleden is enigszins aangepast om te verduidelijken dat het gaat om de bijdragen die ten hoogste in rekening kunnen worden gebracht op grond van de artikelen 16 en 17 van het Besluit BRP. Voor zover het gaat om de verzending van berichten of de verstrekking van gegevens door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kunnen deze bedragen, gelet op de tekst van het tweede lid van de genoemde artikelen van het Besluit BRP, in rekening worden gebracht naast de bijdrage die al wordt vastgesteld op grond van de algemene systematiek voor het bepalen van bijdragen in de kosten in verband met de uitvoering van de Wet BRP, zoals die is opgenomen in de artikelen 12, tweede lid, 13 en 14 van het Besluit BRP. De aanvullende bijdrage die ten hoogste in rekening kan worden gebracht voor verzending met behulp alternatieve media is ten opzichte van artikel 37a van de Regeling GBA verhoogd naar een bedrag dat overeenstemt met de uitvoeringskosten en vergelijkbaar is met het onder artikel 9 van de regeling genoemde tarief. De aanvullende bijdrage die ten hoogste in rekening kan worden gebracht voor schriftelijke verstrekking is met het prijsindexcijfer gecorrigeerd voor inflatie en is in overeenstemming gebracht met de bijdrage die gemeenten voor vergelijkbare handelingen in rekening brengen naar inhoudsopgave 17. Huisvestingswet ( leges) Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Huisvestingswet 33135 Stb. 2014, 248 iw 01-01-2015 Laatste stukken () VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. Gevolgen voor legesheffing (MV Leges Titel 1, H11 en Titel 3, H4) Geen inhoudelijke wijzigingen, alleen enige technische. 18. Omgevingsrecht ( leges) Inhoud Kamerstukken Wijziging indieningsvereisten Bekendmaking Inwerkingtreding Stb. 2014, 333 01-11-2014 Laatste stukken OV Nieuwe omgevingswet VvW MvT 31953, nr. 40 33962 V Crisis- en herstelwet NnavV H TK Stm. 33135 permanent VvW MvT V NnavV H TK Stm. NvV 02-07-2014 GVW VV MvA EV H EK Stb. 2013, 144 25-04-2013 Stb. 2013, 145 iw (deels) deels GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. Stm. Stb. Iw. Gevolgen voor legesheffing (MV Leges Titel 2) De wijziging leidt tot minder legesinkomsten omdat het aantal vrijstellingen voor bouwen aan de achterkant wordt vergroot en de procedure wordt vereenvoudigd. De aangekondigde nieuwe Omgevingswet (KST 31953, nr. 40) zal ook leiden tot ingrijpende legeswijzigingen. 25 Korte inhoud Regionale Uitvoeringsdiensten Zie verder: - KST 31953-41 (15-07-2011) over stand van zaken vorming Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s). Ten aanzien van gemeenten die zich nog niet bestuurlijk hebben uitgesproken over deelname aan de RUD voor het basistakenpakket zal de minister interveniëren door het tijdelijk bij algemene maatregel van bestuur verschuiven van de belangrijkste gemeentelijke bevoegdheden die behoren bij het basistakenpakket, naar de provincie. Het gaat daarbij om de bevoegdheden met betrekking tot activiteiten in meldingsplichtige en omgevingsvergunningplichtige inrichtingen. De betreffende algemene maatregel van bestuur brengt zij op 1 oktober 2011 in procedure. Zij vindt de interventie passend omdat deze selectief is: alleen de gemeenten die zich aan de afspraken onttrekken, worden er door geraakt. Daarbij grijpt deze maatregel aan op de problematiek: het leidt er toe dat taken waarvoor geconstateerd is dat ze op bovenregionaal niveau moeten worden uitgevoerd, ook daadwerkelijk op dat niveau worden uitgevoerd. KST 32757 Ontwerp Bouwbesluit 2012 Bij de inwerkingtreding van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken in 2008 was het aantal gebruiksvergunningplichtige gevallen al met 80% gereduceerd. Dat wordt nu verder gereduceerd doordat in meer gevallen kan worden volstaan met een gebruiksmelding (artikel 1.18). Door de inwerkingtreding van de Wabo en de daarmee samenhangende regelgeving in 2010 is het aantal bouwvergunningplichtige gevallen waarin preventief aan het Bouwbesluit 2003 werd getoetst al met 50% gereduceerd. Met dit besluit vindt nog een verdere reductie plaats doordat de sloopvergunningplicht (uit de gemeentelijke bouwverordeningen) wordt vervangen door een sloopmeldingsplicht (artikel 1.28). De in dit besluit opgenomen nieuwe procedurele en administratieve verplichtingen hebben een gunstig effect op de beperking van de structurele administratieve lasten. Voorbeelden daarvan zijn: - de ontheffingsbevoegdheid die het bevoegd gezag bij verbouw van bouwwerken toekwam, is vervangen door landelijk uniforme verbouwvoorschriften; - de sloopvergunningplicht is vervangen door een sloopmeldingplicht; - de informatieverplichtingen over het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden