Overzicht kabinetsvoornemens en wet

Overzicht kabinetsvoornemens en wet- en regelgeving naar
de stand op 25 september 2014
Hieronder volgt een overzicht van kabinetsvoornemens, aanstaande en recente wijzigingen.
Inhoudsopgave
Wijzigingen per 01-01-2015
 4. Wijziging eigenwoningforfait inkomstenbelasting: nog niet bekend
 6. Wijziging macronorm OZB: 3% voor 2015
 7. Wetsvoorstel BIZ: In behandeling EK
 8. Naheffingsaanslag parkeerbelasting: in Stcrt.
 13. Wijziging leges akten burgerlijke stand: in Stcrt.
 15. Wijziging leges rijbewijzen: nog niet bekend
 22. Wijziging bedragen kostenwet: nog niet bekend (bijstellingsregeling)
 24. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks):nog niet bekend
 26. Indexering griffierechten beroep, hoger beroep en cassatie: nog niet bekend
Wijzigingen wellicht in 2014
 2. Wijziging Wet WOZ: inwerkingtreding afhankelijk Besluit proceskosten WOZ, openbaarheid
WOZ-waarde woningen, Landelijke Voorziening en afschaffing Fierens-drempel
 3. Besluit proceskosten WOZ: vergroten redelijkheid kostenvergoeding bezwaar en beroep
Wijzigingen per 01-07-2014
 24. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks): in Stcrt.
Wijzigingen per 01-04-2014
 23. Invorderingsrente: wijziging renteregeling invordering: minimaal 4%
Wijzigingen per 09-03-2014
 14. Wijziging maximumleges reisdocumenten en andere wijzigingen Paspoortwet: nieuwe
grondslag
Wijzigingen per 06-01-2014
 16.Wet basisregistratie personen: gevolgen leges en toeristenbelasting
Wijzigingen per 01-01-2014
 1. Wijziging Wet WOZ: Verhuurdersheffing III (breder gebruik WOZ-waarde) in Stb. Wijziging
percentages leegstandsratio Inkomstenbelasting en Successiewet. in Stb.
 4. Wijziging eigenwoningforfait inkomstenbelasting: bedragen in Stb.
 5. Wet elektronische bekendmaking: elektronisch gemeenteblad verplicht in Stb.
 6. Wijziging macronorm OZB: percentage macronorm 3,5% (2,45% met korting)
 8. Naheffingsaanslag parkeerbelasting: maximumbedrag verhoogd naar € 58
 13. Wijziging leges akten burgerlijke stand: bedragen verhoogd naar € 12,50 en € 22,30
 15. Wijziging leges rijbewijzen: wet maximering in Stb.
 22. Wijziging bedragen kostenwet: kosten dwangbevel wordt € 39, maximum wordt € 11.461
(bijstellingsregeling)
 24. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks): in Stcrt.
 26. Indexering griffierechten beroep, hoger beroep en cassatie: bedragen in Stb. Inclusief
verhoging Besluit proceskosten bestuursrecht bedrag per punt en maximum verletkosten.
Nieuw
 8. Parkeerbelasting: digitalisering handhaving in Stb.
 18. Omgevingswet: Wetsvoorstel naar TK
 20. Lokaal belastinggebied: aankondiging onderzoek uitbreiding gemeentelijke belastingen
 27. Vennootschapsbelasting voor overheidsbedrijven: Wetvoorstel naar TK
 28. BTW bij samenwerking: Brief van Stas. FIN
naar inhoudsopgave
2
Inhoudsopgave
Wijzigingen per 01-01-2015..................................................................................................................... 1
Wijzigingen wellicht in 2014..................................................................................................................... 1
Wijzigingen per 01-07-2014..................................................................................................................... 1
Wijzigingen per 01-04-2014..................................................................................................................... 1
Wijzigingen per 09-03-2014..................................................................................................................... 1
Wijzigingen per 06-01-2014..................................................................................................................... 1
Wijzigingen per 01-01-2014..................................................................................................................... 2
Nieuw ....................................................................................................................................................... 2
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 3
Vindplaatsen ............................................................................................................................................ 4
Wetgevingstadium ................................................................................................................................... 4
1.
WOZ: breder gebruik ...................................................................................................................... 5
2.
3.
WOZ: verruiming openbaarheid, landelijke voorziening, afschaffing Fierens-drempel .................. 7
WOZ: proceskosten ........................................................................................................................ 8
4.
5.
Wijziging eigenwoningforfait inkomstenbelasting ........................................................................... 9
Wet elektronische bekendmaking ................................................................................................. 11
6.
Wijziging macronorm OZB ............................................................................................................ 11
7.
8.
Wetsvoorstel BIZ........................................................................................................................... 12
Wijziging maximum kosten naheffingsaanslag parkeerbelastingen/ digitalisering parkeerbelasting
9.
13
Afschaffing precariobelasting voor nutsbedrijven ......................................................................... 14
10.
11.
Transparantie/marktwerking bij retributies .................................................................................... 15
Wijziging WOB (omvangrijke verzoeken en kostenregeling) ........................................................ 17
12.
Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand ( leges) .................................................... 18
13.
14.
Wijziging leges akten burgerlijke stand......................................................................................... 19
Wijziging maximumleges reisdocumenten en andere wijzigingen paspoortwet ........................... 19
15.
16.
Wijziging leges rijbewijzen ............................................................................................................ 21
Wet basisregistratie personen ...................................................................................................... 22
17.
Huisvestingswet ( leges) ............................................................................................................ 25
18.
19.
Omgevingsrecht ( leges) ........................................................................................................... 25
Lokale lasten / verkenning gemeentelijk belastinggebied ............................................................ 27
20.
21.
Wijziging Formeel verkeer belastingdienst (AWR) ....................................................................... 30
Wijziging Leidraad invordering ...................................................................................................... 30
22.
23.
Wijziging bedragen Kostenwet invordering rijksbelastingen......................................................... 30
Invorderingsrente .......................................................................................................................... 31
24.
Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks) ...................................................................................... 32
25.
26.
Overheidsvordering....................................................................................................................... 35
Verhoging en indexering kosten deskundige, griffierechten beroep, hoger beroep en cassatie . 35
27.
28.
Vennootschapsbelasting voor overheidsondernemingen ............................................................. 38
BTW bij samenwerking en sport ................................................................................................... 39
29.
Gebruikte afkortingen ................................................................................................................... 39
3
Vindplaatsen
Kamerstukken, wetsvoorstellen en wet- en regelgeving kunt u vinden op
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/Pages/UitgebreidZoeken.aspx of voor kamerstukken
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/zoeken/parlementaire_documenten, het is ook mogelijk om
een staatsblad of staatscourantnummer te vinden door achter de volgende link
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/, het Staatsblad (stb-jaar-nummer.html) of
Staatcourantnummer (stcrt-jaar-nummer.hmtl) in te toetsen en de link te volgen: bijvoorbeeld:
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2009-276.html of
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-12567.html. WOZ-aangelegenheden kunt u ook
vinden op www.wozinformatie.nl.
Wetgevingstadium
In het overzicht is een balk toegevoegd die het stadium, waarin het wetsvoorstel verkeert, aangeeft.
Waarbij de volgende afkortingen (in chronologische volgorde) worden gebruikt:
VvW: Voorstel van Wet
MvT: Memorie van Toelichting
V: Verslag Tweede Kamer
NnavV: Nota nav Verslag Tweede Kamer
H TK: Handelingen Tweede Kamer
Stm.: Stemming
GVW: Gewijzigd Voorstel van Wet Eerste Kamer
VV: Voorlopig Verslag Eerste Kamer
MvA: Memorie van Antwoord Eerste Kamer
EV: Eindverslag Eerste Kamer
H EK: Handelingen Eerste Kamer
Stb.: Staatsblad
Iw.: Inwerkingtreding
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
In de wetgevingsbalk zijn weblinks opgenomen naar relevante parlementaire stukken, m.n. de MvT,
en publicatie in Stb en Iw.
naar inhoudsopgave
4
1.
WOZ: breder gebruik
Inhoud
Kamerstukken
Verhuurdersheffing IV
(Wet maatregelen
Bekendmaking
33819
Stb. 2013, 583
Inwerkingtredin
Laatste
g
stukken
01-01-2014
Brief minister
over
scenario’s en
WWS
woningmarkt 2014 II))
VvW
MvT
V
NnavV
Verhuurdersheffing III
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
33756
(Wet maatregelen
MvT
V
Iw.
intrekking
woningmarkt 2014 I))
VvW
Stb.
Brief minister
wetsvoorstel
NnavV
Verhuurdersheffing
H TK
Stm.
GVW
33407
VV
MvA
Stb. 2013, 285
Stb. 2013, 284 iw
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Stm.
Stb.
Iw.
Stb.
Iw.
01-01-2013
Verval per
01-01-2014
VvW
MvT
V
NnavV
Verhuurdersheffing II
(novelle)
H TK
Stm.
GVW
33515
VV
MvA
Stb. 2013, 284
EV
H EK
01-01-2013
Terugwerkende
kracht
Verval per
01-01-2014
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
Wijziging IB (art. 17a
VV
MvA
Stb. 2013, 569
EV
H EK
Stm.
01-01-2014
Uitvoeringsbesluit IB) en
Succ.Wet (art. 10a
Uitvoeringsbesluit Sw)
woning in verhuurde staat
Aanpassing
Rapport
Woningwaarderingsstelsel (WWS)
varianten
WOZ WWS
Gevolgen voor uitvoering van de Wet WOZ
De verhuurder krijgt belang bij een hogere WOZ-waarde, omdat daarmee een hogere huur kan
worden gevraagd. De verhuurder gaat tegelijkertijd de verhuurderheffing betalen waardoor die belang
krijgt bij een lagere WOZ-waarde. Het aantal bezwaren zal waarschijnlijk toenemen.
Wijzigingen van de uitvoeringsregelingen IB en Succ.wet hebben geen gevolgen voor de uitvoering
van de Wet WOZ.
Korte inhoud Verhuurdersheffing
De Verhuurderheffing heeft een moeizame parlementaire behandeling gehad. Het eerste wetsvoorstel
werd door het tweede wetsvoorstel beperkt tot 2013. Het derde wetsvoorstel werd na behandeling in
de TK ingetrokken omdat een onderdeel mogelijk niet door de EK zou worden aanvaard. Het vierde
wetsvoorstel is zonder dat onderdeel door de EK aanvaard en geldt vanaf 2014.
5
De verhuurdersheffing wordt geheven van verhuurders van meer dan 10 huurwoningen in de
gereguleerde sector. De heffingvrije voet heeft tot doel verhuurders van slechts enkele woningen
buiten de heffing te laten, waardoor zowel de administratieve lasten voor bedrijven en burgers als de
uitvoeringskosten voor de Belastingdienst aanzienlijk beperkt worden. Door de vrijstelling wordt
bovendien geheven van meer professionele verhuurders. Dit rechtvaardigt de vormgeving van de
heffing als een aangiftebelasting. De grondslag voor de heffing wordt gevormd door de totale WOZwaarde van de huurwoningen in de gereguleerde sector van de verhuurder, verminderd met de
waarde van 10 woningen (berekend naar de gemiddelde WOZ-waarde van alle huurwoningen in de
gereguleerde sector van de verhuurder). Het tarief is, gegeven het aantal in de heffing te betrekken
huurwoningen, een afgeleide van de beoogde opbrengst. Voor 2014 wordt uitgegaan van een
opbrengst van € 1.165 miljoen, oplopend tot € 1.700 miljoen in 2017.
De verhuurdersheffing is uitvoerbaar en handhaafbaar door de Belastingdienst.
De verhuurdersheffing wordt vormgegeven als een heffing die moet worden voldaan op aangifte. Er
wordt door de Belastingdienst een digitaal portaal ingericht. Op dit portaal zullen de bij de
Belastingdienst bekende gegevens over de huurwoningen van een verhuurder en de WOZ-waarden
van die woningen worden vermeld.
In de Toelichting wordt invoering van de heffing onder meer gerechtvaardigd door verwijzing naar een
rapport van de OESO (rapport “Tax and Economic Growth” uit 2007) waaruit volgt dat een belasting
op onroerende zaken het minst verstorende effect op het bruto binnenlands product per hoofd van de
bevolking heeft in vergelijking tot indirecte belastingen, inkomstenbelastingen en
vennootschapsbelasting.
Het wetsvoorstel hangt samen met het aanhangige wetsvoorstel dat scheefwonen moet tegengaan en
inmiddels bij de Eerste Kamer ligt (Kamerstukken 33129). Dat wetsvoorstel maakt het mogelijk om
meer huur te vragen aan verhuurders met een hoger inkomen.
Beperking aftrekbare kosten eigen woning
Met de tariefsaanpassing aftrek kosten eigen woning wordt, conform het regeerakkoord, bereikt dat
belastingplichtigen die aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning tegen het tarief van de
vierde schijf in aftrek brengen, ieder jaar een kleiner fiscaal voordeel zullen ervaren als gevolg van die
aftrek. Het fiscale voordeel als gevolg van de aftrek van deze kosten is nu nog gelijk aan het bedrag
dat wordt verkregen door alle aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning te
vermenigvuldigen met het betreffende tabeltarief. Voor zover kosten in aftrek worden gebracht tegen
het tarief van de eerste, tweede of derde schijf blijft dat zo. Voor zover kosten in aftrek worden
gebracht tegen het tarief van de vierde schijf verandert dat en wordt het fiscale voordeel gelijk aan het
bedrag dat aan aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning in aftrek wordt gebracht,
vermenigvuldigd met het in dat jaar geldende aangepaste tarief. Dat aangepaste tarief bedraagt in
2014 51,5% en wordt vervolgens jaarlijks met stappen van 0,5%-punt verlaagd.
Woningwaarderingsstelsel
Bovendien zal ook het woningwaarderingsstelsel (WWS) worden gewijzigd met de WOZ-waarde, in
combinatie met het huidige WWS, als element voor het bepalen van de huur. Op welke wijze dat
wordt ingevuld is nog onbekend.
6
Korte inhoud wijzigingen IB en Successiewet
De percentages in art. 17a Uitvoeringsbesluit IB en art. 10a Uitvoeringsbesluit Successiewet wijzigen
vanwege de ontwikkelingen van de WOZ-waarden. In de toelichting op de wijziging staat het
volgende:
De in artikel 17a, tweede lid, van het UBIB 2001 opgenomen tabel wordt gewijzigd in verband met de
toegezegde periodieke toetsing op actualiteit. In deze tabel kan de leegwaarderatio worden afgelezen
waarmee de op grond van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde (WOZ-waarde)
van een woning vermenigvuldigd mag worden om de waarde in verhuurde staat van die woning voor
box 3 vast te stellen. Op basis van onderzoek naar verkoopprijzen van verhuurde woningen in 2012 is
gebleken dat er aanleiding is de bestaande tabel aan te passen. Gebleken is namelijk dat de
verkoopprijzen van verhuurde woningen in relatie tot de WOZ-waarde van die woningen zijn gewijzigd
ten opzichte van 2011. De verkoopprijzen van verhuurde woningen met een hoge huur zijn in relatie
tot de WOZ-waarde gestegen, terwijl de verkoopprijzen van woningen met een lage huur juist iets zijn
gedaald in relatie tot de WOZ-waarde.
De in artikel 10a, tweede lid, van het UBSW 1956 opgenomen tabel wordt gewijzigd in verband met de
periodieke toetsing op actualiteit. Op basis van deze tabel wordt de in aanmerking te nemen waarde
van verhuurde woningen bepaald. De tabel is gelijkluidend aan die welke in artikel 17a, tweede lid,
van het UBIB 2001 is opgenomen om de waarde van verhuurde woningen voor box 3 in de
inkomstenbelasting te bepalen. Op grond van de marktontwikkelingen van verhuurde woningen is er
aanleiding de waardering van verhuurde woningen aan te passen. De ondergrens van de tabel wordt,
voor wat betreft de leegwaarderatio, verlaagd naar 45% en de bovengrens wordt verhoogd van 78%
naar 85%. Omdat de transacties een vlakkere trendlijn veroorzaken, worden de stappen van halve
procenten gewijzigd in stappen van één procent om te voorkomen dat de tabel te lang wordt.
naar inhoudsopgave
2.
WOZ: verruiming openbaarheid, landelijke voorziening, afschaffing
Fierens-drempel
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Wetsvoorstel Wet WOZ:
openbaarheid WOZ-
33462
Stbl. 2013, 129
Streven
Medio 2014
waarde, landelijke
voorziening, afschaffing
Fierens
VvW
MvT
V
NnavV
Wijziging
Uitvoeringsbesluit
kostenverrekening en
H TK
Stm.
Ontwerpbesluit
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Streven
Stm.
Stb.
Iw.
Advies RvS
Medio 2014
gegevensverstrekking
ivm de landelijke
voorziening WOZ
Modernisering Wet WOZ
(internetconsultatie)
afgerond
Reacties op
internetconsulaties
7
Gevolgen voor uitvoering van de Wet WOZ
De openbaarheid van de WOZ-waarde van woningen en de landelijke voorziening WOZ zal wellicht
tot minder gegevensverstrekking van individuele gemeenten leiden, maar zal ook kunnen leiden tot
meer bezwaren. Het Besluit proceskosten WOZ zal uiterlijk tegelijkertijd met de verruiming van de
openbaarheid moeten worden ingevoerd (zie onder 3.).
Korte inhoud Wetsvoorstel openbaarheid WOZ-waarde en technische wijzigingen
Het wetsvoorstel behandelt de volgende onderwerpen:
- Openbaarheid WOZ-gegevens voor woningen,
-
Landelijke voorziening Wet WOZ,
- Afschaffing Fierens-marge,
Het wordt door openbaarheid van de WOZ-waarde mogelijk om de WOZ-waarde van een woning op
te vragen. Een transparantere WOZ-waarde draagt bij aan de acceptatie van de WOZ-waarde door
burgers en verbetert de kwaliteit van die WOZ-waarde. Met de realisatie van een landelijke
voorziening WOZ kunnen burgers eenvoudig en laagdrempelig de WOZ-waarde opvragen bij één
centraal punt. Zij kunnen dan de WOZ-waarde van hun woning vergelijken met de WOZ-waarde van
zelf gekozen woningen, zonder dat dit leidt tot een grotere uitvraag en daarmee tot hogere kosten
voor gemeenten. Ook wordt ingegaan op een aantal pilots dat gehouden is met betrekking tot een
meer informele wijze van contact met de burgers. Met deze meer informele wijze van contact tussen
gemeenten en belanghebbenden hoeven belanghebbenden niet meteen in bezwaar te komen tegen
hun WOZ-beschikking. Voor gemeenten biedt het leggen van informeel contact ook voordelen, zeker
na het buiten toepassing raken van de Fierensmarge.
Een concept-wetsvoorstel is via een internet ter consultatie voorgelegd. In dat voorstel stonden ook
bepalingen voor een informele bezwarenafhandeling, maar dat deel is, na commentaar van oa. de
VNG niet meer in wetsvoorstel opgenomen. Wel wordt in de Memorie van toelichting gewezen op de
informele wijze van bezwarenafhandeling en de monitoring daarvan door de Waarderingskamer.
Korte inhoud internetconsultatie Modernisering Wet WOZ
Via een internetconsultatie heeft een ieder de gelegenheid gekregen commentaar te leveren op het
concept-wetsvoorstel Modernisering Wet WOZ. De VNG heeft afzonderlijk gereageerd op het
conceptvoorstel (http://www.vng.nl/smartsite.dws?id=115769).
naar inhoudsopgave
3.
WOZ: proceskosten
Inhoud
Besluit proceskosten Wet
WOZ (concept
Kamerstukken
Bekendmaking
Internetconsultatie
internetconsultatie)
Publicatie richtlijn
gerechtshoven en
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Reacties op
internetconsulaties
Strcrt. 2012,
26039
rechtbanken voor
vergoeding taxatiekosten
8
in WOZ-zaken
Gevolgen voor uitvoering van de Wet WOZ
Het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft een aantal tekortkomingen Een concept Besluit
proceskosten WOZ is op internet ter consultatie aangeboden. Dat gaat uit van een redelijke
tegemoetkoming. Het Besluit proceskosten WOZ zal uiterlijk tegelijkertijd met de verruiming van de
openbaarheid moeten worden ingevoerd. De Raad van State heeft het ministerie van VenJ advies
gegeven, maar dat heeft vooralsnog niet een regeling geleid.
Korte inhoud concept Besluit proceskosten WOZ
Dit besluit van de kosten die een partij of een belanghebbende maakt in verband met de behandeling
van een door hem ingediend bezwaar- of beroepschrift in een procedure over de WOZ-waarde. De
inhoud is onbekend.
De VNG heeft een reactie op het concept gegeven. Daarbij is gewezen op de algemene taxatiepraktijk
waarbij 10% als een redelijke afwijking wordt aangemerkt.
Korte inhoud Richtlijn rechtscolleges
Gerechtshoven en rechtbanken hebben een uniforme richtlijn opgesteld voor kosten van
taxatiewerkzaamheden. Die richtlijn is gepubliceerd (Staatscourant 2012, 26039):
Een uurtarief van € 50,-- exclusief BTW voor een woningtaxatie is redelijk.
Een uurtarief van € 65 exclusief BTW is redelijk voor een kantoorpand.
Een uurtarief volgens het gedeclareerde tarief met als maximum het bedrag in artikel 6 van het Besluit
tarieven in strafzaken van € 116,09 exclusief BTW voor incourante niet-woningen. Voor het BTW-tarief
wordt aangesloten bij de tijdstip van het verrichten van de dienst.
naar inhoudsopgave
4.
Wijziging eigenwoningforfait inkomstenbelasting
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Belastingplan 2008:
Verval maximum,
31205
Stb. 2007, 562
01-01-2009 t/m
01-01-2016
Laatste stukken
geleidelijke verhoging
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
Bijstellingsregeling:
Stcrt. 2013,
Jaarlijkse wijziging
percentages en
35144
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
01-01-2014
bedragen
Gevolgen eigenwoningforfait
Het forfaitpercentage van de WOZ-waarde van de eigen woning bedraagt voor 2014 (aangifte in
2015):
Als de WOZ-waarde meer maar niet meer dan
is dan
bedraagt het forfaitpercentage
–
€ 12.500
Nihil
€ 12.500
€ 25.000
0,25% van deze waarde
9
€ 25.000
€ 50.000
0,40% van deze waarde
€ 50.000
€ 75.000
0,55% van deze waarde
€ 75.000
€ 1.040.000
0,70% van deze waarde
€ 1.040.000
–
€ 7.350 vermeerderd met 1,80% van de
eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven
€ 1.040.000.
Voor 2013 (aangifte in 2014):
Als de WOZ-waarde meer maar niet meer dan
bedraagt het forfaitpercentage
is dan
–
€ 12.500
Nihil
€ 12.500
€ 25.000
0,20% van deze waarde
€ 25.000
€ 50.000
0,35% van deze waarde
€ 50.000
€ 75.000
0,45% van deze waarde
€ 75.000
€ 1.040.000
0,60% van deze waarde
€ 1.040.000
–
€ 6.240 vermeerderd met 1,30% van de
eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven
€ 1.040.000.
De cijfers voor 2015 (aangifte 2016) worden eind 2014 bekend gemaakt.
Korte inhoud indexering
In artikel 3.112 van de Wet IB 2001 blijft het percentage voor de berekening van het in aanmerking te
nemen voordeel voor woningen met een waarde lager dan € 12.500 gelijk; het percentage voor
woningen met een waarde tussen € 12.500 en € 50.000 gaat met 0,05%-punt omhoog; voor woningen
met een waarde tussen € 50.000 en € 1.040.000 gaat het percentage met 0,1%-punt omhoog. Voor
woningen met een waarde van € 1 040 000 of hoger gaat het naast het minimumbedrag geldende
percentage ingevolge artikel 10.3a van de Wet IB 2001 – na afronding – met 0,25%-punt omhoog.
Belastingplan 2008
e
Bij 3 NvW is het wetsvoorstel Belastingplan 2008 gewijzigd. Met deze NvW wordt de verhoging van
het eigenwoningforfait voor een woningwaarde boven € 1 mln., geleidelijker ingevoerd dan
oorspronkelijk was voorgesteld. Vanaf 2010 wordt het eigenwoningforfait stapsgewijs voor een
woningwaarde boven € 1 mln. verhoogd. Deze verhoging zal in zeven gelijke stappen gaan in de jaren
2010 tot en met 2016, zodat in dat laatste jaar voor een woningwaarde boven € 1 mln. een
eigenwoningforfait geldt van 2,35%. Voor 2014 is het percentage voor de hoogste categorie verhoogd
naar 1,80%. Voor
naar inhoudsopgave
10
5. Wet elektronische bekendmaking
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Elektronisch
31084
Stb. 2008, 551
01-01-2014
Publicatie van
algemeen
Laatste stukken
Stb. 2012, 331
verbindende
voorschriften en
andere besluiten van
algemene strekking
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen voor de belastingheffing (artikel 139 Gemeentewet)
De inwerkingtreding van de laatste onderdelen van de wet heeft gevolgen voor de publicatie van
belastingverordeningen en andere algemeen verbindende voorschriften. De wet verplicht het om de
bekendmaking op elektronische wijze via een digitaal gemeenteblad op internet te publiceren.