zijn beperkt, en - de logboekverplichting die in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken was opgenomen, is vervallen. De toelichting op het ontwerp-Bouwbesluit 2012 gaat ervan uit dat bij de gebruiks- en sloopmelding geen sprake is van dienstverlening en dat dus legesheffing niet mogelijk is. Door het vervangen van de bestaande sloopvergunningplicht door een -meldingplicht zullen gemeenten naar verwachting jaarlijks circa 10 miljoen euro minder leges ontvangen. Daar staat een besparing in personele capaciteit tegenover doordat het niet meer nodig is in elk individueel geval een volledige besluitvormingsprocedure die uitmondt in een beschikking te doorlopen. Het bevoegd gezag kan voortaan per geval zelf beslissen hoe het met een ontvangen sloopmelding omgaat. Ook is sprake van een besparing in publicatiekosten doordat de sloopmelding niet hoeft te worden gepubliceerd. Overigens blijven gemeenten leges ontvangen in verband met het in behandeling nemen van aanvragen om sloopvergunning die op grond van andere regelgeving zijn vereist. Het gaat hierbij met name om aanvragen voor een sloopvergunning als bedoeld in de artikelen 2.1, eerste lid, onder f, g en h, en 2.2, eerste lid, onder b en c, van de Wabo die betrekking hebben op het slopen van een monument, het slopen in een beschermd stads- of dorpsgezicht en het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of een planologisch voorbereidingsbesluit is bepaald. 26 KST 31953, nr. 40 - Beleidsbrief Eenvoudig Beter (aankondiging nieuwe Omgevingswet) In de beleidsbrief deelt de minister van IenM mee dat zij de vele wetten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, zoals de Wro, Wabo en de Tracéwet, wil vervangen door een wet die de belangrijkste delen van het omgevingsrecht zowel procedureel als materieel omvat: de Omgevingswet. Hoofdlijnen van de voorgenomen Omgevingswet Met de Omgevingswet wil ik de wettelijke kaders voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker maken en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar maken. Een eenvoudiger en beter samenhangend omgevingsrecht draagt er vervolgens aan bij om actiever en efficiënter aan een dynamische en duurzame leefomgeving te kunnen werken. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving. Daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De minister wil afspraken maken met decentrale overheden over vereenvoudiging en versobering van de regels op decentraal niveau, in navolging van de Omgevingswet. Crisis- en herstelwet permanent De kabinetsaanpak richt zich in eerste instantie op snelle verbeteringen binnen het bestaande stelsel («quick wins»). Dit wetsvoorstel strekt daartoe en bestaat uit twee onderdelen. 1. Als eerste wil de regering met dit wetsvoorstel een permanente werking geven aan de tijdelijke regelingen in de Chw door de looptijd van de wet, die zou eindigen op 1 januari 2014, voor onbepaalde tijd te verlengen (hoofdstuk 1 van dit wetsvoorstel). Op onderdelen wordt de Chw tevens geactualiseerd. 2. Daarnaast bevat dit wetsvoorstel enkele (de Chw aanvullende) verbeteringen van het omgevingsrecht (hoofdstuk 2 van het wetsvoorstel). Het gaat om gerichte verbeteringen die op korte termijn zijn te realiseren (quick wins). De verbeteringen zijn gegroepeerd rondom drie inhoudelijke thema’s: (1) minder lasten, (2) snelle, flexibele en zorgvuldige besluitvorming en (3) het wegnemen van problemen in de praktijk. Het wetsvoorstel houdt rekening met de aanpassingen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Crisisen herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen) (32588) en met de wetswijziging van de Tracéwet voor de versnelling en verbetering van besluitvorming over infrastructurele projecten (32377). naar inhoudsopgave 19. Lokale lasten / verkenning gemeentelijk belastinggebied Inhoud Brief Stas. FIN over nieuw Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Laatste stukken Brief Stas. FIN 16-09-2014 belastingstelsel met onderzoek uitbreiding gemeentelijk belastinggebied Brief min. BZK over over Nader rapport beschouwing Raad 27 aanbieding tweede periodieke van State 32 500-VII, nr. 11 beschouwing naar de staat van de – de gewijzigde motie-Schouw over interbestuurlijke verhoudingen een bestuursakkoord met de decentrale overheden 32 500-VII, nr. 12 – de motie-Schouw over verschuiven van het rijksbelastinggebied naar het gemeentelijke belastinggebied 33400 B-3 Uitbreiding belastinggebied voor volgend kabinet Reactie Kabinet op rapport CPB Vaststelling begrotingsstaat gemeentefonds 2014 11 juli 2014 Rapporten Sociaal Vervolgrapportage Domein in sociaal domein (CPB) 26 juni 2014 Korte inhoud De Stas van FIN kondigt een