Korte inhoud
Het laatste onderdeel (artikel XII) is op 1 januari 2014 in werking getreden. Gemeenten (en provincies
en waterschappen) zijn verplicht hun algemeen verbindende voorschriften op via een digitaal
gemeenteblad op internet te publiceren. Het ministerie van BZK komt met een centrale
publicatievoorziening. Hiermee kunnen gemeenten het hier bedoelde elektronische publicatieblad
produceren. Tot 2014 was de bekendmaking in een elektronisch blad voor decentrale overheden
facultatief.
naar inhoudsopgave
6.
Wijziging macronorm OZB
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Macronorm
Inwerkingtreding
Laatste stukken
01-01-2015
Begrotingsstaat
wijziging
gemeentefonds
16-09-2014
Brief MIN FIN
15-09-2014
Bijlage
Evaluatierapport
macronorm OZB
Gevolgen belastingheffing (MV OZB artikel 5; MV BRWBR artikel 7)
De landelijke begrenzing voor stijging van OZB-opbrengsten voor het 2015 wordt 3%. De systematiek
voor berekening van de macronorm zal in 2015 worden herzien. Daarbij wordt rekening gehouden met
de evaluatie van de werking van de macronorm.
11
Vaststellen macronorm 2014 (tekst brief MIN FIN 2014)
In het rapport concludeert de werkgroep dat de macronorm onroerende zaakbelasting (OZB) geen
effectief beheersingsinstrument is gebleken. Om die reden heeft de werkgroep voorgesteld deze norm
af te schaffen. Door de werkgroep wordt een aantal mogelijke alternatieven geschetst. Het kabinet
vindt de alternatieven in het rapport nog onvoldoende uitgewerkt om reeds nu te besluiten tot
aanpassing of afschaffing van de huidige norm. Derhalve wordt de macronorm OZB in 2015 nog
gehandhaafd als instrument. Conform de afgesproken berekeningssystematiek bedraagt de norm voor
2015 3,0% over € 3,711 miljard. Vooral met het oog op de omvangrijke decentralisaties per 2015 heeft
het kabinet besloten om dat jaar met een schone lei te beginnen. Dat betekent dat de overschrijding
van de macronorm OZB in 2014 met € 11 miljoen niet in mindering wordt gebracht op de macronorm
voor 2015.
Nu de macronorm in 2015 wordt gehandhaafd zullen in lijn met het rapport nadere afspraken worden
uitgewerkt over het spelregelkader. Daarbij gaat het om de factoren die worden betrokken bij de
bestuurlijke weging van een eventuele overschrijding van de norm, een communicatielijn over de
cijfers inzake de lokale lasten en OZB-ontwikkeling alsmede het moment van communiceren.
Het kabinet is voor 2016 en verder voornemens om samen met de VNG te komen tot een
woonlastennorm. Daartoe zal door de werkgroep die het evaluatierapport over de macronorm OZB
heeft opgesteld de variant van woonlastennorm verder worden uitgewerkt ten behoeve van
besluitvorming in het Bofv in het voorjaar van 2015.
Het rapport Evaluatie macronorm is als bijlage bij de brief gevoegd.
naar inhoudsopgave
7.
Wetsvoorstel BIZ
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Internetconsultatie
Wet
Inwerkingtreding
Laatste stukken
23-08-2013
Einde consultatie
Internetconsulatie
33917
Handelingen TK TK
bedrijveninvesterings-
02-09-2014
zones
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen voor de BIZ-heffing
De Experimentenwet BIZ wordt omgezet in een permanente wet. De modelverordening BIZ wordt
gewijzigd.
Korte inhoud concept Wetsvoorstel BIZ permanent
Het wetsvoorstel brengt een aantal wijzigingen ten opzichte van de Experimentenwet BIZ.
1. De Experimentenwet BI-zones wordt een permanente wet.
2. Eigenaren van onroerende zaken krijgen een aanslag BIZ-bijdrage.
4. Activiteiten op internet die (mede) in het publiek belang zijn kunnen via de BIZ-bijdrage worden
bekostigd.
5. Activiteiten die gericht zijn op de economische ontwikkeling van de BI-zone kunnen ook via de BIZbijdrage worden bekostigd. Het gaat onder meer om gebiedspromotie (voorbeelden genoemd tijdens
TK behandeling kerstverlichting, Sintviering, braderie met concert en een wijkmanager).
12
Bij amendement is ook de verplichting voor de gemeenteraad opgenomen om een Service Level
Agreement met de ondernemersorganisatie te sluiten.
naar inhoudsopgave
8.
Wijziging maximum kosten naheffingsaanslag parkeerbelastingen/
digitalisering parkeerbelasting
Inhoud
Kamerstukken
Wijziging
maximumbedrag
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Stcrt. 2014-24520
01-01-2015
Laatste stukken
Wet
33587
Brief VNG
parkeerbelasting
per minuut
en voor particulier
parkeren
10 april 2014
NnavV
33707
VvW
MvT
V
Digitalisering
parkeerbelasting
VvW
MvT
NnavV
31-07-2014
H TK
33697
V
NnavV
Stm.
GVW
VV
Stb. 2014, 255
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Stm.
Stb.
Iw.
Nog niet bekend
MvA
EV
H EK
Korte inhoud
Het maximumbedrag voor de kosten van het opleggen van de naheffingsaanslag parkeerbelastingen
is voor 2015 vastgesteld op € 59 (bedrag 2014: € 58).
De naheffingsaanslag kan worden toegezonden of uitgereikt om digitale handhaving van
parkeerbelasting mogelijk te maken (Digitalisering parkeerbelasting).
De initiatiefwetsvoorstellen parkeerbelasting per minuut beogen de verplichting op te nemen om
parkeerders per minuut te laten betalen. De VNG heeft geadviseerd de wetsvoorstellen in te trekken.
Toelichting Naheffing parkeerbelastingen (MvT)
Gemeenten kunnen belasting heffen voor het parkeren van een voertuig. Als deze belasting niet wordt
voldaan door degene die het voertuig heeft geparkeerd, kan een naheffingsaanslag worden opgelegd
van maximaal € 56 (per 1 januari 2013; artikel 3, eerste lid, van het Besluit gemeentelijke
parkeerbelastingen (Stcrt. 2012, nr. 14948). Bij een naheffingsaanslag is thans geen aankondiging op
het voertuig verplicht gesteld. Uit een oogpunt van harmonisering wordt voorgesteld in de
Gemeentewet te verduidelijken dat het desbetreffende aanslagbiljet ofwel conform de regels van de
Invorderingswet 1990 kan worden toegezonden of uitgereikt aan de belastingschuldige, ofwel kan
worden aangebracht op of aan het voertuig. De gemeenten hadden reeds de keuzevrijheid in de wijze
van naheffen van parkeerbelastingen en sommige gemeenten hebben daarom reeds de digitalisering
daarvan ingezet. De Gemeente Amsterdam is bijvoorbeeld voornemens om het betaald parkeren op
straat volledig te digitaliseren door kentekenparkeren verplicht te stellen. Alle parkeerders – niet zijnde
vergunninghouders – dienen per 1 juli 2013 verplicht hun kenteken in te voeren via de
parkeerautomaat of de mobiele telefoon. Een parkeerkaartje is derhalve niet nodig en de beschikking
wordt rechtstreeks naar de eigenaar van de auto verstuurd. De uitvoeringskosten van de
verkeershandhaving kunnen hierdoor aanzienlijk dalen.
In artikel 225 van de Gemeentewet is bepaald dat de gemeente parkeerbelastingen mag heffen. De
voorgestelde wijziging ziet op artikel 234 van de Gemeentewet, de bepaling over de wijze van
bekendmaking van de naheffing indien de parkeerbelasting niet is voldaan. Ten tijde van de invoering
13
van de parkeerbelasting was het nog nauwelijks mogelijk om te achterhalen van wie de auto was. De
toezending van de naheffing was daarom niet mogelijk. Het uitreiken was eveneens slechts in
beperkte mate mogelijk, omdat men in de praktijk meestal geen bestuurder aantrof. Daarom is
indertijd bepaald dat in afwijking van artikel 8 van de Invorderingswet 1990, een aanslagbiljet ook kan
worden aangebracht op het voertuig. Inmiddels kan men op grond van de techniek eenvoudig
achterhalen wie de houder van het voertuig is. De hoofdregel van artikel 8 van de Invorderingswet
1990, dat een belastingaanslag bekend wordt gemaakt door toezending of uitreiking van het
aanslagbiljet aan de belastingschuldige kan daarom weer gevolgd worden. Tegelijkertijd blijft in
afwijking daarvan de mogelijkheid bestaan om op «oude» manier een aanslagbiljet op het voertuig
aan te brengen. Gemeenten kunnen kiezen voor digitale handhaving of voor handhaving met papieren
bonnen. Voor de algemene toelichting op deze voorgestelde wijziging zij verwezen naar paragraaf 3.4
van het algemeen deel van deze memorie van toelichting.
Uitvoeringskosten parkeerbelastingen
Voor de veelvoorkomende overtredingen inzake het fiscaal parkeren valt op te merken dat gemeenten
verwachten dat bij volledige digitale handhaving van de naheffing van het niet voldoen van een
parkeerbelasting, per saldo flinke bezuinigingen kunnen worden gerealiseerd op het terrein van de
uitvoeringskosten. Zo verwacht de Gemeente Amsterdam een jaarlijkse lastenreductie van circa 20
miljoen euro wanneer per 1 juli 2013 volledig digitaal wordt gehandhaafd door de verplichtstelling van
het kentekenparkeren in deze gemeente (Gemeente Amsterdam, «Nota betaald parkeren op straat
per 1 juli 2013»). Op deze wijze wordt namelijk de efficiency van de gemeentelijke handhaving
verbeterd, aangezien enkel nog de kentekens hoeven te worden gescand. Verder is de verwachting
dat het aantal controles wordt verdubbeld met als gevolg een verhoging van de pakkans. Tot slot
wordt de parkeerboete rechtstreeks naar de eigenaar van het voertuig verstuurd en zijn uiteindelijk
minder mensen nodig voor de parkeercontrole en om de naheffingsaanslag te verwerken.
De geraamde lastenvermindering is niet gekoppeld aan dit wetsvoorstel en zal pas volledig kunnen
zijn gerealiseerd op het moment dat de veelvoorkomende overtredingen overal in het land digitaal
worden gehandhaafd. Tot dat moment zal op sommige plaatsen vooralsnog met de papieren
combibon worden gewerkt (zie paragraaf 3.2).
naar inhoudsopgave
9.
Afschaffing precariobelasting voor nutsbedrijven
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste stukken
Afschaffing
Begrotingsstaat
precariobelasting
voor ondergrondse
gemeentefonds
2015 (MvT)
infrastructuur
16-09-2014
Motie Van der
Burg over
32 500-VII, nr. 9
07-12-2010
precariobelasting
op netwerken van
nutsbedrijven
Gevolgen belastingheffing (MV Precariobelasting artikel 4)
Als het wetsvoorstel wordt aangenomen dan betekent dit dat gemeenten geen precariobelasting meer
14
kunnen heffen op infrastructuur van nutsbedrijven. Over een eventuele afschaffing is nog niets
duidelijk. Het MIN van BZK bestudeert de mogelijkheden.
Korte inhoud
De bedoeling is om een vrijstelling van precariobelasting voor infrastructuur van nutsbedrijven in de
wet op te nemen. Aanleiding hiervoor was de Motie Van der Burg die ertoe strekt om zo snel mogelijk
het wetsvoorstel vrijstelling precariobelasting op netwerken van nutsbedrijven in te dienen. De MIN
van BZK stelt zijn brief van 30 juni 2011 dat in overleg met de VNG en de Unie van Waterschappen
zal worden gezocht naar een uitwerking van het wetsvoorstel, waarbij de gevolgen voor de decentrale
overheden zo beperkt mogelijk worden gehouden. Gedacht wordt aan een overgangstermijn voor de
decentrale overheden die nu al precariobelasting heffen.
In de MvT op de Begrotingsstaat van het gemeentefonds staat:
4.3.4. Precariobelasting
De precariobelasting is in 2014 gestegen naar € 132 miljoen, een stijging van 14,4 procent. De
Minister informeert de Tweede Kamer in het najaar van 2014 over het wetsvoorstel afschaffing
precario van nutsbedrijven, inclusief zijn bevindingen met betrekking tot de alternatieven. Er wordt dan
ook besloten of het wetsvoorstel in zijn huidige vorm wordt ingediend.
In september 2012 heeft de Raad van State advies uitgebracht over het wetsvoorstel tot afschaffing
van de precariobelasting op infrastructuur van nutsbedrijven. De inhoud van het advies is nog niet
bekend. Het wordt pas openbaar bij indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Op een
eerder wetsvoorstel met dezelfde strekking heeft de RvS zeer kritische gereageerd. Belangrijkste
kritiek van de RvS en redenen om het eerdere wetsvoorstel niet in te dienen waren dat het
wetsvoorstel een meer omvattende, consistente visie op het totale decentrale belastinggebied
ontbeert en dat de noodzaak van het wetsvoorstel is komen te vervallen nu geen sprake is van een
lastenverlichting voor de burger.
Het ministerie van BZK heeft in april 2013 laten weten dat de MIN van BZK meer tijd neemt om te
studeren op reële alternatieven. Hij onderzoekt of een analogie met de ‘gedoogconstructie’ in de
Telecomwet mogelijk is. Het wetsvoorstel tot afschaffing precariobelasting op kabels en leidingen van
nutsbedrijven houdt hij tot die tijd aan. In tegenstelling tot het bericht in de junicirculaire 2012 dat in de
zomer van 2012 een wetsvoorstel zou worden ingediend, is er nog geen wetsvoorstel bij de TK
ingediend. Het is nog niet bekend wanneer de wet in werking treedt.
naar inhoudsopgave
10. Transparantie/marktwerking bij retributies
Inhoud
Kamerstukken
Aanbieding
29515-199
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste stukken
Onderzoek naar mate
Handreiking
kostentoerekening
uniformiteit en
transparantie leges
leges en tarieven
omgevingsvergunning
15
Rapport Deloitte
12-10-2012
Wet markt en
overheid (wijziging
31354
mededingingswet
Stb. 2011, 162
(08-04-2011)
01-07-2012
Overgangsrecht
Stb. 2012, 255
Besluit markt en
Stb. 2012, 254
tot
overheid
iw (14-06-2012)
Stb. 2012, 255
01-07-2014
(Besluit markt
en overheid)
(14-06-2012)
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw
Gevolgen belastingheffing transparantie (MV Retributies zoals Leges, Reinigingsrechten,
Lijkbezorgingsrechten en Bestemmingsheffingen zoals Riool- en afvalstoffenheffing)
Gemeenten moeten hun kostenberekeningen bij de retributies en andere kostengerelateerde
heffingen transparanter maken. Gemeenten kunnen daartoe ondersteuning krijgen van de VNG
(vng.nl).
Gevolgen belastingheffing marktwerking (MV Retributies, zoals Leges, Reinigingsrechten en
Lijkbezorgingsrechten)
Als de gemeente retributies voor economische activiteiten heft, moet zij ten minste de integrale
kostprijs doorberekenen. Dit kan zich voordoen bij reinigingsrechten, lijkbezorgingsrechten, leges,
liggelden, havengelden, brandweerrechten.
Korte inhoud
De zgn. Wet Markt en Overheid heeft het doel concurrentievervalsing tegen te gaan en zo gelijk
mogelijke concurrentieverhoudingen tussen overheden en bedrijven te creëren. De wet bevat vier
gedragsregels die gelden als overheden economische activiteiten verrichten. De gedragsregels uit de
Wet Markt en Overheid zijn opgenomen in de Mededingingswet (hoofdstuk 4b). Kiest een overheid
ervoor om goederen of diensten op de markt aan te bieden, dan moet zij zich aan de gedragsregels
houden. De vier gedragsregels zijn:
1. Integrale kostendoorberekening: overheden moeten ten minste de integrale kosten van een
economische activiteit doorberekenen in de (verkoop)prijs.
2. Bevoordelingsverbod van overheidsbedrijven: overheden mogen hun eigen overheidsbedrijven
niet bevoordelen boven concurrerende bedrijven.
3. Gegevensgebruik: overheden mogen de gegevens waar ze over beschikken niet hergebruiken
voor andere, economische activiteiten, tenzij de gegevens ook voor andere marktpartijen onder
dezelfde voorwaarden beschikbaar zijn.
4. Functiescheiding: heeft een overheid bij bepaalde economische activiteiten een bestuurlijke rol, en
voert zij die economische activiteiten ook zelf uit, dan mogen niet dezelfde personen betrokken
zijn bij de bestuurlijke en de economische activiteiten van die organisatie.
Voor al op 30 juni 2012 bestaande economische activititeiten of overeenkomsten geldt
overgangsrecht: voor gedragsregel 1 t/m 3 tot 1 juli 2014 en voor gedragsregel 4 tot 1 juli 2013.
Het op de wet gebaseerde Besluit markt en overheid bevat regels voor overheden over de
doorberekening van kosten en de toepassing van het bevoordelingsverbod.
16
Er zijn uitzonderingen mogelijk. Zo kan de gemeenteraad een economische activiteit als dienst van
algemeen belang aanwijzen (artikel 25h, vierde en vijfde lid, Mededingingswet). De gedragsregels
gelden dan niet. In de Handreiking Wet Markt en Overheid staan de uitzonderingen beschreven. De
handreiking is een praktische gids voor overheden die met de Wet Markt en Overheid te maken
krijgen. Aan de hand van een 'beslisboom' en door 9 vragen te beantwoorden kunnen overheden
nagaan of de Wet Markt en Overheid op hen van toepassing is. De Autoriteit Consument en Markt
(ACM: fusie van de Nederlandse mededingingsautoriteit (Nma), Opta en Consumentenautoriteit)
houdt toezicht op de naleving van de gedragsregels. Ondernemers die vinden dat de overheid
oneerlijk concurreert en zich niet aan de gedragsregels houdt, kunnen een klacht indienen bij de
organisatie waar zij problemen mee hebben. Ook kunnen zij met hun klacht over oneerlijke
concurrentie terecht bij de ACM. De ACM kan dan een onderzoek instellen naar
concurrentievervalsing. Als de ACM vaststelt dat de wet wordt overtreden, kan zij een last onder
dwangsom opleggen.
Gemeenten kunnen zich bij de ACM aanmelden om een audit te laten uitvoeren over de economische
activiteiten die zij zien.
naar inhoudsopgave
11. Wijziging WOB (omvangrijke verzoeken en kostenregeling)
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Internetconsultatie conceptwetswijziging WOB
01-10-2012
(einddatum
Internetconsultatie
consultatie)
01-10-2012
(afgerond)
Internetconsultatie
Internet-
voorkoming misbruik WOB-II
consultatie
19-08-2014
(afgerond)
Initiatiefwet Voortman en
Schouw (vh Peters) open
33328
NnavV
13-05-2014
overheid
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw
Korte inhoud internetconsultatie (MV Leges Tarieventabel Titel 1)
Het nieuwe concept-wetsvoorstel (voorkoming misbruik WOB-II) beoogt het op innen van geld
gerichte misbruik van de Wob tegen te gaan, door loskoppeling van de wet dwangsom van de WOB
en het tegengaan van WOB-verzoeken gericht op proceskosten en beroepen bij de rechter via de wet
dwangsom. De consultatie is afgerond. De reacties daarop zijn hier te vinden.
Het concept-wetsvoorstel regelt dat de overheid onredelijke verzoeken om informatie niet in
behandeling hoeft te nemen. Bij zeer omvangrijke verzoeken kan onder bepaalde voorwaarden de
beslistermijn worden opgeschort en is het mogelijk deze verzoeken alleen voor een bepaald deel te
behandelen. Hergebruik van openbare overheidsinformatie wordt vergemakkelijkt en er wordt een
uniforme kostenregeling voorgesteld. Ten slotte bevat het wetsvoorstel regelingen voor zogenaamde
bijzondere verstrekkingen.
17
Korte inhoud Initiatiefwet (MV Leges Tarieventabel Titel 1)
Het doel van deze wet is om overheden en semi-overheden transparanter te maken, om zo het belang
van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische rechtsstaat, de burger, het bestuur
en economische ontwikkeling beter te dienen.
De mogelijkheid om kosten in rekening te brengen wordt in artikel 8.5 voor alle organen beperkt tot de
redelijke kosten die gemaakt worden bij het vervaardigen van kopieën. Bij algemene maatregel van
bestuur kunnen voor alle organen nadere regels gesteld worden met betrekking tot de redelijke
vergoeding. De Raad van State is kritisch.
naar inhoudsopgave
12. Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand ( leges)
Inhoud
Kamerstukken
Elektronische
dienstverlening
30844
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste stukken
Bij KB
Brief MIN pilots
10 juli 2014
burgerlijke stand
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw
Gevolgen voor legesheffing (MV Leges Tarieventabel Titel 1, H1)
De (facultatieve) elektronische dienstverlening leidt tot administratieve besparingen voor burger en
bedrijfsleven, waaronder besparing aan leges die nu voor over te leggen stukken dienen te worden
betaald. Bijvoorbeeld: bij huwelijk hoeft geen afschrift of uittreksel uit de geboorteakte en het
gewaarmerkte afschrift uit de GBA meer te worden overgelegd, waardoor legesheffing voor deze
afschriften niet meer aan de orde is. De papieren dienstverlening blijft echter wel bestaan, waardoor
het volgens VNG en NVvB onzeker is of de totale kosten van de dienstverlening en daarmee de leges
omlaag gaan.
Korte inhoud
Het wetsvoorstel heeft tot doel om een aanzienlijke lastenvermindering voor de burger te realiseren
door het wettelijke kader te scheppen voor de elektronische aangifte van geboorte, voorgenomen
huwelijk en geregistreerd partnerschap, en voor de elektronische verkrijging van uittreksels en
afschriften van de daarop betrekking hebbende akten. Dat biedt de burger in die gemeenten die voor
elektronische dienstverlening kiezen, een plaats- en tijdsonafhankelijke toegang tot de burgerlijke
stand en levert hem een tijd- en kostenbesparing op. Tevens wordt een lastenverlichting voor het
bedrijfsleven bewerkstelligd door de elektronische aangifte van overlijden door uitvaartondernemers
mogelijk te maken.
De financiële consequenties, d.w.z. zowel de automatiseringskosten als de efficiencybaten, op
gemeentelijk niveau hangen sterk samen met de vraag in welke mate men straks tot een – immers
facultatieve – elektronische dienstverlening bij de burgerlijke stand over wil gaan, de mate waarin
daarvan uiteindelijk gebruik zal worden gemaakt en de per gemeente soms sterk wisselende ictaanpassingen die daartoe nodig zijn. Vanwege deze vele variabelen kan geen betrouwbare indicatie
worden gegeven van de financiële implicaties voor gemeenten. Er zal nog een nadere inschatting van
de budgettaire consequenties voor gemeenten plaatsvinden, waarbij rekening wordt gehouden met
zowel het wegvallen van sommige legesinkomsten als het feit dat men een vergoeding kan blijven
vragen voor (elektronische) dienstverlening door de burgerlijke stand, als de uitkomsten van de pilots
daartoe aanleiding geven.
18
naar inhoudsopgave
13. Wijziging leges akten burgerlijke stand
Inhoud
Kamerstukken
Wijziging bedragen
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Stcrt. 2014,
24518
01-01-2015
Laatste stukken
Gevolgen voor legesheffing (MV Leges Tarieventabel Titel 1, H1)
Aanpassing van de bestaande tariefbepaling.
Korte inhoud
De leges akten burgerlijke stand, uittreksel akte of attestatie de vita voor 2015 zijn verhoogd van
€ 12,50 naar € 12,70; leges verklaring huwelijksbevoegdheid van € 22,30 naar € 22,60 (Legesbesluit
akten burgerlijke stand).
naar inhoudsopgave
14. Wijziging maximumleges reisdocumenten en andere wijzigingen
paspoortwet
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Wijziging bedragen Besluit
Stb. 2014, 98
09-03-2014
Paspoortgelden
Brief MIN
tarieven
paspoort
14-08-2014
Wijziging Paspoortwet ivm
31324
Stb. 2009, 252
herinrichten van de
reisdocumentenadministratie
VvW
MvT
V
Wijziging Paspoortwet o.a.
wijziging status
Stb. 2009, 253
iw
NnavV
H TK
Stm.
33440
identiteitskaart
VvW
MvT
V
28-06-2009 (deel)
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Stb. 2014, 11
Stb. 2014, 97
Tarieven
reisdocumenten
iw
Min van BZK
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb
Iw.