onderzoek aan naar de uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied. De inhoud en omvang van het lokaal belastinggebied is reeds jarenlang in discussie. Veel commissies en voorstellen hebben, naast de wijzigingen in de ozb, vooralsnog niet geleid tot enig tastbaar resultaat. Als uitvloeisel van de Code Interbestuurlijke verhoudingen rapporteert de Raad van State periodiek over de gemaakte vorderingen. In de tweede periodieke beschouwing beveelt de Raad van State nogmaals aan de discussie over het eigen belastinggebied van gemeenten op korte termijn af te ronden. De afspraken die hierover zijn gemaakt in het Coalitieakkoord en in het bestuursakkoord met gemeenten dienen te worden nagekomen. Een verschuiving van minder rijksbelastingen naar meer gemeentelijke belastingen acht de Raad gerechtvaardigd. Het kabinet reageert hierop in de brief van 1 september aan de kamer terughoudend. De afspraak uit het bestuursakkoord was dat “de samenstelling van het gemeentelijke belastinggebied besproken zal worden aan de hand van de resultaten van de commissie van Aartsen”. Het kabinet acht een uitbreiding van het lokaal belastinggebied niet aan de orde. Het concrete standpunt wordt onderbouwd met de mededeling dat het kabinet van de mogelijke functies van belastingheffing slechts de bufferfunctie (goedmaken oneffenheden gemeentefonds) van belang acht. Dit standpunt is een principiële koerswijziging en een breuk met het verleden, waarin (zelfs in de ozb-discussie) , nog 28 andere functies zoals allocatiefunctie erkend werden (bekostiging eigen beleid). Het Kabinet kondigt daarnaast aan deze periode nog te komen met voorstellen om kleine belastingen samen te voegen “indien dat leidt tot efficiencyvoordelen”. Het kabinet heeft e.e.a. in het eerstvolgende Overhedenoverleg geagendeerd. Kamerbrief keuzes voor een beter belastingstelsel Hierin stelt de Stas v. FIN voor om het gemeentelijke belastinggebied uit te breiden ten kosten van de rijksbelastingen. Eerst zal onderzoek plaatsvinden. Keuze 8 - Uitbreiden gemeentelijk belastinggebied Nederland had in 2010 met 7,5% het laagste aandeel decentrale belastingen van de OESO-landen, die gemiddeld op 37% zaten (gebruiksheffingen niet meegeteld).27 Bij de grotere rol die gemeenten na de drie decentralisaties spelen past meer ruimte om zelf belastingen te heffen. Een verruiming van het decentrale belastinggebied komt ook tegemoet aan een reeks van aanbevelingen op dit terrein28. Wanneer gemeenten meer eigen inkomsten hebben is een lagere uitkering uit het gemeentefonds mogelijk. Hierdoor krijgt het Rijk ruimte om de belasting op arbeid verder te verlagen. De keuze van een grondslag voor gemeentelijke belastingen is niet triviaal. Het kabinet heeft een invulling voor ogen waardoor de wig daadwerkelijk kleiner wordt. Als we via een omweg de belastingen op arbeid weer zouden terugkrijgen levert deze hervorming geen werkgelegenheid op, maar alleen een hoop discussie over lokale inkomenspolitiek en extra administratieve lasten. CPB-rapport risico’s decentralisatie sociaal domein In hoofdstuk 4 gaat het CPB vervolgens in op de rol die lokale belastingen” zouden kunnen spelen in het beperken van de financiële risico’s voor gemeenten. Het CPB stelt daarbij dat het aannemelijk lijkt dat de geloofwaardigheid van doelmatigheidsprikkels door een vergroting van het lokaal belastinggebied toeneemt: Een grotere rol van lokale belastingen stelt gemeenten beter in staat om het aanbod van voorzieningen aan te passen aan de lokale vraag, waardoor het gemakkelijker wordt om financiële tegenvallers op te vangen. Het lijkt aannemelijk dat de geloofwaardigheid van doelmatigheidsprikkels hierdoor zal toenemen. Als gemeenten voor hun inkomsten voornamelijk van het Rijk afhankelijk zijn, dan zal er immers ook verwacht worden dat het Rijk bijspringt als een gemeente het niveau van een voorziening niet meer op peil kan houden. Voor gemeenten ondermijnt dit de prikkel om financiële risico’s te beperken. Een grotere afhankelijkheid van lokale belastingen kan de begrotingsdiscipline ook versterken doordat burgers zo directer geconfronteerd worden met de kosten van voorzieningen en door belastingconcurrentie tussen gemeenten. Potentiële risico’s van belastingconcurrentie kunnen worden beperkt door onroerend goed als de belangrijkste belastingbasis te handhaven. Een scherpere kostenafweging kan ook betekenen dat er minder aangeboden wordt van voorzieningen waarvan niet alle baten bij de gemeente terecht komen. (Vervolgrapportage decentralisaties in het sociaal domein, p 6) De reactie van de MIN is teleurstellend. Ten aanzien van de verruiming van het lokale belastinggebied herkent het kabinet de overwegingen. Daarbij dient benadrukt te worden dat de discussie over het lokaal belastinggebied niet alleen aan de decentralisaties raakt en dus vanuit een breder perspectief dient te worden bezien. Het is in dit kader dat dit kabinet op dit moment niet voornemens is het lokaal belastinggebied aan te passen. 29 naar inhoudsopgave 20. Wijziging Formeel verkeer belastingdienst (AWR) Vereenvoudiging formeel verkeer 33714 Brief Stas. Fin 23-10-2013 belastingdienst VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. Gevolgen heffing gemeentelijke belastingen Uniformering zal gevolgen hebben voor termijnen van aanslagoplegging, (informeel) contact tussen gemeenten en belastinglichtigen en wijze van contact (vooral elektronisch). Gemeenten kunnen aansluiten, gedeeltelijk aansluiten of het bestaande systeem handhaven. In alle gevallen is aanpassingswetgeving nodig. Korte inhoud vereenvoudiging formeel verkeer Vereenvoudiging van het formele verkeer tussen belastingdienst heeft betrekking op de volgende uitgangspunten: - Digitalisering van alle contacten (uiteindelijk), Eenvoudig aanbrengen van wijzigingen na een aangifte of aanslag (informele fase), - Rechtszekerheid voor goedwillenden door verkorting termijnen voor bijvoorbeeld navordering. naar inhoudsopgave 21. Wijziging Leidraad invordering Inhoud Kamerstukken Leidraad invordering Bekendmaking Inwerkingtreding Stcrt. 2014, 17976 01-07-2014 Laatste stukken 2008 (rijksleidraad) Gevolgen invordering (Model Leidraad invordering gemeentelijke belastingen) De Rijksleidraad invordering is aangepast. De wijzigingen van de rijksleidraad per 1 juli 2014 zijn in de gemeentelijke leidraad verwerkt (http://www.vng.nl/onderwerpenindex/belastingen/invordering/nieuws/gewijzigde-leidraad-invorderinggemeentelijke-belastingen). Korte inhoud De Leidraad invordering is op een aantal punten gewijzigd. naar inhoudsopgave 22. Wijziging bedragen Kostenwet invordering rijksbelastingen Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Laatste stukken Bijstellingsregeling directe belastingen Stcrt. 2013, 35144 01-01-2014 2014: Wijziging 30 bedragen Kostenwet Gevolgen invordering Een aantal bedragen van de Kostenwet invordering rijksbelastingen is met ingang van 1 januari 2014 verhoogd. Bedragen voor 2015 zijn nog niet bekend. Korte inhoud Per 01-01-2014 zijn de volgende bedragen verhoogd: Kostenwet invordering Omschrijving Bedrag Artikel 3, eerste lid Voor het betekenen van een dwangbevel met bevel tot betaling is verschuldigd: € 39 (was € 38) Artikel 3, eerste lid Maximumbedrag kosten dwangbevel € 11.461 (was € 11.393) rijksbelastingen naar inhoudsopgave 23. Invorderingsrente Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Wet wijziging 33755 Stb. 2012, nr. 285 01-01-2014 percentages heffings- en Laatste stukken 01-04-2014 (effectief) invorderingsrente VvW MvT V NnavV H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. Gevolgen invordering Het percentage invorderingsrente wijzigt per 1 april 2014 en bedraagt minimaal 4%. Korte inhoud De invorderingsrente is sinds 1 januari 2013 vastgesteld op de wettelijke rente. Bij de begroting is uitgegaan van 4%, maar de wettelijke rente staat al langer op 3%. De wet wordt daarom aangepast in die zin dat het percentage op minimaal 4% wordt gezet. De gewijzigde rentepercentages worden pas effectief vanaf 1 april 2014 te hanteren. Percentage invorderingsrente (= wettelijke rente) vanaf 1 januari 2013 Tweede halfjaar 2013: 3% Eerste halfjaar 2013: 3% (Stb. 2012, nr. 285) Percentage invorderingsrente tot 1 januari 2013 De invorderingsrente voor het vierde kwartaal van 2012 is vastgesteld op 2,25%. Vierde kwartaal 2012: 2,25% (Stcrt. 2012, 23419) Derde kwartaal 2012: 2,5% (Stcrt. 2012, 9785) Tweede kwartaal 2012: 2,30% (Stcrt. 2012, 3910) Eerste kwartaal 2012: 2,85% (Stcrt. 2011, 21382) Overzicht eerdere jaren 31 naar inhoudsopgave 24. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks) Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Halfjaarlijkse Stcrt. 2014, nr. 01-07-2014 aanpassing van normen en bedragen 18130 Laatste stukken genoemd in de Wet werk en bijstand Gevolgen gemeentelijke kwijtschelding Wijziging per 1 juli 2014 van de normbedragen voor de kosten van bestaan bij de kwijtschelding van belastingen per (kwijtscheldingsnormen). Korte inhoud Normbedragen voor bestaanskosten a Per 1 juli 2014 wijzigen de bijstandsnormen . Als gevolg hiervan wijzigen ook de normbedragen voor de kosten van bestaan bij de kwijtschelding van belastingen. Bij een kwijtscheldingsnorm van 90% 95% 100% b) is het bedrag van de kosten van bestaan (in euro) Echtgenoten beide partners ≥ 21 jaar tot AOW-gerechtigde 979,00 1.034,00 1.087,59 1.224,00 1.292,00 1.359,49 