Gevolgen legesheffing (MV Leges Tarieventabel Titel 1, H2)
De maximumtarieven van de reisdocumenten voor het jaar 2015 zijn nog niet bekend.
De legesverordening moet vóór 9 maart 2014 zijn gewijzigd:

omdat er een andere wettelijke grondslag voor de leges geldt

omdat de formulering van het belastbaar feit wijzigt

omdat de formulering van de belastingplicht wijzigt

omdat nieuwe maximumtarieven gelden.
http://www.vng.nl/files/vng/2014-eerste-wijziging-legesverordening.doc
19
De belangrijkste maximumtarieven voor 2014 staan hieronder.
20
Korte inhoud wijziging status ID-kaart en verlenging geldigheidsduur
De wijzigingen hebben betrekking op het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en
Nederlandse identiteitskaarten van vijf naar tien jaar, het in wettelijke zin niet langer aanmerken van
de Nederlandse identiteitskaart als reisdocument, het in de wet opnemen van een grondslag voor het
heffen van rechten wegens handelingen ten behoeve van de aanvraag van reisdocumenten en
Nederlandse identiteitskaarten door de burgemeester van een gemeente of de gezaghebber van een
openbaar lichaam en het niet langer bewaren van de vingerafdrukken van aanvragers van
reisdocumenten nadat de uitreiking dan wel de reden van niet-uitreiking van het reisdocument in de
administratie is geregistreerd.
Gemeenten mogen alleen nog de rechten genoemd in het nieuwe artikel 7 heffen voor handelingen in
verband met een aanvraag van een reisdocument. Gemeenten mogen daardoor voor die handelingen
geen extra rechten in rekening brengen op basis van de Gemeentewet. Dat betekent onder meer dat
de zogenaamde «vermissingsleges», die veel gemeenten in rekening brengen voor het opmaken van
een verklaring van vermissing indien het oude, in te leveren reisdocument, wordt vermist, niet langer
mogen worden geheven bij de aanvraag van een nieuw reisdocument.
naar inhoudsopgave
15. Wijziging leges rijbewijzen
Inhoud
Kamerstukken
Kabinetsplan aanpak
administratieve lasten;
Bekendmaking
29515-200
(12-07-2007)
Stb. 2013, 501
Stb. 2013, 502 iw
32766
Stb. 2013, 501
Stb. 2013, 502
Inwerkingtredi
Laatste
ng
stukken
01-01-2014
Besluit
rijbewijzen
Reactie op het onderzoek
van de ANWB naar de
kosten van het rijbewijs
Maximering leges rijbewijs
ivm
vaststellen
maximumtarief
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
Regeling tot vaststelling
maximumtarief
VV
MvA
Stb. 2013, 503
Stb. 2013, 504 iw
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
01-01-2014
(Reglement rijbewijzen art.
104b)
Gevolgen legesheffing (MV Leges Titel 1, H3)
Wijziging bedrag en maximering tarief. .
Korte inhoud Maximering leges rijbewijs
In artikel 111 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, waarin staat dat
het in de plaatselijke verordening opgenomen rijbewijstarief bij amvb kan worden gemaximeerd. De
minister van I&M kan jaarlijks indexering toepassen. Het maximumtarief zelf is opgenomen in een
nieuw artikel 104b van het Reglement rijbewijzen. Het maximumtarief is voor 2014 vastgesteld op
€ 28,78 voor behandeling zonder bijzondere dienstverlening.
21
naar inhoudsopgave
16. Wet basisregistratie personen
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtredi
ng
Basisregistratie personen
33219
Stb. 2013, 315
06-01-2014
Laatste
stukken
Stb. 2013, 494 iw.
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
Regeling basisregistratie
personen
VV
MvA
EV
Stcrt. 2013,
34313
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
06-01-2014
Gevolgen belastingheffing MV Leges Titel 1, Hoofdstuk 4 en MV toeristenbelasting artikel 1
Wijzigingen in titel 1, hoofdstuk 4 tarieventabel modelverordening leges.
Wijziging omschrijving belastbaar feit in modelverordening toeristenbelasting (artikel 1).
Korte inhoud invoering Basisregistratie personen
De Wet BRP vervangt de Wet GBA. De nieuwe wet maakt het mogelijk dat niet-ingezetenen in de
BRP worden ingeschreven. De Wet BRP geeft aan wanneer een activiteit kosteloos moet
plaatsvinden. Zo is inzage in de inschrijving kosteloos (art. 2.55 lid 2 en art. 2.81 lid 3). De VNG
overlegt nog met min. BZK over de precieze gevolgen voor de legesverordening.
De Wet BRP kent de volgende verstrekkingen:
Verstrekkingen uit BRP
door
grondslag
vergoeding
grondslag
vergoeding
1
Verstrekking op aanvraag
- B&W
art. 2.55 lid 3
rechten
aan ingezetene
bijhoudings-
jo. art. 2.53
(leges)
art. 229-1-b Gmw
gemeente
- B&W elke
gemeente
- B&W
inschrijvingsvoorziening
namens
minister V&J
2
Verstrekking op aanvraag
inschrijvings-
art. 2.81 lid 3
rechten
art. 2.79 lid 3 jo.
aan niet-ingezetene
voorziening
(aangewezen
jo. art. 2.79
(rijksleges)
art. 36 Besluit
BRP (volgt leges
gemeente)
namens
gemeente)
minister V&J
B&W van elke
gemeente
art. 2.81 lid 3
en 4 jo. art.
rechten
(rijksleges)
art. 2.79 lid 3 jo.
artikel 36 Besluit
22
3
namens
minister
2.55 lid 3
Systematische
verstrekking
minister V&J
art. 3.1 en
amvb
a. aan overheidsorganen
minister V&J
art. 3.2
Voorwaarde: geregeld in
ministeriële regeling
BRP (volgt leges
gemeente)
kosteloos;
art. 3.17 lid 1 jo.
wel
budgettaire
art. 1.14
bijdrage
b. aan derden
kosteloos;
art. 3.17 lid 1 jo.
Voorwaarden:
minister V&J
art. 3.3
wel
art. 1.14
voor in amvb aangewezen
werkzaamheden met een
budgettaire
bijdrage
gewichtig maatschappelijk
belang (die samenhangen
met een overheidstaak/
overheidszorg) en
aangewezen categorieën
van derden
4
Plaatsonafhankelijke
B&W
art. 3.4
B&W
art. 3.5
kosteloos
B&W
art. 3.6
tariefstelling?
art. 3.8
kosteloos
verstrekking
a. aan overheidsorganen
art. 3.17 lid 3
Voorwaarde:
gegevens noodzakelijk voor
goede vervulling
overheidstaak
b. aan derden
Voorwaarden:
a) gebruik van de gegevens
is voorgeschreven in avv; of
b) ingeschrevene heeft
schriftelijk toestemming
gegeven; of
c) gegevensverstrekking tbv
gewichtig maatschappelijk
belang (ogv amvb)
5
Lokale verstrekking (o.g.v.
B&W
gemeentelijke verordening)
bijhoudingsgemeente
a. aan overheidsorganen
van gemeente zelf
art. 3.17 lid 3
Voorwaarde:
nodig voor goede vervulling
23
overheidstaak
b. aan derden
art. 3.9
tariefstelling?
art. 3.12
kosteloos
art. 3.17 lid 3
art. 3.13
kosteloos;
art. 3.17 lid 1 jo.
wel
budgettaire
art. 1.14
Voorwaarden:
a. geregeld in gemeentelijke
verordening; en
b. ingeschrevene heeft
schriftelijk toestemming
gegeven; of
c. gegevensverstrekking tbv
gewichtig maatschappelijk
belang voor gemeente
6
Verstrekking algemene en
administratieve gegevens
aan Caribisch NL
Voorwaarde:
geregeld in amvb
7
Andere verstrekkingen
minister V&J
Voorwaarden:
a. geregeld in amvb
of B&W
b. de verstrekking vindt
bijdrage
plaats voor historische,
statistische of
wetenschappelijke
doeleinden;
c. de persoonlijke
levenssfeer wordt niet
onevenredig geschaad;
d. de ontvanger heeft de
nodige voorzieningen
getroffen opdat verdere
verwerking uitsluitend
geschiedt voor de onder b
genoemde doeleinden.
Korte inhoud Aanpassingswet BRP
In de Aanpassingswet BRP wordt onder andere artikel 224 Gemeentewet (toeristenbelasting)
tekstueel gewijzigd. De zinsnede ‘door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven’ wordt vervangen door: door personen die
niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.
24
Korte inhoud Regeling BRP (artikel 10)
Artikel 10 is vergelijkbaar met artikel 37a van de Regeling GBA. De formulering van de twee
artikelleden is enigszins aangepast om te verduidelijken dat het gaat om de bijdragen die ten hoogste
in rekening kunnen worden gebracht op grond van de artikelen 16 en 17 van het Besluit BRP. Voor
zover het gaat om de verzending van berichten of de verstrekking van gegevens door de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kunnen deze bedragen, gelet op de tekst van het tweede
lid van de genoemde artikelen van het Besluit BRP, in rekening worden gebracht naast de bijdrage die
al wordt vastgesteld op grond van de algemene systematiek voor het bepalen van bijdragen in de
kosten in verband met de uitvoering van de Wet BRP, zoals die is opgenomen in de artikelen 12,
tweede lid, 13 en 14 van het Besluit BRP. De aanvullende bijdrage die ten hoogste in rekening kan
worden gebracht voor verzending met behulp alternatieve media is ten opzichte van artikel 37a van de
Regeling GBA verhoogd naar een bedrag dat overeenstemt met de uitvoeringskosten en vergelijkbaar
is met het onder artikel 9 van de regeling genoemde tarief. De aanvullende bijdrage die ten hoogste in
rekening kan worden gebracht voor schriftelijke verstrekking is met het prijsindexcijfer gecorrigeerd
voor inflatie en is in overeenstemming gebracht met de bijdrage die gemeenten voor vergelijkbare
handelingen in rekening brengen
naar inhoudsopgave
17. Huisvestingswet ( leges)
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Huisvestingswet
33135
Stb. 2014, 248
iw
01-01-2015
Laatste stukken
()
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen voor legesheffing (MV Leges Titel 1, H11 en Titel 3, H4)
Geen inhoudelijke wijzigingen, alleen enige technische.
18. Omgevingsrecht ( leges)
Inhoud
Kamerstukken
Wijziging
indieningsvereisten
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Stb. 2014, 333
01-11-2014
Laatste stukken
OV
Nieuwe
omgevingswet
VvW
MvT
31953, nr. 40
33962
V
Crisis- en herstelwet
NnavV
H TK
Stm.
33135
permanent
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
NvV
02-07-2014
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stb. 2013, 144
25-04-2013
Stb. 2013, 145 iw
(deels)
deels
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen voor legesheffing (MV Leges Titel 2)
De wijziging leidt tot minder legesinkomsten omdat het aantal vrijstellingen voor bouwen aan de
achterkant wordt vergroot en de procedure wordt vereenvoudigd. De aangekondigde nieuwe
Omgevingswet (KST 31953, nr. 40) zal ook leiden tot ingrijpende legeswijzigingen.
25
Korte inhoud Regionale Uitvoeringsdiensten
Zie verder:
- KST 31953-41 (15-07-2011) over stand van zaken vorming Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s).
Ten aanzien van gemeenten die zich nog niet bestuurlijk hebben uitgesproken over deelname aan de
RUD voor het basistakenpakket zal de minister interveniëren door het tijdelijk bij algemene maatregel
van bestuur verschuiven van de belangrijkste gemeentelijke bevoegdheden die behoren bij het
basistakenpakket, naar de provincie. Het gaat daarbij om de bevoegdheden met betrekking tot
activiteiten in meldingsplichtige en omgevingsvergunningplichtige inrichtingen. De betreffende
algemene maatregel van bestuur brengt zij op 1 oktober 2011 in procedure. Zij vindt de interventie
passend omdat deze selectief is: alleen de gemeenten die zich aan de afspraken onttrekken, worden
er door geraakt. Daarbij grijpt deze maatregel aan op de problematiek: het leidt er toe dat taken
waarvoor geconstateerd is dat ze op bovenregionaal niveau moeten worden uitgevoerd, ook
daadwerkelijk op dat niveau worden uitgevoerd.