1.305,00 1.376,00 1.447,75 1.315,00 1.387,00 1.458,48 ≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: minimaal 856,00 904,00 951,64 ≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: maximaal 1.102,00 1.163,00 1.223,54 1.194,00 1.259,00 1.324,55 ≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: minimaal 612,00 646,00 679,75 ≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: maximaal 857,00 905,00 951,65 951,00 1.003,00 1.054,74 leeftijd: minimaal beide partners ≥ 21 jaar tot AOW-gerechtigde leeftijd: maximaal één partner AOW-gerechtigd en andere partner ≥ 21 jaar maar niet AOW-gerechtigd beide partners AOW-gerechtigd Alleenstaande ouder AOW-gerechtigd Alleenstaande AOW-gerechtigd a) c) c) c) c) Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-18130.pdf (Stcrt. 2014, nr. 18130) 32 b) Overeenkomstig de rijksregeling zijn de bedragen bij 90% en 95% naar boven afgerond op hele euro’s. Deze afronding is ook toegestaan bij 100%. Ten behoeve van gemeenten die een ander percentage hanteren, hebben wij hier echter het bedrag van de basisnorm vermeld. c) Overeenkomstig artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 zijn de kosten van bestaan van 65-plussers verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verhoging van de tegemoetkoming AOW (€ 10,73 per persoon). Dit bedrag is in de bovenstaande normbedragen verwerkt. Bij de 90% en 95%-norm is het bedrag van € 10,73 opgeteld bij de niet-afgeronde bedragen. De totaaltelling is vervolgens wel op hele euro’s naar boven afgerond. Vrijgelaten worden inkomsten ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet, het persoonsgebonden budget (artikel 44, eerste lid, onderdeel b, AWBZ of artikel 14a Zorgverzekeringswet), de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkomingen ingevolge de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Verder worden in de inkomenstoets vrijgelaten: - de langdurigheidstoeslag (artikel 36 WWB); de vergoeding voor de verzorging en opvoeding van een pleegkind in het kader van de Wet - op de jeugdzorg; het kindgebonden budget, bedoeld in de Wet op het kindgebonden budget; - de huurtoeslag (artikel 1, onderdeel e, Wet op de huurtoeslag, de woonkostentoeslag (op grond van de WWB) en de zorgtoeslag (artikel 1, onderdeel e, Wet op de zorgtoeslag). Ten slotte worden in de inkomenstoets vrijgelaten de volgende subsidies en premies bedoeld ter stimulering van arbeid. Het betreft: - de premie in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 31, tweede lid, onderdeel j, WWB) en een daarmee naar aard, strekking en omvang overeenkomende premie: € 2.312 per jaar; - de maximaal vrij te laten inkomsten uit arbeid (artikel 31, tweede lid, onderdeel n, W WB): € 194 per maand; - de inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder of alleenstaande ouder met een of meer meerderjarige kinderen tot 12,5 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 121,29 per maand, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, ingeval: 1°. hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar, 2°. de periode van zes aaneengesloten maanden, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel n, WWB, is verstreken, en 3°. dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling. (artikel 31, tweede lid, onderdeel r, WWB); - een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk tot ten hoogste de bedragen, genoemd in artikel 2, zesde lid, Wet LB: € 150 per maand, met een maximum van € 1.500 per kalenderjaar. 33 Aangepaste normen voor personen van 65 jaar en ouder Gemeenten kunnen de kwijtscheldingsnormen voor AOW-gerechtigden verhogen tot 100% van de toepasselijke netto AOW-bedragen. De bandbreedte van de kwijtscheldingsnormen AOWgerechtigden is met ingang van 1 januari 2014 (inclusief de verhoging van een deel van de KOB): Ondergrens Nieuwe bovengrens 90% bijstandsnorm + a deel KOB (afgerond) Huidige bovengrens 100% bijstandsnorm a + deel KOB € 1.315,00 € 1.458,48 € 1.513,08 b Paar, 1 partner AOWgerechtigd € 1.305,00 € 1.447,75 € 1.502,35 b Alleenstaande ouder € 1.194,00 € 1.324,55 € 1.375,75 b Alleenstaande € 951,00 € 1.054,74 € 1.099,30 b Paar, beide partners AOW-gerechtigd a 100% netto AOW a bedrag + deel KOB Bij de hoogte van de kwijtscheldingsgrens wordt rekening gehouden met een deel van de tegemoetkoming koopkracht oudere belastingplichtigen (KOB). Hiertoe wordt voor alleenstaanden en voor paren waarvan 1 partner AOW-gerechtigd is € 10,73 toegevoegd en voor paren waarvan beide partners AOW-gerechtigd zijn € 21,46. In bovenstaande bedragen is hiermee rekening gehouden. b Bron: opgave Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Normen huurtoeslag De normen voor de huurtoeslag zijn per 1 januari 2014 gewijzigd. Voor de kwijtschelding zijn de volgende bedragen relevant: Minimumbedrag netto huurlasten (normhuur): 1 - een- en meerpersoonshuishouden eenpersoonsouderenhuishouden € 199,54 [2013: 194,74] 2 € 197,72 [2013: 192,92] - meerpersoonsouderenhuishouden € 195,91 [2013: 191,11] Maximaal subsidiabele huur per maand € 699,48 [2013: 681,02] 3 4 Normpremie ziektekostenverzekering De normpremie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag, voor zover begrepen in de bijstandsnorm, bedraagt voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder € 39,00 per maand en voor echtgenoten € 84,00 per maand. naar inhoudsopgave 1 Artikel 17, tweede lid, Wet op de huurtoeslag 2 Artikel 17, derde lid, onderdeel a, Wet op de huurtoeslag 3 Artikel 17, derde lid, onderdeel b, Wet op de huurtoeslag 4 Artikel 13, eerste lid, onderdeel a, Wet op de huurtoeslag 34 25. Overheidsvordering Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Laatste stukken Overheidsvordering VvW MvT V 30322 NnavV H TK Stb. 2007, 376 Stb. 2009, 407 Stm. Overheidsvordering: GVW VV 01-11-2009 MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. Stcrt. 2009-15128 wijziging Uitvoeringsregeling Invorderingswet Gevolgen invordering Na het verzenden van een aanmaning en het betekenen van een dwangbevel, kan de ontvanger een vordering doen bij de bank van de belastingschuldige. Vervolgens maakt de bank het bedrag van de vordering – voor zover dat kan worden voldaan uit het saldo van de bankrekening - over op de rekening van de ontvanger. In het wetsvoorstel zijn enkele kenmerken van de automatische incasso opgenomen. Door bij dit betalingsmiddel aan te sluiten wordt bereikt dat de overheidsvordering inzetbaar is in het massale invorderingsproces. Korte inhoud In de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is een nieuw hoofdstuk IA ingevoegd dat ziet op de ‘overheidsvordering’. Een nieuw middel voor vereenvoudigde invordering bij niet-betaling. In eerste instantie is alleen bij de invordering van rijksbelastingen (MRB) gestart met het toepassen van de overheidsvordering in het invorderingsproces. Gemeenten krijgen op een later moment de mogelijkheid om bij de invordering van hun belastingaanslagen gebruik te maken van de overheidsvordering en zijn daarbij op grond van artikel 251 van de Gemeentewet gebonden aan onderhavige ministeriële regeling. Sinds 1 januari 2012 maakt een aantal gemeenten en waterschappen bij wijze van proef gebruik van de overheidsvordering. Deelnemers aan de proefperiode zijn Almere, Den Haag, Nijmegen, Rotterdam, Delft, BsGW, Lococensus/Tricijn, RBG, Waternet en BSR. Zodra een substantieel aantal overheidsvorderingen succesvol verloopt, zal worden besloten of de overheidsvordering breder kan worden uitgerold. naar inhoudsopgave 26. Verhoging en indexering kosten deskundige, griffierechten beroep, hoger beroep en cassatie Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Laatste stukken Verhoging waarde per Stcrt. 2013, 35871 01-01-2014 Stcrt. 2013, 35871 01-01-2014 punt rechtskundige bijstand en verletkosten Indexering griffierecht beroep, hoger beroep 35 en cassatie Verhoging naar 33071 Intrekkingsbrief kostendekkende griffierechten VvW MvT V Verhoging griffierechten VvW MvT MIN VenJ 25-01-2013 NnavV H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. 33757 V NnavV H TK Stb. Iw. NnavV 20-01-2014 Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. Gevolgen beroep, hoger beroep en cassatie Bedragen voor 2015 zijn nog niet bekend. De griffierechten voor beroep, hoger beroep en beroep in cassatie in gemeentelijke belasting- en WOZ-zaken zijn per 1 januari 2014 verhoogd. Bovendien zijn de bedragen voor rechtsbijstand (wordt € 243 voor bezwaar en € 287 voor (hoger) beroep) en voor verletkosten verhoogd. De verhoging bedraagt 3,08%. Dat is gelijk aan de stijging van de consumentenprijsindex van 31 juli 2012 tot en met 31 juli 2013. Verhoging griffierechten De griffierechten worden verhoogd, het gaat dan vooral om de bedragen voor hoger beroep en cassatie in belastingzaken. Uit de Memorie van Toelichting Voor bepaalde categorieën is een substantiëlere verhoging op zijn plaats. Dat geldt voor het laagste tarief in bestuursrechtelijke zaken in eerste aanleg en zaken in hoger beroep en cassatie. Het laagste tarief in bestuursrechtelijke zaken is nominaal laag en wordt op één lijn gebracht met het laagste tarief in civiele zaken, zodat er één minimumtarief in eerste aanleg zal zijn, ongeacht de aard van de zaak. De tarieven voor hoger beroep en cassatie, met name in civiele zaken, verschillen op dit moment niet substantieel van de tarieven in eerste aanleg, terwijl de kosten van een