KST 32757 Ontwerp Bouwbesluit 2012
Bij de inwerkingtreding van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken in 2008 was het aantal
gebruiksvergunningplichtige gevallen al met 80% gereduceerd. Dat wordt nu verder gereduceerd
doordat in meer gevallen kan worden volstaan met een gebruiksmelding (artikel 1.18). Door de
inwerkingtreding van de Wabo en de daarmee samenhangende regelgeving in 2010 is het aantal
bouwvergunningplichtige gevallen waarin preventief aan het Bouwbesluit 2003 werd getoetst al met
50% gereduceerd. Met dit besluit vindt nog een verdere reductie plaats doordat de
sloopvergunningplicht (uit de gemeentelijke bouwverordeningen) wordt vervangen door een
sloopmeldingsplicht (artikel 1.28). De in dit besluit opgenomen nieuwe procedurele en administratieve
verplichtingen hebben een gunstig effect op de beperking van de structurele administratieve lasten.
Voorbeelden daarvan zijn:
- de ontheffingsbevoegdheid die het bevoegd gezag bij verbouw van bouwwerken toekwam, is
vervangen door landelijk uniforme verbouwvoorschriften;
- de sloopvergunningplicht is vervangen door een sloopmeldingplicht;
- de informatieverplichtingen over het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden zijn beperkt, en
- de logboekverplichting die in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken was opgenomen, is
vervallen.
De toelichting op het ontwerp-Bouwbesluit 2012 gaat ervan uit dat bij de gebruiks- en sloopmelding
geen sprake is van dienstverlening en dat dus legesheffing niet mogelijk is. Door het vervangen van
de bestaande sloopvergunningplicht door een -meldingplicht zullen gemeenten naar verwachting
jaarlijks circa 10 miljoen euro minder leges ontvangen. Daar staat een besparing in personele
capaciteit tegenover doordat het niet meer nodig is in elk individueel geval een volledige
besluitvormingsprocedure die uitmondt in een beschikking te doorlopen. Het bevoegd gezag kan
voortaan per geval zelf beslissen hoe het met een ontvangen sloopmelding omgaat. Ook is sprake
van een besparing in publicatiekosten doordat de sloopmelding niet hoeft te worden gepubliceerd.
Overigens blijven gemeenten leges ontvangen in verband met het in behandeling nemen van
aanvragen om sloopvergunning die op grond van andere regelgeving zijn vereist. Het gaat hierbij met
name om aanvragen voor een sloopvergunning als bedoeld in de artikelen 2.1, eerste lid, onder f, g en
h, en 2.2, eerste lid, onder b en c, van de Wabo die betrekking hebben op het slopen van een
monument, het slopen in een beschermd stads- of dorpsgezicht en het slopen van een bouwwerk in
gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of een planologisch
voorbereidingsbesluit is bepaald.
26
KST 31953, nr. 40 - Beleidsbrief Eenvoudig Beter (aankondiging nieuwe Omgevingswet)
In de beleidsbrief deelt de minister van IenM mee dat zij de vele wetten die betrekking hebben op de
fysieke leefomgeving, zoals de Wro, Wabo en de Tracéwet, wil vervangen door een wet die de
belangrijkste delen van het omgevingsrecht zowel procedureel als materieel omvat: de
Omgevingswet. Hoofdlijnen van de voorgenomen Omgevingswet Met de Omgevingswet wil ik de
wettelijke kaders voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker maken en ontwikkeling en
beheer van de leefomgeving beter beheersbaar maken. Een eenvoudiger en beter samenhangend
omgevingsrecht draagt er vervolgens aan bij om actiever en efficiënter aan een dynamische en
duurzame leefomgeving te kunnen werken. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld
verdwijnen uit de bestaande wetgeving. Daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken.
De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op
het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen.
De minister wil afspraken maken met decentrale overheden over vereenvoudiging en versobering van
de regels op decentraal niveau, in navolging van de Omgevingswet.
Crisis- en herstelwet permanent
De kabinetsaanpak richt zich in eerste instantie op snelle verbeteringen binnen het bestaande stelsel
(«quick wins»). Dit wetsvoorstel strekt daartoe en bestaat uit twee onderdelen.

1. Als eerste wil de regering met dit wetsvoorstel een permanente werking geven aan de
tijdelijke regelingen in de Chw door de looptijd van de wet, die zou eindigen op 1 januari 2014,
voor onbepaalde tijd te verlengen (hoofdstuk 1 van dit wetsvoorstel). Op onderdelen wordt de
Chw tevens geactualiseerd.

2. Daarnaast bevat dit wetsvoorstel enkele (de Chw aanvullende) verbeteringen van het
omgevingsrecht (hoofdstuk 2 van het wetsvoorstel). Het gaat om gerichte verbeteringen die
op korte termijn zijn te realiseren (quick wins). De verbeteringen zijn gegroepeerd rondom drie
inhoudelijke thema’s: (1) minder lasten, (2) snelle, flexibele en zorgvuldige besluitvorming en
(3) het wegnemen van problemen in de praktijk.
Het wetsvoorstel houdt rekening met de aanpassingen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Crisisen herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen) (32588) en met de
wetswijziging van de Tracéwet voor de versnelling en verbetering van besluitvorming over
infrastructurele projecten (32377).
naar inhoudsopgave
19. Lokale lasten / verkenning gemeentelijk belastinggebied
Inhoud
Brief Stas. FIN
over nieuw
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste stukken
Brief Stas. FIN
16-09-2014
belastingstelsel
met onderzoek
uitbreiding
gemeentelijk
belastinggebied
Brief min. BZK
over over
Nader rapport
beschouwing Raad
27
aanbieding tweede
periodieke
van State
32 500-VII, nr. 11
beschouwing naar
de staat van de
– de gewijzigde
motie-Schouw over
interbestuurlijke
verhoudingen
een
bestuursakkoord
met de decentrale
overheden
32 500-VII, nr. 12
– de motie-Schouw
over verschuiven
van het
rijksbelastinggebied
naar het
gemeentelijke
belastinggebied
33400 B-3
Uitbreiding
belastinggebied
voor volgend
kabinet
Reactie Kabinet op
rapport CPB
Vaststelling
begrotingsstaat
gemeentefonds
2014 11 juli 2014
Rapporten Sociaal
Vervolgrapportage
Domein
in sociaal domein
(CPB) 26 juni 2014
Korte inhoud
De Stas van FIN kondigt een onderzoek aan naar de uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied.
De inhoud en omvang van het lokaal belastinggebied is reeds jarenlang in discussie. Veel commissies
en voorstellen hebben, naast de wijzigingen in de ozb, vooralsnog niet geleid tot enig tastbaar
resultaat. Als uitvloeisel van de Code Interbestuurlijke verhoudingen rapporteert de Raad van State
periodiek over de gemaakte vorderingen. In de tweede periodieke beschouwing beveelt de Raad van
State nogmaals aan de discussie over het eigen belastinggebied van gemeenten op korte termijn af te
ronden. De afspraken die hierover zijn gemaakt in het Coalitieakkoord en in het bestuursakkoord met
gemeenten dienen te worden nagekomen. Een verschuiving van minder rijksbelastingen naar meer
gemeentelijke belastingen acht de Raad gerechtvaardigd.
Het kabinet reageert hierop in de brief van 1 september aan de kamer terughoudend. De afspraak uit
het bestuursakkoord was dat “de samenstelling van het gemeentelijke belastinggebied besproken zal
worden aan de hand van de resultaten van de commissie van Aartsen”. Het kabinet acht een
uitbreiding van het lokaal belastinggebied niet aan de orde. Het concrete standpunt wordt onderbouwd
met de mededeling dat het kabinet van de mogelijke functies van belastingheffing slechts de
bufferfunctie (goedmaken oneffenheden gemeentefonds) van belang acht. Dit standpunt is een
principiële koerswijziging en een breuk met het verleden, waarin (zelfs in de ozb-discussie) , nog
28
andere functies zoals allocatiefunctie erkend werden (bekostiging eigen beleid). Het Kabinet kondigt
daarnaast aan deze periode nog te komen met voorstellen om kleine belastingen samen te voegen
“indien dat leidt tot efficiencyvoordelen”. Het kabinet heeft e.e.a. in het eerstvolgende
Overhedenoverleg geagendeerd.
Kamerbrief keuzes voor een beter belastingstelsel
Hierin stelt de Stas v. FIN voor om het gemeentelijke belastinggebied uit te breiden ten kosten van de
rijksbelastingen. Eerst zal onderzoek plaatsvinden.
Keuze 8 - Uitbreiden gemeentelijk belastinggebied
Nederland had in 2010 met 7,5% het laagste aandeel decentrale belastingen van de OESO-landen,
die gemiddeld op 37% zaten (gebruiksheffingen niet meegeteld).27 Bij de grotere rol die gemeenten
na de drie decentralisaties spelen past meer ruimte om zelf belastingen te heffen. Een verruiming van
het decentrale belastinggebied komt ook tegemoet aan een reeks van aanbevelingen op dit terrein28.
Wanneer gemeenten meer eigen inkomsten hebben is een lagere uitkering uit het gemeentefonds
mogelijk. Hierdoor krijgt het Rijk ruimte om de belasting op arbeid verder te verlagen.
De keuze van een grondslag voor gemeentelijke belastingen is niet triviaal. Het kabinet heeft een
invulling voor ogen waardoor de wig daadwerkelijk kleiner wordt. Als we via een omweg de
belastingen op arbeid weer zouden terugkrijgen levert deze hervorming geen werkgelegenheid op,
maar alleen een hoop discussie over lokale inkomenspolitiek en extra administratieve lasten.
CPB-rapport risico’s decentralisatie sociaal domein
In hoofdstuk 4 gaat het CPB vervolgens in op de rol die lokale belastingen” zouden kunnen spelen in
het beperken van de financiële risico’s voor gemeenten. Het CPB stelt daarbij dat het aannemelijk lijkt
dat de geloofwaardigheid van doelmatigheidsprikkels door een vergroting van het lokaal
belastinggebied toeneemt:
Een grotere rol van lokale belastingen stelt gemeenten beter in staat om het aanbod van
voorzieningen aan te passen aan de lokale vraag, waardoor het gemakkelijker wordt om financiële
tegenvallers op te vangen. Het lijkt aannemelijk dat de geloofwaardigheid van doelmatigheidsprikkels
hierdoor zal toenemen. Als gemeenten voor hun inkomsten voornamelijk van het Rijk afhankelijk zijn,
dan zal er immers ook verwacht worden dat het Rijk bijspringt als een gemeente het niveau van een
voorziening niet meer op peil kan houden. Voor gemeenten ondermijnt dit de prikkel om financiële
risico’s te beperken. Een grotere afhankelijkheid van lokale belastingen kan de begrotingsdiscipline
ook versterken doordat burgers zo directer geconfronteerd worden met de kosten van voorzieningen
en door belastingconcurrentie tussen gemeenten. Potentiële risico’s van belastingconcurrentie kunnen
worden beperkt door onroerend goed als de belangrijkste belastingbasis te handhaven. Een
scherpere kostenafweging kan ook betekenen dat er minder aangeboden wordt van voorzieningen
waarvan niet alle baten bij de gemeente terecht komen.
(Vervolgrapportage decentralisaties in het sociaal domein, p 6)
De reactie van de MIN is teleurstellend.
Ten aanzien van de verruiming van het lokale belastinggebied herkent het kabinet de overwegingen.
Daarbij dient benadrukt te worden dat de discussie over het lokaal belastinggebied niet alleen aan de
decentralisaties raakt en dus vanuit een breder perspectief dient te worden bezien. Het is in dit kader
dat dit kabinet op dit moment niet voornemens is het lokaal belastinggebied aan te passen.
29
naar inhoudsopgave
20. Wijziging Formeel verkeer belastingdienst (AWR)
Vereenvoudiging
formeel verkeer
33714
Brief Stas. Fin
23-10-2013
belastingdienst
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen heffing gemeentelijke belastingen
Uniformering zal gevolgen hebben voor termijnen van aanslagoplegging, (informeel) contact tussen
gemeenten en belastinglichtigen en wijze van contact (vooral elektronisch). Gemeenten kunnen
aansluiten, gedeeltelijk aansluiten of het bestaande systeem handhaven. In alle gevallen is
aanpassingswetgeving nodig.