behandeling in hoger beroep of cassatie aanzienlijk hoger zijn dan de kosten van een procedure in eerste aanleg. Een groter bedrag aan griffierechten draagt bij aan een scherpere afweging van de rechtzoekende om wel of niet hoger beroep of beroep in cassatie in te stellen. Die scherpere afweging is gerechtvaardigd. De verhoging van het griffierecht in hoger beroep en cassatie in dit wetsvoorstel brengt een logischer opbouw in het griffierechtenstelsel. De toegang tot de rechter is essentieel in eerste aanleg en is weliswaar ook van groot belang in hoger beroep, maar voor die herkansing mag iets meer gevraagd worden dan voor de eerste aanleg. Het belang van hoger beroep en cassatie als correctie van de rechter in eerste (en tweede) aanleg, ter bevordering van de rechtseenheid en ter invulling van open normen in wetgeving wordt door mij volledig onderschreven. Maar daar mag een hoger griffierecht voor gevraagd worden dan voor de eerste aanleg. Bij het verdelen van de lasten die handhaving van de kwaliteit en snelheid van de rechtspraak in dit wetsvoorstel met zich brengen, kies ik voor een sterkere verhoging van de tweede aanleg in het belang van het ontzien van de toegang tot de rechter in eerste aanleg. Voor bestuursrechtelijke zaken in hoger beroep geldt bovendien dat ook hier de huidige tarieven nominaal laag zijn. Bij de verhoging van deze categorie zaken is er rekening mee gehouden dat het hoogste tarief voor bestuurszaken – ook voor de laagste inkomens – niet te zeer verschilt met het griffierecht voor de laagste categorie handelszaken. Voor de laagste inkomens blijven de griffierechten voor handelszaken in hoger beroep en cassatie vergelijkbaar met de huidige tarieven. De verhoging voor deze categorie bedraagt 2%. 36 In civiele zaken verschillen de huidige tarieven voor hoger beroep en cassatie enigszins van elkaar. Het uitgangspunt is om te komen tot een uniform tarief voor hoger beroep en cassatie. De huidige en de voorgestelde nieuwe tarieven zijn opgenomen in de volgende tabel: Verhoging verletkosten en waarde per punt rechtsbijstand Het uurtarief van de verletkosten wijzigt naar maximaal € 80 (€ 78). De waarde per punt voor rechtsbijstand voor het bezwaarschrift is € 243 (was € 235) en voor het beroep en hoger beroepschrift is € 487 (was € 472). De oude bedragen blijven gelden voor uitspraken op bezwaar en uitspraken op beroep die vóór 1 januari 2014 zijn genomen, tenzij de bestuursrechter een uitspraak op bezwaar of uitspraak op beroep vernietigt en een proceskostenvergoeding daarvoor vaststelt. Verhoging naar kostendekkende griffierechten Het wetsvoorstel is ingetrokken. De nieuwe bedragen vanaf 1 januari 2014 De verhoging bedraagt 3,08%. Dat is gelijk aan de stijging van de consumentenprijsindex van 31 juli 2012 tot en met 31 juli 2013. De indexering moet los worden gezien van het wetsvoorstel Verhoging griffierechten waarmee het kabinet de griffierechten kostendekkend wil maken. Beroep bij de rechtbank Natuurlijk persoon € 45 (was € 44) Niet-natuurlijk persoon € 328 (was € 318) Hoger beroep bij het gerechtshof Natuurlijk persoon € 122 (was € 118) Niet-natuurlijk persoon € 493 (was € 478) Heffingsambtenaar (achteraf) € 493 (was € 478) Beroep in cassatie bij de Hoge Raad Natuurlijk persoon € 122 (was € 118) Niet-natuurlijk persoon € 493 (was € 478) College van B&W (achteraf) € 493 (was € 478) Overgangsrecht Als op 1 januari 2014 al (hoger) beroep openstaat of al beroepszaken lopen, is voor die beroepszaak het oude griffierecht verschuldigd. Voor beroepschriften die een beroep bij niet tijdig beslissen 37 betreffen, is het griffierecht verschuldigd zoals dat geldt op de dag waarop het beroepschrift wordt ontvangen. Voorbeeld Als de rechtbank voor 1 januari 2014 uitspraak heeft gedaan op een beroepschrift, is belanghebbende voor het hoger beroep bij het gerechtshof een griffierecht van € 118 of € 478 verschuldigd. Als het hof vervolgens op 5 maart 2014 uitspraak doet, is hij voor het instellen van beroep in cassatie het nieuwe griffierecht verschuldigd (genoemde € 122 of € 493). Aanpassing bestuursrecht In artikel 11.2 Awb van het wetsvoorstel wordt de verplichte jaarlijkse indexering van het griffierecht geregeld. Het verlaagde tarief voor het griffierecht wordt geregeld in de Regeling verlaagd griffierecht in de bijlage bij het voorstel tot aanpassing van het bestuursprocesrecht. De regeling in de AWR vervalt daarmee. naar inhoudsopgave 27. Vennootschapsbelasting voor overheidsondernemingen Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding Internetconsultatie Vpb- Laatste stukken internetconsultatie plicht voor overheidsondernemingen Vennootschapsbelasting 34003 Ingediend TK voor overheidsondernemingen VvW MvT V NnavV 17-09-2014 H TK Stm. GVW VV MvA EV H EK Stm. Stb. Iw. Gevolgen uitvoering gemeenten Toename administratieve en financiële lasten voor gemeenten. De VNG heeft, in overleg met gemeenten gereageerd op de internetconsultatie: - Reactie VNG internetconsultatie (26 mei 2014) - Nadere toelichting reactie met lijst overheidsactiviteiten (14 juli 2014) Een wetsvoorstel is naar de TK gezonden. Toelichting internetconsultatie Vpb-plicht overheidsbedrijven Het conceptwetsvoorstel beoogt een zo gelijk mogelijk speelveld te bereiken tussen private ondernemingen enerzijds en concurrerende overheidsondernemingen anderzijds. Het aantal belastingplichtige overheidsondernemingen zal als gevolg van het voorstel toenemen. De modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen leidt onvermijdelijk tot een toename van zowel de administratieve lasten voor de betrokken overheidsondernemingen als de uitvoeringslast voor de Belastingdienst. Een van de uitgangspunten bij de voorbereiding van dit ontwerp van een wetsvoorstel is dan ook om de toename van uitvoeringskosten en administratieve lasten, voor zover mogelijk en haalbaar, zo beperkt mogelijk te houden. naar inhoudsopgave 38 28. BTW bij samenwerking en sport Inhoud Kamerstukken Bekendmaking Inwerkingtreding BTW bij samenwerking Laatste stukken Brief VNG over BTW-vrijstellingen WMO en Jeugd 22 juli 2014 BTW sport Antwoorden Stas sportbesluit Duidelijkheid over samenwerkingsvormen en sportbesluit Gemeenten hebben duidelijkheid nodig over de btw-gevolgen van verschillende samenwerkingsvormen: De VNG vraagt staatssecretarissen Wiebes (Financiën) en Van Rijn (VWS) om deze duidelijkheid op korte termijn te geven, zowel binnen de Wmo als binnen de Jeugdwet. Deze actie op centraal niveau geeft kansen om algemene lessen te trekken. Echter, in individuele gevallen is het wenselijk dat gemeenten en/of samenwerkingsverbanden die duidelijkheid krijgen van hun belastinginspecteur. Daarom verzoeken wij staatssecretaris Wiebes aan de Belastingdienst te vragen om met voorrang een standpunt in te nemen over deze vraagstukken. Zodat gemeenten en samenwerkingsverbanden verder kunnen in de voorbereiding van de taakoverhevelingen. Toelichting sportbesluit In antwoorden aan de TK en een brief aan VNG heeft de Stas. van FIN gemeld dat het Sportbesluit voorlopig niet wordt gewijzigd. Dat als antwoord op een brief van de VNG. Het ministerie was van oordeel dat een arrest van het Hof van Justitie van EU (Bridport and West Dorset Golf Club- arrest, 19 december 2013, C-495/12) het kabinet dwingt om het btw-regime te wijzigen. De voorgenomen maatregel gaat gemeenten en de sport veel geld kosten. Daarom verzocht de VNG de staatssecretaris om de plannen in te trekken. Mede door de ontstane commotie gaat het kabinet de voorgenomen wijziging niet per 1 januari 2015 invoeren. De komende maanden onderzoekt het ministerie de voorgenomen maatregel en informeert de Kamer voor het eind van dit jaar. 29. Gebruikte afkortingen I = Eerste Kamer II amvb = Tweede Kamer = algemene maatregel van bestuur AO AWR = algemeen overleg = Algemene wet inzake rijksbelastingen AZ = Algemene Zaken BVK BZK = Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties = Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 39 COELO = Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (Rijksuniversiteit Groningen) EK EV = Eerste Kamer = eindverslag evt. EZ = eventueel = Economische Zaken ELI FIN = Economische Zaken, Landbouw en Innovatie = Financiën GVW = gewijzigd voorstel van wet GS HAN = gedeputeerde staten = Handelingen J IM = Jaarlijks = Infrastructuur en Milieu iw JUS = inwerkingtreding = Justitie KB = koninklijk besluit KST KVR = Kamerstuk = kamervragen LNV MV = Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit = Modelverordening MvT MvA = memorie van toelichting = memorie van antwoord min. = minister(ie) OCW NnavV = Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen = nota naar aanleiding van het verslag NV NvV = nader verslag = nota van verbetering NVV NVVB = nader voorlopig verslag = Nederlandse Vereniging Voor Burgerzaken n.v.t. = niet van toepassing NvW RvS = nota van wijziging = Raad van State stas. Stb. = staatssecretaris = Staatsblad Stcrt. TK = Staatscourant = Tweede Kamer trw. = terugwerking V VAO = verslag = verslag van een algemeen overleg VenW VJ = Verkeer en Waterstaat = Veiligheid en Justitie VNG VROM = Vereniging van Nederlandse Gemeenten = Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer VSO = verslag van een schriftelijk overleg VV VvW = voorlopig verslag = voorstel van wet 40 WK = Waarderingskamer WWI = Wonen, Wijken en Integratie naar inhoudsopgave 41
© Copyright 2024 ExpyDoc