Korte inhoud vereenvoudiging formeel verkeer
Vereenvoudiging van het formele verkeer tussen belastingdienst heeft betrekking op de volgende
uitgangspunten:
-
Digitalisering van alle contacten (uiteindelijk),
Eenvoudig aanbrengen van wijzigingen na een aangifte of aanslag (informele fase),
-
Rechtszekerheid voor goedwillenden door verkorting termijnen voor bijvoorbeeld navordering.
naar inhoudsopgave
21. Wijziging Leidraad invordering
Inhoud
Kamerstukken
Leidraad invordering
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Stcrt. 2014, 17976
01-07-2014
Laatste
stukken
2008 (rijksleidraad)
Gevolgen invordering (Model Leidraad invordering gemeentelijke belastingen)
De Rijksleidraad invordering is aangepast. De wijzigingen van de rijksleidraad per 1 juli 2014 zijn in de
gemeentelijke leidraad verwerkt
(http://www.vng.nl/onderwerpenindex/belastingen/invordering/nieuws/gewijzigde-leidraad-invorderinggemeentelijke-belastingen).
Korte inhoud
De Leidraad invordering is op een aantal punten gewijzigd.
naar inhoudsopgave
22. Wijziging bedragen Kostenwet invordering rijksbelastingen
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Bijstellingsregeling
directe belastingen
Stcrt. 2013, 35144
01-01-2014
2014: Wijziging
30
bedragen Kostenwet
Gevolgen invordering
Een aantal bedragen van de Kostenwet invordering rijksbelastingen is met ingang van 1 januari 2014
verhoogd. Bedragen voor 2015 zijn nog niet bekend.
Korte inhoud
Per 01-01-2014 zijn de volgende bedragen verhoogd:
Kostenwet invordering
Omschrijving
Bedrag
Artikel 3, eerste lid
Voor het betekenen van een dwangbevel met
bevel tot betaling is verschuldigd:
€ 39 (was € 38)
Artikel 3, eerste lid
Maximumbedrag kosten dwangbevel
€ 11.461 (was € 11.393)
rijksbelastingen
naar inhoudsopgave
23. Invorderingsrente
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Wet wijziging
33755
Stb. 2012, nr. 285
01-01-2014
percentages
heffings- en
Laatste
stukken
01-04-2014
(effectief)
invorderingsrente
VvW
MvT
V
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen invordering
Het percentage invorderingsrente wijzigt per 1 april 2014 en bedraagt minimaal 4%.
Korte inhoud
De invorderingsrente is sinds 1 januari 2013 vastgesteld op de wettelijke rente. Bij de begroting is
uitgegaan van 4%, maar de wettelijke rente staat al langer op 3%. De wet wordt daarom aangepast in
die zin dat het percentage op minimaal 4% wordt gezet. De gewijzigde rentepercentages worden pas
effectief vanaf 1 april 2014 te hanteren.
Percentage invorderingsrente (= wettelijke rente) vanaf 1 januari 2013
Tweede halfjaar 2013: 3%
Eerste halfjaar 2013: 3% (Stb. 2012, nr. 285)
Percentage invorderingsrente tot 1 januari 2013
De invorderingsrente voor het vierde kwartaal van 2012 is vastgesteld op 2,25%.
Vierde kwartaal 2012: 2,25% (Stcrt. 2012, 23419)
Derde kwartaal 2012: 2,5% (Stcrt. 2012, 9785)
Tweede kwartaal 2012: 2,30% (Stcrt. 2012, 3910)
Eerste kwartaal 2012: 2,85% (Stcrt. 2011, 21382)
Overzicht eerdere jaren
31
naar inhoudsopgave
24. Wijziging bijstandsnormen (Halfjaarlijks)
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Halfjaarlijkse
Stcrt. 2014, nr.
01-07-2014
aanpassing van
normen en bedragen
18130
Laatste
stukken
genoemd in de Wet
werk en bijstand
Gevolgen gemeentelijke kwijtschelding
Wijziging per 1 juli 2014 van de normbedragen voor de kosten van bestaan bij de kwijtschelding van
belastingen per (kwijtscheldingsnormen).
Korte inhoud
Normbedragen voor bestaanskosten
a
Per 1 juli 2014 wijzigen de bijstandsnormen . Als gevolg hiervan wijzigen ook de normbedragen voor de
kosten van bestaan bij de kwijtschelding van belastingen.
Bij een kwijtscheldingsnorm van
90%
95%
100%
b)
is het bedrag van de kosten van bestaan (in euro)
Echtgenoten
beide partners ≥ 21 jaar tot AOW-gerechtigde
979,00
1.034,00
1.087,59
1.224,00
1.292,00
1.359,49
1.305,00
1.376,00
1.447,75
1.315,00
1.387,00
1.458,48
≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: minimaal
856,00
904,00
951,64
≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: maximaal
1.102,00
1.163,00
1.223,54
1.194,00
1.259,00
1.324,55
≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: minimaal
612,00
646,00
679,75
≥ 21 jaar, maar niet AOW-gerechtigd: maximaal
857,00
905,00
951,65
951,00
1.003,00
1.054,74
leeftijd: minimaal
beide partners ≥ 21 jaar tot AOW-gerechtigde
leeftijd: maximaal
één partner AOW-gerechtigd en andere partner
≥ 21 jaar maar niet AOW-gerechtigd
beide partners AOW-gerechtigd
Alleenstaande
ouder
AOW-gerechtigd
Alleenstaande
AOW-gerechtigd
a)
c)
c)
c)
c)
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-18130.pdf (Stcrt. 2014, nr. 18130)
32
b)
Overeenkomstig de rijksregeling zijn de bedragen bij 90% en 95% naar boven afgerond op hele
euro’s. Deze afronding is ook toegestaan bij 100%. Ten behoeve van gemeenten die een ander
percentage hanteren, hebben wij hier echter het bedrag van de basisnorm vermeld.
c)
Overeenkomstig artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 zijn de kosten van
bestaan van 65-plussers verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verhoging van de tegemoetkoming AOW (€ 10,73 per
persoon). Dit bedrag is in de bovenstaande normbedragen verwerkt. Bij de 90% en 95%-norm is het bedrag van € 10,73
opgeteld bij de niet-afgeronde bedragen. De totaaltelling is vervolgens wel op hele euro’s naar boven afgerond.
Vrijgelaten worden inkomsten ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet, het persoonsgebonden budget
(artikel 44, eerste lid, onderdeel b, AWBZ of artikel 14a Zorgverzekeringswet), de kinderopvangtoeslag en
de tegemoetkomingen ingevolge de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Verder worden in de inkomenstoets vrijgelaten:
-
de langdurigheidstoeslag (artikel 36 WWB);
de vergoeding voor de verzorging en opvoeding van een pleegkind in het kader van de Wet
-
op de jeugdzorg;
het kindgebonden budget, bedoeld in de Wet op het kindgebonden budget;
-
de huurtoeslag (artikel 1, onderdeel e, Wet op de huurtoeslag, de woonkostentoeslag (op
grond van de WWB) en de zorgtoeslag (artikel 1, onderdeel e, Wet op de zorgtoeslag).
Ten slotte worden in de inkomenstoets vrijgelaten de volgende subsidies en premies bedoeld ter
stimulering van arbeid. Het betreft:
-
de premie in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 31,
tweede lid, onderdeel j, WWB) en een daarmee naar aard, strekking en omvang
overeenkomende premie: € 2.312 per jaar;
-
de maximaal vrij te laten inkomsten uit arbeid (artikel 31, tweede lid, onderdeel n, W WB):
€ 194 per maand;
-
de inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder of alleenstaande ouder met een of
meer meerderjarige kinderen tot 12,5 procent van deze inkomsten, met een maximum van
€ 121,29 per maand, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden,
voor zover hij algemene bijstand ontvangt, ingeval:
1°. hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar,
2°. de periode van zes aaneengesloten maanden, bedoeld in artikel 31, tweede lid,
onderdeel n, WWB, is verstreken, en
3°. dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.
(artikel 31, tweede lid, onderdeel r, WWB);
-
een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk tot ten hoogste de bedragen,
genoemd in artikel 2, zesde lid, Wet LB: € 150 per maand, met een maximum van € 1.500
per kalenderjaar.
33
Aangepaste normen voor personen van 65 jaar en ouder
Gemeenten kunnen de kwijtscheldingsnormen voor AOW-gerechtigden verhogen tot 100% van de
toepasselijke netto AOW-bedragen. De bandbreedte van de kwijtscheldingsnormen AOWgerechtigden is met ingang van 1 januari 2014 (inclusief de verhoging van een deel van de KOB):
Ondergrens
Nieuwe bovengrens
90% bijstandsnorm +
a
deel KOB (afgerond)
Huidige bovengrens
100% bijstandsnorm
a
+ deel KOB
€ 1.315,00
€ 1.458,48
€ 1.513,08
b
Paar, 1 partner AOWgerechtigd
€ 1.305,00
€ 1.447,75
€ 1.502,35
b
Alleenstaande ouder
€ 1.194,00
€ 1.324,55
€ 1.375,75
b
Alleenstaande
€ 951,00
€ 1.054,74
€ 1.099,30
b
Paar, beide partners
AOW-gerechtigd
a
100% netto AOW
a
bedrag + deel KOB
Bij de hoogte van de kwijtscheldingsgrens wordt rekening gehouden met een deel van de tegemoetkoming koopkracht oudere
belastingplichtigen (KOB). Hiertoe wordt voor alleenstaanden en voor paren waarvan 1 partner AOW-gerechtigd is € 10,73
toegevoegd en voor paren waarvan beide partners AOW-gerechtigd zijn € 21,46. In bovenstaande bedragen is hiermee
rekening gehouden.
b
Bron: opgave Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Normen huurtoeslag
De normen voor de huurtoeslag zijn per 1 januari 2014 gewijzigd.
Voor de kwijtschelding zijn de volgende bedragen relevant:
Minimumbedrag netto huurlasten (normhuur):
1
-
een- en meerpersoonshuishouden
eenpersoonsouderenhuishouden
€ 199,54 [2013: 194,74]
2
€ 197,72 [2013: 192,92]
-
meerpersoonsouderenhuishouden
€ 195,91 [2013: 191,11]
Maximaal subsidiabele huur per maand
€ 699,48 [2013: 681,02]
3
4
Normpremie ziektekostenverzekering
De normpremie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag, voor zover begrepen in de
bijstandsnorm, bedraagt voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder € 39,00 per maand en
voor echtgenoten € 84,00 per maand.
naar inhoudsopgave
1
Artikel 17, tweede lid, Wet op de huurtoeslag
2
Artikel 17, derde lid, onderdeel a, Wet op de huurtoeslag
3
Artikel 17, derde lid, onderdeel b, Wet op de huurtoeslag
4
Artikel 13, eerste lid, onderdeel a, Wet op de huurtoeslag
34
25. Overheidsvordering
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Overheidsvordering
VvW
MvT
V
30322
NnavV
H TK
Stb. 2007, 376
Stb. 2009, 407
Stm.
Overheidsvordering:
GVW
VV
01-11-2009
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Stcrt. 2009-15128
wijziging
Uitvoeringsregeling
Invorderingswet
Gevolgen invordering
Na het verzenden van een aanmaning en het betekenen van een dwangbevel, kan de ontvanger een
vordering doen bij de bank van de belastingschuldige. Vervolgens maakt de bank het bedrag van de
vordering – voor zover dat kan worden voldaan uit het saldo van de bankrekening - over op de
rekening van de ontvanger. In het wetsvoorstel zijn enkele kenmerken van de automatische incasso
opgenomen. Door bij dit betalingsmiddel aan te sluiten wordt bereikt dat de overheidsvordering
inzetbaar is in het massale invorderingsproces.
Korte inhoud
In de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is een nieuw hoofdstuk IA ingevoegd dat ziet op de
‘overheidsvordering’. Een nieuw middel voor vereenvoudigde invordering bij niet-betaling. In eerste
instantie is alleen bij de invordering van rijksbelastingen (MRB) gestart met het toepassen van de
overheidsvordering in het invorderingsproces. Gemeenten krijgen op een later moment de
mogelijkheid om bij de invordering van hun belastingaanslagen gebruik te maken van de
overheidsvordering en zijn daarbij op grond van artikel 251 van de Gemeentewet gebonden aan
onderhavige ministeriële regeling. Sinds 1 januari 2012 maakt een aantal gemeenten en
waterschappen bij wijze van proef gebruik van de overheidsvordering. Deelnemers aan de
proefperiode zijn Almere, Den Haag, Nijmegen, Rotterdam, Delft, BsGW, Lococensus/Tricijn, RBG,
Waternet en BSR. Zodra een substantieel aantal overheidsvorderingen succesvol verloopt, zal worden
besloten of de overheidsvordering breder kan worden uitgerold.
naar inhoudsopgave
26. Verhoging en indexering kosten deskundige, griffierechten beroep, hoger
beroep en cassatie
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Laatste
stukken
Verhoging waarde per
Stcrt. 2013, 35871
01-01-2014
Stcrt. 2013, 35871
01-01-2014
punt rechtskundige
bijstand en
verletkosten
Indexering griffierecht
beroep, hoger beroep
35
en cassatie
Verhoging naar
33071
Intrekkingsbrief
kostendekkende
griffierechten
VvW
MvT
V
Verhoging
griffierechten
VvW
MvT
MIN VenJ
25-01-2013
NnavV
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
33757
V
NnavV
H TK
Stb.
Iw.
NnavV
20-01-2014
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen beroep, hoger beroep en cassatie
Bedragen voor 2015 zijn nog niet bekend.
De griffierechten voor beroep, hoger beroep en beroep in cassatie in gemeentelijke belasting- en
WOZ-zaken zijn per 1 januari 2014 verhoogd. Bovendien zijn de bedragen voor rechtsbijstand (wordt
€ 243 voor bezwaar en € 287 voor (hoger) beroep) en voor verletkosten verhoogd. De verhoging
bedraagt 3,08%. Dat is gelijk aan de stijging van de consumentenprijsindex van 31 juli 2012 tot en met
31 juli 2013.
Verhoging griffierechten
De griffierechten worden verhoogd, het gaat dan vooral om de bedragen voor hoger beroep en
cassatie in belastingzaken.
Uit de Memorie van Toelichting
Voor bepaalde categorieën is een substantiëlere verhoging op zijn plaats. Dat geldt voor het laagste
tarief in bestuursrechtelijke zaken in eerste aanleg en zaken in hoger beroep en cassatie. Het laagste
tarief in bestuursrechtelijke zaken is nominaal laag en wordt op één lijn gebracht met het laagste tarief
in civiele zaken, zodat er één minimumtarief in eerste aanleg zal zijn, ongeacht de aard van de zaak.
De tarieven voor hoger beroep en cassatie, met name in civiele zaken, verschillen op dit moment niet
substantieel van de tarieven in eerste aanleg, terwijl de kosten van een behandeling in hoger beroep
of cassatie aanzienlijk hoger zijn dan de kosten van een procedure in eerste aanleg. Een groter
bedrag aan griffierechten draagt bij aan een scherpere afweging van de rechtzoekende om wel of niet
hoger beroep of beroep in cassatie in te stellen. Die scherpere afweging is gerechtvaardigd. De
verhoging van het griffierecht in hoger beroep en cassatie in dit wetsvoorstel brengt een logischer
opbouw in het griffierechtenstelsel. De toegang tot de rechter is essentieel in eerste aanleg en is
weliswaar ook van groot belang in hoger beroep, maar voor die herkansing mag iets meer gevraagd
worden dan voor de eerste aanleg. Het belang van hoger beroep en cassatie als correctie van de
rechter in eerste (en tweede) aanleg, ter bevordering van de rechtseenheid en ter invulling van open
normen in wetgeving wordt door mij volledig onderschreven. Maar daar mag een hoger griffierecht
voor gevraagd worden dan voor de eerste aanleg. Bij het verdelen van de lasten die handhaving van
de kwaliteit en snelheid van de rechtspraak in dit wetsvoorstel met zich brengen, kies ik voor een
sterkere verhoging van de tweede aanleg in het belang van het ontzien van de toegang tot de rechter
in eerste aanleg.
Voor bestuursrechtelijke zaken in hoger beroep geldt bovendien dat ook hier de huidige tarieven
nominaal laag zijn. Bij de verhoging van deze categorie zaken is er rekening mee gehouden dat het
hoogste tarief voor bestuurszaken – ook voor de laagste inkomens – niet te zeer verschilt met het
griffierecht voor de laagste categorie handelszaken. Voor de laagste inkomens blijven de griffierechten
voor handelszaken in hoger beroep en cassatie vergelijkbaar met de huidige tarieven. De verhoging
voor deze categorie bedraagt 2%.
36
In civiele zaken verschillen de huidige tarieven voor hoger beroep en cassatie enigszins van elkaar.
Het uitgangspunt is om te komen tot een uniform tarief voor hoger beroep en cassatie.
De huidige en de voorgestelde nieuwe tarieven zijn opgenomen in de volgende tabel:
Verhoging verletkosten en waarde per punt rechtsbijstand
Het uurtarief van de verletkosten wijzigt naar maximaal € 80 (€ 78). De waarde per punt voor
rechtsbijstand voor het bezwaarschrift is € 243 (was € 235) en voor het beroep en hoger beroepschrift
is € 487 (was € 472). De oude bedragen blijven gelden voor uitspraken op bezwaar en uitspraken op
beroep die vóór 1 januari 2014 zijn genomen, tenzij de bestuursrechter een uitspraak op bezwaar of
uitspraak op beroep vernietigt en een proceskostenvergoeding daarvoor vaststelt.
Verhoging naar kostendekkende griffierechten
Het wetsvoorstel is ingetrokken.
De nieuwe bedragen vanaf 1 januari 2014
De verhoging bedraagt 3,08%. Dat is gelijk aan de stijging van de consumentenprijsindex van 31 juli
2012 tot en met 31 juli 2013. De indexering moet los worden gezien van het wetsvoorstel Verhoging
griffierechten waarmee het kabinet de griffierechten kostendekkend wil maken.
Beroep bij de rechtbank
Natuurlijk persoon
€ 45 (was € 44)
Niet-natuurlijk persoon
€ 328 (was € 318)
Hoger beroep bij het gerechtshof
Natuurlijk persoon
€ 122 (was € 118)
Niet-natuurlijk persoon
€ 493 (was € 478)
Heffingsambtenaar (achteraf)
€ 493 (was € 478)
Beroep in cassatie bij de Hoge Raad
Natuurlijk persoon
€ 122 (was € 118)
Niet-natuurlijk persoon
€ 493 (was € 478)
College van B&W (achteraf)
€ 493 (was € 478)
Overgangsrecht
Als op 1 januari 2014 al (hoger) beroep openstaat of al beroepszaken lopen, is voor die beroepszaak
het oude griffierecht verschuldigd. Voor beroepschriften die een beroep bij niet tijdig beslissen
37
betreffen, is het griffierecht verschuldigd zoals dat geldt op de dag waarop het beroepschrift wordt
ontvangen.
Voorbeeld
Als de rechtbank voor 1 januari 2014 uitspraak heeft gedaan op een beroepschrift, is belanghebbende
voor het hoger beroep bij het gerechtshof een griffierecht van € 118 of € 478 verschuldigd. Als het hof
vervolgens op 5 maart 2014 uitspraak doet, is hij voor het instellen van beroep in cassatie het nieuwe
griffierecht verschuldigd (genoemde € 122 of € 493).
Aanpassing bestuursrecht
In artikel 11.2 Awb van het wetsvoorstel wordt de verplichte jaarlijkse indexering van het griffierecht
geregeld. Het verlaagde tarief voor het griffierecht wordt geregeld in de Regeling verlaagd griffierecht
in de bijlage bij het voorstel tot aanpassing van het bestuursprocesrecht. De regeling in de AWR
vervalt daarmee.
naar inhoudsopgave
27. Vennootschapsbelasting voor overheidsondernemingen
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
Internetconsultatie Vpb-
Laatste stukken
internetconsultatie
plicht voor
overheidsondernemingen
Vennootschapsbelasting
34003
Ingediend TK
voor
overheidsondernemingen
VvW
MvT
V
NnavV
17-09-2014
H TK
Stm.
GVW
VV
MvA
EV
H EK
Stm.
Stb.
Iw.
Gevolgen uitvoering gemeenten
Toename administratieve en financiële lasten voor gemeenten. De VNG heeft, in overleg met
gemeenten gereageerd op de internetconsultatie:
-
Reactie VNG internetconsultatie (26 mei 2014)
- Nadere toelichting reactie met lijst overheidsactiviteiten (14 juli 2014)
Een wetsvoorstel is naar de TK gezonden.
Toelichting internetconsultatie Vpb-plicht overheidsbedrijven
Het conceptwetsvoorstel beoogt een zo gelijk mogelijk speelveld te bereiken tussen private
ondernemingen enerzijds en concurrerende overheidsondernemingen anderzijds. Het aantal
belastingplichtige overheidsondernemingen zal als gevolg van het voorstel toenemen. De
modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen leidt onvermijdelijk
tot een toename van zowel de administratieve lasten voor de betrokken overheidsondernemingen als
de uitvoeringslast voor de Belastingdienst. Een van de uitgangspunten bij de voorbereiding van dit
ontwerp van een wetsvoorstel is dan ook om de toename van uitvoeringskosten en administratieve
lasten, voor zover mogelijk en haalbaar, zo beperkt mogelijk te houden.
naar inhoudsopgave
38
28. BTW bij samenwerking en sport
Inhoud
Kamerstukken
Bekendmaking
Inwerkingtreding
BTW bij samenwerking
Laatste stukken
Brief VNG over
BTW-vrijstellingen
WMO en Jeugd
22 juli 2014
BTW sport
Antwoorden Stas
sportbesluit
Duidelijkheid over samenwerkingsvormen en sportbesluit
Gemeenten hebben duidelijkheid nodig over de btw-gevolgen van verschillende
samenwerkingsvormen:

De VNG vraagt staatssecretarissen Wiebes (Financiën) en Van Rijn (VWS) om deze
duidelijkheid op korte termijn te geven, zowel binnen de Wmo als binnen de Jeugdwet. Deze
actie op centraal niveau geeft kansen om algemene lessen te trekken.

Echter, in individuele gevallen is het wenselijk dat gemeenten en/of samenwerkingsverbanden
die duidelijkheid krijgen van hun belastinginspecteur. Daarom verzoeken wij staatssecretaris
Wiebes aan de Belastingdienst te vragen om met voorrang een standpunt in te nemen
over deze vraagstukken. Zodat gemeenten en samenwerkingsverbanden verder kunnen in de
voorbereiding van de taakoverhevelingen.
Toelichting sportbesluit
In antwoorden aan de TK en een brief aan VNG heeft de Stas. van FIN gemeld dat het Sportbesluit
voorlopig niet wordt gewijzigd. Dat als antwoord op een brief van de VNG.
Het ministerie was van oordeel dat een arrest van het Hof van Justitie van EU (Bridport and West
Dorset Golf Club- arrest, 19 december 2013, C-495/12) het kabinet dwingt om het btw-regime te
wijzigen. De voorgenomen maatregel gaat gemeenten en de sport veel geld kosten. Daarom verzocht
de VNG de staatssecretaris om de plannen in te trekken.
Mede door de ontstane commotie gaat het kabinet de voorgenomen wijziging niet per 1 januari 2015
invoeren. De komende maanden onderzoekt het ministerie de voorgenomen maatregel
en informeert de Kamer voor het eind van dit jaar.
29. Gebruikte afkortingen
I
= Eerste Kamer
II
amvb
= Tweede Kamer
= algemene maatregel van bestuur
AO
AWR
= algemeen overleg
= Algemene wet inzake rijksbelastingen
AZ
= Algemene Zaken
BVK
BZK
= Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties
= Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
39
COELO = Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden
(Rijksuniversiteit Groningen)
EK
EV
= Eerste Kamer
= eindverslag
evt.
EZ
= eventueel
= Economische Zaken
ELI
FIN
= Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
= Financiën
GVW
= gewijzigd voorstel van wet
GS
HAN
= gedeputeerde staten
= Handelingen
J
IM
= Jaarlijks
= Infrastructuur en Milieu
iw
JUS
= inwerkingtreding
= Justitie
KB
= koninklijk besluit
KST
KVR
= Kamerstuk
= kamervragen
LNV
MV
= Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
= Modelverordening
MvT
MvA
= memorie van toelichting
= memorie van antwoord
min.
= minister(ie)
OCW
NnavV
= Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
= nota naar aanleiding van het verslag
NV
NvV
= nader verslag
= nota van verbetering
NVV
NVVB
= nader voorlopig verslag
= Nederlandse Vereniging Voor Burgerzaken
n.v.t.
= niet van toepassing
NvW
RvS
= nota van wijziging
= Raad van State
stas.
Stb.
= staatssecretaris
= Staatsblad
Stcrt.
TK
= Staatscourant
= Tweede Kamer
trw.
= terugwerking
V
VAO
= verslag
= verslag van een algemeen overleg
VenW
VJ
= Verkeer en Waterstaat
= Veiligheid en Justitie
VNG
VROM
= Vereniging van Nederlandse Gemeenten
= Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VSO
= verslag van een schriftelijk overleg
VV
VvW
= voorlopig verslag
= voorstel van wet
40
WK
= Waarderingskamer
WWI
= Wonen, Wijken en Integratie
naar inhoudsopgave
41